Werken en lerenLeren op de werkplek in de praktijk
Dit is een publicatie van de
SERV – Sociaal-Economische
Raad van Vlaanderen
Wetstraat 34-36
1040 Brussel
T 02 20 90 111
F 02 21 77 008
www.serv.be/stichting
WD/2009/5147/217
Grafi sche vormgeving:
Magelaan – Gent
Foto's:
Eric de Mildt_Photographer
© 2009 bij SERV/Stichting-Innovatie & Arbeid
Bij overname van tekst uit deze brochure
stellen we een correcte bronvermelding
op prijs.
1Werken en lerenInhoud
inhoud 4 inleiding
7 wat is leren op de werkplek?
18 leren op de werkplek in de praktijk
33 leren op de werkplek versterken
41 sleutelbegrippen
44 meer over leren op de werkplek
2 Werken en lerenHoofdstuk
3Werken en lerenAlgemeen
werken en leren Leren op de werkplek, leren terwijl je werkt, werkplekleren zijn begrippen die de voorbije jaren in popula-
riteit zijn toegenomen. In heel wat opleidingsplannen en opleidingsstrategieën vind je hiervan elementen
terug. Wie al die voorbeelden bij elkaar brengt, heeft vaak moeite om precies aan te geven wat nu leren
op de werkplek is. Leren op de werkplek is slechts één element in het brede gamma van initiatieven die
een bedrijf kan nemen om de talenten van de werknemers te ontwikkelen. Leren op de werkplek (in welke
vorm dan ook) rendeert als het is ingebed in een doordacht opleidingsbeleid, past binnen de leercultuur
van het bedrijf en een breed draagvlak heeft bij werknemers en hun vertegenwoordigers. Leren op de
werkplek kan, zoals formele opleidingen, bijdragen tot het levensbreed en levenlang leren van werkne-
mers.
Met deze brochure willen we de veelheid aan begrippen op een rijtje zetten. Dit is echter geen theoreti-
sche brochure, integendeel, we proberen de voorbeelden zoveel mogelijk voor zichzelf te laten spreken.
We werden hiervoor geïnspireerd door de 101 voorbeelden die de SERV verzamelde rond competentiebe-
leid in bedrijven, door voorbeelden en praktijkverhalen uit eigen onderzoek en praktijk die we leerden
kennen via de Community of Practice ‘Werkplekleren’ van het VOV en ESF-projecten rond dit thema. Vele
jaren geleden introduceerde Helga Gielen mij in de CoP ‘Werkplekleren’. Haar enthousiasme voor deze
opleidingsvorm werkt ontegensprekelijk aanstekelijk en haar bereidwilligheid om kennis te delen hebben
bijgedragen tot de totstandkoming van deze brochure.
De voorbeelden in deze brochure zijn geanonimiseerd omdat we zo directer kunnen focussen op het leren
op de werkplek.
Brigitte Lauwers
4 Werken en lerenInleiding
inleiding
‘Gezien de productiegerichte activiteit van ons bedrijf is on the job training een vaak toegepast
principe’.
‘Leren door te doen, is de beste manier om het werk te leren én bij te blijven.’
‘Een nieuweling wordt toegewezen aan een ervaren collega die hem wegwijs maakt in de afdeling.’
‘Onze ingenieurs leren niet alleen te netwerken in een Community of Practice, ze leren er ook hun
ideeën te verwoorden, zelfs te verkopen.’
‘Leren op de werkplek moet meer zijn dan een tijdje met iemand meelopen, wat en hoe je iemand
iets aanleert, moet duidelijk zijn.’
Leren op de werkplek is populair (in de opleidingsliteratuur). Medewerkers leren hun vak in heel wat
organisaties vooral op de werkplek zelf. Bedrijven kiezen voor systemen van peterschap, introduceren
e-learningprogramma’s, verbeteren feedbackprocedures, maken werk van leergerichte functies, werken
gestructureerde opleidingen uit die op de werkvloer worden gegeven, verbeteren het onthaal en de intro-
ductie van nieuwe medewerkers, enzovoort. De aandacht voor leren op de werkplek in bedrijven heeft te
maken met uiteenlopende factoren:
❚ Bedrijven worden voortdurend geconfronteerd met veranderingen. Innoveren is de boodschap.
Het tempo van veranderingen volgen betekent dat bedrijven er voor moeten zorgen dat kennis en
ervaring snel in de praktijk kunnen worden omgezet. Leren op de werkplek maakt kennis direct
toepasbaar in de praktijk.
❚ Flexibele organisaties vragen ook fl exibele vormen van leren. Leren op de werkplek maakt het moge-
lijk om te leren wanneer de behoefte er is. Je leert eigenlijk just-in-time.
❚ De krapte op de arbeidsmarkt voor knelpuntfuncties zet bedrijven ertoe aan om (zowel laag- als
hooggeschoolde jobs) met leermogelijkheden aan te bieden. Zo hoopt men jonge medewerkers in het
bedrijf te houden. Door het verloop te verminderen staat het bedrijf sterker op de arbeidsmarkt.
❚ Naast innovatie is kostenreductie een belangrijk element in de concurrentiepositie van bedrijven.
Ook de kosten en baten van opleiding worden kritisch opgevolgd. Leren op de werkplek wordt
vaak als een goedkoper alternatief beschouwd dan formele opleidingen. Men bespaart op reis- en
verblijfskosten, én medewerkers zijn/blijven tijdens het leren op het werk productief. Toch vergt
ook leren op de werkplek een investering, o.a. in goed opgeleide mentoren of peters, extra tijd en
onderbrekingen van het productieproces of het werk voor bijvoorbeeld refl ectiemomenten.
Achteraan in de brochure
vindt u een woordenlijst met
een korte verklaring van de
belangrijkste sleutelbegrippen
in verband met werkplekleren.
U vindt er ook een overzicht
van interessante literatuur die
we voor deze brochure hebben
gebruikt. Tenslotte vindt u
er een overzicht van tools
om het leren op de werkplek
in kaart te brengen en/of te
verbeteren.
5Werken en lerenInleiding
❚ Functies en jobs zijn vaak erg bedrijfsgebonden. Werknemers zijn hierdoor niet onmiddellijk inzet-
baar. Leren op de werkplek is een middel om nieuwkomers stap voor stap in te werken in dergelijke
functies.
❚ In 2004 werd het decreet over de Titels van Beroepsbekwaamheid of ervaringsbewijzen aange-
nomen. Een beroep kan men op verschillende manieren leren: op school of door het beroep uit te
oefenen, door een opleiding te volgen of actief te zijn in de vrije tijd. Door de dagelijkse praktijk doet
men ervaring op en wordt men goed in een job. Soms moeten/willen mensen dit kunnen bewijzen:
wanneer ze op zoek gaan naar een (nieuwe) job of als ze willen doorgroeien in hun bedrijf. Dankzij
het ervaringsbewijs kan men vaardigheden zwart op wit bewijzen. Het is een offi cieel bewijs van
bekwaamheid en een erkenning van wat men geleerd heeft op het werk (en daarbuiten).
In het onderwijs is werkplekleren een verzamelterm voor alles wat te maken heeft met deeltijds leren
en werken, stages, werkervaringsplaatsen, geïntegreerde lessen op de werkvloer, enzovoort. In scholen
vormen stages een steeds belangrijker onderdeel van de praktijkgerichte opleidingen. In het deeltijds
onderwijs verschuift de klemtoon van het leren naar het werken. Allerlei instrumenten ondersteunen
bedrijven en scholen om leergerichte werkplekken voor deze jongeren vorm te geven.
De VDAB gebruikt werkplekleren om werklozen in opleiding voor te bereiden op een job.
Sectoren verzamelen goede praktijkvoorbeelden van leren op de werkplek of proberen het werkplekleren
in kaart te brengen. Zij ondersteunen bedrijven actief in het opleiden van peters en meters. Ze werken
opleidingsprogramma’s uit waarin het leren op de werkplek een belangrijke plaats inneemt.
ESF projecten focussen op de rol van werkplekleren in het ontwikkelen van competenties van werknemers
en mensen in opleiding.
In het eindrapport van het maatschappelijk debat levenslang leren in Vlaanderen vindt men volgend idee
terug:
“De organisatie (dat zijn o.m. ondernemingen, overheidsadministraties, social profi t organisaties)
is niet enkel een werkplek maar ook een leerplek en dat leren is voor de toekomst de vitale
investering. De opdracht om de werkplek als leerplek uit te bouwen ligt in eerste instantie bij de
organisaties zelf, zij dragen de verantwoordelijkheid voor het optimaliseren en het up-to-date
houden van het lerend vermogen van hun medewerkers in een zo open mogelijke arbeidsmarkt.”
6 Werken en lerenInleiding
In de Competentieagenda 2010, een actieplan om de competentieontwikkeling in Vlaanderen te verbe-
teren, maken de Vlaamse overheid en de sociale partners afspraken om het werkplekleren in bedrijven
en scholen te versterken. Dit engagement wordt bevestigd in het Pact 2020. Daarin spreken de sociale
partners en de overheid af dat ondernemingen een loopbaan- en leeftijdsbewust personeelsbeleid uitbou-
wen met o.a aandacht voor competentieontwikkeling. Volgens hen kan dit via een sterkere uitbouw van
werkplekleren, met duidelijke afspraken over doelstellingen, voortgang, het leerproces, de feedback, …
Maar wat is werkplekleren precies? Is een systeem van peters en meters werkplekleren? Is met een col-
lega meelopen werkplekleren? Is het gebruik van een e-learning programma werkplekleren? Is een stage
werkplekleren? Is werkoverleg werkplekleren? Is samen een probleem oplossen werkplekleren? Hoe pak je
werkplekleren in een bedrijf aan? Kan je werkplekleren sturen en optimaliseren? Wie stuurt dan en wat is
de inbreng van de werknemers?
In de praktijk stellen we vast dat veel bedrijven en organisaties het lastig hebben om een doordacht be-
leid rond werkplekleren op te zetten. Nog te vaak laat men het leren op de werkvloer over aan het toeval,
of aan de inzet en het initiatief van individuele leidinggevenden of collega’s en vergeet men de juiste
ondersteuning of organisatorische ingrepen om het leren effi ciënter en effectiever te laten verlopen.
Maar ook werknemers zien niet altijd de leermogelijkheden die door hun werkomgeving worden geboden.
Leren wordt nog te vaak gelijkgesteld met het volgen van een klassieke opleiding of cursus.
Op basis van (eigen) onderzoek en praktijkervaring willen we in deze brochure stil staan bij het begrip
werkplekleren. In hoofdstuk 1 proberen we een antwoord te geven op de vragen: Wat is werkplekleren?
Welke plaats heeft werkplekleren in het opleiden en ontwikkelen van talenten?
In het tweede hoofdstuk bekijken we hoe bedrijven via werkplekleren een concreet antwoord geven op
uitdagingen zoals het inwerken van nieuwe medewerkers, het behouden van aanwezige kennis, het delen
van kennis en het genereren van nieuwe ideeën.
In het laatste hoofdstuk zoemen we in op enkele specifi eke aspecten van leren op de werkplek. De rol van
de leidinggevende in het versterken van het leren. Formele kansen om te leren. Leren op de werkplek in
KMO’s.
Met deze brochure willen we een bijdrage leveren aan de verspreiding van goede praktijken in het kader
van de Competentieagenda 2010. Deze brochure bevat geen defi nitieve antwoorden en oplossingen. Wel
hopen we u een kader aan te reiken, dat – mede door de talrijke praktijkvoorbeelden – kan bijdragen tot
meer aandacht voor leren op de werkplek en talentontwikkeling.
Leren op de werkplek roept beelden op van peterschap, dubbel lopen met een collega, leren door te doen,
enzovoort. In dit hoofdstuk geven we aan wat we onder ‘werkplek’ verstaan, beschrijven we hoe naar het
leren op de werkplek gekeken wordt en belichten we het belang van leermogelijkheden op de werkplek.
wat is leren op de werkplek?1
8 Werken en lerenWat is werkplekleren?
In deze brochure kiezen we voor een omschrijving die gebaseerd is op de defi nitie uit het onderzoek ‘Naar
een cartografi e van condities voor werkplekleren in arbeidsorganisaties in Vlaanderen’ van H. Baert, I.
Clauwaert en L. Van Bree.
Werkplekleren is een proces van duurzame verandering van kennis, vaardigheden en attitudes
van werknemers en groepen van werknemers in situaties op of nabij de werkplek. In bedrijven
kan men het leren bevorderen door de leermogelijkheden in de werkomgeving (beleidsmatig) te
verbeteren. Leren op de werkplek kan via allerlei leerwerkvormen worden vorm gegeven.
Leren op de werkplek is in een organisatie één van de middelen (naast formele opleidingen of cursussen)
om te werken aan de competenties en loopbaan van medewerkers. Het is een middel om werknemers te
ondersteunen in de uitvoering van hun job en het inzetten van de nodige competenties om zo de missie
en doelstellingen van de organisatie te helpen verwezelijken.
Hierna lichten we de defi nitie nader toe door stil te staan bij volgende begrippen: ‘werkplek’, ‘leren’,
‘leermogelijkheden’ en ‘leerwerkvormen’.
1.1. De werkplekIn de middeleeuwen was de werkplek de enige leerplek. Een gezel leerde het ambacht op de werkplek
onder begeleiding van zijn meester. De opleiding werd afgesloten met een meesterproef die een com-
petentiebewijs opleverde waarmee de gezel zelf meester kon worden. Deze manier van opleiden heeft
honderden jaren stand gehouden. In de twintigste eeuw namen steeds meer bedrijfs- en beroepsscholen
de opleiding van vakmensen over. Men ging ervan uit dat in een schoolse opleiding refl ectieve vaardighe-
den beter ontwikkeld kunnen worden en dat leerlingen/studenten een bredere visie op het beroep krijgen.
Pas in de tweede helft van de jaren ‘80 werd de werkplek als leerplek herontdekt, niet alleen door het
onderwijs, maar ook door de bedrijven. Systemen zoals de leertijd en het industrieel leerlingwezen zijn
nooit weggeweest, maar krijgen nu opnieuw meer aandacht. Schoolse cursussen zouden te weinig impact
hebben op gedragsverandering bij de medewerkers. De toepassing van wat men geleerd heeft (de transfer
van kennis) zou meestal slechts gedeeltelijk of zelfs helemaal niet mogelijk zijn. Aan werkplekleren wordt
toegeschreven dat het naast kennis overbrengen ook impact heeft op het gedrag en de werkhouding.
Omdat je wat je leert direct kan toepassen vermijdt werkplekleren een aantal transfermoeilijkheden.
9Werken en lerenWat is werkplekleren?
Kiezen voor leren op de werkplekIn een productiebedrijf heeft de opleiding van de werknemers plaats op de werkvloer wegens
het continue productieproces. Men schakelt eigen ervaren mensen in omdat er op de markt geen
passende opleiding bestaat die aansluit bij de specifi eke technologie van het bedrijf. De kennis
van deze technologie is vooral aanwezig bij de ervaren medewerkers op de werkvloer. Samen met
hen werd een opleiding uitgewerkt die op de werkplek gegeven wordt.
Kantoren schoonmaken, een vergadering voorbereiden en houden, patiënten verzorgen, een huis bouwen,
een klantgesprek voeren, de rekken in een winkel vullen, het verkeer regelen, … zijn voorbeelden van
dagdagelijkse werksituaties. Deze werksituaties verwijzen telkens naar een fysieke plaats: een kantoorge-
bouw waar gepoetst wordt, de vergaderzaal waar de vergadering wordt gehouden, een bepaalde afdeling
in het ziekenhuis waar de patiënten worden verzorgd, de werf waar het huis wordt gebouwd, het loket
waar het klantgesprek wordt gevoerd, de afdeling non-food waar de rekken worden gevuld, het kruis-
punt waar het verkeer wordt geregeld, … In deze situaties en plaatsen kunnen leren en werken in elkaar
vervlochten zijn. Men kan er leren tijdens het werken en werken tijdens het leren.
1.2. ‘Leren’ op de werkplekOnder ‘leren’ verstaan we het proces waarbij wat iemand kent en kan, zijn/haar attitudes (bij de werkne-
mer of een groep werknemers) op een duurzame manier verandert.
Leren op de werkplek is geen schools leren, het gaat om leerprocessen zoals het verzamelen, uitwisselen
en productief toepassen van kennis. Het is leren dat de organisatie ten goede komt omdat het resulteert
in een verbetering of vernieuwing van werkprocessen, producten of diensten. Het is leren dat de werkne-
mer ten goede komt omdat het onmiddellijk toepasbaar is op het werk.
De literatuur over leren op de werkplek wordt gekenmerkt door een groot aantal uiteenlopende benade-
ringen. In elke benadering worden accenten gelegd, zowel wat de inhoud betreft als de bronnen van het
leren. Deze benaderingen sluiten elkaar niet uit, noch is er een hiërarchisch onderscheid. Hierna geven we
kort een beschrijving van die verschillende benaderingen.
10 Werken en lerenWat is werkplekleren?
Niet georganiseerd, informeel leren
Zo kan het accent liggen op het niet georganiseerde, informele en toevallige karakter van leren op de
werkplek. Kenmerkend hierin is dat dit leren ongepland is, het leren wordt niet gestructureerd en ge-
stuurd. De term informeel leren wordt vaak gebruikt om op het verschil te duiden met het georganiseerde
en geplande leren in een school of cursus. In informeel leren heeft de lerende een grote rol in de sturing
van het leerproces. Sommige auteurs spreken dan ook over spontaan leren en zelfgestuurd leren.
Uitspraken van werknemers‘Ik leer door vragen te stellen, hulp of raad te vragen aan ervaren collega’s…’
‘Ik leer door te luisteren naar collega’s en te stelen met mijn ogen. Je leert veel van te kijken
naar hoe een ander het werk doet…’
‘Ik leer door dingen tegen te komen die ik nog niet wist, of waardoor je inzicht krijgt…’
‘Ik leer door zelf dingen uit te zoeken, ik wil weten wat het probleem is, ik kan me daar echt in
vastbijten, …’
Leren door te doen
Anderen zien leren op de werkplek als het leren beheersen van de te verrichten taak of activiteiten. De
organisatie van het arbeidsproces en de sociale omgeving (collega’s en leidinggevenden) spelen volgens
deze benadering een belangrijke ondersteunende rol. Het gaat dan letterlijk om het leren door te doen.
Het doel is (complexere) taken beter kunnen beheersen, het werk beter kunnen sturen en onverwachte
problemen sneller kunnen oplossen. Samenwerken, communiceren en refl ecteren zorgen ervoor dat de
lerende zijn werk in een ruimer geheel kan plaatsen en inzicht krijgt in de methode en regels volgens
welke het werk wordt uitgevoerd.
Al doende lerenMachines bedienen leert de nieuwe werknemer via een peter. Deze collega doet de handelingen
voor, herhaalt, laat oefenen en geeft commentaar. Ze gebruiken ook een instructieboek tijdens
de opleiding. In een schriftje houdt de nieuwkomer de belangrijkste tips en opmerkingen van de
peter bij, want niet alles staat in het instructieboek. Het duurt 6 maanden vooraleer een nieuwe
werknemer zelfstandig kan werken. Elke maand is er een gesprek met de peter en de leiding-
gevende. Hierin wordt de vooruitgang van de werknemer besproken. In een overzicht wordt nage-
gaan welke taken al geoefend werden, welke taken de werknemer al kan uitvoeren, enzovoort.
Op basis hiervan wordt een nieuwe planning van te leren taken opgemaakt. Deze procedure
werd afgesproken in de ondernemingsraad die op die manier de inwerking van nieuwkomers kan
opvolgen.
11Werken en lerenWat is werkplekleren?
De lerende organisatie
Vanuit de ideeën over de lerende organisatie wordt werkplekleren vooral bekeken vanuit het functione-
ren in de organisatie. Centraal staat het leren kennen van de cultuur, normen en waarden in het bedrijf.
Werknemers leren dit door problemen op te lossen, te zoeken naar verbetering, beslissingen te nemen en
keuzes te maken. Hiervoor is een organisatiecultuur nodig waarin fouten maken mag, waarin leidingge-
venden een veilig leerklimaat scheppen en werknemers kansen en ruimte krijgen om bij te leren.
Leren van en met elkaar
Deze benadering gaat ervan uit dat leren op de werkplek geen geïsoleerd individueel verschijnsel is.
Integendeel, leren is ingebed in sociale relaties tussen verschillende actoren op (of nabij) de werkplek. In
de relatie tussen collega’s, de relatie tussen de manager en de werknemer, de relatie tussen de werkne-
mer en zijn/haar mentor, de relatie tussen de werknemer en een leverancier of klant, … enzovoort, leren
medewerkers. De materiële werkomgeving en de beschikbare informatie kunnen het relationeel leren
ondersteunen. De manier bijvoorbeeld waarop de machines of de bureaus staan opgesteld, de aanwezig-
heid van werkinstructies, feedback over de resultaten en informatie over het werk beïnvloeden de kansen
voor het leren op de werkvloer.
Combinatie met andere vormen van leren
Hoe er geleerd wordt, verschilt van bedrijf tot bedrijf of van werkplek tot werkplek. Kennis en vaardig-
heden opbouwen vergt een investering op langere termijn waarin leren in verschillende vormen wordt
aangeboden: klassikale cursussen, e-learning, stages, een individuele training, enzovoort. Klassieke
opleidingen (schools leren, beroepsopleidingen) sluiten werkplekleren niet uit of vice versa. Bedrijven die
een goede mix aanbieden, halen méér uit hun klassieke opleidingen én leren op de werkplek.
Van peterschap tot e-learningIn een logistiek bedrijf zijn er weinig aanwervingen. Vacatures worden vaak opgevangen door
interne verschuivingen. Peterschap is de gebruikelijke manier om een nieuwe job te leren. De
standaard leertijd (waarin een werknemer en peter samen één job uitvoeren) is één maand. Om
de kwaliteit van de begeleiding te verbeteren stellen de peters zelf een opleiding samen. Die
wordt enerzijds persoonlijk gegeven, anderzijds kunnen medewerkers hun kennis verdiepen via
e-learning. Wie zich wil verdiepen in een bepaald aspect van het werk, kan een ervaren collega als
coach vragen. Via intervisiegesprekken breidt de werknemer zijn kennis en ervaring verder uit.
12 Werken en lerenWat is werkplekleren?
1.3. Mogelijkheden om te leren op de werkplekOm leren op de werkplek mogelijk te maken, is een gepaste leeromgeving nodig. Een werkomgeving
zonder leermogelijkheden doet afbreuk aan de mogelijkheden van de werknemer op de arbeidsmarkt én
binnen de eigen organisatie.
Volgens Jeroen Onstenk, auteur van o.a. ‘Lerend leren werken’ wordt leren op de werkplek nog te vaak
bekeken vanuit een opleidingslogica, terwijl er weinig aandacht gaat naar de werkomgeving als leeromge-
ving. Welke factoren bepalen de kans dat er geleerd wordt op een werkplek of in een arbeidssituatie? Via zijn
model van leerpotentieel van arbeidssituaties (zie hieronder) kunnen de factoren die het leren mogelijk ma-
ken systematisch worden beschreven. Het leerpotentieel van werksituaties is de kans dat in een specifi eke
arbeidssituatie leerprocessen plaatsvinden. We staan stil bij de belangrijkste factoren van het leeraanbod op
de werkplek, het opleidingsaanbod en het leervermogen en leerbereidheid van de werknemer.
LEERPOTENTIEEL VAN ARBEIDSSITUATIES
Leeraanbod op de werkplek Kenmerken van de functie
❚ vaktechnisch volledige functie❚ inhoudelijk brede functies❚ probleemoplossend vermogen❚ interne en externe regelmogelijkheden❚ autonomie en beslissingsruimte❚ mogelijkheden contacten
Informatieomgeving❚ beschikbare informatie op de werkplek❚ fysieke kenmerken van de werkplek
Sociale werkomgeving❚ mogelijkheden tot sociaal contact❚ ondersteuning door leidinggevenden❚ feedback van collega’s en leidinggevenden❚ mogelijkheden overleg en impact overleg
(Leer)cultuur van de organisatie
Opleidingsaanbod op de werkplek Structureren, ondersteunen en begeleiden van het leren op de werkplek gericht op competentieontwikkeling❚ taakinhoud = leerinhoud❚ problemen = leermiddel❚ pedagogisch — didactisch
Optimaliseren hulpmiddelen en informatie op de werkplek❚ begeleiding = leerproces
Leervermogen van de werknemer ❚ competenties van de werknemer❚ opleiding❚ ervaring❚ leervaardigheden
Leerbereidheid van de werknemer❚ leermotivatie❚ actief opzoeken, openstaan voor wat zich
aandient❚ weerstanden
13Werken en lerenWat is werkplekleren?
1.3.1. Het leeraanbod op de werkplek
Niet op elke werkplek wordt op elk moment even veel geleerd. De taakinhoud, de ruimte die werkne-
mers krijgen in hun taakuitoefening, sociale contacten, begeleiding en feedback, de kenmerken van de
werkomgeving bepalen samen de leermogelijkheden op de werkplek. Werken aan een optimalisatie van de
leermogelijkheden is gelinkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de arbeid en de kwaliteit van het ar-
beidsproces. Leren op de werkplek is niet enkel gericht op het adequaat uitvoeren van een functie, maar
ook op de ontwikkeling van competenties en de ontwikkeling van de organisatie als geheel. In wat volgt
staan we stil bij een aantal elementen die in het schema van Onstenk invloed hebben op het leeraanbod
op de werkplek.
Autonomie in het werk
Autonomie in de taakuitvoering wordt aangeduid als een belangrijke voorwaarde om te leren tijdens het
werk. Daarin komen immers verschillende leerdimensies aan bod: leren van de activiteiten eigen aan de
functie, leren door het maken van keuzes en door beslissingen te nemen en leren van en in de omgang
met anderen. Alleen bij voldoende autonomie of speelruimte in het uitoefenen van de job kan je leren.
Grenzen en autonomieIn een aantal boekhoudcellen beoordelen de werknemers hun autonomie als eerder beperkt.
De medewerkers reageren op de vraag naar autonomie met de laconieke opmerking ‘je kan niet
boekhouden op 10 verschillende manieren’. Ook de verregaande informatisering laat weinig
ruimte voor alternatieven van eenzelfde taak. Toch scoort autonomie positiever in de boekhoud-
cel waar de medewerkers betrokken zijn bij het aanpassen van centraal vastgelegde procedures
aan de afdelingsrealiteit.
Afwisseling in het werk
Naast autonomie is complexiteit van het werk bepalend voor de leermogelijkheden in een job. Niet elke
functie is even breed (naast uitvoerende taken ook voorbereidende en ondersteunende taken) of complex.
Wanneer functies vooral bestaan uit eerder gemakkelijke uitvoerende taken, kan het leeraanbod vergroot
worden door bijvoorbeeld medewerkers te betrekken bij het verbeteren van procedures of werkwijzen.
Medewerkers leren meer als ze regelmatig geconfronteerd worden met nieuwe situaties, nieuwe technie-
ken of methodes, nieuwe problemen waarvoor men zelf of samen met collega’s oplossingen moet vinden.
Een voorwaarde is wel dat medewerkers dan de nodige ruimte moeten krijgen om keuzes te maken, oplos-
singen te vinden en overleg te plegen. Is deze ruimte er niet, dan leiden problemen tot stress.
14 Werken en lerenWat is werkplekleren?
Polyvalente functiesIn een middelgroot (200 werknemers) productiebedrijf werkt men in teams die naast de produc-
tie ook instaan voor de kwaliteitscontrole en technische ondersteuning. Functies zijn dan ook
multidisciplinair en polyvalent. Dit wordt ondersteund door een goed uitgebouwde training (off
en on-the-job), een duidelijke taakclassifi catie die onderhouden wordt door een paritaire clas-
sifi catiecommissie en jaarlijkse functioneringsgesprekken.
Oplossen van problemen
Leren via het oplossen van problemen kan versterkt worden indien er ruimte is voor open refl ectie over
het resultaat van de gekozen oplossing. Het mogen maken van (bijna) fouten, het bespreekbaar zijn van
fouten, het refl ecteren over ‘ bijna incidenten’ of procedureproblemen, bepalen mee de competentieont-
wikkeling op het werk. Dit refl ectief gedrag is een belangrijke eigenschap van de werknemer, maar moet
ook ondersteund worden vanuit de werkorganisatie.
Leren van incidentenEen procesoperator in de controlekamer van een chemisch bedrijf ziet het fysieke proces niet.
Daarvoor moet hij naar de productielijn gaan. Via een beeldscherm volgt hij het proces en grijpt
in wanneer nodig. Hier kunnen de leermogelijkheden vergroten door feedback en informatie via
het systeem ter beschikking te stellen. Het groot onderhoud van de productielijn wordt in overleg
met het hele team voorbereid. Checklists, procedures en stroomdiagrammen worden uitvoerig be-
sproken zodat iedereen ze kan gebruiken. Na het onderhoud worden alle problemen geanalyseerd
en worden procedures of checklists aangepast. ‘Pas als je een onderhoud hebt meegemaakt, heb
je het gevoel dat je toch iets beter weet welke invloed je ingrepen hebben op het productiepro-
ces,’ aldus een junior–operator. ‘Maar je leert ook hoe je functioneert in een groep die tijdens die
periode toch wel onder druk staat. Hoe we met elkaar overleggen, hoe we elkaar ondersteunen,
hoe we kunnen terugvallen op onze chef, ook dit maakt deel uit van het leerproces.’
Samenwerking en overleg
Werk vindt plaats in een sociale context. Die sociale context kan het leren ondersteunen en versterken. In
de sociale werkomgeving spelen de collega’s, de chefs, het team een belangrijke rol bij het kunnen leren.
Er wordt geleerd via de dagelijkse communicatie, bij overleg, bij feedback, bij uitleg krijgen over of oplos-
sen van specifi eke problemen of in meer georganiseerde vormen van werkoverleg. Via samenwerking en
overleg kunnen productie- of dienstverleningsproblemen worden opgelost. Hierdoor zal men vakkennis
verwerven en technisch instrumentele competenties ontwikkelen.
15Werken en lerenWat is werkplekleren?
Tegelijkertijd leert men ook hoe men kan samenwerken, overleg plegen, feedback geven, kortom van en
met elkaar leren. Al doende zal men dus ook communicatieve competenties – soms 'soft skills' genoemd –
verwerven of versterken.
Voor dit alles moeten er voldoende communicatiemogelijkheden zijn, zowel gericht op de uitvoering van
de taken (bijv. door feedback, functioneringsgesprekken) als voor de ontwikkeling van de werkrelaties
(bijv. door overleg in de wandelgangen, tijdens koffi ebreaks, …).
Feedback en informatie
Feedback betekent informatie (terug)krijgen over de resultaten van het werk, zowel wat de hoeveelheid
betreft als de kwaliteit ervan. Deze informatie is belangrijk om te weten hoe men presteert, maar in deze
context is ze vooral belangrijk met het oog op het 'leren van gemaakte fouten' en het 'bekrachtigen van
geslaagd gedrag'.
De manier van feedback geven kan erg verschillend zijn van organisatie tot organisatie. In de ene
organisatie worden felicitaties van klanten aan het prikbord gehangen, maar heeft men het raden naar de
feedback van de directe chef. In andere organisaties is het systeem van feedback van fouten en successen
zeer uitgebreid en worden alle problemen nauwkeurig gemeten en vervolgens doorgesproken.
Informaticasystemen kunnen feedback (van klanten, leveranciers, collega’s) en oplossingen van proble-
men verzamelen. Op die manier wordt feedback een bron van informatie die telkens opnieuw kan gebruikt
worden om problemen op te lossen. De kennis van medewerkers wordt op deze manier voor elkaar
beschikbaar gemaakt.
Feedback in een systeem In een grote bank vormen 90 telefonisten de front-offi ce van de afdeling Sparen. Klanten kunnen
telefonisch informatie opvragen, een spaarrekening openen en geld storten. De bank heeft een
heel gamma aan spaarproducten, elk met zijn eigen kenmerken en regels. Doorlopend komen er
producten bij, veranderen ze of worden ze verwijderd. De telefonisten hebben een informatiesy-
steem dat procedurele info over spaarproducten geeft. Van problemen met klanten en mogelijke
oplossingen, maken de telefonisten elke dag aantekeningen. Die aantekeningen worden geïn-
ventariseerd en een kennismanager beslist welke info opgenomen wordt in het kennismanage-
mentsysteem. De volgende dag kan elke telefonist deze informatie op de werkplek raadplegen en
gebruiken.
16 Werken en lerenWat is werkplekleren?
1.3.2. Het opleidingsaanbod op de werkplek
Door het bedrijf georganiseerde scholing op de werkplek vormt de tweede belangrijke leermogelijkheid
op de werkplek voor werknemers. Het gaat hier over alle activiteiten die gericht zijn op competentiever-
werving van werknemers: ondersteuning, structurering en begeleiding van het leren. In de praktijk is het
niet altijd mogelijk of zinvol om een strikte scheidingslijn te trekken tussen het leeraanbod en opleidings-
aanbod op de werkplek. Dit onderscheid is immers gradueel. In zekere zin is er sprake van een continuüm
van leren op de werkplek via opleiden op de werkplek tot off-the-job opleiden.
Er is sprake van opleiden op de werkplek als leren een expliciete doelstelling is bij de werknemer en het
bedrijf. Er is eveneens sprake van een op leren gerichte organisatie, wat je ziet in de structuur, sturing en
pedagogische onderbouwing van de werksituatie. De werkplek fungeert dan als plaats om te leren.
1.3.3. Leervermogen en leerbereidheid
Of er daadwerkelijk geleerd wordt, hangt af van het leer- en opleidingsaanbod op de werkplek, het
leervermogen en de leerbereidheid van de werknemer. Een aantal auteurs wijzen erop dat werknemers
vaak niet geleerd hebben te leren en niet kunnen fungeren als hun eigen opleider. Werknemers hebben
soms verkeerde opvattingen over leren (iets wat je uit het hoofd moet leren), denken er niet over na,
stellen zich geen doelen, zijn niet gemotiveerd en hebben geen leervaardigheden. Sommige werknemers
hebben zelfs afgeleerd te leren, zowel door negatieve (school)ervaringen als door de manier waarop
leerprocessen op de werkplek worden vorm gegeven. De nadruk ligt immers vaak op het leren van precies
afgebakende, gedetailleerd voorgeschreven vormen van kennis en vaardigheden, die zeer jobspecifi ek en/
of bedrijfsgebonden zijn.
Naast het leervermogen speelt ook de leerbereidheid van de werknemer een rol in het model van leer-
potentieel van arbeidssituaties. De leerbereidheid is een essentiële voorwaarde voor het daadwerkelijk
plaatsvinden van competentieontwikkeling. Het heeft vooral betrekking op motivatie en houdingen ten
opzichte van leren. De leerbereidheid wordt sterk beïnvloed door het leerklimaat in een organisatie (bijv.
de mate waarin het stellen van vragen of uitproberen (met kans op fouten) wordt gestimuleerd). Persoon-
lijke weerstanden tegen leren kunnen betrekking hebben op angst om te leren, angst voor verandering,
onzekerheid ten aanzien van nieuwe taken, machines of software, angst voor mogelijke tests of proeven,
negatieve leerervaringen uit het verleden, enzovoort.
17Werken en lerenWat is werkplekleren?
Keeping Up CompetenceEen checklist om leermogelijkheden op de werkplek in kaart te brengen
Een coach ondersteunt (o.a.) de ontwikkeling van de competenties van diegenen die gecoacht
worden. Om dit te doen grijpt men vaak naar het klassieke instrument van opleiding. En terecht,
een goede opleiding is de basis voor elke verdere competentieontwikkeling. Maar als coach heeft
men natuurlijk ook andere middelen ter beschikking zoals goede handboeken, duidelijke werk-
instructies en procedures, werkoverleg en individuele begeleiding. Toch lijkt het er soms op dat
men in het ontwikkelen van competenties niet echt goed vooruit komt. Dat de samenstelling van
het takenpakket van een functie hierin een belangrijke rol kan spelen is minder bekend. De taken
die een werknemer moet uitvoeren bepalen in welke mate een werknemer kan bijleren tijdens
het werk zelf. Iemand die heel de dag hetzelfde doet volgens strikte procedures, problemen moet
doorschuiven naar een chef, weinig contact heeft met collega’s en slechts over zeer summiere
informatie beschikt heeft weinig leermogelijkheden op de werkplek.
Met deze checklist willen we de samenstelling van de functies en de werkomstandigheden op hun
leermogelijkheden analyseren en suggesties formuleren voor verbeteringen waar mogelijk.
De checklist bestaat uit drie modules die elk een bepaald facet van de functie bekijken.
Met module 1 kan worden nagegaan of de samenstelling van de functie de vaktechnische kennis
en vaardigheden voldoende ondersteunt.
Module 2 brengt de algemene vaardigheden in kaart. Kunnen algemene vaardigheden zoals bijv.
communicatie, regelmatig geoefend worden?
En module 3 tenslotte bekijkt of er remmende factoren in de arbeidsomstandigheden zijn die
weggewerkt kunnen worden?
Deze checklist is een middel om de manier waarop het werk wordt georganiseerd (de organisatie)
te verbeteren en zo ‘gewilde’ leereffecten na te streven tijdens het werk.
Werkgevers, coaches, maar ook werknemers, stellen terecht de vraag: en wat valt daarmee te
verdienen? Ervaring leert dat leergerichte werkposten van het ‘win-win’ type zijn. Werknemers én
werkgevers kunnen er voordeel uit halen.
U vindt de checklist en voorbeelden van het gebruik ervan op www.serv.be/stichting/vorming.
Klik op 'tools'.
Om de verscheidenheid van leren op de werkplek in dit hoofdstuk te beschrijven vertrekken we vanuit
drie veel voorkomende situaties in organisaties: het inwerken van nieuwkomers, bestaande kennis in
organisaties houden, kennis delen en innoveren.
leren op de werkplek in de praktijk2
19Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
Een zoektocht naar goede praktijkvoorbeelden van werkplekleren levert een heel scala aan bedrijfscases
op. In vele organisaties gebruikt men verschillende vormen van werkplekleren naast en door elkaar. Om
deze gevarieerde praktijk te beschrijven, vertrekken we telkens vanuit een problematiek of uitdaging die
aanleiding geeft om werkplekleren in te zetten:
❚ Hoe werken we nieuwkomers effi ciënt in?
❚ Hoe houden we bestaande kennis en ervaring in het bedrijf als oudere werknemers vertrekken?
❚ Hoe zorgen we ervoor dat medewerkers kennis willen delen en meedenken over verandering en
verbetering?
Dit zijn vragen die in elk bedrijf wel eens aan bod komen (het zijn geen opeenvolgende stappen, integen-
deel, vaak komen ze ook gelijktijdig voor in een organisatie).
Bedrijven en organisaties zullen moeten overwegen welke oplossing het best tegemoet komt aan de
noden van de werknemer en de organisatie. Moet men de oplossing zoeken in de richting van opleiding
dan kan men afwegen of dit via een externe opleiding moet ofwel via leren op de werkplek.
In dit hoofdstuk laten we de voorbeelden uit de praktijk voor zich spreken en geven we telkens een korte
inleiding op de voorbeelden.
2.1. De introductie van nieuwkomersEen goed onthaalbeleid rendeert onmiddellijk. Op die manier vermijden organisaties dat nieuwe mensen
(al of niet tijdelijk) na een week al vertrekken en kan men nieuwkomers sneller rendabel inzetten. Een
goed onthaalbeleid zorgt ervoor dat de nieuwkomers de juiste vaardigheden aanleren, dezelfde kwaliteits-
eisen hanteren, zich makkelijker integreren in een team en zich sneller zullen thuis voelen in de organisa-
tie. Een goed onthaalbeleid waardeert ervaren medewerkers in hun begeleidende rol en zorgt ervoor dat
zij hun kennis willen delen. Omdat verschillende vormen van werkplekleren in een goed onthaalbeleid aan
bod komen ontdekken bedrijven vaak via dit beleid de mogelijkheden van leren op de werkplek.
2.1.1. Waarom werken aan een beter onthaalbeleid
Bedrijven worden met uiteenlopende omstandigheden geconfronteerd die hen ertoe aanzetten om werk
te maken van een beter of nieuw onthaalbeleid. Onderstaande voorbeelden tonen dit aan:
Transportbedrijf X heeft meer dan 125 chauffeurs in dienst. Zij nemen de bevoorrading van een grote
distributiegroep voor hun rekening. Het bedrijf kent een verloop van 36% tijdens de eerste 6 maan-
den van de tewerkstelling. Ondanks de externe cursussen rijervaring, die nieuwkomers krijgen na hun
aanwerving, heeft men veel schadegevallen. Nieuwkomers zijn niet gewend om just-in-time te leveren,
met veel klachten van klanten tot gevolg. Acties om vrouwen en allochtonen aan te werven hebben weinig
20 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
succes. Deze omstandigheden zetten het bedrijf ertoe aan om werk te maken van een beter onthaalbeleid.
De onthaalprocedure wordt opgebouwd rond een peter die de nieuwkomer opvangt, met hem de eerste
vervoersopdrachten uitvoert, die hem wegwijs maakt in het bedrijf enzovoort. Het verloop daalde, het
aantal aanrijdingen verminderde en er werd tijdig geleverd.
Voedingsbedrijf X is op zeer korte tijd explosief gegroeid. Op een tijdsspanne van enkele maanden wer-
den talrijke nieuwe medewerkers aangeworven, geïntegreerd in een team en leerden ze de productiepro-
cessen aan. Die snelle groei zet een organisatie onder druk want klanten verwachten een hoge kwaliteit.
Kwaliteit garanderen kan enkel maar als iedereen het werk op dezelfde, kwalitatieve manier uitvoert. Dit
noopt het bedrijf ertoe om het onthaalbeleid opnieuw te bekijken en gestructureerder aan te pakken. Lei-
dinggevenden hebben een opleidingstraject voor nieuwkomers uitgewerkt waarin zij het productieproces
stap voor stap onder de knie krijgen. Een coach begeleidt de nieuwkomers in het leren bewaken van de
kwaliteit en voedselveiligheid. Hiervoor werkt men met checklists die opgemaakt werden in samenwerking
met het opleidingsfonds van de sector.
Softwarebedrijf X heeft 60 mensen in dienst die software ontwikkelen voor nichemarkten. Het bedrijf
gaat uit van de fi losofi e ‘al doende leert men’. Nieuwe werknemers worden bij wijze van spreken ‘er
in gesmeten’. Het onthaal beperkt zich tot de eerste werkdag waarop nieuwkomers overladen worden
met informatie. Wegens tijdsgebrek worden vaak cruciale zaken over het hoofd gezien zoals voldoende
aandacht besteden aan integratie binnen het team, gestructureerd informatie doorgeven, enz… Het
bedrijf heeft het onthaal verbeterd door het meer te spreiden in de tijd en meer op maat te maken van de
nieuwkomer. Op de ondernemingsraad (OR) wordt een onthaal- en introductieprocedure afgesproken die
over 6 maanden loopt.
2.1.2. Onder begeleiding van een peter
Een systeem van peterschap kan de inwerking van nieuwkomers sterk verbeteren. De kwaliteit en
motivatie van de peters zijn doorslaggevend voor het succes van peterschap. In sommige bedrijven zijn
peters vrijwillig, maar moeten ze toch over de nodige vaktechnische kennis en ervaring beschikken, goede
scores halen in het evaluatiesysteem, goede communicatieve vaardigheden hebben, het nodige geduld
kunnen opbrengen om iemand iets uit te leggen, ‘gebeten zijn’ door het eigen vak, optreden als vertrou-
wenspersoon, enzovoort.
Peters kunnen ook maar optimaal renderen als ze hiervoor de nodige ondersteuning krijgen: tijd, oplei-
ding, coaching én waardering.
Transportbedrijf X werkt met vrijwillige peters die minstens 10 jaar ervaring hebben als chauffeur en 5
jaar anciënniteit in het bedrijf. Ervaren chauffeurs kunnen peter worden als ze goede evaluaties halen,
sterk in communicatie zijn en enthousiasme over het vak kunnen overdragen.
21Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
Voedingsbedrijf X werkt met mentoren, leidinggevenden die ingeschakeld worden om nieuwkomers in te
werken. In het ontwikkelingsproces van het systeem heeft men stilgestaan bij volgende overwegingen:
❚ Welk statuut heeft de mentor? Wordt hij/zij aangeduid, geselecteerd, gewaardeerd?
❚ Welke ondersteuning krijgt de mentor? Een eenmalige opleiding of regelmatige coaching?
❚ Wordt de mentor beoordeeld?
❚ Kan de mentor gebruik maken van het aanwezige, uniforme didactische materiaal?
❚ Focust de mentor op directe taken en onmiddellijk meetbare effecten of werkt hij/zij ook mee aan de
algemene competentieontwikkeling van de nieuwkomer?
❚ Wat is de meerwaarde van een mentor in vergelijking met een experttrainer?
❚ Hoe kijkt de syndicale afvaardiging aan tegen het project van mentorship?
Discussies over al deze vragen resulteerden in een systeem van goed opgeleide mentoren die hun taak
enthousiast opnemen. Via de syndicale delegatie wordt het project opgevolgd en waar nodig bijgestuurd.
Isolatiebouwer X heeft duidelijke procedures opgesteld voor zijn peters. Wanneer door het peterschap
de functie wijzigt dan heeft dit geen gevolgen voor de classifi catie van de functie. Peters krijgen een goed
uitgebouwde opleiding, niet alleen bij de aanvang van hun peterschap maar ook ter verbetering van hun
rol. De tijd die nodig is om nieuwkomers te begeleiden wordt ingepland in hun werktijd.
2.1.3. Voordelen voor peters, coaches, mentoren en leerbegeleiders
Werknemers zijn meestal heel erg tevreden over de toegewezen peter of meter. Vooral voor nieuwkomers
kan een peter of meter het introductieproces positief beïnvloeden. Welke voordelen zijn er voor de peters/
meters zelf? Is dit een extra opdracht boven op het andere werk, of is het peterschap een erkend onder-
deel van hun takenpakket? Voordelen zijn dat:
❚ peters hebben het gevoel ‘erkend’ te worden (al dan niet met vormen van beloning);
❚ het contact met de nieuwkomers motiveert peters om mee te denken over organisatieverandering,
over nieuwe ideeën waardoor ze een vernieuwde interesse in hun werk krijgen;
❚ ‘waarom’ vragen van nieuwkomers zijn een aanleiding om de eigen werkwijze in vraag te stellen en
zo nodig bij te sturen;
❚ begeleiding, mentoring, betrokken zijn bij het leren is vaak een nieuwe uitdaging en kan zo mee
burn-out vermijden.
Plasticfabrikant X kiest naast de ploegbaas in elke ploeg een peter. De peter wordt geselecteerd op
basis van zijn technische en communicatieve competenties, zijn inzetbaarheid, het feit dat ze geduldig en
sterk gemotiveerd zijn om de rol van peter op te nemen. De peters worden opgeleid door de hoofdcoach
zodat ze zelf opleidingspakketten voor nieuwkomers kunnen ontwikkelen. In die opleiding schenkt men
22 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
vooral aandacht aan opleidingsmethodieken, vraagtechnieken, kennis doorgeven en opnemen, motivatie,
multimediale toepassingen en vooral structureren van productiestappen. Om de rol van peter optimaal
te kunnen invullen wordt de werkbelasting van de peter verlaagd. Bijvoorbeeld als men normaal 6 lijnen
moet opvolgen moet men nu als peter, samen met de trainee slechts 4 lijnen opvolgen. Peters krijgen
geen extra beloning, de rol van peter zit in hun werkpakket.
Klantendienst X werkt met coaches om nieuwe medewerkers in te werken. Voor 70 medewerkers zijn er
3 coaches. Zij geven nieuwkomers gedurende 6 weken training. In die periode moeten nieuwkomers 50
klanten, 50 procedures en drie systemen leren kennen. Coaches organiseren ook workshops, persoonlijke
briefi ngs, updates en coaching sessies. De coaches worden zelf beoordeeld (kwantitatieve en kwalitatieve
criteria) door de Training Offi cer.
Lampengigant X heeft een ideaalprofi el opgesteld voor zijn instructeurs. Er wordt een vacature
uitgeschreven, kandidaten ondergaan nadien een assessment. Daarin wordt gekeken naar de sociale en
didactische competenties van de kandidaten. Het bedrijf vindt het ook belangrijk dat instructeurs geen
hiërarchisch gedrag vertonen, het juiste voorbeeldgedrag laten zien (de voorgeschreven documenten
gebruiken). In de assessment wordt gekeken hoe kandidaten reageren op onverwachte situaties. Naast de
assessment houdt men ook rekening met de feedback van de operationele groep waar de kandidaten da-
gelijks werken en met de resultaten van een persoonlijkheidstest. Meestal weerhoudt men één vierde van
de kandidaten. De instructeurs volgen een opleidingsprogramma en krijgen een ervaren instructeur als
peter toegewezen. Met wie niet weerhouden werd als kandidaat-instructeur wordt een gesprek gevoerd
zodat men begrijpt waarom, dit om demotivatie tegen te gaan.
2.1.4. Hoe een nieuwkomer inwerken?
De manier waarop het onthaal van nieuwe medewerkers georganiseerd is, is cruciaal voor de verdere
ontwikkeling van deze medewerker in de organisatie.
❚ Wordt een nieuwe medewerker ingelicht over het bedrijf? (de structuur, wie doet wat, de producten
of diensten, de regels en afspraken, …)? Door wie, wanneer, hoe?
❚ Wordt een nieuwe medewerker ingelicht over de functie, de precieze taakinhoud? Door wie, wanneer,
hoe?
❚ Worden de kennis/vaardigheden van de nieuwe medewerker getoetst aan de eisen van de functie?
Door wie, wanneer, hoe?
❚ Wordt er een persoonlijk opleidingsplan of introductieplan opgesteld? Door wie, hoe verloopt dit?
❚ Bekijk de huidige werkwijze in uw organisatie wat de introductie en opleiding van nieuwkomers
betreft. Wat zijn de voor- en nadelen van deze werkwijze? Wat zou u willen veranderen of verbeteren?
23Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
Staalproducent X heeft een gedetailleerd opleidingsprogramma uitgewerkt voor nieuwkomers. In dit pro-
gramma wordt veel belang gehecht aan de zelfactiviteit van de lerende: verkennen van de werkpost, vak-
termen aanleren, juiste bewerkingsvolgorde, aandacht voor kritische punten in de uitvoering, veiligheid
en milieu. Nieuwkomers worden aangemoedigd dingen op te zoeken, mee te denken over het oplossen
van storingen. De opleiding wordt zeer planmatig aangepakt, een job leert men stap voor stap. Hiervoor
heeft men allerlei didactisch materiaal uitgewerkt zoals video’s, fl owcharts, foto’s, checklisten enzovoort.
De opleiding wordt afgerond met een evaluatie van de lerende. Elke nieuwkomer krijgt een instructeur
toegewezen die allemaal volgens dezelfde manier werken. De basisstructuur van een opleiding bestaat uit
4 delen: informatie over de werkpost en de omgeving, doestappen (handelingen die moeten uitgevoerd
worden), kwaliteitszorg (product en procescontrole), storingen (volgens symptoom, oorzaak en remedie).
Deze werkmethode garandeert dat men de kwaliteitsnormen haalt omdat iedereen op dezelfde manier de
taken uitvoert. Het opleidingsprogramma zorgt ervoor dat nieuwkomers sneller ingewerkt zijn.
Profi elbouwer X heeft een opleidingsmap uitgewerkt om de inwerking van nieuwkomers vlotter en meer
gestandaardiseerd te laten verlopen. Belangrijk daarin is dat men nieuwkomers de kans geeft om te
groeien in hun functie door stap voor stap informatie aan te bieden. Voor de functie van heftruckchauf-
feur werd een volledig opleidingsplan opgesteld waarin niet alleen de modules zijn opgenomen die de
nieuwe medewerker moet doorlopen maar waarin ook informatie is opgenomen zoals een functiebeschrij-
ving, werkinstructies, veiligheidsvoorschriften, vermijden van schade aan de omgeving, enzovoort. De
peter die de nieuwkomer begeleidt, stippelt een tijdspad uit voor de verschillende modules. Men begint
bijvoorbeeld met de module veiligheid. Na het doorlopen van de module (kan ook de uitvoering van een
handeling zijn: vereiste vaardigheid, toepassen juiste methode, …) moeten zowel de peter als de trainee
hun handtekening zetten. Zo heeft men een goed overzicht van het tijdspad dat wordt gevolgd, de modu-
les die werden doorlopen en welke modules men nog moet doen.
Raffi naderij X heeft een opleidingsprogramma uitgewerkt voor nieuwe hulpoperatoren. Zij krijgen eerst
een algemene introductie en worden toegewezen aan een bepaalde ploeg en zone. Een peter volgt het
leerproces en de integratie in de ploeg op. Na de eerste twee shiften (kennismaking met het ploegen-
systeem, de ploeg, de installaties, enzovoort) doorloopt de hulpoperator het multimediale programma
‘Basiskennis Procestechnieken’. Zo verwerft de nieuwkomer inzicht in de job van hulpoperator. Na het
doorlopen van het programma wordt hij getest en krijgt hij een attest. Na vier maanden praktijkervaring
volgt de nieuwe hulpoperator een klassikale opleiding procestechnieken. Haalt hij op de test 65% (2 her-
kansingen mogelijk) dan krijgt hij een attest om de opleiding verder te zetten. Vervolgens start de nieuwe
hulpoperator met het aanleren van één functie (4 tot 6 maanden). Hiervoor gebruikt hij een leidraad die
hem helpt stap voor stap de functie te leren. De leidraad is een reeks vragenlijsten. Voor het antwoord op
die vragen moet de hulpoperator op zoek naar informatie in werkinstructies, in procedures, infoboeken
van de productielijn en bij zijn collega’s op de werkvloer. Deze aanpak (zelf opzoeken, vragen stellen aan
collega’s) werkt veel beter dan hen een manual van buiten laten leren. Op deze manier komen ze ook
24 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
vanaf het begin met verschillende mensen in contact en onthouden ze het geleerde beter. Men zegt tegen
de nieuwkomers: “alles wat je hier tegen komt heeft een reden”. Via de opgelegde vragen komen ze ook
‘het waarom’ te weten. Wanneer de trainee twee totaal verschillende versies te horen krijgt, signaleert hij
dit. Er komt dan een rondetafelgesprek waaruit alle betrokkenen kunnen bijleren. Verkeerde gewoontes
komen op tafel en kunnen bijgestuurd worden. Op die manier leren de werknemers van bij de start om
actief informatie of oplossingen te zoeken op de werkvloer en om te communiceren en samen te werken
met collega’s.
Goederenbehandelaar X schakelt ervaren collega’s in bij de tussentijdse evaluatie van nieuwkomers. Zij
doen dit op basis van observaties, op basis van feedback die zij gegeven hebben en hoe de nieuwkomer
hiermee is omgegaan. Zo zal een nieuwe medewerker in de onderhoudsploeg zelf proberen een toestel
dat niet werkt te herstellen. De ervaren collega observeert en geeft meteen feedback.
KB begeleiding van nieuwkomersMet het KB van 25 april 2007 voegt de wetgever enkele bepalingen toe aan de wetgeving over het
welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (KB van 27 maart 1998). Het onthaal
van nieuwe werknemers maakt voortaan deel uit van het welzijnsbeleid van een organisatie.
Dit betekent:
❚ dat de preventiedienst voorstellen kan doen rond het onthaal en begeleiding van nieuwe
werknemers;
❚ de werkgever organiseert het onthaal (dat kan ook via een lid van de hiërarchische lijn) en
waakt over de naleving van de instructies (veiligheid en welzijn) en vergewist er zich van
dat de nieuwe medewerker deze ook goed begrepen heeft;
❚ de betreffende afspraken worden vastgelegd in een document en getekend door de werkge-
ver of de hiërarchisch verantwoordelijke (je kan dit beleid bijv. opnemen in het arbeidsregle-
ment of de onthaalbrochure);
❚ de preventiedienst houdt dit document bij;
❚ de werkgever is verplicht een ervaren werknemer aan te duiden die de nieuwkomers bege-
leidt.
De begeleider moet altijd ter beschikking staan wanneer de nieuwkomer hem/haar nodig heeft.
Hoe de begeleiding concreet loopt, kan ingevuld worden per organisatie.
25Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
2.2. Veilig stellen van kennis en ervaringDe kennis en ervaring van medewerkers kan voor een bedrijf van vandaag een concurrentievoordeel zijn
én de competenties van morgen inhouden. Diezelfde kennis kan echter ook verdwijnen als mensen in
een ander bedrijf gaan werken of als de organisatie verandert (en dus andere kennis en ervaring nodig
heeft). In het veilig stellen van die kennis en ervaring speelt opleiden op de werkplek een belangrijke rol.
Opleiden op de werkplek vertrekt vanuit leerdoelen die men wil bereiken, verloopt volgens een actieplan
en wordt uiteindelijk geëvalueerd.
Voedingsbedrijf X merkte dat de operatoren wel met verschillende machines kunnen (willen) werken,
maar dat ze de logica van de machines niet begrijpen. Bij storingen nemen de operatoren hierdoor niet
de juiste acties. Maar ook bij het afstellen van de machines zorgt dit gebrek aan kennis voor de nodige
afstelproblemen, is er meer uitval en wordt de doorstroom naar de inpakafdeling belemmerd.
Chemiebedrijf X heeft een reorganisatie achter de rug. Tegelijkertijd werden in diverse afdelingen de
taken en functies opnieuw verdeeld. Door de herverdeling werden sommige werkplekken bemand door
medewerkers die wel het bedrijf, maar niet de specifi eke functie en taken kennen. Via opleiden op de
werkplek wil men deze medewerkers zo snel mogelijk inwerken in hun nieuwe job. Op langere termijn zal
het systeem van on-the-job trainingen de afdelingen in staat stellen medewerkers multifunctioneel op te
leiden waardoor een hogere graad van fl exibiliteit mogelijk wordt.
Textielbedrijf X wil haar klanten een constant kwaliteitsniveau aanbieden. Daarvoor is het belangrijk dat
elke medewerker dezelfde kwaliteitsnormen hanteert en dezelfde productiemethodiek volgt. De ervaren
medewerkers hebben samen met hun leidinggevende de werkinstructies herschreven. Deze geactuali-
seerde en begrijpbare werkinstructies vormen de basis van een opleiding op de werkplek.
2.2.1. Oefenen op de werkplek
Stages, omscholingsprogramma’s of werkervaringtrajecten zijn schoolvoorbeelden van gestructureerd
opleiden op de werkplek. Oefenen in een reële werkomgeving legt vooral de klemtoon op het ontwikkelen
van vaardigheden en attitudes. Tijdens een werkplekoefening krijgt de lerende een aantal steeds moeilij-
kere oefenopdrachten die hij/zij uitvoert onder begeleiding van een ervaren collega.
Slachthuis X telt 80 werknemers. Er werken vooral laaggeschoolde en anderstalige werknemers. De
meeste nieuwkomers hebben geen gepaste vooropleiding. De opleiding in het bedrijf gebeurt op de
klassieke wijze van meelopen in de praktijk. Men begint met de meest eenvoudige taken. De leidingge-
vende doet voor, legt uit waarom bepaalde handelingen op die bepaalde manier worden uitgevoerd, laat
de nieuwkomer oefenen onder begeleiding, geeft feedback en stuurt bij. Pas als de leidinggevende hen
geschikt acht om het werk zelfstandig uit te voeren mogen ze alleen werken.
26 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
Schoonmaakbedrijf X werkt samen met de VDAB om nieuwe mensen te werven. Na een gesprek met de
instructeur professionele schoonmakers wordt beslist dat de cursisten twee dagen linoleumvloeren zullen
strippen en fi lmen bij een klant van het schoonmaakbedrijf. De cursisten hebben al allerlei schoonmaak-
technieken in het opleidingscentrum geleerd, maar op deze manier kunnen ze een onderhoudstechniek
in een reële situatie oefenen. Om de situatie zo reëel mogelijk te maken worden de cursisten/werknemers
afgehaald met een bestelwagen van het schoonmaakbedrijf. Een instructeur van de VDAB begeleidt de
cursisten, doet de handelingen voor, laat de cursisten oefenen, geeft feedback en stuurt bij. Samen met
de cursisten wordt het werk beoordeeld aan de hand van een checklist. Op die manier krijgen cursisten
inzicht in het belang van bepaalde handelingen en de volgorde tussen de handelingen. Het schoonmaak-
bedrijf is erg tevreden over deze samenwerking omdat het goed opgeleide werknemers kan opleveren.
2.2.2. Werkplekinstructie
Werkplekinstructie is een cursusachtige vorm van opleiden op de werkplek, gebaseerd op een gedetail-
leerde taakanalyse. Experts hebben de taakinhoud en de taakuitvoering gedetailleerd vastgelegd en de
werknemer in opleiding moet de verschillende handelingen in de aangegeven volgorde uitvoeren. Via
instructie en didactische hulpmiddelen wordt het leren gestuurd met als doel het leerproces te versnellen
en te perfectioneren (in één keer goed). Werkplekinstructie wordt vaak gebruikt als het belangrijk is dat
iedereen op dezelfde manier het werk uitvoert om de kwaliteit en veiligheid te garanderen.
Verzekeringskantoor X organiseert wekelijks werkoverleg. Dit overleg heeft eerder de kenmerken van
een ‘werkplekinstructie’. De kantoordirecteur geeft telkens de belangrijkste informatie over nieuwe
producten, procedures en systemen. Hij bereidt dit telkens zeer grondig voor omdat hij vreest dat de
medewerkers anders niet alle informatie zouden lezen. Tijdens het werkoverleg legt de kantoordirecteur
omstandig uit hoe nieuwe procedures verlopen. Daarnaast bepaalt en/of communiceert de kantoordi-
recteur de verkoop- en werkdoelstellingen van elke medewerker. De interactie tussen de directeur en
de medewerkers is in deze omgeving zeer resultaatgericht. Het leergedrag van de medewerkers wordt
hierdoor vooral extern gestuurd, veel meer dan door zelfsturing.
Productiebedrijf X wil dat de dagelijkse omstellingen van de machines door de operatoren zelf kun-
nen worden uitgevoerd. De monteurs kunnen zich hierdoor meer focussen op preventief onderhoud en
het verbeteren van de installaties. Diezelfde monteurs werden aangewezen als de instructeurs die de
operatoren leren hoe een machine wordt omgesteld. In één verpakkingslijn werden de omstelprocedu-
res kritisch bekeken en verbeterd. Daarna werden de onderhoudstechnici getraind om deze verbeterde
omstelprocedure door te leren en ten slotte kregen de (vooral vrouwelijke) operatoren deze training op
de werkplek. Het management heeft de effecten van deze wijze van leren gemeten. Tijdens het leertra-
ject waren er 4 evaluatiemomenten. Telkens gaven de deelnemers aan zeer tevreden te zijn over het
leertraject. De competenties om de omstellingen zelfstandig uit te voeren stegen van 43% naar 65%.
Per omstelling wordt gemiddeld 40 minuten bespaard en dus ook 40 minuten productietijd gewonnen.
27Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
2.2.3. Zelfsturend leren op de werkplek
Wanneer het gaat om meer complexe systemen, om inzicht en kennis in procedures, om ondersteunende
kennisverwerving dan ontwikkelt men werkplekopleidingen die een beroep doen op de zelfsturing van
de lerende (zelf het leerproces in handen nemen). Om het leren in zo’n opzet toch effi ciënt te laten
verlopen wordt een werkproces of takenpakket opgesplitst in opeenvolgende opdrachten. Door de juiste
hulpmiddelen, werkinstructies en procedurebeschrijvingen ter beschikking te stellen (vaak via ICT) kan
de lerende een eigen leertraject uitstippelen en doorlopen. Belangrijk is dat men voldoende tijd voorziet
voor oriëntatie op de opdracht, overleg en refl ectie op de uitvoering. In deze vorm van opleiden heeft
de opleider de passieve rol (feedback geven, evalueren). De lerende heeft de actieve rol (zelf informatie
opzoeken, plannen van de volgende stappen, uitvoeren en fouten vaststellen). De Leittextmethode of
probleemgestuurd leren van Kessels en Smit zijn voorbeelden van zelfsturend leren met een geheel eigen
opleidingsmethodiek.
Voedingsbedrijf X koos de sauskeuken als proefproject voor opleiden op de werkplek. Meteen de
moeilijkste afdeling in de productiehal. Medewerkers doen zoveel handelingen op automatische piloot
en intuïtie dat het moeilijk is voor nieuwkomers om hier hun weg te vinden. Daarom wil men de impli-
ciete kennis van de ervaren medewerkers expliciet maken in praktisch hanteerbare werkinstructies. De
productieverantwoordelijken maakten eerst een rangschikking van de machines wat de moeilijkheids-
graad in de bediening betreft. Ze deden dit op basis van vragen zoals: welke problemen doen zich voor
aan welke machine? Welke machines worden vaak door verschillende mensen bediend? Hoe lang duurt
het om iemand op te leiden aan de machine? Welke machines zijn het langste out bij een panne? Op die
manier kon men nagaan aan welke machine opleiding de meeste toegevoegde waarde zou bieden. Samen
met de sausbereiders werden alle handelingen besproken, gefotografeerd en verwerkt in werkinstructies.
Via de waarderende bevraging was er ook aandacht voor wat mensen leuk vinden, waar ze trots op zijn
in hun werk, wat voor hen belangrijk is. Relatief nieuwe mensen leverden een belangrijke bijdrage omdat
ze meer aspecten van het werk in vraag stellen. Voor de ervaren medewerkers betekent deze manier van
werken een waardering van hun ervaring en kennis. De werkinstructies worden gebruikt om nieuwkomers,
stagairs, IBO’s, collega’s die muteren, enzovoort op te leiden.
Restaurantketen X is op zoek naar een opleiding voor uitvoerende functies die aan twee basisvoorwaar-
den moet voldoen. Ten eerste mag de opleiding niet klassikaal zijn omdat dit teveel weerstand oproept.
Ten tweede moet het leiden tot uniformiteit in uitvoering. Via de Lettextmethode wil men de medewerkers
zelfstandig laten leren en vooral inzicht laten verwerven in de leerstof: het waarom kennen, fouten ver-
beteren én de oorzaak ervan vinden en wegnemen. De taken van de functie worden door een werkgroep
geanalyseerd, opgedeeld in stappen en voorzien van visuele hulpmiddelen zoals foto’s en invulschema’s.
Daarna worden planningsvragen (vragen over de volgorde van de uit te voeren taken) en stuurvragen
(peilen naar inzicht en begrip van de leerstof) opgesteld. Tenslotte worden de lijnmensen opgeleid om de
medewerkers op de werkvloer te begeleiden tijdens het leerproces. Volgens de opleidingsverantwoorde-
28 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
lijke is de Leittextmethode een gerichte, effectieve en aange-
name manier van leren die ook bruikbaar is in niet-productie
middens. Een nadeel is wel dat de ontwikkelingstijd lang is en
afhankelijk van de inzet van ICT, ook erg duur kan zijn.
Voedingsbedrijf X werkt hoofdzakelijk met medewerkers
die geen of weinig Nederlands spreken. De taalbarrière
verplicht hen om op zoek te gaan naar een didactiek waarin
handelingen duidelijk gevisualiseerd kunnen worden, waarin
herhaling en oefening mogelijk is zonder materiaalverlies en
die aanzet tot het uniform toepassen van de handelingen.
Daarom koos het bedrijf voor een zeer visuele voorstelling
van de bereidingen die worden gemaakt. Van elke stap in
het proces, van elke hygiënische maatregel bestaat er een
fi che met foto’s. Dit materiaal wordt gebruikt in de opleiding
van nieuwkomers. Medewerkers die al een tijdje aan de slag
zijn gebruiken de fi ches om zich voor te bereiden op tests
die regelmatig worden gehouden. Via een vragenlijst of een
oefening wordt nagegaan of men de samenstelling van een
recept kent, of men de nodige hygiënische maatregelen
treft. Werknemers die goed scoren worden betrokken bij het
uitwerken van nieuwe fi ches.
Montagebedrijf X heeft permanent vacatures open staan.
Men vindt moeilijk personeel met de juiste kwalifi caties
omdat het werk erg bedrijfsspecifi ek is. Tegelijkertijd kampt
het bedrijf, zoals de hele montagesector met een imagopro-
bleem. Daarom heeft het bedrijf een opleiding uitgewerkt
voor laaggeschoolde jongeren (leerlingen met een ILW-
statuut) en werkzoekenden met een basisopleiding of slechts
in het bezit van de juiste motivatie (zonder technische
achtergrond). Ervaren medewerkers worden ingeschakeld
om een leerling of nieuwkomer te begeleiden die als extra
teamlid wordt beschouwd (om de druk in de teams niet te
vergroten). Leerlingen en nieuwkomers krijgen een loopbaan-
perspectief binnen het bedrijf en volgen zoals alle medewer-
kers de sectorspecifi eke veiligheidsopleidingen.
29Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
2.3. Kennis delen en nieuwe ideeën genererenBij het zoeken naar mogelijke verklaringen voor de huidige populariteit van werkplekleren komt het be-
lang van innoveren in beeld. Leren in een netwerk is een vorm van werkplekleren die kan ingezet worden
om het innoverend vermogen van organisaties te versterken. In een leernetwerk worden kennis en know-
how uitgewisseld, worden nieuwe inzichten, oplossingen en werkwijzen ontwikkeld, worden innovaties
kritisch onder de loep genomen, kortom leren mensen innovatief te denken.
Creativiteit kan men niet opleggen of sturen. Mensen kunnen niet gedwongen worden creatief te zijn.
Organisaties kunnen wel een omgeving scheppen waarin het delen van kennis en ervaring en het creëren
van nieuwe kennis tot stand kan komen.
Leren in netwerken komt vaak voor in en tussen eerder complexe, kennisintensieve organisaties. Toch ont-
dekken ook productiegerichte bedrijven, kleine bedrijven, social-profi torganisaties, enzovoort de troeven
van leernetwerken. Sociale opleidingsfondsen, Voka – Kamers van Koophandel, professionele organisaties,
Unizo en KMOcontact ondersteunen of initiëren (virtuele en fysieke) leernetwerken omdat ze overtuigd
zijn van de meerwaarde van kennisdeling, uitwisseling van informatie en ontdekken van tendensen.
Elektronicabedrijf X wordt door de steeds veranderende vragen van klanten verplicht om steeds sneller
op zoek te gaan naar concrete oplossingen. Alles via de hiërarchische weg laten verlopen is niet meer
haalbaar. Daarom werden er Communities of Practice gevormd die kunnen werken buiten de traditionele
structuren. De communities stimuleren het continue leren, innovatief denken, eigen initiatief, het leren
gebruiken en uitbouwen van een netwerk. Medewerkers krijgen 2 uur per 14 dagen om deel te nemen aan
een CoP. In overleg met de afdelingsverantwoordelijke worden de doelstellingen van een CoP vastgelegd,
worden afspraken gemaakt over timing en het rapporteren van de resultaten.
Ontwikkelingsbureau X stelt vast dat kennismanagement zich in de praktijk beperkt tot informatiema-
nagement (opslaan van expliciete informatie op een algemene, gestandaardiseerde wijze). Impliciete
kennis bij de medewerkers komt in zo’n systeem zeer weinig aan bod. Via een leernetwerk kan deze kennis
en knowhow wel gedeeld worden.
Productiebedrijf X heeft de ploegbazen lid gemaakt van een regionaal leernetwerk. Het lerend netwerk
focust op thema’s als leidinggeven, opleiden van medewerkers en de organisatie van het werk. Het bedrijf
wil zo direct leidinggevenden sterker maken in hun leidinggevende rol, hun kennis verbreden en nieuwe
ideeën in het bedrijf halen. De deelnemers ervaren dat informatie en praktijkervaring doorgeven aan col-
lega’s hen helpt om zaken meer gestructureerd op een rij te krijgen. Het motiveert hen om op hun eigen
werk te refl ecteren en bevordert de kritische kijk op de eigen aanpak.
30 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
2.3.1. Kennis delen in leernetwerken
In een leernetwerk worden informatie, kennis en ervaring tussen deelnemers uitgewisseld om van elkaar
te leren.
Een leernetwerk in een organisatie overstijgt afdelingen, teams en departementen. Een leernetwerk tus-
sen organisaties omvat meestal deelnemers die of dezelfde functie hebben of een gelijklopende interesse.
Een intern en extern leernetwerk kan als ‘werkplek’ worden beschouwd, waarbij de deelnemers zich
richten op dringende vragen uit de praktijk of op meer toekomstgerichte vragen. In deze leernetwerken
wordt het leren gekoppeld aan het werken.
Productiebedrijf X wil via de leernetwerken de leertijd van nieuwe medewerkers verkorten. Tijdens de
bijeenkomsten leren nieuwkomers zowel de technische als culturele aspecten kennen van hun nieuwe
rol en verantwoordelijkheden. Door het contact met ervaren medewerkers begrijpen ze beter de bredere
context waarin ze hun dagelijkse taken uitvoeren. Het leernetwerk verplicht ervaren medewerkers om
na te denken over hoe het werk wordt gedaan, welke technologiekeuzes ze maken, hoe ze overleggen,
enzovoort. Zo ontstaat er toch een vorm van kennis delen in het leernetwerk waarin beide groepen,
nieuwkomers en ervaren medewerkers, van elkaar leren.
Voedingsbedrijf X is overtuigd van het nut van leernetwerken en neemt dan ook actief deel aan meer-
dere netwerken. Er zijn enerzijds de eerder algemene netwerken met collega’s uit diverse bedrijven en
sectoren (bijv. Voka werkgroepen). Anderzijds zijn medewerkers actief in zeer gespecialiseerde netwerken
die gericht zijn op specifi eke thema’s. Volgens het bedrijf is een leernetwerk een opportuniteit voor
medewerkers om collega’s of specialisten te ontmoeten, om informatie te verzamelen, om te leren van
goede en minder goede praktijkvoorbeelden. Zo heb je niet het gevoel dat je steeds opnieuw het wiel
moet uitvinden. Actief deelnemen in een netwerk helpt om zaken gestructureerd op een rij te zetten, om
beslissingen te motiveren, het bevordert de refl ectie en kritische kijk op de eigen aanpak.
Dienstenbedrijf X vindt dat het leernetwerk waar direct leidinggevenden deel van uitmaken, hen sterkt in
de uitvoering van hun functie. Leden van het netwerk ondersteunen en motiveren elkaar. De vaststelling
dat anderen vergelijkbare hindernissen of problemen ervaren heeft een aanmoedigend effect. Het net-
werk fungeert als een klankbord of kan adviserend werken waardoor je problemen anders gaat bekijken
of aanpakken. Deelnemen aan een leernetwerk is niet vrijblijvend. Medewerkers rapporteren intern, delen
hun ervaring in het leernetwerk via intranet.
31Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
2.3.2. Innoveren met Communities of Practice
De interactie in een Community of Practice (CoP) zorgt ervoor dat bestaande kennis wordt geëxpliciteerd
en gedeeld met anderen. Vanuit een gemeenschappelijke interesse in een bepaald onderwerp of probleem
wisselen leden van een CoP ideeën uit, zoeken ze naar oplossingen en realiseren ze vernieuwingen of
verbeteringen.
Een CoP werkt rond een bepaald gemeenschappelijk onderwerp waarover de leden willen bijleren. Leden
van een CoP engageren zich om actief deel te nemen aan de werkzaamheden en discussies van de CoP, ze
delen informatie en kennis met elkaar, ze helpen elkaar en leren van elkaar. Delen van informatie en ken-
nis, discussiëren kan ook ondersteund worden via elektronica, maar een website is nog geen Community.
De leden van CoP’s zijn medewerkers uit de praktijk (uit eenzelfde praktijk of juist zeer verschillende
praktijk). Samen ontwikkelen ze gedeelde ervaringen, praktijkverhalen, tools, manieren om bepaalde
problemen aan te pakken, een gemeenschappelijke taal, enzovoort.
Technologiebedrijf X verwacht van haar medewerkers dat ze deelnemen aan de activiteiten van 1 of 2
CoP’s. Bij de start van het programma lag de nadruk op een verplichte deelname, om zo de ‘culturele’
verandering in de organisatie een duwtje te geven. In projectplannen wordt rekening gehouden met de
tijd (1/2 dag per week) om te werken voor een CoP. Elke CoP heeft een trekker (aangesteld op basis van
potentieel en persoonlijke interesse), de andere leden zijn medewerkers van eenzelfde niveau maar actief
in verschillende afdelingen. Iedereen in de organisatie heeft een objectief voor persoonlijke ontwikkeling,
wat de jaarlijkse bonus beïnvloedt. CoP activiteiten kunnen een middel zijn om dit te bereiken. Volgens het
management spelen de erkenning en waardering door medewerkers van eenzelfde niveau een belangrijke
rol in het motiveren van de leden. Een CoP wordt door de leden ervaren als een veilige omgeving waarin
men ideeën kan voorstellen zonder het gevoel belachelijk over te komen of verkeerd begrepen te worden.
Ook moeilijkheden of frustraties zijn makkelijker bespreekbaar en geven aanleiding om te zoeken naar
een passende oplossing.
Logistiek bedrijf X organiseert virtuele communities rond een bepaald onderwerp. Via het intranet
kunnen deelnemers ervaringen uitwisselen, vragen stellen en discussies opstarten. Het succes van deze
virtuele communities is zeer wisselend. Soms is de taal in een internationale community een te hoge
drempel. Vragen stellen in een anonieme groep is niet voor iedereen even gemakkelijk (misschien is het
wel een domme vraag). Daarom heeft het bedrijf beslist om CoP’s te bouwen met mensen die elkaar via
workshops of opleiding hebben leren kennen en die een gemeenschappelijk project hebben. Men wil dat
mensen via de CoP’s sneller nieuwe dingen opnemen, samen nieuwe oplossingen of innovaties bedenken
en bestaande kennis en ervaring met elkaar delen.
32 Werken en lerenWerkplekleren in de praktijk
Leren registrerenOpleiden en leren op de werkplek betekenen een aanzienlijke investering in tijd en middelen. Om
het opleidingsbeleid beter te kunnen opvolgen en sturen houden bedrijven gegevens bij van hun
opleidingsinspanningen. Zo kan deze investering effectiever en effi ciënter ingezet worden in het
ontwikkelen van de competenties van de medewerkers.
Met het KB van 10/02/08 werd de rapportering over opleidingsinspanningen in de sociale balans
aangepast.
Welke opleidingen registeren?
❚ Formele opleidingen: georganiseerd op een plaats afgescheiden van de werkplek, door
externen of door het bedrijf zelf.
❚ Informele of minder formele opleidingen: hebben rechtstreeks betrekking op het werk zoals on-
the-job training, coaching, verwerven van knowhow, opleiding door jobrotatie, studiebezoeken,
zelfstudie, afstandleren via boeken, cd-roms, bijwonen van conferenties, beurzen enzovoort.
❚ Initiële beroepsopleiding: opleidingen van minimum 6 maanden, die gedeeltelijk op de
werkvloer plaatsvinden en bedoeld zijn om een erkend certifi caat of diploma te halen (bijv.
leertijd van Syntra).
Vallen er niet onder:
❚ Brainstorming
❚ Informatiesessies over het bedrijfsbeleid
❚ Eenvoudig onthaal van nieuwe werknemers (zonder aansluitende vorming)
Welke gegevens registreren?
❚ Het aantal werknemers/leerjongeren die een opleiding kregen (opgedeeld naar geslacht)
❚ Bij formele en informele opleidingen: enkel eigen personeelsleden (geen uitzendkrachten)
❚ Bij initiële opleidingen: alle personen die de opleiding volgden
❚ Het aantal werkuren besteed aan de opleidingen
❚ Brutokost opleiding + betaalde bijdragen/stortingen aan collectieve fondsen – subsidies of
fi nanciële voordelen = nettokosten opleiding
Voor meer informatie over dit KB: www.bnb.be/DOC/BA/Social Balance
Een registratieformulier
Stichting Innovatie & Arbeid ontwikkelde een registratieformulier om opleidingen en leren op de
werkplek te registreren. Het model kan gemakkelijk aangepast worden aan de bedrijfsspecifi eke
situatie. Een elektronische versie is beschikbaar op www.serv.be/stichting
In dit hoofdstuk bekijken we de rol van leidinggevenden in het versterken van leren op de werkplek.
Leren op de werkplek staat niet los van formele kansen om te leren, integendeel beide manieren van leren
versterken elkaar. Tenslotte bekijken we hoe KMO’s leren op de werkplek kunnen versterken.
leren op de werkplek versterken3
34 Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
Snelle veranderingen in de omgeving en in organisaties stellen hoge eisen aan alle medewerkers. Deze
veranderingen vereisen dat medewerkers nieuwe kennis, vaardigheden en technieken ontwikkelen en
inzetten. De mate waarin organisaties hun medewerkers hiertoe kunnen motiveren is mede afhankelijk
van de direct leidinggevende. In punt 3.1. staan we stil bij de rol van leidinggevenden in het versterken van
het leren op de werkplek.
Formeel leren vormt een belangrijke basis voor de ontwikkeling van competenties, maar volstaat niet
langer. Leren op de werkplek aan het toeval overlaten is evenmin een waarborg voor succes. Verschillende
vormen van leren versterken elkaar. Daarom gaan bedrijven op zoek naar een evenwicht tussen formele
opleiding (cursussen) en leren op de werkplek.
Vele voorbeelden in de voorgaande hoofdstukken komen uit kleine tot middelgrote bedrijven. Leren op de
werkplek lijkt op het eerste zicht een typische werkvorm voor KMO’s. In het derde punt bekijken we hoe
KMO’s dit leren op de werkplek kunnen versterken.
3.1. Leidinggevenden versterken het leren op de werkplekLeidinggevende of lijnmanagers spelen een steeds belangrijkere rol in de ontwikkeling van hun mede-
werkers. Daarom moeten ze de aanwezige en te ontwikkelen competenties van hun medewerkers kennen.
Want daarop moet het leren op de werkplek worden afgestemd.
Nochtans wijst onderzoek uit dat direct leidinggevenden nog te veel bezig zijn met operationele taken.
In het SD-WORX onderzoek (2008) Personeelspraktijk (300 HR managers en bedrijfsleiders) en NV België
(3500 werknemers) is er nog een groot verschil tussen wat het bedrijf van leidinggevenden verwacht en
wat die leidinggevenden zelf belangrijk vinden in hun job. Bedrijven vinden ‘het behalen van fi nanciële
resultaten’ en ‘people management’ de belangrijkste taken van hun leidinggevenden. Die hebben hun
handen echter vol met operationele taken. Over het talent management in hun bedrijf zijn werknemers
ook niet uitgesproken positief. Slechts één op drie werknemers is van mening dat er in zijn/haar organi-
satie een cultuur heerst die de ontwikkeling van talent bevordert. De helft van de werknemers heeft het
gevoeld dat zijn/haar talenten door de baas juist worden ingezet. Naarmate men ouder wordt daalt dit
gevoel (65% bij -25 jarigen tot 48% bij 50-plussers). Iets meer dan de helft van de werknemers vindt dat
hun baas een goed beeld heeft van hun competenties of talenten.
Een goed begrip van leerprocessen en hun resultaten is daarbij onontbeerlijk. Dat helpt om leerprocessen
tot ontplooiing te laten komen, om verworven competenties in de organisatie productief te benutten en
om een verhoogd zelfstandig leervermogen bij de medewerkers aan te moedigen. De coachvaardigheden
van leidinggevenden kunnen het werkplekleren versterken en draagvlak creëren voor de veranderingen
in de organisatie. Concreet wil dit zeggen: begrijpen hoe teams leren, iets weten over leerstijlen, over de
psychologie van leren, over evaluatie van leereffecten, over samenwerkend leren en kennismanagement.
35Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
Leren opleidenEen opleidingsfonds ontwikkelde met steun van ESF een e-learningpakket rond opleidingsbe-
leid. Dit pakket is bedoeld voor leidinggevenden en bedrijfsleiders die de opleidingen (on- en
off-the-job) planmatiger willen aanpakken, die weinig tijd hebben om zelf hierover een opleiding
te volgen en die een traject ‘op maat’ willen doorlopen. In het pakket kan men keuzes maken
naargelang de eigen kennisbehoefte. Men kan het volledige traject volgen of voor korte oplei-
dingsmomenten kiezen. Leidinggevenden kunnen het pakket gebruiken om kennis op te frissen of
een oefening te maken.
Een leidinggevende aan het woordWe moeten met minder mensen meer doen. Dit betekent niet harder werken of meer van het-
zelfde, maar wel op een andere manier werken. Concreet wil dit zeggen dat mensen meer moeten
samenwerken, meer initiatief moeten nemen, meer moeten kunnen, meer moeten leren terwijl
ze werken. Als het een technische taak is dan organiseren we meestal een opleiding off-the-job.
Gaat het over het opnemen van verantwoordelijkheid, samenwerken, kwaliteit bewaken, je eigen
competenties opbouwen dan leren mensen dit terwijl ze werken.
Ik neem de rol van trainer op in mijn afdeling. Het bedrijf wil dat elke leidinggevende bezig is met
de ontwikkeling van competenties. Hiervoor krijgen we extra opleiding en wordt ons een ervaren
mentor toegewezen.
Om het leren op de werkplek te versterken heeft een leidinggevende niet alleen de juiste competenties
nodig, maar ook ruimte en tijd. Ontwikkelen van talenten, coachen van medewerkers, stimuleren van het
leren, enzovoort moet deel uitmaken van de opdracht van de leidinggevende.
Medewerking verwachten, maar niet bereid zijn vertrouwen en verantwoordelijkheid te geven is een
contradictie. Leidinggevenden moeten accepteren dat niet elke medewerker op elk moment wil of kan
deelnemen aan leren. In een moderne sociale dialoog is dit bespreekbaar en kan dit aanleiding geven om
verschillende afspraken te maken over leren binnen de organisatie.
36 Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
3.2. Formele kansen om te lerenHoewel mensen al doende, al werkend leren – zeker als zijzelf en hun leidinggevenden dit soort leren
erkennen – toch hebben zij ook de nodige achtergrondkennis nodig. De uitdaging van een theorie of
nieuwe concepten, de verfrissende inbreng van externen, de verwondering over onderzoeksresultaten,
kan aan bod komen in een formele externe/interne cursus. Maar ook dit formele leren moet goed gepland
worden. Zo maar met iets komen aandragen is te vrijblijvend. Cursussen waar medewerkers naartoe wor-
den gestuurd worden vaak gedevalueerd door een slechte planning of omdat men niet precies de waarde
ervan kan in schatten of omdat er te weinig aandacht gaat naar het integreren van de opgedane kennis
op de werkplek.
In een cultuur waar de vooruitgang en kwaliteit van het werk bespreekbaar zijn wordt niet gevraagd ‘wat
heb je geleerd’, maar wel ‘wat heb je gedaan toen dat probleem zich voordeed?’, ‘wat is goed gegaan?’,
‘welke handige dingen heb je gevonden?’. Antwoorden op deze vragen kunnen aanleiding geven tot oplei-
dingsvragen die misschien eerder naar netwerking met anderen aansturen dan naar een cursus. Toch kun-
nen leidinggevenden impulsen geven aan het leren door medewerkers meer achtergrondkennis te laten
opbouwen over waar ze de hele dag mee bezig zijn. In formele opleidingen of cursussen leren deelnemers
wellicht meer van elkaar dan van de docent, maar ze krijgen dan toch een stukje theoretische kennis mee
waar ze in de dagelijkse praktijk niet aan toe komen.
Leren op de werkplek sluit andere (meer formele zoals cursussen of opleidingen off-the-job) leervormen
niet uit. Integendeel, bedrijven die beiden een plaats geven in hun opleidingsplan zullen vaststellen dat ze
elkaar versterken.
Wat moet je leren In een bedrijf lopen de meningen over wat moet geleerd worden uiteen. Werknemers vinden dat
competenties zoals communicatie, samenwerken met anderen en problemen oplossen vooral
verworven worden op de werkplek. Om succesvol te functioneren zijn niet alleen vaktechnische
competenties nodig, maar moet je ook kunnen bijsturen en aanpassen naargelang de situatie. De
leidinggevenden zijn ervan overtuigd dat formele opleidingen de nodige competenties bijbren-
gen om succesvol te functioneren in een job. Tijdens het jaarlijkse evaluatiegesprek wordt dan
ook vooral gekeken naar de beheersing van de vaktechnische competenties nodig voor de job. Bij
het in kaart brengen van de opleidingsbehoeften stelt men vast dat de verschillende visie tussen
leidinggevenden en werknemers leidt tot het negeren van het informele leren op de werkplek
enerzijds en ‘verborgen leren’ anderzijds. Werknemers voeren taken op een andere, innovatieve
manier uit, maar houden dit verborgen voor hun leidinggevende.
37Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
Sociale dialoog en opleidenHet palet van hoe de sociale dialoog over opleiden en leren op de werkplek verloopt, is zeer
divers. Een blik op de 101 goede voorbeelden en onderzoek bevestigt deze stelling. In sommige
organisaties communiceert de werkgever direct met zijn medewerkers en leidinggevenden. Op
die manier creëert hij een draagvlak voor opleiden en leren.
In andere organisaties legt de werkgever alle opleidingsinitiatieven voor aan de ondernemings-
raad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de syndicale delegatie. Uit Paso
onderzoek (2003) blijkt dat in 50% van de bedrijven de werknemersafgevaardigden opleiding een
belangrijk thema vinden. Elementen die aan bod komen in het sociaal overleg:
❚ loopbaanbegeleiding (bijv. intern bekend maken van vacatures);
❚ opleiding van peters (communicatievaardigheden en leiding geven);
❚ criteria voor peterschap (dubbel lopen tijdens bepaalde periode, voldoende peters om
afwezigheid op te vangen, maximum 1 peter per werknemer, integratie van peterschap in
opleidingsplan, …);
❚ beschikbare informatie op de werkplek (handboek, duidelijke werkinstructies, …);
❚ opvolgen van opleidingen en leren op de werkplek via een eenvoudig en duidelijk model;
❚ in het kader van levenlang en levensbreed leren opvolging van Betaald Educatief Verlof die
werknemers gebruiken om vorming en opleiding buiten de werkuren te volgen.
Er zijn ook organisaties waar de werknemersvertegenwoordigers een actieve rol spelen in het op-
leidingsbeleid. Zij signaleren opleidingsbehoeften, werken mee aan de uitbouw van een opleidings-
plan, nemen deel aan bijvoorbeeld een werkgroep die het peterschapsproject opvolgt, enzovoort.
OpleidingsplanOpleidingen en leren op de werkplek effi ciënt inzetten vergt enige planning. Een opleidingsplan
op basis van noden is voor bedrijven een werkinstrument. Zo kan men rekening houden met
agenda’s (van werknemers en trainers), maar ook met productiepieken en het eventueel vervan-
gen van werknemers in opleiding. In heel wat sectoren zijn afspraken gemaakt over de opstelling
en bespreking van een opleidingsplan in de ondernemingsraad of comité voor preventie en
bescherming op het werk. In bijvoorbeeld deelsectoren van de metaal is afgesproken dat een op-
leidingsplan verplicht is vanaf 15 werknemers. Daartegenover staat dat het bedrijf 50 dagen extra
subsidie krijgt uit het opleidingsfonds per gevolgd opleidingsuur. In andere sectoren maakt men
afspraken over een minimum aantal vormingsdagen per jaar per werknemer, in andere sectoren
zijn opleidingen die passen in een opleidingplan volledig gratis.
Een opleidingsplan ondersteunt de sociale dialoog over opleiding en leren op de werkplek in
organisaties. Het stoffeert de dialoog over opleidingsbehoeften, opleidingsdoelen en de betrok-
kenheid van groepen werknemers. Het is een instrument om opleidingen en leren op de werkplek
te evalueren en bij te sturen.
38 Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
3.3. Werkplekleren in KMO’sIn KMO’s is kennisontwikkeling en leren noodzakelijk om het ondernemerschap en het concurrentiever-
mogen te bevorderen. De kwaliteit van producten en diensten hangt grotendeels af van de kennis en
vaardigheden van de medewerkers. In KMO’s veroudert hun bekwaamheid snel en medewerkers willen zich
bijscholen. Uit eigen onderzoek blijkt dat de formele bijscholingsinspanningen in KMO’s eerder beperkt
lijken. We stellen vast dat, hoe meer mensen in een bedrijf werken, hoe groter de opleidingsbehoefte is.
De aard van de bedrijfsactiviteiten heeft eveneens een invloed op opleiding en competentieontwikkeling.
Bedrijven die een uitgewerkt personeelsbeleid hebben, organiseren vaker opleiding voor hun medewer-
kers. HRM- instrumenten helpen ondernemers bij het plannen en organiseren van opleiding.
Omwille van de schaalgrootte in KMO’s verloopt leren vooral spontaan en organisch: er is minder forma-
lisering van leren, minder inventarisering, er zijn minder procedures, de visie over leren en ontwikkelen
wordt minder vaak op papier gezet.
In gesprekken met medewerkers in een KMO zal een observator vaststellen dat medewerkers enorm veel
en rijke leerervaringen hebben. Ze leren van veranderingen in de organisatie, hun eigen evolutie, van col-
lega’s en klanten, van nieuwe technieken of veranderingen in de aanpak van het werk.
Medewerkers in kleinere organisaties hechten veel belang aan het feit dat ze hun werk op hun eigen ma-
nier kunnen doen. Hierdoor ontwikkelen ze ook een hoge mate van zelfsturing in hun leren en beschou-
wen ze leren als een verantwoordelijkheid van de medewerker zelf.
In KMO’s laten medewerkers (of de baas) zien hoe dingen gedaan worden, krijgen medewerkers de
mogelijkheid om te leren door trial en error, lopen ze mee met een ervaren medewerker of leren ze via
peer-to-peer communicatie of intervisie. Vaak beschouwt men dergelijke activiteiten niet als leren, maar
als een manier van werken.
Competenties van medewerkers ontwikkelen is investeren in mensen. Investeren in mensen betekent ook
dat men zich afvraagt of de investering loont. Uit gesprekken met leidinggevenden en bedrijfsleiders komt
naar voor dat de sfeer in het bedrijf belangrijk is voor de ontwikkeling van mensen. Zonder goede sfeer
kan er niet goed gewerkt worden en kunnen mensen zich niet ontwikkelen. Een manier om die sfeer te
verkrijgen is duidelijke en open communicatie onderhouden tussen leidinggevende en werknemer, maar
ook tussen de werknemers onderling.
Leidinggevenden geven aan dat investeren in mensen een deel van het takenpakket is. Het kost vooral tijd
om mensen aan te sturen en te begeleiden. Investeren in mensen verhoogt de motivatie en betrokkenheid
van medewerkers.
39Werken en lerenLeren op de werkplek versterken
Peterschap loontIn een middelgrote KMO (75 werknemers) wordt een goed uitgewerkt systeem van peters en
meters opgezet. Peters krijgen een externe opleiding bij de brancheorganisatie en worden ge-
coacht door de bedrijfsleiding. Nieuwkomers begeleiden maakt deel uit van het takenpakket van
de peter. Na een jaar stelt het bedrijf vast dat er minder uitval van productie is, het verloop is
gedaald van 28% naar 15%, het verzuim is gedaald, er zijn 40% meer spontane sollicitaties, meer
aanvragen voor een stageplaats, minder (- 1/4de) klachten van klanten. Maar ook de werksfeer
is verbeterd. Het imago van het bedrijf is positiever bij klanten en kandidaat werknemers. De
gunstige effecten van het peterschapsysteem hebben ook een invloed op de bedrijfsstrategie. De
bedrijfsleider verkent nieuwe markten met het oog op een uitbreiding van het bedrijf. De opzet,
voorbereiding en opvolging van het peterschapsysteem wordt in het sociaal overleg regelmatig
besproken.
Levert de investering ook iets concreets op? Een onderzoek in Nederland bij KMO’s in de handel geeft aan
dat 82% van de bedrijfsleiders aangeeft dat het ziekteverzuim daalt en het verloop minder wordt.
Bedrijven zien kosten dalen en de omzet stijgen. Dit alles komt voort uit de extra kennis, motivatie, be-
trokkenheid en inzet van medewerkers. “De afgelopen jaren is de bezetting met 20% omhoog gegaan, ter-
wijl de omzet verdubbeld is! Dat is voor het grootste deel toe te schrijven aan het investeren in mensen.”
“Als je de betrokkenheid, kennis en motivatie van de medewerkers vergroot door te investeren in je men-
sen, krijg je capabeler personeel. Dat uit zich op de werkvloer. Hierdoor krijg je tevreden klanten, die meer
uitgeven waardoor je een hogere omzet draait.”
KMO’s beschikken niet altijd over de nodige expertise om de ontwikkeling van medewerkers beleidsmatig
aan te pakken, of hebben te weinig middelen om hierover zelf opleiding te volgen. Sectorfondsen, Unizo,
Voka Kamers van Koophandel, brancheorganisaties bieden hiervoor ondersteuning aan via netwerken om
informatie uit te wisselen en van elkaar te leren (Plato-netwerken, sectorale of regionale leernetwerken,
rondetafels, KMO-contactavonden, enzovoort). Tools zoals de HRM-coach van UNIZO, EvoLeren van de
Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen ondersteunen bedrijven en organisaties in het ontwikkelen van
competenties.
40 Werken en lerenHoofdstuk
41Werken en lerenSleutelbegrippen
sleutelbegrippen Begeleiden van het leren op de werkplek is een manier om het leren van elkaar te structureren, om
meer structuur in het leerproces van de lerende te brengen. Nieuwe en meer ervaren medewerkers wis-
selen dagelijks kennis, ervaringen en competenties uit, wat hen in staat stelt hun job goed uit te voeren.
Afhankelijk van de eigenschappen van de lerende, het begeleidingsproces (doel en tijdsduur) en de
begeleider onderscheiden we peterschap, mentorschap en coaching als begeleidingsvormen.
Coachen beslaat meestal een korte tijdsspanne en dient om uit te zoeken wat er nodig is om beter te
functioneren in de huidige job. Na de coachingperiode wordt er een concreet, observeerbaar resultaat
verwacht. De coach brengt in een individuele leersituatie een leerproces op gang door bij de gecoachte
het refl ectief vermogen te versterken. Basisprincipes zijn het vergroten van het bewustzijn en het opbou-
wen van verantwoordelijkheid. Bewustzijn wil hier zeggen dat de lerende zichzelf ontdekt: hij wordt zich
bewust van wat hij doet, refl ecteert daarop en kan zo zijn manier van handelen voortdurend verbeteren.
De gecoachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn denken en handelen. De coach verruimt het bewust-
zijn door de juiste vragen te stellen en stimuleert het denken.
Bij communities of practice (CoP) ligt de nadruk op het ‘gezamenlijk leren van de mensen’ eerder dan op de
entiteit waaraan zij rapporteren, het project waaraan zij werken of de mensen die zij kennen. CoP’s kunnen
bestaan binnen een organisatie of over organisatiegrenzen. Lidmaatschap is gebaseerd op deelname eerder
dan op offi ciële status.
De leden bepalen samen waarover het gaat. Hoe de CoP werkt, vormt een wederzijds engagement, dat de le-
den samenhoudt. Wat de CoP produceert, zijn gewoontes, woordenschat, producten… die de leden mettertijd
hebben ontwikkeld.
Formeel leren: Van formeel leren is sprake wanneer derden (zoals een VTO-coördinator, opleidingskun-
dige, afdelingsverantwoordelijke) het leren organiseren in functie van kennisontwikkeling of competentie-
bevordering. Op de werkplek zijn opleidingen en een aantal vormen van begeleiden vormen van formeel
leren. De klemtoon ligt vooral op kennisontwikkeling bij projectgroepen, workshops, werkplaatsen voor
methodiekontwikkeling, praktijkgericht construerend onderzoek en actieonderzoek. Voorbeelden van een
klemtoon op competentiebevordering zijn cursussen, afstandsleren, leeropdracht en stages.
42 Werken en lerenSleutelbegrippen
Incidenteel leren: Bij incidenteel leren komt het leren als een onbedoeld bijverschijnsel van andere
activiteiten voor. Zo kan iemand toevallig zien hoe een ander een bepaalde handeling verricht en hieruit
conclusies trekken voor zijn eigen handelen.
Individueel leren werkt de competenties van individuen bij om een functie in een organisatie doelmatig
en verantwoord te vervullen.
Informeel leren vindt plaats wanneer iemand leert in een situatie die men niet expliciet creëerde om te
leren. Dit geldt bijvoorbeeld voor het leren door uitwisseling van informatie in een teamvergadering, door
iets uit te proberen tijdens een taak, uit een gesprek tijdens een koffi epauze of door een collega te vragen
om een probleem te helpen oplossen.
Intentioneel leren komt voor wanneer iemand expliciet iets wil leren, bijvoorbeeld wanneer hij of zij een
collega om uitleg vraagt, een boek leest om zich met een onderwerp vertrouwd te maken of naar een
studiedag gaat om over een thema de recentste inzichten op te steken.
Intervisie is een methode om samen specifi eke werkproblemen op te lossen. Mensen met vergelijkbare
werkproblemen komen samen en bespreken een probleem. Meestal is er geen aparte begeleider, die
buiten of boven de groep staat. Zo nodig wordt er wel iemand aangeduid die verantwoordelijk is voor het
procedurele verloop van de bijeenkomst.
Kennis is het geheel van informatie dat in contexten betekenis wordt gegeven en dat een organisatie in
staat stelt zich te oriënteren en bepaalde doelen te bereiken. Kennis brengt een organisatie tot welbe-
paalde handelingen en ingrepen.
Kennismanagement is het beleidsmatig en planmatig benutten, opnemen, verspreiden en ontwikkelen
van de kennis die voor een organisatie noodzakelijk is teneinde haar doelstellingen te kunnen realiseren.
Leren is het proces waarbij wat individuen kennen, kunnen en hun attitudes en/of van een collectief
worden aangepast met resultaten van vrij duurzame aard.
Lerende organisaties zijn organisaties die beschikken over een lerend vermogen waardoor ze in staat zijn
om in een veranderende interne of externe context de vereiste kennis te ontwikkelen en de competenties
van hun leden aan te passen. Zodoende kunnen zij continu de vooropgestelde doelstellingen bereiken.
Het leerklimaat zijn de waarden ten aanzien van leren, welke impliciet richting geven aan het leergedrag
van werknemers in een organisatie.
43Werken en lerenSleutelbegrippen
Een mentor is een meer ervaren en deskundige medewerker die individuele leerbegeleiding geeft, vol-
ledig toegesneden op de persoon die hij begeleidt.
Mentorschap op de werkplek is een coöperatief leerproces waarbij de ene persoon de andere helpt zich
te ontwikkelen. Mentoring kan spontaan ontstaan, zonder contract, doelstellingen, afspraken of proces, en
het kan langdurig gebeuren. Het kan echter ook deel uitmaken van een formeel mentorprogramma. Een
mentorproject omvat gestructureerde activiteiten om formele mentorrelaties in een organisatie uit te
bouwen. Het behelst specifi eke rollen, doelen, verwachtingen en afspraken. Mentors en mentees worden
geselecteerd, aan elkaar gekoppeld en opgevolgd. Beiden krijgen training over hun rol. Hierbij is de steun
van het topmanagement cruciaal. Mentee en mentor zijn gelijkwaardig in hun relatie.
Leren op de werkplek is het geheel van leerprocessen die tijdens het werk en op de werkplek plaats-
vinden. Leren (formeel en informeel) behoort bij het dagelijkse werk. Bij het leren op de werkplek doen
medewerkers een beroep op hun denk-, actie- en leervermogen. Vormen van werkplekleren zijn bijvoor-
beeld: de opleidingen op de werkplek, de begeleidingsvormen en het teamleren van medewerkers in een
organisatie. Iemand leert bijvoorbeeld op de werkplek wanneer hij of zij een andere manier van werken
uitprobeert, tijdens de taak praktische informatie opvangt, naar zijn mentor luistert, nieuwe taken leert of
een helpdesk raadpleegt.
Off-the-job learning slaat op leerprocessen die niet dicht bij de werkplek plaatsvinden, zoals teamover-
leg, cursussen, zelfstudiepakketten en studiedagen.
Opleiden op de werkplek vindt plaats in de toekomstige of huidige werksituatie van de lerende, richt zich
op opbouw, onderhoud of verbetering van de competenties van nieuwe of al aanwezige medewerkers, slaat
op de job (taken) waarvoor deze medewerker verantwoordelijk is of moet worden, en verloopt volgens een
gestructureerd plan, waarvan men de leerresultaten toetst aan vooraf bepaalde en meetbaar beschreven
leerdoelen. De lerende krijgt de opleiding van een niet-professionele opleider, de directe chef of een ervaren
collega. De opleidingsactiviteiten zijn in de tijd gepland. Men gebruikt speciaal ontwikkeld materiaal.
Peterschap is een vorm van individuele begeleiding. Een ervaren of deskundige medewerker waarin men
vertrouwen heeft, helpt een nieuwe medewerker om zich te integreren, om zaken sneller of vroeger te
leren /of om dingen te leren die hij/zij anders niet zou hebben geleerd.
Teamleren is een dialoog waarbij teamleden leren ‘samen denken’ zonder vooroordelen. Teamleren is
essentieel, omdat teams en niet individuen in een moderne organisatie de leerkernen vormen. In teams
vinden veranderingen hun oorsprong; pas als zij leren, leert de organisatie. Teamleren gaat over col-
lectieve leerprocessen. Een groep weet meer dan een individu. Zij bezit een groter reservoir van beelden
en ideeën dan een individu.
44 Werken en lerenMeer over leren op de werkplek
meer over leren op de werkplekBoeken❚ Onstenk J. (1997) Lerend leren werken. Brede vakbekwaamheid en de integratie van leren, werken
en innoveren, Eburon Academic Publishers.
❚ Koopmans H. (2006) Professionals organiseren informeel leren. Onderzoek naar het organiseren van
informeel leren en de manier waarop managers en opleidingsdeskundigen dit kunnen optimaliseren,
Eburon Academic Publischers.
❚ De Vries A. (2004) Ervaringsleren cultiveren. Onderzoek in eigen werk met praktijkvoorbeelden uit
de zorg, onderwijs, landbouw en management, Eburon Academic Publischers.
❚ Streumer J & M. (2007) Leren op de werkplek. Elsevier Uitgeverij.
❚ Baert H., Gielen H., Lauwers B., Van Bree L. (2007) Leren van en met elkaar op de werkplek. Kluwer
❚ Gielen H. (2005) Peterschap in ondernemingen. Een praktische handleiding voor het begeleiden van
het leren op de werkplek, Acco Uitgeverij
❚ ABVV (2004) Het ABC van het personeelsbeleid, een wegwijzer voor beginners. www.abvv.be
❚ ARVO & HIVA in opdracht van ACV (2002) Een klare kijk op competentiemanagement. www.leerplek.be
❚ Calmeyn H., Dewitte K., Weverbergh J. (reds.) (2008) Licht op leven, Lannoo Campus.
Websites❚ www.vov.be/werkplekleren
Website met resultaten, tools, checklists uit ESF projecten ‘Effectiever leren op de werkplek’ en
‘Indicatoren voor kwaliteitsvol werkplekleren’.
❚ www.plato.be
Website van de Plato-netwerken die ondersteund worden door VOKA – Kamers van Koophandel.
❚ www.unizo.be/hrmcoach
Alles over HRM en competentieontwikkeling voor de KMO, toetsingslijsten, elektronische tools
en leernetwerken.
❚ www.competento.be
Kenniscentrum voor het vormen van ondernemerscompetenties. Initiatief van Syntra Vlaanderen.
❚ www.evoleren.be
Voor al uw opleidingsvragen. Initiatief van Voka Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen.
❚ www.project.kahosl.be/cem
Competentieontwikkeling Eerstelijn Managers. Tools en praktische checklists om de sociale en
communicatieve vaardigheden van eerstelijn verantwoordelijken te ondersteunen.
Stichting Innovatie & Arbeid verricht praktijk- en beleidsgericht
onderzoek voor de Vlaamse werkgeversorganisaties en vakbonden
over technologische innovatie, organisatieverandering en nieuwe
arbeidsvormen. De dienstverlening staat borg voor de verspreiding
van bruikbare resultaten in fabrieken, kantoren en instellingen.
Binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) vormt
de Stichting Innovatie & Arbeid een kenniscentrum dat de Vlaamse
sociale partners begeleidt bij innovaties in het bedrijfsleven. De
SERV is het overleg- en adviescollege van de Vlaamse sociale part-
ners. In de SERV zetelen tien vertegenwoordigers van de Vlaamse
werkgevers- en tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werknem-
ersorganisaties. De SERV organiseert het Vlaamse sociale overleg
en adviseert de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement over
alle belangrijke sociale en economische aangelegenheden.
De resultaten van de projecten van de Stichting Innovatie & Arbeid
vindt men terug in vlot leesbare en beknopte brochures en in meer
gestoffeerde informatiedossiers. De Stichting Innovatie & Arbeid be-
schikt ook over een gespecialiseerd documentatiecentrum. Jaarlijks
ondersteunt de Stichting Innovatie & Arbeid meer dan 100 vorm-
ingsactiviteiten. De medewerkers en -medewerksters werken rond
diverse thema’s mee als lesgever of expert aan vormingssessies van
vakbonden, managementtrainingen, studiedagen en seminaries.
Actuele informatie over projecten en vormingsaanbod zijn te vinden
op onze website: http://www.serv.be/stichting
In een razendsnel veranderende omgeving
is investeren in leren en ontwikkelen van
talenten erg belangrijk. Leren verstevigt
de kansen op de arbeidsmarkt, laat toe dat
mensen persoonlijk ontwikkelen en tegelijk
de uitdagingen in hun job beter aankunnen.
Leren op de werkplek is één van de
manieren om talenten van werknemers te
ontwikkelen. In deze brochure leest u hoe
bedrijven leren op de werkplek vorm geven,
het een plaats geven in hun opleidingsbeleid
en sociaal overleg. In deze brochure ligt de
nadruk op de voorbeelden uit de praktijk
aangedragen vanuit eigen onderzoek,
projecten en de 101 goede voorbeelden die
verzameld werden door de SERV.
Top Related