Leven is… - XS4ALLen niet de ander hier nu staan om te leven te herinneren om te zwijgen en om te...

Post on 13-Oct-2020

13 views 0 download

Transcript of Leven is… - XS4ALLen niet de ander hier nu staan om te leven te herinneren om te zwijgen en om te...

Leven is…

Jan Folkert

Gedichten over liefde,

oorlog, dood en leven

~ Leven is… ~

Jan Folkert

Leven is…

Gedichten over liefde, oorlog, dood en leven

ISBN 978-90-817103-2-9

NUR 306

© 2011 Jan F. Bouman (uitgever)

jan.bouman@xs4all.nl

1e druk

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, electronische gegevensdrager of op welke

andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoud Leven is… Gedichten over liefde, oorlog, dood en leven Jan Folkert ..1.. Liefde ..2.. Kleuren ..3.. Ogen ..4.. Oorlogsbruid ..5.. Stilte ..6.. Ereveld ..7.. Jaïda ..8.. De kamer ..9.. Dood ben je mijn lief ..10.. Stromen van de wind ..11.. Zinloos silhouet ..12.. Sinds ..13.. Morfine ..14.. Dunja ..15.. Droom met mij de dauw ..16.. Ierland ..17.. Januari ..18.. Lentedauw ..19.. September ..20.. November ..21.. Als het water rimpelt ..22.. Herman ..23.. Mos in ’t gras ..24.. Energie ..25.. Lichtpunt

Liefde .. 1 .. liefde is vervulling van de aanraking zelfs van verre wanneer wij dolen aan de schaduwkant liefde is onthulling van ons lichaam van wat niet tastbaar is en voor velen verborgen liefde is vervulling van die aanraking opdat wij thuis komen telkens weer

Kleuren .. 2 .. ik weet niet of de roos z'n eigen rood en de dolfijn z'n grijs kan zien omdat het licht in mijn oog kleurt in de schaduw van mijn bestaan en ik door jouw ogen slechts kan dromen ik weet niet of mijn blauw ook jouw hemel vult als wij samen zijn

Ogen .. 3 .. Ogen die mij zien Zonder woorden bloeden stelpt als balsem op een wond en olie op de schraalheid van een schijnbaar verloren dag Ogen schijnen herkennen uit het hart en léven

Oorlogsbruid .. 4 .. ik neem je mee van het strijdtoneel hoe wij elkaar toevallig raakten in de roes van de wanhoop en de schroom van de schuld omdat wij en niet de ander hier nu staan om te leven te herinneren om te zwijgen en om te vrijen als wij dan uiteindelijk sterven is de oorlog toegedekt

Stilte .. 5 ..

twee minuten maar en je ziet het blad dat valt terwijl het lente is en eenstemmig sporen even de gedachten totdat wij weer woorden vangen in het keurslijf van geluid en de doden ons niet meer herkennen

Ereveld .. 6 .. In steen zijn alle doden gelijk. Als witte rijen in volkomen symmetrie langs onze voeten gaan zachtjes knarsend in het grind dat fluistert. Nooit weer, nooit weer? En gelaten kijken we op van de versteende eer naar het slagveld daar buiten.

Jaïda .. 7 ..

midden in het woud wacht Jaïda aarde boven haar bladeren in haar neus zacht zweeft de wind en vindt haar tussen bomen weer trilling tastbaar, loom... vult zij ons als middelaar tussen rust en pijn die... wenkt en wijst, een warme stroom die vluchtig vrij kust wie haar lief had en zich weerloos wreekt op haar geweldenaar

(naar aanleiding van de vermissing van een meisje in januari 1999)

De kamer .. 8 .. leeg en hol, kamer met verhalen aan de wanden, licht kruipt over de vloer alsof het de stenen neerdrukken wil… zwaar staat de tafel in het midden die duidt: open je, open je, of ik schaaf mijn splinters in je rug of in je keel… als de gedaante, groen en met diepe ogen, naar je gaapt ben je naakt in de sneeuw en onbedekt in storm… storm steekt op van schreeuwen in angst voor jezelf, voor de pijn om het lef in je lijf te doven… schrijnende woede vloeit langs je slapen en je huid rafelt alsof het weerstand biedt aan je eigen keus… keus voor iets dat waardig heet maar hol is in de ijle lucht van de kamer waar wanden wijken van weerzin… zeggen, zeggen, tasten naar woorden, de leus, die je thuis brengt van een reis waarin leven een soort dood is… die doet vergeten dat je lief hebt om toch maar lijf te zijn met genen zonder ziel, een mens, verkruimeld verder… als spijt en moed in stof vervagen kom je terug zonder dat je weet waarom, in de kamer die nog even hol is, en leeg

Dood ben je mijn lief .. 9 ..

dood ben je mijn lief de dag klinkt als doos van hout en ruw en dof en leeg van jou maar dan en toch de ruimte, vult zich met jouw klank een toon die schaaft, die vormt die rozen trekt als cirkels om mijn... kloppend hart dood ben je mijn lief ik leef

Stromen van de wind .. 10 .. zacht zweeft jouw laatste adem ontsnapt aan eenzaamheid van je zwoegend hart eindelijk ten volle vrij weg van pijn naar waar je niets meer bent en waar niets in alles is samen met de oude zielen voegt jouw adem zich gewillig in de stromen van de wind die al eeuwen voortgaat als samenzang van zuchten waarin de kleinste vlaag ( het vallen van een blad ) ( bewegen van een bloem ) ( het dragen van een bij ) jou toebehoort en je werkelijk voor mij zin geeft, doel geeft, aan het haperend leven

Zinloos silhouet .. 11 .. diep, diep, toen jij levenloos door mijn adem trok en mijn schreeuw jou niet wilde wekken en ik in wanhoop te vroeg mijn lichaam samentrok wilde ik mee met je weg van het bleke bloed aan jouw kleine handen en jouw grote stille ogen mee met jouw mooi, zinloos silhouet toen lachte jouw stem niet vóór me, waar je lag maar in mij, achter mij en als tergend geluk bleef je bij mij altijd

Sinds .. 12 ..

Sinds je dood loop je naast me. Vraag ik je. Zeg ik je. Ontbied ik je, en altijd verschijnt jouw schim in mijn ooghoek. Verspringend met mijn blik Waarom nu? Terwijl je vroeger een vreemde was. Een voorbijganger die in een waas van herkenning naar mij lachte, en vervolgens met de vogels sprak. Blij ben ik dat je nu de ruimte, de rust en de kracht in je vluchtig lichaam hebt. Dat je tranen kunt verdragen die je van mijn schouder plengt. En mij troost want jij... bent de troost voorbij.

Morfine .. 13 .. slechts dagen restten ons toen het kwaad in jouw lichaam werd ontdekt met de dood in jouw stem sloegen wij de ogen neer met pijn en morfine vluchtte moed, kwam de spijt over ongestelde vragen waarvan de antwoorden slechts mij jouw plek zouden wijzen in mijn leven nu roep je, van verre maar ik weet niet waar en hoe ik jou in m'n huis moet ontvangen

Dunja .. 14 .. De winter komt. Neemt de geur en de warmte weg. En de eenheid met je moeder. Lang was je deel van haar en in het snijdend licht van je nieuwe wereld bracht zij drie weken troost. Maar zie, ze reikt naar je. Bewaar voor ons de betovering. Omkleed je met haar werveling voordat eenzaamheid je een van ons maakt. En zij niet meer kijkt langs een hoekje van je ogen.

(naar aanleiding van een overlijdensadvertentie in december 1998)

Droom met mij de dauw .. 15 .. kom droom met mij de dauw vanuit de wolken neer waar onze ogen bij de eerste knippering de zon bevrijden dan komt de schittering die mist vervult met sfeer waarin de wereld zwanger gaat van zwevend licht omgeven door het wit dat vogels draagt die met hun vleugels pareldruppels drukken op het gras beneden en in de blauwe aders van ons lijf totdat de rode gloed zich nestelt en sluimering verdwijnt

Ierland .. 16 .. als de avond valt over groene schaduw en stenen langzaam neigen naar 't gefluister van de nacht dan komen oude zielen uit ruïnes tot leven en roepen, zingen van honger en liefde siddering, langzaam vervloeiend in ritme en rijm van de liederen die klinken over thuiskomst uit de holten tussen stenen over groene dekens waarmee de doden zijn toegedekt rakelings trekken ze op langs de levende, kloppende harten en delen stil de emotie van oorsprong gekluisterd aan hun oude vluchtige lichamen liederlijk, beweeglijk als schaduwen vallend op de regen als dan de zee beukt op de kliffen van Moher komen in slierten van mist de zielen terug uit het nieuwe land overal, tussen de graven en in vervallen kerken zucht de wind een roep van ontmoeting en weerzien

maar als de zon stijgt over de oostelijke heuvels zoeken de zuchten hun schuilplaatsen op en dwingt het oude land mij tot heimwee naar de groene glooiing en het versteende mos op een Keltisch kruis

Januari .. 17 .. Vormen bewegen niet meer komen tot stilstand in het water van de winter. Eindelijk rust. En de wind schuurt takken tot stille getuigen van de dood. Toch taant het sterven als kruimels aarde omhoog gedrukt even kijken met steelse witte blik. En wind draait in zijn waan nog even bij tot storm. Angst voor het wit en het groen dat zo snel en veel te vroeg als kwetsbaar kind verlegen zich bijna offert. Blijf nog even weg onder die koude kruimelkoek.

Lentedauw .. 18 .. het is alsof het jonge gras lacht door de kale takken, groen en breed gebarend gul het wijde zonlicht strooit… in mijn pas ontdooide ogen opgetogen stralend, gretig in een spiegel van nieuw licht dat kaatst naar 't hemels blauw… waar hoog het winterse kristal weer smelt als honing op mijn lippen dat vloeit en springt als vliegend vuur in de koele lentedauw

September .. 19 ..

het rood staat laag en laat zijn afdruk na op ruimte nog vol, tussen takken die reiken naar vogels die zwermen tegen de kanteling van de aarde in en langzaam draait de bron in nevels van spinrag nog even ons zijn schijnsel toe

November .. 20 .. afgetekend tegen grijs omgeven door een kleed van wind die duizend bruine vlekjes van zich af schudt tot een werveling van water en een deken van de dood die voeding geeft aan spinsels van verwachting kleed je uit, toon je naakt wacht maar, sta stil maak je schoon

Als het water rimpelt .. 21 .. als het water rimpelt breekt de steen het oppervlak opent zich jouw huid een trilling na de streling om even snel zich weer te sluiten onbeantwoord laat waar de steen waar de streling wordt bewaard

Herman .. 22 .. vorige week kwam herman op bezoek hij was leeg en moe z’n ogen stonden raar en z’n haar was witter dan het grijs dat al was, toen ik voor de eerste keer aan zijn stem bleef hangen in de ruimte waar iedereen niemand was, behalve hij, met het vloeien van de woorden uit zijn lijf, het timbre, de kleur, zo weerbaar in het lawaai van de mensen in het lawaai van de mensen stonden z’n ogen ook toen al raar

Mos in ‘t gras .. 23 .. over kale plekken in 't gras in de schaduw van de gaarde smoort je voetstap in 't gewas op de zachte aarde langzaam zink je weg in 't mos groene waas bedekt je leden kom je van je lichaam los uit je rol gegleden slierten ego waren rond als astrale zwammensporen dan opnieuw voel je de grond anders dan tevoren

Energie .. 24 .. als brandend hout aan de wieken van mijn molen die draait, draait en draait verspild, maar niet zonder doel zo bots ik met gedachten waarvan niemand het vuur in mijn hoofd kan blussen want een wind van inspiratie wakkert mijn vermoeidheid weg dus kom, ja kom verwarm je en sluit je aan bij mij en laat het vuur verspringen sissend want samen verslaan wij de mist waarin wij opgaan in beweging zo wordt onze toren gebouwd in de hemel, ja tot in het blauw want wij worden één mijn energie… en ik

Lichtpunt .. 25 .. lichtpunt waarvan het schijnsel mij omarmt en de straling mij verwarmt niet durven hopen dat het went daarom blij met het moment

Jan Folkert zijn de twee echte voornamen van de dichter. Niet eerder gepubliceerd zijn het eerste gedicht Liefde en het laatste gedicht Lichtpunt. De meeste gedichten in deze bundel zijn eerder gepubliceerd op het Internet op een of meer van de volgende websites in de periode 1998 tot 2001: De Salon (de open afdeling), Het Dichtersnet, De Meanderkrant en dichterskrantje De Klos. In het poëzie archief op de website www.schrijf.net zijn op het moment van uitgifte van deze bundel de volgende gedichten gepubliceerd. Onder naam Jan Folkert: September, November, Dood ben je mijn lief, Herman en Oktober. Onder naam Jan Bouman: Ereveld, Sinds (De troost voorbij), Dunja, Jaïda, Januari, Lentedauw en Stilte. Onder pseudoniem P.J. Kali: De kamer. Dood ben je mijn lief is gepubliceerd in de bundel NetWerk, de beste gedichten van het internet (Aurelius Publishing, januari 2001, ISBN 90-76787-02-6). Zinloos silhouet is ook geplaatst op de websites ‘lieve engeltjes’ die over het verlies van een kind gaan. Mos in ’t gras is in het voorjaar van 1998 gepubliceerd in dichtersmagazine Elf. Enkele gedichten in deze bundel zijn enigszins aangepast ten opzichte van eerdere publicaties.

Deze bundel bevat 25 verzamelde gedichten uit het werk van Jan Folkert (1955), die geschreven zijn in de periode van 1998 tot 2004. De meeste van deze gedichten zijn eerder gepubliceerd op het internet. De thema’s liefde, oorlog, dood en leven, waarover de gedichten gaan, hielden hem in die periode intensief bezig. Op het moment van uitgifte van deze bundel is Jan Folkert één van de drie GGz-dichters die een jaar lang gedichten schrijft en publiceert over thema’s in de geestelijke gezondheidszorg. Jan Folkert gaf in 2002 de bundel Nardusolie uit waarvan in 2011 een tweede druk verschenen is.

ISBN 978-90-817103-2-9