Post on 15-Jul-2020
3- tot en met 5-jarigen
Factsheet Mediagebruik
2 • Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
Kinderen van 3 tot en met 5 jaar maken al gebruik
van verschillende soorten media-apparatuur. Hun
mediagebruik wordt gekenmerkt door een voorkeur
voor vriendelijke fantasiefiguren en vertrouwde
contexten. Ze ontwikkelen een heel duidelijke eigen
voorkeur. Je ziet nu ook al verschillen in interesses
tussen kinderen ontstaan.
Gemiddeld besteden kinderen van 3 tot en met 5 jaar
ongeveer anderhalf uur per dag aan televisie of dvd’s
kijken, bezig zijn met de tablet, computeren en gamen.
Meer dan een derde van de kinderen leest tussen
de 10-15 minuten, en een kwart tussen de 15-20
minuten per dag. Bij 3- tot en met 4-jarigen leest bijna
driekwart van de ouders nog dagelijks voor.
Televisie en filmIn deze leeftijdsfase kijken kinderen graag naar educatieve
televisieprogramma’s die speciaal voor hun leeftijd zijn
gemaakt, bijvoorbeeld Sesamstraat of het Zandkasteel.
Jonge kinderen hebben behoefte aan een langzaam
tempo en veel herhaling om de informatie goed tot zich
te kunnen nemen. Ze kijken graag naar programma’s met
een vertrouwde context, waarin dingen gebeuren die ze
kennen of die dicht bij huis gebeuren. Kijken naar andere
peuters en kleuters is interessant, evenals kijken naar
simpele, vriendelijke fantasiefiguren. Kinderen van deze
leeftijd hebben ook een speciale interesse in objecten en
dieren die ze kennen en verbaal kunnen labelen, zoals
kat, hond of beer. Ook zien ze graag programma’s en
tekenfilms met liedjes en vrolijkheid.
Tablets en smartphonesTablets en/of smartphones zijn heel aantrekkelijk voor
deze kinderen vanwege het grote gebruiksgemak
en het grote aanbod van apps en YouTube-filmpjes.
Kinderen zijn vaak al best behendig met het besturen
van smartphone en tablet. Ze snappen het principe
van de vinger gestuurde apparaten direct. Maar omdat
je er precies mee moet zijn, lukt swipen (door een
digitaal document bladeren) en aantippen niet altijd
direct. Of het gemakkelijk gaat of niet is afhankelijk van
de gebruikte apps. Apps die voor hun gebruik basale
motorische vaardigheden vergen (bijvoorbeeld vegen,
tikken), zijn door kinderen goed te gebruiken. Wanneer
het gebruik om complexere motorische vaardigheden
vraagt (bijvoorbeeld met de vingers knijpen), dan is dit
ingewikkelder voor hen. De fijne motoriek is namelijk nog
niet zo goed ontwikkeld. In het begin kunnen kinderen
dan de weg nog kwijtraken. Met wat hulp krijgen ze het
echter wel snel onder de knie.
ComputersDe gemiddelde leeftijd waarop kinderen actief worden
op de computer of laptop is rond het vierde jaar. Ze
kunnen dan de muis en de toetsen een beetje bedienen.
Beginnende gebruikers kijken op de computer vooral
passief naar filmpjes, daarna volgt al snel een meer
interactieve fase, waarbij kinderen kleurplaten willen
maken en spelletjes willen spelen. Hoe ouder het kind
wordt, hoe populairder de educatieve games en portals
met spelletjes worden.
Rond 5 jaar maken kinderen een sprongetje in hun
ontwikkeling. Door de ontwikkeling van hun cognitieve
en motorische vaardigheden hebben ze dan doorgaans
minder hulp nodig van volwassenen. Ze kunnen
ingewikkelder spelletjes aan, langer geconcentreerd
zijn en de muis beter bedienen. Leeftijd is echter niet
de belangrijkste voorspeller voor de vaardigheden van
kinderen: ervaring hebben met techniek is een grotere
voorspeller. Dit betekent dat sommige kinderen van 4 (die
veel gebruikmaken van een computer of tablet) al aardig
wat zelf kunnen, en andere 4-jarigen nog helemaal niet.
Mediagebruik kenmerkend voor kinderen van 3 tot en met 5 jaar
Spelcomputers In deze leeftijdsfase maken kinderen ook regelmatig
gebruik van de spelcomputer. De speelduur neemt snel
toe met de leeftijd van het kind. Voor oudere kinderen is
het aantrekkelijker om computerspellen te spelen, omdat
zij het spelelement beter begrijpen. Jongere kinderen
hebben minder besef van spelregels en van het doel van
het spel. Ook hebben jonge kinderen meer moeite om de
knoppen te bedienen en met de inhoud van de spelletjes.
Kleuters leren opvallend snel hoe een game in elkaar
zit: ze worden gemotiveerd om in een proces van trial
and error niet op te geven, maar steeds door te gaan.
Geboeid door muziek, felle kleuren, leuke graphics en
aansprekende cartoon-personages, worden ze in een
aantrekkelijke game uitgedaagd om van hun fouten te
leren en steeds verder te komen in het spel.
Printmedia Prentenboeken, voorleesboeken, versjesbundels
en informatieve boeken moeten aansluiten bij de
belevingswereld van kinderen. Verhalen mogen zich best
in een ander land afspelen, maar de belevenissen van de
hoofdpersoon moeten voor het kind wel herkenbaar zijn.
Het is ook belangrijk dat prentenboeken en
voorleesverhalen een duidelijke verhaallijn hebben,
zonder al te veel zijwegen, anders raakt het kind de draad
kwijt. Dat geldt vooral bij voorleesverhalen met weinig
plaatjes, waar het kind alleen maar naar luistert.
De taal die in het boek staat moet correct zijn en
aansluiten bij het niveau van het kind. Het kind is
namelijk druk bezig om de taal en de mogelijkheden
daarvan te verkennen. Hij breidt zijn woordenschat
dagelijks uit.
Mediagebruik kan een belangrijke meerwaarde
hebben voor kleuters. Er zijn aanwijzingen dat
televisieprogramma’s, games, websites en apps een
positieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling
van kinderen, als het product aansluit bij hun
ontwikkeling en interesse, zij het leuk vinden en de
media-ervaring samen met een volwassene beleven.
Hieronder zetten we de positieve effecten van
mediagebruik op een rij.
Taalontwikkeling Televisieprogramma’s, websites en games met
woordgrapjes, rijm en het alfabet kunnen de
taalontwikkeling van kinderen stimuleren. Vooral
programma’s die uitnodigen tot interactie, zoals
praten, meezingen en raden, hebben een gunstig
effect op de taalontwikkeling. Er zijn studies verricht
die positieve resultaten laten zien van het gebruik
van digitale prentenboeken. Digitale prentenboeken
kunnen bijvoorbeeld een positief effect hebben op de
woordenschat en het verhaalbegrip. Om woordjes van
digitale prentenboeken te kunnen leren is het wel een
voorwaarde dat er ook regelmatig onder begeleiding mee
wordt geoefend. Voorlees- en aanwijsboeken vergroten
de woordenschat van oudere peuters ook. Door te
luisteren naar verhalen, horen kinderen hoe taal in elkaar
zit.
De aanwezigheid van een volwassene, die het kind
helpt om de inhoud goed te begrijpen, is een belangrijke
voorwaarde voor het optreden van leereffecten. De ouder
of opvoeder kan bijvoorbeeld de klanken van letters en
woordjes herhalen of vragen stellen, zodat kinderen ze
extra goed leren. Aanwezigheid van een volwassene helpt
ook voor de concentratie.
Toolbox Mediaopvoeding • 3
Belangrijke positieve effecten van mediagebruik binnen de leeftijd van 3 tot en met 5 jaar
Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
4 • Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
Cognitieve ontwikkelingOnderzoek heeft laten zien dat het kijken naar
educatieve televisieprogramma’s op 3-jarige leeftijd
een goede voorbereiding is voor rekenprestaties en
taalprestaties in de basisschool op 5-jarige leeftijd. Kijken
naar Sesamstraat draagt onder peuters en kleuters
bijvoorbeeld bij aan het leren van letters, cijfers en andere
cognitieve vaardigheden.
Media-apparaten kunnen het leren van jonge kinderen
ook versterken doordat ze motiverend zijn en een
spannendere leeromgeving kunnen bieden. Falen in het
traditionele, schoolse systeem zorgt er meestal niet direct
voor dat kinderen enthousiast worden voor het leren van
een taak, maar de inzet van een tablet of smartphone kan
dit wel ondervangen. Als kinderen in een spelvorm leren,
kan falen juist een uitdaging worden die de motivatie van
het kind aanwakkert om toch het einddoel te bereiken.
Immers, als iets niet lukt, dan mogen kinderen blijven
proberen. Het geduld van een computer raakt nooit op.
Voorlezen is een goede concentratieoefening. Als ouders
elke dag een of meer keer voorlezen, dan went het
kind eraan en kan hij zich steeds beter op een verhaal
concentreren. Het voorlezen van bepaalde prentenboeken
kan ook een bijdrage leveren aan de wiskundige
ontwikkeling. Dit komt doordat die boeken getallen,
rekensommen en andere wiskundige elementen bevatten.
Lichamelijke en motorische ontwikkelingComputerspelletjes, filmpjes of kinderprogramma’s
kunnen jonge kinderen ertoe aanzetten om mee te
zingen of mee te klappen op muziek en bewegingen
van de karakters op het scherm na te doen. Daardoor
wordt hun motorische ontwikkeling gestimuleerd. Voor
de fijne motoriek is het gebruik van media-apparatuur
ook nuttig, vooral computers, tablets en smartphones.
Kinderen moeten hun hand- en vingerbewegingen goed
doseren om op het beeldscherm de juiste respons te
krijgen.
Sociaal-emotionele ontwikkelingVoor hun sociaal-emotionele ontwikkeling is het
belangrijk dat kinderen omgaan met andere kinderen.
Jonge kinderen moeten bijvoorbeeld leren dat ze niet
altijd hun zin kunnen krijgen en dat ze soms op hun
beurt moeten wachten als er meer kinderen zijn.
Daardoor leren ze hun persoonlijke belangen en wensen
doseren. Veel van deze aspecten zien we terug in
verhalen die gebruikt worden in boeken, filmpjes,
kinderprogramma’s en spelletjes. Denk bijvoorbeeld
aan kusjes geven en kletsen met een figuurtje in een
app, of bijvoorbeeld het ‘verzorgen’ van digitale baby’s
of huisdieren. Bij de educatieve televisieprogramma’s
is van oudsher altijd veel aandacht voor de sociaal-
emotionele ontwikkeling van kinderen. In heel veel
liedjes en sketches gaat het om gevoelens als blij of
jaloers zijn, samen delen en elkaar helpen. De makers
van de programma’s willen daarmee een goed voorbeeld
geven aan jonge kinderen.
Spel en fantasieEr zijn veel digitale spelletjes die op een creatieve wijze
een bijdrage kunnen leveren aan de spelontwikkeling.
Programma’s of apps voor jongere kinderen die uitlokken
tot meedoen en raden hebben een positief effect op
het spelgedrag. Onderzoek naar televisieprogramma’s
zoals Sesamstraat laat bijvoorbeeld zien dat kinderen
de situaties die ze daarin zien graag naspelen, wat
weer goed is voor hun ontwikkeling. Dat komt doordat
fantasiespel dat op mediavoorbeelden is gebaseerd, vaak
meer is dan alleen maar imiteren van wat kinderen gezien
hebben. Voor een deel doen kinderen inderdaad graag
na wat ze gezien en gehoord hebben, maar daarnaast
voegen ze ook allerlei eigen elementen aan hun spel toe.
Ze brengen dus datgene wat ze op een plat vlak gezien
hebben over naar de driedimensionale werkelijkheid en
vermengen die fantasie met de sociale werkelijkheid.
Ze verrijken de situatie met nieuwe elementen.
Toolbox Mediaopvoeding • 5
Om zich gezond te kunnen ontwikkelen, hebben
kinderen een uitgebalanceerde en gevarieerde
tijdsbesteding nodig. Spelen, voldoende slapen
en contacten met anderen zijn belangrijk in hun
ontwikkeling, zodat zij sociaal en emotioneel goed
kunnen functioneren. Te veel tijd besteden aan
mediagebruik en hierdoor te weinig spelen en slapen
is niet gunstig voor de ontwikkeling van kinderen.
Daarnaast zijn sommige media-inhouden niet goed
voor kinderen als ze daar in hun ontwikkelingsfase nog
niet aan toe zijn. Hieronder zetten we de negatieve
effecten van mediagebruik op een rij.
Taalontwikkeling Van televisieprogramma’s die voor een brede
doelgroep bedoeld zijn hebben jonge kinderen weinig
voordeel voor hun taalontwikkeling. Dat komt doordat
deze programma’s qua inhoud en taalgebruik niet
aansluiten op waar deze kinderen in geïnteresseerd
zijn. En ouders zijn meestal niet geneigd om tijdens
dit soort uitzendingen met hun kinderen te praten.
Jonge kinderen voelen zich dus niet aangespoord om
het programma te volgen en daarmee hun taal te
ontwikkelen. Ook programma’s die wel voor kinderen
bedoeld zijn, kunnen elementen bevatten die de
taalontwikkeling van kinderen belemmeren, zoals veel
beeldwisselingen, drukte en actie, en een te moeilijke
verhaallijn.
Televisie op de slaapkamer is niet bevorderlijk voor
de taalontwikkeling van kinderen. Er is dan vaak geen
begeleidende volwassene in de buurt die uitleg kan geven
bij wat kinderen zien. Daarnaast zijn kinderen van zichzelf
minder vaak geneigd om naar educatieve programma’s
te kijken, of ze kijken na zo’n programma direct naar een
ander programma, waardoor de educatieve boodschap
weer naar de achtergrond verdwijnt.
Cognitieve ontwikkelingVeel mediagebruik kan een negatief effect hebben op
de algemene kennis van kinderen. Dit komt bijvoorbeeld
doordat kinderen dan te weinig oefenen met andere
activiteiten die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling,
zoals lezen, slapen en vrij spelen. Een andere oorzaak kan
zijn dat kinderen vooral kijken naar televisieprogramma’s
die niet voor hen bedoeld zijn.
Daarnaast kunnen media-apparaten een stoorzender
zijn. Als er een media-apparaat aanstaat in een ruimte,
dan kan dit storend en afleidend zijn. Kinderen kunnen
zich hierdoor minder goed concentreren op hun eigen
spel. Beeldschermgebruik vlak voor het slapen gaan is
ook niet gunstig voor een jong kind. Vooral spannende
programma’s met interessante prikkels houden het
kind actief, waardoor hij niet de rust vindt om te gaan
slapen. Het (vooral blauwe) licht van een beeldscherm
kan bovendien invloed hebben op de hersenen. Het
licht verstoort de huishouding van melatonine, het
hormoon dat nodig is om te kunnen inslapen. Slechter
en korter slapen heeft effect op geheugenfuncties en de
concentratie en daarmee op het leervermogen.
Lichamelijke en motorische ontwikkelingReclames voor snoepgoed, snacks of ongezonde
frisdranken kunnen een negatieve invloed uitoefenen op
jonge kinderen. Kinderen kunnen de intentie van reclame
nog niet doorzien, terwijl ze de liedjes en vrolijke kleuren
vaak wel leuk vinden. Kinderen kunnen daardoor in de
winkel gaan zeuren om de geadverteerde producten,
of willen tijdens het kijken een snoepje of limonade net
als op televisie. Wennen aan het eten van snoep en het
drinken van frisdrank verhoogt het risico op diabetes of
overgewicht.
Belangrijke negatieve effecten van mediagebruik binnen de leeftijd van 3 tot en met 5 jaar
Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
6 • Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
Sociaal-emotionele ontwikkeling In deze leeftijdsfase komt het kind steeds meer in contact
met andere kinderen. Wanneer het kind door te veel
mediagebruik te weinig contact met andere kinderen
heeft, oefent hij niet voldoende met sociale vaardigheden.
Spel en fantasieSommige programma’s en spelletjes kunnen de creatieve
ontwikkeling bij kinderen verstoren. Het gaat hierbij
om mediaproducties die voor een algemeen en ouder
publiek bedoeld zijn. Jonge kinderen die veel naar zulke
producties kijken, zijn later minder creatief en minder
geneigd om samen met andere kinderen te spelen.
Daardoor ontwikkelen ze hun sociale vaardigheden en
fantasie minder goed. Kinderen kunnen door ongeschikte
mediaproducten ook druk en opgewonden worden,
waardoor ze zich minder goed kunnen concentreren. Het
lukt dan minder goed om dingen te onthouden en langer
bezig te zijn met fantasie of creatief spel.
Tekenfilms of andere programma’s waarin actie en
vechten voorkomt kunnen kinderen ook de verkeerde
boodschap meegeven. Omdat kinderen het verschil met
de realiteit nog niet goed kennen, kunnen ze ruwer gaan
spelen en denken dat het niet erg is om te vechten.
Op deze leeftijd kunnen kinderen bang worden van hun
eigen fantasieën. Beelden in films en spelletjes kunnen
die fantasieën versterken. Kinderen kunnen daardoor
bij het kijken van streek raken als dingen er heel erg
angstaanjagend of dreigend uitzien, plotseling een
andere vorm aannemen of plotseling verdwijnen.
Monsters en griezels zoals in Harry Potter kunnen jonge
kinderen de stuipen op het lijf jagen. Maar het kan ook
gaan om tekenfilmfiguren of ogenschijnlijk lieve monsters,
zoals de geest in Aladin. Kinderen van deze leeftijd
hebben uitsluitend oog voor wat duidelijk zichtbaar is
en minder voor meer onderliggende informatie. Als een
figuur er eng uitziet, ook al heeft hij geen kwaad in de zin,
kan hij voor jonge kinderen evengoed angstaanjagend zijn.
De ontwikkeling van kinderen tussen de 3 en 5 jaar
wordt vooral gekenmerkt door een toenemende
taalbeheersing, de ontwikkeling van het denken en de
uitbreiding van de sociale en fysieke omgeving. Het
kind verzamelt informatie door eindeloos te observeren
en ‘waaromvragen’ te stellen. Op basis van deze
verzamelde informatie, leert het kind het principe van
communicatie en relaties en versterkt hij zijn begrip
van de wereld om hem heen.
Taalontwikkeling Kinderen in deze leeftijdsfase zijn heel creatief met
taal. Rond 3 jaar maken kinderen zinnen van drie tot vijf
woorden. Ze leren alledaagse gesprekken en eenvoudige
verhalen te begrijpen. Hun zinsbouw wordt steeds beter.
Rond hun vierde jaar maken ze goede, eenvoudige zinnen.
Op deze leeftijd kennen kinderen veel woorden en leren
ze er dagelijks nog veel nieuwe bij. Een kind van 5 jaar
maakt steeds langere zinnen en gaat bijzinnen gebruiken.
Kinderen leren praten over wat er vroeger is gebeurd
en wat er in de toekomst gaat gebeuren, en ze leren het
verschil begrijpen tussen ‘ik’, ‘jij’ en ‘wij’.
Tussen hun derde en vierde jaar ontdekken kinderen
schriftelijke taal. Ze leren dat tekentjes in boeken
letters zijn en dat ze kunnen lezen wat er staat. Ze leren
geleidelijk aan begrijpen waar schriftelijk taalgebruik voor
dient, bijvoorbeeld om een boekje te kunnen lezen. Dit
inzicht is nodig om later op school te leren lezen.
Pictogrammen zijn ook mateloos interessant, kinderen in
deze leeftijdsfase kunnen ze begrijpen.
De normale ontwikkeling van kinderen van 3 tot en met 5 jaar
Toolbox Mediaopvoeding • 7
Cognitieve ontwikkelingKinderen van 3 tot en met 5 jaar gaan steeds meer
getallen gebruiken. Ze gaan begrijpen dat een gegeven
hoeveelheid, gewicht en getal in verschillende vormen
kan voorkomen. Het kind maakt nu ook meer gebruik van
symbolen en beelden, hoewel nog niet erg systematisch.
Dankzij zijn toenemende taalbeheersing leert hij zijn
omgeving ontdekken. Het kind gaat ‘eindeloos’ vragen
stellen.
Lichamelijke en motorische ontwikkelingDe motorische ontwikkeling kenmerkt zich bij kinderen
van 3 tot en met 5 jaar door de ontwikkeling van de grove
motoriek. Het kind kan nu al rennen, springen, klauteren,
steppen enzovoort. De fijne motoriek ontwikkelt zich
ook gestaag. Voor een 3-jarige is het nog moeilijk om
te knippen of een bal te vangen. Een 4-jarige kan al
een beetje knippen, omdat zijn handen en ogen beter
gecoördineerd samenwerken. Een 5-jarig kind is hier nog
beter in. Kleuren binnen de lijntjes gaat nu goed.
Sociaal-emotionele ontwikkelingIn de kleuterfase begint de ik-ander-differentiatie:
het kind beseft nu dat er anderen bestaan. Dit is een
voorwaarde om sociale relaties aan te kunnen gaan
met leeftijdsgenootjes. Als het kind naar de opvang of
basisschool gaat, komt hij steeds meer in contact met
vriendjes, vriendinnetjes en leerkrachten. Hij krijgt nu
belangstelling voor andere kinderen. Ze zoeken contact
met elkaar door elkaar dingen te geven en gaan met
elkaar samenspelen. Ook leert het kind steeds meer
simpele sociale regels kennen en kan zich daar beter aan
houden.
Het besef van het eigen ik kan leiden tot een besef van
de eigen kwetsbaarheid. Kleuters worden hierdoor heel
zuinig op hun lichaam en raken bijvoorbeeld in paniek
wanneer zij zichzelf verwonden.
Morele ontwikkeling De leeftijd vanaf 3 jaar (tot en met 5 jaar) is een
belangrijke periode voor de ontwikkeling van ‘moreel
besef’. Kinderen leren wat goed is en wat niet, volgens
de normen van de omringende samenleving. In het begin
richt het kind zich op degene die het voor het zeggen
heeft en op de regels die ze moeten volgen. Omdat het
kind in deze leeftijdsfase nog niet goed kan beredeneren
waarom er regels zijn, zijn beloning en straf hiervoor
belangrijke richtlijnen. De dingen waar je als kind een
beloning voor krijgt, zijn de goede dingen. De dingen
waar een kind voor gestraft wordt, mogen niet. Duidelijke
regels over wat wel en niet mag en een consequente
handhaving hiervan door volwassenen, helpt het kind
bij het aanleren van gedrag dat door de omgeving als
wenselijk wordt beschouwd.
Kinderen van 3 tot en met 5 jaar kunnen zich nog niet goed
in gezichtspunten van anderen verplaatsen. Ze beseffen
nog niet wat de ander weet, denkt en voelt. Kinderen gaan af
op iemands concrete gedragingen, ze vragen zich nog niet af
wat er achter het gedrag kan zitten.
Spel en fantasieIn deze leeftijdsfase speelt het kind symbolisch: door de
aanwezigheid van taal en mentale representaties kunnen
kinderen ‘doen-alsof-spelletjes’ spelen. Tegen het derde
jaar ontwikkelt zich ook het imitatiespel. Het kind gaat
steeds vaker bepaalde rollen van mensen in zijn omgeving
Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
8 • Factsheet Mediagebruik 3- tot en met 5-jarigen
Colofon
© 2015 Nederlands Jeugdinstituut
Postbus 19221
3501 DE Utrecht
T 030 230 63 44
E info@nji.nl
www.nji.nl/toolboxmediaopvoeding
De Toolbox Mediaopvoeding is mede mogelijk
gemaakt door:
naspelen. Hij spreekt de pop of knuffel toe zoals de vader
tegen het kind praat: met dezelfde gebaartjes en intonatie.
Kleuters kunnen ook in toenemende mate nadenken over
wat er om hen heen gebeurt en een voorstelling maken
van wat er zou kunnen gebeuren. In de kleuterleeftijd
kunnen kinderen daardoor bang worden van hun eigen
fantasieën, zoals monsters en zelfbedachte enge mensen.
Kleuters hebben soms vage angsten die zij nog niet
onder woorden kunnen brengen of ervaren lichamelijke
spanningen waarvan zij niet weten waar ze vandaan
komen. Zulke gevoelens zijn soms moeilijk te verdragen
voor jonge kinderen.
Tussen het derde en vierde jaar ontstaat het besef dat
realiteit en verzinsels twee verschillende dingen zijn.
Kinderen zitten in een geleidelijke overgangsperiode,
waarin ze soms wel en soms niet het verschil weten.
Daardoor kunnen zij heel verbaasd zijn, als hun
verklaringen niet opgaan. Soms ontkennen kinderen de
werkelijkheid ook. Aan het eind van de kleuterperiode
is het kind wel beter in staat om wat echt is te
onderscheiden van bedenksels. Kinderen herkennen dan
een aantal wetmatigheden van verschijnselen.
Seksuele ontwikkeling Kinderen in deze leeftijdsfase begrijpen steeds beter dat
ze een meisje of jongetje zijn. Ze krijgen duidelijke ideeën
over hoe meisjes en jongens zich horen te gedragen.
Seksualiteit ontdekken kinderen vaak in de vorm van
spelletjes, zoals vader of moedertje spelen en doktertje
spelen. Kinderen zijn ook heel nieuwsgierig. Ze willen
bijvoorbeeld weten waar kinderen vandaan komen. Ze
kunnen hier eindeloos veel vragen over stellen. Zodra
kinderen naar school gaan en in contact komen met
grote groepen mensen, leren ze steeds beter hoe ze
zich moeten gedragen. Ze leren bijvoorbeeld dat ze niet
zomaar in het openbaar hun lichaam kunnen laten zien.