Brown - Hoofdstuk 1; Moord in Gouldfield

Post on 10-Jul-2015

216 views 0 download

Transcript of Brown - Hoofdstuk 1; Moord in Gouldfield

Rustig staat een vrouw voor haar fornuis en staart tussen de zachtjes op en neer gaande vitrage naar de donkere straat voor haar. Het enige licht buiten het huis komt van de paar lantaarnpalen in de straat. Een struik ritselt als een vogel opvliegt. In de lucht zijn maar enkele sterren te zien tussen de donkere wolken. Voorzichtig roert ze in haar heldere boullion. Enkele stukjes groente schieten weg onder haar lepel. Ze laat de pan even op het vuur staan als ze een soepkom gaat pakken. De kaars op tafel wakkert kort heen en weer als ze langsloopt.

Ze pakt een soeplepel uit de besteklade en schept een grote hoeveelheid boulion in haar kom. De zaterdag is langzaam gegaan. Té langzaam. Ze steekt haar lepel in de soep en maakt zich klaar om een hap te nemen. Ze blaast zachtjes in de boullion en neemt een hap. En nog een. Ze slikt regelmatig om haar droge keel nat te maken, maar zonder effect. Ze loopt naar het aanrecht en giet kraanwater in een glas.

Ze neemt een slok, maar het maakt voor haar keel geen verschil. Ze hapt naar adem. Er is te weinig lucht in haar longen aanwezig. Met een doffe klap komt ze op de grond terecht.

“Doodsoorzaak?” Lewis keek redelijk neutraal naar het levenloze lichaam van Jane Pierce. Dat wilde niet zeggen dan hij neutrale emoties had, integendeel, het was vreselijk als er iemand overleden was in Gouldfield. Max Nicols, lijkschouwer, keek op “Ze is gestikt. We zijn er nog niet achter hoe, je hoort van me.” Britt keek nieuwsgierig naar het lichaam. “Dan blijven er maar een paar oorzaken over.” melde ze, met een optimistische toon in haar iet wat slaperige stem (toch een nadeel aan politiewerk, bedacht Lewis, opgeroepen worden om een uur of 5 was normaal.)

“Wurging, vergiftiging, verdrinking, giftig gas.” somt ze op. Lewis kan het niet laten dat zijn mondhoeken iets optrekken in een glimlach. Britt, wat een optimist. Lewis haalt Jane's paspoort tevoorschijn. Het zit in een doorzichtig plastic zakje, het papier en leder beschermend tegen vingerafdrukken. Lewis trekt iets aan zijn handschoenen, die hij om dezelfde reden aanheeft. Het plastic kriebelt tegen zijn huid. Jane Pierce uit Engeland, Gouldfield. Lewis schud zijn hoofd. Het blijft fijn dat ze het paspoort in haar handtas hadden kunnen vinden, maar aanwijzingen geeft het niet.

Ze zullen buren moeten ondervragen, mits ze iets willen ontdekken. “Britt?” vraagt hij, om de aandacht van zijn partner te trekken. Britt kijkt om. “Laten we maar eens kijken wat de buren over haar te zeggen hebben.” Britt knikt. “Max, bel me als je meer over Jane weet.”

Ze kozen de buren recht tegenover het huis van Jane Pierce. Het werd tijd meer over haar te ontdekken. Voor nu wisten ze niet of ze getrouwd was, een vriend had, familie in de buurt, niets. Britt drukt op de bel, die onmiddellijk een hard geluid maakt. Een blonde man van middelbare leeftijd maakt de deur open. Een tijdje staart hij gedachteloos naar de mannen die voor hem staan, alsof hij meer kijkt naar de crime scene achter hen. Daarna richt hij zijn aandacht op Britt en Lewis.

Lewis klapt zijn portemonnee open en laat zijn paspoort met politie insigne zien. “Detective chief inspector Lewis Brown. Dat is Britt de Groot.” Britt kijkt even geïrriteerd op bij het horen van het nonchalante uitspreken van haar naam, maar herstelt zich onmiddellijk. “Wij zijn hier voor het onderzoek van de moord op Jane Pierce.” Verklaart ze dan.

De man bijt op zijn lip en zijn ogen worden vochtig. “Jane?” fluistert hij schor. Lewis werpt Britt een beschuldigende blik toe en legt zijn hand op de man zijn schouder. “Onze condoleances, namens de hele recherche.” zegt hij, medelevend. “Mogen we even binnenkomen?” De man knikt en gebaart dat ze achter hem aan moeten lopen.

Britt en Lewis volgen hem gewillig naar de woonkamer, waar de man met zijn handen in zijn haar gaat zitten. Britt gaat op de bank zitten en Lewis volgt haar. “Het spijt me, ik heb me nog niet voorgesteld, mijn naam is Mike Sherwell.” Britt knikt. “Kende u Jane goed?” Mike knikt. “We waren heel close. Al heel lang vrienden.” Lewis knikt naar Britt. “Britt, ik denk dat we Meneer Sherwell even alleen moeten laten met zijn verdriet.” Hij richt zich op Mike. “We komen later terug voor wat vragen.” Mike knikt.

Buiten volgt Britt Lewis naar het steegje bij zijn appartement. Daar staat hij stil. De steeg is volledig leeg. Een kat stuift weg langs een omgevallen vuilnisbak. Lewis kijkt Britt aan met een mengeling van irritatie en woede. “Wat?” sist Britt. “Zo ga je niet om met iemand die net iemand verloren heeft.” “Hoe kon ik dat nou weten?” gromt ze.

“Britt, ik ken jou, ik weet dat je je nooit zo gedraagt. Wat is er?” Britt staart naar haar oude gympen en bloost. “Het spijt me.” Fluistert ze. Lewis schud zijn hoofd. “Ik vroeg niet om je excuses, ik vroeg wat er aan de hand is.” Britt kijkt hem kort aan. “Later.” Daarna trekt ze haar jas aan en loopt ze de steeg uit. Lewis staart haar na. Hij zal er wel achter komen wat er met haar aan de hand is.

Hij loopt de metalen trap op naar zijn appartement, steekt de sleutel in het slot en draait hem om. De deur maakt een licht krakend geluid in zijn voegen als hij hem openmaakt. Goed, nee, zijn appartement is niet het modernste, niet het netste, maar hij kan erin leven. Lewis gooit zijn jas neer op de stoel die bij de voordeur staat en kijkt de kamer door. Overal liggen papieren, blikjes, mokken en kant en klaar maaltijden. Lewis grijnst. Goed, niet het netste is zacht uitgedrukt.

Hij verwarmt de oven voor op 200 graden en graait in de vriezer naar een pak pizza salami. Het duurt niet lang voor de kookwekker afgaat en Lewis de oven openklapt. Even snuift hij de geur op. Hij moet minder fast food eten van Britt. Een kleine glimlach speelt om zijn lippen. Misschien ja, misschien moet hij eens leren koken. Hij legt de pizza op een bord. Ooit. Maar nu nog niet. Hij maakt wat ruimte op tafel en zet het bord neer.

De pizza met gesmolten kaas en salami was altijd al zijn favoriet geweest, hoewel het uit de vriezer altijd toch net iets anders smaakte dan in een pizzaria, dat was altijd lekkerder. Lewis grinnikt. Zit hij nu over een pizza te denken? Hij snijdt de pizza met een een mes in punten en neemt een hap. Vroeger was hij nu ook niet zo gezond bezig.

Zijn vader was ook detective en veel tijd om te koken had hij niet. Zijn ouders waren gescheiden en woonden appart. Zijn moeder smeekte hem om bij haar te komen wonen, maar Lewis weigerde. Hij zag haar vaak genoeg, en hij had het fijn bij zijn vader. Soms ging hij mee, of hielp hem met zaken. Zo had zijn vader vroeg voor hem een baantje bij de politie kunnen regelen, en het deed hem niets dat hij pas 20 was. Hij deed het met veel plezier.

Nu, 5 jaar later, was zijn mening daarover nog steeds niet veranderd. Lewis maakt aanstalten om nog een stuk pizza te pakken, en kijkt verbouwereerd op als hij merkt dat alle stukken op zijn.

Hij peilt even hoe veel borden er door de kamer verspreid staan en stapelt dan alle borden en pannen op terwijl hij de gootsteen vol laat lopen. Zodra deze allemaal netjes schoon in de kast staan, draait hij zich om en kijkt naar de rest van het appartement. De bierflesjes, het papier, koffiemokken en allerlei andere zooi.

Geïrriteerd gooit hij de theedoek op het aanrecht. Dat doet hij later wel. Hij beent naar de koelkast, haalt er een flesje bier uit en gaat op de bank zitten.