OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
1
OEBELE JURJENS (1685 – 1752)
1. PLAATS IN DE AFSTAMMING
Oebele Jurjens Jelle Jurjens Nauta
VADER-LIJN BROERSMA-LIJN
Reiner Jelles Broersma
Jurjen Reiners
Ocke Piers
Pier Ockes Broersma
Hylck Piersdr Broersma
Pier Ockes Ockema
Ocke Gerritsen
Jelle Reiners
Reiner Eelckes
Eelcke Reiners
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
2
2. INLEIDING
Het tijdperk waarin Oebele leeft, vindt de opkomst van de Woudsender
zeescheepvaart plaats. Eerst varen de schippers, buiten Holland, in het zeegebied
tussen Duitsland, Denemarken en Noorwegen. Vanaf het begin van de 18e eeuw
begeven de zij zich verder van huis. Na 1713 worden allerlei vaardocumenten
zichtbaar, die ons in staat stellen om zeevarenden te traceren, zoals zeebrieven,
notariële vrachtcontracten (chertepartijen), Sonttol-registers, scheepsverslagen,
Galjootsgelden, schade- en assurantiepapieren.
Oebele wordt in 1705 deelnemer in het “Compact”, de onderlinge Woudsender
zeeverzekering en in 1711 van de aanvullende “Conventie”.
Na een verbroken verloving voeren Oebele en vader Jurjen Jelles in 1711 een
verbeten (maar hopeloze) juridische strijd tegen de ex-verloofde en haar familie.
We geven inzicht in de rechtszaken.
Oebele is één van de 14 Woudsender schippers, die in 1716 betrokken raakt bij
een rechtszaak na de kaping van drie Woudsender schepen in Zweden, eerst bij
het nedergerecht van Wymbritseradeel in 1717 en daarna bij het Hof van
Friesland in Leeuwarden.
Tussen 1718 en 1732 heeft Oebele veel sporen achtergelaten, die ons in staat
stelden om zijn vaar- en wal perioden te reconstrueren.
In 1732 stopt hij met varen en wordt hij koopman en handelaar.
Hij sterft (waarschijnlijk) in 1752. Hij heeft nooit een achternaam aangenomen.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
3
BESCHRIJVING
Oebele Jurjens is het zesde kind en de vierde zoon van Jurjen Reiners en Beeuw
Jelles. Hij wordt op 6 juni 1685 in de Hervormde kerk van Woudsend gedoopt.
Het doopboek vermeldt dat Oebele een kind is van Beeuw Jelles en een
onbekende vader. Het betekent vast dat vader Jurjen afwezig is bij de
plechtigheid.
Over zijn jeugdjaren is geen informatie bekend. Oebele Jurjens kiest net als zijn
vader voor een loopbaan op zee. We weten niet exact wanneer en hoe hij
begonnen is. Vader Jurjen Reiner zal wel de “nautisch-maritieme opleiding” van
Oebele hebben geleid en gestimuleerd. En dan met name in de praktijk, want de
zonen zijn theoretisch misschien al snel beter geschoold dan de vader.
………………………………………………………………………………………………
1700 – 1721 De Grote Noordse Oorlog.
Deze woedt tussen Zweden enerzijds en Rusland, Polen, Denemarken en
Saksen, en later ook Pruisen en Hannover anderzijds. Hollandse Oostzee-
vaarders zijn geregeld slachtoffer van Zweedse kaperschepen op
verdenking van “hulp aan de vijand”
………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………
1701 - 1713 De Spaanse Successie Oorlog.
Opnieuw is de uitbreiding van de Franse invloedssfeer de inzet van een
bloedige oorlog, die voor een deel ook op zee wordt uitgevochten.
Hollandse en Friese schippers raken betrokken bij de vijandelijkheden.
………………………………………………………………………………………………
1705
DE OPRICHTING VAN HET WOUDSENDER “COMPACT” VAN 1705
In het oprichtingsdocument van de Woudsender Onderlinge Scheepsverzekering
“Het Compact” zien we onder meer de namen van de deelnemers en de
geldsbedragen die in de verzekeringspot gestort worden. Oebele is van de partij,
hij is in 1705 20 jaar oud, hij is een jonge schipper. Hij zal voor het eerst rond zijn
15e jaar als “jongen” (= jongste matroos) aan boord gegaan zijn (waarschijnlijk bij
zijn vader of één van zijn broers) en gedurende circa 5 jaar de diverse rangen en
functies aan boord hebben doorlopen. De oprichting wordt geformaliseerd met
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
4
de ondertekening door de deelnemers. Oebele en zijn broers tekenen met een
eigen handtekening, vader Jurjen Reiners tekent met een merkteken. De andere
zeevarende broer Haring Jurjens doet niet mee, hij is in 1700 woonachtig in
Workum.
Het “Compact” staat meer uitgebreid beschreven in het hoofdstuk 030.4 over
broer Gosse Jurjens.
Oebele sluit zich ook in 1711 aan bij “De Conventie” van Woudsend, dat is een
extra verzekering bij schade aan schip en lading, boven op de verzekering van
“Het Compact”.
1711
OEBELE’S VERBROKEN VERLOVING MET YD DOUWES
Oebele heeft zich in de zomer van 1710 verloofd met Yd Douwes, zij is een
dochter van schipper Douwe Ages uit Woudsend. Al na een korte tijd verbreekt
Yd (naar verluidt onder druk van haar moeder Luijtske Sjoerds) de trouwbelofte
en vindt in een andere Woudsender schipper, Sietse Sietses de Jonge, haar
nieuwe verloofde, waarmee ze binnen twee maanden (in december 1710) wenst
te trouwen.
Er volgt een heftige reactie van Jurjen Reiners en de zijnen, die de gemoederen
ruim anderhalf jaar zal bezig houden. Een soap avant la lettre, die veel
geschreven documenten oplevert en een goed inzicht verschaft over “gedoe” in
een kleine dorpsgemeenschap.
Veel familieleden mengen zich er in, maar het zijn toch Oebele en zijn vader
Jurjen Reiners die de mannelijke hoofdrol spelen. Vandaar dat we de beschrijving
van het gebeuren en opvolgend proces in dit hoofdstuk uitgebreid aan de orde
laten komen.
YD EN OEBELE.
Het is 1710.
Oebele heeft een oogje laten vallen op Yd. Zij is een jaar jonger dan Oebele.
Helaas heeft Yd een “vrieer” in Balk en is dus niet beschikbaar. Maar de liefde in
Balk gaat over en Oebele ziet zijn kans schoon. Hij is nog “jonggesel”.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
5
Hij maakt werk van Yd en er is sprake van wederzijdse genegenheid. In de
zomer van 1710, een dag voor de “Wyldemerk” van Gaasterland, geeft Oebele Yd
een trouwpenning, zij accepteert dit, een teken dat ze met elkaar verder willen.
Oebele ligt met zijn schip in de Lemmer en zij bezoekt hem daar een aantal
dagen. Ze slaapt daar aan boord van Melle Ypes’ schuit.
In Woudsend en de Hommerts doet een “gemene gerugte” de ronde dat Yd en
Oebele elkaar zullen krijgen.
Oebele vraagt vader Douwe Ages de hand van zijn dochter als ze beiden met hun
schip in de houthaven van Harburg (bij Hamburg) liggen afgemeerd en bij elkaar
een drankje drinken. Er zijn getuigen bij. Schipper Engle Solkes en zijn knecht
Arent Wijbrens, beide afkomstig uit de Hommerts, zijn van de partij en zullen
later getuigen. Engle hoort dat Oebele “… Douwe Ages vraegde om consent tot t
houwelijk met sijn dogter ...”. Engle en Arent horen Douwe antwoorden: “… dat
als hij sijn dogter obtineren konde, hij er dan niet tegen hadde …”. Waarop
Oebele vervolgt: “… wel als ik het toewoord van u hebbe, soo ben ik klaer”.
Aanstaande schoonvader Douwe blijkt zichtbaar tevreden te zijn met de
uitkomst. De getuigen Engle en Arent verklaren tevens dat “(Douwe) … gaende
aldaar dagelyx met Oebele om, en toonende den selven een blij en vriendelijk
gelaet”.
Nu heeft Oebele zijn zaken voor elkaar, tenminste zo lijkt het. Vader en dochter
hebben zich uitgesproken in het voordeel van Oebele, maar er is nog een partij,
die nog niet aan het woord is geweest: de aanstaande schoonmoeder Luijtske
Sjoerds!!
De volgende scene is aan boord van het schip van Jelle Jurjens, Oebele’s oudste
broer, in Amsterdam. Het is 16 oktober 1710 de schippers komen weer bij elkaar
aan boord om te praten en een borreltje (“een suupje”) te drinken. Aanwezig zijn
Jurjen Reiners, Jelle Jurjens en Douwe Ages. Oebele is er niet bij.
Jurjen begint met Douwe over het huwelijk. Hij zegt tegen Douwe “Mijn soon
Oebele en u dogter IJd hebben malkanderen belooft om haer samen ten egte te
begeven”, waarop Douwe antwoordt: “ik mag t wel lijden en sij mogen mal-
kanderen ook wel lijden”. Daarop reageert Jurjen met: “dan moeten wij maar
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
6
bruiloft houden” gevolgd door de snelle en korte reactie van Douwe: “Dat
moeten wij”.
Er zal verklaard worden dat bij dit gesprek geen alcoholische consumpties zijn
genuttigd. Uit een latere, aanvullende verklaring van Jelle Jurjens en ook van
schipper Jelle Joukes uit Stavoren, blijkt dat er wel bier en later ook brandewijn is
gedronken, en hadden “… de persoone ten attestatie vermelt wel een soopje
brandewijn gedronken mae dog soo veel niet dat imand beschonken was, alsoo
meest bier gedronken hadden sijnde niemand beschonken, ook Jurrien Reijners niet
en dat Oeble absent waer … ”.
…… ook Jurrien Reijners niet ……..
Dat is natuurlijk goed nieuws voor allen, maar het geeft toch te denken dat Jurjen
Reiners er expliciet met naam bij genoemd staat. Is dit de uitzondering op de
regel?
Kort daarna gaat het mis.
Het hoe en waarom wordt niet geheel duidelijk, maar dat de a.s. schoonmoeder
Luijtske Sjoerds er een leidende rol inspeelt is wel duidelijk. Luijtske is het niet
met de keuze van haar dochter eens en praat op haar in om Oebele uit haar hoofd
te zetten. En …. dat lukt. Kort daarop is de verloving van de twee van de baan.
Of zoals familieleden van Jurjen Reiners kortweg bekendmaken: “het is af” en op
de vraag of het nog goed zal komen zijn ze helder en klaar: “nee, het is af”.
Yd geeft (op aandringen van haar moeder) de trouwpenning, het geld en nog wat
“fraiigheden” (cadeau’s) van Oebele terug.
Uit latere verklaringen blijkt dat Yd zelf wel tevreden was met Oebele. Jurjen
Reiners en de zonen Jelle , Gosse en Oebele Jurjens voelen zich voor schut gezet.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
7
Yd’s vader heeft ook een probleem, hij heeft Oebele “groen licht” gegeven en
deze instemming getoond aan o.a. de schippers in Harburg en Amsterdam en
moet dit zonder al te veel gezichtsverlies zien terug te draaien. Het zal ten huize
van Douwe en Luijtske wel tijdelijk onrustig geweest zijn. (er stond vast een
zeetje). En dan is er nog de groep van toeschouwers, de buren, de families, de
schippers, de kerk en de rest van de gemeenschap. Zonder het nog te weten gaat
een aantal van hen meespelen in het volgende bedrijf.
De nieuwe verloofde heet Sietse Sietses de Jonge, hij is ook schipper en
Woudsender, dus plaatsgenoot en collega van Oebele. Hij is wel heel snel achter
Oebele aangekomen. Alsof hij (als moeders betere keuze) al in de wachtkamer
klaar stond. Dan gaat het snel. Binnen luttele maanden, namelijk op 3 januari
1711, hangt de huwelijksproclamatie van Yd en Sietse voor de derde keer in
Woudsend. Volgens de trouwregels moet een aanstaand huwelijk drie maal
aangekondigd worden, om iedereen in staat te stellen er kennis van te nemen. En
zodoende de mogelijkheid gevend om een bigamist of bedrieger tijdig te
ontdekken. De eerste twee proclamaties in Woudsend zijn zonder
bijzonderheden voorbij gegaan. Ongetwijfeld heeft het voornemen van Yd om
met Sietse te trouwen, veel aandacht gekregen, in het dorp en daarbuiten. Maar
Oebele is de klos, die is “sijn vriester” kwijt.
Dan slaan Jurjen Reiners c.s. terug. Na de derde aankondiging nemen ze het
“recht van spiering” ter hand. Dat betekent dat ze bezwaar aantekenen tegen het
huwelijk van Yd en Sietse. Ze stellen, dat Yd een trouwbelofte aan Oebele heeft
gegeven, dat er toestemming van beider vaders was, dat Yd de trouwpenning
gegeven is, dat ze die zonder beraad en voorbehoud aanvaard heeft en dat er dus
overeenstemming was voor een huwelijkssluiting. Ze accepteren de annulering
niet. Het meest ingrijpende van deze “spiering” is, dat het onmiddellijk
schorsende werking heeft voor het huwelijk. De klacht moet eerst uitgezocht en
opgelost worden, hun huwelijk kan geen doorgang vinden voor er een oplossing
is. Jurjen en Oebele hebben met succes teruggeslagen.
De geest is uit de fles.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
8
Er ontstaan diverse kampen, één voor Yd en tegen Oebele, één voor Oebele en
tegen Yd (en haar moeder), en nog een groep neutralen, die vreest dat deze clash
alleen maar verliezers op zal leveren in het kleine dorp, waar men zo dicht op
elkaar woont en werkt, dat je vriend noch vijand kunt ontlopen. Een slechte zaak
voor de solidariteit van de gemeenschap.
Wat moet er nu gebeuren? Beide kampen gaan op pad om getuigen ten faveure
van hun eigen invalshoek te zoeken. Het is nauwelijks voor te stellen hoe diep
deze zaak zal inwerken op de betrokkenen en hun omgeving.
Is er een autoriteit, die “boven de partijen staat”, neutraal is en voor beide
partijen aanvaardbaar is om deze zaak op te lossen?
De dominee.
De dominee als verzoener
De dorpspredikant, dominee Rinso Haanstra, is uit hoofde van zijn positie de
eerst aangewezen autoriteit om te trachten de uitslaande brand te beteugelen en
te blussen.
Op 12 januari 1711 begint hij de eerste actie om de zaak te verzoenen. Hij heeft
van al zijn pogingen steeds een gedetailleerd verslag geschreven, waar we gaarne
uit citeren.
De onderstaande cursieve tekstaanduidingen komen uit zijn verslag. De datum
van de eerste actie is januari 1711, de datum van ondertekening is 27 juni 1711.
Het waarheidsgehalte van het verslag van ds. Haanstra wordt door niemand
aangevochten, wel citeert hij openlijk uit persoonlijke, vertrouwelijke gesprekken
met Woudsender kerkleden (“lidmaten”), dat zal hem later indringend en
publiekelijk verweten worden. En plaatst ook hem bij de categorie verliezers.
Vader Jurjen Reiners en oudste twee zonen Jelle en Gosse gaan op 12 januari op
bezoek bij de dominee en zijn vrouw Liesjen Eeringa. Liesjen is hoogzwanger. Na
een algemene inleiding wordt gesproken over het voornemen van Yd en Sietse.
Jurjen merkt op dat zoon Oebele (hij is hier afwezig) niet tevreden is over hoe zijn
verloving met Yd beëindigd is. Hij zal het er niet bij laten zitten. Jurjen herhaalt
de argumenten van Douwes vaderlijke goedkeuring, de penning en het “gout”.
Oebele wil het liefst zijn verloofde terug. Ds. Haanstra probeert Jurjen ervan te
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
9
overtuigen dat terugdraaien van de situatie onmogelijk zal zijn en praat op hem
in om verder geen actie te voeren. Hij zegt tegen Jurjen ”… dat ik hem noch sijn
soon Ouble evenwel niet raden soude om tegen de geboden van gemelte Sietse
Sietses de jonge ende Yd Douwes iets te beginnen, eenig moeite aen te weijten,
ende protestatie ofte spieringe daer tegen te doen”. Als reden geeft hij aan: “dat
selden van iemant daer mede wat gewonnen wort”. De dominee stelt zich
pragmatisch op, het heeft zijn voorkeur dat het geplande huwelijk van Yd en
Sietse doorgang moet vinden. Je kunt een jonge vrouw, tegen haar zin, niet
dwingen haar huidige verloofde terug te ruilen voor zijn voorganger, dan zal ze
de hakken in het zand zetten en brengt het Yd en Sietse alleen maar nader tot
elkaar.
Dat blijkt niet lang daarna waar te zijn. Als de “verspieringe” langer dreigt te
gaan duren, toont het paar lak aan autoriteit en aan de burgerlijke moraal te
hebben en gaat in ongetrouwde status bij elkaar wonen en een leven als man en
vrouw leiden. Al in de maand erop, februari 1711, raakt Yd zwanger. (op 15
november 1711 wordt hun zoon Sietse gedoopt). Yd heeft duidelijk gekozen en
de drukte die Jurjen c.s. daarna nog maken, zal tot niets leiden.
Maar zover zijn we nog niet.
Ds Haanstra zegt dan: “Ik en geloof dog alsnog niet dat Ouble haer oijt trouwen
ende voor sijn vrouw krijgen sal. Ende daerom soude ik u lieden alsnog raden om
geen moeite ende spieringe tegen de gemelte geboden te doen, ja ik rade het so, als
waerst gij mijn naeste vrient: Ende ik soude die saek aen de conscientie van Yd
Douwes overlaten”. Een winnende zet: laat Yd kiezen! Jurjen zit klem en
antwoordt: “… dat sij de meijdt nu niet begeerden, ende ook wel wisten dat sij
haer niet krijgen konden ende daerom geen spieringe souden doen”. Hij geeft aan
dat er nog wat dingen geregeld moeten worden, het geld (gout) moet geheel
teruggegeven worden en dergelijke, maar daarmee zal de kous af zijn.
De volgende dag (zijnde dingsdag des morgens voor den eeten) ontvangt ds.
Haanstra Oebele. Hij is alleen, zonder vader of broers en vertelt dat hij het
trouwgeld terug heeft. Hij was het bij Yd komen halen. Oebele had daarbij tegen
haar gezegd “scheelt er soo veel aen, dat jimme het niet doen willen, soo geef mij
dan mijn gelt maer weder”.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
10
Het lijkt er op dat Haanstra’s autoriteit als dorpspredikant gewerkt heeft. Hij
heeft vader en de zonen door de bocht gekregen. Hij kan tevreden zijn. Wat hem
nog rest is de uitvoering van de verzoening en de administratieve beëindiging
van de verspiering.
Er gaan veertien dagen voorbij, het is 26 januari 1711 geworden. Liesjen Haanstra
is twee dagen eerder bevallen van dochter Hiltje Hillena en zit thuis in de
woonkamer in het kraambed. Maar de zaak die zo goed opgelost leek te zijn,
blijkt nog lang niet voorbij. De geest is niet terug in de fles en alras zal blijken, dat
hoe langer een succesvolle verzoening uitblijft, hoe groter de kans is op een
verdere escalatie van het conflict.
Ds. Haanstra gaat met ouderling Foeke Sietses naar het huis van Jurjen Reiners
om te praten. Hij nodigt dan Jurjen en Oebele uit om deel te nemen aan het
aanstaande “Avontmaal des Heeren”. Jurjen geeft hem als antwoord dat ze dit
jaar niet zullen komen om “het verschil (geschil) dat sij met Douwe Ages en sijn
volk hadden; en waer over sij tot Leeuwarden al in proces waren”.
Er is iets fout gegaan. Jurjen was het eens met de dominee over een oplossing,
maar is de andere partij daarover wel ingelicht? Blijkbaar is Douwe Ages naar het
Hof van Friesland in Leeuwarden gegaan om met behulp van een advocaat
Oebele en zijn familie te dwingen om de verspieringe op te heffen. De verzoening
van Haanstra is vermorzeld door repeterende boosheid en onderlinge verwijten.
Jurjen krijgt een boze dominee over zich heen, deze accepteert niet dat ze het
Heilig Avondmaal zullen laten lopen. Hij zegt: “indien sij wel wisten, dat haer
(Yd en Douwe) saek billijk en regtveerdig is, dat sij dan ook (mijns oordeels)
weijsheit hadden om gedurende het proces mede aen des Heeren Tafel te komen”.
En de eerder geuite argumenten worden herhaald, met name die van dat er
zelden iets in dit soort zaken te winnen valt. Yd heeft gekozen en de uitslag is
bepaald. Haanstra wrijft het nog eens in als hij tegen de oude Jurjen zegt ”nu is
het vuijr al in brant, hoe en wanneer sal het weder uijtgebluscht worden? ’t Is wel
in een proces te komen, maer beswaerlijk daer weder uijt te komen: dit is welligt
een oorsake van den gedurige haet en vijantschap tusschen u lieden en die u lieden
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
11
wederzijds aenhangen, en misschien tot uwen doot toe, deswijl gij al een oud man
zijt “. Oude mannen worden geacht wijze mannen te zijn.
Haanstra gaat nog een verzoening proberen. Hij vraagt aan Jurjen of hij daaraan
mee wil werken. Jurjen wil er wel van af en stemt toe. Dominee heeft zijn les
geleerd en gooit het over een andere boeg. Hij stelt zijn voorwaarden voor de
verzoening nu van te voren vast. De partijen zullen vooraf schriftelijk moeten
verklaren, dat ze de zaak willen beëindigen. En dat de spiering van de baan is.
Geen der partijen zal claimen de overwinning behaald te hebben en ze zullen er
na de verzoening met niemand meer over spreken. “insonderheit niet tot nadeel
van den een of den anderen, maer de saek daer latende, dan malcanderen ook de
hant van versoeninge geven, ende wijders beloven om in broederlijke eenigheid,
liefde en vreede met malcanderen te leven, moetend ook niemant van beide kanten
bij malcanderen zijnde om die versoeninge te bevestige, iets van de saek spreken of
seggen; omdat het te vreesen soude zijn dat dan die gemaekte versoeninge daer
door wederom soude konnen verbroken worden” De veenbrand mag geen kans
krijgen weer op te laaien.
Jurjen zegt een aantal keren “moet dat weesen, so het weesen moet” en gaat
akkoord met de oplossing, nog wel met de voorwaarde dat zijn vrouw en zoon
Oebele ook akkoord moeten gaan.
De dominee gaat dan in overleg met de ouderling en zegt dat deze “saek van
groot belang is, waerdoor veele onrusten en twisten onder de leden der gemeente
konnen voorgekomen ende veele kosten bespaert worden”. Hij gaat op pad naar
het huis van Douwe Ages en hoort van Yd dat haar ouders naar Sneek en
Leeuwarden zijn en de eerste twee dagen niet terug zullen keren. Dat is pech, het
momentum van de verzoening stagneert en ieder, ook Jurjen en Oebele, hebben
weer tijd en gelegenheid om zich hernieuwd op te winden over de zaak. En wat
de bestemming van Douwe en zijn vrouw in Leeuwarden is, laat zich raden:
voorbereidingen treffen voor de komende rechtszaak tegen Jurjen, dat is vrijwel
zeker.
Zoals gezegd, het momentum gaat voorbij. Na twee dagen zijn Douwe en zijn
vrouw nog niet terug en komt de dominee weer voor niets bij hun huis kijken.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
12
Dan begint “de saek van groot belang”, mogelijk gecombineerd met de drukte
rond de geboorte van zijn dochter zijn tol te eisen. Ds. Haanstra wordt
“onpasselijk” en blijft een paar dagen thuis, zonder verdere activiteiten te
ondernemen voor de verzoening. De veenbrand ziet zijn kans schoon en woekert
verder.
Na zijn ziekte probeert Haanstra de draad weer op te pakken en pendelt als een
vredesdiplomaat tussen Jurjen’s en Douwe’s huis. Douwe voelt niets voor een
verzoening, maar geeft uiteindelijk toe onder de voorwaarde, dat Jurjen alle
gemaakte kosten op zich neemt. Die voelt daar niets voor, hij is boos omdat de
dominee zijn afspraak tot bezoek op de vorige avond niet is nagekomen. Het
voorstel van de dominee om ieder zijn eigen kosten te laten betalen, wordt
uiteindelijk, zij het knarsetandend, door Jurjen en Douwe geaccepteerd. Na nog
wat gesputter van Jurjen over een bedrag van fl 25,- stelt de dominee voor om de
verzoening de volgende dag “tusschen 9 en 10 uijren” te laten plaatsvinden op de
Pastorie.
Jurjen stelt dat daarbij aanwezig moeten zijn, naast hijzelf, zijn zoon Oebele en de
dominee, ook Douwe Ages, zijn vrouw en de moeder van Sietse Sietse de Jonge.
Dan is het in één keer klaar. Iedereen stemt toe. Vader Sietse Sietse de Oude en
zoon Sietse de jonge zitten waarschijnlijk op veilige afstand buitengaats, zij
spelen hier geen rol en hoeven er niet bij te zijn. Alles lijkt nu eindelijk voor
elkaar te komen
De volgende dag is woensdag 4 februari 1711
Op de afgesproken tijd arriveert Jurjen bij het huis van de dominee, vergezeld
door Gosse, die in de plaats van Oebele mee is gekomen. Hij wenst mevrouw
Haanstra, in haar kraambed zittende, nog sterkte en goede gezondheid toe en
vraagt dan waar de andere partij is. Ze zullen zo wel komen, antwoordde ds.
Haanstra, maar hij stuurt voor alle zekerheid de ”kraam bewaerster” naar hun
huis om ze te ontbieden. Jurjen windt zich vreselijk op en voelt zich voor gek
gezet. Hij valt woedend tegen de dominee uit en schreeuwt enige malen
“Domine, gij mij betrieken, gij mij betrieken“ , u houdt mij voor de mal. Jurjen is
niet meer te stoppen en haalt nog een oude koe uit de sloot. “En hoe sit het met
de saek van Jelle Hollander”, (zijn schoonzoon, getrouwd met Haentsen Jurjens),
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
13
die blijkbaar ook een geschil met een ander heeft of had. Helaas weten we niet
waar het conflict over ging en met wie. Haanstra speelt er in ieder geval geen rol
in, want hij antwoordt Jurjen: ”van die saek is immers noyt iets tegen mij
gesproken, nogh door u selven, nogh door iemant van uwe kinderen, ende ook niet
door u eigen swager: derhalven kan nogh magh de saek gemaekte versoeninge niet
doen verachteren (uitstellen) ”. Jurjen wordt kwader en kwader en voegt toe:
“Ende ik soude ontslag van de gedane spieringe doen? Nu nogh in der eeuwigheit
niet” . De dominee probeert Jurjen weer rustig te krijgen en refereert aan hun
oude banden “Ik soek u immers niet betrieken maer heb uijt vredelieventheijt ende
uijt de goede genegenheijt tot u specialijk wegens onse oude buijrschap en
vrientschap in dese sue, konde ’s nagte en daegs voor u gelopen en gedraven en
veel ijver aengewendt om de versoeninge te maken“. Hij heeft zich dag en nacht
uitgesloofd! Het werkt niet meer bij Jurjen, hij is te boos om nog voor rede
vatbaar te zijn. Haanstra pikt het niet langer dat er in zijn huiskamer, met
mevrouw nog steeds in het kraambed, zo’n tumult gemaakt wordt en stuurt
Jurjen en Gosse zijn huis uit. Jurjen blijft roepen en gillen tot hij in het huis van
Gosse tegenover de pastorie verdwijnt. Op ongeveer dat moment komt de andere
partij aanzetten. Haanstra vertelt ze “met leetweesen” wat er is voorgevallen en
dat de verzoening van de baan is. Douwe Ages verzucht “Wel Domine, dit
schijnt wel een spotten met ons te weesen ende wenschten wel dat dese saek noyt
so begonnen was om tot versoening te brengen “.
De verzoeningstaak van de dominee zit er op. Het is mislukt. Helaas heeft hij
geen kans gezien, of gekregen, om deze zaak tot een goed einde te brengen. Of
heeft hij de kansen laten lopen!
Jammer voor iedereen, maar speciaal voor hem en voor het gezag van dominee
en kerk in het dorp.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
14
De laatste pagina van de verslaglegging van ds Rinso Haanstra
HET PROCES
Dan moet de rechterlijke macht uitsluitsel geven. Het is wel duidelijk dat vanaf
nu iedereen zich diep in zijn stellingen ingraaft en dat er niemand meer is met
voldoende gezag om deze trieste en zielige vertoning te stoppen. De rechter
neemt de zaak aan om alles juridisch tot de bodem uit te zoeken en te oordelen.
Het laatste woord is uiteindelijk aan hem, maar feitelijk is het proces in deze fase
al een farce geworden, met Yd als zwangere ex-verloofde en de stijfkoppige,
onbuigzame Jurjen-clan als de hoofdrolspelers.
De rechtzaak in Leeuwarden
De zaak verplaatst zich naar het Hof van Friesland te Leeuwarden. De rechtszaak
moet volgens de regelen van het recht afgewikkeld worden. Dat het nergens
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
15
meer om gaat, is iedereen wel duidelijk. De enige winnaars zijn de advocaten en
de klerken, die er een goed belegde boterham aan overhouden.
Douwe Ages c.s. proberen met steun van zoveel mogelijk getuigen te beweren en
te bewijzen dat:
a. Yd helemaal niet verloofd was met Oebele en
b. mocht ze dan wel met Oebele verloofd zijn (geweest), dan was die
verloving uitgeraakt en eisen ze dat de verspieringe zo snel mogelijk beëindigd
moet worden.
Natuurlijk beweren Jurjen en Oebele, gesteund door allerhande getuigen, het
tegendeel, dat Yd verloofd was met Oebele, daarvan blijk heeft gegeven door het
aannemen van de trouwpenning en vervolgens (door haar boze moeder!) haar
trouwbelofte heeft gebroken, dat ze Sietse Sietses de Jonge weer moet afdanken
en dat ze weer terug moet keren naar Oebele.
De groep getuigen vertelt zijn of haar verhaal. Opvallend genoeg komt een aantal
van buiten Woudsend of zijn ze familieleden van één van de partijen. Het heeft
er schijn van dat menigeen uit het dorp zich niet in een kamp wil vastleggen en
een neutrale positie wil innemen.
In het voordeel van Yd getuigen:
mr. bakker Marten Minnes uit Heeg,
Lolcke Palses uit de Hommerts,
Vader Douwe Ages, (die zich in allerlei bochten wringt om datgene wat hij
aan boord bij de suupjes nou wel of niet gezegd of bedoeld heeft),
Kofschipper Roelof Ymes en zijn vrouw Trijntje Haaijes uit Woudsend,
Schippersgezel Tijmen Teunis uit Woudsend,
Scheepstimmerman Age Doedes en zijn vrouw Akke Saekes uit Sneek.
Voor Oebele getuigen:
Smakschipper Jelle Jonker (74 jaar!) en zijn knecht Bastiaen Jans, beiden uit
Stavoren, (zij waren op 16 september 1710 bij Jelle Jurjens aan boord in de
haven van Amsterdam) ,
De wolnaaisters Durkjen Reijntjes, weduwe van Ane Sijmons, en haar
ongetrouwde dochter Jets Baukes uit Woudsend,
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
16
Schuijtevaarder Jacob Harmens uit Woudsend,
Schipper Engle Sakes van de Hommerts en zijn schippersknecht Arent
Wijbrens, (ze waren erbij in Harburg, toen Oebele de hand van Yd vroeg
aan en kreeg van Douwe Ages),
en zijn broer Jelle Jurjens uit Woudsend;
Als alle getuigenissen opgeschreven zijn krijgen Jurjen c.s. op 22 januari 1712 de
gelegenheid om hun zaak met een “Positien contra-reprobatoir” toe te lichten.
Hun zaakgelastigde advocaat W. Reinalda dient een verdediging in van 6 kantjes
met 26 punten.
Op 31 mei juni 1712, we zijn nu inderdaad bijna anderhalf jaar (!) bezig, volgt de
finale Remonstrantie van Oebele. Mr. Reinalda schrijft nu 8 kantjes vol met
tegenwerpingen, bezwaren, verweren en toelichtingen, in grote lijnen volgens het
door ons geschreven relaas, er komen geen nieuwe gezichtspunten aan de orde.
Op 27 oktober 1712 doet het Hof van Friesland uitspraak. De rechter wijst de eis
van Yd en Douwe toe, de spiering van het huwelijk moet beëindigd worden. Ter
nalezing wordt het vonnis op papier gesteld, de tekst luidt:
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
17
oftewel
T voorsz Hoff ( ……….) rendemneert de geche (geklaagde) om de
spieringe van de derde huwelijks proclamatie ten libelle gemelt weder
af te doen, ende te gedogen dat t huwelijk van des Impts (klager’s)
doghter met Sietse Sietses eensgelijks ten libelle gemelt na behoren
coram facit ecclesia worde bevestight, mits gaeders te boeten alle
costen schaeden en intrest door des geches verspieringe gehadt en
geleden mitsgaeders in de kosten van den processe tot ’s Hoffs
tauxatie. Aldus gedaan in de cancellerije binnen Leeuwarden.
27 oktober 1712
Jurjen Reiners en de rest van de familie krijgen de openbare schrobbering, waar
ze om gevraagd hebben. (Onbekend is of Yd de uitspraak bijwoont, ze is 5
maanden zwanger van een tweede baby die Douwe zal gaan heten).
De zaak is af, er wordt geen hoger beroep aangetekend. Jurjen en Oebele moeten
alle onkosten en uitgaven van de zaak betalen. Die zullen best hoog opgelopen
zijn. Hoeveel er betaald moet worden is onbekend.
En hoe gaat het verder met Oebele?
Oebele moet als “jonggesel” op zoek naar een nieuwe huisvrouw. Het
duurt anderhalf jaar, op 26 maart 1714 staat hij in het trouwregister van
Woudsend ingeschreven met Rigt Rintjes uit Woudsend, dochter van
smakschipper Rintje Johannes en Popcke Johannes. Rintje Johannes is in
1705 als deelnemer bij de oprichting van “Het Compact” in Woudsend
aanwezig en in 1711 toegetreden tot “De Conventie”.
Oebele en Rigt krijgen 5 kinderen, twee zonen Reinder (1714 en 1715), die
jong sterven en drie dochters, Rinske (1716), Beeuw (1719) en Tjitske
(1723).
De zeemansdynastie zal langs de mannelijke lijn geen vervolg krijgen.
En, komt het nog weer goed met de vete tussen de families van Douwe en Jurjen?
Een tip van de toekomstsluier opgelicht:
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
18
Het komt weer goed met de verstandhouding tussen de strijdende
families, de controverse is na twee generaties volledig verwerkt!
Op 14 januari 1759 trouwt Yd Douwes’ kleinzoon Sietse Piebes de Jong
met Jelle Jurjens (Nauta’s) kleindochter Ies Reynders Zoethout, beiden
afkomstig uit Woudsend. Jurjen, Jelle en Oebele zijn dan reeds overleden.
(Of Yd nog leeft, is onbekend). De strijdbijl is klaarblijkelijk met hen
begraven. Sterker nog, Jelle Jurjens Nauta’s kleinzoon Lolle Harings Nauta
(geb. 1764) zal in 1792 trouwen met Sietse Piebes’ dochter Yes (geb. 1773).
Het huwelijk zal van korte duur zijn, Yes overlijdt, waarschijnlijk na de
geboorte van Trijntje Lolles Nauta, in de tweede helft van 1801.
Schipper Sietse Piebes de Jong zal 82 jaar worden en zich gedurende zijn
lange leven inzetten als een soort Pater familias voor de families De Jong,
Nauta’s en de Zoethouten.
Terug naar Woudsend
1712
RUNDERPEST
Driemaal wordt de Republiek in de 18e eeuw getroffen door een uitbraak van
runderpest. Ook in Friesland slaat de ziekte genadeloos toe en woekert van 1712
voort tot 1721. Er bestaan nog geen vaccinaties om grootschalige ziektes
succesvol te voorkomen of adequate medicijnen, om zieke beesten te genezen. In
1714 sterven 40.000 stuks hoornvee. Door het ongrijpbare karakter gaat al snel de
mare rond dat de ziekte een straf van God zou zijn. François Halma uit
Leeuwarden beweert ” …. Godts wraakzwaardt over Nederlandt, vertoont in de
zwaare sterfte onder 't rundtvee ...” (uit: Wumkes Kroniek 20 aug 1714 resp. 30
dec 1714). Johannes Sluiter uit Steenwijk laat zich in 1715 op eendere wijze uit.
De Staten van Holland en Friesland vaardigen een plakkaat uit met de volgende
boodschap ”Soo ist, dat wy ons verplight vindende, tot weeringe, ende stuytinge
van de voorschreve sieckte ... verbieden by desen, gestorvene ossen, koeyen,
kalveren ... te werpen in de Zuyderzee... of eenige wateren ... “.
De runderpest slaat Woudsend en omstreken niet over. Heere Lieuwes uit Indijk
is zijn runderen kwijt geraakt en wordt door buren, waaronder Jurjen Reiners,
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
19
bijgestaan. Op 20 september 1715 staat in het hypotheekboek 95 Wymbr. (folio
236) vermeld dat :
Heere Lieuwes, wonende op de hegemer Indijk op de vrouwe Anske van Douwes
Zathe, verklaart dat Jurjen Reiners, Jelle Jurjens sampt (met) Gosse en Uble
Jurjens, alle woonachtig in Woudsend,
“mij overmits mijn beesten aan de pestentiale ziekte hebbend verloren uit
commiseratie (“mededogen”) ende precarie (“tijdelijk, tot wederopzeggens
toe”) om de melk, hebben geleend en bijgezet na gespecificeerde hoornbeesten als
namelijk 2 roodgrieme en 1 bonte koe aan welks haar latend het recht van retentie
enz. ..”
Het is de eerste aanwijzing dat Jurjen Reiners en familie over een boerenbedrijf
met runderen beschikt. Waarschijnlijk is Jurjen met varen opgehouden. Hij is nu
65 jaar oud. Het is in deze tijd niet ongebruikelijk dat een uitgevaren schipper uit
de Zuidwesthoek op zijn oude dag boer wordt om aan de kost te komen en nog
wat omhanden te hebben.
(De ergste runderpest in de Republiek moet nog komen, die vindt plaats
in 1744. De helft van de veestapel komt om. Ook in 1769 breekt een
veepest uit)
1716
Oebele is gaan wonen in huis nr. 35 te Woudsend, in het rijtje van zijn vader en
broers tegenover de Hervormde kerk van het dorp.
1717
De Processen
Oebele heeft met twee processen te maken in 1717.
Het eerste proces is het vervolg op de eis van drie schippers, Wybe Jouckes, Yde
Feikes en Age Ruurds tegen elf schippers, die alle 14 lid zijn van “De Conventie”
in Woudsend. De drie schippers zijn door Zweedse commissievaarders (kapers)
gevangen genomen, opgebracht naar Gotenburg en daar hun schip kwijtgeraakt.
Ze moeten hun schip met lading terug kopen, hebben daardoor schade geleden
en vorderen nu van de elf (waaronder Oebele en Gosse) een bedrag van fl 25,-
volgens de regels van “De Conventie”.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
20
Het proces, dat in totaal zeven jaar zal gaan duren, wordt meer uitgebreid
beschreven in hoofdstuk 030.4 van Gosse Jurjens.
Het tweede proces vindt ook in 1717 plaats.
Het betreft een gebeurtenis in de Hervormde kerk van Woudsend. Een aantal
kerkfunctionarissen ligt met elkaar in de clinch en vecht hun conflict bijna
letterlijk op straat uit.
Er zijn twee partijen, ten eerste de “administratoren” Hylke Michiels (Tromp) en
schipper Obbe Romkes, daar tegenover staan Oebele Jurjens, zijn zwager Jelle
Cornelis Hollander en Mink Annes. Dit drietal maakt zich zeer boos over de
bouw en aflevering van een vrouwenbank in de kerk en wijst de (financiële)
verantwoording van de administratoren daarvoor op 17 januari 1717 af.
De boosheid neemt in de discussie grotere vormen aan, waarop de drie besluiten
om eigenhandig de vrouwenbank weer uit de kerk te verwijderen. Ze hebben
daarvoor de sleutel van de kerk nodig, maar hebben die niet en dus begeven ze
zich naar de schoolmeester Theodorus Eelkes in het dorp, die een exemplaar
bezit. Eelkes weigert echter zijn sleutel aan de mannen af te staan, waarop ze zich
naar dorpssmid Douwe Juckes spoeden. Juckes wordt gedwongen om een sleutel
bij te maken. Zodra de sleutel klaar is, nemen de drie Douwe Juckes en de sleutel
mee naar de kerk. Er ontstaat nu veel commotie, de mensen gaan de straat op om
te zien wat de oorzaak van de drukte is.
Dorpsrechter Jurjen Walter is ook bij de kerk aanwezig en beveelt nadrukkelijk
om de kerk niet te betreden. De mannen zijn niet meer te stoppen, smid Douwe
moet de kerk openen. Eenmaal binnengekomen gaan ze de vrouwenbank te lijf,
demonteren (slopen?) ze de bank, brengen de delen naar de zolder van de kerk
en slaan ze daar op. Daarna gaan ze naar de herberg.
Jelle Cornelis Hollander toont daar zijn boosheid en verklaart: “…ik had er wel
duijsend gulden voor over om dit te doen …”
De drie mannen worden naderhand aangeklaagd voor het zonder toestemming
en onder dwang openen en betreden van de kerk en het vernielen van een deel
van de inboedel. Als getuigen treden op Douwe Juckes, Cornelis Juckes en Obbe
Romkes, allen à charge. In de beschrijving van de zaak staat o.a. te lezen:
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
21
“Er was bij hun actie veel volk op de been, een oproer gelijk…” en “ … het was
een grote rel die ook Mennonieten en Papisten op de been bracht …”
(Sententies Wymbr Processtukken Wymbr.dl no 18 (fiche 5 folio 400), 30 jan 1717)
De afloop van het proces of het vonnis hebben we niet gevonden.
1718
Broer Jelle Jurjens is eind 1717 gestopt met varen, zoals we zien in hoofdstuk
030.1 . Oebele blijft de eerstkomende 14 jaren doorvaren als grootschipper. Zijn
reizen hebben hem tot nu toe tot een redelijke mate van welstand gebracht. In
1718 bezit hij (volgens het Floreenkohier Woudsend 1718) het perceel land nr. 20,
zijnde 8 pondematen in de Opeijnden, gekocht van de erven van Eelco Yges van
Echten. Ten zuiden van dit stuk ligt een stuk fenneland van 10 pm van Duirdt
Ymes. Later zal Oebele inkomsten uit de zeilvaart in huizen investeren.
OEBELE WORDT SONTVAARDER
In juli 1718 wordt Oebele voor de eerste maal in de Sont aangetroffen. We hebben
geen vrachtdocument gevonden in het notarieel archief van Amsterdam, maar
aangezien de reis begint en eindigt in “dese stadt” is het zeer waarschijnlijk dat
hij een chertepartij (vrachtcontract) heeft afgesloten in de maand mei/juni van dit
jaar. Er is geen (betaalde) vracht op de heenreis, alleen ballast. Na vertrek uit
Amsterdam duikt Oebele op 6 juli op in de Sonttol-registers. Het is een
“verscholen” inschrijving, immers hij staat te boek als “Sible Jürgens van
Woudtsend”, in ballast van Amsterdam onderweg naar Riga.
6 juli 1718
Een schipper Sible Jürgens bestaat niet in Woudsend, dat is Oebele. Doorslag
geeft de inschrijving op de terugreis. Op 30 oktober staat Oebele in de registers
vermeld als Oble Jürgens uit Amsterdam, onderweg van Riga naar Amsterdam
met een lading.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
22
Het is geen snelle tocht door de Oostzee voor Oebele geworden, tussen de twee
Sontpassages zit een tijdsbestek van ruim 3,5 maand. Gebruikelijk is het zo’n
twee tot drie weken varen naar Riga, duurt het laden en lossen er circa twee
weken en is het ook weer twee tot drie weken terug naar Helsingør. Hij laadt
“Clapholt”, eikenhouten duigen voor het maken van kuipen en vaten. Na de
Sontpassage op 30 oktober vaart hij door Het Kattegat, de Noordzee en het Vlie
naar Amsterdam. Daar aangekomen gaat Oebele meteen op zoek naar een
nieuwe reis.
Op 22 december ondertekent hij een chertepartij bij notaris Pieter van der Meulen
in Amsterdam. Bevrachter is de koopman Theodorus Fries. De datum is de 22e
december 1718. Op de heenreis heeft hij geen vracht en moet “De Drie
Gebroeders” in ballast varen. Binnen een maand na het zetten van de hand-
tekeningen moet Oebele vertrekken naar Bordeaux. Het is de bedoeling dat hij in
de maand februari arriveert, waarna de plaatselijke correspondent (de agent van
de bevrachter) het schip in maximaal 14 dagen moet zien te beladen met wijn en
andere goederen, tot het ruim volledig gevuld is.
detail van de chertepartij (voorpagina)
Na vertrek uit Bordeaux moet Oebele naar Husum varen, een havenplaats aan de
westelijke Noordzeekust van het toenmalige graafschap “Holstijn”. In Husum zal
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
23
het schip gelost worden en “… sal na getrouwe leverantie de vragt verdient
hebben”. Dat betekent dat er (naar verwachting) geen vracht klaar zal staan in
Husum om mee te nemen naar Amsterdam of Friesland. De reis is daarmee
afgelopen en Oebele krijgt zijn geld. Per vat wijn ontvangt hij 16 gulden plus nog
een bonus voor de schipper (een “caplaken”) van 10 stuivers per vat. Voor
andere goederen krijgt hij wat “… na rato en costuijme gebruikelijk is ..”
1719
Het verloop van de reis is ons onbekend gebleven. Het heeft in het winterseizoen
en voorjaar plaatsgevonden. We denken dat de reis mogelijk lang heeft geduurd.
Een aanwijzing daarvoor is dat Oebele pas weer op 30 september bij een notaris,
in dit geval bij notaris Adriaen Baars, zijn volgende chertepartij tekent.
De najaarsreis gaat naar Noorwegen, naar de haven van Droogbak of Christiania
in de Oslofjord. De bevrachter geeft hem in Amsterdam acht dagen de tijd om
lading voor de heenreis in te nemen. Op de bestemming aangekomen is het
Oebele 10 tot 12 dagen vergund om “De Drie Broeders(!)“ te lossen en te laden
met houtwaren, die afgeleverd moeten worden in Amsterdam. Een routinereis
naar een routinebestemming. We zien Oebele na terugkeer in deze winter niet
meer een contract in Amsterdam tekenen, we denken dat hij de koude maanden
thuis heeft doorgebracht.
1720
Het vaarjaar 1720 begint op 21 februari bij notaris Adriaen Karremans te
Amsterdam. Het betreft opnieuw de aanloop naar een reis met “De Drie
Gebroeders” van Amsterdam naar Noorwegen v.v. om hout te halen.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
24
De cherteparij bevat de volgende inhoud:
Op 21 februari 1720
Compareerden voor mij Adriaan Karreman, Openbr Nots in presentie van
de nabesz. getuijgen Monsr Claas Berg, coopman binnen deze Stad als
Bevragter ter eene en d’Eersame Oeble Jurrians van Woutsend, schipper op
het galjootschip genaamd de drie gebroeders , lank 80, wijt en hol naar
Advenand als vervragterter andere zijde ….
En verklaarden met elkaar overeengekomen als volgt:
… dat deze schipper met zijn galjoot (dat hij verklaart voor zijn vertrek
wezen dicht en wel gecalefaat en van al het nodige tot nabeschreven reis
voorzien) met den eersten met enige goederen door de bevrachter alhier
vrachtvrij te schepen en nevens hem bevrachten uit deze landen zal zeijlen
naar Droogbak of Christiania (in Noorwegen) zonder dat hij eerst
Comparant voor Spijs en drink op de Reijs te genieten al behooren te
betalen, hoewel van hier te vertrekken 8 dagen nadat het galjoot klaar zal
zijn om te kunnen laden en op de geordonneerde plaats komende zal de
bevrachter het voornoemd galjoot moeten doen ontlossen en weder beladen
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
25
met zodanige houtwaren als hij tot de volle lading toe zal gelieven te
beschepen, als gebeurende dat door besloten water de ontlossing en belading
te Christiania aan de stad niet konde geschieden, als dan sal de ontlossing
sonder te wachten te Droogbak en d’ weder beladen aldaar of Outsoen door
de Bevrachter werden gedaan maar d ‘verwijl tijd zal onder de legdagen niet
gerekend worden. Welk ontlossen en beladen zal moeten geschieden in de
tijd van 10 a 12 dagen.
Alsoo beladen wesende zal den Schipper daarmede vandaar in aller
diligentie keeren en komen naar deze stad (=Amsterdam). Alhier d
‘ingenomene lading getrouwelijk gelost en uijtgeleverd hebbende aan de
gemelde Bevragter of zijn ordre zal bij de Schipper de vragt verdiend zijn
gelijk d’Bevrachter hem dan en ook eerder niet belooft te voldoen en betalen
bij den hoop en voor d’ reijs voor d’ heen en wederom brengende goederen
namentlijk te Droogbak gelost hebbende en aldaar off te outsoen weder
geladen hebbende de Somme van fl 837 . 10St en te Christiania geschiet
sijnde in plaats van fl 837.10 (de somma van) 850,- gulden ...
En bovendien twee silveren lepels voor den Schipper tot een Caplaken
(=bonus). Avarije en Pilotage te Reguleeren naar Costumen van der Zee.
En gebeurende dat er boven last gescheept wert daarvan sal alhier d’
proffijten bij de Bevrachter voor d’ eene helft en den Schipper voor d’ andere
helfte komen en zeijn. (Dit is een mogelijkheid voor de schipper om
bovendeks extra vracht mee te nemen, de helft van de overwinst komt toe
aan de bevrachter, de andere helft is voor de schipper)
Tot naarcominge van ’t welk zij Comparanten verbinden haare Resp.
personen en goederen de bevrachter speciaal het in te laden hout de schipper
zijn galjoot en toebehoren van dien als naar Regten.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
26
Dat aldus passeerde binnen Amsterdam ter presentie van Pieter Bras en
Marten Junter mijne Clercquen als getuijgen
Klaas Berge P Bras Oeble Jurjens
A Karreman Nots: Publ:
Het vertrek naar Noorwegen zal rond 1 maart hebben plaatsgevonden, op 6 mei
is hij weer terug in Amsterdam. Dan is hij aanwezig op het kantoor van notaris
Karreman, waar hij een machtiging op laat stellen voor de uit het hoofdstuk van
Jelle Jurjens bekende koopman Jan Masman om voor Oebele een bedrag van fl
110,- te vorderen van de bevrachter Claas Berg. Het betreft een dispuut over de
afrekening van de voorgaande reis naar Noorwegen in maart en april. De heer
Berg heeft de afrekening (naar Oebele’s mening) ten nadele van hem berekend,
misschien heeft hij het meenemen van extra vracht (“… boven last gescheept …”)
niet of niet voldoende meegerekend!
Oebele heeft geen tijd om op de wal zijn gelijk (en geld) te halen, er moet weer
gevaren worden. De volgende reis op het programma gaat opnieuw naar de
Oostzee, maar deze keer naar St. Petersburg. Hij belaadt zijn schip met vracht
voor de heenreis, bestaand uit onder andere papier en suiker. Op 1 juni passeert
hij de Sont.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
27
1 juni 1720
Het blijkt wederom een lang verblijf in de Oostzee te worden, namelijk drie
maanden, dan pas krijgt Oebele Helsingør weer in zicht. De inschrijving in het
register op 1 september is wat minder duidelijk, maar te lezen valt dat hij met 396
..(eenheden).. ijzer van Petersburg onderweg is naar Dublin (“Doublin”), de
hoofdstad van Ierland.
1 september 1720
We hebben geen informatie over zijn aankomst in Ierland. De onzekerheid over
zijn verblijfplaats en eventuele bewegingen daarna strekt zich uit tot 6 april 1721
als hij weer door de Sont vaart. Er zitten zes maanden tussen deze twee
doorvaarten.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
28
1721
6 april 1721
Het Sonttol-register laat zien dat hij van Dublin onderweg is naar Stockholm. De
vraag hoe lang hij in Dublin is geweest is moeilijk te beantwoorden. Het is
aannemelijk dat “De Drie Gebroeders” daar in oktober 1720 is aangekomen. En
om op 6 april 1721 weer in de Sont te zijn, moet hij daar eind februari, begin
maart weer vertrokken zijn. Daar zit een “zwart gat” tussen van vier maanden.
We hebben gedurende “het gat” Oebele ook geen documenten zien tekenen in
Amsterdam of in Friesland, ook niet in de rechtszaak van “De Conventie”. We
sluiten niet uit dat hij de gehele winter in Ierland is gebleven of dat hij van
daaruit één of meer retourreizen heeft gemaakt naar het zuiden, bij voorbeeld
naar Frankrijk v.v. Deze puzzel is niet opgelost.
Terug naar het traject naar Stockholm. We zijn Oebele weer voor langere duur
kwijt in de Oostzee na 6 april. We reconstrueren vrijelijk dat hij zijn lading (o.a.
haring, suiker en zeep) in Stockholm heeft afgeleverd, maar dat de correspondent
daar geen (volle) scheepslading voor hem had. Met een gedeelte vracht is hij
naar Dantzig afgereisd om daar aanvullende vracht te zoeken voor de terugreis
naar Amsterdam. Dat is hem (zie onder) gelukt. Met een volgeladen ruim
vertrekt het schip uit Dantzig naar huis.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
29
Pas eind juli komt Oebele weer uit de Oostzee, onderstaande Sonttol-inschrijving
is gedateerd op 27 juli 1721.
27 juli 1721
De 100 stalen Kurassen, ijzer, ijzerproducten en andere metalen zijn een
uitgesproken Zweeds exportproduct. De lasten rogge zullen afkomstig zijn uit
Dantzig. Hij doet er 4 tot 5 weken over om in Amsterdam terug te keren, dat is
een lange thuisreis. Hij betaalt zijn Galjootsgelden bij de Directie van Oostersche
handel en Reederijen in Amsterdam op 2 september.
1721 2 september Oebele Jurriaans van Woudsend
met Drie Gebroeders van Dantzig
goederen L 50 )
’t schip L 39 ) 2.10 .19 3.9
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
30
Het was een buitengewoon lange reis. Als het overwinteren buiten De Republiek
waar is, dan zijn schip en bemanning nu circa 16 maanden van huis en in het
buitenland geweest.
1721-1723
Het vervolg is verrassend: in de komende twee jaar, van augustus 1721 tot
midden 1723 zien we Oebele nergens op enig vaardocument vermeld. Hij vaart
volgens de registers niet door de Sont, we vinden geen chertepartijen op zijn
naam, er zijn geen andere papieren sporen te vinden. Hij zal mogelijk een poos
thuis geweest zijn bij zijn familie, zijn schip een onderhoudsbeurt hebben laten
geven en misschien, zoals voorheen, wat reizen van korte(re) duur hebben
gemaakt, bij voorbeeld transporten naar Holland, hout halen in Noorwegen, naar
Denemarken en De Kleine Oost, misschien naar Frankrijk.
Maar het is ook niet uitgesloten dat hij na gedane arbeid een lange rustperiode
heeft ingelast. Of zijn schip door een zetschipper heeft laten varen.
Het enige wat uitgebreid in dit tijdvak speelt is het proces over de schade-
uitkering van “De Conventie” in Leeuwarden, waarover we in het hoofdstuk
over Gosse Jurjens hebben geschreven. Oebele speelt daar wel een rol in, maar hij
heeft zijn zaak op 9 februari 1722 overgedragen aan twee gemachtigden voor het
proces, de ex-grootschippers Sietse Sietses de Oude uit IJlst en Ype Mellis uit
Woudsend.
Rond eind juli 1722 raakt Oebele’s vrouw Rigt in verwachting.
1723-1724
Oebele staat in de zomer van 1723 weer aan het begin van een zeer lange
vaarperiode. We hebben zijn chertepartij niet gezien, maar hij is volgens de
Sonttol-inschrijving op 1 augustus afkomstig uit Amsterdam. Zijn bestemming is
de “Øster söen”(Oostzee), hij vaart in ballast aangevuld met 6 Lasten boter en
andere handelswaar. De haven is niet benoemd.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
31
1 augustus 1723
Het valt te verwachten, dat Oebele zich na 6 tot 9 weken weer zal melden bij de
Sont. Maar dat gebeurt deze keer niet. Gedurende het gehele najaar van 1723
zien we hem niet terug keren uit de Oostzee. Hebben we hem gemist? We
denken van niet en gaan er van uit dat Oebele het hele najaar en ook in de winter
actief vracht heeft vervoerd in de Oostzee via een netwerk van lokale scheeps-
bevrachters. Waarbij aangetekend zij, dat de scheepvaart in dit gebied al snel last
ondervinden kan van een uit het oosten afkomstige felle winterkou met
langdurige ijsvorming. En dan valt er maandenlang niets meer te varen en
vervoeren.
1724
Oebele’s volgende Sontpassage in de registers treffen we aan op 3 juni 1724. Het
betreft een terugreis uit Narva in de Oostzee naar Amsterdam.
Narva ligt aan de noordoostkant van Estland, aan de Finse Golf. Het grenst aan
Rusland. Sint Petersburg ligt hemelsbreed 130 km naar het oosten.
Hij moet de hele winter in de Oostzee gezeten hebben. Als we hem in het najaar
van 1723 in Helsingør gemist zouden hebben, moeten we Oebele in het voorjaar
opnieuw gemist hebben. Een dubbele misser is erg onwaarschijnlijk en de andere
routes door Denemarken (Grote en Kleine Belt) hebben we de Woudsender
schippers nooit zien gebruiken.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
32
3 juni 1724
Op 1 juli is Oebele terug in Amsterdam, hij betaalt er Galjootsgelden voor “De
Drie Gebroeders”.
We concluderen dat dit opnieuw een reis is die, vanaf juli 1723, bijna een jaar
geduurd heeft, waarbij Oebele met zijn bemanning opnieuw een winterperiode
buiten De Republiek heeft doorgebracht.
Na de thuiskomst zien we Oebele in de rest van 1724 niet meer verschijnen in
scheepvaartdocumenten. Hij is onzichtbaar.
1724-26
De geschiedenis herhaalt zich. Oebele laat zich niet op zee zien. Net als na de
lange reis van 1720-21 blijft hij na juli 1724 twee volle jaren weg uit de vaar- en
scheepsboeken.
Op 10 juli 1725 leent Oebele te Woudsend aan zijn broer Jelle en schoonzuster
Geertje Dirxs een geldbedrag van fl 1.600,- . De rente is 4%.
(Hypotheekboek 97 Wymbr. folio 22, 10 juli 1725)
1726
In de zomer begint Oebele weer een zeereis van lange duur. Er begint een soort
patroon in te komen!
Hij gaat op 26 augustus door de Sont, “av Amsterdam til Øster söen (Oostzee)”,
met haring. Het blijkt een reis naar Dantzig te worden. Binnen 6 weken, al op 4
oktober komt Oebele zich weer melden voor de retourdoorvaart. Hij moet
betalen voor een lading naar Amsterdam, lost de vracht daar en gaat meteen
terug voor een tweede reis naar Dantzig. Van deze tocht hebben we wel een
chertepartij gezien, afgesloten bij notaris Mathijs Maten de Jonge met bevrachter
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
33
Gerrit Storm. Oebele moet op de heenweg naar Enkhuizen, waar hij 27 Lasten
“syld”(haring) in het ruim laadt en naar zee gaat.
Voor de terugreis uit Dantzig moet hij volgens het contract rogge of andere
graansoorten innemen, plus eventueel andere handelswaar. Oebele ontvangt 24
gulden per Last graan en nog eens een schippersbonus van 15 gulden en 15
penningen.
Op 11 december, in Helsingør, wordt hij ingeschreven “van Enckhuijsen” naar
Dantzig”.
11 december 1726
1726/27
Het is december, januari, wintertijd! Dat vertraagt meestal de vaarsnelheid op de
Oostzee en afhandeling in de haven.
Oebele heeft deze keer in de Oostzee 3,5 maand nodig om van Helsingør naar
Dantzig te varen, de haring te lossen, het graan te laden, terug te varen en de
winter te trotseren. Op 25 maart gaat hij met o.a. 35 Last graan door de Sont naar
het noorden. Aankomst waarschijnlijk medio april.
Er is geen tijd voor pauze.
In “dese stadt” tekent hij aansluitend het volgende vrachtcontract bij notaris
Adriaan Baars, hij vaart nu met zijn andere kofschip, “De Drie Gezusters”.
Op 23 april 1727 compareren Jacob Schuin en Jan Daniels van Rijn
cooplieden ten eenre en schipper Oeble Juriaan van Woudsend, voerende
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
34
een kofschip genaamd “de 3 gezusters” groot 60 a 65 roggelasten,
vervragter ter andere zijde.
(“De Drie Gezusters” is het andere schip waar Oebele mee vaart, naast “De Drie
Gebroeders”. We hebben in het gezin Jurjen Reiners gezien dat Oebele drie
zusters heeft: Bauck, Haentsen en Swaentie. Ook heeft hij drie broers: Jelle,
Haring en Gosse.)
Ze spreken af dat binnen 8 dagen na opdracht de vracht zal worden vervoerd.
………. de schipper zal dan ten spoedigste van hier zeijlen naar Sint
Petersburgh en dezelve goederen getrouwelijk en vragt vrij lossen en
inleveren aan de Correspondent van de bevrachter volgens
Cognossementen.
Het schip zal verder worden geladen met 16.700 matten en 10 last jugten
en meerder konnende laden verder met sodanige goederen als correspondent
zal gelieven, doch geen kodillen en de schipper zal enige matten mogen
losmaken ter betere stuwage.
Lossen en laden moet geschieden binnen 25 dagen na aankomst van het
schip.
de vrachtprijs: fl 21½ per last, de lasten gerekend als 60 roljugten in een
last en 400 meter per last en andere goederen na costuijme.
Mitsgaders fl 31.10 tot een caplaken
Getekend door notaris en partijen inclusief Oeble Jurjens
(Not Archief Adam notaris Baars, 23 april 1727, akte nr 8626)
(jucht (jugt): juchtleer, met berkenteer ingewreven en daardoor sterk riekend
Russisch (rood) leer)
Het zal een lange reis worden, er zijn al 8 + 25 = 33 laad- en losdagen in het
contract opgenomen, de lostijd terug in Amsterdam niet meegerekend. Daar
bovenop komt de duur van de zeiltocht van Amsterdam naar St. Petersburg vice
versa.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
35
Het vertrek moet volgens het vaarcontract (uiterlijk) op 1 mei 1727 hebben plaats
gevonden. De overtocht via Zuiderzee, Noordzee en Kattegat naar de Sont duurt
circa 16 dagen, op de 17e arriveert hij in Helsingør.
“Oble Juriantz” heeft 10 Lasten haring in het schip, verder vervoert hij allerhande
losse goederen, o.a. indigo, kaneel, Friese kandijsuiker, aluin en rijst. De markt
voor Westerse kooplieden en schippers in St. Petersburg begint open te gaan, dat
is lucratiever dan het verplaatsen van ballastzand of bakstenen op de heenreis.
Het wordt een voorspoedige reis. Oebele heeft 2 maanden en een week nodig
(inclusief de genoemde 25 laad- en losdagen) om weer terug te komen in
Helsingør, de Sonttol-inschrijving vindt plaats op 23 juli:
23 juli 1727
Oebele Jurgens heeft de opdracht op de chertepartij uitgevoerd: de “jugten” ,
3200 matten en nog wat andere “coopmansgoederen” staan op zijn cognossement
vermeld en nu ook in het register. Hij gaat verder naar Amsterdam, lost na
aankomst daar de lading en draagt op 13 augustus zijn Galjootsgelden af.
De geschiedenis herhaalt zich
Na het betalen gaat hij weer naar de beurs voor vracht. Hij komt terug met een
vaaropdracht voor opnieuw een tocht naar St. Petersburg, die kort daarna aan-
vangt. We hebben deze notariële chertepartij niet gevonden, maar denken dat hij
voor het einde van de maand augustus weer naar zee is vertrokken.
Oebele en bemanning zijn nu ongeveer 13 maanden zonder rustperiode in touw.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
36
Op 7 september 1727 vaart hij door de Sont. Kunnen we nog wat gegevens uit
zijn inschrijving in het register halen?
De lading is net als de vorige keer gemêleerd: boter, indigo, textiel, kleding,
papier en andere waren.
7 september 1727
De reis door de Oostzee lijkt een kopie van de eerdere reis dit jaar naar St.
Petersburg. Ook nu heeft hij twee en een halve maand nodig om van Helsingør
via Rusland naar Helsingør te komen. We vinden Oebele op 24 november op de
thuisreis naar Amsterdam door de Sont met de volgende lading: 27 Lasten met
potas, opnieuw rollen juchtleer en een partij matten, aangevuld met talk.
We denken dat schip en bemanning in december 1727 heelhuids in De Republiek
zijn gearriveerd, dan zijn ze zo’n 18 maanden onafgebroken in touw geweest om
goederen van de ene haven naar de andere te vervoeren.
Tijd om de kerst thuis te vieren en een pauze in te lassen?
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
37
1728
ZOUT UIT FRANKRIJK NAAR MEMEL
De rustpauze duurt niet lang. Oebele maakt zich in het vroege voorjaar van 1728
weer klaar voor een nieuwe zeiltocht. We analyseren uit de gegevens van de
daarop volgende Sonttol-inschrijving, dat hij in februari of maart uit Amsterdam
vertrekt. Het eerste deel van de tocht voert naar Le Croisic in Bretagne.
Le Croisic, gelegen bij de monding van de Loire met andere havens zoals
Bourgneuf-en-rez en Noirmoutier-en-île, waren belangrijke zoutleveranciers voor
Europa in de 18e en 19e eeuw.
Daar aangekomen wordt het ruim in circa 12 los- en laaddagen met zout gevuld
en verlaat Oebele Frankrijk op weg naar de Oostzee. Hij passeert de onderhands
voor hem vertrouwde Sont op 10 mei:
Oble Juriansen van Woutsend, afkomstig uit Croisic op weg naar de Oostzee
Hij heeft o.a. 38,5 Lasten zout ingenomen, brandewijn (Franse Cognac of
Calvados?) en 5 vaten “Nantes”-wijn, die we vandaag vast Loirewijn zouden
noemen. Er is geen haven vermeld in de Sonttol-registers, bestemming onbekend.
Die kunnen we misschien uit de terugreis halen.
Dat lukt inderdaad.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
38
Oebele is naar Memel geweest, het tegenwoordige Klaipéda in Litouwen. We
zien het in de Sonttol-registers op de terugweg uit de Oostzee. De datum is 28
juni 1728.
Het grootste deel van de lading, 57 Lasten wordt ingenomen door vlas en
hennep. De rest is ijzerwaar. De bestemming is weer Amsterdam.
De rest van 1728 zien we geen sporen van Oebele.
1729
REIZEN NAAR DANTZIG, STETTIN EN BORDEAUX.
Oebele begint het jaar weer vroeg, zijn eerste vracht van het jaar brengt hem naar
Dantzig. We weten geen details, het enige wat we hebben gevonden zijn de
doorgangen door de Sont: Oble Jurians passeert op de heenweg op 19 april met
“De Drie Gezusters” in ballast, naar de “Øster söen”. De bestemming Oostzee
blijkt naderhand Dantzig te zijn, bij gunstige wind maar een paar dagen varen
vanaf de Sont.
Het wordt een korte turn-around, slechts een maand later, op 19 mei 1729, is het
schip terug bij de Deense tol. De lading bestaat uit 30 Lasten tarwe en 30 Lasten
rogge en 2/3e oxhoofd drank (een oxhoofd of okshooft is ca 225 liter). Het wordt
een snelle terugreis naar Amsterdam, want vijf weken later, op 25 juni, komt
Oebele voor zijn volgende Dantzig-reis al opnieuw in Helsingør aan.
De chertepartij bij notaris Maten de Jonge in Amsterdam is gedateerd op de 14e
juni.
Voor Dirck van Hoek Janszoon, coopman, moet Oebele Jurjens naar Dantzig
varen, het schip laden met “graanen tot de volle of bequame lading toe” en terug
gaan naar Amsterdam, waar hij na het lossen van de lading fl 20,- per Last krijgt
uitbetaald. De schipper krijgt een bonus van fl 15,- en 15 stuivers daar bovenop.
Scheepsverklaring van 16 juni 1729
Over de vorige tocht naar Dantzig wordt op 16 juni op basis van een getuigenis
van drie bemanningsleden van de “Gezusters” een scheepsverklaring bij notaris
Maten de Jonge opgemaakt. Er is op de terugreis schade aan de lading
opgetreden.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
39
In de verklaring stellen stuurman Heere Jacobs, kok Eeuke Andriesz en
“zeijlvastmaker” Auke Hessels, dat ze (“… alle drie van genoegen ouderdom…”)
op de vorige reis naar Dantzig aan boord waren, dat de tarwe en de rogge goed
geladen zijn, dat er een deugdelijke afscheiding en separatie is aangebracht
tussen de twee gewassen (“goed afgemat”) . En dat ze bij thuiskomst de lading
…..
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
40
“ … geheelijk gelost en uijtgeleevert hebben; sonder dat daar van door hun
getuijgen (zoo als een ieder voor zigh zelfs verklaart) off hun weetens , door
iemand anders iet weg is gestoolen, geroofd ofte op enigerhande wijse ter
quader trouwe behandele. Verklarende zij getuijgen nogh verder dat zij bij ’t
lossen hunner goederen gezien en bevonden hebben, dat de partijen rogge en
tarw nogh beide wel afgemat en behoorlijk gesepareert hebben gelegen en dat
ook de partij tarw en de partije rogge elk apart en op zich zelfs bij geleevert
is geworden …..
Ze zijn elk aanwezig fysiek geweest bij het laden en lossen en bieden aan om de
verklaring “ .. dan ook solemnelijk te bevestigen”. Ofwel onder ede te herhalen.
Heere en Eeuk zetten hun handtekening, Aucke zet een eigen merkteken. De
eventuele schade aan de lading zal door deze verklaring bestemd zijn voor de
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
41
verzekering. De mannen zijn gedekt, het is niet goed duidelijk waaruit de schade
bestaat, maar het heeft zeker niet aan hen en hun inzet en vakmanschap gelegen,
het moet door een (onbekende) boze buiteninvloed veroorzaakt zijn.
Opmerkelijk is de tekst is dat het schip “De Drie Gezusters” door slechts 5
bemanningsleden gevaren wordt. Dat betekent enerzijds, dat het 24-uur per dag
doorzeilen, met wisselend weer en wisselende zeilvoeringen, een zware klus
genoemd mag worden. Anderzijds drukt een beperkte bezetting minder op de
personele kosten.
“De Drie Gezusters” zal kort na de 16e juni wederom het IJ uitgevaren zijn. Op
25 juni 1729 passeren ze Helsingør, in ballast, onderweg naar Dantzig. Weer een
snelle turn-around: op 27 juli vaart Oebele weer door de Sont naar huis: met 52
Lasten rogge naar Amsterdam, waar ze in augustus arriveren.
Oebele en bemanning zijn nu zo’n 17 maanden zonder rustperiode in touw
geweest. Het zal dus niet verbazen, als ze nu een pauze in gaan lassen. Verdiende
rust voor man en schip.
Maar niets is minder waar.
Ze gaan onmiddellijk door met een nieuwe reis. Het wordt een eentonig en
onderhand vertrouwd verhaal. Oebele doet weer zaken met de heer Gerrit Storm
en tekent op 25 augustus bij notaris Maten de Jonge een contract om naar Stettin
te varen, daar goederen aan boord te nemen en deze naar Bordeaux te vervoeren.
Hij krijgt 14 aaneengesloten dagen om de vracht ter plaatse te lossen. Het levert
hem bij aflevering fl 17,50 per Last op, plus een bonus van fl 25,- voor de
schipper.
Lading in Bordeaux voor de terugreis naar De Republiek of elders is nog niet
ingepland, dat komt mogelijk later aan de orde.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
42
detail van de chertepartij 25 augustus 1729
Het begin van de reis verloopt probleemloos. Het vertrek zal rond 1 september
hebben plaats gevonden.
De volgende doorgang staat ingeschreven op de 10e september, hij vaart samen
op met dorpsgenoot Solcke Sietses, die zich in ballast naar Dantzig begeeft. Ze
staan na elkaar in het register ingeschreven. Oble staat nu ook ingeschreven als
zijnde onderweg naar Dantzig, maar hier maakt de ambtenaar een fout of Oebele
geeft de verkeerde haven op. Het moet ten rechte, zoals de opdracht luidt, Stettin
zijn.
10 september 1729
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
43
De afstand van Helsingør naar Stettin is ongeveer 180 zeemijlen, een paar dagen
zeilen met een niet-ongunstige wind. Daar de ballastlading van boord en het
schip vol geladen met …”Klapholt”. Geen tarwe, rogge of andere granen deze
keer, maar “gekloofd eikenhout voor duigen”. De Franse wijnboeren in Bordeaux
hebben hout nodig om fusten te maken om daarin de wijnoogsten te laten rijpen
en te vervoeren.
30 september 1729
Van Helsingør is het een heel eind varen naar Bordeaux. Obe zal er, zeker met
onstuimig herfstweer, wel vier tot zes weken tijd voor ingeruimd hebben. We
verliezen Oebele na de Sont uit het oog en zouden, zonder nadere informatie,
niet weten hoe het hem onderweg vergaan is. Gelukkig (voor ons!) treedt er
tijdens de reis schade op aan het schip, wat noodzaakt tot het opstellen van een
scheepsverklaring na terugkeer bij (wederom) notaris Maten de Jonge, die zich
in deze periode ontpopt als Oebele’s huisnotaris.
1729/30
VAN BORDEAUX NAAR AMSTERDAM
De scheepsverklaring beschrijft in het kort het volgende:
Op 13 januari 1730 verklaren Frans Hendricksz, stuurman, Heere Jacobs,
bootsman en Eucke Andriesz, kok, gevaren te hebben op het schip “De Drie
Gezusters” met Oebele Jurjens als schipper en dat ze met dit schip naar Blaye
(gelegen ten noorden van Bordeaux, op de oostoever van de Gironde) gevaren
zijn en in november daar “door de ordinaire stadstuwers” beladen zijn met wijn
en kastanjes. Na de voltooiing van het laden gaan ze op weg naar Amsterdam.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
44
Op 18 december 1729 komen ze bij de monding van de Gironde (“… onder de
Duijntjes in zee geloopen …”) en zijn daar de Atlantische Oceaan op gevaren. De
reis verloopt zonder genoteerde incidenten *). Er wordt niet gerept over zwaar
weer of een harde wind uit het zuidzuidwesten.
Tijdens de Kerstdagen en Oud en Nieuw zitten ze op zee, ze arriveren na een
snelle tocht in 16 dagen (op 3 januari 1730) in Texel om een loods aan boord te
nemen. Nog dezelfde dag vertrekken ze weer, met loods, uit Texel op weg naar
Amsterdam. Ondanks de loodsassistentie loopt “De Drie Gezusters” kort daarop
ten oosten van het eiland aan de grond en blijft stevig vastzitten. Een toegesnelde
loodsboot komt langszij, brengt een anker van “De Drie Gezusters” uit naar
dieper water en neemt een deel van de vaten Blaye-wijn over in een poging om
de diepgang van het schip te verminderen en het zo weer vlot te krijgen. Dat lukt
echter niet, “… het schip blijft sitten …”, er moet nog meer vracht uit de
“Gezusters” gehaald worden. Vervolgens wordt een zgn. lichter opgeroepen,
(een lichter is een klein schip waar de goederen uit een groot schip in worden
overgeladen) waarna net zolang fusten wijn overgeladen worden, totdat “De
Drie Gezusters” weer vlot komt. Het lukt, er komt weer beweging in het schip.
De overgenomen vaten uit de loodsboot en de lichter worden vervolgens in diep
water door Oebele c.s. terug aan boord genomen. Men licht anker en vervolgt de
reis, die verder zonder bijzonderheden verloopt. Schip en bemanning arriveren
behouden in Amsterdam. De aankomstdatum wordt niet genoemd. Als de lading
in Amsterdam wordt uitgeladen, blijkt er een “oxhooft” wijn (dat is ca 225 liter)
te ontbreken. Het vat heeft het onderstaande merkteken, de letter C (of een
horizontaal hoefijzer) met een verticale lijn er doorheen.
De mannen eindigen de verklaring met de bekende geen-schuld bezwering, dat
zij (de ondertekenaars) het vat wel hebben geladen, maar niet hebben
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
45
weggegeven, verhandeld, gestolen, dat zij niemand anders hebben gezien die het
gestolen heeft of zich ermee verrijkt heeft et cetera. Wel hebben sommige zakken
met kastanjes schade van wat zij vermoeden “broeijen van de jonge wijn”.
De opgelopen schade is dus niet de schuld van de bemanning van “De Drie
Gezusters”, ze zijn bereid deze verklaring onder ede te herhalen.
*)
Opmerkelijk en toevallig is, dat op dezelfde 18e december 1729 ook Oebele
Jurjens’ collega-schipper Oebele Piebes uit Woudsend uit de Girondemonding
naar De Republiek vertrekt. Deze informatie is afkomstig uit een scheeps-
verklaring, die Oebele Piebes op 11 januari 1730 bij dezelfde notaris Mathijs
Maten de Jonge in Amsterdam heeft afgelegd.
Hij verklaart dat hij met het schip “De Jonge Prins Van Vrieslant”uit Libourne
komt, beladen met fusten wijn. (Libourne ligt ten noorden van Bordeaux, aan de
rivier de Dordogne en is het centrum van de streek, die o.a. St. Emilion- en
(Lalande de) Pomerol-wijnen produceert). Hij vertrekt op 8 december 1729 uit
Libourne en arriveert op 11 december bij de monding, bij, zoals hij het aanduidt,
“de vlakte van Madock” (Medoc), en vervolgt zijn reis. Hij verblijft daar tot de
18e en vaart vervolgens de Atlantische Oceaan op. Op de 19e december beschrijft
hij “swaar weer en een harde suijdsuijdweste wind …”. Tijdens een
gijpmanoevre (“… het schip omhalsende …”) wordt één van de zwaarden door
een holle zee uit zijn scharnierpunt gelicht, draait achterstevoren en begint, nog
vastzittend aan de bedieningslijnen, tegen het schip aan te “rammen”.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
46
Detail uit de scheepsverklaring van Oebele Piebes
De bemanning is bang dat het zwaard door de scheepshuid heen zal stoten “…
en alsoo leccagie veroorsaken mogt…”. Oebele Piebes geeft dan de opdracht om
de standaard van het zwaard los te maken om daarmee het slaan en bonken te
stoppen. Het zwaard (“ … geweest nogh zoo goedt als nieuw …”) en de
bijbehorende lijn krijgen ze niet meer aan boord gehesen en gaan verloren.
Het verliezen van het zwaard (aan één kant) beperkt de mogelijkheid om over
die boeg scherp(er) aan de wind te varen. Ze hebben er kennelijk niet veel last
van. Zolang er een zuidelijke component in de wind zit (tot aan Texel), hoeven
ze niet scherp aan de wind te varen of te kruisen. De windrichting is gunstig
geweest , anders had Oebele Jurjens Oebele Piebes vast opgelopen en ingehaald.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
47
“De Jonge Prins” arriveert een dag eerder, op 2 januari 1730, bij Texel, neemt
daar een goede loods aan boord en komt al op de 3e in Amsterdam aan, lost de
vaten wijn en legt de verklaring bij de notaris op 11 januari af.
1730
Terug naar Oebele Jurjens.
Het is 13 januari 1730, Oebele is bij notaris Maten de Jonge geweest om de schade
aan zijn zwaard en lijnen te beschrijven. Hij heeft nu drie aaneengesloten reizen
gemaakt en is circa 10 maanden van huis geweest. Wat gaat hij doen, neemt hij
een pauze of gaat hij meteen door met een volgende reis?
Hij gaat weer door. Aannemelijk is dat hij meteen een contract bij een bevrachter
sluit (wat we niet hebben gevonden) en dat hij in ballast, mogelijk in februari of
maart, vertrekt naar Le Croisic om zout te halen. Met een volgeladen schip met
zout zet hij koers naar de Sont, waar hij op 29 mei passeert.
29 mei 1730
Hij heeft volgens bovenstaande opgave 67¾ Lasten zout aan boord en is
onderweg naar Koningsbergen. Het is Oebele’s eerste bezoek aan deze haven, die
nu Kaliningrad heet in de gelijknamige Russische Oostzee-exclave. We hebben
hem sinds 1718 al in veel Oostzeehavens gezien, maar nog niet hier, het ligt qua
vaarafstand iets verder dan Dantzig van de Sont verwijderd. Op 14 juli komt hij
weer terug in Helsingør, volgens opgave bij de tolbeambten met in totaal 38
Lasten, 25 Lasten tarwe, 13 Lasten hennepzaad en verder nog wat diverse
goederen. Opvallend is dat Wybe Jouckes, bekend als één van de drie klagers uit
het “Conventie-“kapingsproces, ook uit Koningsbergen terug vaart en op
dezelfde 14e juli met Oebele bij de Sont is. De ruzie is bijgelegd?
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
48
14 juli 1730
En nog is de reislust of –drift van Oebele niet voorbij. In Amsterdam wordt de
lading ergens in augustus gelost en het patroon herhaalt zich opnieuw. Naar de
beurs, bij een bevrachter een reis afspreken, contractueel vastleggen, ballast laden
en direct weer door op reis, naar zee . Het wordt een kopie van de voorgaande
reis. Met 11 Lasten haring naar Koningsbergen, op 8 september heen door de
Sont en op de 11e oktober terug met als hoofdlading 53 Lasten rogge en de
bestemming Amsterdam.
Met niet te slechte omstandigheden is Oebele voor 1 november op de
bestemming aangekomen. Daarmee is de lengte van zijn reis aangekomen op 20
maanden! En dat is voorlopig het einde! Oebele is in 1730 45 jaar oud geworden
en is zo’n 30 jaar daarvan zeevarende geweest.
Hij gaat nu een volgende fase in: zijn schip “De Drie Gezusters” gaat de verkoop
in en op 11 november 1730 lezen we uit het familiearchief van Van Beyma thoe
Kingma dat Bocco Sabinus van Abius (e.a.) het schip “De Drie Gesusters” van
schipper Oebele Jurjens uit Woudsend koopt.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
49
1731
Na twee jaar min of meer onafgebroken in touw geweest te zijn geweest, is het nu
rusten voor Oebele. Het hele jaar 1731 treffen we hem in vaardocumenten niet op
zee aan. Waarschijnlijk heeft hij een vol jaar vrij genomen, zijn schip onderhoud
gegeven of door een andere (zet-)schipper laten varen, en zelf achteropgeraakte
activiteiten bijgetrokken.
1732
En dan volgt zijn laatste vaarjaar. Conform eerdere jaren kiest Oebele ervoor om
in de winter een tocht naar Frankrijk te maken. Hij gaat weer zout halen in Le
Croisic in Bretagne. We kennen niet de details. We worden opnieuw pas
geïnformeerd door de Sonttol-registers: op 10 maart wordt Oebele ingeschreven.
10 maart 1732
Met 66 1/3e Lasten zout gaat hij naar Koningsbergen, op 14 april komt hij voor de
laatste keer door de Sont, met een zelfde lading als de vorige keren, bestaande uit
rogge, graan, erwten, tarwe en grafiet als hoofdbestanddelen.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
50
Er is weer een scheepsverklaring.
Op 6 mei zijn vier bemanningsleden van “De Houtkoper” (“… daar schipper op
is Oebble Jurriaensz …), bij notaris Mathijs Maten de Jonge in Amsterdam
aanwezig om een verklaring op te laten maken. Het zijn stuurman Jan Hendricks
Swaal, kok Gerbrand Jacobs en de matrozen Hille Baukes en Reindert Bordes. Zij
verklaren dat het schip in Koningsbergen beladen is met een partij tarwe, een
partij “erweten”en twee partijen rogge, één van 19 en één van 20 Lasten. Dat de
diverse artikelen adequaat met matten van elkaar gescheiden zijn bij het laden en
dat het schip dicht en goed uitgerust was, etc. ……… maar dat door een extreem
detail van de scheepsverklaring van 6 mei 1732
lage waterstand in het vaarwater “de Haverstrooij” bij de plaats Pillau de
volgeladen “Houtkoper” op 9 april 1732 te diep steekt en de ondiepte niet kan
passeren. De enige mogelijkheid om dit probleem op te lossen, is het op zee
overladen van de (twee soorten) lading rogge in een ander vaartuig. Dat gebeurt
en de volgende dag, op de 10e april, is “De Houtkoper” de ondiepte gepasseerd
en komt hetzelfde vaartuig de rogge weer terugbrengen. Ook op deze lichter zijn
de twee roggepartijen gescheiden geweest ( “… mede goede behoorlijke en goede
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
51
sorge gedragen is …”) en worden beide weer op de oorspronkelijke manier op
“De Houtkoper” geladen, gesepareerd met de matten. Mocht er door het
tweemaal overzetten een tekort of vermenging in de lading optreden of
gesignaleerd worden in Amsterdam, door verlies, diefstal, achterhouden etc. dan
is dat niet de schuld van de bemanning, zoals we dat ook in eerdere
scheepsverklaringen gezien hebben.
Het verloop van de terugreis wordt ook precies beschreven:
Na het terugladen op de 10e april wordt de steven naar de Sont gericht, daar
komen zij op de 14e aan en blijven er tot de 16e liggen. Ze hebben vijf dagen nodig
om naar ‘t Vlie te varen tussen Vlieland en Terschelling binnen te varen (21 april)
en daarna één dag over de Zuiderzee om in Amsterdam aan te komen, dan is het
22 april. Dat is een snelle overtocht, het duidt tezamen met de lage waterstand in
Koningsbergen op een (lang) doorstaande oostenwind. Een gunstige wind voor
de terugreis.
De vier mannen tekenen de verklaring en zijn bereid om de inhoud onder ede te
bevestigen:
Twee mannen signeren met een merkteken (Gerbrand en Hille), de andere twee
met een eigen handtekening (Jan en Reijnder).
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
52
AAN DE WAL
Dan is het afgelopen met het varen. Het is voorbij, we zien Oebele nooit meer op
zee, niet meer naar Frankrijk, de Oostzee, De Kleine Oost, Noorwegen of Ierland.
Nergens meer.
Hij heeft in 1732 definitief afscheid genomen van zijn varende professie en zal in
de komende periode omschakelen naar een leven aan de wal als handelaar en
koopman.
Resumerend stellen we vast, dat Oebele in de periode 1718-1732 door o.a. 32
Sont-doorvaarten, vrachtcontracten en scheepsverklaringen goed traceerbaar is
geweest, waarbij een aantal zaken opvalt.
We hebben een aantal chertepartijen (“vrachtcontracten”) van Oebele
achterhaald, maar niet alle. De bevrachter bepaalt veelal de notaris, waar
de schipper zijn contract moet tekenen. Het is soms onduidelijk wie bij
welke notaris zit.
Oebele wisselt perioden van aaneengesloten lange zeereizen (soms 1 ½ tot
2 jaar durende) af met perioden van lange rust.
Hij verblijft minimaal twee winters niet in De Republiek en hij bezit twee
schepen, “De Drie Gebroeders” en “De Drie Gezusters” waar hij op vaart
en de andere door zetschippers zal laten varen.
Het traceren van een schipper op basis van een scheepsnaam is moeilijk,
de scheepsnaam wordt veelal in de Sonttol-registers niet meer vermeld,
alleen de schippersnaam, zijn thuishaven, de havens van bestemming en
vertrek, en de vracht of lading.
Oebele’s vaar- en walperioden tussen 1718 en 1732 hebben we opgetekend in een
Excel-spreadsheet, zie daarvoor het Excel-document:
OEBELE'S VAARTIJD (1718 - 1732) op deze website
………………………………………………………………………………………………
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
53
DEEL 2
Na 1732
In tegenstelling tot broer Jelle zal ex-grootschipper Oebele in de komende 20 jaar
niet veel sporen nalaten. Hij wordt geen ondernemer of grote investeerder. Hij is
redelijk welvarend geworden, hij heeft waarschijnlijk zijn ene smakschip “De
Drie Gebroeders” nog aangehouden, verhuurt zijn huizen en is koopman. Met
daaraan gekoppelde inkomsten kan hij ruimschoots aan de kost komen.
Het is door het gebrek aan gegevens moeilijk om een gedegen overzicht te geven
over zijn leven aan de wal. De meeste informatie is aanwezig in de Reëel- en
Floreenkohieren. Door die een aantal jaren op rij te vergelijken, kunnen we de
(veranderingen in de) welvaart van Oebele volgen. Daarnaast tonen we nog een
beperkt aantal transacties van hem.
1734
In 1734 bezit hij 6 huizen in Woudsend, de Reëelkohieren van het dorp laten de
volgende huizen van Oebele zien:
nr. 12, verhuurd aan Hessel Sijtses;
nr. 35, hij woont hier nog steeds zelf, tegenover de Hervormde kerk;
nr. 43, verhuurd aan Murk Clases;
nr 159, eigen gebruik (1 camer);
nr 160, verhuurd aan Hille Baukes;
nr. 179, verhuurd aan Gerben Foppes.
En uit het Floreenkohier (landerijen):
nr. 20, 10 pondematen land in de Opeinden, als voren
1735
Oebele leent geld uit voor de aankoop van een kofschip aan Jacobus van der
Bergh te Sneek
… Cg 1000,- van de coop van een zeker coffeschip c.a …. (Hypotheekboek 98 Wymbr. folio 114, 03 mei 1735)
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
54
1738
De Reëelkohieren van Woudsend laten de volgende huizen van Oebele zien, er
zijn maar een paar veranderingen ten opzichte van 1734:
nr. 12, verhuurd aan Hessel Sijtses;
nr. 35, zelf, tegenover de Hervormde kerk;
nr. 43, verhuurd aan Murk Clases;
nr. 159, verhuurd aan Sieds Sjerps;
nr. 160, verkocht;
nr. 179, verhuurd aan Jan Dirks.
Floreenkohier (landerijen)
nr. 20, 10 pondematen in de Opeinden.
1740
speelt Oeble Jurjens verkoopt aan
Claas Minks c.ux.
een huis en hiem te Woudsend op een camp land.
(naastlegers):
Hoyte Walles erven ten oosten,
Tjeerd Gerbens ten westen,
t voetpad ten zuiden,
Wegsloot ten noorden
Voor de somma van Cg 450,-
(grondpacht Cg 3, huur Cg 16,-) (Koopbrieven Wymbr. 65 folio 65, 8 maart 1740)
1741
Heere Lieuwes is dood. In 1712 hebben Jurjen Reiners en zijn zonen Jelle, Gosse
en Oeble Heere geholpen door hem koeien te lenen, nadat zijn veestapel door de
runderpest verloren is gegaan.
Zijn weduwe, Aaltie Sippes, verkoopt een huis aan Oebele:
Aaltie Sippes wed. Here Lieuwes te Woudsend
verkoopt aan Oeble Jurjens en Rigt Rinties, echtelieden te Woudsend,
een huis en stede, bak, aker, toonbank inbegrepen te huur voor cg 25,-
(naastlegers)
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
55
erven Jelle Corn. Hollander ten oosten,
straat ten westen,
Mandersteeg ten zuiden,
Jelle Jurjens Nauta ten noorden,
bij verkoperse bewoond,
voor Cg 900,- (Koopbrieven Wymbr. no 65 folio 176, 08 aug 1741)
opm: voor de belangen van Aaltie treedt Jan Johannes, mr. glasemaker uit
St. Annaparochie op, omdat “verkooperse” nagenoeg blind is.
1744
Claas Minks heeft in 1740 het huis met nr. 179 gekocht. Er is nog een schuld aan
Oebele in blijven zitten. In 1744 wordt deze schuld opgetekend in het
Hypotheekboek Wymbr. 99.
De inhoud luidt:
Claas Minks te Woudsend schuldig aan
Oeble Jurjens c.ux. te Woudsend
Cg 145 voor coop van een huis c.a. op een camp land onder Woudsend
(Hypotheekboek 99 folio 35, 05 mei 1744)
1749
We hebben vijf jaar lang geen documenten gezien, waar Oebele een actieve rol in
speelt. Nu zien we hem weer met een ruilkoop (“wandelcoop”) in 1749. Het blijkt
dat Oebele ook bezittingen heeft ”onder” Heeg. Hij ruilt een stuk land met Feike
Wytses, boer uit Heeg.
wandelcoop
Feike Wytses, huisman te Heeg, wandelt met Oeble Jurjens, coopman
te Woudsend ,
12 pondematen land te Heeg (belast met fl 2,- en 16st floreen)
(naastlegers)
heer Sloterdijk ten oosten,
Gerryt Jouckes wed. ten zuiden,
tegen 9 pondematen in een stuk van 10 pondematen mede onder Heeg (belast met 2 gulden en 16 stuivers floreen).
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
56
Oeble moet Cg 292.- en 10 stuivers bijbetalen, van het stuk land van Oeble is
“aanwandelaar” (Feike) zelf naastleger ten zuiden en IJsbrant Freerks ten oosten.
(Koopbrieven Wymbr.dl nr. 66, 26 aug 1749)
BELASTINGPERIKELEN EN DE QUOTISATIE VAN 1749
In de jaren vóór 1749 wordt de inning van de belastingen verpacht aan de
hoogste bieder. Het is daarna zaak voor deze pachter, dat hij voldoende
belastingen van de mensen binnenkrijgt om zijn investering rendabel te maken.
Het spreekt vanzelf dat deze lieden buitengewoon impopulair waren bij het volk.
Deze belastingen waren vrijwel allemaal verbruiksbelastingen op de eerste
levensbehoeften en op populaire genotsmiddelen. In 1748 pikt het volk deze
vorm van belastingheffing (“verpachte middelen”) niet langer en er gaat een golf
van onlusten door het land. Om de heffing van belastingen beter acceptabel te
maken wordt de inning door de overheid overgenomen. In 1749 komt men met
een nieuwe belasting naar draagkracht, de “quotisatie”geheten, die rekening
houdt met inkomen en grootte van het gezin.
De gegevens van Oebele Jurjens zijn de volgende:
Oebele Jurjens, coopman, uit Woudsend, Wymbritseradeel,
gezin drie volwassenen,
is aangeslagen voor 39 gulden - 0 -0
(Quotisatie Wymbritseradeel, folio 15v)
De hoogte van Cg 39,- zit tegen de categorie “welvarend” aan.
1751
Oebele wordt in 1751 66 jaar oud. Hij is de enig overgebleven broer, Gosse is in
1737 overleden en Jelle in 1750.
We treffen nog één keer, voor de laatste keer, een verkoopakte aan met Oebele in
één van de hoofdrollen. Samen met zijn zwagers Hylke en Johannes Rintjes staat
hij vermeld bij de Koopbrieven 66 , gedateerd op 25 november 1751. Oebele
vertegenwoordigt zijn vrouw Rigt. De verkoop gaat over de helft van een zathe
te Woudsend, met het Reëelkohier-nummer 27 (1748).
Hylke Rinties, Johannes Rinties en Oeble Jurjens n. lib, allen te Woudsend,
verkopen aan Yme Duirds, huisman aldaar
½ zate c.a. groot 65 pondematen met sware floreen fl 8 en 22 st , en lichte
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
57
floreen fl 4 en 18 st 12 p, alles te Woudsend;
(naastlegers):
hebbende het hornleger de grote gemene straat ten westen,
de Ee ten oosten,
Michiel Hylkes Tromp ten zuiden,
Bannesteeg ten noorden
voor de somma van Cg 300,-(Koopbrieven no 66 folio 111, 25 nov 1751)
Opm: op de hele zathe zit een “stem” (stemrecht), met de verkoop van de halve zathe
wordt tevens een “halve stem” overgedragen.
1752
OEBELE OVERLIJDT
We denken dat Oebele dit jaar is overleden. Datum onbekend. Er is geen
overlijdensbericht of testament. Onderstaande Reëelkohier-gegevens van 1752 en
1754 geven geen uitsluitsel.
In de kolom van huis nr. 43 staat vermeld, dat Oebele het verhuurd heeft aan
Sijtske Everts en nr. 144 aan Geert Aarns. Na een overlijden vermeldt de schrijver
doorgaans dat de erven de eigenaar zijn geworden. Dat is hier niet het geval. De
verandering ijlt soms na.
(Ook bij Jelle Jurjens (Nauta) staat niet te zien dat hij in 1750 is overleden)
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
58
Over de boedelscheiding zijn we niets te weten gekomen.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
59
NAWOORD
Het leven van Oebele, zoon van zeevarende Jurjen Reiners en broer van
zeevarenden Jelle, (Haring) en Gosse geeft een prachtige inkijk in het bestaan van
een schipper uit Woudsend, Wymbritseradeel, in de 18e eeuw.
De verbroken verloving van Oebele en Yd brengt grote onrust in een kleine
dorpsgemeenschap, als na een verbroken liefde boosheid en emoties de overhand
krijgen boven de ratio, en de stijfkoppigheid uiteindelijk slechts door de rechters
van het Hof van Friesland kan worden gebroken.
Oebele is goed traceerbaar in diverse documenten over zijn reizen tussen 1718 en
1732. Hij heeft buitengewoon lange reizen gemaakt, soms is hij 1,5 tot 2 jaren
achtereen op reis met zijn schip, zonder een substantiële rustperiode te nemen.
De winter- en voorjaarsmaanden van 1720/21, 1723/24 en 1726/27 heeft hij
aaneengesloten buiten de Republiek vertoefd. Met daarnaast lange perioden
(soms meer dan een jaar) dat we hem niet varend aantreffen. Niet uitgesloten is
dat hij in deze tijdvakken reizen heeft gemaakt naar de Kleine Oost,
Denemarken, Noorwegen of misschien Frankrijk, waarvan de administratie niet
bewaard gebleven is. Maar anders was hij gewoon aan de wal.
Het harde werken heeft hem geen windeieren gelegd. Als hij op het 47e jaar met
varen stopt, heeft hij er een schip, huizen en land aan overgehouden, die hem zijn
inkomen verschaffen voor de oude dag.
Oebele’s nazaten gaan niet naar zee. Twee zonen Reiner sterven op jonge leeftijd.
De oudste dochter Rintske vertrekt met haar man Fedde Bonnema in 1739 naar
Amsterdam, Beeuw gaat in 1740 in Sloten wonen als vrouw van scheeps-
timmerman Johannes Hylkes. Tjitske trouwt in 1752 met Geert Aarends, beroep
onbekend.
OEBELE JURJENS 01 AUG 2012 030.6
60
AANVULLEND DOCUMENT (herhaling)
Bijgevoegd in de inhoudsopgave is het overzicht van Oebele’s activiteiten in de
vaarjaren tussen 1718 en 1732.
Zie daarvoor het Excel-document: OEBELE'S VAARTIJD (1718 - 1732)
Top Related