ARKPRIJS VAN HET VRIJE WOORD · 2012-05-01 · Zwarte Panter voor de uitreiking van de ste Arkprijs...

Post on 29-Jul-2020

0 views 0 download

Transcript of ARKPRIJS VAN HET VRIJE WOORD · 2012-05-01 · Zwarte Panter voor de uitreiking van de ste Arkprijs...

ARKPRIJS VAN

HET VRIJE WOORD

luc huyse

© De respectievelijke auteursZetwerk Intertext, Antwerpen ✆ ₍₎

Verantwoordelijke uitgever Lukas De Vos, Hof ter Bollen , Liezele

Deze uitgave kwam tot standmet de steun van Philippe Lemahieu

Luc Huyse

AntwerpenDe Vrienden van de Zwarte Panter

ste Arkprijs van het Vrije Woord

Redactie Lukas De Vos

Seismograafvan de samenleving

Ter nagedachtenis van Jaap Kruithof

Uit het Juryverslag

De socioloog Huyse heeft zich al een halve eeuw lang onderschei-den door zijn onafhankelijk, diepgravend en grensverleggendonderzoek naar de verzuiling in België.

Consequent heeft hij een maatschappelijk geëngageerd stand-punt ingenomen tegenover nationale en internationale uitda-gingen. Hoogstaand wetenschappelijk onderzoek vertaalt hij inheldere, voor iedereen toegankelijke teksten.

Als arbeiderszoon had hij van jongsaf aan aandacht voor socia-le ongelijkheid en uitsluiting. Hoe mensen omgaan met de her-innering aan oorlog is een belangrijke draad in zijn werk. Hijheeft de berechting van zowel de collaboratie in België als deapartheid in Zuid-Afrika grondig ontleed.

Vandaag is hij een internationaal deskundige over rechtspraakin landen die in een burgeroorlog verwikkeld zaten, zoals Rwan-da, Ethiopië en Zimbabwe.

maart

DE ARK STAAT ALS EEN HUYSEWELKOMSTWOORD

Als voorzitter van het Arkcomité heb ik de plezierige taak om u hierin naam van het hele comité van harte welkom te heten in Galerie DeZwarte Panter voor de uitreiking van de ste Arkprijs van het VrijeWoord aan Luc Huyse. Dadelijk zal David Van Reybrouck de gebrui-kelijke laudatio uitspreken, vervolgens wordt de Ark, met de naamvan de laureaat in de sokkel gegrift, aan het publiek getoond, en tenslotte krijgt ook de laureaat zelf nog het woord. Mijn rol als voorzit-ter van het Arkcomité is tijdens deze plechtigheid tamelijk beperkt.Ik heb er daarom een gewoonte van gemaakt om u niet enkel te ver-welkomen, maar u ook enige informatie te verstrekken, die u in staatzal stellen om wat u dadelijk te zien en horen krijgt correct te begrij-pen. Degenen onder u die de uitreiking van de Arkprijs jaarlijks bij-wonen, weten al wat ik nu ga vertellen. Zij kunnen in deze sfeervollekapel enkele ogenblikken wegdromen. Wie hier voor het eerst is, kanzijn profijt doen met het volgende.

De Arkprijs is negenenvijftig jaar geleden voor het eerst uitgereikt.De aanleiding was de weigering om de Prijs voor Letterkunde van deProvincie Antwerpen uit te reiken aan Marnix Gijsen nadat eerwaardeheer Joris Baers, stichter en leider van het Algemeen Secretariaat voorKatholieke Boekerijen, had verklaard dat de genomineerde romanJoachim van Babylon “aanstoot gaf aan de gevoelens van het grootstegedeelte van de bevolking van de Provincie Antwerpen.” Uit kwaad-heid stichtten Herman Teirlinck en de redactie van het Nieuw VlaamsTijdschrift toen de Arkprijs van het Vrije Woord. De Arkprijs was duseen daad van verzet tegen niets of niemand minder dan kerk en staat,in die tijd nog geduchte organisaties. Door zijn ontstaansgeschiede-nis heeft de Arkprijs gedurende vele jaren de reputatie gehad een soortvan antiklerikale literaire prijs te zijn. Daarmee is het Arkcomité grootonrecht aangedaan, want het comité heeft zich altijd gekeerd tegenalle organisaties die het erop aanleggen mensen te verhinderen omin alle vrijheid hun overtuiging uit te dragen. Daarnaast is de Ark-

prijs gaandeweg ook veel meer dan een literaire prijs geworden, alverliest het comité de literaire kwaliteiten van een tekst nooit uit hetoog. Er is in de loop der jaren een consensus gegroeid rond het crite-rium, dat de Arkprijs ‘een dwarsligger bekroont, een eigenzinnig mens,een consequent voorvechter van een open en kritiseerbaar debat’, endat de laureaat bij het hanteren van het vrije woord ‘zijn nek moethebben uitgestoken’. Dit laatste betekent niet meteen dat zijn of haarkop ook moet gerold hebben. Martelaarschap hoeft niet; een meerdan gewone dosis burgerlijke moed volstaat. Het Arkcomité bekroontook niet zomaar iedereen die vrank en vrij zijn of haar mening ven-tileert. Er zijn ook meningen die het comité niet hoeft. Dat is danweer een kwestie van goede smaak.

Op verzoek van het comité sta ik ook elk jaar even stil bij degenen diede prijs net niét gekregen hebben. Dat is een delicate onderneming,zowel ten aanzien van de laureaat als van de betrokkenen. Het co-mité voelt zich ook niet verplicht om op een of andere manier verant-woording af te leggen. Het is echter zo dat het Arkcomité waarderingvoelt voor het werk van vele mensen, maar elk jaar slechts één vandie vele verdienstelijke mensen kan bekronen. Daarom breng ik hierin de eerste plaats graag hulde aan Jaap Kruithof, die een leven langde waarden heeft verdedigd waar ook de Arkprijs voor staat. Als JaapKruithof de Arkprijs niet gekregen heeft, dan was dat paradoksaalgenoeg omdat hij hem elk jaar had kunnen krijgen; we dachten tel-kens dat het ook later nog kon. Nu is het te laat, maar ook al staat zijnnaam niet in de sokkel van de Ark gegrift, we denken met bewonde-ring en erkentelijkheid aan hem terug.

Het Arkcomité wil dit jaar ook zijn grote waardering uitspreken voorhet werk van Johan Braeckman van de Universiteit van Gent, die naaraanleiding van het lopende Darwin-jubileumjaar de evolutietheorieopnieuw onder de aandacht heeft gebracht. De jongste tijd groeitoveral ter wereld het aantal mensen dat gelooft dat de wereld in zesdagen geschapen is door een opperwezen. Degenen die zoals JohanBraeckman daaraan twijfelen hebben niet de bedoeling om van deweeromstuit zoveel mogelijk mensen te laten ‘geloven’ in de evolutie-theorie. Waar het om gaat is het bijbrengen van een attitude van vrij

en kritisch onderzoek, het bijbrengen van een rationalistische levens-houding, van vertrouwen in het menselijke verstand en van een prin-cipieel wantrouwen ten aanzien van kennis die op gezag van een ho-gere instantie zonder meer dient te worden aangenomen. Daar is hetJohan Braeckman uiteindelijk om te doen en daar kan het Arkcomitézich helemaal in vinden.

De laureaat van de ste Arkprijs van het Vrije Woord is Luc Huyse.Over hem heb ik vanavond niets gezegd, maar wie Luc Huyse kent,heeft begrepen dat veel van wat ik zonet vertelde over de Arkprijs bijuitstek van toepassing is op zijn veelzijdige en geëngageerde werk.

© T

im D

irve

n

OPEREREN MET OBSIDIAAN

Laudatio voor Luc Huyse, uitgesproken bij de uitreikingvan de ste Arkprijs van het Vrije Woord, mei

Dames en heren,

Het is maar we hadden hier ook al eerder kunnen staan. Wehadden hier in kunnen staan. Luc Huyse had dan net Alles gaatvoorbij, behalve het verleden gepubliceerd, een belangwekkend boekdat vertelde hoe samenlevingen met het onleefbare proberen verderte leven: de herinnering aan oorlogsleed. Een boek over kapotte lan-den die de draad weer willen oppikken. Over hoe je de toekomst kuntomhelzen als het verleden nog ettert. Een wijs boek dat binnenkortterecht in het Engels en het Frans verschijnt.

We hadden hier ook in kunnen staan. Toen verscheen Onver-werkt verleden, een werk waarin Luc Huyse met zijn medewerkerseindelijk eens de zaken op een rijtje zette over het etterende verledenvan het eigen vaderland: de herinnering aan collaboratie en de repres-sie in het naoorlogse België. Een moedig, noodzakelijk en genuan-ceerd boek.

Maar we hadden hier ook in de lente van kunnen bijeenkomen,het jaar waarin Luc Huyse De gewapende vrede publiceerde, dé stan-daardstudie over de verzuiling in België. Of in , toen hij In debuitenbaan redigeerde, een bundel over arbeiderskinderen aan de uni-versiteit.

Maar we hoeven niet eens zo ver terug te gaan. In hadden weook al reden genoeg gehad om in deze kapel het glas te heffen: Delange weg naar Neufchâteau was net verschenen, Huyses boek overhet Belgisch gerecht. Of in , toen De opmars van de Calimero’sbegon, over mannen met steeds meer macht die steeds minder verant-woording moesten afleggen. Of in toen zijn monumentale Overpolitiek het daglicht zag.

Dames en heren, als je het zo overschouwt lijkt Luc Huyse wel eenabonnement op de Arkprijs verdiend te hebben. Al meer dan eenhalve eeuw lang bedient hij zich van het vrije woord en dat woord isbij hem in goede en zorgzame handen. Vandaag vieren we dan ookniet het laatste boek of het recentste essay, maar een heel oeuvre. Van-daag vieren we een mens. Een mens die naar waarheid heeft trachtente spreken en dat nog steeds doet.

Na veertig jaar verbonden te zijn geweest aan de Leuven ging LucHuyse in met emeritaat. Maar wie had gedacht dat dat het be-gin zou zijn van een bloeiende carrière als hovenier, zondagsschilder,kruiswoordraadselfreak, Bordeaux-kenner, nordic walker of forelvisser,had het mis. Luc Huyse, dames en heren, ging met pensioen om méérte kunnen werken. Zo zei hij het ongeveer letterlijk in een interviewmet de Leuvense Campuskrant. Het was de tijd dat de universiteitaldoor studentvriendelijker moest worden, want anders liepen deschoolverlaters naar Gent of Brussel, waar men hen ook al probeerdete werven met watten in plaats van weten. Luc Huyse had niet zo’nzin in die wapenwedloop naar betutteling die deepdown toch eerdereconomisch dan educatief gemotiveerd was. Hij zei: “Als ik moet kie-zen tussen enerzijds wetenschappelijk onderzoek en maatschappe-lijke dienstverlening en anderzijds – ik druk het nu heel cru uit – hetpamperen van studenten, dan ga ik liever voluit voor de eerste tweeopdrachten.” En dus ging hij met pensioen, wat bij hem gelijk bleekte staan aan één lange sabbatical leave: tijd om zich te concentrerenop het echt belangrijke werk.

Die toevoeging (“ik druk het nu heel cru uit”) is overigens Luc Huysepur sang. Scherp zijn en toch mild blijven. Snijden zonder te scheu-ren. Openleggen om te laten helen. Huyse analyseert niet met dekettingzaag, maar met het scalpel. Hij snijdt met obsidiaan: het zui-verste glas, het scherpste mes, het donkerste gesteente dat enkel in denatuur voorkomt en waarmee men nog steeds de fijnste oogoperatiesverricht. Luc Huyse: chirurgijn met obsidiaan. Ik kom daar later nogop terug.

Wat Huyse sinds zijn pensioen heeft verricht is meer en vooral rele-vanter dan wat de doorsnee hoogleraar in Vlaanderen tijdens zijnhele carrière neerpent. Volgt u even mee? Na enkele boeken over deuitholling van de nationale politiek (Grensberichten uit , Gulliversprobleem uit en de reeds genoemde klepper Over politiek uit) die men met enige kwade wil nog kan zien als uitlopers vanzijn academische loopbaan, richtte hij zich allengs op een nieuw on-derwerp: landen in transitie die in het reine moeten zien te komenmet een recent gewelddadig verleden. Diep onder de indruk van hetbaanbrekende werk dat Desmond Tutu in het Zuid-Afrika nà de apart-heid met de Waarheidscommissie verrichtte, onderzocht Huyse hoeandere landen met soortgelijke formules aan de slag gingen, om weereen beetje overeind te krabbelen. Rechtspraak én samenlevingsop-bouw, die twee: dat moest een socioloog die een leven lang aan derechtsfaculteit verbonden was geweest wel boeien. Het resultaat wasReconciliation after conflict (uit ), een internationaal handboekover hoe men best een waarheidscommissie bestiert, vorig jaar ge-volgd door Traditional justice and reconciliation after violent conflict(). Traditionele rechtspraak kan immers kiemen bevatten vaneen nieuwe rechtspleging, die niet alleen individuen bestraft maarook samenlevingen herstelt. In Vlaanderen is het nauwelijks gewe-ten, maar Luc Huyse heeft met die twee boeken levens gered.

Wie echter dacht dat we hem hiermee voorgoed kwijt zouden zijnaan verre, kapotte landen als Rwanda, Burundi, Zimbabwe en Ethio-pië, had het gelukkig mis. Niet alleen deelde hij in Alles gaat voorbij,behalve het verleden () zijn nieuwe inzichten met een breed geïn-teresseerd, Nederlandstalig publiek, want voor Huyse is schrijven inde moedertaal voor een lekenpubliek nooit minderwaardig aan Angel-saksische vakpublicaties, bovendien bleef hij ook intens betrokkenbij de kwaliteit van de samenleving alhier ten onzent. Hij schreef be-langwekkende essays in De Morgen en aanvaardde het peetvaderschapvan de website mediakritiek.be (een jong initiatief, met vers volk ennieuwe technologieën). Daarnaast maakte hij met Jos Bouveroux eentelevisiereeks over het federale België, die tegelijkertijd door Canvasen de werd afgenomen. Vier boeken, twee bundels, veel essays,een televisiereeks, een website en hij gaat nog wel even door: dat su-doku-puzzelen ten huize Huyse is echt nog niet voor morgen.

Justitie in het buitenland, media in het binnenland. Zo zou je Huysespost-emeritale werk kunnen samenvatten. Het contrast is mindergroot dan het lijkt, want in beide gevallen gaat het om machtige in-stellingen die een land kunnen verdelen of helen. In een minder prilledemocratie als België dat bovendien verregaand ‘ontzuild’ is (ook datinzicht ontlenen we aan Luc Huyse) fungeren de media als belang-rijkste maatschappelijke lijm, een beetje zoals overgangsjustitie datkan zijn in een revaliderend land. Maar pakt die lijm nog wel? Is hijniet al te zeer aangelengd met flauwekul en scherts? Heeft er iemandsoms jeukpoeder bij gedaan? Is de lijm soms giftig geworden? Paci-ficeert-ie of polariseert-ie? Hoe gaan we daarmee om? U hoort hetstraks van hem.

Dames en heren, alleen al voor zijn nuttige pensioensbesteding ver-dient Luc Huyse de Arkprijs van het Vrije Woord. Maar, u hoorde hetzonet al, er gingen ook nog eens vier decennia scherpzinnigheid entoewijding aan vooraf. Huyse publiceerde over de verzuiling, het mid-denveld, de media, politieke apathie, burgerschap en democratie, par-ticipatie en uitsluiting, de band tussen burger en overheid, de demo-cratisering van het onderwijs, de Europeanisering van de macht, deuitholling van het parlement, de taalkwestie, justitie, ongelijkheid enik vergeet er beslist nog enkele. In hoofdzaak Belgische onderwer-pen, maar zijn liefde voor Afrika kwam niet onlangs uit de lucht val-len. Reeds in de jaren vijftig trok hij als student op met de allereerstelichting Congolese studenten, lui die na de onafhankelijkheid bijnaallemaal ministerposten hebben bekleed in hun land. En vele jarenlater zetten hij en zijn lieve vrouw Oele de deuren van hun jonge,blanke gezin open voor een nieuw, Afrikaans familielid. Lucs betrok-kenheid bij de Afrikaanse zaak is zo oud, dat het het enige is waar jehem al eens op een verspreking kunt betrappen. Toen ik hem beldeover vanavond had hij het in een moment van onoplettendheid zo-waar over “Galerie De Zwarte Partner”.

Vallen er in dat woud van interesses enkele hoofdlijnen te traceren?Allicht niet, want dat zou afbreuk doen aan de intrinsieke veelkantig-heid van Lucs oeuvre. Het vrije woord is wat het is: vrij. Het laat zichniet kooien, het wandelt graag, het gaat waar het goesting in heeft,

het rent als het zich geroepen voelt. Luc Huyse heeft geen vooraf op-gesteld programma afgewerkt. Anderen doen dat wel, maar krijgener dan ook geen Arkprijs voor.

Maar toch. Al loopt er geen rechte lijn van, ik zeg maar iets, zijn On-derzoek naar de arbeidsmotivatie der arbeidende vrouwen uit (eentitel een dichtbundel waardig, overigens) naar zijn recente essay overde politieke laksheid van Thabo Mbeki, toch merk je steevast eenbekommernis over de gezondheid van de samenleving. Niet ieder-een moet het voortdurend met elkaar eens zijn, natuurlijk niet, alleMenschen zijn geen Brüder en ze worden het vast nooit, maar tochspreekt er uit Huyses werk een permanent streven naar een harmo-nieuzer, civieler samenleven. Voor hem is het vrije woord geen vrij-blijvend woord, geen eindpunt, maar altijd een opmaat tot een opendialoog. Sociologie is bij hem nog steeds een beetje, in de nobele zinvan het woord, sociale geneeskunde. De socioloog is niet alleen deanatoom met het fileermes, hij is ook de heelmeester. Hij snijdt omte genezen.

Nietzsche zei ooit: “Waartoe het mes almaar wetten, wanneer menniet tot snijden komt?” Welnu, Luc Huyse heeft nooit genoegen ge-nomen met enkel het wetten van zijn lemmetten. Hij was een acade-micus voor wie maatschappelijke dienstbaarheid altijd een evidentiewas. Wie als arbeiderszoon heeft kunnen studeren met de steun vande gemeenschap, stelt in retour zijn kennis graag ter dienste van diegemeenschap. Vandaag zou hij niet meer aarden in een academischbestel waar vakidiotie en maatschappelijke koudwatervrees als hoogsteidealen worden gepromoot. Luc Huyse hield van de universiteit, denkik, zolang die universeel wou zijn.

Er valt nog iets anders op. Naast het consistent hoge niveau, de ge-durfde reflecties en de rijke empirie, is er de grote leesbaarheid vanLucs werk. Doordat hij meer van vragen dan van vakjes hield, heefthij nooit een jargon gehanteerd. Jargon, dat is het zuinige vermaakvan de sedentaire geest, een manier om indringers buiten te houdenen vakbroeders af te troeven. Maar de avontuurlijke geest leert veletalen, luistert in het rond en zoekt, als hij spreekt, naar rijkdom in de

eenvoud. (De jargon-spreker daarentegen verpakt zijn eenvoud desgeestes in een dun klatergoud van taal.) Huyse heeft niet getrachtanderen te imponeren met virtuoze semantiek. Hij heeft onderwer-pen ontleed, aan zichzelf uitgelegd, aan zijn studenten voorgelegd envervolgens neergeschreven. Het resultaat is ernaar. Puntgave formu-leringen, glasheldere stijl, functionele metaforen. De Arkprijs gaatjaarlijks naar een schrijver of een andere dwarsdenker. Luc Huyse isbeide. Hij is de Nescio van de sociologie.

Toen bekend werd dat Luc Huyse de ste laureaat van de Arkprijswas geworden, reageerde het internet met enthousiasme. Alumni dieinmiddels blogger waren geworden, leken oprecht verheugd. “LucHuyse,” schreef een van hen, “heeft een onuitwisbare invloed op mijnintellectuele ontwikkeling gehad. Dat was een echte intellectueel,iemand van wie een - jarige echt iets kon opsteken.” Het tekentde wijze waarop Luc met jonge mensen omgaat. Genereus met zijnkennis, benieuwd naar hun ervaringen. Naar verluidt zit hij op familie-feestjes graag bij kinderen en kleinkinderen, want je bent nooit tejong om opa Luc iets bij te leren.

Een mooi neveneffect van deze Arkprijs is de suggestie dat de ver-grijzing niet alleen een last is, maar ook een kans, ja, zelfs een cadeau.In tijden dat het parlement verjongt, dat nieuwsredacties vol zittenmet jonge medewerkers wier kennis vaak kleiner is dan het enthou-siasme, in tijden dat, kortom, het jeunisme regeert, is het een voor-recht om iemand te mogen lezen die meer dan een halve eeuw over-ziet. In de berichtgeving regent het vandaag epitheta als ‘historisch’,‘legendarisch’ en ‘nooit gezien’ wanneer er nog maar eens een rege-ringscrisisje dreigt of een popconcert goed was. Dat zegt meer overons korte-termijngeheugen, dan over het daadwerkelijk historischekarakter van een recente gebeurtenis. Huyse is allicht geen popkenner,maar voor de politieke geschiedenis is hij een onuitputtelijke goud-mijn.

Toen ik Luc Huyse een aantal jaren geleden voor het eerst ontmoette(omdat hij míj iets wou vragen, niet omgekeerd, bemerk: ik voeldeme als een neefje op een familiefeest bij hem) vroeg-ie al bij het be-

gin van het gesprek of hij die essays voor De Morgen nog wel moestplegen. Er kwam zo weinig respons op. Misschien was hij stilaan teoud?

Ik kon mijn oren niet geloven. Vroeg de grote Huyse nu werkelijk ofhij niet onbeduidend was? Ik las, zoals velen van mijn generatie, zijnstukken steevast met grote belangstelling. Ze waren interessant, per-tinent, blikverruimend. We discussieerden erover. Maar geen haarop ons hoofd dat eraan dacht om hem te riposteren, laat staan tefeliciteren. Zoiets deed je niet.

Beste Luc, laat deze Arkprijs het antwoord zijn op je aarzeling vantoen. Het is de wereld op zijn kop dat ik jouw laudatio mag uitspre-ken, maar nu ik hier toch sta, maak ik graag van de gelegenheid ge-bruik. Ja, je eruditie blijft broodnodig. Meer nog: je serene onverzette-lijkheid is een voorbeeld voor velen van ons.

Gij, zachtaardige en onvermoeibare ridder in de weer voor een be-tere wereld, gij, bescheiden en integer zoeker, gij, schone mens, wijhebben u nog steeds nodig.

Ik buig zeer diep en bied je namens het Arkprijscomité niet alleengelukwensen maar ook dankbaarheid aan.

GEEN VREDE ZONDER RECHTVAARDIGHEIDDANKWOORD

Dames en heren,

Het is een wat raar begin bij een dankwoord maar, ja ik beken. Het ismijn fout dat dit jaar gebroken is met de traditie die wil dat de Ark-prijs daags vóór Hemelvaart wordt uitgereikt. Want ik was vo-rige week even buitengaats. Er zijn verzachtende omstandigheden.Wat me in het buitenland hield was een gepland pleidooi voor hetvrije woord. Een internationale hulporganisatie hield haar jaarlijksebezinningsbijeenkomst. Die ngo helpt door oorlog gekwetste landenin hun omgang met een verleden dat niet voorbij wil gaan. Haardogma is: there will be no peace without justice. Een samenleving kanalleen tot rust komen, luidt het, als wie schuld heeft voor zijn of haarrechters is verschenen. Dat is ook het onwrikbare geloof van vele Wes-terse diplomaten en van de juristen in Amnesty International en inHuman Rights Watch. Ik noem ze de veldwachters van de gerechtig-heid. Er zit iets aandoenlijks in hun betoog. De zaak waarvoor zevechten, de strijd tegen de cultuur van de straffeloosheid, is van hetallergrootste belang. Maar overkill loert om de hoek. De weg van deijzeren vuist is gepromoveerd tot een door de internationale gemeen-schap opgelegde ‘duty to prosecute’. Het is, met andere woorden, nietlanger politiek correct om te pleiten voor een beleid dat voorranggeeft aan de zoektocht naar vrede en daarom de roep om strengegerechtigheid even wil dimmen. Waar het politiek correcte de voer-taal is komt het vrije woord in het gedrang, in dit geval het woordvan de slachtoffers die rust willen, vooral rust. Dat heb ik ginder wil-len zeggen. Dat ‘smart amnesties’, tijdelijke vormen van clementiezijn dat, in Noord-Oeganda en Boeroendi en Kongo vrede kunnenbrengen.

Van Kongo naar Vlaanderen, een traject dat sommigen hier nietvreemd is. Enkele weken geleden verscheen op een opiniebladzijdevan De Standaard een opgemerkte bijdrage van schrijvers en opinie-

makers, waaronder de u niet onbekende Leo De Haes, Geert van Isten-dael en Wim van Rooy. Een boek over François Mitterand, van eenauteur met een melaatse familienaam, Dillen namelijk, leek in deboekhandel aan de ketting te liggen en daarom nauwelijks verkrijg-baar te zijn. De schrijvers en opiniemakers waren boos. Het boeken-wezen moet ook foute boeken omarmen, zegden ze, dat zorgt voorheilzame controverse en tegenspraak – zo nodig in een volwassendemocratie. Controverse en tegenspraak, twee woorden waarin eenheel programma verscholen zit. Zo’n voorzet kan ik niet laten liggen.

In een democratie is macht slechts dan legitiem als ze gepaard gaatmet tegenmacht. Cruciaal daarbij is de ontwikkeling van wat deAmerikaanse socioloog Hirschman the art of voice noemt. Voice staatvoor tegenspraak. De tegenpool daarvan is exit, de vlucht in het zelf-gekozen of opgedrongen zwijgen. Exit is het instrument van de en-keling, de eenzame terugtocht die carte blanche geeft aan wie machtheeft. Voice is het wapen van in groep sprekende burgers. Alleen zokan men de overzijde dwingen tot ‘le parler vrai’: over de risico’s vande kernenergie, de leegroof van Afrika, de opwarming van de aardeen de mobiliteitscrisis in de eigen stad. Alleen zo kan men er voorzorgen dat alternatieven voor lange en andere wappers onder ogenworden genomen.

Dat politiek activisme bestaat, ook in Vlaanderen. Maar het lijdt alenige tijd aan kortzichtigheid. Het richt zijn tegenspraak bijna uit-sluitend op parlement, partijen en politici. Ondertussen blijven talvan schaduwrijke groeipolen in de politiek buiten schot. Over éénervan, de media, wil ik het hier hebben. Journalisten en hun com-merciële directies zijn politieke actoren van eerste rang. Twijfel daar-over bestaat niet langer, zelfs niet bij hoofdredacteuren. Zo liet PeterVandermeersch, van De Standaard, enige tijd geleden weten dat kran-ten en hun audiovisuele nieuwsbroeders veel meer zijn dan loutertoeschouwer. Dat ontkennen, beweerde hij, is liegen of getuigt vangrote naïviteit. Toch lijkt dat zinnetje met kramp in de vingers ge-schreven. Want wie daaraan de consequentie verbindt dat de mediaover die machtspositie en haar politieke gevolgen ook zélf moetenberichten krijgt plots een ander, wat bangelijk, geluid te horen. In

februari van vorig jaar zei diezelfde Vandermeersch, ik citeer: “Ern-stige media moeten zelf niet het voorwerp zijn van het nieuws. Vanernstige media wordt verwacht dat zij het nieuws verslaan, niet datzij zelf nieuws zijn.” Daarmee reageerde hij op kritische vragen rondzijn tiendelige reeks over de formatie van wat de eerste regering-Leterme moest worden. Dat met veel confidenties gelardeerd docu-drama over dagen politieke narigheid viel midden in de regerings-vorming binnen. De reportage greep in op een nog bewegende reali-teit, boetseerde die realiteit. Maar daarover zweeg de krant. Of neemde openbare omroep. Die heeft in duidingsprogramma’s als Terzake,De Zevende Dag, De Keien van de Wetstraat en Villa Politica diezelfderegeringsformatie ruim tweehonderd maal ter sprake gebracht. Goden klein Pierke zijn besnuffeld en begluurd, gewikt en gewogen. Ra-dio deed gretig mee. Is er één enkele uitzending geweest waarin depolitieke rol en de impact van de eigen nieuwsredacties kritisch zijnbekeken? Neen dus. Het is in de berichtgeving over de verkiezingenvan juni niet anders. Het doet me denken aan wat ik Carl Bernstein,de Watergate-journalist, ooit in Brussel hoorde zeggen: “We zijn ar-rogant. De opening van zaken die wij van anderen vragen, weigerenwij in onze eigen wereld toe te passen.”

Politiek activisme kan zich vandaag niet beperken tot de traditionelewerkplaatsen van de politiek. Het moet the art of voice ook richtenop de kamers waar macht en betekenis dievelings in omvang toene-men, hier dus de redacties en hun commerciële directies. Maar demedia zelf weigeren een forum te openen. Waar kan het dan wel? Deopenbare omroep staat wel eens op de agenda van het Vlaams parle-ment. Het gaat dan in de eerste plaats om de centen. Zelfs als hetdebat wat dieper graaft is er nauwelijks of geen aandacht voor depolitieke invloed van de . Over de kranten valt er parlementairnog minder te signaleren. De fel gehypete ‘Staten-Generaal van deMedia’ van half maart beperkte zich tot discussies over mensen,middelen en marktontwikkelingen. Goed, er is de Vlaamse Raad voorde Journalistiek, een onafhankelijke instelling voor de behandelingvan individuele vragen en klachten over de beroepspraktijk. Hij iseen initiatief van de Vlaamse journalistenverenigingen, van de uitge-vers en de mediahuizen. Er zetelen journalisten, vertegenwoordigers

van de bazen en enkele externe leden, juristen meer bepaald. De le-zers, luisteraars en kijkers zijn afwezig want de Raad is bedoeld alsplatform voor journalistieke zelfregulering. Geen echt forum dus.Annelies Verdoodt is aan de Leuven gepromoveerd met een proef-schrift waarin de Vlaamse Raad voor de Journalistiek op de weeg-schaal is gelegd. Dit is haar besluit: de Raad kan geen antwoord bie-den op fundamentele vragen als de vervlechting van politiek en me-dia en leemtes of onevenwichten in de berichtgeving.

Het is en blijft een vreemde situatie. Voor tal van goederen en dien-sten kan de verbruiker terecht bij een alerte en assertieve verbruikers-beweging. Of, zoals in het geval van de , De Lijn, Belgacom, bijeen onafhankelijke ombudsman of -vrouw die de individuele klach-ten bundelt en vertaalt in kritische bedenkingen en voorstellen. Con-troverse en tegenspraak zijn daar dus mogelijk. Kranten, radio entelevisie zijn de leveranciers van een product dat sprongsgewijze inbelang is toegenomen. En toch ontbreekt elke vorm van mobiliseringvan de verbruikers ervan. Trouwens, wat wij in Vlaanderen het mid-denveld noemen, dat kleurrijke palet van verenigingen, heeft in dezematerie ook forfait gegeven.

De media leefden lange tijd in twee werelden, die van de politiek endie van de markt. Partijpolitieke bevoogding van de kranten en vande openbare omroep zorgde voor een eerste, dwingende omgeving.Met de ontzuiling is dat weggevallen. De kern van het probleem van-daag is dat de media bij falen alleen in de wereld van de markt eensanctie kunnen oplopen. En bijgevolg vooral in dat verband grotegevoeligheid ontwikkelen. Activisme van de lezer, de luisteraar en dekijker zou dat kunnen counteren. Maar het gebeurt niet of nauwe-lijks.

Controverse en tegenspraak, het is in eerste instantie iets wat de sec-tor zelf op zijn agenda moet nemen. Waarom geen eigen, maar onaf-hankelijke ombudsdienst voor de krant, het weekblad, de omroep?Toch is meer nodig. In sommige landen zijn onafhankelijke institu-ten aan het werk die de berichtgeving op objectiviteit, kwaliteit enpolitieke fall-out screenen. Amerikaanse voorbeelden zijn ‘Media

Matters for America’ (www.mediamatters.org) en de Columbia Jour-nalism Review van de Columbia University (www.cjr.org). In Frans-talig België heeft een groep gebruikers van de schrijvende en audio-visuele pers een tijdlang geprobeerd om iets soortgelijks op te zetten.Het initiatief bestaat nog maar is opgegaan in een wat groter geheel:‘Consoloisirs, activistes du temps libre’ (www.consoloisirs.be). InVlaanderen is er nu, godzijdank, de website www.mediakritiek.be.Maar de bouw van een beweging van mediaconsumenten zou verre-weg de belangrijkste stap zijn. Want het woord is maar echt vrij alshet groepsdekking krijgt. Dan is politiek activisme wél mogelijk.

En ondertussen ontstaan er weer nieuwe lacunes. Naast de klassiekemedia treden andere, nauwelijks grijpbare vormen van berichtgevingop. Ze surfen op de golven van het internet. Hoe moet tegenspraak indie snel expanderende wereld van bits and bytes er uitzien?

Dames en heren van de jury, ik zal de Arkprijs een ereplaats geven opwat ik mijn virtuele trofeekast noem. Hij zal er in het gezelschap staanvan drie andere vormen van erkenning die ik zo zeer waardeer: deFrancquileerstoel aan de , het eredoctoraat aan de Gentse uni-versiteit en de onvoorwaardelijke steun die ik kreeg van rector PieterDe Somer, de man die al in de jaren zeventig – tegen de cultuur vanhet huis in – controverse en tegenspraak aan zijn universiteit aan-vaardde en zelfs gretig aanmoedigde.

Laat me eindigen met een citaat dat ik dagelijks koester: “Ik ben welzeventig, maar nog tot elke verontwaardiging in staat.” Ik las het bijNico Rost, Nederlands schrijver en journalist en verzetsman. Hij waseen goede vriend van Herman Teirlinck, de man die de Arkprijs inhet leven heeft geroepen. Zonder het vrije woord geen krachtdadigeverontwaardiging. Zonder krachtdadige verontwaardiging geen vol-wassen democratie. Daar ligt de betekenis van de prijs die u, ledenvan dit edele genootschap, jaarlijks toekent. Ik dank u daarvoor zeeroprecht.

SCHERPE ANALYSE

Wat me steeds opvalt bij Luc Huyse is zijn ongelooflijk scherpe ana-lytische geest. Als geen ander kan hij in begrijpelijke taal – erg beeld-rijk zelfs – verbanden leggen tussen problemen en hun onderlingesamenhang duiden. Toen ik nog dagelijks de Wetstraat deed voor deopenbare radio, was Huyse een verademing om te interviewen. Hijging direct naar de kern van het probleem en kon zonder al teveel uitte weiden noodzakelijke achtergrond geven bij de dagelijkse actuali-teit. Het was vooral de luisteraar die er een boodschap aan had: dankzijde analyse van Luc kon hij/zij beter de soms rare bokkensprongenvan onze politici begrijpen. Zijn analyse was immers vooral bedoeldvoor de grote massa en niet voor de politieke incrowd. Het feit dat hijals professor dagelijks contact had met jonge mensen, speelde onge-twijfeld mee in zijn constante zoektocht.

Opmerkelijk was ook zijn brede blik. Dat hij professor was aan de Leuven was voor hem geen dogmatisch gegeven. Wél was hij ge-dreven door een oprechte democratische bekommernis en had hijeen afschuw van extremen en populisten. Huyse keek verder dan deWetstraat. Zijn internationale belangstelling had tot gevolg dat hij dedieper liggende maatschappelijke tendensen zag, die hun invloed uit-oefenden op de Belgische politiek. Huyse was niet zozeer geïnteres-seerd in de ‘politique politicienne’ en de snelle media-bite maar zochtnaar wat er écht meespeelde en naar wat écht belangrijk was. Van-daar dat we hem graag geregeld opvoerden in onze uitzendingen. Deanalyse van Huyse bracht telkens een ‘meerwaarde’ – ook in de tijdtoen dat begrip nog niet zo beladen was.

Vandaar dat ik meteen aan hem dacht, toen ik de plannen ontwierpom een vierdelige documentaire serie te maken over de staatsher-vormingen in ons land. Omdat ik zelf de platgetreden paden nietopnieuw wilde bewandelen, moest ik wel bij hem terecht komen. Deuren dat we samen brainstormden over inhoud en vorm zijn me nogsteeds bijgebleven. Het feit ook dat hij verder dan de Vlaamse of Bel-

gische grenzen wou kijken, vond ik erg leerrijk. Die aanpak nuan-ceert de soms verhitte en emotionele debatten die hier te lande overhet samenleven van Vlamingen en Franstaligen worden gevoerd.Huyse praat in beelden, maar heeft een afkeer van niet onderbouwdeslogans. Vandaar zijn door mij gesmaakt pleidooi tegen de roep naarVlaamse onafhankelijkheid. Het zou van de Vlamingen nog meer dannu het geval is, een volk maken dat niet veel verder kijkt dan de eigenkerktoren.

Daarbij is Huyse niet blind voor het soms amechtig optreden vanBelgische politici. Wél heeft hij begrip voor de moeilijke omstandighe-den waarbinnen compromissenmakers moeten werken. Zeker in dehuidige samenleving is het weinigen gegund even afstand te nemenvan de snelle actualiteit en heeft de drang naar discretie het moetenafleggen tegen het verlangen om de media op te vrijen. Huyse werptdaarvoor de steen niet enkel naar de politici maar is ook vragendepartij om een serieus debat te voeren over de media. Hij ergert zichaan de hap-snap-journalistiek waaraan niet alleen de audiovisuelemedia zich bezondigen, maar ook kranten en weekbladen. Door demediagebruiker (nog zo’n woord waar hij moeite mee heeft) gééninzicht meer te geven in de dieperliggende ontwikkelingen, scorenuiteindelijk enkel diegenen die het moeten hebben van de beruchteone-liners. Het verarmt onze democratische samenleving en is er zelfseen serieuze bedreiging voor. Omdat Huyse mede wegens zijn onvol-prezen studie over repressie en epuratie, weet tot welke excessen niet-democratische regimes kunnen leiden, is hij er als de dood voor omwederom af te glijden naar die tijden.

Luc Huyse heeft de Vlaamse bevolking geleerd om open te staan voorwat er zich buiten onze grenzen afspeelt. De ontwikkelingen daar (deEuropese eenmaking, de economische globalisering…) wegen on-eindig zwaarder op onze samenleving dan de splitsing van een kies-arrondissement. In die zin heeft Huyse niet alleen vele duizendenstudenten gevormd, maar door zijn publicaties en interviews ook veletienduizenden gewone mensen. Het was een voorrecht en een intel-lectueel plezier om met hem samen te werken. Dat hij deze prijs ge-kregen heeft, verheugt me ten zeerste.

ONDER DE BASTLUC HUYSE EN DE TRILLINGEN

VAN DE MAATSCHAPPIJ

Er is weinig meer uitdagend dan het zowat helemaal eens te zijn metde ontledingen die Luc Huyse maakt van onze samenleving, en aande eindmeet grondig van mening te verschillen over de aangereikteheilsmiddelen. Natuurlijk tasten we allemaal in het duister. Maarweten wat er fout loopt én aangeven hoe dat te verhelpen zijn vanheel bespiegelende aard. Dat is ook het boeiende van politieke socio-logie – voorspellen blijft een pure gok, je kunt hooguit voortgaan opintuïtie, niet op meetbare processen. Die bedenking maakte ik me bijhet lezen van de besluiten die Huyse formuleert aan het einde vanzijn laatste boek, Het Onvoltooide Land, dat nog geen maand geledenvan de persen rolde.

In dat boek, dat Huyse als handleiding schreef bij de vierdelige reeksdie Jos Bouveroux maakte voor de over de geleidelijke ontkop-peling van de Belgische staat en de steeds grotere zelfstandigheid vande deelstaten (die geschiedkundigen met schroom blijven omschrij-ven als gewesten en gemeenschappen, zoals de staatshervorming hetvoorschrijft), brengt hij het geleid uiteendrijven van Vlamingen enWalen onder woorden. De moeilijkheid die Huyse daarbij ondervindtis het schakelen van een natuurlijk proces (zelfredzaamheid binneneen redelijk samenhangende gemeenschap) op een institutioneel be-leid (de wettelijke bevestiging post quem van wat zich de facto af-speelt binnen een steeds ingewikkelder, want internationaler omge-ving).

Huyse, dat is zijn grote verdienste, blijft op zoek gaan naar de graalvan de pulserende samenleving. Hij tast af hoe en tot waar het tijdelijkeomhulsel, de bast, de eigenlijke stam van de maatschappelijke levens-boom omsluit, beschermt, blootstelt. Maar Huyse is, juist vanwegezijn sociaalwetenschappelijke pudeur, geen man van avontuur, geenhemelbestormer. Hij is een man van het geruststellende vergelijk, van

de geleidelijkheid. Hij waarschuwt voor overdreven verwachtingen,voor ongrijpbare ambities, voor roekeloze gangmakerij, voor ver-blinde utopieën. En toch. Toch blijft er dat onvoldragen verlangen.Toch blijft er de angst voor de vlucht vooruit. Huyse beschrijft voort-durend een samenleving die al dan niet gewild op de rem moet ofgaat staan. Hij verstijft zodra ankerbegrippen als de natiestaat of derechtsstaat in wankel evenwicht raken. Zijn afwijzing van nattevinger-werk verhoudt zich recht evenredig met de vrees om de gekende ri-tuelen op te geven (het laten samenvallen van de verkiezingen, lange-termijnvisie, buitenparlementair weerwerk, herwaardering van hetvergelijk, beleefder omgangsvormen in de politiek).

Dat is ook de kracht van de vijftien boeken die Huyse inmiddels heeftuitgebracht. Huyse gaat nooit in op het denkbare, uitsluitend op hethaalbare. Hij zal zich nooit laten verleiden tot wat misschien verkies-lijk is. Hij waagt zich evenmin op het gladde ijs van komplotteorieën,zoals de stelling van Hugo Schiltz dat de Franse geheime dienst ach-ter het separatistisch discours van de Vlaamse federalisten zat.

De breuk met de kontinuïteit ligt niet in het verlengde van zijn voor-zichtige ontledingen. Want het lichaam onder de oppervlakte ver-vloeit trager en onverwachter dan wat zich schijnbaar knappend voor-doet. Huyse zal het dan ook nooit over deelstaten hebben als hij hetheeft over de ontwikkeling van de Belgische staat. Hij verkiest te blij-ven in de bezadigder, slomere tekstuur van van wat de wet voorschrijft:gewesten en gemeenschappen. De grondwet is voor hem, zoals voorLeo Tindemans, geen “vodje papier”, maar een houvast, een baken ineen woelige zee van sentimenten, oprispingen, brutale kodes en anar-chistisch beschrijf. Huyse zal nooit meegaan in de uitdagende stel-ling van Robert Senelle: “Als de grondwet niet voldoet, niet meer vol-doet, schrap hem dan, herschrijf hem, ontwerp een nieuwe hoek-steen.” Radikaal denken is niet aan Huyse besteed. Hij wil niemandover de hangbrug jagen, zonder een reling.

Dat was al duidelijk merkbaar in zijn uitermate genuanceerde bena-dering van de repressie en de kollaboratie. “België is ziek van zijnjaren veertig”, stelt hij in Onverwerkt Verleden. Anders dan in Frank-

rijk of Nederland is België wel geëngageerd omgegaan met zijn oor-logsverleden. Er was geen oubli juridique (tenzij dan voor ekonomi-sche kollaboratie, laten we wel wezen), die niet in brede lagen ge-schraagd was. Daarom moest zijn geschiedenis “sociaal-wetenschap-pelijk van aard” zijn, “de vrucht van nieuwsgierigheid”, niet van wraak-zucht of vergoelijking. Zowel tekstmatig (“twee, drie geschriften dui-ken op als vaste leveranciers van informatie”, twee moederteksten dieals mantra gelden voor de hele verantwoording van samenwerkingmet de bezetter of verzet tegen de onderdrukking: een brosjure uit en een rede uit ) als politiek wordt met mytevorming ge-werkt, niet met nuchterheid. Want “van de zijde van de overheid iselke aanzet tot informatiegaring uitgebleven” en tussen en ,de jaren van de harde repressie, waren liefst zeven ministers verant-woordelijk voor de juridische aanpak. Voorwaar geen waarborg vooreen onthechte benadering van het oorlogsverleden – nochtans dégrondslag voor de uitbouw van onze instellingen in de aanloop naarEuropese integratie. Als wetenschapper behoudt Huyse hier zijnafstandelijkheid en begripsvermogen. Want “aan de kern van de re-pressie, de militaire rechtspraak, is niet geraakt”, en de bezinning kwamte laat voor wie in de eerste maanden lichtvaardig werd terechtge-steld (“hiermee is een overtuigende demonstratie gegeven van de risi-ko’s die de uitvoering van de doodstraf met zich meebrengt” – éénvan de weinige passages waar de auteur zich laat gaan in een etischeinschatting van geschiedkundige feiten).

Toch veroordeelt Huyse de politieke klasse niet zomaar. Het woord‘klassejustitie’ neemt Huyse niet in de mond, maar de goede verstaan-der zal geen moeite hebben om dat begrip te identificeren. Het zaleen konstante blijven door het werk van Huyse heen: hij veroordeeltnooit openlijk, maar laat geen twijfel bestaan over de medeverant-woordelijkheid van instellingen of verantwoordelijken die zich (tij-delijk) boven de Wet verheven achten. Haast is altijd een slechte raad-gever, lijkt Huyse te impliceren, reden waarom hij zich ook vandaagtegen een al te doorgedreven zelfstandigheid van de deelstaten keert.Want “het welslagen van de repressie hing in grote mate af van dekrijgsauditeurs en hun substituten: zij waren de draaischijf in de wer-king van het militair gerecht”. Tussen september en maart

werden in het Staatsblad maar liefst benoemingen gedaan (op), op aandringen van Ganshof van der Meersch mocht het audi-toraat gekombineerd worden met een advokatenpraktijk. Mede-stichter van het Arkkomitee, Willy Calewaert, maakte daar deel vanuit. Je reinste aberratie natuurlijk, die even goed kon leiden tot onoir-bare terechtstelling (oorlogsburgemeester Vindevogel bv.) als tot on-verklaarbare gratieverlening (aan SS-er en dichter Bert Peleman bij-voorbeeld , op de vooravond van zijn eksekutie). Huyse kan dan metPierlot onpartijdig vaststellen dat “de bestraffing van misdrijven te-gen het Vaderland krachtig, snel en billijk” moest zijn, hij beseft maaral te goed dat van enige ordentelijkheid in benadering weinig sprakewas.

Zo ontgaat het hem niet, in een stuk met Hilde Sabbe, dat de magi-stratuur zichzelf niet tekort heeft gedaan. “De rechterlijke macht heeftminder onder de bezetting geleden dan de andere pijlers van de Bel-gische politiek”, schrijft hij. “Slechts enkele magistraten zijn in hetverzet gegaan en zijn daarvoor vaak beboet met hun leven of gevan-genschap”. Vaak? Voor die enkelingen? “Slechts vijf verdachten zijnveroordeeld wegens politieke kollaboratie (,%).” Vijf. En Huyse geeftook ruiterlijk toe dat het hemd voor het korps nader was dan de rok.“Op twee punten heeft het rechterlijk korps voorrang gegeven aanhet politiek boven het juridische denken: berechting van ekonomischekollaboratie en de burgerlijke epuratie” – zeg maar: om de toenma-lige kristendemokraten een hak te zetten, en om geen slapende hon-den wakker te maken. En laat ik er maar meteen nog een argumentaan toevoegen: om zichzelf te versterken. “Het rechterlijk korps ismet % in omvang gestegen in tegenover . Daarna krimptopmerkelijk genoeg de omvang nauwelijks.” Juist. Als er ergens eenoorzaak dient gezocht voor de latere oorlog tussen gerecht en poli-tiek is het daar, en nergens anders.

Dat de politiek zelf een zware schuld draagt, heeft Huyse nooit verbor-gen. In De Opmars van de Calimero’s is weinig mededogen te bespeu-ren. Pers en publiek verschuilen zich steeds makkelijker achter depolitici, die zelf elke verantwoording en schuldvragen (wellicht zalReynders vandaag een typevoorbeeld vormen) voor zich uit schui-

ven. Dat vergroot het onbehagen over het politieke bedrijf (De Poli-tiek Voorbij), en verklaart volgens hem de steeds groeiende kloof tus-sen volksvertegenwoordiger en burger. Ik heb daar enige huiver bij.En wel mede hierom. In het afsluitende hoofdstuk van Het Onvol-tooide Land, ‘Verdere Verbouwing of de Afbraak?’, gaat Huyse dieperin op de “de rand van de ware regimekrisis” na het krisisjaar .Hij breekt daarin, geleerd door de schoolstrijd, de koningskwestie ende eenheidwet, een lans voor “regeren met wederzijdse toestemming”,een pleidooi dus tegen eenzijdige beslissingen (weze het over Brus-sel-Halle-Vilvoorde, Franstalige veto’s tegen bevoegdheidsoverdrach-ten, ik vermoed ook strictu sensu onwettige handelingen van burge-meesters, van Happart tot Lippens, van d’Oreye de Lantremange totDoomst). Kompromissen kunnen alleen maar kobolden opleverenof bastaards. “Scheve dromedarissen”, geen raspaarden, zegt HuyseEyskens na. Huyse verwijt de politiek, niet onterecht, dat er geen “hel-dere bouwplannen” voorliggen, om de staat verder te federaliseren.Eigenlijk blijven er voor België maar drie wegen open: voortboeren,konfederalisme of afscheiding.

Wat mij verontrust is dat vooraf al de laatste optie wordt opgezegd.Voodoo politics is zijn weinig flatterende omschrijving. Er is al eenhele tijd een nieuw belgicistisch offensief aan de gang, gedragen doorpseudo-officiële instellingen (die vooral dienen om benoemingen mo-gelijk te maken), het Hof (dat zich moet verweren tegen zijn erode-rende invloed en betoelaging), een Brusselse kongsi ook die vooralzichzelf wil bedienen (la grenouille qui voulait se faire aussi gros que leboeuf), en voorstanders van een ingebeeld historisch (en multikultu-reel), voor politiek korrekt gehouden samenwerkingsmodel dat al zoweinig bestaan heeft als een organisch gegroeid Vlaams zelfbewust-zijn. Cui bono is de vraag die zich te weinig laat stellen. Ik begrijpHuyses vrees voor het ongeordende, voor de blinde stap vooruit. Diehorde moesten ook de Nederlanden nemen na het Plakkaat van Ver-latinghe (), dat de wettige vorst vervallen verklaarde van zijn troonomdat hij keuren en vrijheden had overtreden (Handvest van Korten-berg en de Blijde Inkomst).

Er zijn namelijk twee redenen waarom een afscheiding niet uit denboze is (wat niet wil zeggen dat ik ze voorsta). De eerste heb ik algenoemd, en wordt door Huyse terloops aangereikt als mogelijkestruikelsteen: “De oude tegenstelling tussen centrum en periferie, tus-sen Brussel en de rest van het land”. Wat Huyse nergens bespeelt is de‘verbrusseling’ van de Belgische problemen. Waar Australië, Braziliëof de Verenigde Staten zonder enige moeite een administratieve enkla-ve hebben gevormd, wil dit land absoluut een volwaardig gewest naastde twee (of drie) ‘natuurlijke’ taalgebieden scheppen. Een onding datonbestuurbaar is (mede door zijn eigen desorganisatie), en dat wilontsnappen aan federaal toezicht. In naam van zijn ‘internationaleen Europese roeping’. Ik zie ze het in Berlijn of Straatsburg niet na-doen. Nederland had al langer begrepen dat een waterhoofd het landuit evenwicht brengt, en heeft zijn ministeries gespreid over het land,zijn hoofdstad ontdubbeld en ontvet, en zijn kontrole op de ad-ministratie verdeeld. Wat in België vloekt is de nog steeds opgedre-ven centralisatie van het gezag – dat paradoksalerwijs op natùùrlijkewijze de gemeentelijke en plaatselijke faktoren versterkt. Centralisa-tie die dan nog samenhangt met een volstrekt misbegrepen ruim-telijke ordening: luchtvaart, treinvervoer, wegennet, pendelarbeid,

© T

im D

irve

n

zelfs kultuur dienen te worden gekanaliseerd naar ‘zeehaven’ Brus-sel-Nationaal. Wie dat beseft, heeft geen nood meer aan de standaard-vraag: wat met Brussel als het land uiteenvalt? Uitlogen, die boel.

De tweede reden is de verwaseming van de samenhang. Toegenomenmobiliteit, individualisering, internet, europeanisering van het be-leid, media-uitwisseling, hogere opleiding, globalisering, ze drijvende samenhang op mikronivo uit elkaar. Dat is geen pleidooi voor eenterugkeer naar de plattelandsharmonie, de endemische afkeer van degrootstad en zijn verdorvenheden zoals Franz Herwig of Cosmus Flamdie nog beschreven in de jaren dertig. Maar het verklaart wel waaromde herkenbaarheid van het kleine de wijdsheid van de regelgevingverdringt. Het zijn niet de media die de misdaad en het heimatfeuille-ton hebben opgedrongen. Het is de onaantastbaarheid, de onbereik-baarheid ook van de gezagsinstanties die daar debet aan zijn. AlsEuropa zich moeit met de samenstelling van de camembert, als Bel-gië meer dan . wetten en ordonnanties en dekreten en richt-lijnen telt die iedereen geacht wordt te kennen en te onderhouden,als de burokratie bepaalt wat er in een vuilniszak moet en wat niet,dan wordt de burger balsturig. Er wordt hem geen ademruimte meergegund. Het ekonometrisch model is tot nieuwe, gezichtsloze dikta-tuur verworden. Dàt is de echte reden van de vervreemding tussenpolitiek en burger. De scheiding der geesten ligt niet in de getraptedemokratie. Ze ligt wel in de verkaveling van de besluitvorming totin de kleinste onderdelen van het dagelijks leven, en in de bespiedings-maatschappij die wij met de dag vanzelfsprekender vinden (van hetaftasten van werknemers tot een stadionverbod voor hooligans, vanflitspalen tot het inhuren van privédetektives, van telefoontap totstraatkamera’s, van inbeslagname van nagelvijltjes op luchthavens totinternetkontrole). Daarop gedijt populisme. Daarop gedijt de afkeervan politiek. Daarop gedijt een latente afwijzing van overheids-betutteling.

Het is dus logisch dat de zo graag gehanteerde -onderzoekenvan Mark Swyngedouw c.s. in wezen volstrekt irrelevant zijn, behalvevoor wie daar zijn voordeel mee doet: leden van dezelfde kaste, mar-keteers, poujadisten voor wie “men het volk moet geven wat het volk

wil”. Er is inderdaad een “publieksloze krisis van het regime”, maarom een heel andere reden dan vanwege desinteresse. En wel deze:vanwege het toesneeuwen van de interesses met volstrekt overbodigeinformatie en afleidingsspektakel. Daarom. Nepinspraak zoals pei-lingen en verbruikersdeelname aan de meest waanzinnige bevra-gingen. Peilingen die Huyse terecht “het fastfood van de berichtgeving”noemt (maar er zelf moet op terugvallen – ook al heten ze bij het dan ‘enquetes’ – om zijn eindbesluiten te kunnen hard maken).Geklaag over de kranten helpt niet, zij besteden inderdaad bladzij-den aan een belspel op televisie of Rode Loper druipneuzen, en nietaan de migratiegolf vanuit Afrika naar Europa. Geklaag over deverkleutering van het radio- of tv-nieuws helpt evenmin, ongevallenen de Vermassens van deze tijd zorgen voor afleiding, net als reality-shows (nooit zoiets onrealistisch gezien overigens) of weblogs. Nep-realiteit omdat de demokratie is uitgehold door het afkopen, het uit-kopen van stemmen. Juvenalis had gelijk toen hij in Satire X schreef:

iam pridem, ex quo suffragia nulli uendimus, effudit curas;nam qui dabat olim imperium, fasces, legiones, omnia, nuncse continet atque duas tantum res anxius optat, panem etcircenses.

(Het volk heeft al lang zijn plichten opgegeven, al sinds het zijn stem-recht aan niemand verkocht. Want waar het ooit rijksgezag, rechter-lijk gezag, het leger toewees, houdt het zich daar nu verre van, ensmacht het maar naar twee dingen: brood en spelen.)

Tickertapeparades en hamburgers. Gaius Gracchus heet vandaag Ri-chard Branson, Commodus George Bush. Wat in al die fascinatie be-dolven, vergeten en dus onzichtbaar raakt is de nefaste tendens totschaalvergroting. De banken hebben het aangetoond. Grootschalig-heid leidt niet tot meer efficiëntie, maar tot verduistering, net als dewindhandel in tulpenbollen van . Stemmingmakerij is belangrij-ker geworden dan het maatschappelijk projekt. Schaalvergroting isde nevelige oervorm van wat Huyse in Passiviteit, Pacifikatie en Ver-zuiling in de Belgische Politiek als het Belgisch dilemma omschrijft:“Elitisme aan de ene kant, passiviteit en lijdelijkheid aan de anderekant.” En die leidt tot een hachelijke “bevoogdingsdemokratie”.

Huyse heeft daar in tal van publikaties wel een halt aan toe willenroepen. Vooral in Alles gaat voorbij, behalve het verleden vat hij infeite zijn hele gedrevenheid samen. De universaliteit van verwerkingis er de hoeksteen van. Slachtoffers en daders kunnen, net als Walenen Vlamingen, of Fransen en Duitsers, voortdurend van rol verwis-selen. En dat geldt evengoed voor opkomende landen, voor diktaturen,voor volkenmoorden, voor genderongelijkheid, Strafrecht kan daar-bij maar een omzichtig te gebruiken hulpmiddel zijn. Het voorbeeldvan België in maant hem aan tot terughoudendheid, als we overinternationale strafhoven spreken (of over de genocidewet in Bel-gië). Verwerking hoeft niet te lopen over wraak of genoegdoening, deWaarheidskommissies in landen, met voorop Zuid-Afrika, heb-ben dat ten overvloede aangetoond. Waarheid is een betere balsemdan wrok, loutering aanbevelenswaardiger dan ‘gerechtigheid’. Voor-rang voor de slachtoffers moet altijd de leidraad zijn, vindt Huyse –en wie zal hem daarin tegenspreken?

Wie zulke debatten aanzwengelt verdient meer dan wie ook respekten ondersteuning. Misschien is de visie van Huyse te zeer bezwaarddoor de bijzonder komplekse en verbitterde ontwikkelingsgang vanhet hedendaagse België. Maar wie met een groot hart andersdenken-den in zijn redenering laat komen, wie tegelijk de maatschappelijkegeledingen, de zwakkeren, de rechtelozen aan bod laat komen, wieerin slaagt abstrahering te maken van zijn eigen achtergrond en diekan veralgemenen naar een universele uitbouw van menselijke waar-den en leidprincipes, zo’n mens is meer dan een Vergilius voor Dante.Hij is een open geest. Zo’n mens is Luc Huyse.

ER IS GEEN PLAN, ER IS ALLEEN MIST

Net voor hij met pensioen vertrekt, mag -hoofdredacteur JosBouveroux zich nog eens uitleven met het thema dat zijn hele jour-nalistieke carrière heeft beheerst: de staatshervorming. In de aanloopnaar de verkiezingen maakt hij een televisiereeks over de com-munautaire geschiedenis. Emeritus-hoogleraar Luc Huyse zorgdevoor wetenschappelijk advies bij de serie en schreef er samen metBouveroux een boek over.

“Als ik de eerste aflevering van de televisieserie zie, over de jaren vijf-tig en zestig‘, zegt Luc Huyse, ‘valt mij toch op hoe grootschalig hetprotest toen wel was. Vele tienduizenden mensen kwamen op straat.Dat is wat anders dan die paar duizend aanwezigen op de IJzerbede-vaart tegenwoordig. Dat relativeert toch wat je vandaag meemaakt.

Nu hoor je dat niets nog werkt, maar dat zullen de politici in de jarenvijftig en zestig wel honderd keer hebben gedacht. Het is een kwestievan perceptie. Het idee van de totale impasse wordt sterk door demedia uitgedragen, ook omdat veel mensen in de media, zeker deaudiovisuele, zeer kort van geheugen zijn. Het minste incident vin-den ze al historisch. Ik hoop dat deze serie hen wakker schudt.

Het grote verschil is dat je toen te maken had met een gepassioneerdebevolking, en een politieke klasse waarvan een deel zich op tijd enstond uit het gewoel terugtrok om een compromis te maken. Nu hebje het omgekeerde: een politieke klasse die zich zeer gepassioneerdtoont, met daartegenover een zeer passieve, om niet te zeggen apa-tische bevolking. En dan verloopt de crisis helemaal anders.”

Is het passie of louter machtsdrang die voor radicaliteit zorgt ineen deel van de Vlaamse politiek?

“Het effect ervan is in alle geval een realiteit. Men beseft niet wat datuitricht, zowel bij de bevolking als op de productiviteit van het sys-teem. Je merkt het ook in de media. Toen Inge Vervotte ontslag nam,

stond er vooraan in uw krant: ‘Bloedbad in ’. Hebt u onlangsdan nog bloed gezien?”

Veel Vlaamse politici gaan ervan uit dat de bevolking wel dege-lijk is geradicaliseerd door de crisis, maar dat blijkt nergens uitwetenschappelijk onderzoek.

“Wat betreft, heeft dat alles te maken met de toeloop van kie-zers op juni . Men heeft mij er nooit van kunnen overtuigendat dit van meet af aan in de campagne van zat. Ik vraag me afof dat echt wel allemaal kiezers waren die wilden dat meteenwerd gesplitst enzovoorts. Is dat niet een kunstmatige interpretatiedie men er achteraf aan gegeven heeft, en waarin de partijleidingvoortdurend werd bevestigd door sommige radicalen in haar omge-ving?

Machtsdrang is van alle tijden. Wat mij nog het meest verwondert, isdat politici met al die tactische streken, al die stampen onder de tafel,streven naar een pakketje macht dat op het federale niveau sinds

onnoemelijk veel kleiner is geworden. De honger lijkt overweldigend,maar reikt niet verder meer dan tot het aperitief.”

Het zal bij borrelnootjes blijven?“Inderdaad (lacht). En misschien komt dat wel doordat politici gin-gen beseffen, zonder dat publiek uit te spreken, dat de tak waarop zezitten heel dun is geworden. Als in een samenleving voedseltekortheerst, wordt hard gevochten om de kruimels.”

U verwijt de politiek een gebrek aan transparantie: politici roe-pen de kiezers op tot radicaliteit, maar ze zeggen er nooit bij watze dan concreet willen.

“Separatisten maken nooit de kosten-batenanalyse, maar de prijs zalzeer hoog zijn. Tussen en had men zeker aan Vlaamse kanteen duidelijk bouwplan, een project: het Autonomiemanifest van de-jongeren. Dat was een echte politieke gps en er zat meteen aleen Europese dimensie in, wat heel belangrijk was. Sinds is datweg. Mensen als Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene, die dat pro-ject hebben gedragen, werden aan slijtage onderhevig. Sindsdien is

er alleen maar mist. Deels is die mist gemakshalve geproduceerd. Maarmen weet ook echt niet meer waar men precies heen wil – behalve deseparatisten dan.”

Maar zelfs zij kunnen niet zeggen wat ze bijvoorbeeld met Brus-sel moeten doen.

“En ze weten vooral niet wat de kostprijs is. Niet alleen zeggen ze nietwelk Vlaanderen ze willen, ze verzuimen bewust om een kosten-baten-analyse te maken. Ik ben ervan overtuigd dat de kostprijs van eenscheiding zeer hoog zal zijn. Ik heb kaarten gezien waarop volgenseen tiental parameters stond uitgetekend hoe groot de uitstraling vanBrussel is: dat is een derde van België. Begin dat maar eens te splitsenen opnieuw op te bouwen. Dat is niet zomaar een wratje wegsnijden,dat is een derde van de organen wegnemen.

Men blijft ook maar verkiezingsbeloften doen die onmogelijk uit tevoeren zijn. Zoals de - nu: ‘afrit Vlaanderen, exit crisis’. Je moettoch maar durven. Net nu de mondiale impact op de crisis voor ie-dereen duidelijk wordt, stelt deze partij: als je onze afrit neemt, danzullen al die problemen verdampen. Dat is zo’n voorbeeld van diemist.”

Hoe komt het dat het zo moeilijk is om een communautair com-promis te sluiten?

“De feitelijke oorzaak daarvoor is het verdwijnen van netwerken diede taalgrens overstijgen. De staatshervorming was tot nu toe het werkvan mensen die hun politieke socialisering binnen die unitaire net-werken hadden gekregen. En ze bleven die gebruiken. Dat dit nu nietmeer het geval is, maakt het veel moeilijker om compromissen tesluiten: het duurt maanden vooraleer men elkaar begint te begrij-pen.

En we moeten ook niet te ongeduldig zijn. Het Schoolpact van

had een aanloop van veertig jaar. Hoe lang duurde het niet vooraleerGuy Verhofstadt afraakte van zijn angst voor het compromis? Com-promisbereidheid moet rijpen. Misschien moeten we wat meer ge-duld hebben met de generatie van Yves Leterme, die overigens ook

niet de gang door de instellingen heeft doorgemaakt, waar ze hadkunnen leren wat het belang van een compromis is.”

Er wordt wel eens beweerd dat de kwaliteit van de huidige gene-ratie politici te wensen over laat en dat daarom veteranen alsDehaene, Martens of Herman Van Rompuy weer van stal wor-den gehaald.

“Ik zal daar maar niet te snel ja op antwoorden. Een verschil metvroeger is dat de fouten van politici vandaag veel zichtbaarder zijn;ze worden veel zichtbaarder gemaakt, bij wijze van spreken al op hetmoment van de verwekking. En het is ook zo dat we met een be-perkte voorraad aan politiek talent enorm veel niveaus moeten be-mannen. Er vloeide talent af naar het gemeentelijk niveau – terecht –dat elders niet meer bruikbaar is, naar het gewestelijke niveau, rich-ting Europees Parlement, naar de Europese Commissie, naar inter-nationale instellingen, zoals de briljante jurist Serge Brammertz dienu aanklager in Den Haag is. Ik denk dat we aan de grens van onzemogelijkheden zitten.”

Pleit u daarom voor het laten samenvallen van regionale enfederale verkiezingen?

“Ja. Ook daar speelt de veranderde druk op het systeem een rol. Jekunt het vergelijken met de coach van Anderlecht die in zes top-competities eerste klas voetballers zou moeten leveren. Dan krijg jenatuurlijk ongevallen.”

Jos Bouveroux en Luc Huyse, Het onvoltooide land, Van Hale-wyck, Leuven, blz., , euro. Dit artikel is overgenomenuit De Standaard van woensdag april .

© T

im D

irve

n

LUC HUYSEEEN LEVENSLOOP

Luc Huyse (°) studeerde politieke en sociale wetenschappen aande Universiteit van Leuven. Bijkomende opleidingen aan de universi-teiten van Oxford, Harvard en Oslo. Hij doceerde aan verschillendebuitenlandse universiteiten. In gewoon hoogleraar in de sociolo-gie en de rechtssociologie (). In Francqui-leerstoel aan deVrije Universiteit Brussel. In ontving hij de prijs De Standaardvoor Onverwerkt verleden. Collaboratie en Repressie in België. - (, met Steven Dhondt). In bijzonder emeritus. Sinds-dien actief als consultant voor goevernementele en niet-goeverne-mentele organisaties, met name op het gebied van ‘justice after tran-sition’ (in Boeroendi, Ethiopië, Zimbabwe en Zuid-Afrika). Op maart ontving hij een eredoctoraat aan de Universiteit Gent.

Luc Huyse publiceerde een vijftiental boeken en ruim tweehonderdessays, artikels en columns in wetenschappelijke, algemeen maat-schappelijke en culturele tijdschriften en in weekbladen en kranten.In ontving hij de cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschapvoor zijn boek Over politiek .Voor Alles gaat voorbij, behalve het verle-den kreeg hij in hetzelfde jaar de eerste -Amro prijs voor hetbeste non-fictie boek van .

Een selektieve bibliografie

Boeken

L.H.: De niet-aanwezige staatsburger (Antwerpen, StandaardWetenschappelijke Uitgeverij ).

L.H.: L’apathie politique (Brussel, Editions Scientifiques Erasme).

L.H.: Passiviteit, pacificatie en verzuiling in de Belgische politiek(Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij ).

L.H. e.a.: Herverdeling van de politieke macht (Amsterdam, DeArbeiderspers ).

L.H. e.a.: Machtsgroepen in de samenleving (Leuven, Davidsfonds).

L.H.: miljard: om wat te doen? Een analyse van jaarjustitiebeleid. (Leuven, Acco ).

L.H. & L. Vandekerckhove: In de buitenbaan; arbeiderskinderen,universitair onderwijs en sociale ongelijkheid (Antwerpen,Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij ).

L.H.: De gewapende vrede. De Belgische politiek na (Leuven,Kritak ; elfde druk, Kritak).

L.H. & J. Berting: Als in een spiegel? Een sociologische kaart vanBelgië en Nederland (Leuven, Kritak ).

L.H., J. Brepoels e.a.: Eeuwige dilemma’s. Honderd jaar socialistischepartij (Leuven, Kritak ).

L.H.: De verzuiling voorbij (Leuven, Kritak ).L.H.: De kleur van het recht (Leuven, Kritak ; tweede druk,

).L.H. & S. Dhondt: Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in

België. - (Leuven, Kritak ; derde druk ).L.H.: november . De betekenis van een verkiezingsuitslag

(Leuven, Kritak , vierde druk ).L.H., D. Verhoeven & L. Vandekerckhove: In de buitenbaan… nog

steeds? (Leuven, Acco ).L.H. & S. Dhondt: La répression des collaborations (Brussel,

).L.H.: De politiek voorbij. Een blik op de jaren negentig (Leuven,

Kritak , vierde druk , ).L.H. & K. Hoflack (red.): De democratie heruitgevonden. Oud en

nieuw in politiek België - (Leuven, Van Halewyck ).L.H.: De lange weg naar Neufchâteau (Leuven, Van Halewyck ,

derde druk ).L.H.: De mensen van het recht (Leuven, Van Halewyck ).L.H.: Les métiers du droit (Brussel, ).L.H.: De opmars van de Calimero’s (Leuven, Van Halewyck ).L.H.: Grensberichten (Leuven, Van Halewyck ).L.H.: Gullivers probleem. Essay over de toekomst van de politiek

(Leuven, Van Halewyck ).L.H.: Over politiek (Leuven, Van Halewyck ).

L.H. & D. Bloomfield: Reconciliation after Violent Conflict.A Handbook (ook in Franse vertaling, Stockholm, , ).

L.H.: Alles gaat voorbij, behalve het verleden (Leuven, Van Halewyck).

L.H. & M. Salter: Traditional Justice and Reconciliation after ViolentConflict. Learning from African Experiences (Stockholm, ,

).L.H. & J. Bouveroux, Het onvoltooide land (Leuven, Van Halewyck

).

Artikels

Luc Huyse publiceerde essays in De Gids op Maatschappelijk Gebied,Politica, Sociologische Gids, Ons Erfdeel, Septentrion, Kultuurleven,Streven, De Maand, De Nieuwe Maand, Panopticon, Civis Mundi, ResPublica, Intermediair, Spiegel Historiael en tal van buitenlandse vak-tijdschriften. Luc Huyse schrijft geregeld columns en essays in DeMorgen, De Standaard en Knack. Hij was van tot hoofdre-dacteur van De Nieuwe Maand, tijdschrift voor politieke vernieuwing.

DE ARKPRIJSEEN TRADITIE VAN VRIJHEID

Christine D’Haen Gedichten

Hugo Claus De Metsiers

Maurice D’Haese De Heilige Gramschap

Frans Goddemaere Nola

Jos de Haes Gedaanten

Frans De Bruyn Tekens in Steen

Albert Bontridder Dood Hout

Ivo Michiels Het Afscheid

Libera Carlier Action Station - Go!

Ward Ruyslinck De Madonna met de Buil

Hugues C. Pernath Het Masker Man

Georges Hebbelinck De Journalist

Paul Snoek Richelieu

Daniël Robberechts Zesmaal

Willy Roggeman Blues voor Glazen Blazers

Astère M. Dhondt God in Vlaanderen

Jef Geeraerts De Troglodieten

C.C. Krijgelmans Homunculi

Patrick Conrad Mercantile Marine

Engineering

Roger Van de Velde Recht op Antwoord

Eddy van Vliet Columbus Tevergeefs

Marcel van Maele Ik ruik Mensenvlees

Zei de Reus

Rob Goswin Vanitas Vanitas

Fernand Auwera Zelfportret met

Gesloten Ogen

Internationale Nieuwe Scène Mistero Buffo

Leonard Nolens Twee Vormen van Zwijgen

Freddy de Vree Steden en Sentimenten

Roger M.J. de Neef Gestorven Getal

Frans Boenders Denken in Tweespraak

Lucienne Stassaert Parfait Amour

Robbe De Hert Filmoeuvre

Maurice De Wilde De Nieuwe Orde

Bert Van Hoorick In Tegenstroom

Leo Pleysier Kop in Kas

Daniel Buyle -journalistiek

Tone Brulin Toneelwerk

De Morgen / Paul Goossens Journalistiek

Leo Apostel Wijsgerig werk

Stefaan Hertmans Poëtisch werk

André De Beul Politieke Moed

Frie Leysen Tien jaar de Singel

Paula d’Hondt Migrantenbeleid

Jan Blommaert & Jef Verschueren Het Belgische

Migrantendebat

Gal Grafisch werk

Tom Lanoye Maten en Gewichten

Gie van den Berghe Getuigen

Wannes Van de Velde Muzikaal oeuvre

Pjeroo Roobjee Artistiek oeuvre

Sophie De Schaepdrijver De Groote Oorlog

Zak Cartoons

Ludo Abicht Intelligente Emotie

Pol Hoste De lucht naar Mirabel

Wim Distelmans Euthanasiewet

Rik Pinxten De Artistieke Samenleving

Christine Van Broeckhoven Verdediging van de Rede

Marleen Temmerman Onrust in de onderbuik

vzw Roma Sociaal-Kultureel veldwerk

David Van Reybrouck Missie

Luc Huyse Politieke Sociologie

STICHTINGARKCOMITÉ VAN HET VRIJE WOORD VZW

Herman Teirlinck (-)

Luk De Vos, Henri-Floris Jespers, Herman Liebaers, HugoRaes, Marc Reynebeau, Karel Van Miert, Julien Weverbergh,Willy Calewaert (†), Walter Debrock (†), Marc Galle (†),Maurits Naessens (†), Willy Vaerewijck (†), Eddy van Vliet (†)

Herman Teirlinck (†), Walter Debrock (†), Michel Oukhow (†)

Raymond Detrez, voorzitterLukas De Vos, ondervoorzitterAdriaan Raemdonck, secretarisPhilippe Dinet, verslaggeverLeo De HaesTony Meesdom

Karel Anthierens, Joseph Asselbergh, Marcel Boon, EddyBorms, Jos Borré, Daniël Buyle, Herman De Prins, Jan DeZutter, Clara Haesaert, Marc Holthof, Jef Lambrecht, HugoRaes, Jean-Pierre Rondas, Pjeroo Roobjee, Ronald Soetaert,Ludo Stynen, Yves T’Sjoen, Claire Van Damme, Ingrid Van derVeken, Leen Van Dijck, Karel Van Miert, David van Reybrouck,Wim Van Rooy, Liesbeth Walckiers, Julien Weverbergh

Hoogstraat -, Antwerpen✆ / • galerie@dezwartepanter.be

ARKPRIJS VAN

HET VRIJE WOORD

luc huyse

© De respectievelijke auteursZetwerk Intertext, Antwerpen ✆ ₍₎

Verantwoordelijke uitgever Lukas De Vos, Hof ter Bollen , Liezele

Deze uitgave kwam tot standmet de steun van Philippe Lemahieu