Post on 11-Mar-2020
Gemeente Heerenveen
bestemmingsplan
Heerenveen-de Heide
Gemeente Heerenveen
bestemmingsplan
Heerenveen-De Heide
Status voorontwerp
Datum september 2014
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 3
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
INHOUD
TOELICHTING
1. AANLEIDING 5
1.1 Inleiding 5 1.2 Nota van uitgangspunten 5 1.3 Karakter van het bestemmingsplan 5 1.4 Plangrens 6 1.5 Leeswijzer 6
2. HUIDIGE SITUATIE 7
2.1 Historische ontwikkelingen 7 2.2 Het woongebied De Heide 8 2.3 Gebied Heiderijck/Hertshooi e.o. 9 2.4 Recreatiegebied De Heide 9 2.5 Specifieke elementen, karakteristieken en beeldkwaliteit
in de openbare ruimte 11 2.6 Samenvattend 11
3. BELEIDSKADER 12
3.1 Provinciaal beleid 12 3.2 Gemeentelijk beleid 13
4. OMGEVINGSASPECTEN 24
4.1 Inleiding 24 4.2 Milieuhinder 24 4.3 Externe veiligheid 30 4.4 Water 34 4.5 Luchtkwaliteit 35 4.6 Bodemkwaliteit 35
5. UITGANGSPUNTEN VOOR HET PLAN 37
5.1 Algemene uitgangspunten 37 5.2 Uitgangspunten ten aanzien van de ruimtelijke hoofdstructuur 37 5.3 Specifieke functionele uitgangspunten 37 5.4 Doorvertaling raadsbesluit van 11 juni 2012 39
6. JURIDISCHE OPZET 40
6.1 Opzet van het bestemmingsplan 40 6.2 Plansystematiek en bestemmingsmethodiek 40 6.3 Toelichting planregels 42
7. UITVOERBAARHEID 58
7.1 Economische uitvoerbaarheid 58 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 58
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 4
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
BIJLAGEN
1. Onderzoeken wegverkeers- en railverkeerslawaai
2. Ecologisch onderzoek
3. Berekening groepsrisico LPG-tankstation
REGELS
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 5
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
1. AANLEIDING
1.1 Inleiding
In het najaar van 2007 heeft de gemeenteraad van Heerenveen extra
middelen vrijgemaakt om verouderde bestemmingsplannen versneld te
actualiseren. Bij die gelegenheid is ook het bestaande Plan van Aanpak
Actualisering Bestemmingsplan uit 2003 geactualiseerd en is de daarbij
behorende planning aangepast. Alle (verouderde) bestemmingsplannen
kunnen niet in één keer worden herzien en daarom worden de plannen die
het sterkst zijn verouderd. als eerste herzien.
Aanleiding voor deze actualisering is de invoering van de nieuwe Wet
ruimtelijke ordening. Op 1 juli 2008 is deze nieuwe wet van kracht gewor-
den. Belangrijk onderdeel in deze nieuwe wet is dat nieuwe bestemmings-
plannen verplicht imro-gecodeerd digitaal beschikbaar moeten worden ge-
steld. Digitale bestemmingsplannen kunnen sneller worden gemaakt, ge-
toetst en geactualiseerd dan analoge plannen.
Op basis van deze prioriteitstelling is thans het opstellen van een nieuw
bestemmingsplan voor het gebied de Heide aan de orde. Dit nieuwe be-
stemmingsplan dat de naam „Heerenveen-de Heide‟ heeft meegekregen,
vervangt de volgende bestemmingsplannen.
Naam Vastgesteld d.d. Goedgekeurd d.d. KB d.d.
De Heide *) 21 augustus1972 7 mei 1973
De Heide 1976 *) 28 februari 1977 1 juli 1977
De Heide 1983 *) 26 november 1984 28 januari 1986 24 juni 1987
Heerenveen-
De Heide Noord 1 april 1996 5 juli 1996
*) met de daarbij behorende uitwerkingsplannen
Tabel 1 overzicht te vervangen bestemmingsplannen
1.2 Nota van uitgangspunten
Als eerste stap om te komen tot een nieuw bestemmingsplan voor De Hei-
de‟, is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. Doelstelling van deze nota
was om de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan vast te leg-
gen. Deze Nota van Uitgangspunten is op 7 december 2009 door de ge-
meenteraad vastgesteld.
1.3 Karakter van het bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan heeft zowel betrekking op het woonge-
bied “De Heide” als op het recreatiegebied “De Heide”. Voor de beide ge-
bieden kent het bestemmingsplan in overwegende mate een consoliderend
karakter
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 6
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
1.4 Plangrens
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat wordt begrensd
door de Rottumerweg in het noorden, de Van Engelenvaart in het westen,
de grens van het bestemmingsplan „Heidemeer 2005‟ in het zuiden en de
spoorlijn Leeuwarden – Meppel in het oosten. In afbeelding 1 is de be-
grenzing van het bestemmingsplan weergegeven.
Afbeelding 1 Begrenzing plangebied
1.5 Leeswijzer
Deze bestemmingsplantoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 be-
vat een beschrijving van de huidige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een weer-
gave van het relevante beleid van provincie en gemeente. Hoofdstuk 4
gaat in op de randvoorwaarden die vanuit de omgevingsfactoren aan het
bestemmingsplan worden gesteld. Hoofdstuk 5 bevat een overzicht van de
conclusies die uit de voorgaande hoofdstukken voortvloeien: dat wil zeg-
gen een overzicht van alle beleidsuitgangspunten die in het bestemmings-
plan vertaald zijn. In hoofdstuk 6 wordt toegelicht hoe deze beleidsuit-
gangspunten juridisch in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In hoofd-
stuk 7 wordt tenslotte op de maatschappelijke en economische uitvoer-
baarheid van het plan ingegaan.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 7
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
2. HUIDIGE SITUATIE
2.1 Historische ontwikkelingen
Het gebied dat thans De Heide wordt genoemd, ligt ingeklemd tussen ou-
de routes in het gebied. Deze waren deels al in de 18e en deels al in de
19e eeuw bekend: de Rottumerweg aan de noordzijde met een recht ver-
loop en de Rotstergaastweg aan de zuidzijde met een veel grilliger ver-
loop.
De Rotstergaastweg kent van oudsher aan twee zijden lintbebouwing. De-
ze bebouwing is weliswaar later verder verdicht maar laat nog steeds een
afwisseling zien tussen gesloten en open gebieden. Aan de Rottumerweg
ontbreekt van oudsher de lintbebouwing grotendeels. Alleen aan begin en
eind bij de brug over de Engelenvaart, bevinden zich (voormalige) boerde-
rijen op ruime kavels. Overigens zijn deze panden en erven daarom juist
van belang. Ze zijn een historische referentie langs deze voor het overige
functioneel ingerichte ontsluitingsroute.
Afbeelding 2 Kaart 1932 (verkend 1922)
Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door de Van Engelenvaart.
Dat is een belangrijke recreatieve vaarroute. Voormalig gemeentesecreta-
ris en kantonrechter Jhr. Daniël Engelen liet in 1840 uit eigen middelen de
Van Engelenvaart graven tussen de Veenscheiding en de Tjonger. Aan de
oostzijde wordt de ruimtelijke begrenzing van het gebied gevormd door de
spoorlijn in combinatie met de hoofdontsluitingsroute De Zanden.
Het kader dat de hierboven genoemde begrenzingen vormt, leidt ertoe dat
het hierin besloten gebied ook een grote mate van beslotenheid kent. In
feite zijn de woonbuurten maar ook functies als de golfbaan als het ware
te gast in een overwegend groene en landschappelijk ingerichte omgeving.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 8
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Er is veel aanleiding om dit meest zuidwestelijk gelegen kwadrant van He-
erenveen ook in grote mate van samenhang verder te beheren. Hierdoor
wordt het gebied met een recreatief karakter versterkt en worden ook de
recreatieve mogelijkheden vergroot.
De landschappelijke structuur met een opstrekkende verkaveling als ge-
volg van de veenontginningen (zoals die zichtbaar is in afbeelding 2) is in
de huidige inrichting van het gebied nog heel nadrukkelijk aanwezig. Door
het dichtgroeien van het gebied is de structuur op sommige plekken wel
moeizaam herkenbaar.
Het patroon van houtwallen, bospercelen en paden is soms letterlijk in de
structuur van de woon- en recreatiegebieden opgenomen. Het Schoterpad
is hiervan een voorbeeld en vormt een belangrijke structuurdrager in het
gebied. De langzaamverkeerroute die door deze zone loopt, maakt deze
structuur goed herkenbaar. Deze structuur is echter kwetsbaar, zo blijkt
met name bij de aansluiting van het Schoterpad aan de noordzijde in het
plan De Heide Noord, waar deze route nauwelijks meer vindbaar is.
Parallel aan het Schoterpad in westelijke richting ligt nog een voormalige
houtwal met wandelpad. Dit pad loopt centraal door het woongebied de
Heide. De aanleg van de golfbaan heeft de continuïteit van deze route on-
derbroken. Wat resteert, zijn stukken van de houtwal in het terrein. Het
gebied is door middel van fiets- en wandelpaden, watergangen en hout-
wallen verbonden met het recreatiegebied, het buitengebied en de omlig-
gende buurten.
Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten vanaf De Zanden. Het
gebied De Heide - Noord en het recreatiegebied zijn ontsloten vanaf de
Rottumerweg. Er is in De Heide geen sprake van een 30 km/h-zone.
2.2 Het woongebied De Heide
Het woongebied De Heide stamt uit de periode eind jaren ‟70, begin jaren
‟80 en komt voort uit het Structuurplan van 1977. Het gebied is fasegewijs
ingevuld. Dit geldt zowel voor het woongebied als het recreatiegebied. Het
recreatiegebied is ontwikkeld met als doelstelling de druk op het buiten-
gebied te verlichten.
De wijk is ruim opgezet met hoofdzakelijk vrijstaande en halfvrijstaande
vrije sectorwoningen op ruime kavels, omgeven door ruim opgezet open-
baar groen zowel aan de randen als in de buurten zelf. De ontwikkeling
van deze wijk heeft plaatsgevonden met respect en gebruikmaking van de
aanwezige landschappelijke elementen. De in noord-zuid richting gestrek-
te houtwallen, paden en sloten die in het gebied aanwezig waren, zijn in
de woonwijk als plandrager gebruikt en zijn nog steeds als zodanig goed
herkenbaar. De houtwallen hebben daarom een cultuurhistorische waarde.
De richting van het oorspronkelijke landschap wordt in de bebouwings-
structuur, maar ook in de structuur van wegen en paden ondersteund.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 9
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
2.3 Gebied Heiderijck/Hertshooi e.o.
Deze buurt is wat betreft de structuur minder afgestemd op de structuur
van het onderliggende landschap, met uitzondering van het Schoterpad en
de hierbij horende houtwal. De herkenbaarheid van dit cultuurhistorisch
waardevolle element is hier wel deels verdwenen. De wijk is opgezet langs
een op de Rottumerweg aangesloten, rondgaande, ontsluitingsweg met
daaraan nog twee aparte lussen. De woningen staan in een duidelijke
rooilijn en de onderlinge afstand tussen de woningen leidt tot een half-
open bebouwingsbeeld. Door het gebogen verloop van de wegen ontstaat
een gebogen rooilijn wat bijdraagt aan een organisch straatbeeld.
De wijk bestaat deels uit individueel gebouwde vrijstaande woningen die
gecombineerd zijn met een kantoor aan huis (Hertshooi) en deels uit pro-
jectmatig opgezette vrijstaande woningen (Fonteinkruid, Vederkruid en
Waterranonkel). De projectmatige bebouwing vormt samen een sterke
ritmiek door de repetitie van de identieke volumes. Het overgrote deel van
de woningen bevindt zich aan het water. De woon-werkwoningen zijn één
tot twee lagen hoog met een plat dak. De opbouw is samengesteld uit
meerdere volumes, de vormen hiervan zijn divers.
De projectmatig opgezette woningen zijn anderhalve bouwlaag hoog en
hebben een lessenaars- of een schilddak. De aanbouwen, zoals serres en
garages, zijn in de projectmatige opzet meegenomen. Ze zijn één laag
hoog en hebben een plat dak.
De woningen zijn naar de straat gericht. De woon-werkwoningen aan de
Hertshooi zijn tweezijdig georiënteerd: enerzijds naar de straat, maar ook
naar de waterzijde hebben ze een representatieve uitstraling. Het beleid is
gericht op instandhouding van het architectonische beeld. De architectoni-
sche kwaliteiten komen voort uit de sterke en zorgvuldige materiaalkeuze
en detaillering.
2.4 Recreatiegebied De Heide
De aanleg van het recreatiegebied de Heide is gestart in het begin van de
jaren '70. De oorspronkelijke opzet is mede ontstaan door noodzakelijke
zandwinning. Dit gebied is namelijk in combinatie met de ontwikkeling van
het woongebied, ontstaan uit een voormalige zandwinningsplas. Het re-
creatiegebied ligt aan de rand van Heerenveen tegen de gemeentegrens,
langs de van Engelenvaart en tegen de wijken De Greiden, Heiderijck en
Heidemeer en het dorp Nieuweschoot. Het gebied is vanuit deze wijken en
het dorp goed bereikbaar via fietspaden, wandelpaden en per auto. Te-
vens is er een open vaarverbinding via de Van Engelenvaart.
Destijds lagen onder andere de volgende uitgangspunten aan de inrichting
van het gebied ten grondslag:
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 10
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
functie deels invulling recreatiebehoefte Nijehaske en de Greiden
(wijkparkfunctie);
spreiding van voorzieningen ten behoeve van differentiatie in intensief
en extensief te gebruiken terreinen;
evenwichtige verhouding land en water;
gedifferentieerd beheer van oevers (intensief en natuurlijk beheer)
ten behoeve van beeld en natuur;
opvang gemotoriseerd verkeer aan rand van het gebied.
Bij de aanleg is onderscheid gemaakt tussen een intensief te gebruiken
gedeelte aan de noordoostzijde en het middengebied bij de ingang vanaf
de Rottumerweg en een extensief te gebruiken gedeelte aan de westzijde.
Voor het intensief te gebruiken gedeelte werd onder meer voorzien in:
combinatie manege, kinderboerderij, biologisch centrum;
parkcentrum bij strandje met als functie opvangen van bezoekers en
bieden van uitloopmogelijkheden naar recreatiemogelijkheden en at-
tracties in het gebied (zwemmen, dagkamperen, oeverrecreatie);
mogelijke basisvoorzieningen parkcentrum: theeschenkerij, kiosk met
zitgelegenheid, sanitaire voorzieningen, speeltuin/speelvoorzieningen.
Tevens mogelijkheid aanleg plasvijver indien waterkwaliteit van de
grote plas niet aan de vereiste kwaliteit voldoet;
inrichting en functie gericht op wijkparkfunctie voor de wijk De Grei-
den en het dorp Nijehaske (de verwachte bezoekers in 1974 waren
„moeders met kinderen en bejaarden‟);
geen ontwikkeling watersportmogelijkheden van het diepe deel van
het water.
Voor het extensief te gebruiken gedeelte werd voorzien in:
afwisselende en aantrekkelijke routes;
fietspaden met rustpunten;
heempark met moerasgebied;
oppervlak water en land moet in verhouding staan;
natuurlijk en gedifferentieerd beheer oevers.
Bij de aanleg is gestreefd naar een aanpak die zo flexibel is dat de inrich-
ting zonder al te veel moeite en kosten aan het zich wijzigende recreatie-
patroon kan worden aangepast. In de beleidsnota Groenbeheer van janua-
ri 1996 is het gebied aangegeven als groot groenobject. Het beheer is ge-
richt op het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden.
In de oorspronkelijke opzet werd het recreatiegebied intensief onderhou-
den. Dat wil zeggen dat al het gras, ook de huidige weide, wekelijks ge-
maaid werd, de oevers en poelen vrij van beplanting werd gehouden en
beplanting schoon werd gehouden. Onder invloed van veranderde inzich-
ten, opkomst van natuurlijk beheer in het openbaar groen en noodzakelij-
ke bezuinigingen is het intensieve beheer in de loop der tijd gewijzigd in
natuurlijk beheer. Voor het dagelijkse onderhoud is een overeenkomst ge-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 11
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
sloten met Talant. Voordien viel het volledige onderhoud en beheer binnen
het takenpakket van het betreffende wijkteam. Cliënten van Talant ver-
richten, gecoördineerd vanuit „De Stal‟ aan de Rotstergaastweg dagelijkse
werkzaamheden als padenonderhoud, zwerfvuil verzamelen, snoeiwerk-
zaamheden en dergelijke.
2.5 Specifieke elementen, karakteristieken en beeldkwaliteit in
de openbare ruimte
Als specifieke elementen in de openbare ruimten kunnen worden ge-
noemd:
historische landschappelijke lijnen (noord - zuid) als belangrijke ver-
bindingen voor het langzaam verkeer;
behoud van het groene raamwerk maar aandacht voor de doorzich-
ten;
waterranden; aandacht voor openbare karakter, zeker langs hoofd-
ontsluitingsroutes, de achterkant is soms voorkant.
2.6 Samenvattend
Het plangebied kenmerkt zich door de volgende kwaliteiten:
de heldere randen en begrenzingen van het gebied en de goede ont-
sluiting;
rustige en natuurlijke omgeving door natuurlijk beheer van de open-
bare ruimte;
de ligging nabij het recreatiegebied De Heide;
de afwisseling van zelfstandig gelegen woonbuurten met elk eigen
woningtypen (soms sterk samenhangend);
bijzonder aan het gebied is ook dat de parkachtige inrichting tussen
de woonbuurten, aansluitend op het Heidemeer, de structuur bepalen.
Positief dat dit wordt ondersteund door het langzaam verkeersnetwerk
en dat de auto in het gebied haast te gast lijkt. Deze kwaliteit komt
ook tot uitdrukking in de informele profielinrichtingen;
door de grote maat van het openbaar water grenzend aan de achter-
tuinen is er nergens sprake van een rommelig beeld;
het behoud van de houtwallen en het versterken van de padenstruc-
tuur langs deze lijnen.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 12
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
3. BELEIDSKADER
3.1 Provinciaal beleid
In de Wet ruimtelijke ordening wordt onderscheid gemaakt tussen strate-
gisch beleid en juridisch bindende regels. Op provinciaal niveau komt dit
onderscheid tot uitdrukking in het Streekplan Fryslân en de Provinciale
Verordening Romte Fryslân. Het streekplan is de provinciale structuurvisie,
de verordening bevat bindende regels over de provinciale belangen. In het
bestemmingsplan moet hiermee rekening worden gehouden.
3.1.1 Streekplan Fryslân
Primair uitgangspunt van het Streekplan „Om de kwaliteit van de
romte (2007)‟ is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Het streven is om
30% - 40% van de toename van de woningvoorraad in bestaand bebouwd
gebied te realiseren en in nieuwe woongebieden een woningdichtheid te
hanteren van minstens 15 woningen per hectare.
De kern Heerenveen wordt in het streekplan gezien als één van de stede-
lijke centra in de provincie. Het streekplan zet in op de concentratie van
verstedelijking in de stedelijke centra en de bijbehorende stedelijke
bundelingsgebieden. Het streekplan biedt voor deze bundelingsgebieden
ontwikkelingsruimte om de opgaven voor wonen, werken en voorzie-
ningen te kunnen realiseren. Hiermee wordt de benodigde massa,
schaal en draagvlak verkregen voor het goed benutten van stedelijke po-
tenties, hetgeen voor de leefbaarheid en vitaliteit van heel Fryslân van
grote betekenis is.
Provincies hebben de ruimte om in te spelen op de nieuwe dynamiek in de
detailhandel, maar nieuwe winkelvestigingen mogen niet ten koste gaan
van de bestaande detailhandelsstructuur in de wijkwinkelcentra en bin-
nensteden. In Fryslân ligt het gemiddelde aanbod aan winkelvloeropper-
vlakte in de detailhandel per inwoner hoger dan in heel Nederland. Daar-
naast ligt de gemiddelde vloerproductiviteit (= omzet per m2) lager dan
het landelijk gemiddelde. Dit tast niet direct de bestaande detailhandel
aan, maar het betekent wel dat, in combinatie met een relatief lager ge-
middeld inkomen per inwoner, een langzaam groeiende bevolking in Frys-
lân en een dalend marktaandeel van de detailhandel in de totale bestedin-
gen, er geen grote ruimte aanwezig is voor een uitbreiding van het detail-
handelsaanbod.
Met haar vestigingsbeleid voor werkfuncties en voorzieningen streeft de
provincie naar:
economische structuurversterking met een provinciaal werkgelegen-
heidsniveau dat overeenstemt met het landelijke gemiddelde;
een ruimtelijke verdeling van werkfuncties die bijdraagt aan sterke
steden en een vitaal platteland;
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 13
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
een goede afstemming tussen de bereikbaarheidseisen van func-
ties en de ontsluiting van locaties zodat de mobiliteit beheerst wordt;
een goede ruimtelijke kwaliteit en een goede milieukwaliteit;
voor de markt herkenbare en bruikbare vestigingslocaties.
Dit betekent dat er een goede afstemming nodig is tussen vestigingscondi-
ties van functies en kenmerken van locaties. Voor de verschillende werk-
functies wordt onderscheid gemaakt tussen vestigingsmogelijkheden naar
typen kernen en vestigingsmogelijkheden binnen kernen, waarbij vooral
gemeenten aan zet zijn.
De verschillende werkfuncties (bedrijven, kantoren, detailhandel en
voorzieningen) hebben verschillende vestigingscondities wanneer wordt
gelet op de ruimtelijke consequenties zoals ruimtebeslag, verkeersaan-
trekkende werking, milieuhinder, onderlinge versterking van functies,
ruimtelijke uitstraling en mogelijkheden van schaalvoordelen en kennis-
uitwisseling. De provincie streeft ernaar dat het type en de schaal van de
werkfuncties aansluiten bij de kernenstructuur.
De stedelijke centra zijn verder de goede plekken voor kantoorvesti-
gingen van enige omvang. De overige stedelijke centra hebben moge-
lijkheden voor kleine en middelgrote kantoorvestigingen, waarbij de om-
vang van kantoorlocaties wordt afgestemd op de ontwikkelingsmoge-
lijkheden van Leeuwarden. Kantoren zijn typisch stedelijke functies. Gro-
tere kantoren profiteren van een stedelijk vestigingsklimaat en versterken
dit ook
Onderhavig plangebied valt binnen het bundelingsgebied van het stedelijk
centrum Heerenveen. Binnen deze stedelijke centra gelden voor wat be-
treft de functies bedrijven en andere voorzieningen de volgende richtlij-
nen:
Bedrijven : alle categorieën zijn toegestaan;
Kantoren : zeer kleine tot middelgrote kantoren (tot 2.500m2)
Detailhandel : alle categorieën detailhandel, geen uitbreiding perife-
re detailhandel met andere branches;
Voorzieningen : lokale tot bovenregionale voorzieningen;
3.1.2 Provinciale Verordening Romte Fryslân (2014)
Ter uitvoering van het beleid opgenomen in het Streekplan, heeft de pro-
vincie de Provinciale Verordening Romte Fryslân opgesteld. Deze provinci-
ale verordening, die op 25 juni 2014 door Provinciale Staten is vastge-
steld, bevat bindende regels over de provinciale belangen. In het be-
stemmingsplan moet met de provinciale verordening rekening worden ge-
houden. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend gel-
dend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 14
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
3.2 Gemeentelijk beleid
3.2.1 Structuurplan (1993)
In het Structuurplan is het plangebied enerzijds aangemerkt als het ge-
bied waarin het wonen dominant is en anderzijds aangemerkt als onder-
deel van de grote groene ruimte van de plaats Heerenveen. Dit laatste
heeft uiteraard betrekking op het recreatiegebied. Binnen het plangebied
wordt in het Structuurplan nog voorzien in realisering van een verdere uit-
breiding van het woongebied en de bouw De Heide-Noord. Beide delen zijn
intussen gerealiseerd.
3.2.2 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (2005)
In het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), vastgesteld door
de gemeenteraad op 14 juli 2005 staan de hoofdlijnen van het verkeers-
beleid voor de komende vijf tot tien jaar. Heerenveen wil een integraal
verkeers- en vervoersbeleid voeren. Hoofddoelstellingen zijn het vergroten
van de verkeersveiligheid, het in stand houden en verbeteren van de be-
reikbaarheid en het verbeteren van het (leef)milieu. Het GVVP is kader
voor het verkeersbeleid en de te treffen maatregelen. Er is een verkeers-
model voor Heerenveen ontwikkeld waarin de verkeersintensiteiten van
het jaar 2000 zijn aangegeven en waarin een verwachting van de intensi-
teiten voor 2015 is gegeven.
Bij de uitwerking van de hoofddoelstelling geldt dat ten aanzien van het
vergroten van de verkeersveiligheid de principes van Duurzaam Veilig
worden gehanteerd. Dit is een fundamentele aanpak die tot doel heeft een
zodanig verkeerssysteem te realiseren dat de kans op een (letsel)ongeval
zoveel mogelijk wordt uitgesloten.
Vanuit de hoofddoelstelling zoals deze hierboven is omschreven vloeit on-
der meer voort dat het bestaande wegennet wordt ingedeeld en ingericht
volgens de principes van “Duurzaam Veilig”. Alle wegen in het plangebied
zijn daarbij aangemerkt als erftoegangsweg, met uitzondering van De
Zanden en de Rottumerweg (gebiedstoegangsweg categorie A).
3.2.3 Nota Woonservicezones (2007)
De gemeente wil integraal beleid hanteren op het gebied van wonen, wel-
zijn en zorg. Daarbij staat de gemeente het „normaliseren‟ van de maat-
schappelijke positie van mensen met een zorgvraag voor ogen. Dit bete-
kent dat ieder individu naar eigen wens en vermogen aan de maatschappij
moet kunnen deelnemen en onafhankelijk van zijn of haar zorgvraag, de
regie over het eigen leven moet kunnen voeren. Om dit doel te bereiken
streeft de gemeente naar de realisatie van een netwerk van marktconform
gespreide woonservicezones dat de hele gemeente Heerenveen omvat.
Voor het plangebied is Zorgcentrum Coornhertstate aangewezen als zorg-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 15
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
kruispunt voor de woonservicezone waar behalve de wijk De Heide, ook de
wijken Nijehaske en De Greiden deel van uitmaken
3.2.4 Beleidsnotitie kantoorontwikkeling Heerenveen tot 2015+
(2000, 2007)
In maart 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders inge-
stemd met de „Kantorennotitie gemeente Heerenveen: uitgangspunten
voor kantoorontwikkeling in Heerenveen voor de periode 2000-2010‟. In
de afgelopen jaren heeft deze notitie als basis gediend voor het kantoor-
beleid van de gemeente. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan
kantoorontwikkeling in de gebieden Sportstad en stationsgebied en als in-
put van de gemeente ten aanzien van het beleid in de Structuurschets A7,
de Integrale Visie Heerenveen-Skarsterlân en het Streekplan Fryslân
2007.
Begin 2007 is het bestaande beleid herzien. In de aangepaste beleidsnoti-
tie is het oorspronkelijke uitgangspunt herbevestigd dat op bedrijventer-
reinen kantoorruimte alleen wordt toegestaan waar het ondergeschikt is
aan andere vormen van bedrijvigheid. Zelfstandige kantoren zijn daarmee
op bedrijfsterreinen uitgesloten. Ook op andere locaties buiten de driehoek
stationsgebied – K.R. Poststraat – Sportstad – centrum is uitgangspunt
om geen (verdere) kantoorontwikkeling toe te staan. Uitzonderingen hier-
bij zijn mogelijk voor (zeer) kleine kantoren en daar waar kantoren reeds
toegestaan zijn in een vigerend bestemmingsplan. Met (zeer) kleine kan-
toren wordt gedoeld op woon-werklocaties en/of kantoren die geschikt zijn
voor startende ondernemers of voor kleine bedrijven met een of twee
mensen in dienst in de zakelijke dienstverleningsector.
3.2.5 Milieubeleidsplan “Stap nu over” (2008)
Het beleid voor milieuaspecten zoals klimaat, geluid, bodem en afval
wordt in het Milieubeleidsplan 'Stap nu over' uitgezet. Dit beleid is door de
gemeenteraad vastgesteld op 21 april 2008. Met het milieubeleid wil de
gemeente Heerenveen er voor zorgen dat er nu een prettige leefomgeving
bestaat maar wil zij in de toekomst ook verantwoordelijkheid nemen voor
de kwaliteit van de leefomgeving en voor de effecten buiten Heerenveen.
Speerpunten in het milieubeleidsplan zijn energie, water en microklimaat.
Dit laatste aspect heeft betrekking op het milieu in de directe leefomge-
ving, zoals geluid, geur, luchtkwaliteit, water enzovoort. Deze aspecten
zijn relevant voor het bestemmingsplan.
Voor geluid is het uitgangspunt om het huidige geluidsniveau te borgen en
gebiedsgericht geluidsruimte creëren voor gewenste ruimtelijke ontwikke-
lingen. Geurhinder als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten dient te wor-
den voorkomen. De huidige geurruimte van agrarische bedrijven in het
buitengebied en in de dorpen dient eventueel geborgd en vergroot te wor-
den. Voor het aspect externe veiligheid is het beleid er op gericht het risi-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 16
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
co op woongebieden en voor kwetsbare groepen niet of alleen zeer be-
perkt te laten toenemen. Bij ruimtelijke plannen dient de gemeente ook
rekening te houden met de regelgeving die voortkomt uit de Europese Ha-
bitatrichtlijn en de nationale Flora- en Faunawet.
3.2.6 Ontwikkelingsvisie recreatiegebied De Heide (2009)
Op 20 april 2009 heeft de gemeenteraad de “Ontwikkelingsvisie Recrea-
tiegebied De Heide" vastgesteld. Aanleiding voor het vaststellen daarvan
was enerzijds dat er veel verzoeken bij de gemeente binnenkwamen om
planologische medewerking te verlenen aan diverse initiatieven of activi-
teiten in het recreatiegebied. Aan de andere kant was er ook een aantal
klachten over het gebied. Deze hadden vooral betrekking op de sociale
veiligheid en overlast.
Deze Ontwikkelingsvisie begint met een analyse van de bestaande situatie
waarin de plaats van De Heide als recreatiegebied in Heerenveen, de ge-
signaleerde kwaliteiten en de knelpunten worden benoemd. Conform de
opdrachtverlening, en om de gedachtenvorming te stimuleren, is een vijf-
tal scenario's uitgewerkt waarlangs verdere ontwikkeling van het gebied
denkbaar zou zijn. Hierbij zou met name de mogelijke horecaontwikkeling
bepalend zijn voor de beleving van het gebied en de maatregelen die
daarmee annex zijn.
De nu vastgestelde Ontwikkelingsvisie gaat uit van de veronderstelling dat
het gebied, conform de hoofdlijn van het vigerende bestemmingsplan,
blijvend wordt beschouwd als een gebied voor de lokale en regionale re-
creatieconsument, in een natuurlijke omgeving. Dit ontwikkelingsvoorstel
kan in hoofdlijnen als volgt worden omschreven:
in de eerste plaats veel aandacht geven aan het verbeteren van be-
staande infrastructuur in het recreatiegebied op het gebied van wan-
delen, fietsen en strandrecreatie;
mogelijkheden scheppen voor een horecavoorziening op midden-
schaal: een duidelijk hoger niveau dan de bestaande snoep- en ijski-
osk, maar zonder daarbij de relatie met de bestaande recreatie- en
natuurkwaliteiten van het gebied uit het oog te verliezen;
reguleren van vaarrecreatie en benutten van de combinatiemogelijk-
heden van vaar- en dagrecreatie door het aanleggen van een passan-
tenhaven.
De visie voorziet verder in het aanbrengen van een onderverdeling van
het gebied in vier zones:
Zone 1 Strand, parkeren en voorzieningen
In deze zone voorziet de visie in een uitbreiding van het strand en de bouw van een ho-
recapunt paviljoen. Dit laatste onderdeel is overigens niet op een specifieke locatie ge-
dacht. Deze zone is verder geschikt voor allerlei dagrecreatieve voorzieningen.
Zone 2 Kleinschalig watergebied
Volgens de visie behoeven hier geen ingrepen te worden gepleegd. Wel kan de Rottu-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 17
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
merweg ter hoogte van de brug over de Van Engelenvaart worden heringericht om
daarmee een veilige oversteekplaats te creëren in de fiets- en wandelroute van De Grei-
den naar het recreatiegebied.
Zone 3 Entree langs de Rotstergaastweg
De visie spreekt zich uit voor de aanleg van een pleintje met bankjes bij de brug en een
veilige aansluiting van het fiets- en voetpad alsmede de aanleg van een parkeerterrein
met ongeveer 25 parkeerplaatsen.
Zone 4 Langs de Van Engelenvaart
De visie oppert om de mogelijkheid te onderzoeken het aantal passantenplaatsen uit
breiden en voorzieningen toe te voegen. Ook ten aanzien van voorzieningen bestaan
meerdere opties.
3.2.7 Strategische woonvisie Heerenveen 2010-2025 (2010)
De bevolkingsontwikkeling van Nederland zal de komende jaren funda-
menteel veranderen. De bevolking vergrijst en de bevolkingsgroei neemt
af. De teruglopende groei van de bevolking en de daarmee samenhangen-
de veranderingen in de vraag op de woningmarkt, zijn aanleiding om een
nieuwe Woonvisie op te stellen. Het doel van de Woonvisie is om de stra-
tegie en het beleid voor het wonen in de gemeente Heerenveen voor de
komende jaren inzichtelijk te maken. Met dit beleid wil de gemeente anti-
ciperen op de opgave waarvoor zij haar nu en in de toekomst gesteld ziet.
Deze nota is op 4 juli 2010 vastgesteld.
De beleidsdoelstellingen vormen deels een voortzetting en uitwerking van
reeds ingezette gemeentelijke beleidslijnen, zoals weergeven in het beleid
uit het vorige Woonplan “De Ambitie Plus”. Daarnaast sluiten de geformu-
leerde beleidsdoelen aan bij o.a. het provinciaal beleid en het Woonconve-
nant 2009- 2013 dat samen met de corporaties is opgesteld. De doelstel-
ling zijn geschaard onder een vijftal overkoepelende beleidsdoelen:
Betaalbaarheid en bereikbaarheid: de woningmarkt is betaalbaar en
bereikbaar voor alle inwoners van Heerenveen.
Woonkwaliteit in de bestaande voorraad: de bestaande wijken en dor-
pen zijn leefbaar en hebben een goede woonkwaliteit.
Verbreding van het aanbod: er is diversiteit en keuzevrijheid in het
woningaanbod voor mensen met uiteenlopende leefstijlen.
Woningbouw in de dorpen: het aandeel van de dorpen in het gemeen-
telijke woningbouwprogramma wordt gehandhaafd en mag op basis
van de lokale behoefte waar mogelijk geleidelijk toenemen tot een
maximum aandeel van 20%.
Duurzaamheid en energie: Het energiegebruik van de woningen wordt
teruggebracht en er wordt ingezet in op het verbeteren van het mili-
eurendement. Deze overkoepelende beleidsdoelstellingen zijn uitge-
werkt in concrete doelstellingen die zijn afgestemd op de veranderen-
de situatie op de woningmarkt en de lange termijn ontwikkelingen. De
analyse en de beleidsdoelstellingen vormen vervolgens de basis waar-
op het huidige woningbouwprogramma is herzien en aangepast.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 18
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
3.2.8 Nota Cultuurhistorisch erfgoed (2010)
Op 4 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de Nota Cultuurhistorisch Erf-
goed vastgesteld. De geschiedenis van Heerenveen is volop zichtbaar en is
tastbaar aanwezig. De gemeente kent een lange en rijke geschiedenis van
wonen, werken en recreëren. Als oudste hoogveenkolonie van het land
neemt Heerenveen een unieke plaats in op de cultuurhistorische kaart van
Nederland. Om dit cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk te behouden
en te beschermen, is geactualiseerd beleid nodig met een ruimtelijk refe-
rentiekader. Dit kader is niet objectgericht, maar gebiedsgericht. Ook
hierbij is het van belang dat cultuurhistorie een steeds belangrijkere we-
gingsfactor wordt bij ingrepen in de ruimtelijke omgeving, anders gezegd
een toetsingskader bij het opstellen van structuur- en bestemmingsplan-
nen.
Dit beleid voorziet onder meer in de volgende onderdelen:
in het kader van de opstelling van de Welstandsnota en de actualise-
ring van het kapvergunningenbeleid overwegen of in een later stadi-
um een categorie „groenmonumenten‟ aan de Erfgoedverordening zou
moeten worden toegevoegd
ín voorkomende gevallen bij bouwvergunningaanvragen voor monu-
menten een bouwhistorisch onderzoek verlangen;
in samenspraak met de monumentencommissie Hûs en Hiem een
aangepaste werkwijze vaststellen voor de beoordeling van bouwver-
gunning aanvragen voor monumenten, op basis van de in de nota op-
genomen uitgangspunten;
de gebiedsgerichte aanpak in de nota als uitgangspunt nemen bij de
herziening van de Welstandsnota;
bij de opstelling van toekomstige gemeentelijke structuurvisies aan-
dacht besteden aan een goede integratie van het gemeentelijk erf-
goedbeleid uit deze nota en het provinciaal cultuurhistorisch beleid.
3.2.9 Thematisch bestemmingsplan Gebouwen bij woningen en
beroepsuitoefening-aan-huis (2009)
Op 7 december 2009 heeft de gemeenteraad het thematisch bestem-
mingsplan Gebouwen bij woningen en beroepsuitoefening-aan-huis vast-
gesteld. Met de vaststelling daarvan is het beleid ten aanzien van erfbe-
bouwing, het gebruik van bijgebouwen en de mogelijkheid van beroeps-
uitoefening geactualiseerd.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:
Op grond van dit beleid is bij alle woningen bij recht 50 m² toegestaan
aan gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen. Bij vrijstaande, twee-onder-één-kap- en eindwoningen
geldt 100 m² als maximale oppervlakte. Voor monumenten kan in bijzon-
dere gevallen binnen de bebouwde kom 150 m² worden toegestaan. Ge-
bruik van vrijstaande bijgebouwen voor woonfuncties is wel toegestaan,
maar bewoning is niet toegestaan. Op dit laatste punt kan een uitzonde-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 19
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
ring worden gemaakt als het gaat om bewoning in het kader van mantel-
zorg. Voorwaarde daarbij is dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50
m². De afstand ten opzichte van de voorgevel bedraagt ten minste 1 me-
ter.
beroepsuitoefening-aan-huis en kleinschalige bedrijfsmatige acti-
viteiten:
Op grond van het beleid is het in de gehele gemeente toegestaan om be-
drijvigheid bij woningen uit te oefenen, mits wordt voldaan aan de volgen-
de voorwaarden:
Uitoefening mag alleen plaatsvinden door de bewoner van de woning.
De maximale oppervlakte mag ten hoogste 30% van de oppervlakte
van de begane grond inclusief aan- en, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen, met een maximum van 50 m².
Logiesverstrekking
Behalve beroepsuitoefening-aan-huis c.a. wordt bij (bedrijfs)woningen
eveneens een beperkte mogelijkheid geboden voor het aanbieden van lo-
giesverstrekking. Ook bij woningen wordt deze mogelijkheid geboden.
Voor woningen kan deze mogelijkheid worden toegestaan indien de ruimte
die hierdoor wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de oppervlakte van
de begane grond inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkap-
pingen, met een maximum van 50 m2.
3.2.10 Raadsbesluit deregulering (2012)
Bij besluit van 11 juni 2012 heeft de gemeenteraad een besluit genomen
over de wijze waarop het principe van deregulering in nieuwe bestem-
mingsplannen en in het welstandsbeleid wordt toegepast. Aan dit raadsbe-
sluit ligt het uitgangspunt ten grondslag dat er binnen het grondgebied
van de gemeente onderscheid bestaat in ruimtelijke kwaliteit. In een aan-
tal gebieden is sprake van een basiskwaliteit, terwijl in andere delen juist
sprake is van een hoge(re) kwaliteit.
In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kan-
sen, meer sturing vragen dan gebieden met een „basiskwaliteit‟ of waar
weinig dynamiek heerst. In het onderscheiden van factoren gaat het in
principe om zaken die voor (een belangrijk deel van) de plaats Heeren-
veen en/of gemeente als geheel van belang zijn, kortom wat is bepalend
voor de identiteit van Heerenveen, de kracht van Heerenveen.
Op basis van deze benadering moeten de volgende onderdelen van het
gemeentelijke grondgebied worden gezien als gebieden met een bijzonde-
re kwaliteit.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 20
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Afbeelding 3 Uitsnede visiekaart ‘De kracht van Heerenveen’
(bron: raadsbesluit van 11 juni 2012)
Om deze bijzondere kwaliteiten te consolideren, is in deze gebieden meer
sturing nodig.
Station, centrum, sportstad, middenzone Skoatterwâld;
Oranjewoud Beschermd dorpsgezicht;
Stedenbouwkundige hoofdlijnen, Oude linten (Burg. Falkenaweg, Tol-
huisweg, Marktweg etc.);
Stedenbouwkundige hoofdlijnen, Lange Lijnen (Haskeruitgang/Kuinder
en Rottumerweg/O Nassaulaan);
Stedenbouwkundige hoofdlijnen overig (o.a. K.R. Poststraat, Satur-
nus, Atalantastraat, etc.);
Heerenveen Noord en Midden;
Zones snelwegen en Spoorlijn;
Groenstructuren (omgeving oranjewoudflat „landgoederenzone‟),
Museum Landgoed;
Oranjewoud, sportzone ds. Kingweg;
Buitengebied.
In de hier niet genoemde gebieden is daarentegen sprake van een basis-
kwaliteit. Voor de inhoud van nieuwe bestemmingsplan voor de gebieden
met een basiskwaliteit gelden de volgende basisregels. In de gebieden
waar sprake is van een basiskwaliteit kan de regeling in het bestemmings-
plan zich beperken tot een aantal basisbeginselen in combinatie met een
luw welstandsbeleid.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 21
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
In de gebieden waar sprake is van een basiskwaliteit kan de regeling in
het bestemmingsplan zich beperken tot een aantal basisbeginselen. Over
de inhoud van deze regeling heeft de gemeenteraad in zijn besluit van 11
juni een aantal beginselen bepaald. Dit betreft de volgende opsomming:
de goot- en/of bouwhoogte van woningen worden bij recht vastgelegd
op de maximale maat die ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht;
bij het stellen van regels aan de situering en maatvoering van bouw-
werken wordt uitgegaan van hetgeen maximaal aanvaardbaar is;
percelen met de bestemming maatschappelijk worden mede bestemd
voor: onderwijsdoeleinden, religieuze doeleinden, sociaal-culturele
doeleinden, sociaal-medische doeleinden en overheidsdoeleinden;
ten aanzien van de niet naar de openbare ruimte gekeerde zijde van
percelen (achterkant) gelden ruimere regels waarbij aansluiting wordt
gezocht bij de landelijke regels voor vergunningvrij bouwen;
de regel dat (bij)gebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op
1,00 m van de zijdelingse en de achterwaartse perceelgrens worden
geplaatst, vervalt, tenzij de perceelgrens grenst aan de openbare
ruimte;
de regel dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en
uitbouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 % van de
oppervlakte van het hoofdgebouw, vervalt;
in de bestemming Water vlonders en steigers worden toegestaan, met
een breedte van 1 m uit de oever.
3.2.11 Welstandsnota 2013
In de Welstandsnota, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 oktober
2013 is de in afbeelding 3 weergegeven visiekaart „De kracht van Heeren-
veen‟ verder uitgewerkt in de „welstandsgebiedenkaart‟ en de „kaart van
welstandsniveau‟s‟. De gebiedsindeling wordt bepaald door het onder-
scheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied
ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het ande-
re meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen. In de wel-
standsnota worden verder drie welstandsniveaus onderscheiden: - regu-
lier, - licht en - luw (alleen excessen) Het verschil in niveaus komt met
name tot uitdrukking in de hoeveelheid en gedetailleerdheid van wel-
standscriteria
Onderscheiden worden de volgende gebieden en niveau‟s :
Niveau 1:
Station, centrum, Vlinderbuurt, Sportstad, middenzone Skoatterwâld
Het Oranjewoud Beschermd gezicht
Stedenbouwkundige hoofdlijnen, Oude linten
Stedenbouwkundige hoofdlijnen, Hoofdentrees
Groenstructuren - deels
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 22
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Niveau 2:
Stedenbouwkundige hoofdlijnen, Lange Lijnen
Heerenveen Noord en Midden
Zichtzones bedrijventerreinen
Groenstructuren - deels
Buitengebied
Niveau 3:
Overig gebied – witte gebieden ondermeer De Heide, De Greiden, De
Akkers, Oudeschoot, Skoatterwâld eerste fase, Oranjewoud Noord,
Jousterweg, Heidemeer, Buitendorpen (m.u.v. de oude lintstructuur),
Afbeelding 4 gebiedsindeling en welstandsniveau’s (bron: welstandsnota)
Het grootste gedeelte van het plangebied valt onder welstandsniveau 3.
Het welstandstoezicht beperkt zich hier hoofdzakelijk tot een excessenre-
geling. De Rottumerweg, de Zanden en het gebied tussen De Zanden en
de spoorlijn is aangemerkt als welstandsniveau 2.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 23
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Behalve de opsomming van sneltoetscriteria voor enkele veelvoorkomende
bouwwerken bevat de Welstandsnota ook een beschrijving van de karak-
teristiek van elk gebied. Aan de hand hiervan wordt in de beleidsintentie
beschreven welke doel de welstandssturing in dit gebied na streeft. Het
middel om dit te bereiken zijn de gebiedseigen welstandscriteria waaraan,
naast aan de algemene principes, omgevingsaanvragen worden getoetst.
De groene oost-west structuur in samenhang met de functies van de ge-
bouwen vormen een belangrijk onderdeel van de publieke beleving. De
bebouwing dient een representatief karakter te hebben waarbij de groene
karakteristiek wordt ondersteund. Streven is de beleving van het groen te
versterken, waarbij de samenhang van de op zich zelfstaande bebou-
wingselementen en het groen van belang is. De bebouwing wordt aan alle
kanten door groen omgeven.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 24
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
4. OMGEVINGSASPECTEN
4.1 Inleiding
Naast het feit dat het bestemmingsplan rekening moet houden met het vi-
gerend beleid van Rijk, provincie en gemeente, moet ook rekening worden
gehouden met de randvoorwaarden die voortvloeien uit de fysieke omge-
ving. Vanuit de wetgeving gelden hier eisen waaraan voldaan moet wor-
den. In dit hoofdstuk wordt op deze eisen ingegaan en wordt aangegeven
op welke manier aan deze eisen wordt voldaan.
4.2 Milieuhinder
4.2.1 Bedrijfshinder
Het plangebied betreft enerzijds een woongebied en anderzijds een recre-
atiegebied. Van bedrijvigheid is hier niet of nauwelijks sprake. Langs de
Hertshooi is sprake van een in omvang beperkte wonen-werken-locatie.
Om hier een goed woon- en leefklimaat te borgen, is het belangrijk om ter
plaatse alleen die bedrijven toe te laten die op korte afstanden van wonin-
gen kunnen worden uitgeoefend. Daarbij is gebruik gemaakt van de aan-
bevelingen die zijn opgenomen in de VNG-brochure „Bedrijven en Milieu-
zonering. Gelet op de afstanden zijn hier alleen bedrijven in de laagste ca-
tegorie 1 toegestaan. Dat zijn bedrijven waarvoor wordt aanbevolen een
afstand van 10 meter in acht te nemen ten opzichte van woningen.
4.2.2 Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder bevat regels voor de maximale geluidsbelasting die
nieuwe woningen of andere nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen on-
dervinden vanwege wegverkeerslawaai. Tenzij een weg is aangewezen als
30 km/h-zone, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. In nieuwe situa-
ties moet hieraan voldaan worden. Een deel van het plangebied is aange-
wezen als 30 km/h. Hier is akoestisch onderzoek achterwege gelaten.
Voor de andere delen van het plangebied is - om een indicatie te verkrij-
gen van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai - een akoes-
tisch onderzoek uitgevoerd1. Hieruit komt naar voren dat bij een aantal
wegen in en nabij het plangebied de 48 dB-contour op enige afstand bui-
ten de weg ligt en dat er woningen binnen deze 48 dB-contour vallen. In
de meeste gevallen betreft het hier echter bestaande situaties en aange-
zien het bestemmingsplan niet voorziet in de bouw van nieuwe woningen
of andere nieuwe geluidsgevoelige objecten wordt voldaan aan het be-
paalde in de Wet geluidhinder.
1 Akoestisch onderzoek ligging 48 dB geluidscontour wegverkeer ten behoeve van actua-
lisatie bestemmingsplan De Heide, Servicebureau De Friese Wouden, Drachten, juli
2009 (bijlage 1)
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 25
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Op een aantal plaatsen voorziet het bestemmingsplan echter in de uitbrei-
ding van bestaande woningen in de richting van wegen. In zoverre is er
hier sprake van een nieuwe situatie waarin moet worden voldaan aan het
bepaalde van de Wet Geluidhinder. Voor deze situaties is specifiek onder-
zoek uitgevoerd. Rekenpunt 30 tot en met 51 zijn gelegen in het plange-
bied „de Heide‟. Uit dit onderzoek2 komt naar voren dat voor een aantal
rekenpunten de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Deze over-
schrijding bedraagt maximaal 52 dB. Voor deze woningen wordt te zijner
tijd, wanneer het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat, een proce-
dure voor het vast stellen van hogere grenswaarden doorlopen.
4.2.3 Railverkeerslawaai
Ten oosten van het plangebied ligt de spoorlijn Leeuwarden-Meppel. De
Wet geluidhinder bevat ook regels voor de maximale geluidsbelasting die
nieuwe woningen of andere nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen on-
dervinden vanwege het spoorwegverkeerslawaai. De voorkeursgrenswaar-
de op de gevel van geluidsgevoelige objecten bedraagt 55 dB, de maxima-
le ontheffingswaarde bedraagt 68 dB.
Om een indicatie te verkrijgen van de geluidsbelasting vanwege het rail-
verkeerslawaai is een akoestisch onderzoek uitgevoerd3. Hieruit komt
naar voren dat in een strook aan de oostzijde van het plangebied de ge-
luidsbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De
breedte van deze strook varieert tussen 80 en 160 m.
Het betreft hier echter een bestaande situaties en aangezien het bestem-
mingsplan niet voorziet in de bouw van nieuwe woningen of andere nieu-
we geluidsgevoelige objecten wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet
geluidhinder.
Op enkele plaatsen voorziet het bestemmingsplan echter in de uitbreiding
van bestaande woningen in de richting van de spoorlijn. In zoverre is er
hier sprake van een nieuwe situatie waarin moet worden voldaan aan het
bepaalde van de Wet Geluidhinder. Voor deze situaties wordt specifiek on-
derzoek uitgevoerd. Voor deze situaties is specifiek onderzoek uitgevoerd.
Rekenpunt 30 tot en met 51 zijn gelegen in het plangebied „de Heide‟. Uit
dit onderzoek4 komt naar voren dat voor een groot aantal rekenpunten de
voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Deze overschrijding bedraagt
maximaal 62 dB. Voor deze woningen wordt te zijner tijd, wanneer het
ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat, een procedure voor het vast
stellen van hogere grenswaarden doorlopen.
2 Bestemmingsplannen De Heide/De Greiden geluidbelasting weg- en railverkeersla-
waai, Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving, Grou, maart 2014 (bijlage 1); 3 Akoestisch onderzoek grenswaardecontouren t.g.v. railverkeerslawaai ten behoeve
van actualisatie diverse bestemmingsplannen, Servicebureau De Friese Wouden, Drachten, december 2008 (bijlage 1);
4 Bestemmingsplannen De Heide/De Greiden geluidbelasting weg- en railverkeersla-
waai, Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving, Grou, maart 2014(bijlage 1);
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 26
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
4.2.4 Ecologie
De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de
Flora- en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet
1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving
verwerkt.
De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuur-
gebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Bescherming-
zones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden
deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescher-
ming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en re-
gelgeving opgenomen.
Binnen een straal van 4 km rondom het plangebied zijn beschermde na-
tuurgebieden in de vorm van Ecologische hoofdstructuur aanwezig. In het
voorliggende bestemmingsplan is uitsluitend ter actualisering van de be-
stemming van de betreffende gronden voorzien. In verhouding tot de be-
staande situatie worden in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mo-
gelijk gemaakt die (nadelige) gevolgen kunnen hebben voor beschermde
gebieden.
Afbeelding 5 Fragment atlas beschermde natuurgebieden (Bron: ministerie van L&I)
De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat
van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun
directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde 'nee, tenzij-
principe'. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet
zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling
of ontheffing van worden afgeweken. (of via een gedragscode) In de Ffw
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 27
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
is onder andere bepaald dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan ver-
moeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan
hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten
achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan wor-
den gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid
van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorko-
men, te beperken of ongedaan te maken.
Om inzicht te verkrijgen of en in hoeverre in het plangebied (mogelijk)
soorten voorkomen die op basis van de Ffw beschermd zijn, heeft de ge-
meente Heerenveen Altenburg & Wymenga bv opdracht gegeven voor het
uitvoeren van ecologische quickscan. Het doel van dit onderzoek5 was
antwoord te geven op de vraag in hoeverre in het bestemmingsplan
rekening moet worden met de aanwezigheid van dergelijke soorten.
Uit dit onderzoek bij deze toelichting komt naar voren dat bij ruimtelijke
ingrepen er mogelijk sprake is van negatieve effecten op een aantal wet-
telijk beschermde soorten.
Zwanenbloem mogelijk aanwezig licht beschermd
Gewone dotterbloem mogelijk aanwezig licht beschermd
Koningsvaren aanwezig licht beschermd
Rietorchis mogelijk aanwezig middelzw. beschermd
Groene Glazenmaker mogelijk aanwezig zwaar beschermd
Kleine modderkruiper mogelijk aanwezig middelzw. beschermd
Bittervoorn mogelijk aanwezig zwaar beschermd
Ambifieen waarschijnlijk aanwezig licht beschermd
Rugstreeppad mogelijk aanwezig zwaar beschermd
Ringsslang mogelijk aanwezig zwaar beschermd
Vogels aanwezig beschermd
Vleermuizen mogelijk aanwezig zwaar beschermd
Zoogdieren waarschijnlijk aanwezig licht beschermd
Steenmarter mogelijk aanwezig middelzw. beschermd
Eekhoorn mogelijk aanwezig middelzw. beschermd
Tabel 3 Overzicht mogelijk aanwezige beschermde soorten in het plangebied
Ondanks het overwegend conserverende karakter van het bestem-
mingsplan zijn bepaalde ingrepen niet uitgesloten, zoals bijvoorbeeld het
verwijderen van bomen en struiken of het dempen van sloten. De mogelij-
ke aanwezigheid van beschermde soorten en de bepalingen in de Flora- en
Faunawet brengen mee dat wanneer als gevolg van die nieuwe ontwikke-
lingen mogelijk beschermde soorten bedreigd zullen worden, aanvul-
lend ecologisch onderzoek uitgevoerd zal moeten worden. Afhankelijk van
de uitkomst van een aanvullend onderzoek zal zo nodig van de ontwikke-
lingen moeten worden afgezien, alternatieven moeten worden beoordeeld
of zondig een ontheffing moeten worden aangevraagd bij het Ministerie
van EL&I.
5 Inventarisatie natuurwaarden recreatiegebied De Heide te Heerenveen, A&W-rapport
1625 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden, april 2011 (bijlage 2).
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 28
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Op dit moment is het echter niet in te schatten welke activiteiten en welke
omstandigheden zich in de komende planperiode van 10 jaar, waarvoor dit
bestemmingsplan geldt, voor kunnen doen. Hierdoor voert het te ver om
voor dit conserverende bestemmingsplan aanvullend onderzoek te doen.
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of
andere activiteiten zal zoals de Flora- en faunawet voorschrijft rekening
worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen
soorten. Indien op dat moment uit gegevens dan wel onderzoek blijkt, dat
er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of
de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rust-
plaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de be-
treffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na
ontheffing krachtens de Flora- en faunawet.
4.2.5 Archeologie
In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door
een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van dit
verdrag is het veilig stellen van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit
moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit
houdt onder meer in dat bij de voorbereiding van ruimtelijke ingrepen en
bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (moge-
lijke) aanwezigheid van archeologische waarden. Op grond van de Monu-
mentenwet 1988 moet de gemeente bij de vaststelling van een nieuw be-
stemmingsplan rekening houden met de mogelijke aanwezigheid van ar-
cheologie waarden in de bodem. Hiervoor is de Friese Archeologische Mo-
numentenkaart Extra (FAMKE) een bruikbaar instrument.
Afbeelding 6 Fragment FAMKE periode steentijd – bronstijd (Bron: Provincie Fryslân)
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 29
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Op deze kaart is voor de hele provincie aangegeven wat de verwachtings-
waarde is op het aantreffen van archeologische resten. Hieraan zijn advie-
zen gekoppeld over hoe om te gaan met deze waarden.
Advies Steentijd-Bronstijd
De FAMKE deelt voor wat betreft de periode "Steentijd-Bronstijd" het
plangebied op in twee gedeelten. Enerzijds een gedeelte waarvan wordt
vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig ver-
stoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt
daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te ver-
richten.
Voor wat betreft het andere gedeelte van het plangebied geeft de FAMKE
“Karterend onderzoek 1‟ aan. Hier kunnen zich archeologische resten uit
de steentijd vlak onder de oppervlakte kunnen bevinden, afgedekt door
een dun veen- of kleidek. De conservering van eventueel aanwezige res-
ten is nu nog goed, maar de archeologische resten zijn wel zeer kwets-
baar. De FAMKE beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500
m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.
In het bestemmingsplan is daarom een regeling opgenomen op grond
waarvan het nodig is om bij ingrepen van meer dan 500m2 in dit gebied
eerst een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.
Advies IJzertijd-Middeleeuwen
Ten aanzien van de periode "IJzertijd-Middeleeuwen" geldt dat zich hier
archeologische resten bevinden uit de periode midden-bronstijd - vroege
middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg- en vol-
middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huis-
terpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boer-
derijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de
veengronden eromheen al afgegraven zijn. De FAMKE beveelt aan om bij
ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te ver-
richten.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 30
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Afbeelding 7 Fragment FAMKE periode ijzertijd – middeleeuwen (Bron: Provincie Fryslân)
Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is en niet voorziet in
ingrepen van meer dan 5.000m2 is in het bestemmingsplan geen aanvul-
lende regeling ter bescherming van archeologische waarden opgenomen.
4.3 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omge-
ving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuur-
werk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich
op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn
als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden
over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico‟s in
het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden
risico (hierna PR) en een groepsrisico (hierna GR). De normen voor PR en
GR hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor
de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbe-
schermd op een plaats (nabij een bedrijf waar gevaarlijke stoffen aanwe-
zig zijn of langs een transportroute van gevaarlijke stoffen) verblijft, komt
te overlijden als gevolg van een incident met die gevaarlijke stoffen). Voor
het PR gelden grenswaarden die niet mogen worden overschreden. In
nieuwe situaties bedraagt voor kwetsbare objecten de grenswaarde van
het PR 10-6/jaar. Het GR is de kans per jaar dat een groep van tien of
meer personen in één keer het (dodelijke) slachtoffer wordt van een on-
geval met gevaarlijke stoffen. Het aantal personen in de nabijheid van een
incident heeft invloed op de omvang van het GR. Tussen het aantal perso-
nen en de aard en de dichtheid van bebouwing bestaat een causaal ver-
band. Bij de bepaling van de risico‟s externe veiligheid is de bebouwing
dientengevolge van belang.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 31
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Afbeelding 8 Fragment risicoatlas (Bron: Provincie Fryslân)
Om de verschillen in gebruik van bebouwing bij de beoordeling mee te
kunnen wegen, worden voor externe veiligheid kwetsbare en beperkt
kwetsbare objecten onderscheiden. Kwetsbare objecten, die de zwaarste
vorm van bescherming genieten, zijn bijvoorbeeld scholen, verpleeghuizen
en woonwijken. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een
oriëntatiewaarde van 10-2/N2, ofwel 10-4/jaar voor 10 slachtoffers, 10-
6/jaar per 100 slachtoffers. Hiervan mag het bevoegd gezag gemotiveerd
afwijken; een toename van het groepsrisico moet worden verantwoord.
Het plangebied Heerenveen-De Heide is in hoofdzaak een woon- en recre-
atiegebied. De voor het bestemmingsplan relevante risicobronnen zijn:
transport van gevaarlijke stoffen over spoorlijn Wolvega – Leeuwar-
den
transport van gevaarlijke stoffen over de Van Engelenvaart
het LPG station Tinq Suzenaar te Heerenveen;
4.3.1 Beleid vervoer per spoor en per water
Het huidige beleid over de afweging van veiligheidsbelangen in relatie tot
het vervoer van gevaarlijke stoffen per (vaar)weg of per spoor is momen-
teel nog verwoord in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke
Stoffen van 2004 (aangepast 2010). In de circulaire zijn de grenswaarde
van het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het
groepsrisico (GR) aangegeven. Deze circulaire wordt vervangen door een
wettelijke regeling in de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit
Transportroutes externe veiligheid. Deze wettelijke regeling voorziet o.a.
in een Basisnet Spoor en in een Basisnet Water.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 32
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Basisnet Spoor
Het doel van het Basisnet Spoor is enerzijds om de bereikbaarheid van de
belangrijkste industriële locaties te garanderen en anderzijds de ruimtelij-
ke ontwikkeling rond het spoor binnen de normen van externe veiligheid
op verantwoorde wijze mogelijk blijven. De kern van het Basisnet is twee-
ledig. In de eerste plaats voorkomen dat mensen wonen of werken in een
gebied met hoge risico‟s. In de tweede plaats het verkleinen van de kans
op een ongeval met veel slachtoffers. In het kader van het Basisnet Spoor
zullen langs de baanvakken zones worden aangegeven waarbinnen geen
kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en waar terughoudend moet
worden omgegaan met het bouwen van beperkt kwetsbare objecten.
Het Basisnet Spoor zal per baanvak de gebruiksruimtes voor het vervoer
van gevaarlijke stoffen aangeven. De gebruiksruimtes worden uitgedrukt
in maximale risico‟s, die zijn gebaseerd op het plaatsgebonden en groeps-
gebonden risico.
In het definitieve basisnet spoor6 is het traject Wolvega-Leeuwarden aan-
geduid als een traject waarbij geen sprake is van een 10-6/jr-contour.Uit
het rapport Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2006-2010
blijkt bovendien dat het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor inciden-
teel voorkomt. Dit houdt in dat er langs het spoor geen veiligheidszone
wordt ingesteld en dat er geen ruimtelijke beperkingen zijn.
Basisnet Water
Net zo als het Basisnet Spoor heeft ook het Basisnet Water als doel om de
spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikke-
lingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen
van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimte-
lijke ordening. Het basisnet water bestaat uit een kaart met alle vaarwe-
gen van CEMT klasse II1
en hoger.
Rood: belangrijke toegangen naar zeehavens
Zwart: belangrijke binnenvaarwegen
Groen: minder belangrijke vaarwegen
Buiten het basisnet vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats an-
ders dan vloeibare brandstoffen in bunkerschepen tot 300t. Voor de rode,
zwarte en groene vaarwegen zijn gebruiksruimtes voor het vervoer gede-
finieerd; voor de rode en zwarte vaarwegen gelden beperkingen voor RO-
ontwikkelingen. Het basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpun-
ten nu en (behoudens de Westerschelde) in de toekomst met een tijdsho-
rizon van 2030 .
In het (ontwerp-)basisnet dat op 4 december 2008 door de Minister van
Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer is aangeboden, is de Van
Engelenvaart niet aangemerkt als een vaarweg waar beperkingen gelden
6 brief van de Minister van I&M aan de Tweede Kamer van 15 augustus 2011
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 33
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
voor RO-ontwikkelingen. Het aspect “externe veiligheid” is voor het trans-
port over de Van Engelenvaart dus niet relevant.
4.3.2 LPG Tankstation Tinq Suzenaar
Plaatsgebonden risico
In de omgeving van het plangebied ligt aan de Kattebos 162 in de wijk De
Greiden het LPG-tankstation Tinq Suzenaar. Dit LPG-tankstation is een ca-
tegoriale inrichting in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(Bevi). Voor categorale afstanden geldt dat wordt voldaan aan de in het
Bevi bepaalde grenswaarden voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per
jaar, indien de in de Regeling Externe Veiligheid bepaalde afstanden tot
(beperkt) kwetsbare objecten niet worden onderschreden.
Voor bestaande LPG-tankstations geldt tabel 2a uit bijlage 1. Uitgaande
van een vergunde doorzet van ten hoogste 999m3 per jaar, gelden voor
dit LPG-tankstation de volgende minimale afstanden tot (beperkt) kwets-
bare objecten:
Vulpunt : 35 meter
Afleverzuil : 15 meter
Tank : 25 meter
Aan deze afstanden wordt voldaan. Het bestemmingsplan biedt evenmin
mogelijkheden om binnen deze afstanden (beperkt) kwetsbare objecten te
vestigen. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in het Bevi.
Groepsrisico
Voor het bepalen van het groepsrisico (GR) is een groepsrisicoberekening
uitgevoerd7. Hieruit blijkt dat het groepsrisico bij bevoorrading zowel
overdag als 's nachts kleiner is dan de oriëntatiewaarde en nagenoeg vol-
ledig wordt bepaald door het lossen van de tankauto. De potentiële
slachtoffers bevinden zich voor een heel klein gedeelte in het plangebied.
Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er sprake
van een bestaande situatie.
Er is in de huidige situatie een gering GR aanwezig. Tegelijkertijd worden
door het bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten
binnen het invloedsgebied mogelijk gemaakt. Het onderhavige bestem-
mingsplan voorziet daarmee niet in een toename van het groepsrisico.
Ook zijn er binnen het invloedsgebied geen bestemmingen die (overwe-
gend) voorzien in de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen.
In het kader van het overleg ex artikel Bevi worden deze bevindingen
voorgelegd aan Brandweer Fryslân. Het bestemmingsplan mag gezien het
voorgaande voor wat betreft de externe veiligheid uitvoerbaar worden ge-
acht.
7 AVIV rapport 081428 d.d. 27 juli 2009 (bijlage 3)
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 34
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
4.4 Water
Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke orde-
ningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aange-
geven op welke wijze de betrokken partijen (initiatiefnemer, waterbeheer-
der en planbeoordelaar) tot een betere samenwerking kunnen komen. Het
is de bedoeling dat de watertoets fungeert als procesinstrument. Daar-
naast dient de watertoets om tot een waterparagraaf in ruimtelijke plan-
nen te komen.
Het hanteren van de watertoets heeft geleid tot een waterparagraaf in het
bestemmingsplan. Doordat sprake is van een beheersplan is gekozen voor
een versnelde watertoets. Dit betekent dat de aandachtspunten en be-
leidsuitgangspunten van Wetterskip Fryslân (WF), zoals weergegeven op
de Watertoetskaart, in dit bestemmingsplan zijn verwerkt.
Het waterschap wordt verzocht op het bestemmingsplan te reageren in
het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. Omdat het bestemmings-
plan overwegend conserverend van aard is, zal er naar verwachting een
positieve overlegreactie kunnen worden verkregen en zal de watertoets
niet leiden tot een belemmering voor het plan.
Afbeelding 9 Fragment Watertoetskaart (Bron: Wetterskip Fryslân)
Ten aanzien van het aspect water valt verder op te merken dat langs het
plangebied de Van Engelenvaart loopt. Deze watergang is bij Wetterskip
Fryslan aangemerkt als hoofdwatergang. Deze hoofdwatergang dient te al-
len tijde beschikbaar te zijn voor het Wetterskip met het oog op beheer en
onderhoud. De schouwpaden bij een hoofdwatergang dienen 5 meter
breed te zijn. Eventuele alternatieven waarbij geen schouwpad nodig is,
moeten in overleg met het Wetterskip worden gerealiseerd. In dit geval
kan het onderhoud aan weerszijden van de vaart plaatsvinden vanaf de
openbare weg. De Van Engelenvaart is tevens onderdeel van de Friese
boezem. De zone rondom de Van Engelenvaart maakt deel uit van de zone
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 35
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
boezemkaden. Deze zone is vastgesteld omdat de boezemkade een be-
langrijke waterkerende functie heeft en zorgt voor de veiligheid van ach-
terliggend gebied. Werkzaamheden op of aan deze kade dienen te allen
tijde vroegtijdig gemeld te worden aan het Wetterskip.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïm-
plementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen
gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Ar-
beidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieu-
beheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwer-
kingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe over-
schrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het pro-
gramma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten
of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma,
hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor
luchtkwaliteit.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op
de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaar-
den voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor
een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en
heeft daardoor geen invloed op de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is
daarom in overeenstemming met het gestelde in de Wet milieubeheer ten
aanzien van luchtkwaliteit. Het plan mag wat betreft dit aspect uitvoerbaar
worden geacht.
4.6 Bodemkwaliteit
Bestemmingsplan
In het kader van het bestemmingsplan is van belang in hoeverre de actue-
le bodemkwaliteit in overeenstemming is met de verschillende functies
binnen het bestemmingsplangebied. In het huidige bestemmingsplan wor-
den met name de bestaande functies vastgelegd, zodat aanvullend onder-
zoek naar de bodemkwaliteit niet direct aan de orde is. Bij wijzigingen in
functie en/of gebruik binnen het bestemmingsplangebied is een
(her)beoordeling van de huidige situatie noodzakelijk (maatwerk). In dit
verband vormt onder meer de Wet Milieubeheer/Activiteitenbesluit, de
Woningwet/Bouwverordening en de Wet bodembescherming (zorgplicht)
direct relevante wetgeving ten aanzien van het voorkomen dan wel oplos-
sen van bodemverontreiniging. Ook onroerend goed transacties en her-
structurering/revitalisering (bijv. in ISV-verband) vormen natuurlijke mo-
menten voor het (deels) saneren van bodemverontreiniging. Verder speelt
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 36
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
de aanpak van milieuhygiënische/maatschappelijk urgente bodemveront-
reiniging volgens het eerder vermelde landelijke spoor een rol.
Bodemsanering en grondverzet
Voor de aanpak van bodemverontreiniging vormt de regelgeving in de Wet
bodembescherming een belangrijk kader. Ten aanzien van hergebruik en
toepassing van grond/baggerspecie en bouwstoffen vormt het Besluit bo-
demkwaliteit (opvolger van het Bouwstoffenbesluit) het wettelijk kader. In
dat kader wordt opgemerkt dat gemeente Heerenveen in 2010 een nieuw
bodembeheerplan heeft vastgesteld. In dit bodembeheerplan zijn onder
meer op basis van gebiedsspecifiek beleid verruimde spelregels voor her-
gebruik van grond en baggerspecie binnen de gemeente geformuleerd.
Voor toepassing en hergebruik van grond afkomstig van buiten de ge-
meente zijn de algemene (generiek) regels uit het Besluit bodemkwaliteit
van toepassing.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 37
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
5. UITGANGSPUNTEN VOOR HET PLAN
5.1 Algemene uitgangspunten
Aan het bestemmingsplan ligt in de eerste plaats het uitgangspunt ten
grondslag om een actueel planologisch beheerskader te bieden voor de
bestaande situatie in het plangebied. Dit beheerskader moet zo zijn vorm-
gegeven dat flexibel kan worden omgegaan met functieveranderingen van
gebouwen zonder een woonfunctie. Uitgangspunt is verder om binnen
datgene wat vanuit stedenbouwkundig-planologische overwegingen
maximaal aanvaardbaar is, optimale globaliteit en flexibiliteit te bieden
voor particuliere initiatieven. De mate waarin deze ruimte wordt geboden,
hangt nauw samen met de gebiedsgerichte benadering, zoals beschreven
in hoofdstuk 3.
5.2 Uitgangspunten ten aanzien van de ruimtelijke hoofdstruc-
tuur
Het bestemmingsplan zet in op het consolideren van de ruimtelijke hoofd-
structuur zoals deze is beschreven in hoofdstuk 2. De wegenstructuur, de
groen- en de waterstructuur worden als zodanig in het bestemmingsplan
opgenomen. Daarbij wordt gestreefd naar een zo globaal mogelijk be-
heerskader voor de openbare ruimte, zoals daar waar dat mogelijk is uit-
wisselbaarheid tussen groen en water en een algemene bestemming voor
het openbaar gebied. Dat houdt in dat kleine(re) groenelementen niet
apart worden inbestemd en onder dezelfde bestemming vallen als de ge-
bieden met een verkeersfunctie. Waterelementen die van belang zijn voor
de ruimtelijke hoofdstructuur van het plangebied of voor de waterhuis-
houding worden wel specifiek inbestemd.
5.3 Specifieke functionele uitgangspunten
Uitgangspunt is ook om de functionele hoofdstructuur van het plangebied
te consolideren. De bestaande ruimtelijke indeling van het plangebied, te
weten het onderscheid tussen de woonfunctie, de recreatiefunctie en de
verkeersfunctie, blijft daarbij ongewijzigd. Ten aanzien van de niet-
woonfuncties wordt binnen de vastgestelde beleidskaders en de rand-
voorwaarden die nodig zijn voor een goed woon- en leefklimaat, gestreefd
naar een maximale uitwisselbaarheid tussen deze functies.
Wonen
Specifiek ten aanzien van de functie wonen is bestemmingsplan gericht op
de handhaving van het aantal woningen èn het waarborgen van een goed
woon- en leefklimaat. Het bestemmingsplan biedt in principe geen moge-
lijkheden om extra woningen toe te voegen en zet in op het instandhou-
den van de woonfunctie. Binnen de woonfunctie is geen ruimte voor de
uitoefening van andere functies, met uitzondering van enkele aan het wo-
nen gerelateerde bedrijfsfuncties zoals beroepsuitoefening-aan-huis en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ook voor logiesverstrekking (ook
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 38
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
wel Bed&Breakfast) is ruimte, echter wel na een voorafgaande belangen-
afweging door burgemeester en wethouders. Bij al deze functies is verder
een voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan
de woonfunctie. Om die reden is de maximale oppervlakte beperkt tot
30% van de oppervlakte van de wooneenheid en een maximum van 50m2.
Bij de woon-werkpanden langs de Hertshooi geldt dat er meer ruimte is
voor bedrijven en andere voorzieningen. Dit is geregeld met een specifie-
ke bestemming „Wonen – Werken‟.
Maatschappelijke voorzieningen en bedrijven
In de strook tussen De Zanden en de spoorlijn is sprake van drie „be-
drijfsverzamelgebouwen‟ waarin enkele (maatschappelijke) bedrijven en
gezondsheidinstellingen zijn gevestigd. Het bestemmingsplan biedt hier
flexibiliteit ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en staat hier
dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen toe. Deze
strook kan namelijk worden gezien als de voortzetting van de voorzie-
ningenzone ten noorden van de Rottumerweg. De brandweerkazerne
wordt specifiek inbestemd als „Maatschappelijk – Openbaar bestuur‟.
Het terrein van voormalig jongerencentrum „Sphinx‟ ligt sinds de sloop
van de oude boerderij braak. Er zijn geen initiatieven voor een heront-
wikkeling van deze gronden. In het bestemmingsplan wordt desondanks
wel een bouw- en gebruiksregeling voor deze gronden opgenomen.
Daarmee wordt tot het gemeentelijk beleid tot uitdrukking gebracht dat
de braakliggende gronden in principe wel voor herontwikkeling in aan-
merking komen, ook al is thans nog onduidelijk wanneer dat het geval
zal zijn. Om die reden is er van afgezien deze gronden een bestemming
„groen‟ toe te kennen. In de bouw- en gebruiksmogelijk is aansluiting ge-
zocht bij de „bedrijfsverzamelgebouwen‟ ten zuiden van deze locaties.
Sportvoorzieningen
De strook tussen De Zanden en de spoorlijn is verder in gebruik voor
sportvoorzieningen. Hier staat het bestemmingsplan een globaal be-
heerskader voor, waarin de uitwisselbaarheid tussen diverse voorzienin-
gen voorop staat. Voor bestaande bouwwerken (zoals de sporthal) ligt de
plaats en de oppervlakte vast. Vanwege de groene functie die deze
strook heeft voor de hoofdstructuur van de kern Heerenveen is uitbrei-
ding van de bestaande bebouwing alleen toelaatbaar indien dit geen on-
evenredige gevolgen heeft voor de „groene ruimte‟
Recreatie
De westelijke helft van het plangebied is in gebruik als recreatieterrein.
Voor de beheersregeling is aansluiting gezocht bij de indeling in gebieden
van de Ontwikkelingsvisie „De Heide‟. Dat houdt in dat onderscheid wordt
gemaakt in een intensief gebruikt gedeelte waar het accent ligt op recre-
atief gebruik en anderzijds een extensief gedeelte dat (mede) gericht is
op het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. In het
bestemmingsplan wordt géén rekening gehouden met de in de ontwikke-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 39
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
lingsvisie opgenomen voorstellen voor een jachthaven of een horeca-
voorzieningen. Indien daar concrete plannen voor ontstaan, wordt daar-
voor een aparte planologische procedure voor doorlopen.
5.4 Doorvertaling raadsbesluit van 11 juni 2012
Bij het vastleggen van de uitgangspunten voor deregulering in bestem-
mingsplannen wordt in de eerste plaats uitgegaan van de gebiedsgerichte
benadering van de gemeente. In deze benadering is het grondgebied van
de gemeente opgedeeld naar het niveau van de ruimtelijke kwaliteit. Deze
indeling is aangegeven op een visiekaart die als bijlage bij het raadsbesluit
van 11 juni 2012 behoort en zoals deze ook in hoofdstuk 3 is uiteengezet.
Het plangebied is overwegend aangemerkt als gebied waar sprake is van
een basiskwaliteit en waar volstaan kan worden met een de in paragraaf
3.2.10 geformuleerde basisregels.
Daarnaast zijn de randen van het woongebied langs de Rottumerweg aan-
geduid als “stedenbouwkundige hoofdlijnen – lange lijnen”. Deze gebieden
betreffen met name de stedenbouwkundige hoofdstructuur met vaak een
reeks van grootschaliger bebouwing of andere specifieke elementen. Voor
dit bestemmingsplan heeft dit geen consequenties.
Het gedeelte tussen de De Zanden en de spoorlijn is aangemerkt als
Groenstructuren (omgeving oranjewoudflat („landgoederenzone‟), Museum
Landgoed Oranjewoud, sportzone ds. Kingweg). Dit zijn kenmerkende
groengebieden, waar de bebouwingmogelijkheden worden afgestemd op
de kwaliteit van de groene ruimte. In het bestemmingsplan wordt daar re-
kening meegehouden door bestaande bebouwing in te bestemmen, maar
een eventuele uitbreiding van deze bebouwing is gekoppeld aan een nade-
re afweging om goed te kunnen beoordelen wat de gevolgen zijn voor de
„groene functie van het gebied‟. Dat geldt vooral voor de bebouwing op de
sportvelden
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 40
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
6. JURIDISCHE OPZET
6.1 Opzet van het bestemmingsplan
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden.
Deze wet is de opvolger van de oude WRO (Wet op de Ruimtelijke Orde-
ning) die uit 1965 stamt. In de Wro heeft de vernieuwing van het ruimte-
lijke instrumentarium en de nieuwe rolverdeling tussen Rijk, provincie en
gemeente gestalte gekregen. Snelle en overzichtelijke procedures, duide-
lijke verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede
transparantie in beleid en in normstelling zijn belangrijke basisprincipes
van de nieuwe Wro.
Een belangrijk onderdeel van de nieuwe wet is de digitalisering van ruim-
telijke plannen. Vanaf 1 januari 2010 is het verplicht alle nieuwe ruimtelij-
ke plannen digitaal te ontwerpen en vast te stellen. Van de digitale plan-
nen wordt tevens een analoge (papieren) versie vastgesteld. Beide versies
zijn formeel rechtsgeldig. Alleen in het geval dat het digitale en analoge
plan aanleiding geven tot een verschillende uitleg dan is het digitale be-
stemmingsplan doorslaggevend.
6.2 Plansystematiek en bestemmingsmethodiek
6.2.1 Algemeen
Bestemmingsplannen behoren op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de
Wet ruimtelijke ordening (Wro) eens in de 10 jaar te worden geactuali-
seerd. Nieuwe bestemmingsplannen dienen met toepassing van de wette-
lijk verplichte Standaard Voorschriften Bestemmingsplannen 2012 (SVBP
2012) te worden vervaardigd. Deze standaarden zijn met een ministeriele
regeling gekoppeld aan de Wro. Toepassing van de SVBP2012 zorgt er
voor dat alle nieuwe bestemmingsplannen dezelfde structuur en opbouw
kennen. Hierdoor ontstaat er een uniform geheel, wat de rechtsgelijkheid
voor burgers ten goede komt en de toetsing van aanvragen om een bouw-
vergunning alsmede de handhaving van bestemmingsplannen vergemak-
kelijkt. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), re-
gels en een toelichting. De regels zijn gekoppeld aan de verbeelding. Deze
vormen het juridische bindend deel van het bestemmingsplan.
6.2.2 Wijze van bestemmen
Uitgangspunt is om aan gronden in het plangebied een passende bestem-
ming toe te kennen. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht
welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke
ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere
functie leent zich voor een eigen bestemming conform de hoofdgroepen
van bestemmingen uit de SVBP 2012. Of dit zo is hangt af van de ruimte-
lijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed
heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 41
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aan-
wezige ruimtelijke objecten. Bij de keuze voor een bepaalde bestemming
is de (gewenste) hoofdfunctie bepalend.
Binnen veel hoofdgroepen van bestemmingen komen ondergeschikte func-
ties voor, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzie-
ningen. Deze functies worden in de regel opgenomen binnen de bestem-
mingsomschrijving. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet on-
der de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met
de bestemming, is gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding op de
verbeelding.
Aanvullende werking bouwverordening
Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten
toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffen-
de bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat
ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is
de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan an-
ders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld
aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet
zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onder-
werpen staan opgesomd in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
6.2.3 Flexibiliteit in bestemmingsplannen
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is het raadsbesluit van 11 juni
2012 bepalend geweest voor inhoud van het plan. Aan het raadsbesluit
ligt het uitgangspunt ten grondslag dat er binnen het grondgebied van de
gemeente onderscheid bestaat in ruimtelijke kwaliteit. In gebieden waar
sprake is van een basiskwaliteit is de regeling in het bestemmingsplan be-
perkt tot de in het raadsbesluit opgenomen basisbeginselen (zie paragraaf
3.5.). De bouwregels zijn afgestemd met de regels voor het vergunnings-
vrij bouwen zoals opgenomen in artikel 2 en artikel 3 van Bijlage II
van het Bor. Dit geldt ook voor de terminologie. De begrippen “Openbaar
toegankelijk gebied” en “bijbehorende bouwwerken” zijn in overgenomen
uit het Bor.
6.2.4 Vergunningvrij bouwen (Bijlage II Bor)
De bouwregels voor de bijbehorende bouwwerken zijn zo vormgegeven
dat ze minimaal dezelfde bouwruimte bieden als wat onder alle omstan-
digheden vergunningvrij is toegelaten. Daarmee wordt voorkomen dat de
bouwregels van het bestemmingsplan de bouw op een bepaalde plaats
niet toelaten, terwijl op de plaats wel vergunningsvrij kan worden ge-
bouwd.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 42
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
6.3 Toelichting planregels
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de
regels en de bijbehorende digitale verbeelding of de analoge verbeelding
(papieren plankaart) waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven.
De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.
In deze paragraaf worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
6.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
Dit artikel bevat definities van begrippen die in het bestemmingsplan wor-
den gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties
van deze begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zou-
den kunnen leiden. De begripsbepalingen staan op alfabetische volgorde.
Van begripsbepalingen is - voorzover aanwezig - de wettelijk voorgeschre-
ven definitie gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten. Ook hier
geldt dat voorzover aanwezig, de wettelijk voorgeschreven bepalingen zijn
gebruikt. Voor wat betreft de uitleg van het begrip goothoogte wordt op-
gemerkt dat bij lessenaarsdaken niet moet worden uitgegaan van de let-
terlijke goothoogte, maar van het punt waar het (denkbeeldig doorgetrok-
ken) dakvlak het waar het (denkbeeldig doorgetrokken) gevelvlak snijdt.
In de begripsbepaling wordt immers niet alleen over goothoogte gespro-
ken, maar ook over druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel, zijnde het punt waar het verticale gevelvlak overgaat in
het dakvlak.
6.3.2 Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de juridische doorvertaling van de verschillende be-
stemmingen die in het plangebied voorkomen. Per bestemmingsvlak zijn
in hoofdstuk 2 bouw- en gebruiksregels opgenomen. Bij de indeling van de
bestemmingsregels is de volgorde aangehouden die in de SVBP 2012 is
voorgeschreven. Deze zijn per bestemming als volgt opgebouwd:
bestemmingsomschrijving:
Hierin is een omschrijving opgenomen van de toegestane functies en de
gebruiksdoelen
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 43
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
bouwregels:
In de bouwregels is bepaald welke gebouwen en of andere bouwwerken
gebouwd mogen worden, waar ze gebouwd mogen worden en hoe groot
deze bouwwerken mogen zijn. (goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsper-
centages, dakhellingen e.d.). Als algemeen principe voor bouwregels
geldt dat gebouwen en overkappingen alleen gebouwd mogen worden in
een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Bepaalde bouwwerken mo-
gen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Veelal zijn de bouwregels per categorie „bouwwerk‟ geordend. De opzet
van de bouwregels voor de categorie „bouwwerken, geen gebouwen of
overkappingen zijnde‟ is daarbij zo opgezet dat eerst bouwregels worden
opgesomd voor specifieke bouwwerken, zoals vlaggenmasten en erf- of
terreinafscheidingen. Vervolgens worden dan de bouwregels opgesomd
voor de overige, niet specifiek genoemde, bouwwerken. Dit wordt tot uit-
drukking gebracht doordat in de regels wordt gesproken over „andere‟
bouwwerken. Het gaat daarbij dan om bouwwerken die niet in de vooraf-
gaande bouwregels al aan de orde zijn geweest. De hier genoemde regels
helden dus niet voor de bouwwerken die in de voorafgaande leden al zijn
benoemd.
afwijking van de bouwregels:
In sommige kan onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van
de bouwregels. Deze gevallen en daaraan gekoppelde voorwaarden zijn
hierin benoemd.
gebruiksregels:
Gebruiksregels zijn regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden
is. In de gebruiksregels is bepaald welke bijzondere bepalingen er gelden
voor het gebruiken van gronden en bouwwerlen zoals bijvoorbeeld een
maximale opppervlakte.
afwijking van de gebruiksregels
In sommige kan onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van
de gebruiksregels. Deze gevallen en daaraan gekoppelde voorwaarden zijn
hierin benoemd.
In deze paragraaf worden de diverse bestemmingsregels kort toegelicht.
- Bedrijf - Nutsvoorzieningen (artikel 3)
Deze bestemming heeft betrekking op de nutsvoorzieningen die op ver-
schillende plaatsen in het plangebied voorkomen. In artikel 1 is een nade-
re omschrijving van dit begrip opgenomen. Daaruit volgt dat dit begrip
„ruim‟ moet worden geïnterpreteerd. Behalve nutsvoorzieningen zijn ook
de daarmee qua aard gelijk te stellen voorzieningen toegestaan. De be-
stemmingsgrenzen zijn bepaald door de eigendomsgrenzen van het nuts-
bedrijf. Het bouwvlak is bepaald door de bestaande bebouwing. Er geldt
voor alle gebouwen en overkappingen een algemene bouwhoogtemaat van
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 44
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
4 meter. De hoogtemaat is daarom niet op de verbeelding aangegeven.
Om situaties die in strijd zijn met de Wet Geluidhinder en het Besluit Ex-
terne Veiligheid Inrichtingen, te voorkomen is geregeld dat geluidszone-
ringsplichtige en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.
- Bos (artikel 4)
De bestemming „Bos‟ is toegekend aan de noord-zuid verlopende houtwal-
lenstructuur in het plangebied. Daarmee beoogt het bestemmingsplan de
bijzondere landschappelijke waarde hiervan (als overblijfsel van de oor-
spronkelijke landschappelijke structuur) te behouden. Verwezen wordt
naar hoofdstuk 2 van de toelichting. Ook hebben deze houtwallen beteke-
nis vanwege de natuurlijke waarden (flora en fauna). Dit komt in doelein-
denomschrijving („het behoud van de landschappelijke waarden en de na-
tuurlijke waarden‟) tot uitdrukking.
Binnen deze bestemming mogen daarom geen gebouwen en overkappin-
gen worden opgericht en de hoogte van terreinafscheidingen is beperkt tot
1 meter. De hoogte van andere bouwwerken is begrensd op 3 meter.
Omdat dit bos ook een recreatiefunctie heeft, zijn deze gronden tevens –
in ondergeschikte mate - bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen. Dit
begrip is in artikel 1 nader omschreven. In ondergeschikte mate wil zeg-
gen dat deze dagrecreatieve functie altijd ondergeschikt moet blijven aan
de hoofdfunctie en daar geen onevenredige afbreuk aan mag doen.
De bestemmingsregeling is verder afgestemd op het besluit van de ge-
meenteraad van 11 juni 2012 inzake de deregulering van kapvergunnin-
gen. Aan dat besluit ligt het uitgangspunt ten grondslag dat alleen voor
het kappen van als zodanig in de „bomenlijst‟ aangewezen „monumentale
bomen‟ een omgevingsvergunning nodig is en dat verder voor het vellen
van landschapselementen en bomen met een diameter van 35 cm of meer
op een hoogte van 1,3 m een melding nodig is. Voor de gebieden die als
„meldingsvrij gebied‟ zijn aangewezen op de zogenaamde „groene kaart‟,
behoeft geen melding te worden gedaan, tenzij het een boom betreft die
op de bomenlijst staat vermeld.
De gronden waar de bestemming “Bos” betrekking op heeft, zijn volledig
aangemerkt als „meldingsvrij gebied‟. Dat houdt in dat er geen melding
behoeft te worden gedaan voor het kappen en vellen van bomen. Om die
reden is er in artikel 4 dan ook geen omgevingsvergunning meer opgeno-
men voor het kappen en vellen van bomen. Een en ander neemt echter
niet weg dat gronden met de bestemming „Bos‟ niet voor andere functies
dan vermeld in de doeleindenomschrijving gebruikt mogen worden. Hoe-
wel voor het vellen van bomen dus geen melding behoeft te worden ge-
daan, is het vellen van bomen met het oogmerk het terrein voor andere
functies dan in het artikel genoemd, niet toegestaan.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 45
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
- Gemengd (artikel 5)
De gebiedsbestemming „Gemengd‟ is toegekend aan de „bedrijfsverzamel-
gebouwen‟ tussen De Zanden en de brandweerkazerne. Zoals de naam
van deze bestemming al aangeeft, mogen deze gebouwen voor meerdere
functies gebruikt mogen worden. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is
deze locatie daar ook geschikt voor. Hiermee wordt bovendien voorkomen
dat bij functiewisselingen eerst een planologische procedure moet worden
doorlopen om een vrijgekomen (deel) van een gebouw voor een andere
functie te mogen gebruiken. De bruikbaarheid van deze gebouwen wordt
daarmee in belangrijke mate verhoogd. Hiermee wordt ook uitvoering ge-
geven aan het streven van de gemeenteraad naar flexibele en globale be-
stemmingsplannen.
Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan:
dienstverlenende bedrijven, hierbij is vanwege het gemeentelijk kan-
torenbeleid de oppervlakte van kantoren beperkt tot 250m2 per kan-
toor; dit is opgenomen in de specifieke gebruiksregels, lid 5.5)
maatschappelijke voorzieningen: onderwijs, religieuze voorzieningen,
sociaal-culturele voorzieningen, overheidsdoeleinden en kinderop-
vang;
recreatieve sportvoorzieningen;
In dit artikel is in de doeleindenomschrijving volstaan met de vermelding
dat deze gronden zijn aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen.
In artikel 1 is een nadere omschrijving van deze term opgenomen. Uit de-
ze omschrijving volgt dat onder maatschappelijke voorzieningen ook on-
dergeschikte horeca en/of ondergeschikte detailhandel moet worden be-
grepen. Er is bewust geen nadere invulling opgenomen van de term „on-
dergeschikt‟. De mate waarin sprake is van ondergeschiktheid, hangt in
sterke mate af van de omstandigheden. Voor de beoordeling van deze
„ondergeschiktheid‟ zijn in de volgende aspecten van belang:
de brutovloeroppervlakte in verhouding tot het geheel;
de uitstraling van de detailhandel of horeca ten opzichte van de maat-
schappelijke functie;
het tijdaspect: gedurende welke deel van de dag of week is er sprake
van horeca of detailhandel;
de relatie met de maatschappelijke functie;
De (vrije) uitwisseling van functies is noodzakelijkerwijs bij recht beperkt
tot niet-geluidsgevoelige functies. Het bouwvlak ligt namelijk binnen de
geluidszone van zowel de Rottumerweg als van De Zanden. Op grond van
de Wet Geluidhinder mogen geluidsgevoelige deze functies zich hier alleen
vestigen indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een vast-
gestelde hogere waarde. Om die reden is de vestiging van geluidsgevoeli-
ge functies alleen toegestaan bij afwijking en waarbij deze de afwijking al-
leen mag worden toegepast, indien wordt voldaan de geluidsnormen van
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 46
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
de Wet Geluidhinder. Dit vereist dus een specifieke toetsing en/of het
vaststellen van een hogere waarde. Dit is geregeld in lid 5.6.
De maximale bouwhoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 10 meter
en gebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd.
Kleinere bouwwerken (tot een gezamenlijke oppervlakte van 50m2 en een
hoogte van niet meer dan 3,5 m) mogen ook buiten het bouwvlak worden
gebouwd. Hiermee worden bouwwerken als fietsenstallingen, bergingen en
nutsvoorzieningen bedoeld.
Deze bestemming omvat mede het braakliggende terrein direct ten zuid-
oosten van de kruising De Zanden/Rottumerweg/Ds. Kingweg. Daarmee
geeft het bestemmingsplan ook enige richting aan een eventuele invulling
van deze gronden. Met het oog op een eventuele invulling van het hierbo-
ven genoemde terrein is in het bestemmingsplan voorzien in een afwij-
kingsbevoegdheid. Daarmee kan de bouwhoogte worden verhoogd naar
15 meter en bovendien worden toegestaan dat tot een oppervlakte van
500m2 buiten het bouwvlak wordt gebouwd. Een dergelijke uitbreiding van
de bebouwing vereist wel een zorgvuldige afweging van de betrokken be-
langen en een toetsing van de gevolgen voor het straat- en bebouwings-
beeld. Dit is dan ook de aanleiding om een dergelijke uitbreiding aan een
afwijkingsbevoegdheid te koppelen.
- Groen (artikel 6)
De bestemming “Groen” heeft betrekking op drie onderscheiden delen van
de openbare ruimte. In de eerste plaats wordt hiermee de hoofd-
groenstructuur van een passende bestemming voorzien. In de tweede
plaats heeft deze bestemming betrekking op plantsoenen en vergelijkbare
onderdelen van de openbare ruimte. Ook de groene zones langs de randen
van de wijk vallen onder deze bestemming. Tenslotte heeft de bestem-
ming „Groen‟, ook betrekking op waterpartijen voorzover dat water geen
functie heeft voor de waterhuishouding of de ruimtelijke kwaliteit. In die
gevallen zijn groen en water uitwisselbaar, waarbij echter de groenfunctie
overheersend moet blijven. Ook dit draagt bij aan de flexibiliteit van het
bestemmingsplan.
Binnen deze bestemming zijn tevens speel- en spelvoorzieningen en ande-
re voorzieningen zoals parkeergelegenheid toegestaan, enkel alleen in on-
dergeschikte mate. Deze mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de
groenfunctie. Om het groene karakter van deze gebieden zoveel mogelijk
te behouden, zijn gebouwen uitgesloten en mogen erf- en terreinafschei-
ding niet hoger zijn dan 1 meter. Om het plaatsen van speeltoestellen niet
onmogelijk te maken, is de bouwhoogte van andere bouwwerken bepaald
op maximaal 5 meter.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 47
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
- Maatschappelijk - Openbaar bestuur (artikel 7)
De bestemming regelt in de eerste plaats de aanwezigheid van en het
functioneren van de brandweerkazerne aan de Rottumerweg. Behalve een
brandweerkazerne zijn ter plaatse ook andere overheidsfuncties toege-
staan. Vanwege de specifieke locatie die speciaal is geselecteerd als vesti-
gingsplaats voor de kazerne, is in het bestemmingsplan geen uitwisseling
met andere maatschappelijke functies mogelijk gemaakt, te meer daar
niet de verwachting bestaat dat zich tijdens de looptijd van het bestem-
mingsplan een functieverandering zal voordoen.
De maximale bouwhoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 10 meter
en gebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd.
De situering van het bouwvlak is afgestemd op de bestaande situatie.
Kleinere bouwwerken (tot een gezamenlijke oppervlakte van 50m2 en een
hoogte van niet meer dan 3,5 m) mogen ook buiten het bouwvlak worden
gebouwd. Hiermee worden bouwwerken als fietsenstallingen, bergingen en
nutsvoorzieningen bedoeld.
- Recreatie – Extensieve dagrecreatie (artikel 8) en Recreatie -
Intensieve recreatie (artikel 9)
Met deze beide bestemmingen wordt het recreatieterrein De Heide plano-
logisch geregeld. Zoals in het voorgaande hoofdstuk al is aangegeven,
wordt daarbij – in lijn met de beheervisie – een onderscheid gemaakt tus-
sen het meer intensief benutte deel van het recreatiegebied en het meer
extensief benutte deel daarvan. Dit onderscheid komt allereerst tot uiting
in de naam van de bestemmingen en in de gebruiksmogelijkheden van de
gronden.
De bestemming „Recreatie – Intensieve dagrecreatie‟ kent gebruiksmoge-
lijkheden die gericht zijn op een intensief gebruik zoals ligweides, stran-
den, parkeerterrein e.d. en kent ook de mogelijkheid om kleinere gebouw-
tjes op te richten voor beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen Ook
kiosken zijn hier toegestaan. Daarnaast is ook een regeling opgenomen
voor het verenigingsgebouw van de postduivenvereniging. Alleen de gron-
den ter plaatse van de aanduiding “Verenigingsleven” mogen voor derge-
lijke sociaal-maatschappelijke functies worden gebruikt.
Om flexibiliteit en globaliteit te bieden voor het beheren van het gebied
bevatten de regels „slechts‟ een maximale gezamenlijke oppervlakte aan
gebouwen en/of overkappingen, een maximale oppervlakte per gebouw en
een maximale bouwhoogte. Deze bestemming voorziet verder niet in de
mogelijkheid om ter plekke een (grotere) horecavoorziening op te richten.
Indien daarvoor concrete plannen worden ontwikkeld welke passend zijn
binnen de beheersvisie, zal daarvoor een afzonderlijke planologische pro-
cedure moet worden doorlopen.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 48
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
De bestemming „Recreatie - Extensieve dagrecreatie‟ is bedoeld voor het
extensief gebruikte gedeelte van het recreatiegebied. Dat komt allereerst
tot uitdrukking in het uitsluiten van gebouwen en overkappingen. Hier
mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, wor-
den gebouwd. Verder is deze bestemming alleen bedoeld voor beplanting
en bebossing, water en het behoud van de natuurlijke waarden van het
recreatiegebied. Voorzieningen zoals ligweides en parkeervoorzieningen
zijn hier uitgesloten. De ecologische waarden van het gebied worden be-
schermd door de Flora- en Faunawet.
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid ter plaatse een res-
taurant of een jachthaven mogelijk te maken. Daarvoor is een apart be-
sluit van de gemeenteraad nodig en een afzonderlijke planologische pro-
cedure. De ontwikkeling van de boerderij Rottumerweg 17 is niet in dit
bestemmingsplan begrepen.
- Sport (artikel 10)
De bestemming „Sport‟ heeft betrekking op de gronden gelegen tussen de
De Zanden en de spoorlijn Leeuwarden-Meppel. Deze strook grond is voor
een belangrijk deel voor sportdoeleinden in gebruik en draagt door het
deels onbebouwde en de groene karakter ook bij aan de kwaliteit van deze
zone als onderdeel van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van He-
erenveen.
De bestemming bevat geen regels ten aanzien van hoe het gebied wordt
ingericht. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden zoals ontsluitingen,
parkeergelegenheid, bebossing en groenvoorzieningen en uiteraard sport-
voorzieningen zoals sportvelden.
De regels in het bestemmingsplan zijn er daarnaast op gericht om de
groene uitstraling zo goed mogelijk te bewaren. Dat komt er op neer dat
de bestaande gebouwen door middel van een bouwvlak op de kaart wor-
den aangegeven. Buiten het bouwvlak mogen daarom ook geen gebouwen
of overkappingen worden gebouwd. Voor het geval het (onvoorzien) toch
nodig is om buiten het bouwvlak te moeten bouwen, kan gebruik worden
gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid uit lid 10.4.
Er is bewust gekozen voor om hiervoor een afwijkingsbevoegdheid om te
nemen. Hierdoor kunnen de betrokken belangen op een zorgvuldige wijze
tegen elkaar te worden afwegen, rekening houdende met de concrete si-
tuatie. In de regels is als één van de voorwaarde daarvoor opgenomen dat
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige en
architectonische samenhang tussen de bebouwing en het groen. Daarmee
wordt bedoeld dat het toevoegen van bebouwing (buiten de bouwvlakken)
niet ten koste mag gaan van de bijzondere „groene‟ functie die het sport-
terrein heeft als onderdeel van de hoofdgroenstructuur van Heerenveen.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 49
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Met het oog op kantines is in het bestemmingsplan ook een regeling op-
genomen ten aanzien van het gebruik voor horecafuncties. Dit houdt in
dat alleen „ondergeschikte horeca‟ is toegestaan. Voor de uitleg van dit
begrip wordt verwezen naar de toelichting bij de bestemming „Gemengd‟.
- Verkeer (artikel 11) en Verkeer - Verblijf (artikel 12)
De bestemmingen „Verkeer‟ en „Verkeer - Verblijf‟ hebben betrekking op
de wegen en het openbaar gebied. Hierbij is de bestemming “Verkeer” be-
doeld voor de hoofdwegenstructuur en bij deze bestemming ligt het accent
op de verkeersafwikkeling. De bestemming “Verkeer - Verblijf” is bedoeld
voor de woonstraten en het verblijfsgebied. Hier ligt het accent op de ver-
blijfsfunctie. Dit verschil komt naar voren in doeleindenomschrijving van
de beide bestemmingsregelingen. Gebouwen zijn uitgesloten. Bouwwerken
zijn wel toegestaan. De maximale hoogte hiervan bedraagt, voor andere
bouwwerken dan nodig voor de geleiding, beveiliging en geleiding van het
verkeer, ten hoogste 5 meter.
- Water (artikel 13)
De bestemming „Water‟ is toegekend aan die gronden waarvan het vanuit
waterhuishoudkundig of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk c.q. nood-
zakelijk is dat gebruik als water gehandhaafd blijft. Dat kan zijn omdat het
water bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied of bijvoorbeeld
voor het afvoeren of bergen van regenwater. In het bestemmingsplan
Heerenveen-De Heide komt de bestemming „Water‟ veelvuldig voor. Zeker
in het noordelijk gedeelte van het plangebied zijn de waterpartijen van
grotere betekenis voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur. Daarnaast
is het water van belang vanwege de Van Engelenvaart en het Heidemeer.
Als uitvloeisel van het „dereguleringsbesluit van 11 juni 2012 is binnen de-
ze bestemming een regeling voor „steigers en vlonders‟ opgenomen.
- Wonen - 1 (artikel 14), Wonen - 2 (artikel 15) en Wonen - Werken
(artikel 16)
Het bestemmingsplan regelt in de artikelen 14, 15 en 16 de functie wo-
nen. Wonen komt zowel functioneel als ruimtelijk in verschillende varian-
ten voor. Vanwege de overzichtelijkheid en toegankelijkheid zijn voor deze
varianten verschillende regelingen in het bestemmingsplan opgenomen.
Deze worden hier vanwege de onderlinge samenhang wel gezamenlijk
toegelicht.
De bestemming „Wonen - Werken‟ regelt de bouw- en gebruiksmogelijk-
heden van de woon-werk-locatie aan de Hertshooi. De bestemmingen
„Wonen - 1‟ en „Wonen - 2‟ hebben betrekking op de grondgebonden wo-
ningen in het woongebied. Hierbij ziet „Wonen - 1‟ op woningen bestaande
uit één laag met kap en „Wonen - 2‟ op woningen van twee lagen met een
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 50
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
kap. Dit woongebied is volgens de gebiedsvisie aangemerkt als gebied met
een basiskwaliteit (een zogenaamd „wit‟ gebied)
Functioneel
Alle hier genoemde bestemmingsregelingen zijn hoofdzakelijk bestemd
voor bewoning in de vorm van woonhuizen. Andere functies dan bewoning
zijn niet of alleen in beperkte mate toegestaan. Er is bij alle woonhuizen
bij direct recht – dus zonder voorafgaande toestemming - ruimte voor be-
roepsuitoefening-aan-huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. In
bijlage 1 bij de regels is een opsomming opgenomen van wat het be-
stemmingsplan hieronder verstaat. Voorwaarde daarbij is wel dat deze ac-
tiviteiten ondergeschikt zijn aan het wonen. Om deze ondergeschiktheid te
borgen, is in de gebruiksregels een maximale maat opgenomen van ten
hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw met
bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50m2. De plaats waar
deze bedrijvigheid wordt uitgeoefend, is niet vastgelegd.
Voor de woningen aan de Hertshooi (de „wonen-werken-locatie‟) geldt een
ruimere regeling. Hier is een combinatie van wonen en werken toegestaan
waarbij wel – vanwege de ligging in een woongebied - een combinatie
van wonen en werken wordt verlangd. Dit is daarom specifiek in de ge-
bruiksregels opgenomen. Als bedrijvigheid zijn, naast de al genoemde be-
roepsuitoefening-aan-huis, alle bedrijven en maatschappelijke voorzienin-
gen toegestaan die vallen onder categorie 1 van de VNG-brochure „Bedrij-
ven en Milieuzonering‟. deze opsomming is als een aparte bijlage 2 aan de
regels toegevoegd. Hierbij ligt het accent op dienstverlenende bedrijven.
Tevens bestaan mogelijkheden voor logiesverstrekking. Hier is een afzon-
derlijke omgevingsvergunning voor nodig. Om ook hier de ondergeschikt-
heid ten opzichte van het wonen te borgen, is in de gebruiksregels ook
een maximale maat opgenomen van 30% van de gezamenlijke oppervlak-
te van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken met een maxi-
mum van 50m2. Daarbij moet tevens getoetst worden op de woonsituatie
en de milieusituatie. Bovendien zijn vrijstaande gebouwen zoals garages
en schuren hiervan uitgesloten. In de afwijkingsbevoegdheid is daarom de
mogelijkheid voor logiesverstrekking daarom beperkt tot de wooneenheid
zelf. Er kan alleen ontheffing worden verleend voor de wooneenheid.
Eveneens voor alle woonhuizen geldt dat per bouwperceel ten hoogste één
wooneenheid mag worden gebouwd c.q. één wooneenheid mag worden
gebruikt. Er is wel voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor mantel-
zorg. De oppervlakte van de extra wooneenheid mag ten hoogste 50m2
bedragen.
kamerverhuur
De voormalige boerderij op de hoek van De Zanden en de Rottumerweg is
deels geschikt gemaakt voor kamerbewijze bewoning. Binnen de bestem-
mingsregeling is daar een aparte voorziening voor getroffen, omdat een
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 51
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
dergelijke bewoning anders niet zou zijn toegestaan. Deze is opgenomen
in lid 15.2.1 sub d. Alleen ter plekke van de aanduiding „kamerverhuur‟
zijn naast de zelfstandige wooneenheid ook vijf onzelfstandige woningen
toegestaan.
Bijbehorende bouwwerken
In aansluiting op de terminologie van het Besluit Omgevingsrecht wordt
de term „bijbehorende bouwwerken‟ ook in dit bestemmingsplan gebruikt.
Daarmee wordt de categorie bouwwerken bedoeld die voorheen als aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen werd aangeduid. De maxi-
male oppervlakte is overal gelijk: standaard bedraagt deze 100m2. Deze
bebouwing moet verder op een afstand van minimaal 1 meter achter de
voorgevel worden gebouwd. Deze bouwwerken mogen in zijtuinen ook
buiten het bouwvlak worden gebouwd, dus voor de naar het openbaar ge-
bied gekeerde zijgevels, mits de afstand ten opzichte van de zijdelingse
perceelsgrens indien aan het openbaar gebied grenst, minimaal 1 meter
bedraagt.
Erf- en terreinafscheidingen
Voor erf- en terreinafscheidingen geldt het principe dat de maximale
hoogte ten hoogste 1 meter bedraagt voorzover gebouwd voor de voorge-
vel of het verlengde daarvan. Achter de voorgevel of het verlengde
daarvan mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 2 meter.
Relatie met vergunningvrij bouwen (Bijlage II BOR)
In bijlage II van het BOR (artikelen 2 en 3) wordt onderscheid gemaakt
tussen een categorie bouwwerken die onder alle omstandigheden vergun-
ningsvrij is (artikel 2) en een categorie die vergunningsvrij is indien het
bouwen daarvan in overeenstemming is met het bestemmingsplan (artikel
3). De inhoudelijke regeling in dit bestemmingsplan is afgestemd op deze
regels. Daarmee wordt voorkomen dat de bouwregels van het bestem-
mingsplan de bouw op een bepaalde plaats niet toelaten, terwijl op de
plaats wel vergunningsvrij kan worden gebouwd.
De grenzen van de toepassing van artikel 3 zijn ruimer dan de bouwregels
voor bijbehorende bouwwerken. Dat leidt echter niet tot een problemati-
sche situatie, omdat de categorie van artikel 3 alleen vergunningvrij is, in-
dien de bouwwerken passen binnen de bouwregels van het bestemmings-
plan. Dat heeft bovendien als consequentie dat voor het bouwen van bij-
behorende bouwwerken die passen binnen de bouwregels meestal geen
omgevingsvergunning nodig Voor bebouwing in zijtuinen is vrijwel altijd
wel een omgevingsvergunning nodig omdat bebouwing in de zijtuinen niet
onder artikel 3 van het BOR valt.
Uitgangspunt is om in deze gebiedsbestemmingen zoveel mogelijk ruimte
voor bouwinitiatieven te bieden voorzover deze passen binnen datgene
wat stedenbouwkundig maximaal haalbaar is. Daarbij is een redelijk glo-
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 52
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
bale systematiek gevolgd. Hierbij is vooral gelet op de plaats waar bebou-
wing geplaatst mag worden en niet zozeer op de bestaande situatie.
Er is een systematiek gehanteerd waarbij de hoofdgebouwen binnen het
bouwvlak moeten worden gebouwd. De grenzen van de bouwvlakken zijn
daarbij afgestemd op de hoofdgebouwen. De voorzijde van de bouwvlak-
ken is op de voorgevelrooilijn gelegd en de achtergrens op de achter-
waartse perceelsgrens. Twee of meer bouwvlakken die met de achtergren-
zen op elkaar aansluiten, zijn één bouwvlak samengevoegd. Aan de zij-
kant is het bouwvlak begrensd op 3 meter van de zijdelingse perceels-
grens. Afwijkingen ten opzichte van het algemene bebouwingsbeeld zijn
niet wenselijk: dus daarom is incidenteel geen extra bouwlaag toegestaan,
geen afwijkend kapvormen en geen platte daken. Lessenaarsdaken zijn
toegestaan.
De goothoogte bedraagt binnen „Wonen - 1‟ maximaal 4 meter, binnen
„Wonen - 2‟ ten hoogste 6 meter en binnen “Wonen - Werken maximaal 6
meter. Incidenteel komen binnen „Wonen-1‟ ook goothoogten voor van
meer dan 4 meter. Via een afzonderlijke bouwaanduidingen is geregeld
dat in die gevallen van de bestaande goothoogte kan worden uitgegaan.
Hetzelfde is van toepassing ten aanzien van dakhellingen.
De dakhelling bedraagt minimaal 30 en maximaal 70 graden. Vanwege de
lessenaarsdaken is de dakhelling binnen de bestemming „Wonen-2‟ gesteld
op ten minste 15 en ten hoogste 60 graden. Omdat de maximale goot-
hoogte(n) en de minimale en maximale dakhellingen per bestemming al-
gemeen van toepassing zijn, worden deze niet op de verbeelding aange-
geven.
In de bouwregels gelden verder de volgende uitgangspunten:
In hoeksituaties moet het hoofdgebouw op een afstand van minimaal
3 van de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
Voor bijbehorende bouwwerken in hoeksituaties geldt een minimale
afstand van 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens.
Afwijkingen ten opzichte van het algemene bebouwingsbeeld zijn niet
wenselijk: dus geen incidentele extra bouwlaag, geen afwijkend kap-
vormen en geen platte daken.
Er is aansluiting gezocht bij het vergunningvrij bouwen (Bijlage II van
het BOR), dat houdt in dat bebouwing niet wordt uitgesloten op plaat-
sen waar vergunningsvrij wel mag worden gebouwd.
De maximale hoogte van erf- en terreinafscheiding voor de voorgevel
bedraagt 1 meter, achter de voorgevel of het verlengde bedraagt de
maximale hoogte 2 meter.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 53
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
- Waarde - Archeologie (artikel 17)
In delen van het plangebied is een verhoogde trefkans op archeologische
vondsten (zie paragraaf 4.4). Artikel 17 van de regels vormt de juridische
doorwerking daarvan en beoogt eventuele archeologische waarden te be-
schermen. De basis van dit artikel is mede terug te vinden in de artikelen
39 en 40 van de Monumentenwet 1988.
Op grond van dit artikel is voor bouwen met een oppervlakte van meer
dan 500m2 een voorafgaande archeologisch onderzoek vereist, dat moet
voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in lid 17.2.1. Afhankelijk van de
uitkomsten kunnen nadere maatregelen noodzakelijk zijn. Op grond van
van artikel 17.2.2 jo artikel 40 Monumentenwet 1988 kan het treffen van
maatregelen als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden ver-
bonden
De verplichting om eerst archeologisch onderzoek uit te voeren geldt niet
wanneer de bestaande fundering wordt gebruikt en de oppervlakte niet
wordt uitgebreid. In die gevallen heeft het bouwen immers geen nadelige
gevolgen voor de archeologische waarden. Ook in voorkomende gevallen
kan van de verplichting archeologisch onderzoek uit te voeren, worden af-
geweken, bijvoorbeeld wanneer de archeologische waarde al in afdoende
mate vaststaat.
Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor uitvoeren van werken die
dieper gaan dan 30 centimeter en een ruimtebeslag hebben van meer dan
500m2. Deze regeling is gebaseerd op artikel 39 van de Monumentenwet
1988. Ook hier moet eerst een archeologisch onderzoek worden overlegd
en ook hier bestaat de optie het treffen van maatregelen als voorwaarde
aan de omgevingsvergunning te verbinden.
6.3.3 Overige en algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn een aantal algemene bepalingen opge-
nomen. Deze zijn in de algemene regels omdat ze van toepassing zijn op
het hele plangebied en op alle bestemmingsregels.
Dit betreft de volgende regels:
- Anti-dubbeltelregel (artikel 18)
Deze regeling waarvan de tekst overeenkomstig de landelijk vastgestelde
standaard is bepaald, is bedoeld om aan te geven dat een eenmaal ver-
leende afwijking niet nog een keer kan worden toegepast.
- Algemene bouwregels (artikel 19)
De hier genoemde bouw- en gebruiksregels gelden voor het hele plange-
bied. De algemene bouwregels bevatten daarbij enkele bepalingen in hoe-
verre de bouwgrenzen mogen worden overschreden. Deze zijn vooral van
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 54
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
belang bij erkers, entreepartijen e.d. Deze mogen in geringe mate buiten
het bouwvlak worden gebouwd. In sub b van het tweede lid is een voor-
ziening opgenomen voor het bouwen van dakkapellen en andere elemen-
ten op het dakvlak. Deze voorziening houdt in dat de bouwregels niet van
toepassing zijn op ondergeschikte elementen op het dakvlak zoals dakka-
pellen en dakopbouwen. De vraag in hoeverre sprake is van „onderge-
schiktheid‟ wordt bepaald aan de hand van een concrete aanvraag.
Voorzover wordt voldaan aan de regels van artikel 2 van het Besluit Om-
gevingsrecht is zondermeer sprake van ondergeschiktheid. Voorzover in
het plangebied sprake is van welstandstoezicht wordt de ondergeschikt-
heid beoordeeld in dat kader. Er zijn daartoe sneltoetscriteria opgenomen.
Voorzover er geen sprake is van welstandstoezicht kunnen de volgende
criteria als richtlijn voor dakkapellen worden gebruikt:
voorzien van een plat dak,
gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m,
onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en
zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak
breedte niet meer dan 40% van de oppervlakte van het dakvlak (tus-
sen de perceelsgrenzen)
Voor dakopbouwen kan van de volgende criteria worden uitgegaan
op een zadeldak:
alleen enkelzijdige nokverhogingen toepassen over de gehele breedte
van de woning met een hellingshoek gelijk aan het bestaande dak
de nok met hoogstens 0,80 m verhogen
op een plat dak:
dakopbouwen terugliggend (minimaal 1 m tov de dakrand) op bebou-
wing
toepassen met behoud van de collectieve gootlijn totale hoogte van
een plat
afgedekte dakopbouw is maximaal 3,5 m
- Algemene gebruiksregels (artikel 20)
In artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) is een verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebrui-
ken strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, ten-
zij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een om-
gevingsvergunning is verleend. Artikel 20 van de regels geeft daar een
nadere invulling aan door te bepalen wanneer in ieder geval sprake is van
strijdig gebruik.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 55
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
- Algemene afwijkingsregels (artikel 21)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking
van het bestemmingsplan. In deze regeling zijn de algemene afwijkings-
mogelijkheden opgenomen zodat enige flexibiliteit mogelijk wordt ge-
maakt ten aanzien van de regels.
In de algemene afwijkingsregels is de zogenaamde 10% regeling opgeno-
men. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwij-
king van het bestemmingsplan tot ten hoogste 10% van de elders in de
regels genoemde maten, afmetingen en percentages worden afgeweken.
Deze regeling is bedoeld voor incidentele gevallen, waarbij het om bouw-
technische redenen en/of redenen van doelmatigheid het noodzakelijk
wordt geacht om in geringe mate van de gegeven maten moet af te wij-
ken. Alvorens deze afwijking toe te passen, zal bovendien eerst een afwe-
ging moeten plaatsvinden.
6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 tot slot geeft een regeling voor het overgangsrecht en de zo-
genoemde slotregel.
- Overgangsrecht (artikel 22)
In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of
gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechts-
kracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet
(langer) overeenkomstig met de regels die in dit bestemmingsplan worden
gegeven. De regeling is overgenomen uit de standaardbepaling in het
Bro. Artikel 3.2.1 Bro stelt regels voor bouwovergangsrecht, artikel 3.2.2
stelt regels voor gebruiksovergangsrecht.
- Slotregels (artikel 23)
Dit laatste artikel van de planregels bepaalt op welke wijze de regels van
het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6.3.5 Toelichting op de algemene toetsingscriteria
Binnen de afwijkings- en wijzigingsregels, alsmede in de nadere eisen
worden algemene toetsingscriteria gebruikt. Om enig houvast te bieden bij
de invulling van deze criteria, zijn deze hierna beschreven. Deze beschrij-
vingen dienen als leidraad bij de toetsing van het specifieke criterium ten-
einde duidelijk te maken wat er met het criterium wordt bedoeld en waar-
op het criterium betrekking heeft. De beschrijvingen zijn niet uitput-
tend bedoeld.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 56
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
Straat- en bebouwingsbeeld:
Er dient ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwer-
ken, werken en andere gebruiksvormen, gestreefd te worden naar het in
stand houden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig op-
zicht, samenhangend bebouwingsbeeld. Dit criterium wordt met het
welstandsbeleid aangevuld voor zover dat op welstandshalve aspecten
ziet.
Woonsituatie:
Er dient ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwer-
ken, werken en andere gebruiksvormen, rekening te worden gehouden
met het in stand houden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding
en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende pri-
vacy. Bij de toelaatbaarheid van een bouwwerk, werk of andere ge-
bruiksvorm zal steeds de woonsituatie worden afgewogen tegen de nood-
zaak van de situering en maatvoering/omvang van het bouwwerk, werk of
ander gebruik.
Verkeersveiligheid:
Er dient ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwer-
ken, werken en andere gebruiksvormen, rekening te worden gehouden
met het in stand houden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige
situatie. Met een aanpassing van de situering of afmeting van een bouw-
werk, werk of ander gebruik kan een verkeersveiligere situatie worden
bewerkstelligd.
Milieusituatie:
Er dient ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwer-
ken, werken en andere gebruiksvormen, rekening te worden gehouden
met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een ver-
keersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en om-
vang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke
uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig
mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwves-
tiging van milieugevoelige functies er op te worden gelet dat bestaande
milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden
beperkt.
Gebruiksmogelijkheden:
Er dient ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwer-
ken, werken en andere gebruiksvormen, rekening te worden gehouden
met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien
deze daardoor kunnen worden beïnvloed. De toelaatbaarheid van een
bouwwerk, werk of ander gebruik mag niet ten koste gaan van toelaatbare
gebruiksvormen binnen andere bestemmingen.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 57
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
6.3.6 Toelichting op het begrip ’bestaand’
In de regels wordt enkele malen verwezen naar de bestaande situatie.
Voor bouwwerken is dat de situatie op het moment van de eerste terinza-
gelegging van dit plan. Voor gebruik is dat het moment van het van kracht
worden van het plan. Onder bestaande oppervlakte wordt tevens de ten
tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan reeds vergunde, maar
nog niet gerealiseerde oppervlakte begrepen. De bestaande situatie her-
leidt de gemeente in de eerste plaats uit de gedane inventarisatie. Er is
een inventarisatie verricht, waarbij op perceelsniveau is gekeken naar
het type bebouwing, de omvang van de bebouwing en de gebruiksvormen
en waarbij van alle panden foto‟s zijn gemaakt.
Bovendien beschikt de gemeente over recente luchtfoto‟s vanwaar
op schaal de bouwwerken, de percelen en de landschapselementen
kunnen worden herleid. Daarnaast hanteert de gemeente het bouw-
vergunningenarchief, waarin alle perceelsgewijze bouwvergunningen
zijn opgeslagen.
Vanuit die gegevens kunnen bijvoorbeeld de afmetingen van bouwwerken
worden bepaald. Ook de WOZ legt jaarlijks de perceelsgegevens vast. Tot
slot is er nog het archief van de milieugegevens. Deze optelsom aan ge-
gevens biedt een volledige en rechtszekere garantie om op een juis-
te wijze invulling te geven aan het begrip „bestaand‟.
imro-idn: NL.IMRO.0074.BPNdeheide-VO05 blz. 58
bestemmingsplan Heerenveen-De Heide
voorontwerp
7. UITVOERBAARHEID
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6.12 Wro is een exploitatieplan verplicht voor zover
het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voor het uitvoeren van een
aantal in artikel 6.2.1 van Besluit ruimtelijke ordening genoemde bouw-
plannen. Van het vaststellen van een exploitatie kan worden afgezien, in-
dien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in een
dergelijke bestemmingsplan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend bestem-
mingsplan dat niet voorziet in bouwmogelijkheden zoals opgesomd in
artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Uitgangspunt in
het bestemmingsplan is verder dat bestaande bouwrechten door de
gemeente worden gerespecteerd. Aan het bestemmingplan zijn be-
houdens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten
verbonden. Vaststelling van een exploitatieplan is derhalve niet nodig en
vanuit het economisch oogpunt mag het plan uitvoerbaar worden geacht
In het plan zijn tevens wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarbij
sprake kan zijn van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Op
grond van artikel 6.12 Wro is een exploitatieplan verplicht voor dergelijke
bouwplannen, mits de kosten voor grondexploitatie anderszins verzekerd
zijn.
Er zal in het geval dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een
bouwplan wordt mogelijk gemaakt, eerst worden bezien of er een kosten-
verhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan wor-
den overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te
stellen. Nu een eventueel exploitatie plan gekoppeld is aan een wijzigings-
plan, is het niet nodig om voor onderhavig bestemmingsplan een exploita-
tieplan vast te stellen. Vanuit het economisch oogpunt mag het plan uit-
voerbaar worden geacht.
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1 Inspraak
De resultaten van de inspraak zullen zodra afgerond, in deze paragraaf
aan de orde komen.
7.2.2 Overleg (art 3.1.1 Bro)
De resultaten van het overleg zullen zodra afgerond, in deze paragraaf
aan de orde komen.