Genezen – gestraft – maar tóch gered.

Post on 04-Jul-2015

196 views 0 download

description

Ochtenddienst 25 september 2011 09:30Voorganger Klaas de LangeOrganist Klaas MeinemaThema: Genezen – gestraft – maar tóch gered.Luister mee via www.kerknoordwolde.nl

Transcript of Genezen – gestraft – maar tóch gered.

“Genezen – gestraft –maar tóch gered.”

Voorganger: Dhr. De Lange

Organist: Dhr. Meinema

Alle volken, looft de Here

Lied voor de dienst

Gezang 464: 1 en 2

1

Alle volken, looft de Here,

aarde, zing een vrolijk lied!

Juicht nu allen, geeft Hem ere:

Hij vergeet de zijnen niet!

In het beurtgezang der sferen,

in des afgronds bange kreet

ruist de lof, de lof des Heren,

die de zijnen niet vergeet.

2

Uit Hem vloeien alle krachten,

tot Hem stijg' der aarde lied!

Zalig, wie de Heer verwachten:

Hij vergeet de zijnen niet!

Smelt dan samen, Hem ter ere,

diept' en hoogheid, lust en leed,

in het loflied aan de Here,

die de zijnen niet vergeet!

“Genezen – gestraft –maar tóch gered.”

Voorganger: Dhr. De Lange

Organist: Dhr. Meinema

Zingt al wie leeft van Gods genade

Psalm 33: 2 en 8

2

Zingt al wie leeft van Gods genade,

want waarheid is al wat Hij zegt.

Op trouw gegrondvest zijn zijn daden,

op liefde rust zijn heilig recht.

Die zich openbaarde / overal op aarde,

alles spreekt van Hem.

Heemlen hoog verheven, / vol van blinkend leven,

schiep Hij door zijn stem.

8

Wij wachten stil op Gods ontferming,

ons hart heeft zich in Hem verheugd.

Hij komt te hulp en geeft bescherming,

zijn heilge naam is onze vreugd.

Laat te allen tijde / uwe liefd' ons leiden,

uw barmhartigheid.

God, op wien wij wachten, / geef ons moed en krachten

nu en voor altijd.

Bemoediging en groet

Ere zij de Vader en de Zoon

En de Heilige Geest,

Als in den beginne, nu en immer,

En van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen

.

Wegwijzer voor het leven

Heer ik kom tot u

ELB 302: 1,2,3 en 4

1

Heer, ik kom tot U,

hoor naar mijn gebed.

Vergeef mijn zonden nu

en reinig mijn hart.

2

Met uw liefde, Heer,

kom mij tegemoet,

nu ik mij tot U keer,

en maak alles goed.

3

Zie mij voor U staan,

zondig en onrein.

O Jezus, raak mij aan,

van U wil ik zijn.

4

Jezus, op uw Woord

vestig ik mijn hoop.

U leeft en U verhoort

mijn bede tot U.

Gebed

Als je bid zal Hij je geven

ELB 420

Als je bidt zal Hij je geven.

Als je klopt aan de deur

zal Hij open doen.

Als je zoekt dan zul je 't vinden,

halleluja.

Halleluja, halleluja, halleluja.

1

Als je de Vader vraagt om 'n brood

geeft Hij je zeker nooit een steen.

Al je gebeden klein of groot,

heus Hij vergeet er niet een.

Als je bidt zal Hij je geven.

Als je klopt aan de deur

zal Hij open doen.

Als je zoekt dan zul je 't vinden,

halleluja.

Halleluja, halleluja, halleluja.

2

Als je mijn Vader iets wil vragen,

vraag in mijn Naam,

Ik zal het doen.

Ik ben met je alle dagen.

Ik ben dezelfde als toen.

Als je bidt zal Hij je geven.

Als je klopt aan de deur

zal Hij open doen.

Als je zoekt dan zul je 't vinden,

halleluja.

Halleluja, halleluja, halleluja.

Wij gaan, tot straks!!

Jesaja 35: 1-10

Bijbellezing (NBV)

1 De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, 2 als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde. De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon, met de schoonheid van de Karmel en de Saron. Men aanschouwt de luister van de HEER,

de schoonheid van onze God.

3 Geef kracht aan trillende handen,

maak knikkende knieën sterk.

4 Zeg tegen het moedeloze volk:

‘Wees sterk en vrees niet,

want jullie God komt met zijn wraak.

Gods vergelding zal komen,

hijzelf zal jullie bevrijden.’

5 Dan worden blinden de ogen geopend,

de oren van doven worden ontsloten.

6 Verlamden zullen springen als herten,

de mond van stommen zal jubelen:

waterstromen zullen de woestijn splijten,

beken de dorre vlakte doorsnijden.

7 Het verzengde land wordt een waterplas,

dorstige grond wordt waterrijk gebied;

waar eenmaal jakhalzen huisden,

maakt dor gras plaats voor riet en biezen.

8 Daar zal een gebaande weg lopen,

‘Heilige weg’ genaamd,

geen onreine zal die betreden.

Over die weg zullen zij gaan,

maar dwazen zijn er niet te vinden.

9 Geen leeuw of roofdier zal daar komen,

geen enkel wild dier dwaalt er rond,

ze blijven er allemaal weg,

alleen zij die verlost zijn zullen daar gaan.

10 Wie door de HEER bevrijd zijn, keren terug.

Jubelend komen zij naar Sion,

gekroond met eeuwige vreugde.

Gejuich en vreugde trekken de stad binnen,

gejammer en verdriet vluchten eruit weg.

Johannes 9: 1-41

Bijbellezing (NBV)

1 In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. 2 Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’ 3 ‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. 4 Zolang het dag is, moeten we het werk

doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. 5 Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.’ 6 Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde 7 en zei tegen hem: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’ (Siloam is in onze taal

‘gezondene’.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.

8 Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden: ‘Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?’ 9 De een zei: ‘Ja, die is het,’ en de ander: ‘Nee, maar hij lijkt er wel op.’ De man zelf zei: ‘Ik ben het echt.’ 10 Toen vroegen ze: ‘Hoe zijn je ogen opengegaan?’ 11 Hij

zei: ‘Iemand die Jezus heet, maakte wat modder, streek die op mijn ogen en zei: “Ga naar Siloam om u te wassen.” Ik ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien.’ 12 Ze vroegen: ‘Waar is die man?’ ‘Dat weet ik niet,’ zei hij.

13 Toen namen ze de man die blind geweest was mee naar de farizeeën. 14 De dag dat Jezus

modder gemaakt had en zijn ogen geopend had, was namelijk een sabbat. 15 Ook de farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon zien. En weer vertelde hij: ‘Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb me gewassen en nu kan ik zien.’ 16 Sommige farizeeën meenden: ‘Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat,’ maar anderen zeiden:

‘Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?’ Er ontstond verdeeldheid. 17 Daarop vroegen ze aan de blinde: ‘Wat denk jij van die man? Het zijn immers jouw ogen die hij genezen heeft.’ ‘Hij is een profeet,’ was zijn antwoord.

18 Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind geweest was en nu kon zien. Ze riepen zijn

ouders 19 en vroegen hun: ‘Is dat uw zoon die blind geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien?’ 20 ‘Dit is onze zoon,’ zeiden zijn ouders, ‘en hij is blind geboren, dat weten we zeker. 21 Maar hoe hij nu kan zien, dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.’ 22 Dat zeiden

de ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat ze iedereen die Jezus als de messias zou erkennen uit de synagoge zouden zetten. 23 Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen.

24 Toen riepen ze de man die blind geweest was weer bij zich. ‘Geef Gód de eer,’ zeiden ze,

‘die man is een zondaar, dat weten we toch.’ 25 ‘Of hij een zondaar is weet ik niet,’ zei hij, ‘maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien.’ 26 Ze drongen aan: ‘Wat heeft hij met je gedaan? Hoe heeft hij je ogen geopend?’ 27 ‘Dat heb ik u toch al verteld,’ zei hij, ‘maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van hem worden?’

28 Nu vielen ze tegen hem uit: ‘Je bent zelf een leerling van hem! Wij zijn leerlingen van Mozes. 29 Van Mozes weten we dat God met hem gesproken heeft, maar van deze man weten we niet waar hij vandaan komt.’ 30 De man antwoordde: ‘Wat vreemd dat u niet begrijpt waar hij vandaan komt, terwijl hij mijn ogen geopend heeft. 31 We weten dat God niet naar

zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is en zijn wil doet. 32 Dat de ogen van iemand die blind geboren is geopend worden – dat is nog nooit vertoond! 33 Als die man niet van God kwam, zou hij dit toch niet hebben kunnen doen?’ 34 Toen riepen ze: ‘Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?’ En ze joegen hem weg.

35 Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’ 36 ‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in hem geloven,’ zei hij. 37 ‘U kijkt naar hem en u spreekt met hem,’ zei Jezus. 38 Toen zei de man: ‘Ik geloof, Heer,’ en hij boog zich voor Jezus neer. 39 Jezus zei: ‘Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te vellen. Dan zullen zij die niet

zien, zien en zij die zien, zullen blind worden.’ 40 Een paar farizeeën die bij hem stonden en dat hoorden, zeiden: ‘Wij zijn toch zeker niet blind!’ 41 ‘Was u maar blind,’ zei Jezus, ‘dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u kunt zien, en dus blijft uw zonde.’

De dorre vlakten der woestijnen

ELB 47: 1 en 3

1

De dorre vlakte der woestijnen

zal zich verblijden eindeloos;

de zandzee zal herschapen schijnen,

want bloeien zal zij als een roos.

Van heil'ge vreugde zal zij beven,

doortinteld van een heerlijk leven,

dat nimmermeer verwelken zal.

Zij zal de wonderen des HEREN

aanschouwen en zijn grootheid eren

met jubelend triomfgeschal.

3

Dan ziet het oog des blindgeboren'

uw schepping in haar zomergloor,

dan dringen tot des doven oren

uw goddelijke woorden door.

De kreup'le zal van vreugde springen,

de sprakeloze tong zal zingen,

hosanna's meng'lend tot uw lof;

en stromen levend water spreiden

hun zilv'ren beekjes door de heide,

zo fris als eens in Edens hof!

“Genezen – gestraft –maar tóch gered.”

Verkondiging

Zoals ik ben, geen andere grond

ELB 211: 1,2 en 4

1

Zoals ik ben, geen andere grond

heb ik, dan 't woord van uw verbond,

en dat Gij zelf mij zocht en vond

O Lam van God, ik kom, ik kom!

2

Zoals ik ben, ik wacht niet tot

ik leven kan naar uw gebod;

Gij hebt voor mij uw bloed gestort!

O Lam van God, ik kom, ik kom!

4

Zoals ik hen, neem Gij mij aan

en wilt mij van mijn schuld ontslaan;

op uw belofte kan ik aan!

O Lam van God, ik kom, ik kom!

Voorlezen van een geloofsbelijdenis

In antwoord:

Samen in de naam van Jezus

ELB 218: 1

1

Samen in de naam van Jezus

heffen wij een loflied aan,

want de Geest spreekt alle talen

en doet ons elkaar verstaan.

en doet ons elkaar verstaan.

Samen bidden, samen zoeken,

naar het plan van onze Heer.

Samen zingen en getuigen,

samen leven tot zijn eer.

Dankgebed en voorbeden

Collecten

1e voor Evangelisatie

2e voor de eigen Gemeente

Vrede zij u

ELB 79 1,2 en 3

1

Vrede zij u, vrede zij u.

Gelijk Mij de Vader zond,

zend Ik ook u.

Vrede zij u, vrede zij u.

Gelijk Mij de Vader zond,

zend Ik ook u.

2

Blijft in mijn vrede, blijft in Mij.

Mijn woord moet in u zijn,

dat maakt u vrij.

Blijft in mijn vrede, blijft in Mij.

Mijn woord moet in u zijn,

dat maakt u vrij.

3

Ontvangt mijn Geest, beilige Geest

Hij zal u leiden,

weest niet bevreesd.

Ontvangt mijn Geest, beilige Geest

Hij zal u leiden,

weest niet bevreesd.

Zegen

Prettige zondag!

Vanavond 19:00

Dhr Kamphuis

“Niet achterom kijken”