Onderzoek frequentie medicatiebewakingssignalen  Medicatiebewaking  is een  kerntaak  van de apotheek, en medicatiebewakingssignalen  zijn daarbij  een  belangrijk  hulpmiddel.  Maar  de  grote  aantallen  signalen  kunnen  tot signaalmoeheid leiden.  Om de medicatiebewaking efficiënter en beter te maken ‐ bijvoorbeeld door de toepassing van  clinical  rules‐  ,  is onderzoek nodig. Universiteit Utrecht en SIR  Institute  for Pharmacy Practice  and  Policy  voeren  daarom  een  onderzoekstraject  uit  dat  zich  richt  op individualisatie  en  optimalisatie  van  medicatiebewaking  in  de  openbare  apotheek.    Onderdeel van dit  traject  is een onderzoek om de huidige situatie kwantitatief  in kaart  te brengen: hoeveel signalen treden er eigenlijk op? Welke signalen zijn dit? In welke situaties treden deze op? Welke geneesmiddel‐, apotheek‐ en patiëntfactoren  zijn gerelateerd aan het  optreden  van  bewakingssignalen?   Het  onderzoek  laat  dus  zien  hoeveel  werk  de dagelijkse medicatiebewaking met zich mee brengt, en het geeft aanknopingspunten voor verbetering  van  de  medicatiebewaking  om  zo  de  medicatieveiligheid  te  vergroten.   Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een extractie van gegevens die standaard  in het  apotheekinformatiesysteem worden  vastgelegd,  aangevuld met  een  korte  vragenlijst over  apotheekkenmerken. Deze  gegevens  zijn beschikbaar  van 120  apotheken: een  grote database. Gezien de gelaagdheid van de data (bewakingssignaal ‐> receptregel ‐> patiënt ‐> apotheek) zal een mutlilevelanalyse uitkomst kunnen bieden om bovengenoemde vragen te beantwoorden.   Contactpersoon Heb je interesse in medicatiebewaking en de openbare farmacie? Wil je ook wel eens weten of apotheken echt net zo veel bewakingssignalen als recepten verwerken? En kun je omgaan met grote databestanden en wil je daar meer over leren? Neem voor meer informatie contact op met Mette Heringa (m.heringa@stevenshof.nl).  Plaats:  gedeeltelijk  bij  SIR  Institute  for  Pharmacy  Practice  and  Policy  in  Leiden  en gedeeltelijk aan de Universiteit Utrecht en/of mogelijk in Houten. Begeleiders: Mette Heringa en prof Marcel Bouvy