Download - Weetboek - skoll.nl · Dol de houder waarmee de riem vastzit aan de boot Rigger het uitsteeksel aan de boot, waar de dol aan vastzit ... opstaan, zodat jij je beter kan voorbereid

Transcript

Weetboek

Nodig voor de Stippendag!

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ............................................................................................................................................................. 3

2. Begrippen & weetjes ......................................................................................................................................... 4

2.1 Begrippenlijst ............................................................................................................................................... 4

2.2 Skøll weetjes ................................................................................................................................................ 5

3. Materiaal: de boot en riemen ........................................................................................................................... 6

3.1 Boottypes .................................................................................................................................................... 6

3.2 Riemen ......................................................................................................................................................... 8

3.3 Zichtbaarheid ............................................................................................................................................... 8

3.4 Bootonderdelen ........................................................................................................................................... 9

3.5 Omgang met het materiaal ........................................................................................................................ 11

3.6 Stappenplan materiaal opbergen .............................................................................................................. 13

3.7 Materiaalschade ........................................................................................................................................ 13

4. Sturen .............................................................................................................................................................. 14

4.1 Voorbereiding ............................................................................................................................................ 14

4.2 Commando’s ............................................................................................................................................. 14

4.3 Stuurtechniek ............................................................................................................................................ 16

4.4 Vaarregels .................................................................................................................................................. 17

4.5 Aanleggen .................................................................................................................................................. 18

4.6 Wedstrijden ............................................................................................................................................... 18

5. Stippen ............................................................................................................................................................. 19

5.1 Benodigde stippen ..................................................................................................................................... 19

5.2 Richtlijnen van het toekennen van stippen ............................................................................................... 19

5.3 Naleven van de regels ............................................................................................................................... 20

5.4 De B1-stip .................................................................................................................................................. 20

3

1. Inleiding

In dit weetboek maak je kennis met de basis van de roeisport aan de hand van vier hoofdstukken (Begrippen&weetjes, Materiaal, Sturen, Stippen). Je krijgt informatie over roeien, Skøll en regels voor het gebruik van het materiaal. Dit dien je te kennen voor het theorie-examen van je B1-stip. Kijk op het Youtube kanaal “AASR Skoll” voor praktijkvoorbeelden: AFCO aflevering 1 t/m 6 (vergeet niet HD aan te klikken voor beter beeld). Deze kan je ook vinden via Skoll.nl > Roeien > Afroeien, waar je overigens ook de eisen en afroeidata kan vinden. Verschillende type boten kunnen varen zonder een motor of zeil. Een niet volledige opsomming: gondels, kajaks, kano’s, roeiboten en sloepen. In het sloeproeien en bij de scouting wordt geen gebruik gemaakt van boten met rolbankje. Terwijl in het roeien, zoals dat op de olympische spelen en op Skøll wordt gedaan, gebruik wordt gemaakt van de meest moderne boten met rolbankje en riemen van kunststof of andere bijzondere materialen. Je gebruikt hierbij bijna al je spieren, benen, rug, armen en buik. Je kan zowel individueel als in ploegverband roeien en op alle niveaus: competitieroeien, clubroeien of wedstrijdroeien. Informatie per niveau kan je vinden op Skoll.nl > Roeien > Wedstrijd/Club/Competitie De manier waarop de roeibeweging wordt uitgevoerd verschilt per land en soms zelfs tussen roeiverenigingen. Voorbeelden van stijlen zijn de Orthodoxe Engelse stijl met een extreem rechte rug, de Oost-Duitse Rückenschwung waarbij de rug meteen bij de inpik wordt opgezwaaid, en de Nederlandse eenheidsstijl waarin diverse roeistijlen samenkomen. Enkele belangrijke gebeurtenissen: 1847: Oprichting Koninklijke Nederlandse Roei- en Zeilvereniging 1900: roeien is een Olympische sport 1917: oprichting van de Nederlandse Roeibond 1966: oprichting van Skøll

4

2. Begrippen & weetjes

2.1 Begrippenlijst

Blik medaille voor het behalen van een eerste plaats Bakboord links ten opzichte van de vaarrichting, rechts voor de roeier, rode sticker Stuurboord rechts ten opzichte van de vaarrichting, links voor de roeier, groene sticker Boordroeien iedere roei(st)er heeft één riem Dubbelen iedere roei(st)er heeft twee riemen Inpik het moment waarop de roeiers hun blad in het water laten vallen Uitpik het moment waarop de roeiers hun blad uit het water halen Light halen zonder kracht Strong/sterk sterke halen Noodstop abrupt stoppen van de boot door alle bladen onmiddellijk en tegelijk verticaal in het water te zetten Laten lopen stoppen met roeien, bladen worden plat op het water gelegd en de boot

mindert vaart Houden bladen worden tegelijk verticaal in het water gedraaid waardoor de boot tot

stilstand komt Boeg de achterste persoon in de boot, komt het eerste over de finish Slag de voorste persoon in de boot, deze geeft het ritme aan Middenschip in boten met meer dan twee roeiers worden de roeiers tussen de slag en de boeg

het middenschip genoemd Lichte pik mannelijke roeier uit de lichte klasse, onder 72,5 kilogram Zware bal mannelijke roeiers uit de zware klasse Coxbox versterker voor de stuur in een gladde boot 10/13 steeksleutel met een maat 10 en een maat 13 voor het op- en afriggeren van boten,

onmisbaar gereedschap voor iedere roeier Boegbal de witte bal die op de punt van elke boot zit, ter bescherming en zichtbaarheid,

meetpunt bij wedstrijden Dol de houder waarmee de riem vastzit aan de boot Rigger het uitsteeksel aan de boot, waar de dol aan vastzit Slidings de rails waarover het bankje heen en weer kan bewegen 1e stop pauze aan het einde van de haal (direct na de uitpik, wanneer de bladen los zijn van

het water) waarbij de handen en riem tegen de buik zitten, de benen plat zijn en de rug ‘achterover hangt’

2e stop hetzelfde als 1e stop, alleen worden de armen nu gestrekt vanuit de 1e stop zonder in te buigen met de rug

3e stop zelfde als 2e stop, alleen wordt er nu ook ingebogen met de rug, je handen zijn in de buurt van je knieën.

5

2.2 Skøll weetjes

Datum van oprichting: 3 november 1966

Oprichters: Rob Vervoorn, Jacques van den Berg, Felix van der Velde

In 1995 hebben we het gebouw voor het symbolische bedrag van 1 gulden van de UvA gekocht

Eerst Olympische medaille: Pieta van Dishoeck, zilver, Sydney 2000

Skøll won in 2006 de eerste, en (vooralsnog) enige editie van de dames Oude Vier op de Varsity (o.a. met Annemiek de Haan in de boot). Foto van de finish, waarbij vanaf de brug rozen over ze werden gegooid, hangt in de gang

Vanaf 2003 organiseren we samen met de Maas de Koninklijke-Holland Beker

Komend jaar wordt voor de 22e keer de Skøll Cup georganiseerd

Onze eerste acht heette 'Skøll', zodat Nereus er niet in wilde roeien, want we moesten de boot delen

Eerste boot die we kochten is de Woelwater (twee-met), die hangt in de sociëteit!

We hebben op dit moment 879 leden

We hebben nu 86 boten

We hebben meer dan 34 commissies

We hebben een Youtube kanaal “AASR Skoll” waar praktijkvoorbeelden van de AFCO opstaan, zodat jij je beter kan voorbereid op je B1-examen

Op Skøll kan je competitie, club of wedstrijdroeien.

Dit jaar: 58 wedstrijdroeiers

De naam Skøll komt uit de Edda (Noorse mythologie). Skøll en Hati zijn twee wolven, Skøll zit de zon achterna en Hati zit de maan achterna (ze staan op het zwart-witte schilderij dat in de hal hangt). De zon wordt getrokken door Skinfaxi, de maan door Hrimfaxi.

De wedstrijdskiffs worden vernoemd naar ereleden van Skøll, de C4-en naar soorten drank en de achten hebben namen van paarden uit de Edda. De rest van de boten krijgen ook namen uit de Edda.

6

3. Materiaal: de boot en riemen

3.1 Boottypes Boten worden volgens verschillende criteria onderscheiden. Materiaal Vroeger was het alleen mogelijk om boten van hout te maken. Hout is zeer kwetsbaar en vergt veel onderhoud. Tegenwoordig worden boten bijna alleen nog van kunststof gemaakt, zoals glasvezel en carbon. Boottypes Op Skøll wordt er tussen twee verschillende types boten onderscheid gemaakt: C-boten, en gladde boten. C-boten zijn zwaar en traag, maar liggen stabiel in het water. Ze worden daarom vooral als instructie- en competitieboten gebruikt. C-boten hebben een dragende kiel. Gladde boten zijn vooral met het oog op snelheid gebouwd. Ze hebben geen uitwendige kiel. Om goed in deze boten te kunnen roeien is ervaring en training nodig. Wedstrijdroeiers, clubroeiers en ouderejaars competitieroeiers kunnen roeien in glad materiaal.

Aantal roeiers Er zijn boten met 8, 4, 2 of 1 roeier(s). Scullen of boordroeien Scullen (dubbelen) betekent roeien met twee riemen. Boordroeien is roeien met één riem. De meeste boten kunnen of voor scullen of voor boordroeien worden opgeriggerd. Als boten voor scullen zijn opgeriggerd wordt dit aangeduid met een “x”. Gestuurd of ongestuurd Boten zijn er met stuur en zonder stuur. Ook wel gestuurd of ongestuurd genoemd. Ongestuurde boten worden gestuurd door de roeiers zelf, met een bewegend deel op het voetenbord. Ongestuurde boten worden aangeduid met een “-”. Gestuurde boten worden aangeduid met een “+”. Op de Amstel wordt vooral in gestuurde boten gevaren. Vooral kleinere nummers (één- en tweepersoonsboten) zijn vaak ongestuurd.

7

Afkortingen

Voor het gemak bestaat er een verkorte notatie voor de boottypen: 1x gladde boot, één roeier, scullend, ongestuurd: “skiff”

2- gladde boot, twee roeiers, boordroeiend, ongestuurd: “twee-zonder”

2x gladde boot, twee roeiers, scullend, ongestuurd: "dubbeltwee"

C2+ C-boot, twee roeiers, boordroeiend, gestuurd: "C-twee"

C4+ C-boot, vier roeiers, boordroeiend, gestuurd: “C-vier”

4- gladde boot, vier roeiers, boordroeiend, ongestuurd: “vierzonder”

4+ gladde boot, vier roeiers, boordroeiend, gestuurd: “vier-met”

4x- gladde boot, vier roeiers, scullend, ongestuurd: “dubbelvierzonder”

4x+/4* gladde boot, vier roeiers, scullend, gestuurd: “dubbelvier-met of quadruple”

8+ gladde boot, acht roeiers, boordroeiend, gestuurd: “acht”

8

3.2 Riemen Riem: een lange hefboom met aan het ene uiteinde een handvat en aan het andere uiteinde een blad, bestemd om een roeiboot voort te bewegen. Er zijn verschillende soorten riemen: - Boord- en dubbelriemen dubbelriemen zijn korter en hebben een kleiner blad dan boordriemen - Hout en koolstof riemen koolstof is lichter en breekt minder snel dan hout - Macons en bigblades Het is niet verboden over ‘palen’ te praten in plaats van over ‘riemen’, maar peddels gebruik je in een kano en spanen in een sloep of jol.

3.3 Zichtbaarheid

Vanaf een half uur na zonsondergang tot een half uur voor zonsopgang dient een roeiboot een rond wit licht te voeren. Op Skøll geldt een roeiverbod voor alle boten als het donker is, met uitzondering van C-boten. Achterin de loods van de C-boten hangt voor iedere boot één lampje dat je in de boot kunt bevestigen. Kijk op skoll.nl (rechts onder bij weerbericht) voor de tijden van zonsopgang en zonsondergang. Zorg er altijd voor dat je een werkend lampje meeneemt als de zon onder gaat tijdens je training, voor je eigen veiligheid!

9

3.4 Bootonderdelen

1. Opstapplankje: hier zet je je voet op bij

het instappen

2. Rolbankje of bankje

3. Voetenbord

4. Sliding: hier rijdt het bankje overheen

5. Huid: uiterst kwetsbaar, je mag er

nooit op staan. De huid is 2-4mm dik.

6. Diagonaal- of kruislat: bij sommige

roeiboten zit hier een kunststof plaat, het

emplacement

7. Grundellat

8. Boordrand, boord of topboord

9. (Til-)bint

10. Spoorstok: verplaatsbare dwarslat tussen voetenbord en grundellat 11. Kiel: alleen C-boten hebben een kiel 12. Spant: hieraan mag je de boot

vastpakken als je hem met de kiel omlaag

houdt 13. Boegbal: de witte bal die op de punt van elke boot zit, ter bescherming en zichtbaarheid, meetpunt bij wedstrijden 14. Roer

15. Roerpen

10

16. Stuurstoel

17. Stuurvoetenbankje

18. Stuurtouw

19. Rigger: een rigger bestaat uit:

20. Drukstang (aan boegzijde)

21. Hoofdstang

22. Trekstang

23. Dol

24. Dolpen

25. Overslag

26. Blad

27. Steel

28. Kraag

29. Manchet

30. Handle

31. Handvat

Niet op de foto:

• Taft: het gesloten deel van een gladde boot

tussen boegroeier en boegbal

• Waterkering: achter de boegroeier; houdt

golven tegen

• Luchtkast: luchtdichte ruimte onder de taft;

als de boot vol loopt blijft hij hierop drijven

11

3.5 Omgang met het materiaal

C4-en en C2-en naar buiten brengen Roeiboten zijn duur en vereisen veel onderhoud. Zorg daarom dat altijd een ervaren coach aanwezig is indien je niet de juiste stip (diploma) hebt. Dit geldt vanaf het moment dat je de boot uit de stellingen pakt totdat hij weer terug ligt in de loods. Om een C4+ te tillen zijn vijf mensen nodig, voor een C2+ zijn drie personen nodig. Één persoon geeft de commando’s. - Leg altijd eerst je riemen, het roer en eventueel het lampje klaar. Riemen til je met het blad naar voren en onderhands. In je eentje draag je één riem tegelijk, met zijn tweeën kan je vier riemen tillen. Als je de riemen neerlegt, leg dan de bladen met de bolle kant naar beneden, zo blijven ze heel als er per ongeluk iemand op gaat staan. - Op het commando ‘uitschuiven gelijk... nu!’ wordt de boot met de liggers uitgeschoven. - Ga zo staan dat je de boot van de liggers kan tillen. Voor de beste gewichtsverdeling til je een C4+ met vier mensen op de plekken 2, 3, 4, en 5. Ga bij een C4+ nooit tussen de riggers staan! De vijfde persoon loopt mee met de punt van de boot (op plek 1), deze persoon geeft de commando’s. Een C2+ til je op de plekken 1, 6 en 7 (zie figuur in rechter kolom). Op het commando: ‘tillen gelijk...nu!’ til je de boot op en draagt hem naar buiten. Pas goed op dat je geen andere boten raakt. De persoon die de commando’s geeft let er op dat de boot niks raakt. - Met het commando ‘zwenken voor’ of ‘zwenken achter’ kan je de boot naar het vlot brengen. Op het vlot draai je de boot met de kiel naar beneden. Hiervoor gebruik je op Skøll het commando ‘draaien met de kiel over Ouderkerk/Amsterdam’. Draai hem, als het hard waait, met de kiel door de wind. Anders kan de boot wind vangen, en uit je handen waaien. Je kan bij het tillen het onderste boord met je bovenbeen ondersteunen. Zorg in elk geval dat de boot en riggers de grond niet raken. Als je de boot met kiel naar beneden tilt, pak hem dan alleen aan spanten of binten. - Laat de roeiers die aan de kant van het water staan de dollen openmaken en daarna één voor één omlopen terwijl de rest van de ploeg de boot vasthoudt. Dan volgt het commando ‘tenen aan de rand’. Hierop loopt de ploeg met de boot naar de rand van het vlot en gaat zo staan dat ze met één voet op de rand van het vlot staan. Als iedereen klaar is geeft de stuur het commando ‘ver en zacht’. Leg de boot rustig in het water, waarbij je goed oplet dat de boot het vlot niet raakt. Nu kunnen de riemen en het roer in de boot geplaatst worden en maakt de ploeg zich klaar om in te stappen.

12

De boot naar binnen brengen De boot naar binnen tillen doe je in de omgekeerde volgorde. Zorg ervoor dat de bankjes en rugsteun van de stuurplaats vastzitten (elastiek) en dat alle losse onderdelen uit de boot zijn (roertje, lampje, bidons). Blijf goed opletten dat de boot niet met de huid over het vlot schuurt als je hem optilt! Let op dat alle overslagen dicht zijn voordat de boot naar binnen wordt gebracht. - Als je de boot uit het water getild hebt, leg je hem idealiter voor de loods op de singles of schragen en gebruikt de tuinslang om de boot af te spoelen. Gebruik schone handdoeken om de boot af te drogen. - De boeg (boegbal) van de boot gaat als eerste de loods in. Elke boot heeft zijn eigen plaats die met een naambordje staat aangegeven. - Je kan kleine schades soms zelf repareren (onderdelen vastdraaien), bij de roeibak hangt het belangrijkste gereedschap. Kan dit niet direct, meld schades dan altijd direct via de site, zie deel 3.7. - Leg losse bankjes nooit met de wieltjes op de grond: zand maakt putten en krassen in de slidings. Belangrijk:

1. laat een boot nooit onbemand aan het vlot liggen 2. laat een boot niet aan het vlot liggen, indien je weet dat de boot na jou is afgeschreven

en daarom overgenomen zal worden maar deze roeiploeg niet klaar staat op het vlot Skiff tillen Een skiff til je altijd met twee personen. Omdat de skiffs dicht op elkaar in de loods liggen moet je ze voorzichtig in en uit de stelling halen. Til een skiff dus nooit alleen, de kans op schade is dan erg groot.

13

3.6 Stappenplan materiaal opbergen

Zoals eerder vermeld gebeurt het opbergen van het materiaal in omgekeerde volgorde van het pakken van het materiaal. Het correct opbergen van het materiaal bestaat uit de volgende 8 stappen:

Roer + riemen + lampje

Roer en riemen uit de boot halen

Bankjes Elastieken om bankjes en stuurstoel vastmaken

Tillen Met minstens vier roeiers tillen. De boot uitsluitend vasthouden aan de spanten/tilbinten

Dollen Dollen goed dichtmaken en boot draaien (“Kiel over Amsterdam/Ouderkerk").

Hierna de boot tillen aan de boordrand

Spoelen Boot op de bokjes/schragen leggen, afspoelen en afdrogen

Tillen Boot in de loods leggen

Roer + riemen + lampje Terugleggen in het juiste rek

Nabespreken De boot ligt op deze manier zo kort mogelijk aan het vlot,

zodat er altijd ruimte voor andere boten is

3.7 Materiaalschade

- Controleer de boot voor en na het roeien op schade. Als een boot beschadigd is mag je daarin niet roeien!

- Je mag geen bankjes, roertjes of andere onderdelen uit andere boten ‘lenen’: dat lost niets op en veroorzaakt achteraf veel ergernis.

- Je kan kleine schades soms zelf repareren, bij het gereedschapsbord

naast de roeibak hangt het belangrijkste gereedschap. - Meld schades altijd direct via de site: ga naar My Skoll > ideeën > Materiaalschade melden. Meld grote schades direct aan het bestuur. Meld schades ook als je ze zelf veroorzaakt hebt! Schade varen is natuurlijk erg vervelend, maar het is absoluut noodzakelijk dat je ze meldt! Bovendien kan de boot sneller worden gerepareerd als het bestuur/Boot & Huysch direct op de hoogte wordt gesteld.

14

4. Sturen

Voor het halen van je B1-stip moet je de boten waarin je vaart ook kunnen sturen. Dit betekent dat je ervaring moet opdoen met aanleggen en het manoeuvreren in het verkeer op de Amstel en de commando’s en vaarregels goed moet kennen. Stuur ben je vanaf het moment dat de roeiers bij de stelling staan totdat de boot weer in de stelling ligt. Als je in een boot mag roeien (omdat je de stip hebt) mag je hem ook sturen. Voor het sturen in gladde boten geldt een maximum gewicht van 75 kg. Als je dus zwaarder bent dan 75 kg, mag

je geen 4+ of 8+ sturen. Alleen leden van Skøll

mogen boten van Skøll sturen.

4.1 Voorbereiding

Controleer van tevoren of de boot is afge- schreven in het afschrijfboek op de site. Een boot kan je 90 minuten afschrijven. Bij het tillen geef je de commando’s zoals beschreven in deel 3.5. Ga hierbij op een plek staan waar je goed overzicht hebt. Bijvoorbeeld bij de boegbal. Als je zelf meehelpt met tillen (C2+), pak dan de punt van de boot. Houd bij het instappen van de roeiers de boot in het midden aan de rand en de dolpen vast en zorg daarbij dat de boot niet tegen het vlot komt. Zelf stap je als laatste in, waarna je laat “overhellen naar waterzijde” en “doortrekken langs het vlot”. Strijk dan verder naar een plek waar je veilig kan ronden. Bespaar tijd en schade:

• Zorg dat de overslagen aan de waterzijde open zijn voordat je de boot in het water legt. • Let goed op dat bakboordriemen in bakboorddollen worden geplaatst, hetzelfde geldt voor de stuurboordriemen. • Zorg dat de roeiers tegelijk en voorzichtig instappen. • Zorg dat de overslagen aan de vlotzijde dicht zijn voordat je de roeiers laat instappen.

4.2 Commando’s De stuur is de enige die de ploeg commando’s geeft. Eis van je ploeg dat ze alleen naar jou luisteren en alert reageren. Ook als de coach roept dat je moet laten lopen, moet doorgeroeid worden totdat jij het commando tot laten lopen geeft. Zo kan je eerst om je heen kijken en een veilige plek uitzoeken. Ga dus niet onder of in de buurt van een brug en/of bocht stil liggen. Geef altijd verstaanbare, korte en eenduidige commando’s, vermijd lange verhalen en uit- leg. Zorg dat de roeiers steeds weten waar ze mee bezig zijn: hoe hard ze moeten roeien en of er een oefening gedaan wordt. Na elke oefening geef je het einde aan met ‘normale- haal’. Kies voor je commando’s steeds zo’n moment dat er geen onduidelijkheid kan zijn over het moment dat het van kracht wordt. Bijvoor- beeld bij de commando’s ‘opgelet... laat lo- pen!’ en “normale haal na... nu!” zorg je dat het laatste woord gelijk valt met de uitpik. ‘Klaarmaken om in te stappen’

- Roeiers schuiven de riem helemaal in de dol - Houdt afstand tussen de boot en het vlot,

zodat de riggers niet op het vlot leunen - Houdt de boot vast - Check of de roeiers klaar zijn om in te stappen ‘Instappen gelijk, 1… 2… 3…’ 1: Roeiers plaatsen hun voet aan de waterzijde op het opstapplankje 2: Roeiers plaatsen hun voet aan de vlotzijde in het voetenbord 3: De roeiers gaan zitten ‘Slagklaar maken... slagklaar...go’ Dit commando wordt gebruikt om de roeiers te laten beginnen met roeien. Bij ‘slagklaar maken’ gaan de roeiers bij de inpik zitten met de bladen plat op het water. De boot ligt nu recht. Bij ‘slagklaar’ worden de bladen verticaal gedraaid en in het water gezet en bij ‘go’ beginnen de roeiers met roeien.

15

‘Laat...lopen...Bedankt’ Dit commando wordt gebruikt om de roeiers te laten stoppen met roeien. ‘Laat’ valt op de inpik; ‘lopen’ valt op de uitpik; daarna blijven de roeiers in de derde-stophouding zitten met de bladen los van het water. De boot vaart met de restsnelheid door. Bij ‘bedankt’ leggen de roeiers de bladen plat op het water. ‘Klapjes op hele boot/van stuurboord/bak- boord...nu!’ Dit commando wordt gebruikt om te ma-noeuvreren. Klapjes worden alleen met de armen uitgevoerd. De roeiers zitten in de tweede-stophouding en maken alleen met de armen kleine halen. ‘Strijken gelijk/stuurboord/ bakboord... nu!’ Dit commando wordt gebruikt om met de boot achteruit te manoeuvreren. De roeiers duwen het blad vanuit de uitpikpositie in het water van zich af. De stuur houdt het roer recht, zodat het niet omklapt. ‘Houden...gelijk’, ‘Stuurboord/Bakboord... houden’ Dit commando wordt gebruikt om de boot tot stilstand te brengen. De roeiers houden hun blad recht in het water en remmen zo de boot af.

‘Noodstop’ Dit is het commando voor het abrupt stoppen van de boot. Alle roeiers zetten onmiddellijk en tegelijk de bladen verticaal het water in. ‘Ronden over bakboord/stuurboord’ Dit commando wordt gebruikt om de boot te draaien of om rond te maken. Ronden ge- beurt doordat de twee boorden om en om strijken of halen. Bij ronden over bakboord strijkt bakboord en haalt stuurboord, ronden over stuurboord geschiedt andersom.

‘Lightpaddle na...nu!’ Dit commando wordt gebruikt om de boot langzamer te laten varen, de roeiers zetten nu bijna geen kracht meer.

‘Stuurboord sterk/bakboord sterk na…nu’ Dit commando dient ter ondersteuning van het roer als in scherpe bochten de stuur- kracht van het roer niet genoeg is. Vaak wordt bij stuurboord sterk ook vermeld dat bakboord light mag roeien en andersom. Commando: “Bakboord sterk, stuurboord light, na….nu”. Indien niet meer nodig: “beide boorden gelijke kracht, na…nu”. ‘Aanleggen’ Zie paragraaf 4.5. Vraag aan de boegen of ze mee willen kijken. ‘Klaarmaken om uit te stappen’

- Houdt de boot vast en zorg voor een kleine afstand tussen boot en vlot zodat de riggers niet op het vlot leunen

- De roeiers maken de overslagen aan waterzijde los

‘Uitstappen gelijk, 1… 2… 3…’ 1: De roeiers plaatsen hun voet aan waterzijde op het opstapplankje 2: De roeiers komen iets omhoog en plaatsen hun voet aan de vlotzijde op het vlot 3: De roeiers plaatsen hun voet aan de waterzijde op het vlot en nemen de riem mee

16

4.3 Stuurtechniek Als stuur bedien je het roer. Het is het beste om vloeiend te sturen met een kleine roeruitslag, om de boot zo min mogelijk af te remmen. Verder stuur je met beleid en kleine bewegingen, dus niet door in één keer het touw van de ene naar de andere kant te trekken. Daarnaast is de truc om te sturen terwijl de roeiers een haal maken onder water. Zo verstoor je de balans van de boot het minst. Als je een scherpe bocht moet nemen kan je de roeiers in de buitenbocht harder laten roeien met de commando’s ‘bakboord sterk’

of ‘stuurboord light’.

Koers: houd je aan de verkeersregels, houd stuurboordwal aan en kijk goed om je heen. Als je niet over de roeiers heen kan kijken, moet je langs de roeiers kijken door opzij te leunen (maar dat verstoort de balans) of een lichte zigzag varen. Kijk altijd achterom voordat je wegvaart, stil gaat liggen of van koers veranderd. Ga alleen stil liggen en/of rondmaken aan stuurboordwal op een overzichtelijke plek waar je ander verkeer niet hindert. Ga dus niet onder of in de buurt van een brug en/of bocht stilliggen.

Omgaan met andere roeiboten: als een roeiboot op je af komt, kan het zijn dat ze je niet zien. Waarschuw een andere roeiboot door het boottype en vereniging (te zien aan de bladen of kleding) te roepen. Bijvoorbeeld: ‘Skøll! Skiff pas op!’.

Omgaan met motorboten: blijf uit de buurt van grote schepen, zij veroorzaken zuiging en wijken uit in de bochten. Geef voor de zekerheid ook voorrang aan pleziervaart, zij kennen de regels meestal niet, letten niet op en zijn soms dronken. Een boeg- of hekgolf kun je haaks nemen (ga er recht doorheen) of evenwijdig (laat lopen en hel over om het water uit de boot te houden). Het uitgangspunt is altijd: zodanig handelen dat een aanvaring wordt voorkomen!

17

4.4 Vaarregels

Het belangrijkste reglement voor de binnenvaart is het binnenvaartpolitiereglement (BPR). Het geldt voor de meeste binnenwateren in Nederland, met uitzondering van een aantal rivieren en wateren die in open verbinding met zee staan. Algemene vaarregels: • Altijd aan stuurboordwal blijven varen. • Inhalen van roeiboten aan bakboord. Tenzij een boot in het midden van het water ligt of naar bakboord wal vaart. • Stilliggen aan de kant, maar niet onder of in de buurt van een brug en/of bocht. • Kleine schepen (<20m, roeiboten!) wijken voor grote schepen (sleepboten, binnen- scheepvaart, rondvaartboten) • Ponten hebben voorrang (ter hoogte van het Kalfje en in Ouderkerk) • Neem altijd het rechter/stuurboord bruggat, tenzij anders vermeld.

• Beroepsvaart heeft altijd voorrang. Door Het lange voorschip en de lage stuurcabine kunnen ze je pas zien als jij ze kan aankijken! De dode hoek van een vrachtschip is groter dan je denkt, ga hier niet varen.

Voorrangregels

Er geldt een vaarverbod als:

• er sprake is van windkracht 6 of meer, voor

onervaren ploegen windkracht 5

• de temperatuur voor 14:00 uur 0 graden of

lager is

• de temperatuur na 14:00 uur 2 graden of lager is

• bij mist het zicht minder dan 200 meter is (de

overkant van de Amstel moet goed te zien zijn)

• er sprake is van ijsgang

• als het bestuur nog niet op Skøll is geweest om

het vaarverbod af te kondigen en het weer is

slecht (zie boven) geldt er toch een vaarverbod.

• tijdens algemene ledenvergaderingen

• het is aangegeven op de Skøll site

(www.skoll.nl).

Let op! Je bent altijd zelf verantwoordelijk, ook als het bestuur aanwezig is. Vaarverbod onervaren ploegen

Indien er op de Skøll site staat dat er een “vaarverbod voor onervaren ploegen” is, geldt er een vaarverbod voor iedereen die niet de juiste stip heeft en niet regelmatig 1 jaar lang heeft geroeid in het betreffende boottype.

18

4.5 Aanleggen Goed aanleggen is niet makkelijk: je hebt zowel je verstand als je gevoel nodig. De meeste schades ontstaan tijdens mislukte aanlegpogingen. Het is dus belangrijk om in je introductietijd dit deel goed onder de knie te krijgen. Principe: je vaart onder een hoek van 30-45 graden in een rechte lijn naar het vlot, laat lopen en je mindert vaart. Overhellen naar waterzijde en door één boord te laten houden draait de boot evenwijdig aan het vlot. NB: de boegbal is geen stootkussen en dient dus ook niet als zodanig gebruikt te worden!

• Ga op ruime afstand voor het vlot stil liggen (2 à 3 bootlengtes). Vraag als stuur aan je boegen of die mee willen kijken naar het puntje/ de boegbal van de boot en “Houden” roepen indien de stuur dit niet op tijd heeft gezegd of als het niet goed gaat. • Kies een hoek van ongeveer 30-45 graden met het vlot. • Met een paar halen in light-paddle of alleen klapjes/halen van de slagen, laat je weer vaart in de boot brengen. • Geef de volgende commando’s: een paar meter voor het vlot “laten lopen”, “overhellen naar waterzijde” en de boot draait naar het vlot toe. Als de boot niet genoeg draait kun je de roeiers aan waterzijde geleidelijk laten “houden”. • Het is niet de bedoeling dat het roer nu wordt gebruikt, het draaien moet met de riemen gebeuren. Eventueel kan als de boot te ver doordraait tegenstuur worden gegeven. In nood kan het roer natuurlijk wel worden gebruikt. • Als het goed is, komt de boot parallel met het vlot tot stilstand, zonder het vlot te raken. • Zorg dat de punt van de boot niet tussen twee vlotdelen komt! • De roeiers pakken het vlot, de stuur kan uitstappen, houdt de boot vast, de roeiers maken de overslagen aan de waterzijde los en de stuur laat de roeiers uitstappen.

Je moet bij het aanleggen rekening houden met de wind die je uit koers kan blazen, ook bij het stilliggen. Tenslotte zorgt de stuur ervoor dat de boot netjes uit het water wordt getild, afgespoeld, wordt afgedroogd, in de stelling wordt gelegd en dat de riemen, het roertje en eventueel het lampje mee naar binnen worden genomen. De stuur meldt eventuele schades direct via de site: via My Skoll > ideeën > Materiaalschade melden.

4.6 Wedstrijden

Spreek voor de wedstrijd met je coaches en met je ploeg goed de wedstrijd door (inroeien, starten, wedstrijdopbouw). Tijdens de wedstrijd is het jouw taak als stuur om, naast de boot via de kortste weg van A naar B te sturen, de roeiers aan te moedigen en te motiveren. Jij bent ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wedstrijdtactiek. Je houdt de tegenstanders in de gaten en reageert op wat zij doen door bijvoorbeeld sprintjes aan te geven.

19

5. Stippen

Voor je eigen en andermans veiligheid en om materiaalschades en blessures te voorkomen zijn er regels voor wie in welke boot mag roeien. Dit wordt bepaald met behulp van de zogenaamde stippen (diploma’s). Er zijn twee verschillende categorieën stippen: de B-stippen voor boordroeien, de D-stippen voor dubbelen (scullen). Voor elke categorie bestaan er drie verschillende niveaus: 1 t/m 3. Hoe hoger de stip, hoe mooier en beter de boot! Voor elk boottype is een bepaalde stip nodig. Naast de B- en D-stippen bestaan de I-stippen, de instructiestippen. Deze zijn te krijgen door het volgen van coachcursussen.

De AfroeiCommissie (AFCO) waakt over het stippensysteem. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitreiken van stippen en de controle op het naleven van de regels. De commissie wil er op Skøll voor zorgen dat jij lekker kan roeien en wil je aanmoedigen beter te worden en je stippen (diploma’s) te halen zodat je in de mooiste boten mag roeien.

5.1 Benodigde stippen

Voor alle boten die je via het afschrijfboek kan afschrijven heb je een stip nodig. In het schema hier onder is de indeling van de benodigde stippen te zien.

Boot Benodigde stip Opmerking

Boord C4+ / C2+ B1 B1-stip of zonder stip met coach met i1-stip

4+ B2 B2-stip of met B1-stip onder begeleiding van een coach die B2 heeft

2-

In overleg met bestuur

Scull 1x

D1

D2

D3

D1-stip of zonder stip met coach die D1, D2 of D3 heeft.

D2-stip of met D1-stip met coach die D2 of D3 heeft

D3-stip of met D2-stip met coach die D3 heeft

2x D3 D3-stip geen uitzondering

4* D2 D-stip geen uitzondering

Een uitzondering hierop vormen club- en wedstrijdroeiers. Voor hen zijn aangepaste regels geldig. Afwijken van de regels kan alleen in overleg met een lid van de AFCO of het Bestuur.

5.2 Richtlijnen van het toekennen van stippen

De AFCO kent geen stippen toe zonder dat er is afgeroeid. Uitzonderingen: 1. Wedstrijdroeiers, na inschatting van de AFCO op basis van gestarte wedstrijden (B2, B3,

D3) 2. Aantoonbaar (jeugd)roeiervaring

De B2-stip wordt toegekend na een wedstrijdjaar* in een EJ8 of Club8 als roei(st)er. *Onder een wedstrijd jaar wordt het volgende verstaan: – een heel jaar lang trainen onder begeleiding van het coachteam van de betreffende ploeg – het minimaal roeien van vier wedstrijden

Een club- of wedstrijdroeier wordt individueel beoordeeld door de AFCO indien de roei(st)er minder dan vier wedstrijden heeft gestart.

20

5.3 Naleven van de regels

Iedere roeier in de boot is verantwoordelijk voor het naleven van de regels uit het vlotreglement. Uitzonderingen alleen met goedkeuring van een lid van het bestuur of de AFCO. Tevens dient elk lid er rekening mee te houden dat leden van de AFCO en het bestuur bij onverantwoord gebruik van het materiaal of overtreding van de regels waarschuwingen uit kunnen delen. Iemand kan 2 waarschuwingen krijgen, bij de 3e waarschuwing zijn er consequenties aan verbonden. Het bestuur kan besluiten de stip in te trekken of sancties in de vorm van een werkactie of een boete op te leggen op basis van artikel 2 van het vlotreglement der A.A.S.R. SKØLL.

5.4 De B1-stip

De B1-stip geeft de bevoegdheid om te roeien en sturen in de C4+ en de C2+. Oefenen mag alleen onder begeleiding van een coach met een I1-stip. Voor het halen van een B1-stip dient de roei(st)er over onderstaande vaardigheden te beschikken. Het B1-examen bestaat uit een theorie-examen en praktijk examen.

• boot af kunnen schrijven • de boot (C4+, C2+) en riemen op een juiste manier in- en uitbrengen • voetenbord afstellen • zelfstandig uit kunnen zetten • goede basishaal kunnen maken waarbij ge- let wordt op blessurevrij roeien (rug, polsen) en de bewegingsvolgorde • watervrij roeien in de C4+ • gelijk roeien (slag volgen)

• strijken, houden • weten wat bakboord en stuurboord is • belangrijkste stuurcommando’s kennen en kunnen toe passen • belangrijkste vaarregels kennen en kunnen toepassen • zelfstandig aanleggen zonder het vlot te raken • materiaalkennis • op de hoogte zijn van de verenigingsregels

Het onderstaande parcours dient afgelegd te worden tijdens het praktijk examen op de Stippendag.

21

Ben je een oud juniorenroeier, of heb je al roeiervaring? Mail dan je ervaring naar

[email protected]. De AFCO zal dan bepalen of je al in aanmerking komt voor één of meerdere

stippen.

Voor meer informatie over het afroeien, de afstipdata en de filmpjes zie www.skoll.nl > roeien > afroeien

Als je vragen hebt, mail dan gerust naar [email protected]

De AFCO (AfroeiCommissie)

Voorzitter: Mariëlle Bakker

Maya Mokasay

Erik van Aurich

Philip van Damme

Charlotte de Geus

Freelance-poule:

Bram Sloots Koen van Steekelenburg

Kirsten Lanz Joep van Drunen

Thomas Lloyd Werner van der Meer

Laura Lemoine Irene Brouwer

Abel Huigsloot