Bestemmingsplan bedrijventerrein Zuidpolder

92
ruimte voor ideeën Plan BESTEMMINGSPLAN BEDRIJVENTERREIN ZUIDPOLDER, GEMEENTE EEMNES 24 OKTOBER 2011

Transcript of Bestemmingsplan bedrijventerrein Zuidpolder

ruimte voor ideeën

PlanBESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN ZUIDPOLDER, GEMEENTE EEMNES24 OKTOBER 2011

Toelichting

TOELICHTING behorende bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zuidpolder" van de gemeente Eemnes

Opdrachtgever: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes Vastgesteld d.d. 24 oktober 2011 Wissing ruimtelijke denkers Barendrecht

Kaartnummer

Procedurefase

Datum

01 Concept Oktober 2009 Maart 2010 November 2010

02 Voorontwerp voor inspraak/overleg

December 2010

na inspraak/overleg Mei 2011

03 Ontwerp voor zienswijzen

Mei 2011

04 Vastgesteld Raad 24 Oktober 2011

Inhoudsopgave

H 1 INLEIDING 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Bestemmingsplan 5 1.3 Digitalisering 5 1.4 Bestuurlijk voortraject 5 1.5 Leeswijzer 5

H 2 HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED 7 2.1 Beschrijving plangebied 7 2.2 Planbegrenzing 7 2.3 Plangebied in groter verband 8

H 3 BELEID 9 3.1 Nationaal ruimtelijk beleid 9 3.2 Provinciaal ruimtelijk beleid 9 3.3 Regionaal beleid 11 3.4 Gemeentelijk ruimtelijk beleid 13

H 4 STEDENBOUWKUNDIG PLAN 15 4.1 Doelstellingen 15 4.2 Duurzaamheid 15 4.3 Structuur 15 4.4 Programma 16 4.5 Verkeer 16 4.6 Water 18

H 5 OMGEVINGSASPECTEN 19 5.1 Bodem 19 5.2 Luchtkwaliteit 19 5.3 Verkeersproductie 20 5.4 Wegverkeerslawaai 20 5.5 Hindercontouren 21 5.6 Externe Veiligheid 21 5.7 Archeologie 22 5.8 Flora en fauna 24 5.9 Conclusies omgevingsaspecten 25

H 6 WATER 27 6.1 Beleid 27 6.2 Geohydrologisch onderzoek 27 6.3 Waterstructuurplan Zuidpolder (concept) 27 6.4 Watertoets 28

H 7 JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING 29

H 8 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 31

H 9 MAATSCHAPPELIJKE HAALBAARHEID 33 9.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro 33 9.2 Inspraak 33 9.3 Ambtelijke wijzigingen richting ontwerp 33 9.4 Zienswijzen en ambtelijke wijzigingen 34

BIJLAGEN 35

5

H 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding De gemeente Eemnes heeft de komende jaren een aantal opgaven op het gebied van wonen en werken. Binnen de gemeente is vraag naar ruimte voor bedrijven (voornamelijk bedrijfscategorieën 1 en 2). Deze vraag is er onder meer vanuit lokale ondernemers. De gemeente Eemnes heeft besloten een gebied ten zuiden van de huidige kern van Eemnes aan te wijzen waarin verschillende functies hun plaats moeten vinden. Dit betreft zowel wonen, voorzieningen als werken. Deze uitbreiding zal plaatsvinden ten zuiden van Zuidbuurt, in de richting van de snelweg A1, in de Zuidpolder te Veen. Om het landelijke karakter van Eemnes te behouden, een gebalanceerde woningvoorraad te bieden en in te spelen op de vraag naar voorzieningen, moet de uitbreiding een gemêleerd woningbouwprogramma bieden (bron: woonvisie Eemnes). De uitbreiding dient juridisch en planologisch mogelijk gemaakt te worden alvorens bouwvergunning kan worden verleend. Dit globale bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de nieuwe bedrijfsfuncties aan de westzijde van de Zuidpolder te Veen te ontwikkelen.

1.2 Bestemmingsplan De geplande ontwikkelingen in de Zuidpolder te Veen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan (Landelijk gebied 1998). Om de ontwikkelingen planologisch en juridisch mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan nodig. Voorliggend bestemmingsplan is een globaal bestemmingsplan, waarbinnen de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein in de Zuidpolder te Veen past. Het bestemmingsplan is niet gedetailleerd maar biedt wel een directe bouwtitel. Voor het bedrijventerrein is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld, hierin staan nadere eisen voor de invulling van het terrein. Vanuit de regels wordt de relatie met het beeldkwaliteitsplan (dat vastgesteld wordt als onderdeel van de Welstandsnota) gelegd.

1.3 Digitalisering De Nederlandse overheid is een nieuwe weg ingeslagen: die van grootschalige digitalisering. Dit komt tot uitdrukking in tal van inspanningen die landelijk worden verricht in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen, de Wet op de basisregistraties en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Doel is steeds een professionele, herkenbare en inzichtelijke overheid. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld volgens de vigerende standaarden en regelingen, en wordt gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Bestuurlijk voortraject In het “Structuurplan Eemnes 2015” (vastgesteld 28 juni 2004, zie paragraaf 3.4) wordt de Zuidpolder te Veen aangewezen als ontwikkelingslocatie voor woningbouw en bedrijvigheid. Hiermee werd het startschot gegeven voor nieuwe ontwikkelingen.

1.5 Leeswijzer Het bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Voorliggend document is de toelichting op de regels en de verbeelding. Het tweede hoofdstuk beschrijft de huidige situatie in het plangebied. Hierbij komen onder andere de planbegrenzing, ligging en huidige functies van het plangebied aan bod. De (ruimtelijke) beleidskaders die van toepassing zijn op het plangebied en de directe omgeving worden in hoofdstuk drie behandeld. De voorziene stedenbouwkundige opzet komt in het vierde hoofdstuk aan de orde. In hoofdstuk vijf worden verschillende omgevingsaspecten, zoals natuur, cultuurhistorie en luchtkwaliteit uiteengezet. Daarbij worden de gewenste situatie, onderzoekgegevens en de beleidsoverwegingen beschreven. In hoofdstuk zes wordt het aspect water behandeld. Hoofdstuk zeven geeft een korte toelichting op de financiële aspecten van het plan. In hoofdstuk acht worden de juridische aspecten van het plan uiteengezet, waar onder meer de verschillende bestemmingen

6

worden toegelicht. Hoofdstuk negen tot slot bevat een beschrijving van de manier waarop omgegaan is met de inspraakreacties en overlegreacties van verschillende overheden. In de regels van dit bestemmingsplan worden de bestemmingen vastgelegd en de toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden bepaald. Samen met de regels vormt de verbeelding het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding worden in het renvooi de aanduidingen en bestemmingen aangegeven. De verbeelding is getekend op een schaal van 1:1.000.

7

H 2 HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

2.1 Beschrijving plangebied Het plangebied ligt in Eemnes, in de Zuidpolder te Veen ten zuiden van de Zuidbuurt. Het totale plangebied voor de ontwikkeling van de Zuidpolder is ruim 25 ha groot. Hiervan is ongeveer bruto 4 hectare voor uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein.

2.2 Planbegrenzing Het bedrijventerrein is gesitueerd aan de A27. De westgrens van het nieuwe bedrijventerrein ligt op het huidige tracé van de Te Veenweg Zuid. Ten behoeve van de beoogde woningbouw aan de oostzijde, buiten het onderhavige plangebied, wordt een geluidwerende voorziening gerealiseerd tussen de snelweg en het bedrijventerrein. Hierdoor heeft het bedrijventerrein geen directe zichtrelatie met de rijksweg en is er geen sprake van een zichtlocatie. De verlenging van de Walnootberg en de Zuidersingel vormen de oostgrens van het bedrijventerrein. Aan de zuidzijde ligt het bedrijventerrein aan het landelijk gebied. De nieuwe aantakking van de Te Veenweg Zuid vormt de zuidgrens van het nieuwe bedrijventerrein. De noordrand wordt gevormd door het bestaande bedrijventerrein Bramenberg en specifiek door de zijkant van een bedrijf voor bouwmaterialen. Op Figuur 1 is het plangebied aangegeven. Het plangebied komt grotendeels overeen met het gebied dat in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten is aangewezen als gebied ter ontwikkeling van het bedrijventerrein.

Figuur 1. Plangrens

8

2.3 Plangebied in groter verband Het plangebied ligt aan de Zuidrand van Eemnes. Eemnes ligt aan de noordzijde van de provincie Utrecht tussen het Gooimeer, de A27 en de A1 een afslag van de A27. Deze snelweg is een belangrijke verbinding tussen (de stad) Utrecht en Almere/Lelystad. Ten noorden van het plangebied ligt een bestaand bedrijventerrein “Bramenberg”, waarop dit plangebied een logische voortzetting is.

Figuur 2. Ligging plangebied

9

H 3 BELEID De doelstelling van dit bestemmingsplan is om de beoogde gebiedsontwikkeling in juridisch-planologisch opzicht mogelijk te maken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wordt in dit bestemmingsplan inzicht gegeven in de wijze waarop het van toepassing zijnde beleid van invloed is op de gebiedsontwikkeling. Het bestemmingsplan mag immers niet strijdig zijn met vigerend beleid en dient daaraan uitvoering te geven. Het beleid op het gebied van water (Keur en Legger van het Waterschap Vallei en Eem) is in hoofdstuk 6 Water toegelicht.

3.1 Nationaal ruimtelijk beleid 3.1.1 Nota Ruimte/Realisatieparagraaf In de Nota Ruimte staan verschillende planologische kernbeslissingen. Op 1 juli 2008 hebben de vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) op basis van het overgangsrecht bij de invoeringswet van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) de status van structuurvisie verkregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het Rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB's niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgesteld. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen overleg te voeren met het rijk. In het document worden de PKB`s ingedeeld in drie categorieën: “netwerken en steden”, “water en groen” en “gebieden en thema`s”. Bij planvoorbereiding dient getoetst te worden of het project bij kan dragen aan de realisering van de PKB`s, of dat er mogelijk conflicten zijn tussen de PKB`s en het plan(voornemen). De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is getoetst aan de verschillende PKB’s. De ontwikkeling past binnen de doelstellingen die het Rijk in de betreffende PKB’s heeft gesteld.

3.1.2 Natuurbeschermingswet (1998) In de Natuurbeschermingswet wordt gesteld dat getoetst moet worden of een plan invloed heeft op een beschermd gebied. Een Nationaal Landschap is een dergelijk gebied. Er zal daarom verantwoord moeten worden welke effecten het plan op dit Nationaal Landschap heeft of zou kunnen hebben. Dit is deels verantwoord in de voorgaande paragraaf (3.1.1) en deels in de paragraaf “flora en fauna” (5.6).

3.2 Provinciaal ruimtelijk beleid 3.2.1 Structuurvisie De provincie Utrecht heeft voor haar hele grondgebied het streekplan Utrecht 2005-2015 opgesteld. Per 1 juli 2008 is dit streekplan met inwerkingtreding van de Wro van rechtswege aangemerkt als provinciale structuurvisie. In deze paragraaf wordt ingegaan op de mogelijkheden die de structuurvisie biedt om het bestaande bedrijventerrein uit te breiden in de Zuidpolder.

10

Figuur 3. Uitsnede kaart structuurvisie provincie Utrecht.

Op de verbeelding zijn twee cirkels geprojecteerd ter hoogte van de Zuidpolder te Veen. Deze cirkels geven aan dat er uitbreiding van het bedrijventerrein (paars) en uitbreiding van de woonbebouwing (rood/bruin) plaats mag vinden. De grootte van deze cirkels geeft aan hoe veel hectare bedrijventerrein en hoeveel woningen gerealiseerd mogen worden. In de structuurvisie is de volgende tabel opgenomen: Tabel 1. Programma Werken (structuurvisie provincie Utrecht).

De structuurvisie biedt Eemnes de mogelijkheid om bruto 10 hectare aan bedrijventerrein te ontwikkelen. In de Zuidpolder (te Veen) is ruimte gereserveerd voor 4,5 hectare bedrijventerrein. Deze ontwikkeling past dan ook binnen het provinciale beleid. Aanleiding voor de ontwikkeling is de behoefte een vervangen enerzijds en opvangen van autonome groei anderzijds. Een groot aantal bedrijven uit Eemnes en de regio hebben hun interesse bij de gemeente aangegeven. De vraag naar m2 bedrijventerrein overtreft ruimschoots het voorgenomen aanbod. Hieronder zijn ook bedrijven uit Eemnes die vanuit de woonkern verplaatst willen worden. Rode contouren Het streven van de provincie Utrecht is om stedelijk gebied beheerst te laten groeien. Hierdoor wordt de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zo veel mogelijk vermeden. Vanuit deze optiek vindt de provincie het gewenst nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Daarnaast is de provinciale ambitie nadrukkelijk gericht op stedelijke vernieuwing en kwaliteitsvergroting in het bestaand stedelijk gebied. Dit heeft geleid tot een ruimtelijk beleid dat compactheid van bebouwingskernen nastreeft. Beleidsmatig is dit onder meer vertaald in een ruimtelijke afbakening van bebouwingskernen door zogeheten rode contouren. De verstedelijkingsambities moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. De rode contouren staan per bebouwingskern op de contourenkaarten die deel uitmaken van de structuurvisie. De gemeente Eemnes heeft ten behoeve van de ontwikkelingen in het Dorpshart en van de Brandweerkazerne een deel van de rode contour gecompenseerd (ontwikkelingen van het Dorpshart en de Brandweerkazerne die

11

aan de oostzijde van Eemnes buiten de rode contour vallen, zijn aan de noordkant van Eemnes gecompenseerd, zie figuur 4). Voor de beoordeling van de ruimtelijke plannen van gemeenten bieden deze kaarten voldoende duidelijkheid. Zodra deze contouren in bestemmingsplannen zijn opgenomen, hebben ze een juridische status. Voor het totaaloverzicht zijn de contouren ook aangegeven op de structuurvisiekaart. Deze is echter vanwege de grote schaal en de summiere topografische ondergrond, ongeschikt voor het bepalen van de juiste ligging van de bebouwingscontour.

Figuur 4. Rode contouren rondom Eemnes

Aan de zuidrand van de kern van Eemnes is geen rode contour ingetekend. Zoals van Figuur 4 af te lezen is, wordt aan de zuidrand de mogelijkheid gegeven voor uitbreiding van de functies wonen en werken. Aangezien ten tijde van de vaststelling van de structuurvisie de exacte omvang en begrenzing van de uitbreiding niet (helemaal) bekend was, was het niet mogelijk om een exacte rode contour in te tekenen. Zodra de bestemmingsplannen voor onderhavig bedrijventerrein en naastliggend woongebied onherroepelijk zijn geworden, wordt het ontbrekende contourgedeelte hierop aangepast.

3.3 Regionaal beleid 3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan Eemland In opdracht van het gewest Eemland heeft Brons en Partners in 2005 een landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor Eemland opgesteld. Onder Eemland vallen onder andere de gemeenten Eemnes, Baarn, Bunschoten en Soest. Figuur 5 geeft het plangebied weer waarvoor het LOP is opgesteld. Het LOP is geen juridisch bindend plan, maar eerder een advies over hoe om te gaan met het landschap.

12

Figuur 5. Plangebied landschapsontwikkelingsplan Eemland.

In het LOP wordt op verschillende deelgebieden specifiek ingegaan, zo ook op de Zuidpolder te Veen (pagina 97 van het LOP). Hierin zijn enkele kwaliteiten, problemen en kansen voor het gebied uitgewerkt. De volgende aanbevelingen worden gedaan: 1 Een zorg is de toekomst van de landbouw in het Zuidpoldergebied. De veelal kleinschalige

landbouwbedrijven aan de westzijde van de Wakkerendijk zullen onvoldoende de noodzakelijke schaalvergroting kunnen doorvoeren.

2 Het feit dat de landbouw ten westen van de Wakkerendijk geen bestaansrecht meer heeft, maakt dat het gebied ingericht kan worden als woonwijk.

3 De harde rand van de noord- en zuidzijde van de bebouwing van Eemnes geeft geen goede overgang tussen het open weidegebied en de bebouwde kom.

4 Het huidige bedrijventerrein Zuidbuurt zal blijven bestaan in de huidige vorm. De uitbreiding van dit terrein zal met landschappelijke middelen ruimtelijk worden ingekaderd.

Samenwerkingsagenda werklocaties 'Samen Sterk' In het bestuurlijk overleg d.d. 13 januari 2011 van de regio Amersfoort hebben de portefeuillehouders Economische Zaken van de gemeenten in de regio overeenstemming bereikt over de Samenwerkingsagenda werklocaties 'Samen Sterk'. De Regio Amersfoort wil een economisch sterke regio zijn en blijven en is ambitieus in samenwerking. De regio gaat, als uitwerking van de Samenwerkingsagenda, de programmering van nieuwe werklocaties regionaal afstemmen en heeft herstructureringslocaties geprioriteerd. Bovenop deze verplichte onderdelen uit het convenant bedrijventerreinen, onderneemt de regio Amersfoort nog verschillende acties. Het proces resulteert in één regionale opgave werklocaties en regionaal bedrijventerreinenbeleid. Afgesproken is, dat lokale bedrijvigheid zoveel mogelijk lokaal wordt opgevangen om daarmee de huidige en gewenste lokale economische dynamiek zo goed mogelijk te kunnen faciliteren. Het in november 2010 geïnventariseerde aanbod van zachte plannen voor bedrijventerreinen (bestemmingsplan nog niet gereed) wordt gefaseerd uitgevoerd. De uitbreiding van het bedrijventerrein in de Zuidpolder van Eemnes met een oppervlakte van netto ca. 2 ha. is daarvan onderdeel. De uitgifte van dit terrein is voor de periode 2010-2015 opgenomen. In 'Samen Sterk' zijn hier afspraken over gemaakt. De samenwerkingsagenda vormt de basis van het nog te sluiten regionaal convenant. Daartoe worden middels een marktconsultatie de behoefteramingen die zijn opgenomen in de Samenwerkingsagenda gevalideerd. Zo nodig zal dit tot nog tot bijstelling van de regionale programmering van de werklocaties leiden. Het convenant zal medio oktober 2011 worden gesloten.

13

3.4 Gemeentelijk ruimtelijk beleid Verschillende gemeentelijke beleidsnota`s hebben in meer of mindere mate betrekking op de ontwikkeling van de Zuidpolder te Veen. In deze paragraaf worden de belangrijkste aspecten uit deze nota`s belicht.

3.4.1 Structuurplan Eemnes 2015, behoud door ontwikkeling Het structuurplan van de gemeente Eemnes is op 28 juni 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. Op basis van het overgangsrecht van de nieuwe Wro is valt dit structuurplan nog onder de oude Wet. De volgende uitgangspunten uit het structuurplan hebben direct betrekking op het plangebied: 1 Zuidpolder te Veen: integrale ontwikkeling van landschap, wonen en werken, passend binnen de historische,

langgerekte strokenverkaveling en met bedrijvigheid in een zone langs de snelweg (pagina 10). 2 De Noord- en Zuidpolder kunnen door een eenvoudig, maar doeltreffende vorkstructuur worden ontsloten:

deze zal in de zone langs de snelweg, over de bestaande wegen, aansluiting vinden op de ringstructuur van het dorp, maar niet voor autoverkeer doorgekoppeld worden naar de Wakkerendijk – Meentweg (pagina 63).

3 Op basis van dit Plan van Aanpak kan vervolgens een gefaseerde ontwikkeling, in de pas met de behoeften, plaatsvinden. Een deel van het gebied zal daarbij tot 2015 en een deel daarna ontwikkeld worden (pagina 75).

4 Samenwerking met grondeigenaren is van belang. Dit geldt met name voor de ontwikkeling van de Zuidpolder. Om de samenwerking op heldere wijze vorm te geven kunnen publiek-private samenwerkingsovereenkomsten (PPS) gesloten worden (pagina 79).

Gevolgen voor het plan Op de volgende manier wordt invulling gegeven aan de vijf genoemde uitgangspunten: 1 De strokenverkaveling komt terug in het stedenbouwkundig plan door de richting waarin de

hoofdinfrastructuur loopt en de inrichting van het bedrijventerrein plaatsvindt. Daarnaast zijn er groenstroken (zoals aan de zuidzijde van het plangebied) die de landschapsrichting benadrukken;

2 De vorkstructuur wordt toegepast in het woongebied van de Zuidpolder. De ontsluiting van het nieuwe bedrijventerrein zal aansluiten op de ontsluiting van het bestaande bedrijventerrein;

3 De gemeente Eemnes hecht grote waarde aan het gefaseerd ontwikkelen van het plangebied. De vraag naar bedrijventerrein is binnen de gemeente redelijk groot. Om die reden heeft de gemeente Eemnes besloten eerder te starten met het opstellen van een bestemmingsplan voor het bedrijventerrein dan voor het woongebied.

3.4.2 Toekomstvisie Eemnes 2030, behoud met ruimte voor dynamiek In januari 2009 heeft de gemeenteraad van Eemnes besloten om de toekomstvisie Eemnes 2030 ter inzage te leggen. In deze visie worden op grote lijnen de doelstellingen en wensen van de gemeente Eemnes besproken. In deze paragraaf zijn de uitgangspunten opgenomen die voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein in de Zuidpolder te Veen van belang zijn: 1 Op het bedrijventerrein beperken van goederenopslag in de buitenruimte; 2 Omwille van milieuhinder wordt bedrijvigheid tot maximaal categorie 3 toegestaan aan de westelijke rand (in

dit bestemmingsplan is dit geregeld middels een gezoneerd bedrijventerrein).

3.4.3 Welstandsnota De gemeenteraad van Eemnes heeft op 28 juni 2004 de “Welstandsnota Eemnes” vastgesteld. Hierin staat dat zodra een (her-)ontwikkelingslocatie aan de orde is, de gemeenteraad de welstandscriteria daarvoor zal vaststellen. Dit zal fungeren als aanvulling op deze welstandsnota. Het opstellen van deze welstandscriteria wordt voortaan een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld in overleg met de welstandscommissie. Tegelijk kunnen afspraken worden vastgelegd over de werkwijze bij eventuele planbegeleiding en bij de welstandsbeoordeling (pagina 105 van de nota). Tegelijk met het opstellen van dit bestemmingsplan is het beeldkwaliteitsplan opgesteld voor het bedrijventerrein. Dit zal als onderdeel van de welstandsnota worden vastgesteld om als toetsingscriterium te kunnen dienen.

14

3.4.4 Milieubeleidsplan Eemnes 2008-2012 Onder de slogan ‘Met elkaar werken aan een duurzaam Eemnes’ is in juni 2008 een vervolg van het milieubeleidsplan 2004-2007 uitgebracht. Op 23 juni 2008 heeft de gemeenteraad het Milieubeleidsplan Eemnes 2008-2012 vastgesteld. Hierin staan twee doelstellingen centraal: 1 Behouden en verbeteren van de leefomgeving nu en in de toekomst; 2 Bevorderen van de duurzaamheid van de gemeente (waaronder duurzaam wonen, inkopen en bouwen). Hoofdstuk 6 van het milieubeleidsplan gaat specifiek in op de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Bij het opstellen van een inrichtingsplan dienen in ieder geval de volgende punten aandacht krijgen: 1 In een vroeg stadium leefomgevingkwaliteit en gezondheid meenemen; 2 Een integraal milieuadvies dient opgesteld te worden in een vroeg stadium; 3 Het beschermen, verbeteren, reguleren en in stand houden van de hemelwater- en grondwaterkwaliteit op

het gemeentelijk grondgebied; 4 De risico`s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een minimum beperken; 5 Zo mogelijk maatregelen uitvoeren ten behoeve van de verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering

geluidbelasting. Deze vijf punten zijn meegenomen in de planvorming voor de Zuidpolder te Veen en zullen voor een groot deel in deze toelichting omschreven worden.

15

H 4 STEDENBOUWKUNDIG PLAN

4.1 Doelstellingen Dit bestemmingsplan biedt de juridische grondslag voor het realiseren van bedrijfsruimte voor de groeiende vraag naar bedrijventerrein binnen de gemeente Eemnes. Naast het kwantitatief voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven dient het plan te voldoen aan een aantal kwalitatieve criteria. Dit betekent in eerste instantie dat het te realiseren terrein in de Zuidpolder passend moet worden gemaakt binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Eemnes. Daarnaast dient er een plezierig werkmilieu te worden gecreëerd. Daartoe zijn een stedenbouwkundig- en een beeldkwaliteitplan opgesteld waarin de beoogde ruimtelijke structuur is vastgelegd. Hierbinnen kan een diversiteit aan bedrijven gerealiseerd worden.

4.2 Duurzaamheid Duurzaamheid staat sinds de jaren negentig op de maatschappelijke agenda. Vanaf dat moment is de samenleving in diverse stappen verduurzaamd. Het uiteindelijke doel van een samenleving waarin economie, ecologie en sociaal welbevinden in evenwicht met elkaar zijn, komt steeds dichterbij. De gemeente Eemnes heeft zich daarom ook tot doel gesteld om de Zuidpolder duurzaam te ontwikkelen. Dit doel is in het programma van eisen voor het stedenbouwkundig plan vertaald in criteria waaraan de planontwikkeling moet voldoen. Tevens zal bij de uitgifte van het bedrijventerrein het aspect duurzaamheid nadrukkelijk getoetst worden. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar het type bedrijvigheid en mogelijke maatregelen op het gebied van duurzaamheid die hier bij passen. Anderzijds zal onderzocht worden of het energieprestatiecoëfficiënt per gebouw en voor de locatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en de wensen en eisen van de gemeente Eemnes op dit gebied.

4.3 Structuur De ruimtelijke hoofdstructuur van het bedrijventerrein is in de basis simpel. De bestaande ontsluiting de Walnootberg, van de het ten noorden gelegen bedrijventerrein Bramenberg, wordt doorgetrokken samen met de Zuidersingel. Deze vormen de scheiding tussen het woongebied en het bedrijventerrein. Aan de zuidzijde van de locatie wordt een koppeling gemaakt tussen de bestaande landweg Te Veenweg Zuid en de Walnootberg. Beide wegen worden begeleid door watergangen met groene bermen en bomen. De Walnootberg en de Zuidersingel vormen de oostgrens en de nieuwe aantakking van de Te Veenweg Zuid vormt de zuidgrens van het nieuwe bedrijventerrein. De noordrand wordt gevormd door het bestaande bedrijventerrein en specifiek door de zijkant van een bedrijf voor bouwmaterialen. De westgrens ligt op het huidige tracé van de Te Veenweg Zuid, met daarnaast een groenberm met meerdere rijen bomen. Bepalend voor de ruimtelijke hoofdstructuur is de grootte van de bedrijven die zich op het bedrijventerrein Zuidpolder gaan vestigen. Met betrekking tot het vestigen van de bedrijven, de verkaveling en uitgave van het bestemmingsplangebied, zal maatwerk geleverd worden. Indien zich hier enkel bedrijven vestigen met een groot kaveloppervlak zal er geen verdere interne ontsluiting nodig zijn en kan het plangebied aan één stuk worden uitgegeven aan verschillende bedrijven. De kavels worden in dat geval immers ontsloten vanaf de Walnootberg en de nieuwe aantakking van de Te Veenweg Zuid. In het geval zich hier echter meer kleine bedrijven op het bedrijventerrein vestigen is een extra interne ontsluiting noodzakelijk. Dit zorgt voor een verdere verdeling van het bedrijventerrein. Om te komen tot de gewenste verzorgde uitstraling richting het openbaar gebied, verdienen de randen aan de oost- en zuidzijde extra aandacht. Deze randen hebben een beeldbepalende rol voor het bedrijventerrein. Zowel de voorgevels als de zijgevels die grenzen aan de openbare weg liggen op de erfgrens. De erfgrens aan de Walnootberg en/of de Te Veenweg Zuid moet maximaal worden bebouwd, maar ten minste voor 65%. Om de straatzijde alhier in zijn geheel een representatieve uitstraling te geven, moet het onbebouwde deel van de

16

erfgrens worden vormgegeven op een welstandswaardige manier, bijvoorbeeld met een muur(tje), een hekwerk, begroeiing of een lage schijngevel. In de uitwerking moet gezorgd worden voor differentiatie in de gevelwand. Afwisseling tussen bebouwing, inritten en erfscheidingen moeten ervoor zorgen dat er geen eentonige, massale wand ontstaat over de gehele lengte van het bedrijventerrein. De maximale bouwhoogte is 10 meter. Om te komen tot een uniform beeld is het wenselijk om grote hoogteverschillen tussen de gebouwen te voorkomen. De minimale bouwhoogte is daarom bepaald op 8 meter.

Figuur 6 en 7. Voorbeeldverkavelingen bedrijventerrein Zuidpolder.

4.4 Programma Wat betreft de branchering kan aangesloten worden bij de differentiatie van het huidige bedrijventerrein en de lijst van geïnteresseerden. Uit gesprekken met de Kamer van Koophandel blijkt dat de behoefte aan bedrijfsruimte groot is onder bedrijven met een hoog aantal arbeidsplaatsen per oppervlakte-eenheid. Gemeente Eemnes heeft aangegeven, bij de uitbreiding van het bedrijventerrein, bedrijven uit de milieucategorieën I, II en III toe te staan, vermits deze met hun hindercontour geen beslag leggen op de te ontwikkelen woningbouwlocatie. Bedrijven met de milieucategorie III zijn enkel toegestaan met een binnenplanse afwijking.

4.5 Verkeer De uitbreiding van het bedrijventerrein zorgt voor een toename van verkeer, zowel van werknemers en bezoekers als van laden en lossen. Voor de kwaliteit van het bedrijventerrein is een goede afwikkeling van dit verkeer essentieel. Een heldere verkeersstructuur draagt bij aan een kwalitatief verzorgd bedrijventerrein.

4.5.1 Autoverkeer De ontsluiting van de Zuidpolder geschiedt via de Zuidersingel, met een parallelweg voor het bedrijventerrein de Bramenberg, welke overgaat in de Walnootberg. Het profiel van deze wegen samen vormt de scheiding tussen het bedrijventerrein en de woningbouwlocatie. De Zuidersingel wordt de entree van de woonwijk en de Walnootberg wordt doorgetrokken als ontsluiting voor het bedrijventerrein. Het verkeer voor het bedrijventerrein wordt hierdoor zo min mogelijk gemengd met het woonverkeer. Door de nieuwe ontwikkeling wordt de verbinding

17

tussen de Te Veenweg Zuid en het bestaande bedrijventerrein Bramenberg geblokkeerd. De Te Veenweg Zuid wordt omgelegd via de zuidrand van het nieuwe bedrijventerrein en takt hier aan op de Walnootberg en verder op de verlenging van de Zuidersingel. Binnen het nieuw aan te leggen bedrijventerrein kan nog een secundaire ontsluiting gemaakt worden, indien dit voor de verkaveling noodzakelijk is. Deze weg ligt als een lusverbinding tussen de Walnootberg en de nieuwe aantakking van de Te Veenweg Zuid. De maximaal toegestane rijsnelheid op de Walnootberg en de Te Veenweg Zuid is 30 kilometer per uur.

4.5.2 Parkeren De bedrijven moeten voldoende parkeergelegenheid realiseren voor werknemers en bezoekers op eigen terrein. Voor de bedrijven aan de Walnootberg en de Te Veenweg Zuid dient dit op het achterterrein te worden gerealiseerd. Als er een secundaire ontsluiting gemaakt wordt kan hier aan één zijde van de weg parkeren op het voorterrein worden gerealiseerd. De benodigde parkeercapaciteit wordt bepaald door de parkeernorm per type bedrijf.

Bedrijfstype parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

Grootschalige detailhandel 8

Showroom 2

Garage 3

Bedrijfsverzamelgebouw 2

Kantoor 3,5

Loods/productiehal 1

4.5.3 Overig verkeer Laden en lossen Het laden en lossen dient op eigen terrein en zoveel mogelijk aan de achterzijde van het gebouw plaats te vinden. Op het achterterrein moet ruimte zijn voor het manoeuvreren van vrachtwagens, naast parkeren voor werknemers en bezoekers en de opslag van goederen. De inritten op de openbare weg mogen niet gebruikt worden voor laden of lossen. Om het aantal inritten te beperken heeft elk bedrijf één inrit. De inrit is maximaal 8 meter breed. Als uit bedrijftechnisch oogpunt blijkt dat er meerdere inritten of een bredere inrit noodzakelijk is, kan hiervan worden afgeweken. Ruiterpad Deze specifieke recreatieve route in het plan zal de verbinding leggen tussen de Wakkerendijk, waar diverse paardenhouderijen zijn gevestigd, met de tunnel onder de rijksweg A27. Het ruiterpad zal gerealiseerd worden aan de zuidkant van het plangebied, ter plaatse van de bestemming “Groen en Water”. Trottoirs Daar waar in het plan rekening is gehouden met trottoirs worden deze bij voorkeur uitgevoerd in een breedte van 1.80 m (minimaal 1.50 m). De trottoirs blijven obstakelvrij, wegmeubilair zoals lichtmasten en verkeersborden worden buiten of aan de rand van de loopstrook geplaatst. Openbaar vervoer Binnen het plangebied is niet voorzien in het realiseren van een openbaar vervoerssysteem. Voor openbaar vervoer zijn de toekomstige gebruikers en bezoekers aangewezen op de reeds aanwezige voorzieningen in Eemnes. De dichtstbijzijnde bushalte ligt op ongeveer 1 kilometer afstand. Op het moment dat de HOV verbinding gereed is, is die afstand iets kleiner (700 meter).

18

Fietsverkeer Het bedrijventerrein zal per fiets vanuit de woonkern van Eemnes, maar ook vanuit zuidelijke richting, uitstekend bereikbaar zijn.

4.6 Water Bij bestemming van de Zuidpolder tot woonwijk (in een separaat bestemmingsplan) en bedrijventerrein (middels voorliggend bestemmingsplan) dient het agrarisch watersysteem omgevormd te worden tot stedelijk watersysteem. De hoge kwaliteit van het (kwel)water heeft geleid tot het uitgangspunt voor een watersysteem van ‘duurzaam integraal waterbeheer’. Dat betekent dat, voor het handhaven van een goede waterkwaliteit, het systeem zoveel mogelijk gesloten moet zijn. Om dit regenwater te kunnen bergen wordt vooralsnog gerekend op minimaal 10 % oppervlaktewater in het plangebied. Langs beide ontsluitingswegen, de Walnootberg en de Te Veenweg Zuid, wordt een watergang aangelegd. Daarnaast ligt er reeds een watergang aan de westzijde van het plangebied. Deze drie watergangen zorgen voor de afwatering van het bedrijventerrein. Er worden aanvullend geen watergangen op het bedrijventerrein aangelegd.

19

H 5 OMGEVINGSASPECTEN De omgevingsaspecten betreffen aspecten als lucht, water, natuur, bodem en land die invloed hebben op het plangebied en waar het plangebied invloed op kan hebben. In dit hoofdstuk wordt verwoord hoe er met deze aspecten rekening wordt gehouden.

5.1 Bodem In opdracht van de gemeente is in februari 2008 een rapport opgesteld naar aanleiding van een bodemonderzoek in de Zuidpolder. De samenvatting en conclusie van het onderzoek luiden als volgt: Het onderzoeksbureau heeft in opdracht van de gemeente Eemnes een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de ontwikkelingslocatie Zuidpolder te Eemnes. Het doel van het onderzoek is het bepalen of verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond, grondwater en waterbodem in gehaltes boven de streefwaarde of het geldende achtergrondgehalte. Zintuiglijke waarnemingen Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk puin en kooldeeltjes waargenomen. Dit kan duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Grond In dit onderzoek zijn in de grond geen matige en sterke verontreinigingen aangetoond. Er zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. De lichte verontreinigingen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de parameter minerale olie. Overige parameters, die de lichte verontreinigingen hebben veroorzaakt, zijn cadmium, kwik, lood, nikkel, zink en PAK`s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Grondwater In het grondwater is een matige verontreiniging met koper aangetoond. Ook is een matige verontreiniging met arseen aangetoond. De aangetoonde lichte verontreinigingen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de parameter chroom. Overige parameters, die de lichte verontreinigingen hebben veroorzaakt, zijn arseen, chroom, koper, kwik, nikkel, zink, xylenen, naftaleen en PAK. Waterbodem Op één watergang na, vallen de slibmonsters uit alle watergangen in klasse 1 (voldoet niet aan de streefwaarde, maar wel aan de grenswaarde). Voor één watergang geldt klasse 2 (>grenswaarde, < toetsingswaarde). Consequenties voor het bestemmingsplan Op grond van het bodemonderzoek zijn geen beschermende maatregelen nodig voor de geplande functies. Het volledige onderzoek is bij dit bestemmingsplan opgenomen als bijlage.

5.2 Luchtkwaliteit In opdracht van de gemeente is in juni 2008 (met aanvullende onderzoeken in 2009 en 2010) een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. De conclusies van het onderzoek zijn overgenomen in deze paragraaf. Het onderzoek is gebaseerd op de ontwikkeling van zowel de woonwijk als het bedrijventerrein. Dit is conform het anticumulatieartikel uit het onderdeel Luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer. Onderzoek en conclusies In dit onderzoek is de luchtkwaliteit ten gevolge van de voorgenomen veranderingen berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van CAR versie 6.1.1. Inmiddels is er echter een nieuwere versie: 9,0. Er is nagegaan of voor wat betreft de luchtkwaliteit een berekening op basis van de nieuwe versie van het rekenmodel een andere uitkomst tot gevolg kan hebben. Dit bleek echter niet het geval. Uit de berekeningen blijkt dat er langs de beoordeelde wegvakken geen overschrijdingssituaties zijn in de directe omgeving en het invloedsgebied van het plan. Dit betekent dat in het kader van de Wet milieubeheer de voorgenomen ontwikkelingen op basis van de beoordeelde wegvakken inpasbaar zijn.

20

Tevens is de bijdrage van het plan ten opzichte van de autonome situatie bepaald. Het plan draagt in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Binnen het plangebied en de omgeving daarvan zijn geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2 berekend. De 24-uursgemiddelde grenswaarde voor PM10 wordt in de directe omgeving van het plangebied niet vaker dan de toegestane 35 keer overschreden. Nader onderzoek of aanpassing van het programma of de ontsluiting zijn dan ook niet noodzakelijk. Het complete onderzoek is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

5.3 Verkeersproductie Door DHV (augustus 2009) is een onderzoek gedaan naar de verkeersontsluiting van de Zuidpolder. Hierin is ook berekend wat de theoretische verkeersproductie van het nieuwe deel van bedrijventerrein Bramenberg is: De verkeersproductie van de uitbreiding van het bedrijventerrein Bramenberg wordt met CROW publicatie 256, ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’ ingeschat. De uitbreiding van het bedrijventerrein Bramenberg vindt plaats op een bruto grondoppervlakte van 6 ha. De netto oppervlakte is circa 77% van het bruto oppervlak, oftewel 4,62 ha (CROW). Het terrein wordt volgens CROW typeringen ingedeeld in het werkmilieu ‘gemengd terrein’. Het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per netto hectare gemengd bedrijventerrein per werkdagetmaal is 214. Voor de uitbreiding van Bramenberg gaat het om 4,62 hectare netto oppervlak. Dat genereert een totaal aantal motorvoertuigbewegingen van 988. Wanneer deze bewegingen worden omgerekend naar het avondspitsuur (17-18 uur) komt het neer op 85 motorvoertuigbewegingen. De door DHV berekende verkeersproductie is gebaseerd op een uitbreiding van het bedrijventerrein van 6 ha. bruto oppervlak (waarvan 4,62 ha. netto oppervlak). Het totale plangebied van de uitbreiding van het bedrijventerrein bedraagt echter 3,8 ha bruto, waarvan 2,34 ha. netto oppervlakte. Volgens het CROW bedraagt het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per netto hectare gemengd bedrijventerrein 214 per werkdagetmaal. Dat genereert een totaal aantal motorvoertuigbewegingen van 500. Wanneer deze bewegingen worden omgerekend naar het avondspitsuur (17-18 uur) komt het neer op 43 motorvoertuigbewegingen.

5.4 Wegverkeerslawaai De functie bedrijventerrein is niet gevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Een onderzoek naar de geluidswaarden op het bedrijventerrein is dan ook niet noodzakelijk. Wel kan de verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein invloed hebben op de geluidswaarden langs de toegangswegen. Onderzoeksbureau Tauw (2008, geactualiseerd in 2009) heeft de invloed van zowel de nieuwe woonwijk als het nieuwe bedrijventerrein op de geluidswaarden onderzocht.

21

Figuur 8. Geluidswaarden vanuit Zuidersingel na realisering bedrijventerrein en woongebied. Bron: Tauw.

Figuur 8 geeft weer wat de geluidswaarden zullen zijn na realisering van het bedrijventerrein en het woongebied. Voor een aantal bestaande woningen zal, indien dit nog niet gebeurd is, een besluit hogere grenswaarden genomen moeten worden. De Wet geluidhinder biedt de mogelijkheid deze grenswaarde te verhogen naar 68 dB(A). Een nadere berekening zal aantonen welke grenswaarde nodig is voor de realisering van de nieuwe woonwijk in de Zuidpolder te Veen. De eventuele besluiten hogere grenswaarden voor de nieuw te bouwen woningen zullen in het kader van het bestemmingsplan voor de woonwijk worden genomen. De woonwijk die ten oosten van het bedrijventerrein gepland is, zal indien er geen maatregelen worden getroffen te maken krijgen met hoge geluidsbelastingen vanaf de rijksweg. Ten behoeve van de woonwijk zal een geluidswerende voorziening geplaatst moeten worden langs de rijksweg. De vorm van de voorziening, geluidscherm of geluidwal, kan nog niet exact worden aangegeven. De geluidwerende voorziening komt tussen het bedrijventerrein en de snelweg te liggen en zal doorlopen in noordelijke en zuidelijke richting. De gronden ten behoeve van de geluidwerende voorzieningen worden niet binnen dit bestemmingsplan opgenomen, maar zijn opgenomen binnen het bestemmingsplan ten behoeve van de nieuwe woonwijk.

5.5 Hindercontouren In de regels van voorliggend bestemmingsplan is een regeling opgenomen ter voorkoming van hindercontouren over de bestaande en nieuw te bouwen woningen in Eemnes. Een inwaartse zonering leidt tot een beperking van de milieuhinder op naastgelegen gebieden.

5.6 Externe Veiligheid Risicovolle inrichtingen In de direct nabijheid van de nieuwbouwlocatie bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. Plasbrandzone Door Basisnet Weg wordt aangegeven dat langs bepaalde wegen rekening gehouden moet worden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bijvoorbeeld bij een ongeluk met een tankwagen met brandbare vloeistoffen kunnen vloeistoffen ontsnappen en in brand vliegen. Ter beperking van mogelijke

22

slachtoffers wordt een zone van 30 m aangehouden langs wegen waar veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd. Dit is aangeduid als Plasbrand Aandacht Gebied (PAG). Gemeenten dienen bij bouwplannen in deze gebieden te beargumenteren waarom op die locatie kan worden gebouwd. Bouwen binnen een PAG is een afweging die door gemeenten worden gemaakt op basis van de lokale situatie. Naast de risicobenadering (veiligheidszone en GR) biedt dit effectbeleid extra veiligheid. Langs de A27 dient rekening gehouden te worden met een dergelijke PAG-zone van 30 m. Het plangebied ligt echter niet binnen deze zone en vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wet Milieubeheer Op het ogenblik zijn binnen het plangebied twee bedrijven gevestigd waarnaar in het kader van externe veiligheid specifieke aandacht uit gaat, Kuiper’s Gassen aan de Vlierberg en een tankstation aan de Bramenberg. De nieuwbouwlocatie bevindt zich niet binnen de contouren van deze bedrijven. Wel verdwijnt een weg parallel aan de A27 (het fietspad) dat onderdeel uitmaakt van het rampbestrijdingsplan van Kuipers Gassen. Naar de mening van de gemeente blijft het gebied door de aanleg van alternatieve routes echter voldoende ontsloten. Transport gevaarlijke stoffen Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, door buisleidingen of het spoor brengt risico’s met zich mee. De Rijksweg A27 met structureel transport van gevaarlijke stoffen, bevindt zich binnen 200 meter van de nieuwbouwlocatie. Door bureau Tauw zijn er op 28 juni 2010 (kenmerk R001-4711326AMD-vsa-V02-NL) nadere berekeningen uitgevoerd naar dit transport gevaarlijke stoffen. In verband met ontwikkelingen van onder andere bedrijventerreinen in de Flevopolder zijn er echter andere inzichten met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen van transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen. Op 5 mei 2011 (kenmerk N001-4789450AMD-irb-V01-NL) zijn hier door Tauw aanvullende berekeningen voor uitgevoerd. De uitkomsten van beide onderzoeken (zie ook bijlage 7 en 8) bleken met elkaar overeen te komen. Lettende op de onderstaande conclusies uit voorgenoemde rapporten kan aangezien het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt en omdat er sprake is van slechts een lichte toename, gesteld worden dat het groepsrisico verantwoord is. De conclusies van de laatste berekening zijn als volgt: Voor wat betreft transport van gevaarlijke stoffen is verkeer op de rijksweg A27 inclusief toekomstige ontwikkelingen beschouwd. De voorgenomen ontwikkelingen zijn deels binnen het invloedsgebied van de rijksweg A27 gelegen. Het transport levert zowel in 2020 geen plaatsgebonden 1×10-6 risicocontour op. Hierdoor wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico langs de rijksweg A27 is het hoogst in de plansituatie in het jaar 2020, vanwege de toename van het transport van gevaarlijke stoffen en de realisatie van bedrijven binnen de risicocontour. Het risico ligt onder de oriëntatiewaarde (de normwaarde is maximaal 0,00023 ten opzichte van oriëntatiewaarde 0,01), maar er is wel een lichte toename van het groepsrisico ten gevolge van de planontwikkeling (maximaal 0,00004) berekend. Bij een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie, moet verantwoording worden afgelegd.

5.7 Archeologie Archeologisch bureauonderzoek In opdracht van de gemeente is in september en oktober 2007, bijgewerkt in januari 2008, een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied in de Zuidpolder te Veen. De conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek luiden als volgt: De voorgenomen bestemmingsplanwijziging van het plangebied, de realisatie van de herinrichting van het plangebied in de vorm van woningbouw, zal naar verwachting niet leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten […]. Indien er echter graafwerkzaamheden worden gepland die binnen de aangegeven groenbuffer vallen, dan dient wel een archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek (inventariserend veldonderzoek) teneinde het aantreffen van eventueel aanwezige archeologische resten vanaf circa 1300 te kunnen waarborgen. Het booronderzoek dient te worden uitgevoerd aan de hand van een plan van aanpak dat door de gemeente getoetst is. Geadviseerd wordt het booronderzoek voor het oostelijke deelgebied uit te voeren met een boordichtheid van ten minste 10 boringen per hectare. (Standaardmethode D2 uit de leidraad). Hiermee is het

23

onderzoek karterend voor resten uit de verwachte periode late middeleeuwen en nieuwe tijd en verkennend voor eventueel aanwezige resten uit de steentijd. Gemeentelijk archeologiebeleid Inmiddels heeft de gemeente echter de ‘Nota archeologiebeleid’ met bijbehorende archeologische beleidskaart en standaardregels voor nieuwe bestemmingsplannen in Eemnes opgesteld.

Figuur 9. Uitsnede Archeologische beleidskaart (globale ligging plangebied zwart omlijnd).

Uit deze nota is op te maken dat het plangebied een archeologische verwachtingswaarde kent (zie figuur 9). Gebieden met archeologische verwachtingen hebben, op basis van geologische en bodemkundige opbouw en eventueel aangetroffen archeologische vondsten en sporen, een kans ten aanzien van het aantreffen van archeologische vondsten of sporen.

Archeologisch inventariserend veldonderzoek Uit het onderzoek van RAAP van juni 2011 kan worden geconcludeerd dat bij de aanleg van het bedrijventerrein mogelijk archeologische waarde zullen worden verstoord. Het gehele onderzoek is bijgevoegd in de bijlagen. In boring 8 is een esdek met hieronder een intact podzolprofiel aangetroffen. Het is mogelijk dat hier archeologische resten bewaard zijn gebleven. In het gebied rondom boring 8 wordt op basis van de resultaten van het onderzoek aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van proefsleuven. In andere delen van het plangebied zijn deze sporen niet aangetroffen en is verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Voor het meest zuidelijke deel van het plangebied was geen toestemming verkregen om archeologisch onderzoek uit te voeren. Wanneer dit gebied betreden mag worden wordt een verkennend bodemonderzoek aanbevolen. Conclusie In het plangebied is verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, door middel van boringen. Aan de hand hiervan wordt aanbevolen aanvullend onderzoek uit te voeren voor een deel van het plangebied, rondom boring 8. Het aanvullend onderzoek, door middel van een proefsleuvenonderzoek, zal voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Doordat niet in het gehele plangebied boringen gedaan konden worden is er over het plangebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Na onderzoek kan middels een wijzigingsmogelijkheid de dubbelbestemming worden verwijderd. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat de onderzoeksresultaten eerst bekend moeten zijn, voordat kan worden begonnen met de bouw van het bedrijventerrein.

24

5.8 Flora en fauna Gedurende de beginfase van het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan (2007) is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Door de duur van het project is dat onderzoek inmiddels verouderd en was een update van het onderzoek noodzakelijk. Onderstaand is allereerst het onderzoek uit 2007 kort beschreven, vervolgens wordt het meest recente onderzoek beschreven. Flora en fauna onderzoek 2007 In opdracht van de gemeente is in 2007 een ecoscan uitgevoerd voor het plangebied. Hieruit is gebleken dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar de steenuil, de rugstreeppad en de poelkikker. Dit nader onderzoek is in augustus 2008 uitgevoerd. Hierbij is één soort aangetroffen die een meer strikte bescherming geniet, zoals vermeld in de Flora- en faunawet (Ffw). Dit betreft de poelkikker die nabij het plangebied voorkomt. Schade, in de vorm van habitatvernietiging en beschadiging of het doden van dieren, kan optreden wanneer het perceel waarbinnen de poelkikkers zich bevinden, niet in de huidige staat wordt gehandhaafd. Het bedoelde perceel maakte ten tijde van het onderzoek geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Flora en fauna onderzoek 2011 Vanwege het verouderde onderzoek naar flora en fauna is een update uitgevoerd van het onderzoek. Gedurende deze periode zijn ook enkele wijzigingen doorgevoerd in de Ffw, is de ligging van de Ecologische Hoofdstructuur herzien en zijn er nieuwe Natura-2000 gebieden aangewezen. Derhalve is aanvullend onderzoek gedaan naar de steenuil, de rugstreeppad en de poelkikker. Het onderzoek is uitgevoerd in april en mei 2011. Vogels Eén van de wijzigingen in de Ffw is dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens het broeden. Categorie 1 t/m 4 vogels broeden elk broedseizoen op dezelfde plaats en daarom is hun vaste rust- en verblijfplaats en functionele leefomgeving het hele jaar door beschermd. Categorie 5 vogels keren vaak terug naar hun oude broedplaats, maar beschikken over de flexibiliteit om zich elders te vestigen. De steenuil is een categorie 1 vogel, waarbij het kwijtraken van de broedplaats en leefgebied lijdt tot fysieke schade aan de steenuil en het permanente verlies van het gehele leefgebied van deze soort. Tijdens de veldbezoeken zijn er steenuilen waargenomen ter hoogte van de Wakkerendijk. Tevens zijn er tijdens de bezoeken kerkuilen waargenomen. Bij één van de boerderijen aan de Wakkerendijk, bevindt zich een nestlocatie van een steenuil en een kerkuil. De nestlocaties bevinden zich te ver van het plangebied om een belemmering voor het bestemmingsplan te vormen. Het plangebied dient als jachtgebied van de buizerd en sperwer. Een geschikte habitat voor vaste rust- en verblijfplaats is het voor deze soorten echter niet. Omdat dit type habitat in de omgeving in grote mate aanwezig is, zijn er voldoende jachtgebieden voor de buizerd en de sperwer. De ontwikkeling is daarmee geen belemmering voor deze soorten. Hetzelfde geldt voor de categorie 5 vogel de grote bonte specht, die mogelijk broedplaatsen naast het plangebied heeft. In de omgeving zijn voldoende alternatieve broedplaatsen en foerageergebieden, waardoor geen aantasting plaatsvindt van categorie 5 vogels. Platte schijfhoren Het plangebied is gelegen binnen het algemene verspreidingsgebied van de platte schijfhoren. De platte schijfhoren heeft een voorkeur voor helder, stilstaand of zeer zwakstromend water met rijke plantengroei. De sloten in het plangebied stonden ten tijde van het plangebied echter nagenoeg droog. Derhalve vormt het plangebied geen geschikt habitat voor de platte schijfhoren. Poelkikker en rugstreeppad In tegenstelling tot het onderzoek van 2007 zijn er geen poelkikkers in de omgeving aangetroffen, ook niet in de vijver ten noordoosten, in het toekomstige woongebied. Ook de rugstreeppad was niet in het plangebied waargenomen of gehoord. Conclusie Binnen het plangebied komen geen beschermde soorten voor. Derhalve vormt de flora en fauna geen belemmering voor het bestemmingsplan.

25

5.9 Conclusies omgevingsaspecten Bodem: op grond van het bodemonderzoek zijn geen maatregelen nodig om de voorgestane

ontwikkeling mogelijk te maken. Luchtkwaliteit: uit het onderzoek luchtkwaliteit kan geconcludeerd worden dat er langs de

beoordeelde wegvakken geen overschrijdingssituaties zijn in de directe omgeving en het invloedsgebied van het plan.

Verkeersproductie: het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per dag zal 500 bedragen. Wegverkeerslawaai: De functie bedrijventerrein is niet gevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Wel

zullen voor een aantal bestaande woningen buiten het plangebied een besluit hogere grenswaarden wegverkeerslawaai genomen moeten worden. Voor wat betreft de nieuwe woningen in de Zuidpolder te Veen, zal in het kader van het bestemmingsplan voor dat woongebied eventueel een ontheffing hogere grenswaarden worden verleend.

Hindercontouren: middels een inwaartse zonering zal onevenredige milieuhinder op bestaande en

toekomstige woningen worden voorkomen. Externe veiligheid: het transport levert in 2020 geen plaatsgebonden 1×10-6 risicocontour op. Hierdoor

wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico neemt tegen 2020 licht toe maar blijft onder de oriëntatiewaarde.

Archeologie: voor het plangebied geldt een archeologische verwachtingswaarde. Om meer inzicht te

krijgen in de archeologische waarden binnen het plangebied is een vervolgonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. Ter plaatse van boring 8 zijn waarschijnlijk archeologische sporen in tact gebleven, hetgeen met nader onderzoek (proefsleuvenonderzoek) onderzocht zal worden. De gronden hebben een dubbelbestemming gekregen. Bouwen op deze gronden is pas mogelijk nadat de archeologische sporen nader zijn onderzocht.

Flora en fauna: er zijn binnen het plangebied van dit bestemmingsplan geen beschermde soorten

waargenomen. Het aspect flora en fauna vormt dan ook geen belemmering voor het uitvoeren van dit plan.

26

27

H 6 WATER

6.1 Beleid Keur Het Waterschap Vallei en Eem heeft in 2009 voor haar hele grondgebied een Keur vastgesteld. Hierin staan regels ter bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken, zoals stuwen en gemalen. Door het plangebied lopen meerdere tertiaire watergangen en enkele “primaire of secundaire watergangen met onderhoudsstrook”. De Keur geeft aan dat er geen werken in of op de watergangen mogen plaatsvinden. Het inrichtingsplan voor de Zuidpolder beïnvloedt echter wel degelijk de loop en ligging van de watergangen. Voor de uitvoering van het plan is dan ook een ontheffing van de Keur noodzakelijk. Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied Het waterschap Vallei en Eem heeft een document opgesteld waarin de normen en uitgangspunten voor het stedelijk gebied staan verwoord. Bij het opstellen van plannen en inrichten van gebieden moet onder meer rekening gehouden worden met neerslaggebeurtenissen, rioleringsvoorschriften, afvoernormen en peilstijgingen en droogleggingseisen. In het document zijn deze aspecten voor zover van toepassing op dit plangebied uitgewerkt. In het stedenbouwkundig plan is met de aspecten zo veel mogelijk rekening gehouden. In paragraaf 6.3 is dit verwoord.

6.2 Geohydrologisch onderzoek In opdracht van de gemeente is in december 2007 een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek. Het complete onderzoek is bij deze toelichting opgenomen als bijlage. 1 De grondwaterstand in het plangebied ligt tussen de 0,7 en 1,0 m-mv; 2 Het grondwater stroomt in noordoostelijke richting; 3 De maaiveldhoogte van het plangebied varieert van NAP +1,5 m tot NAP +0,0 m; 4 Het plangebied ligt in peilvak 1001 (definitie Waterschap Vallei en Eem), waarin het zomerpeil op NAP -0,90

m en het winterpeil NAP -0,70 m gehouden wordt; 5 In het plangebied, met uitzondering van de westrand, treedt lichte kwel op van 0-0,5mm per dag; 6 De peilbuis B32A595 van TNO-NITG ligt ten westen van het plangebied. De grondwaterstand in november is

vergelijkbaar met de grondwaterstand gemeten in de peilbuizen tijdens de metingen in november 2007. De peilbuis B32A0146 geeft de stijghoogte van het diepere grondwater weer in het 2e watervoerend pakket.

6.3 Waterstructuurplan Zuidpolder (concept) In navolging op het geohydrologisch onderzoek wordt er ook een waterstructuurplan opgesteld. Het concept waterstructuurplan dateert van juli 2011. Het waterstructuurplan is opgesteld voor zowel het bedrijventerrein alsook het beoogde woongebied aan de oostzijde hiervan. De gronden beslaan momenteel hoofdzakelijk grasland en water. De ontwikkeling van een bedrijventerrein en een woongebied brengen significante veranderingen aan het watersysteem met zich mee. Het concept waterstructuurplan is opgesteld om te zorgen voor een duurzaam watersysteem voor dit gebied. Onderstaand is de conclusie van het waterstructuurplan overgenomen. Het ontworpen watersysteem voor de Zuidpolder voldoet bij aangegeven waterprofielen aan de ontwerpeisen van het waterschap Vallei en Eem. De knelpunten bevinden zich in het bestaande watersysteem van Eemnes. Deze zijn gekenmerkt door het waterschap in haar NBW toetsing. Het water vanaf de Zuidpolder leidt niet tot een verslechtering van de bestaande situatie.

28

6.4 Watertoets Uitgangspunt voor het water in het stedenbouwkundig plan is 10% van het te verharden oppervlak te compenseren in oppervlaktewater. Voor de wateropgave zijn enkele bestaande watergangen verbreed en is er een grote centrale waterpartij centraal in het plangebied. Het totale toekomstige wateroppervlak komt daarmee op 10.5% uit. Met het waterschap Vallei en Eem is naar aanleiding van het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Zuidpolder’ in het kader van het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg, overeenstemming bereikt dat het tekort van de wateropgave van dit plangebied in het woongebied zal worden gecompenseerd. Dit is ook opgenomen in het Bestemmingsplan ‘Zuidpolder woongebied’. Daarnaast zal de kwaliteit van het bestaande watersysteem zo veel mogelijk worden gehandhaafd bij de functieverandering van agrarisch gebied naar woongebied. Het water vanaf de geplande ontwikkelingen in de Zuidpolder leidt niet tot een verslechtering van de bestaande situatie.

29

H 7 JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Zuidpolder”. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn niets meer en niets minder dan de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Planvorm Het bestemmingsplan biedt voor het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein een ontwikkelingsgerichte planvorm. Gezien de gewenste flexibiliteit in de uitvoering van het nieuwbouwplan, is gekozen voor een globaal-gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling en de geplande functies in grote lijnen af te kaderen waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en gerealiseerd. Bestemmingsregeling Vrijwel alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden. Bestemmingsvlakken In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Aanduidingen Op de verbeelding komt één functieaanduiding en één gebiedsaanduiding voor. De functieaanduiding 'water' (wa) is zichtbaar op de plek waar een duiker of brug wordt beoogd. De gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' heeft betrekking op een gedeelte van de bestemming Verkeer. Binnen dit gebied is het mogelijk om onder voorwaarden de bestemming Verkeer te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein. Ook is het figuur 'gevellijn' opgenomen op de verbeelding. De voorzijden van bedrijven dienen voor minimaal 65% in deze lijn te worden gebouwd. Bestemmingen Bedrijventerrein Deze bestemming beslaat het grootste deel van het plangebied en maakt de realisatie van bedrijven binnen de in de regels en op de verbeelding opgenomen randvoorwaarden mogelijk. Groen De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden. Verkeer De gronden die worden gebruikt voor de verkeersontsluiting van het plangebied, zijn bestemd als Verkeer. Water De watergangen in het plangebied hebben de bestemming Water gekregen. Waarde – Archeologie Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de verwachte archeologische waarden. Algemene regels In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

30

Antidubbeltelregel Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). Algemene aanduidingsregels Binnen het plangebied bevindt zich een Wro-zone - wijzigingsgebied. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding kunnen wijzigen door de gronden de bestemming Bedrijventerrein te geven. Algemene afwijkingsregels In dit artikel wordt een opsomming gegeven op welke manier en binnen welke voorwaarden van de regels mag worden afgeweken. Algemene wijzigingsregels In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd. Overgangsrecht De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel Deze regel legt de titel van het bestemmingsplan formeel vast.

31

H 8 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. De gemeente Eemnes is voornemens de ruimtelijke ontwikkeling zoals die in het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt voor eigen rekening en risico uit te voeren. De gemeente heeft daartoe een gemeentelijke grondexploitatie opgesteld. De kosten die met de ruimtelijke ontwikkeling samenhangen, worden gedekt door de opbrengsten die voortkomen uit de uitgifte van bouwrijpe kavels. In het geval dat een of meerdere huidige grondeigenaren zich beroepen op zelfrealisatie en de ontwikkeling daarmee niet volledig voor rekening en risico van de gemeente wordt uitgevoerd, verhaalt de gemeente de kosten van de ruimtelijke ontwikkeling via een exploitatieplan. De gemeente heeft daartoe tegelijkertijd met het bestemmingsplan eveneens een exploitatieplan vastgesteld. Dit kostenverhaal vervalt indien de bijdrage anderszins verzekerd is of voorafgaand aan de indiening van de bouwaanvraag een exploitatiebijdrage met betrekking tot de betreffende gronden overeengekomen en verzekerd is.

32

33

H 9 MAATSCHAPPELIJKE HAALBAARHEID In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg heeft plaatsgevonden aan de hand van het voorontwerpbestemmingsplan. De inspraak- en overlegreacties, alsmede de ingediende zienswijzen zijn in separate nota's verwerkt. Onderstaand is dit beknopt uitgewerkt.

9.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro In het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidpolder naar de gebruikelijke instanties gestuurd. Tegelijkertijd heeft het voorontwerpbestemmingsplan voor eenieder vanaf 17 december 2010 voor 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de inzage termijn hebben acht instanties een overlegreactie ingediend. De binnengekomen vooroverlegreacties, inclusief reactie van de gemeente, zijn opgenomen in de Nota van beantwoording overleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidpolder. Deze is als bijlage 11 in het bestemmingsplan opgenomen.

9.2 Inspraak Tijdens de terinzagelegging (6 weken vanaf 17 december 2010) van het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidpolder heeft 1 persoon gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen. Deze is binnen de inzagetermijn bij de gemeente binnen gekomen. De binnengekomen inspraakreactie zijn, inclusief beantwoording, in de Nota van beantwoording overleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidpolder. Hieruit is ook op te maken in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan. De nota is als bijlage 11 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

9.3 Ambtelijke wijzigingen richting ontwerp Naast de aanpassingen en aanvullingen naar aanleiding van inspraak- en vooroverlegreacties zijn er ook enkele ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen worden “ambtelijk” genoemd omdat ze door de gemeente geïnitieerd worden. Het gaat hier met name om kleine aanpassingen in de toelichting naar aanleiding van wijzigingen in wetgeving, beleid en inzichten. Ze zijn veelal van ondergeschikt belang en worden daarom niet apart aangeduid. Daarnaast zijn er ook enkele wezenlijke ambtelijke wijzigingen in de verbeelding en planregels doorgevoerd ten opzichte van het voorontwerp: Verbeelding - Ten noorden is de plangrens iets teruggelegd. Voor de ontwikkeling van het perceel wat hierdoor buiten de

plangrens is komen te liggen wordt namelijk gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid van het vigerende plan.

- Ten oosten van het plangebied wordt de plangrens naar het oosten toe verschoven. Op deze manier valt de

waterstructuur ter plaatse volledig binnen het plangebied. - In de noordoostelijke hoek van het plangebied is de plangrens iets teruggelegd zodat de plangrens hier op de

kadastrale grens aansluit.

34

Regels - Artikel 1, sub r is als volgt gewijzigd: “Dienstverlening: Het bedrijfsmatig verlenen van diensten”. - Artikel 1, sub x wordt als volgt gewijzigd: “Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureau, kapper,

fysiotherapeut, schoonheidssalon, belwinkel, internetcafé”. Deze aanpassing ligt in lijn van het bestaande bestemmingsplan/ bedrijventerrein.

- Artikel 3, lid 1 aanhef en onder a wordt als volgt gewijzigd: “De voor bedrijventerrein aangewezen gronden

zijn bestemd voor: a. Bedrijven met inachtneming van lid 2, een en ander met daarbij behorende voorzieningen, met uitzondering van dienstwoningen”.

- Artikel 3, lid 3, onder d wordt, conform het bestaande bestemmingsplan voor het huidige bedrijventerrein als

volgt aangepast: “de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen niet minder mag bedragen dan 3 meter en niet meer mag bedragen dan 9 meter”.

- Artikel 3, lid 5, toegevoegd dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen ter afwijking van

het bepaalde in lid 1. sub a. voor kantoorvloeroppervlak van 100% van het bedrijfsvloeroppervlak. - Artikel 9, lid 3 wordt geschrapt omdat dit vanwege de Wabo niet meer nodig is. De tekst luidde: “Bij

toepassing van de in lid 1 bedoelde bevoegdheden worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen omgevingsvergunning naar voren te brengen.

9.4 Zienswijzen en ambtelijke wijzigingen Het ontwerpbestemmingsplan, samen met het ontwerpexploitatieplan Bedrijventerrein Zuidpolder, hebben overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen, zowel in analoge als in digitale vorm, vanaf 6 juni tot en met 17 juli 2011. Gedurende deze periode zijn 3 reacties ontvangen. Deze zijn verwerkt in de nota 'Beoordeling zienswijzen'. Bij het gereedmaken van het bestemmingsplan ter vaststelling door de gemeenteraad zijn aan het bestemmingsplan nog enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze staan eveneens verwerkt in de nota 'Beoordeling zienswijzen'.

35

BIJLAGEN De volgende bijlagen zijn bij het bestemmingsplan toegevoegd:

1. Bodemonderzoek Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes

Tauw Kenmerk R001-4552000EHT-sgu-V01 06 juni 2008

2. Luchtkwaliteitsonderzoek Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes Tauw Kenmerk R002-4524746AMD-lme-V01-NL 27 juni 2008

3a Aanvullend onderzoek luchtkwaliteit Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes Tauw Kenmerk R001-4620177CTO-irb-V02-NL 12 augustus 2009

3b Zuidbuurt/Zuidpolder: effect pp Luchtkwaliteit Tauw Kenmerk N001-4711326AMD-vsa-V02-NL 28 juni 2010

4. Update verkeersontsluiting Zuidpolder, Invloed op de verkeerstromen in Eemnes DHV 11 augustus 2009

5. Akoestisch onderzoek Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes Tauw Kenmerk R001-4524746AMD-irb-V02-NL 9 mei 2008

6. Aanvullend akoestisch onderzoek Zuidbuurt Eemnes Tauw Kenmerk N001-4622698AMD-irb-V02-NL 10 juli 2009

7. Externe veiligheid Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes Tauw Kenmerk R001-4711326AMD-vsa-V02-NL 28 juni 2010

8. Aanvullend onderzoek Externe veiligheid Zuidbuurt/Zuidpolder te Eemnes Tauw KenmerkN001-4789450AMD-irb-V01-NL 5 mei 2011

9. (Archeologisch) Bureauonderzoek Zuidbuurt en Zuidpolder te Eemnes Synthegra Archeologie Rapport P0502460 10 januari 2008

10. Plangebied Zuidpolder te Eemnes, gemeente Eemens; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. ISSN: 0925-6369 RAAP-notitie 3846 juni 2011

11. Soortgericht onderzoek Zuidbuurt, Eemnes

Onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van de Steenuil, Rugstreeppad en de Poelkikker Tauw Kenmerk R002-4552409KRH-kmi-V01-NL 15 oktober 2008

36

12. Update ecologisch onderzoek Zuidpolder

Tauw Kenmerk N001-4782941LJS-kmi-V01-NL 01-07-2011

13. Update ecoscan Zuidbuurt Tauw Kenmerk: N002-4782941VJW-kmi-V01-NL 05-07-2011

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes

Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

15. Nota van beantwoording overleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidpolder

Regels

Regels, behorende bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zuidpolder" van de gemeente Eemnes Opdrachtgever: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes Vastgesteld d.d. 24 oktober 2011 Wissing ruimtelijke denkers Barendrecht

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijventerrein

Artikel 4 Groen

Artikel 5 Verkeer

Artikel 6 Water

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Anti – dubbeltelbepaling

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht

Artikel 13 Slotregel

Bijlage I Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage II Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder

2

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen In dit plan wordt verstaan onder:

a. Plan

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zuidpolder" van de ge-

meente Eemnes.

b. Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende re-

gels als vervat in GML-bestand

NL.IMRO.0317.E015BPBedrterrzp-1141

c. Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn

aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten

aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

d. Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

e. Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen

zijnde.

f. Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percenta-

ge, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel

ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkap-

pingen.

g. Bedrijfsvloeroppervlak

Het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels of bedrijven

met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige

dienstruimten.

3

h. Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen,

bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij

eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt

onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of

levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde

goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan

met de uitgeoefende handelingen.

i. Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

j. Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

k. Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch op-

zicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouw-

perceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden

voor bewoning, gasten- of nachtverblijf.

l. Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen

of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede

het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen

van een standplaats.

m. Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

n. Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nage-

noeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd,

zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van

onderbouw en zolder.

o. Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels

een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

4

p. Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

q. Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aange-

duid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouw-

werken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

r. Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling

ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan per-

sonen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aan-

wending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of be-

drijfsactiviteit.

s. Detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende cate-

gorieën:

a. detailhandel in volumineuze goederen als auto`s, keukens,

badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktui-

gen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks

samenhangende artikelen, zoals accessoires, onder-

houdsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

b. grootschalige detailhandel in recreatie-, sport- en vrije tijds-

artikelen;

c. tuincentra;

d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting

en stoffering;

e. bouwmarkten.

t. Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

u. Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,

geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

v. Geluidwerende voorziening

Een voorziening in de vorm van een scherm, wal, muur en der-

gelijke die dient ter afscherming van verkeerslawaai.

5

w. Niet zelfstandige kantoren

Kantoorruimte die een onlosmakelijk deel van de totale be-

drijfsvoering uitmaakt.

x. Overkapping

Een bouwwerk, zonder of met een of meerdere wanden, dat

dient om een grondoppervlak te overkappen.

y. Peil

a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de

weg: de hoogte van de kruin van de weg;

b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen

zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afge-

werkte maaiveld;

c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de

kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.

z. Persoonlijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals

reisbureau, kapper, fysiotherapeut, schoonheidssalon, belwin-

kel, internetcafé.

aa. Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uit-

maakt en is opgenomen in bijlage I.

bb. Straatmeubilair

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies

voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zit-

banken, bloembakken, speeltoestellen, straatverlichting of be-

wegwijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden

niet begrepen onder straatmeubilair.

cc. Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een ge-

bouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van

het bouwperceel, getrokken kan worden.

6

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a. De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

b. De breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeen-

schappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

c. De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn,

het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

d. De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van on-

dergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en

naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

e. De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde

van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de bui-

tenzijde van daken en dakkapellen.

f. De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de

scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde

niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouw-

werk.

7

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijventerrein

Bestemmingsomschrijving

1. De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven met inachtneming van lid 2, met dien verstande dat

het kantoorvloeroppervlak per bedrijf niet meer mag bedragen

dan 40% van het bedrijfsvloeroppervlak, één en ander met de

daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met uitzonde-

ring van dienstwoningen;

b. nutsvoorzieningen;

c. ten hoogste 1 JOP;

d. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, al dan niet ondergrond-

se parkeervoorzieningen, water en groen.

2. Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn uitsluitend be-

drijven in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage I bij deze regels op-

genomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits deze bedrij-

ven niet vallen onder de in bijlage II bij deze regels behorende Lijst

van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder en niet

voorkomen in onderdeel D van het Besluit milieu-effectrapportage

1994, zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp

van het plan.

Bouwregels

3. Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden mogen uitsluitend wor-

den gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien

verstande dat:

a. een bij een bedrijf behorend bouwperceel tot ten hoogste 65%

bebouwd mag worden. Dit percentage is inclusief overkappin-

gen;

b. de minimale en maximale hoogte van gebouwen niet meer mag

bedragen dan wordt aangeduid;

c. gebouwen mogen uitsluitend plat worden afgedekt;

d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen

overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter met

dien verstande dat de bouwhoogte van perceel- en erfafschei-

dingen niet minder mag bedragen dan 2 meter en niet meer

mag bedragen dan 5 meter;

e. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ mag per bouwperceel

over tenminste 65% van de daar aanwezige aanduidingslengte

8

uitsluitend de gevels van gebouwen en erfafscheidingen wor-

den gebouwd;

f. een JOP een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maxima-

le bouwhoogte van 3 m heeft.

Gebruiksregels

4. Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden gelden voor parkeren

en opslag de volgende gebruiksregels:

a. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op ei-

gen terrein, waarbij de volgende norm wordt gehanteerd:

b. opslag niet is toegestaan voor de voorgevel en/of de voorgevel-

rooilijn van gebouwen;

c. expeditie dient geheel op eigen terrein plaats te vinden;

d. persoonlijke dienstverlening is niet toegestaan;

e. beperkte horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en

ten dienste staan van de bedrijven zijn toegestaan.

Afwijking van de gebruiksregels

5. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking

van:

a. het bepaalde in lid 1 voor de vestiging van (grootschalige) de-

tailhandel;

b. het bepaalde in lid 1 sub a voor kantoorvloeroppervlak van

100% van het bedrijfsvloeroppervlak;

c. het bepaalde in lid 2 voor bedrijven in de categorieën 3.1 en 3.2

van de in bijlage I bij deze regels opgenomen Staat van Be-

drijfsactiviteiten, die naar hun aard en invloed gelijk te stellen

zijn met bedrijven in de categorieën 1 en 2.

6. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5 sub b mag uitsluitend

worden verleend, indien het bedrijf vanuit milieuhygiënisch oogpunt

geen nadelige invloed heeft op de nabij gelegen woonbebouwing.

Bedrijfstype parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

Detailhandel in volumineuze goederen

8

Showroom 2

Garage 3

Bedrijfsverzamelgebouw 2

Kantoor 3,5

Loods/productiehal 1

9

Artikel 4 Groen

Bestemmingsomschrijving

1. De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. een ruiterpad;

c. water;

d. voet- en fietspaden.

Bouwregels

2. Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de be-

stemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen

zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

10

Artikel 5 Verkeer

Bestemmingsomschrijving

1. De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. verkeersruimte met de daarbij behorende voorzieningen;

b. groenvoorzieningen;

c. ter plaatse van de aanduiding ‘water’: tevens voor water;

d. nutsvoorzieningen.

Bouwregels

2. Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de be-

stemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen

zijnde, waaronder in elk geval straatmeubilair is begrepen, waarvan

de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.

Specifieke gebruiksregel

3. Als verboden gebruik wordt in elk geval aangemerkt de verkoop en

opslag van motorbrandstoffen.

11

Artikel 6 Water

Bestemmingsomschrijving

1. De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterberging;

b. waterbeheersing;

met de bijbehorende voorzieningen.

Bouwregels

2. Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de be-

stemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden

gebouwd, waaronder in elk geval duikers zijn begrepen, met een

maximale bouwhoogte van 3 m.

12

Artikel 7 Waarde - Archeologie

Bestemmingsomschrijving

1. De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, bij wijze

van dubbelbestemming, bestemd voor bescherming en veiligstelling

van archeologische waarden.

Bouwregels

2. Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden gelden de

volgende bouwregels: De aanvrager van een omgevingsvergunning

voor het bouwen, legt een KNA conform archeologisch onderzoeks-

rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blij-

kens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastge-

steld.

3. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel

uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in

het tweede lid genoegzaam blijkt dat:

a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen

worden geschaad;

b. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten

kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de

omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden regels.

Omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden

4. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan het be-

voegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning ver-

binden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waar-

door monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te la-

ten begeleiden door een deskundige op het terrein van de ar-

cheologische monumentenzorg die voldoet aan door het be-

voegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5. Het bepaalde in lid 2, 3 en 4 is niet van toepassing indien de aan-

vraag betrekking heeft op:

a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebou-

wing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij

gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 200 m²;

13

c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30

cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

6. Indien lid 4 sub c van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning

aanleg werken en werkzaamheden geregeld wat de gevolgen zijn bij

vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerk-

zaamheden.

Wijzigingsbevoegdheid

7. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de be-

stemming Waarde – Archeologie geheel of gedeeltelijk te verwijderen

van de plankaart en uit de regels, indien en voor zover naar hun oor-

deel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als be-

doeld in het tweede lid genoegzaam blijkt dat er geen archeologische

waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

14

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van

een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden

gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten be-

schouwing.

15

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Wro-zone – wijzigingsgebied-1

1. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding

‘wro-zone – wijzigingsgebied-1’ het plan wijzigen in de bestemming

‘Bedrijventerrein’, onder de voorwaarde dat de wijziging vanuit ste-

denbouwkundig oogpunt verantwoord is.

16

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

1. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking

van:

a. maximale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten

voor bebouwing als aangegeven op de plankaart, dan wel om-

schreven in de regels, mits:

1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 5%;

2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;

b. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde ge-

ringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen

of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een

juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van

het terrein;

c. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de op-

richting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoel-

einden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laag-

spanningsverdeelkasten, mits:

1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt

dan 35 m2;

2. de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt

dan 4 m.

2. De bevoegdheden als bedoeld in lid 1 zijn niet van toepassing, indien

elders in deze regels met betrekking tot de in lid 1 genoemde situaties

bevoegdheden bestaan.

17

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het

betreft de begrenzingen van de op de plankaart aangegeven be-

stemmingen, met dien verstande de oppervlakte van de te wijzigen

aaneengesloten bestemming met niet meer dan 5% mag worden

gewijzigd, indien hierdoor het door de gemeenteraad vastgestelde

beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen

overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet

onevenredig worden geschaad.

2. Burgemeester en wethouders kunnen, slechts nadat gebruik is ge-

maakt van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 9, het plan wijzigen

door de aanduiding ‘gevellijn’ ter plaatse waar de bestemming ‘Bedrij-

venterrein’ grenst aan de gronden met de aanduiding ‘Wro-zone – wij-

zigingsgebied 1’ van de plankaart te verwijderen.

18

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het be-

stemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan

worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en

afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang

niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel wor-

den vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omge-

vingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee

jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van

een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar

bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn

gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende

plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van

inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,

mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, be-

doeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een

ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de

afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwer-

kingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt

onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te la-

ten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd

was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begre-

pen de overgangsbepalingen van dat plan.

19

Artikel 13 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmings-

plan Bedrijventerrein Zuidpolder van de gemeente Eemnes.

Bijlagen bij de regels

20

BIJLAGE I: Staat van Bedrijfsactiviteiten

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

1510

, 11

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N V

OE

DIN

GS

MID

DE

LEN

EN

DR

AN

KE

N

151

101,

102

0S

lach

terij

en e

n ov

erig

e vl

eesv

erw

erki

ng:

151

101,

102

1-

slac

hter

ijen

en p

luim

vees

lach

terij

en10

00

100

C50

R10

0D

3.2

151

101

4-

vlee

swar

en-

en v

lees

cons

erve

nfab

rieke

n: p

.o. >

100

0 m

²10

00

100

C50

R10

03.

215

110

15

- vl

eesw

aren

- en

vle

esco

nser

venf

abrie

ken:

p.o

. <=

100

0 m

²50

050

C30

503.

115

110

16

- vl

eesw

aren

- en

vle

esco

nser

venf

abrie

ken:

p.o

. <=

200

300

5010

503.

115

110

1, 1

027

- lo

onsl

acht

erije

n50

050

1050

3.1

151

108

8-

verv

aard

igin

g va

n sn

acks

en

verv

aard

igin

g va

n ka

nt-e

n-kl

aar-

maa

ltijd

en m

et p

.o. <

2.0

00

500

5010

503.

115

210

20

Vis

verw

erki

ngsb

edrij

ven:

152

102

5-

verw

erke

n an

ders

zins

: p.o

. <=

100

0 m

²10

010

5030

100

3.2

152

102

6-

verw

erke

n an

ders

zins

: p.o

. <=

300

5010

3010

503.

115

3110

310

Aar

dapp

elpr

oduk

ten

fabr

ieke

n:

1531

1031

2-

verv

aard

igin

g va

n sn

acks

met

p.o

. < 2

.000

5010

5050

R50

3.1

1532

, 153

310

32, 1

039

0G

roen

te-

en fr

uitc

onse

rven

fabr

ieke

n:

1532

, 153

310

32, 1

039

1-

jam

5010

100

C10

100

3.2

1532

, 153

310

32, 1

039

2-

groe

nte

alge

mee

n50

1010

0C

1010

03.

215

32, 1

533

1032

, 103

93

- m

et k

ools

oort

en10

010

100

C10

100

3.2

1551

1052

0Z

uive

lpro

dukt

en fa

brie

ken:

1551

1051

3-

mel

kpro

dukt

en fa

brie

ken

v.c.

< 5

5.00

0 t/j

500

100

C50

R10

03.

215

5210

521

Con

sum

ptie

-ijsf

abrie

ken:

p.o

. > 2

00 m

²50

010

0C

50R

100

3.2

1552

1052

2-

cons

umpt

ie-ij

sfab

rieke

n: p

.o. <

= 2

00 m

²10

030

030

215

8110

710

Bro

odfa

brie

ken,

bro

od-

en b

anke

tbak

kerij

en:

1581

1071

1-

v.c.

< 7

500

kg m

eel/w

eek,

bij

gebr

uik

van

char

ge-o

vens

3010

30C

1030

215

8110

712

- v.

c. >

= 7

500

kg m

eel/w

eek

100

3010

0C

3010

03.

215

8210

72B

anke

t, bi

scui

t- e

n ko

ekfa

brie

ken

100

1010

0C

3010

03.

215

8310

810

Sui

kerf

abrie

ken:

1584

1082

10

Ver

wer

king

cac

aobo

nen

en v

erva

ardi

ging

cho

cola

de-

en s

uike

rwer

k :

1584

1082

12

- ca

cao-

en

choc

olad

efab

rieke

n ve

rvaa

rdig

en v

an c

hoco

lade

wer

ken

met

p.o

. < 2

.000

100

3050

3010

03.

215

8410

821

5-

Sui

kerw

erkf

abrie

ken

zond

er s

uike

r br

ande

n: p

.o. >

200

100

3050

30R

100

3.2

1585

1073

Dee

gwar

enfa

brie

ken

5030

1010

503.

115

8610

830

Kof

fiebr

ande

rijen

en

thee

pakk

erije

n:

1586

1083

2-

thee

pakk

erije

n10

010

3010

100

3.2

1589

.210

890

Soe

p- e

n so

epar

omaf

abrie

ken:

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

1589

.210

891

- zo

nder

poe

derd

roge

n10

010

5010

100

3.2

1598

1107

Min

eraa

lwat

er-

en fr

isdr

ankf

abrie

ken

100

100

50R

100

3.2

1713

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N T

EX

TIE

L

171

131

Bew

erke

n en

spi

nnen

van

text

ielv

ezel

s10

5010

030

100

3.2

172

132

0W

even

van

text

iel:

172

132

1-

aant

al w

eefg

etou

wen

< 5

010

1010

00

100

3.2

173

133

Tex

tielv

ered

elin

gsbe

drijv

en

500

5010

503.

117

4, 1

7513

9V

erva

ardi

ging

van

text

ielw

are

n10

050

1050

3.1

176,

177

139,

143

Ver

vaar

digi

ng v

an g

ebre

ide

en g

ehaa

kte

stof

fen

en a

rtik

elen

010

5010

503.

118

14-

1814

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N K

LED

ING

; BE

RE

IDE

N E

N V

ER

VE

N V

AN

BO

NT

181

141

Ver

vaar

digi

ng k

ledi

ng v

an le

er

300

500

503.

118

314

2, 1

51B

erei

den

en v

erve

n va

n bo

nt; v

erva

ardi

ging

van

art

ikel

en v

an b

ont

5010

1010

503.

119

15-

1915

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N L

EE

R E

N L

ED

ER

WA

RE

N (

EX

CL.

KLE

DIN

G)

192

151

Lede

rwar

enfa

brie

ken

(exc

l. kl

edin

g en

sch

oeis

el)

5010

3010

50D

3.1

193

152

Sch

oene

nfab

rieke

n50

1050

1050

3.1

2016

-

2016

-H

OU

TIN

DU

ST

RIE

EN

VE

RV

AA

RD

IGIN

G A

RT

IKE

LEN

VA

N H

OU

T, R

IET

, KU

RK

E.D

.

2010

.116

101

Hou

tzag

erije

n0

5010

050

R10

03.

220

10.2

1610

20

Hou

tcon

serv

erin

gsbe

drijv

en:

2010

.216

102

2-

met

zou

topl

ossi

ngen

1030

5010

503.

120

216

21F

inee

r- e

n pl

aatm

ater

iale

nfab

rieke

n10

030

100

1010

03.

220

3, 2

04, 2

0516

20

Tim

mer

wer

kfab

rieke

n, v

erva

ardi

ging

ove

rige

artik

elen

van

hou

t0

3010

00

100

3.2

203,

204

, 205

162

1T

imm

erw

erkf

abrie

ken,

ver

vaar

digi

ng o

verig

e ar

tikel

en v

an h

out,

p.o.

< 2

00 m

20

3050

050

3.1

2117

-

2117

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N P

AP

IER

, KA

RT

ON

EN

PA

PIE

R-

EN

KA

RT

ON

WA

RE

N

2112

1712

0P

apie

r- e

n ka

rton

fabr

ieke

n:

2112

1712

1-

p.c.

< 3

t/u

5030

50C

30R

503.

121

217

2P

apie

r- e

n ka

rton

war

enfa

brie

ken

3030

100

C30

R10

03.

221

21.2

1721

20

Gol

fkar

tonf

abrie

ken:

2121

.217

212

1-

p.c.

< 3

t/u

3030

100

C30

R10

03.

222

58-

2258

-U

ITG

EV

ER

IJE

N, D

RU

KK

ER

IJE

N E

N R

EP

RO

DU

KT

IE V

AN

OP

GE

NO

ME

N M

ED

IA

2221

1811

Dru

kker

ijen

van

dagb

lade

n30

010

0C

1010

03.

2

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

2222

1812

Dru

kker

ijen

(vla

k- e

n ro

tatie

-die

pdru

kker

ijen

)30

010

010

100

3.2

2319

-

2319

-A

AR

DO

LIE

-/S

TE

EN

KO

OLV

ER

WE

RK

. IN

D.;

BE

WE

RK

ING

SP

LIJT

-/K

WE

EK

ST

OF

FE

N

2320

.219

202

AS

mee

rolië

n- e

n ve

ttenf

abrie

ken

500

100

30R

100

3.2

2420

-

2420

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N C

HE

MIS

CH

E P

RO

DU

KT

EN

2442

2120

0F

arm

aceu

tisch

e pr

oduk

tenf

abrie

ken:

2442

2120

1-

form

uler

ing

en a

fvul

len

gene

esm

idde

len

5010

5050

R50

3.1

2462

2052

0Li

jm-

en p

lakm

idde

lenf

abrie

ken:

2462

2052

1-

zond

er d

ierli

jke

gron

dsto

ffen

100

1010

050

100

3.2

2464

2059

02F

otoc

hem

isch

e pr

oduk

tenf

abrie

ken

5010

100

50R

100

3.2

2466

2059

03A

Che

mis

che

kant

oorb

enod

igdh

eden

fabr

ieke

n50

1050

50R

503.

125

22-

2522

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N P

RO

DU

KT

EN

VA

N R

UB

BE

R E

N K

UN

ST

ST

OF

2512

2211

020

Loop

vlak

vern

ieuw

ings

bedr

ijven

:

2512

2211

021

- vl

oero

pp. <

100

m2

5010

3030

503.

125

1322

19R

ubbe

r-ar

tikel

enfa

brie

ken

100

1050

50R

100

D3.

225

222

20

Kun

stst

ofve

rwer

kend

e be

drijv

en:

252

222

3-

prod

uctie

van

ver

pakk

ings

mat

eria

al e

n as

sem

blag

e va

n ku

nsts

tofb

ouw

mat

eria

len

5030

5030

503.

126

23-

2623

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N G

LAS

, AA

RD

EW

ER

K, C

EM

EN

T-,

KA

LK-

EN

GIP

SP

RO

DU

KT

EN

261

231

0G

lasf

abrie

ken:

261

231

1-

glas

en

glas

prod

ukte

n, p

.c. <

5.0

00 t/

j30

3010

030

100

3.2

2615

231

Gla

sbew

erki

ngsb

edrij

ven

1030

5010

503.

126

2, 2

6323

2, 2

340

Aar

dew

erkf

abrie

ken:

262,

263

232,

234

2-

verm

ogen

ele

ktris

che

oven

s to

taal

>=

40

kW30

5010

030

100

3.2

2661

.223

612

0K

alkz

ands

teen

fabr

ieke

n:

2661

.223

612

1-

p.c.

< 1

00.0

00 t/

j10

5010

030

100

3.2

2662

2362

Min

eraa

lgeb

onde

n bo

uwpl

aten

fabr

ieke

n50

5010

030

100

3.2

2663

, 266

423

63, 2

364

0B

eton

mor

telc

entr

ales

:

2663

, 266

423

63, 2

364

1-

p.c.

< 1

00 t/

u10

5010

010

100

3.2

2665

, 266

623

65, 2

369

0V

erva

ardi

ging

van

pro

dukt

en v

an b

eton

, (ve

zel)c

emen

t en

gips

:

2665

, 266

623

65, 2

369

1-

p.c.

< 1

00 t/

d10

5010

050

R10

03.

226

723

70

Nat

uurs

teen

bew

erki

ngsb

edrij

ven:

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

267

237

1-

zond

er b

reke

n, z

even

en

drog

en: p

.o. >

2.0

00 m

²10

3010

00

100

D3.

226

723

72

- zo

nder

bre

ken,

zev

en e

n dr

ogen

: p.o

. <=

2.0

00 m

²10

3050

050

3.1

2681

2391

Slij

p- e

n po

lijst

mid

dele

n fa

brie

ken

1030

5010

50D

3.1

2682

2399

CM

iner

ale

prod

ukte

nfab

rieke

n n.

e.g.

5050

100

5010

0D

3.2

2825

, 31

-V

ER

VA

AR

D. E

N R

EP

AR

AT

IE V

AN

PR

OD

UK

TE

N V

AN

ME

TA

AL

(EX

CL.

M

AC

H./T

RA

NS

PO

RT

MID

D.)

281

251,

331

0C

onst

ruct

iew

erkp

laat

sen:

281

251,

331

1-

gesl

oten

geb

ouw

3030

100

3010

03.

228

125

1, 3

311a

- ge

slot

en g

ebou

w, p

.o. <

200

m2

3030

5010

503.

128

425

5, 3

31B

Sm

eder

ijen,

lasi

nric

htin

gen,

ban

kwer

kerij

en e

.d.

5030

100

3010

0D

3.2

284

255,

331

B1

Sm

eder

ijen,

lasi

nric

htin

gen,

ban

kwer

kerij

en e

.d.,

p.o.

< 2

00 m

230

3050

1050

D3.

128

5125

61, 3

311

0M

etaa

lopp

ervl

akte

beha

ndel

ings

bedr

ijven

:

2851

2561

, 331

11

- al

gem

een

5050

100

5010

03.

228

5125

61, 3

311

11-

met

aalh

arde

n30

5010

050

100

D3.

228

5125

61, 3

311

12-

laks

puite

n en

mof

fele

n10

030

100

50R

100

D3.

228

5125

61, 3

311

2-

scop

eren

(op

spui

ten

van

zink

)50

5010

030

R10

0D

3.2

2851

2561

, 331

13

- th

erm

isch

ver

zink

en10

050

100

5010

03.

228

5125

61, 3

311

4-

ther

mis

ch v

ertin

nen

100

5010

050

100

3.2

2851

2561

, 331

15

- m

echa

nisc

he o

pper

vlak

tebe

hand

elin

g (s

lijpe

n, p

olijs

ten)

3050

100

3010

03.

228

5125

61,3

311

6-

anod

iser

en, e

loxe

ren

5010

100

3010

03.

228

5125

61, 3

311

7-

chem

isch

e op

perv

lakt

ebeh

ande

ling

5010

100

3010

03.

228

5125

61, 3

311

8-

emai

llere

n10

050

100

50R

100

3.2

2851

2561

, 331

19

- ga

lvan

iser

en (

vern

ikke

len,

ver

chro

men

, ver

zink

en, v

erko

pere

n ed

)30

3010

050

100

3.2

2852

2562

, 331

11

Ove

rige

met

aalb

ewer

kend

e in

dust

rie10

3010

030

100

D3.

228

5225

62, 3

311

2O

verig

e m

etaa

lbew

erke

nde

indu

strie

, inp

andi

g, p

.o. <

200m

210

3050

1050

D3.

128

725

9, 3

31B

Ove

rige

met

aalw

aren

fabr

ieke

n n.

e.g.

3030

100

3010

03.

228

725

9, 3

31B

Ove

rige

met

aalw

aren

fabr

ieke

n n.

e.g.

; inp

andi

g, p

.o. <

200

m2

3030

5010

503.

129

27, 2

8, 3

329

27, 2

8, 3

3-

VE

RV

AA

RD

IGIN

G V

AN

MA

CH

INE

S E

N A

PP

AR

AT

EN

2927

, 28,

33

0M

achi

ne-

en a

ppar

aten

fabr

ieke

n in

cl. r

epar

atie

:

2927

, 28,

33

1-

p.o.

< 2

.000

m2

3030

100

3010

0D

3.2

3026

, 28,

33

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N K

AN

TO

OR

MA

CH

INE

S E

N C

OM

PU

TE

RS

3026

, 28,

33

-30

26, 2

8, 3

3A

Kan

toor

mac

hine

s- e

n co

mpu

terf

abrie

ken

incl

. rep

arat

ie30

1030

1030

231

26, 2

7, 3

3-

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

3126

, 27,

33

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N O

VE

R. E

LEK

TR

. MA

CH

INE

S, A

PP

AR

AT

EN

EN

BE

NO

DIG

DH

.

314

272

Acc

umul

ator

en-

en b

atte

rijen

fabr

ieke

n10

030

100

5010

03.

232

26,3

3-

3226

, 33

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N A

UD

IO-,

VID

EO

-, T

ELE

CO

M-A

PP

AR

AT

EN

EN

-B

EN

OD

IGD

H.

321

t/m 3

2326

1, 2

63, 2

64, 3

31V

erva

ardi

ging

van

aud

io-,

vid

eo-

en te

leco

m-a

ppar

atuu

r e.

d.30

050

3050

D3.

132

1026

12F

abrie

ken

voor

ged

rukt

e be

drad

ing

5010

5030

503.

133

26, 3

2, 3

3-

3326

, 32,

33

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N M

ED

ISC

HE

EN

OP

TIS

CH

E A

PP

AR

AT

EN

EN

INS

TR

UM

EN

TE

N

3326

, 32,

33

AF

abrie

ken

voor

med

isch

e en

opt

isch

e ap

para

ten

en in

stru

men

ten

e.d.

incl

. rep

arat

ie30

030

030

234

29-

3429

VE

RV

AA

RD

IGIN

G V

AN

AU

TO

'S, A

AN

HA

NG

WA

GE

NS

EN

OP

LEG

GE

RS

343

293

Aut

o-on

derd

elen

fabr

ieke

n30

1010

030

R10

03.

235

30-

3530

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N T

RA

NS

PO

RT

MID

DE

LEN

(E

XC

L. A

UT

O'S

, AA

NH

AN

GW

AG

EN

S)

351

301,

331

50

Sch

eeps

bouw

- en

rep

arat

iebe

drijv

en:

351

301,

331

51

- ho

uten

sch

epen

3030

5010

503.

135

130

1, 3

315

2-

kuns

tsto

f sch

epen

100

5010

050

R10

03.

235

230

2, 3

170

Wag

onbo

uw-

en s

poor

weg

wer

kpla

atse

n:

352

302,

317

1-

alge

mee

n50

3010

030

100

3.2

354

309

Rijw

iel-

en m

otor

rijw

ielfa

brie

ken

3010

100

30R

100

3.2

355

3099

Tra

nspo

rtm

idde

leni

ndus

trie

n.e

.g.

3030

100

3010

0D

3.2

3631

-

3631

-V

ER

VA

AR

DIG

ING

VA

N M

EU

BE

LS E

N O

VE

RIG

E G

OE

DE

RE

N N

.E.G

.

361

310

1M

eube

lfabr

ieke

n50

5010

030

100

D3.

236

195

242

Meu

bels

toffe

erde

rijen

b.o

. < 2

00 m

20

1010

010

136

232

1F

abric

age

van

mun

ten,

sie

rade

n e.

d.30

1010

1030

236

332

2M

uzie

kins

trum

ente

nfab

rieke

n30

1030

1030

236

432

3S

port

artik

elen

fabr

ieke

n30

1050

3050

3.1

365

324

Spe

elgo

edar

tikel

enfa

brie

ken

3010

5030

503.

136

63.1

3299

1S

ocia

le w

erkv

oorz

ieni

ng0

3030

030

236

63.2

3299

9V

erva

ardi

ging

van

ove

rige

goed

eren

n.e

.g.

3010

5030

50D

3.1

3738

-

4035

-

4035

-P

RO

DU

KT

IE E

N D

IST

RIB

. VA

N S

TR

OO

M, A

AR

DG

AS

, ST

OO

M E

N W

AR

M W

AT

ER

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

4035

A0

Ele

ktric

iteits

prod

uktie

bedr

ijven

(el

ectr

isch

ver

mog

en >

= 5

0 M

We)

4035

B0

bio-

ener

giei

nsta

llatie

s el

ectr

isch

ver

mog

en <

50

MW

e:

4035

B1

- co

verg

istin

g, v

erbr

andi

ng e

n ve

rgas

sing

van

mes

t, sl

ib, G

FT

en

rest

stro

men

vo

edin

gsin

dust

rie10

050

100

30R

100

3.2

4035

B2

- ve

rgis

ting,

ver

bran

ding

en

verg

assi

ng v

an o

verig

e bi

omas

sa50

5010

030

R10

03.

240

35C

0E

lekt

ricite

itsdi

strib

utie

bedr

ijven

, met

tran

sfor

mat

orve

rmog

en:

4035

C1

- <

10

MV

A0

030

C10

302

4035

C2

- 10

- 1

00 M

VA

00

50C

3050

3.1

4035

C3

- 10

0 -

200

MV

A0

010

0C

5010

03.

240

35D

0G

asdi

strib

utie

bedr

ijven

:

4035

D5

- ga

sont

vang

- en

-ve

rdee

lsta

tions

, cat

. D0

050

C50

R50

3.1

4035

E0

War

mte

voor

zien

ings

inst

alla

ties,

gas

gest

ookt

:

4035

E1

- st

adsv

erw

arm

ing

3010

100

C50

100

3.2

4136

-

4136

-W

INN

ING

EN

DIT

RIB

UT

IE V

AN

WA

TE

R

4136

A0

Wat

erw

inni

ng-/

ber

eidi

ng-

bedr

ijven

:

4136

A2

- be

reid

ing

met

chl

oorb

leek

loog

e.d

. en/

of s

tral

ing

100

50C

3050

3.1

4136

B0

Wat

erdi

strib

utie

bedr

ijven

met

pom

pver

mog

en:

4136

B1

- <

1 M

W0

030

C10

302

4136

B2

- 1

- 15

MW

00

100

C10

100

3.2

4541

, 42,

43

-

4541

, 42,

43

-B

OU

WN

IJV

ER

HE

ID

4541

, 42,

43

0B

ouw

bedr

ijven

alg

emee

n: b

.o. >

2.0

00 m

²10

3010

010

100

3.2

4541

, 42,

43

1-

bouw

bedr

ijven

alg

emee

n: b

.o. <

= 2

.000

1030

5010

503.

145

41, 4

2, 4

32

Aan

nem

ersb

edrij

ven

met

wer

kpla

ats:

b.o

. > 1

000

1030

5010

503.

145

41, 4

2, 4

33

- aa

nnem

ersb

edrij

ven

met

wer

kpla

ats:

b.o

.< 1

000

010

3010

302

5045

, 47

-

5045

, 47

-H

AN

DE

L/R

EP

AR

AT

IE V

AN

AU

TO

'S, M

OT

OR

FIE

TS

EN

; BE

NZ

INE

SE

RV

ICE

ST

AT

ION

S

501

451

Gro

otha

ndel

in v

rach

taut

o's

(incl

. im

port

)10

1010

010

100

3.2

5020

.445

204

AA

utop

laat

wer

kerij

en10

3010

010

100

3.2

5020

.445

204

CA

utos

puiti

nric

htin

gen

5030

3030

R50

3.1

5146

-

5146

-G

RO

OT

HA

ND

EL

EN

HA

ND

ELS

BE

MID

DE

LIN

G

5121

4621

0G

rth

in a

kker

bouw

prod

ukte

n en

vee

voed

ers

3030

5030

R50

3.1

5122

4622

Grt

h in

blo

emen

en

plan

ten

1010

300

302

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

5123

4623

Grt

h in

leve

nde

dier

en50

1010

0C

010

03.

251

2446

24G

rth

in h

uide

n, v

elle

n en

lede

r50

030

050

3.1

5125

, 513

146

217,

463

1G

rth

in r

uwe

taba

k, g

roen

ten,

frui

t en

cons

umpt

ie-a

arda

ppel

en30

1030

50R

503.

151

32, 5

133

4632

, 463

3G

rth

in v

lees

, vle

esw

aren

, zui

velp

rodu

kten

, eie

ren,

spi

jsol

iën

100

3050

R50

3.1

5134

4634

Grt

h in

dra

nken

00

300

302

5135

4635

Grt

h in

taba

kspr

oduk

ten

100

300

302

5136

4636

Grt

h in

sui

ker,

cho

cola

de e

n su

iker

wer

k10

1030

030

251

3746

37G

rth

in k

offie

, the

e, c

acao

en

spec

erije

n30

1030

030

251

38, 5

139

4638

, 463

9G

rth

in o

verig

e vo

edin

gs-

en g

enot

mid

dele

n10

1030

1030

251

446

4, 4

6733

Grt

h in

ove

rige

cons

umen

tena

rtik

elen

1010

3010

302

5148

.746

499

0G

rth

in v

uurw

erk

en m

uniti

e:

5148

.746

499

1-

cons

umen

tenv

uurw

erk,

ver

pakt

, ops

lag

< 1

0 to

n10

030

10V

302

5148

.746

499

2-

cons

umen

tenv

uurw

erk,

ver

pakt

, ops

lag

10 to

t 50

ton

100

3050

V50

3.1

5148

.746

499

5-

mun

itie

00

3030

302

5151

.146

711

0G

rth

in v

aste

bra

ndst

offe

n:

5151

.146

711

1-

klei

n, lo

kaal

ver

zorg

ings

gebi

ed10

5050

3050

3.1

5151

.246

712

0G

rth

in v

loei

bare

en

gasv

orm

ige

bran

dsto

ffen:

5151

.346

713

Grt

h m

iner

ale

olie

prod

ukte

n (e

xcl.

bran

dsto

ffen)

100

030

5010

03.

251

52.1

4672

10

Grt

h in

met

aale

rtse

n:

5152

.2 /.

346

722,

467

23G

rth

in m

etal

en e

n -h

alffa

brik

aten

010

100

1010

03.

251

5346

730

Grt

h in

hou

t en

bouw

mat

eria

len:

5153

4673

1-

alge

mee

n: b

.o. >

200

0 m

²0

1050

1050

3.1

5153

4673

2-

alge

mee

n: b

.o. <

= 2

000

010

3010

302

5153

.446

735

4za

nd e

n gr

ind:

5153

.446

735

5-

alge

mee

n: b

.o. >

200

030

100

010

03.

251

53.4

4673

56

- al

gem

een:

b.o

. <=

200

010

300

302

5154

4674

0G

rth

in ij

zer-

en

met

aalw

aren

en

verw

arm

ings

appa

ratu

ur:

5154

4674

1-

alge

mee

n: b

.o. >

2.0

00 m

²0

050

1050

3.1

5154

4674

2-

alge

mee

n: b

.o. <

= 2

.000

00

300

302

5155

.146

751

Grt

h in

che

mis

che

prod

ukte

n50

1030

100

R10

0D

3.2

5155

.246

752

Grt

h in

kun

stm

ests

toffe

n30

3030

30R

302

5156

4676

Grt

h in

ove

rige

inte

rmed

iaire

goe

dere

n10

1030

1030

251

5746

770

Aut

oslo

perij

en: b

.o. >

100

0 m

²10

3010

030

100

3.2

5157

4677

1-

auto

slop

erije

n: b

.o. <

= 1

000

1010

5010

503.

151

57.2

/346

770

Ove

rige

groo

than

del i

n af

val e

n sc

hroo

t: b.

o. >

100

0 m

²10

3010

010

100

D3.

2

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

5157

.2/3

4677

1-

over

ige

groo

than

del i

n af

val e

n sc

hroo

t: b.

o. <

= 1

000

1010

5010

503.

151

846

60

Grt

h in

mac

hine

s en

app

arat

en:

518

466

1-

mac

hine

s vo

or d

e bo

uwni

jver

heid

010

100

1010

03.

251

846

62

- ov

erig

e0

1050

050

3.1

519

466,

469

Ove

rige

grth

(be

drijf

smeu

bels

, em

balla

ge, v

akbe

nodi

gdhe

den

e.d.

00

300

302

6047

-

6049

-V

ER

VO

ER

OV

ER

LA

ND

6021

.149

3B

us-,

tram

- en

met

rost

atio

ns e

n -r

emis

es0

1010

0C

010

0D

3.2

6023

493

Tou

ringc

arbe

drijv

en10

010

0C

010

03.

260

2449

40

Goe

dere

nweg

verv

oerb

edrij

ven

(zon

der

scho

onm

aken

tank

s): b

.o. >

100

0 m

²0

010

0C

3010

03.

260

2449

41

- G

oede

renw

egve

rvoe

rbed

rijve

n (z

onde

r sc

hoon

mak

en ta

nks)

b.o

. <=

100

0 m

²0

050

C30

503.

160

349

5P

omp-

en

com

pres

sors

tatio

ns v

an p

ijple

idin

gen

00

30C

1030

D2

6352

-

6352

-D

IEN

ST

VE

RLE

NIN

G T

.B.V

. HE

T V

ER

VO

ER

6311

.252

242

0La

ad-,

los-

en

over

slag

bedr

ijven

t.b.

v. b

inne

nvaa

rt:

6311

.252

242

2-

stuk

goed

eren

010

100

50R

100

D3.

263

1252

102,

521

09A

Dis

trib

utie

cent

ra, k

oelh

uize

n30

1050

C50

R50

D3.

163

1252

109

BO

psla

ggeb

ouw

en (

verh

uur

opsl

agru

imte

)0

030

C10

302

6321

5221

2S

talli

ng v

an v

rach

twag

ens

(met

koe

linst

alla

ties)

100

100

C30

100

3.2

6453

-

6453

-P

OS

T E

N T

ELE

CO

MM

UN

ICA

TIE

641

531,

532

Pos

t- e

n ko

erie

rsdi

enst

en0

030

C0

302

642

61A

Tel

ecom

mun

icat

iebe

drijv

en0

010

C0

101

7177

-

7177

-V

ER

HU

UR

VA

N T

RA

NS

PO

RT

MID

DE

LEN

, MA

CH

INE

S, A

ND

ER

E R

OE

RE

ND

E

GO

ED

ER

EN

712

7712

, 773

9V

erhu

urbe

drijv

en v

oor

tran

spor

tmid

dele

n (e

xcl.

pers

onen

auto

's)

100

5010

50D

3.1

713

773

Ver

huur

bedr

ijven

voo

r m

achi

nes

en w

erkt

uige

n10

050

1050

D3.

171

477

2V

erhu

urbe

drijv

en v

oor

roer

ende

goe

dere

n n.

e.g

.10

1030

1030

D2

7262

7262

-C

OM

PU

TE

RS

ER

VIC

E-

EN

INF

OR

MA

TIE

TE

CH

NO

LOG

IE

7258

, 63

BD

atac

entr

a0

030

C0

302

7463

, 69t

m71

, 73

,74,

77,7

8, 8

0tm

82-

Staa

t van

bed

rijfs

activ

iteite

n be

drijv

ente

rrei

nen.

SBI-C

OD

ESB

I-CO

DE

2008

OM

SCH

RIJ

VIN

G

A

FSTA

ND

EN IN

MET

ERS

nummer

GEUR

STOF

GELUID

GEVAAR

GROOTSTE AFSTAND

CATEGORIE

7463

, 69t

m71

, 73

,74,

77,7

8, 8

0tm

82-

OV

ER

IGE

ZA

KE

LIJK

E D

IEN

ST

VE

RLE

NIN

G

747

812

Rei

nigi

ngsb

edrij

ven

voor

geb

ouw

en

5010

3030

50D

3.1

7481

.374

203

Fot

o- e

n fil

mon

twik

kelc

entr

ales

100

30C

1030

290

37, 3

8, 3

9-

9037

, 38,

39

-M

ILIE

UD

IEN

ST

VE

RLE

NIN

G

9001

3700

A0

RW

ZI's

en

gier

verw

erki

ngsi

nric

ht.,

met

afd

ekki

ng v

oorb

ezin

ktan

ks:

9001

3700

Brio

olge

mal

en30

010

C0

302

9002

.138

1A

Vui

loph

aal-,

str

aatr

eini

ging

sbed

rijve

n e.

d.50

3050

1050

3.1

9002

.138

1B

Gem

eent

ewer

ven

(afv

al-in

zam

elde

pots

)30

3050

30R

503.

190

02.2

382

A0

Afv

alve

rwer

king

sbed

rijve

n:

9002

.238

2A

2-

kabe

lbra

nder

ijen

100

5030

1010

03.

290

02.2

382

A4

- pa

thog

een

afva

lver

bran

ding

(vo

or z

ieke

nhui

zen

)50

1030

1050

3.1

9002

.238

2A

5-

oplo

smid

delte

rugw

inni

ng10

00

1030

R10

0D

3.2

9002

.238

2C

0C

ompo

stee

rbed

rijve

n:

9002

.238

2C

3-

belu

cht v

.c. <

20.

000

ton/

jr10

010

010

010

100

3.2

9396

-

9396

-O

VE

RIG

E D

IEN

ST

VE

RLE

NIN

G

9301

.196

011

AW

asse

rijen

en

strij

kinr

icht

inge

n30

050

C30

503.

193

01.1

9601

1B

Tap

ijtre

inig

ings

bedr

ijven

300

5030

503.

193

01.2

9601

2C

hem

isch

e w

asse

rijen

en

verv

erije

n30

030

30R

302

9301

.396

013

AW

asve

rzen

dinr

icht

inge

n0

030

030

2

21

BIJLAGE II: Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder

1

Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (voormalige A-inrichtingen) en ten aanzien waarvan Gedeputeer-de Staten het bevoegd gezag zijn. Als categorieën van Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder worden aangewezen de volgende categorieën van inrichtingen die genoemd zijn in artikel 2.4 juncto bijlage I van het per 1 maart 1993 in werking getreden Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb): Categorie 1 - Inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met

een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer; - Inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 75 MW

of meer, met dien verstande inrichtingen voor het verstoken van biomassa buiten beschou-wing blijven waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrich-ting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan: a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur; b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur; c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.

- Inrichtingen voor het beproeven van:

1. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het af-remmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;

2. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer;

- Inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer;

Voor de toepassing van dit onderdeel blijven veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing of winning van aardgas buiten beschouwing. Categorie 2 - Inrichtingen voorzover het betreft:

1. aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.10 6 m3 per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer;

2. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct van 10.103 kg per uur of meer;

Categorie 4

- Inrichtingen voor het vervaardigen van methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van

100.106 kg per jaar of meer;

2

Categorie 5 - Inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een

capaciteit ten aanzien daarvan van 1.109 kg per jaar of meer; Categorie 6 - Inrichtingen voor het vervaardigen van:

a. oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 250.106 kg per jaar of meer;

b. vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan 50.106 kg per jaar of meer;

Categorie 9 - Inrichtingen voor:

a. het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1,5.103 kg per uur of meer;

b. het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of -melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.106 kg per jaar of meer;

c. het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.103 kg per uur of meer;

d. het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;

e. het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;

f. het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;

g. het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2,5.106 kg suikerbieten per dag of meer;

h. het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;

i. het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;

j. het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, maïs, of derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer.

Categorie 11 - Inrichtingen voor:

a. het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m2 of meer;

b. het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;

c. het vervaardigen van: 1. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg

per jaar of meer; 2. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per

uur of meer; 3. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een

capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per dag of meer;

3

4. glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;

5. asfalt of asfaltproducten in een buiten opgestelde eenheid, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;

6. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer.

d. het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;

e. het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 per uur of meer;

f. het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;

g. het breken, malen, zeven of drogen van: 1. zand, grond, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel; 2. kalkzandsteen, kalk; 3. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan.

met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist. Categorie 12 - Inrichtingen:

a. voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire non-ferrometalen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;

b. waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvor-men van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde metaal groter is dan 1 mm en waar het produc-tieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;

c. waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmate-riaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;

d. waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;

e. voor het smeden van ankers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;

f. voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer be-draagt;

g. voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buis- materialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw onder-gebrachte productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m2 of meer bedraagt;

h. voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aan-zien daarvan van 4.106 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 K;

4

Categorie 13 - Inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte

van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer; Categorie 14 - Inrichtingen bestemd voor het samenstellen van treinen of treindelen door middel van het

stoten of heuvelen van spoorvoertuigen, bestemd voor goederenvervoer, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is;

Categorie 16 - Inrichtingen waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn; - Inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien

daarvan van 3.103 kg per uur of meer; Categorie 19 - Inrichtingen voor zover het betreft terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of

ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recrea-tieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;

Categorie 20 - transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren,

met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer; Categorie 24 - Inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten aanzien

daarvan van 50.106 kg per jaar of meer; Categorie 27 - Inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of oppervlaktebe-

luchters met een capaciteit van 120.103 of meer vervuilingseenheden als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Verbeelding

11

-8 10

(wa)

kadastrale gegevens

topografische gegevens

V E R K L A R I N G E N

GEBIEDSAANDUIDINGEN

L E G E N D A

PLANGEBIED

Verkeer

GroenG

Water

V

BedrijventerreinBT

B E S T E M M I N G E N

WA

wro-zone - wijzigingsgebied 1

A A N D U I D I N G E N

FUNCTIEAANDUIDINGEN

water

MAATVOERINGSAANDUIDINGEN

minimale-maximale bouwhoogte (m)

FIGUREN

gevellijn

DUBBELBESTEMMINGEN

Waarde - ArcheologieWR-A

1

1

1

1

BT

BT

BT

V

V

V

V

V

G

G

G

G

G

GWA

WA

WA

-8 10

-8 10

-8 10

(wa)

BT

BT

BT

V

V

V

V

V

G

G

G

G

G

GWA

WA

WA

WR-A

Te V

eenw

eg Z

uid

Vlierberg

Rijk

sweg A

27

Rozenbottelberg

Waln

ootb

erg

Rijk

sweg A

27

Rijk

sweg A

27

Rijksw

eg A

27

Te V

eenw

eg Z

uid

Vlierberg

Rozenbottelberg

Waln

ootb

erg

4

24 26

18

2832

2

4

6

/

20

20

16b

22 23

16a

16

8

get.

gew.

tek.

blad

schaal

Kruidentuin 5, 2991 RKPostbus 37, 2990 AA Barendrecht

T +31(0)180613144F +31(0)180620461

[email protected]

pmw.

versie

werkelijke maten zijn vastgelegd in het GML-bestand!

GEMEENTE EEMNESBESTEMMINGSPLANBEDRIJVENTERREIN ZUIDPOLDER

Vastgesteld

NL.IMRO.0317.E015BPBedrterrzp-1141

24 oktober 2011

085103-B-01

1 van 1

1 : 1.000

1141

15-08-2011 KH

01-10-2009

Kim J.M. Heijmeriks-Schouten

NN

÷÷

594

42

0