Inhoud Actueel
Actueel
Samenwerking
Onderzoek
Opinie
Fotografie
Onderzoek
Personalia
Bloedproducten
Samenwerking
Actueel
Profiel
Maart 2008
108
Bloedbeeld
2
Nieuws
3
10 jaar Sanquin: van emotionaliteit naar professionaliteit
Op 1 januari jl. bestond Sanquin tien jaar. In dit
nummer een interview met Onno Buruma en Rob Hazel-
hoff, beiden lange tijd lid van de Raad van Toezicht.
4
Nieuw contract wetenschappelijke samenwerking
Sanquin-AMC
De reeds lang bestaande samenwerkingsovereenkomst
tussen Sanquin en het Academisch Medisch Centrum
(AMC) in Amsterdam is hernieuwd.
5
Betere bloedvoorziening dankzij stamcellen
Bepaalde stamcellen, zoals de mesenchymale stam-
cel en de endotheel progenitor cel, lijken in staat
beschadigd weefsel te herstellen. Hoe ze dat doen, is
nog grotendeels een raadsel.
7
Functioneren erytrocyten wel normaal na transfusie?
Eind 2007 zijn twee artikelen verschenen die een nieuw
licht lijken te werpen op het transfunderen van rode
bloedcelconcentraten (RBC) bij patiënten.
8
Geen kale muren
Fotograaf Johannes Schwartz fotografeerde kunst in de
Sanquinomgeving.
17
Nieuwe trial voor nierpatiënten
Samen met het AMC heeft Sanquin een bijzondere
clinical trial opgezet met patiënten die een nier-
transplantatie moeten ondergaan en voor wie geen
geschikte donornier kan worden gevonden.
19
Antistofvorming vóór blijven
Op 22 november 2007 hield professor Ellen van der
Schoot haar oratie ‘Op zoek naar het verschil’.
20
Nieuw programma HLA/HPA getypeerde tromboyten
Er is een nieuw matchprogramma voor het zoeken naar
donors met de juiste HLA/HPA trombocyten.
21
Focus op bloedoverdraagbare infectieziekten
Sanquin gaat zich in meer brede zin richten op bloed-
overdraagbare infectieziekten.
23
Nieuws
24
Ad Castel
Voorzitter Landelijke Gebruikersraad Sanquin
Bloedbeeld is een uitgave van
Stichting Sanquin Bloedvoorziening.
Het blad verschijnt 4 maal per jaar
in een oplage van 21.500 stuks.
Bloedbeeld wordt toegezonden
aan medisch specialisten, klinisch
chemici, ziekenhuisapothekers,
ziekenhuizen en onderzoeks-
instellingen in Nederland en aan
medewerkers van Sanquin.
Verder ontvangen landelijke advies-
en beleidsorganen op het gebied
van de gezondheidszorg het blad
evenals de rijksoverheid en pers-
media.
Redactie
Anneke de Regt (hoofdredacteur),
Masja de Haas, Cees van der Poel,
Dirk Roos, Hanneke Schuitemaker,
Henk Schonewille, Jan Willem
Smeenk, Ruud Smeenk,
Jan Voorberg en Ruud Zoethout
Medewerkers
Theo Ariëns, John Ekkelboom,
Maarten Evenblij, Frans Jehee, Leo
de Jong, Pieter Lomans, Angela
Rijnen, Ed Slot, Ruud Smeenk,
Arthur Verhoeven, Elze Wagenmans
en Arthur van Zuylen
Fotografie
Tessa Posthuma de Boer (Profiel),
Anneke de Regt, Johannes Schwartz
(fotokatern) en Ed Nieuwenhuys
Ontwerp
Robbert Zweegman
i.s.m. Reynoud Homan
Druk
Cliteur, Amsterdam
Redactieadres
Sanquin, Postbus 9892,
1006 AN Amsterdam
Abonnementen
Zie redactie-adres
Jaarabonnement is gratis
© Bloedbeeld
Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd zonder voorafgaan-
de toestemming van de redactie.
ISBN 1572-803X
Landelijk bloedinzamelplan
van start
Vanaf 2008 werkt Sanquin
met een landelijk inzamel-
plan voor vol bloed.
Hiermee kan het huidige
donorbestand beter worden
benut. Tot voor kort kon het
voorkomen dat er in het
westen van het land te
weinig bloed was en der-
halve donors werden
geworven, terwijl in het
oosten van het land donors
zich afvroegen wanneer ze
weer een keer zouden
worden opgeroepen.
Het Landelijk Inzamelplan
sluit beter aan op het
Donor Service Concept dat
streeft naar trouwe donors.
Door met name donors in
het noordoosten meer op te
roepen worden ook zij
trouwe donors. Bij de inza-
meling maken we onder-
scheid tussen semi-mobiele
(min of meer vaste) en
mobiele afnamelocaties.
Bij deze locaties wordt een
verschillende donatie-
frequentie gehanteerd.
Voor de mobiele inzame-
ling is deze 1,1 waardoor
iedere donor tenminste
tweemaal per jaar wordt
opgeroepen.
In 2008 komt de donatie-
frequentie voor de donors
van de semi-mobiele af-
namelocaties uit op 1,8.
Dit cijfer wordt bijgesteld al
naar gelang de vraag naar
bloed meer of minder
wordt.
Monitoring immunogeni-
citeit voor het voetlicht
De afgelopen jaren zijn er
veel monoklonale anti-
stoffen als therapeutica
op de Nederlandse markt
verschenen, waaronder
de anti-TNF (infliximab,
adalimumab, etanercept)
en anti-CD20 (rituximab)
biologicals. Met de
EMEA- en FDA-richt-
lijnen, die in 2008 van
kracht worden, staat
monitoring van antistof-
vorming tegen biologi-
cals volop in de schijn-
werpers. Sanquin en het
Jan van Breemen
Instituut doen al geruime
tijd onderzoek naar de
klinische relevantie van
deze antistofvorming.
Gebleken is dat antistof-
vorming tegen de biologi-
cal of een te lage plasma-
spiegel ervan kan leiden
tot een slechte respons op
de behandeling; op gelei-
de hiervan kan de behan-
deling worden aange-
past. Sanquin heeft een
testformat ontwikkeld
waarmee al enkele jaren
op reguliere basis immu-
nogeniciteitstesten
gedaan worden voor bij-
voorbeeld reumatologen,
dermatologen en gastro-
enterologen zodat even-
tuele antistofvorming
nauwkeurig kan worden
gemonitord.
Meer informatie in het
volgende nummer van
Bloedbeeld.
Nieuw Vademecum
Diagnostiek
Rond 20 maart 2008 ver-
schijnt een geheel nieuwe
editie van het Sanquin
Vademecum Diagnostiek.
Naast de veertien theorie-
hoofdstukken is er veel
aandacht besteed aan
snelle toegankelijkheid
van de verschillende
bepalingen in het katern
‘Bepaling’, alwaar verwe-
zen wordt naar aan-
vraagformulier, theorie-
hoofdstuk én Sanquin
Diagnostiek specialist,
voorzien van direct door-
kiesnummer en e-mail-
adres. Het uitgebreide
alfabetische register ver-
wijst niet alleen naar het
gewenste bloedonder-
zoek, maar ook naar de
bijbehorende klinische
vraagstukken. De hoofd-
stukken zijn geactuali-
seerd door de verant-
woordelijke diagnostiek
managers. Zo is het
hoofdstuk ‘Immuun-
status’ vervallen en zijn
er twee nieuwe hoofd-
stukken opgenomen:
‘Afweer’ en ‘Monoklonale
Therapeutica’. Het nieu-
we Vademecum wordt
gepresenteerd op het
afscheidsfeest van divisie-
directeur Diagnostiek,
Cees Aaij en zal daarna
naar de relaties van
Sanquin Diagnostiek
worden verzonden.
Ook bestellen is mogelijk
(via www.sanquin.nl
of per e-mail:
ActueelDiagnostiek Bloedinzameling Diagnostiek Medisch
WOBI
Met ingang van 1 januari
2008 heeft Sanquin een
werkgroep Opdoemende
Bloedoverdraagbare
Infecties (WOBI) samen-
gesteld waarin professio-
nele deskundigheid van-
uit verschillende discipli-
nes bijeen is gebracht.
De WOBI bestaat uit een
microbioloog, medisch
viroloog, epidemioloog,
biochemicus en donor-
artsen.
De WOBI heeft als op-
dracht om ontwikkelin-
gen wereldwijd op het
gebied van infectieziek-
ten continu te signaleren
en te monitoren, en hier-
over te rapporteren aan
de Medische Advies Raad
(MAR). Tevens adviseert
de WOBI over eventueel
te nemen maatregelen
op het gebied van donor-
keuringen, laboratorium-
tests en productbewer-
king. De MAR adviseert
op haar beurt aan de
Raad van Bestuur.
De gekozen systematiek
en activiteiten van de
WOBI sluiten aan bij een
vergelijkbaar internatio-
naal initiatief binnen
de European Blood
Alliance (EBA): de
Emerging Infectious
Diseases Monitor.
2 Bloedbeeld
Onno Buruma
Rob Hazelhoff
ziekenhuizen had ook een groot researchlaboratorium
en een gezonde financiële positie, in tegenstelling tot de
bloedbanken. Er was het risico dat de overheid een fusie
zou aangrijpen om de kosten, vooral ten koste van het
onderzoek, te drukken.”
Trots
Maar dat gebeurde niet en men was tevreden over de
uiteindelijke wetgeving. Buruma: “Alles moest geprofes-
sionaliseerd en gestandaardiseerd worden. Daarmee
kwamen we aan de creativiteit van een aantal mensen
van de diverse bloedbanken, die soms de indruk kregen
dat ze het altijd verkeerd hadden gedaan. Dat was wel
eens moeilijk en een enkeling is boos weggegaan. Het
geven en ontvangen van bloed heeft een emotionele
lading en wordt meer met vrijwilligheid dan met
professionaliteit geassocieerd, terwijl een hoge kwaliteit
noodzakelijk is. Toch vind ik dat de omvorming in het
algemeen erg goed is gegaan.”
Hazelhoff: “Als je informeel besluit om samen te gaan,
moet je nog een heel traject door. Medewerkers van de
bloedbanken zagen het CLB soms als commercieel,
omdat het CLB nu eenmaal productie moest draaien.
En er was discussie over de aard van het wetenschappe-
lijk onderzoek: moest dat in dienst van de bloed-
producten staan, of mocht het ook fundamenteler zijn?
Het CLB was trots op zijn geschiedenis en wilde een
internationaal kenniscentrum blijven.”
Buruma: ‘Ik ben er trots op dat de Raad van Bestuur een
kwalitatief hoogwaardige organisatie met een inter-
nationaal kenniscentrum heeft kunnen realiseren.”
Hazelhoff: “Het was leuk dat ik daar bij heb kunnen
zijn. Het is erg mooi dat de directie de doelen in tien jaar
heeft kunnen verwezenlijken. Dat is kort voor een fusie.
Ik heb de indruk dat er binnen Sanquin al echt een een-
heid is ontstaan. Men heeft het verleden meegenomen,
maar is er niet steeds naar blijven omkijken.”
Maarten Evenblij
Actueel
Maart 2008 3
10 jaar Sanquin: van emotionaliteit
naar professionaliteit
Op 1 januari 2008 bestond Sanquin tien jaar. In 1998
fuseerden het CLB en de bloedbanken van het Neder-
landse Rode Kruis tot de Stichting Sanquin Bloedvoor-
ziening, kortweg Sanquin. In de komende vier edities
van Bloedbeeld komen deskundigen die de totstand-
koming en de eerste tien jaar van Sanquin van dichtbij
of van afstand hebben gevolgd, aan het woord.
In dit nummer een interview met prof. dr. Onno
Buruma en mr. Rob Hazelhoff, beiden lange tijd lid van
de Raad van Toezicht van Sanquin.
Buruma: “Ik was indertijd voorzitter van de Federatie
van Nederlandse Bloedbanken. Een bijzondere federatie
van 22 bloedbanken met zeer gemotiveerde en zeer
emotioneel betrokken professionals. De cultuur-
verandering naar efficiëntie en kwaliteit in de gezond-
heidszorg maakte dat ook de bloedbanken zich moesten
aanpassen. Mij was snel duidelijk dat dit niet vanzelf
goed zou gaan. Daarbij speelde op de achtergrond de
discussie over de positie van het CLB. Het was nood-
zakelijk, maar zeer moeilijk om 22 autonome bloed-
banken met elk een eigen directie en bestuur op één
lijn te krijgen om één uniforme kwaliteitsstructuur te
verwezenlijken. Onze taak was die kruiwagen met
heterogene kikkers voor te sorteren voor die gezamen-
lijkheid.”
Buruma erkent dat hij daarbij wel enige diplomatie
heeft moeten gebruiken. Dus vond hij het wel zo
elegant geen voorzitter maar lid van de Raad van
Toezicht (RvT) van het nieuwe Sanquin te worden.
Hazelhoff, die penningmeester was van de Stichting tot
Instandhouding van het CLB, ging ook door als lid van
de RvT na de fusie. Ook hij was een voorstander van één
organisatie. “De bloedbanken leverden zowel plasma
aan het CLB, die daar bijvoorbeeld factor VIII uit
produceerde, als bloedproducten aan ziekenhuizen.
Dat gaf soms wel wrijving over prijzen en kwaliteit,
evenals de verschillende busjes van Rode Kruis, Bloed-
bank en CLB die door het land reden om bloed op te
halen bij donors. Het ministerie drong al langer aan
op een stroomlijning ter garantie van de uniforme
kwaliteit van de bloedproducten. Het CLB dat plasma-
producten leverde en diagnostisch onderzoek deed voor
Ernest Briët
René van Lier
Samenwerking
Nieuw contract wetenschappelijke
samenwerking Sanquin-AMC
4 Bloedbeeld
themacoördinatoren begeleid zullen worden, uit elke
instelling één. Het betreft immunohematologie en
transfusiegeneeskunde (Ellen van der Schoot, Sanquin,
en Ineke ten Berge, AMC,), stamcellen (Peter Hordijk,
Sanquin, en Rien van Oers, AMC), bloedoverdraagbare
infecties (nog in te vullen) en niet-specifieke afweer
(Timo van den Berg/Arthur Verhoeven, Sanquin, en
Taco Kuijpers, AMC/Sanquin). Het thema bloedstolling
zal geleid worden door Jan Voorberg (Sanquin) en Joost
Meijers (AMC).”
Wat gaan die coördinatoren nu doen? Allereerst gaan
ze inventariseren welk voor beide partijen relevant
onderzoek op het ogenblik plaats vindt en elkaars
achterban daarover informeren. Verder gaan ze kijken
op welke wijze nu samengewerkt wordt, en hoe dat in
de toekomst beter zou kunnen. Zo wordt dus vanuit de
interesses van de onderzoekers de samenwerking
gestimuleerd.
Wederzijdse kennis
Het mes snijdt werkelijk aan twee kanten. De managers
en labhoofden van Sanquin Research zullen een deel-
tijdaanstelling in het AMC krijgen, waardoor zij van
alle AMC-faciliteiten gebruik kunnen maken en ook
gemakkelijker toegang tot externe fondsen hebben.
Verder is voor Sanquin natuurlijk de samenwerking met
klinici van grote waarde, gezien hun ervaring en toe-
gang tot patiëntenmateriaal. Voor het AMC is met
name de kennis en ervaring van Sanquin van belang
op het gebied van stamcellen, immunohematologie en
niet-specifieke afweer. Sanquin verwacht veel van de
kennis in het AMC op het gebied van ’poverty-related
diseases’ en hoopt daarvan te kunnen profiteren bij het
opzetten van een eigen epidemiologische researchlijn
op het gebied van bloedoverdraagbare infecties.
De blijvende samenwerking met Hanneke Schuite-
maker, zojuist van Sanquin naar het AMC verhuisd (zie
blz. 21), is daarbij van eminent belang. Al met al een
gunstig ’bloedbeeld‘ van deze twee kennisinstellingen!
Dirk Roos
Eind december 2007 is een reeds lang bestaande
samenwerkingsovereenkomst tussen Sanquin en het
Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam
hernieuwd. Deze overeenkomst voorziet in gezamenlijk
onderzoek op het gebied van de immunohematologie
en transfusiegeneeskunde, bloedstamcellen, bloed-
overdraagbare infecties en niet-specifieke afweer.
Nieuw is dat nu ook de bloedstolling deel uitmaakt van
deze afspraken.
Bloedbeeld had een gesprek over dit ’virtuele‘ Land-
steiner Laboratorium met prof. Ernest Briët, lid van de
Raad van Bestuur van Sanquin (belast met de leiding
van het wetenschappelijk onderzoek binnen Sanquin)
en prof. René van Lier, voorzitter van de AMC Research
Council.
Beide heren zaten te glimmen op hun stoelen.
Gevraagd naar de reden daarvan antwoordde Briët dat
allereerst beide partijen veel duidelijker dan voorheen
doordrongen zijn van de waarde van deze samen-
werking. “De afspraken zijn niet alleen gunstig op
directieniveau (AMC investeert in onderzoek van
Sanquin en krijgt daarmee ‘toegang’ tot de wetenschap-
pelijke publicaties van Sanquin, d.w.z. mag deze
publicaties meetellen als eigen publicaties bij externe
beoordelingen). Nee, er is nu veel meer dan vroeger ook
de wil tot echte samenwerking in het laboratorium:
gezamenlijk plannen maken, met wederzijdse inbreng
van kennis, ervaring en interesse, en deze plannen
gezamenlijk uitvoeren. Meer dan vroeger ook leeft het
besef dat beide partijen daar baat bij hebben. Deze
overeenkomst is aangegaan voor vijf jaar, voor langere
tijd dus, met de mogelijkheid tot verlenging. In zo’n
periode kan echt iets opgebouwd worden, bijvoorbeeld
eerst vooronderzoek met eigen personeel van weers-
kanten, en dan op basis daarvan subsidieaanvragen
gehonoreerd zien te krijgen om gezamenlijke projecten
uit te voeren.”
Onderzoeksthema’s
Van Lier vult aan dat de invulling van het contract zich
aanpast aan de tijd. “Het gezamenlijk onderzoeksveld is
in een aantal thema’s ingedeeld, die elk door twee
Willy Noort
Jan Jaap Zwaginga
Hart- en diabetespatienten
Als MSC’s zo essentieel zijn bij de vorming van verschil-
lende typen weefsels, dan zouden ze wellicht ook
kunnen helpen bij het herstel van beschadigde weefsels.
Die hypothese probeert Sanquin nu samen met onder
andere het LUMC verder te verifiëren. Een van de onder-
zoekers daar is Jaap Jan Zwaginga, sectiehoofd van
het Centrum voor Stamceltherapie in het LUMC, maar
hij is tevens staflid van de afdeling Experimentele
Immunohematologie van Sanquin Research. Hij denkt
dat voor bloedvat-regeneratie meerdere cellen te
gebruiken zijn. MSC’s, endotheel progenitor cellen
(EPC’s) en monocyten zijn in dit kader de belangrijkste
kandidaten.
EPC’s zijn inmiddels ook een hype geworden. Hoewel
de naamgeving nogal wat discussies opwekt, gaat het
over stamcellen die in beenmerg en in bijvoorbeeld
navelstrengbloedvaten te vinden zijn. Zij lijken het
herstelproces bij beschadigde bloedvaten te kunnen
faciliteren. Zwaginga: “Een gezond lichaam is, mede
dankzij die EPC’s, in staat nieuwe bloedvaten te
vormen. Frappant is het dat bij mensen met hart- en
vaatziekten en bij diabetespatiënten dat vermogen
sterk is afgenomen. Belangrijk is om erachter te komen
waarom EPC’s bij hen minder van kwaliteit zijn en hoe
we dat via therapie zouden kunnen herstellen.”
Collateralen
Zwaginga legt uit dat ook de monocyt – evenals MSC’s
en EPC’s – een belangrijke rol kan spelen bij het
verbeteren van de bloedvatvorming. De monocyt, die in
bloed en beenmerg zit, kan overigens na differentiatie
verschillende effecten hebben in het lichaam. Zo helpt
hij als macrofaag mee bij het opruimen van patho-
genen en afvalstoffen, maakt hij als dendritische cel
T- en B-cellen gereed voor gerichte afweer tegen patho-
genen en bevordert hij als monocyt de vorming van
nieuwe bloedvaten. Als een bestaand bloedvat door
atherosclerose wordt afgesloten of minder goed werkt
door bijvoorbeeld diabetes, zorgen monocyten ervoor
dat kleine reeds bestaande zijpaden – collateralen –
breder worden zodat ze het bloed kunnen omleiden.
Volgens Noort is het zinvol om MSC’s, EPC’s en mono-
Onderzoek
Maart 2008 5
Betere bloedvoorziening dankzij
stamcellen
Bepaalde stamcellen, zoals de mesenchymale stamcel
en de endotheel progenitor cel, lijken in staat
beschadigd weefsel te herstellen. Hoe ze dat doen,
is nog grotendeels een raadsel. Onderzoekers van
Sanquin proberen daar meer inzicht in te krijgen om
vervolgens die cellen gecontroleerd te kunnen inzetten
voor therapie. Het accent ligt op de verbetering van de
bloedvoorziening in het lichaam.
De afgelopen tien jaar staat de mesenchymale stamcel
(MSC) volop in de belangstelling. Dr. Willy Noort, post-
doc fellow van de afdeling Experimentele Immuno-
hematologie van Sanquin, herinnert zich het moment
nog heel goed dat ineens vele wetenschappers zich over
deze stamcel gingen buigen. “Dat was in 1998.
Ik werkte toen in het Leids Universitair Medisch
Centrum (LUMC), waar ik onderzoek deed naar trans-
plantatie van bloedcelvormende stamcellen, de zo-
geheten hematopoïetische stamcellen. We wilden weten
in welke micro-omgeving deze stamcellen het beste
gedijen. In de micro-omgeving van het beenmerg
bleken MSC’s namelijk een belangrijke rol te spelen; het
aanslaan van het transplantaat werd bevorderd in een
muismodel. Bovendien ontdekten we, vrijwel gelijk met
enkele andere onderzoeksgroepen in de wereld, dat die
MSC’s kunnen differentiëren naar bijvoorbeeld vet-
cellen, kraakbeen en cellen die botweefsel opbouwen.
Voor die tijd werden ze versleten als een vorm van
fibroblasten die zich enkel kunnen vermeerderen.”
Omdat MSC’s niet alleen de bloedvormende stamcellen
een steun in de rug bieden maar ook betrokken kunnen
zijn bij weefselopbouw, vermoedden de Leidse weten-
schappers destijds dat die MSC’s vooral in grote hoeveel-
heden aanwezig zouden zijn tijdens de foetale ontwik-
keling van mens of dier. Onderzoek wees uit dat dit
inderdaad het geval is. Ook werd duidelijk dat er met
het klimmen van de leeftijd sprake is van een forse
afname. MSC’s zijn dan alleen nog nodig voor hand-
having en herstel. Alleen in het beenmerg blijven ze in
groten getale aanwezig zodat bloedcelvormende stam-
cellen zich kunnen blijven vernieuwen. Verder zijn ze
rijkelijk vertegenwoordigd in vetweefsel.
6 Bloedbeeld
reacties van donorcellen tegen de patiënt. Het doel is
het effect van MSC’s op deze zogenaamde ‘graft versus
host disease’ te optimaliseren. Verder zetten de Leidse
onderzoekers MSC’s in om hartspierschade na infarcten
te herstellen. Via een lokaliseringssysteem – een soort
GPS – brengen ze eerst het infarctgebied in kaart om
daarna op de juiste plek de stamcellen in te spuiten.
Ook het inspuiten van beenmergcellen in kransslag-
aders heeft volgens Zwaginga een gunstig effect op de
contractie van het hart. “Het klinisch resultaat is echter
nog klein en zal ook moeten worden geoptimaliseerd.
Doordat we inmiddels weten wat er in de soep van
beenmergcellen zit, zoals MSC’s, EPC’s en monocyten,
moeten we nu kijken hoe we die onderlinge samen-
werking het beste kunnen afstemmen, zodat we hart-
patiënten straks een betere cocktail kunnen geven.”
Zwaginga benadrukt dat mogelijke negatieve effecten
van deze celtherapieën niet mogen worden vergeten.
Zo zou iedere bloedvat-regenerende therapie in theorie
ook bloedvatgroei bij tumoren kunnen stimuleren en
zijn monocyten als schuimcel in de vaatwand
betrokken bij atherosclerose of aderverkalking. De uit-
daging is de cellen in een positief fenotype te fixeren,
zodat ze alleen nog in staat zijn hun gunstige effecten te
sorteren.
Toekomst voor Sanquin
Zwaginga verwacht dat Sanquin in de toekomst lande-
lijk een belangrijke rol kan spelen wanneer dergelijke
celtherapieën goed werken en veel patiënten er baat
bij kunnen hebben. Bij grootschalige toepassing van
de celproducten moet namelijk de huidige arbeids-
intensieve en delicate productie ervan worden
omgevormd naar een meer robuuste en efficiëntere
productie en opslagmethoden. Volgens Zwaginga
heeft Sanquin door haar rol bij de klassieke bloedcel-
producten daarvoor de juiste infrastructuur. Hij acht het
van groot belang dat nu al de onderlinge contacten op
dit gebied tussen Sanquin en de academische centra
worden versterkt.
“Sanquin zou wellicht van vele patiënten het
benodigde bloed kunnen afnemen en tot een bepaalde
fase voor verschillende centra kunnen opwerken en
opslaan. Voor EPC’s is dat nog niet zo eenvoudig.
Daar zijn er heel weinig van en het opkweken duurt
lang en is moeilijk. Er zullen dus eerst betere kweek-
methoden moeten komen voor deze cellen. Monocyten
en MSC’s zijn gelukkig heel makkelijk te verkrijgen en
te kweken.”
John Ekkelboom
cyten bij dit proces te laten samenwerken. Daarbij
zouden MSC’s verantwoordelijk kunnen zijn voor de
vorming van de spierwand en EPC’s voor de vorming
van de binnenkant van het bloedvat. “Ik denk dat de
MSC, die zoveel invloed heeft op allerlei cellen, in dit
proces ook een regulator kan zijn. Ook al zou hij niet
direct meedoen aan de weefselvorming, de MSC scheidt
als paracriene cel in ieder geval allerlei stofjes uit waar-
op de omgeving reageert. Het idee is nu dat MSC’s juist
die stoffen uitscheiden die het natuurlijk bloedvat-
herstel door bijvoorbeeld EPC’s of monocyten kunnen
bevorderen.”
Zwaginga vult aan dat MSC’s verschillend kunnen
reageren, afhankelijk van de situatie en de omgeving
waarin ze verkeren. Zo zullen ze in de buurt van bloed-
celvormende stamcellen andere acties ondernemen dan
wanneer ze worden geconfronteerd met bot- of vetweef-
sel. Om ze therapeutisch in te zetten moeten ze natuur-
lijk geen bot gaan vormen in spierweefsel en andersom.
De onderzoekers vragen zich af of ze MSC’s buiten het
lichaam reeds een zetje in de goede richting moeten
geven of dat het injecteren op de gewenste locatie al
voldoende is.
Klinische trials
Hoewel de werkingsmechanismen van de verschillende
(stam)cellen nog lang niet zijn ontrafeld, is het Leidse
Centrum voor Stamceltherapie al wel begonnen met
een serie klinische trials. Als voorbeeld noemt Zwaginga
het inspuiten van MSC’s om de ‘homing’ naar het been-
merg en de uitrijping daar van bloedcelvormende stam-
cellen na transplantatie te verbeteren. Deze therapie
blijkt te werken. Hoe die hulpverlening precies verloopt,
is nog onduidelijk. Noort merkt op dat zij die MSC’s na
injectie bij muizen namelijk nooit heeft kunnen terug-
vinden in het beenmerg zelf, terwijl de therapie ook bij
deze proefdieren toch werkte. Als mogelijke verklaring
wijst ze weer op het paracriene effect van deze stam-
cellen. Waarschijnlijk gaan ze tijdelijk naar het been-
merg, waar ze het herstel op gang brengen, om
vervolgens in het niets te verdwijnen. Zwaginga zegt
dat de therapie terug naar de onderzoekstafel moet om
de gunstige werking in mens en dier te analyseren.
Meer kennis maakt het mogelijk de behandeling nog
specifieker te maken.
Betere cocktail
MSC’s worden voor nog meer doeleinden via klinische
trials getest. Ze blijken ook een gunstig effect te hebben
op allogene stamceltransplantaties. Dankzij hun
immuunregulerende functie, reduceren ze de afstotings-
Arthur Verhoeven
tijdens het langdurig koud bewaren van RBC. Door de
auteurs worden in feite alle nu gebruikte RBC als fysio-
logisch incompleet en zelfs als gevaarlijk bestempeld,
en dat gaat mij duidelijk te ver. Hun eigen proeven
laten zien dat bewaarde erytrocyten (waaruit dus S-NO-
Hb verdwenen is), niet leiden tot vaatvernauwing in een
experimentele opstelling en dus is hun suggestie dat
RBC door binding van NO leiden tot nadelige effecten
bij patiënten, uiterst speculatief. Het sterkste argument
tegen een belangrijke rol van S-nitroso-Hb in bloed-
stroomregulatie is de waarneming dat er geen arterieel-
veneus verschil in S-NO-Hb bestaat, ook niet in een
spier die zwaar wordt belast [3].
Lopend onderzoek van Sanquin (in samenwerking met
het AMC) laat zien dat de nitriet-geïnduceerde NO
release (hypothese 2) zowel optreedt in verse RBC als in
lang bewaarde concentraten. Indien dit het belangrijk-
ste mechanisme is voor het produceren van NO door
erytrocyten, dan zijn de RBC van de Sanquin bloed-
banken wel degelijk functioneel gelijk aan circuleren-
de erytrocyten, en heeft het koud bewaren van RBC in
ieder geval voor deze parameter geen nadelige
gevolgen.
Hoewel er dus wel wat valt af te dingen op de conclusies
van deze artikelen, is het duidelijk dat NO afgifte door
erytrocyten een belangrijke nieuwe impuls is voor
onderzoek, en dat dit ook direct relevant is voor één van
de belangrijkste producten van Sanquin.
Arthur Verhoeven
Referenties
1. Reynolds et al. PNAS 2007; 104:17058-62.
2. Bennett-Guerrero et al. PNAS 2007; 104:17063-8.
3. Cosby et al. Nat Med 2003; 9:1498-505.
Opinie
Maart 2008 7
Functioneren erytrocyten wel
normaal na transfusie?
In het najaar van 2007 zijn twee artikelen [1,2]
verschenen die een nieuw licht lijken te werpen op
het transfunderen van rode bloedcelconcentraten
(RBC) bij patiënten. Twee onderzoeksgroepen laten
daarin zien dat een bepaalde eigenschap van erytro-
cyten (het gehalte aan S-nitroso-hemoglobine) sterk
vermindert tijdens het opwerken van een volbloed-
donatie tot een RBC.
Indien dit de fysiologische functie van erytrocyten zou
verminderen, zouden alle nu getransfundeerde erytro-
cyten slechter functioneren dan de erytrocyten zoals die
circuleren in de bloedbaan, hetgeen een organisatie als
Sanquin aan het denken moet zetten.
Waarom heeft men deze metingen van S-nitroso-hemo-
globine (S-NO-Hb) uitgevoerd? In de jaren negentig is
ontdekt dat stikstofmonoxide (NO), geproduceerd door
de endotheelcellen van de vaatwand, de belangrijkste
regulator is van de bloedstroming: een hoge NO afgifte
leidt tot vaatverwijding, een lage afgifte tot vaatvernau-
wing. Recent is ontdekt dat niet alleen endotheelcellen
NO kunnen produceren, maar dat erytrocyten dat ook
kunnen. Met name als de zuurstofspanning laag is,
kunnen erytrocyten NO loslaten om daarmee de bloed-
stroming te verhogen en de zuurstofvoorziening extra te
bevorderen. Erytrocyten banen zo hun eigen weg als de
weefsels dat nodig hebben.
Onder deskundigen is echter verschil van mening
ontstaan over de manier waarop erytrocyten NO
produceren. Er zijn twee mechanismen voorgesteld:
NO wordt bij hoge zuurstofspanning gebonden aan
een cysteine in de hemoglobine eiwitketen (leidend tot
S-nitroso-Hb), waarna onder hypoxische condities deze
binding weer wordt verbroken en NO vrijkomt;
deoxy-hemoglobine (gevormd onder hypoxische
condities) kan nitriet omzetten in NO, dat vervolgens
de erytrocyten verlaat.
Beide artikelen besteden alleen aandacht aan S-nitroso-
Hb als drager van NO. De belangrijkste waarneming:
S-nitroso-Hb verdwijnt al binnen enkele uren na
bewaren van bloed. Ten onrechte wordt dit in verband
gebracht met de bekende ‘storage lesion’ die ontstaat
Fotografie
Geen kale muren
8 Bloedbeeld
Kunstcollectie Sanquin
Sanquin bezit de oudste bedrijfskunstcollectie van
Nederland. In 1959 startte Joghem van Loghem
(wetenschappelijk directeur (CLB) van 1950 tot 1978)
met het verzamelen van kunst voor het CLB. Directeur
Van Loghem geloofde destijds heilig in een creatieve
kruisbestuiving tussen kunst en wetenschap, mits op
hoog niveau bedreven. Kunst in een laboratorium
moest inspirerend werken.
Galerie Joghem
Het werk van Van Loghem is in de loop der jaren over-
genomen door een Kunstcommissie, die in 1985 werd
opgericht. Sindsdien heeft Sanquin een eigen galerie:
Galerie Joghem, genoemd naar toenmalig directeur
Joghem van Loghem en opgezet door kunstcoördinator
Bouke Bottelier. Hier vinden jaarlijks exposities plaats
van jonge kunstenaars. Ook uit deze exposities koopt
Sanquin regelmatig werk aan voor de eigen kunst-
collectie.
Referentie
www.kunstcollectie.sanquin.nl
U kent het gevoel van verwondering dat u besluipt in
de woonkamer van de buren, toen u er voor het eerst
was. Wat direct in het oog springt zal voor u anders zijn
dan voor uw collega of voor mij. Je vindt de bank aan-
genaam zitten, maar wel lelijk, en tijdens een stukje
taart zijn paarse muren best leuk. Je bekijkt alles rustig.
Hoe veel je ook over je buurman denkt te weten, de
aanblik van de woonkamer is een extra dimensie.
Een tweede buurman wordt geboren, als het ware.
De attributen gedeeltelijk vertrouwd, maar in de exacte
vorm en combinatie onbekend, vormen een ‘materiële
psyche’ ofwel de ziel der dingen van de ander. Deze is
doorgaans een verrijking voor ons.
Wat voor de buurman als privé-persoon geldt is op
een andere manier ook traceerbaar in een openbaar
gebouw. De kwaliteit van deze ruimtes is principieel
anders omdat de functie van de plek in duidelijk aan-
wijsbare elementen aanwezig is.
Maar ook al is de verlichting vergeleken met de woon-
kamer kil en de meubels overgeproportioneerd, er is een
element of plek die zich hieraan onttrekt, de muur. Hier
kan eigenlijk van alles hangen. Meestal hangt er niets.
Als er wat hangt dan zijn het vaak afbeeldingen met
symbolische waarde. Juist deze symbolische waarde
laat ons keer op keer terugkijken naar de afbeelding en
die opnieuw interpreteren en waarderen. Er vindt een
essentiële toevoeging aan de ruimtelijke kwaliteit van
de ruimte plaats.
In mijn werk voor Bloedbeeld wil ik door middel van de
fotografie hiervan een idee schetsen.
Johannes Schwartz
Carina Ellemers \ z.t. \ 1994 \ lijst met kaasdoek en olieverf \ 200 x 200 cm \ aangekocht in 1994
Ad Dekkers \ Groot cirkel \ 1968 \ witgespoten houten plaat \ diameter 180 cm \ aangekocht in 1968
Jan Maarten Voskuil \ Hoek (scheluw) \ 2001 \ acryl op linnen \ 170 x 130 x 30 cm \ aangekocht in 2002
Barbara Beukeveld \ z.t. \ 2001 \ olieverf op doek \ 181 x 143 cm \ aangekocht in 2001
Peter Klashorst \ Pegasus \ 1984 \ olieverf op doek \ 200 x 200 cm \ aangekocht in 1984 \ linker kunstwerk is niet in eigendom
Natasja Kensmil \ z.t. \ 1998 \ olieverf op doek \ 185 x 265 cm \ aangekocht in 1998
Jan Cremer \ De blauwe nacht \ 1962 \ olieverf op doek \ 200 x 150 cm \ aangekocht in 1998
Melissa Romani de Wit \ Krul \ 2001 \ acrylverf op doek \ 130 x 195 cm \ aangekocht in 2002
Nieuwe trial voor nierpatiënten
Ajda Rowshani
Neubury Lardy
patiënten staan soms meer dan vier jaar op de lijst –
waardoor er jaarlijks mensen overlijden vóórdat ze aan
de beurt zijn voor een transplantatie.
“Alleen al in het AMC telt de wachtlijst meer dan 400
nierpatiënten, afkomstig uit de regio Noord-Holland”,
vertelt nefroloog en klinisch immunoloog Rowshani.
“Elk jaar kan een deel van hen worden geholpen dank-
zij een donornier van mensen die zijn overleden, of
dankzij een nier die vrijwillig door een naast familielid
wordt afgestaan. Het vinden van een goede match
tussen patiënt en donor blijft daarbij altijd cruciaal,
anders is de kans op afstoting van de getransplanteerde
nier groot. Maar helaas komt tien tot dertig procent
van alle nierpatiënten daar sowieso nooit voor in aan-
merking, omdat in hun bloed teveel antistoffen zitten
tegen HLA-antigenen.”
Dit probleem blijkt een direct gevolg van het gebrek aan
donoren. Rowshani: “Als er veel donornieren zouden
zijn, zou je patiënten een nieuwe nier kunnen geven die
zoveel mogelijk overeenkomt met hun HLA-typering.
In de praktijk hebben we die luxe helaas niet, waardoor
we organen transplanteren waarvan de HLA-antigenen
van patiënt en donor niet goed overeenkomen.
Problemen ontstaan wanneer een patiënt antistoffen
heeft tegen de niet overeenkomstige HLA-antigenen.
Het afweersysteem van zo’n ‘hoog-geïmmuniseerde’
patiënt komt dan in actie en stoot de getransplanteerde
nier af.”
Verdwijnen
De DRIP-studie (acroniem voor Desensitization of highly
pre-sensitized dialysis patients waiting for kidney trans-
plantation by Rituximab, IVIG-L and rescue Plasmapheresis)
moet hier verandering in brengen, zo hopen Rowshani
en Lardy.
“Het idee op zich is niet nieuw. Al vanaf de jaren
negentig zijn Amerikaanse researchgroepen bezig met
het toedienen van intraveneus immunoglobulinen om
HLA antistoffen bij patiënten weg te vangen. Bij som-
mige patiënten was het effect slechts tijdelijk, maar bij
anderen permanent”, vertelt Lardy.
Sanquin brengt zelf intraveneuze immunoglobulinen
als geneesmiddel op de markt in vloeibare vorm. Lardy:
Onderzoek
Maart 2008 17
Samen met Sanquin heeft het AMC een bijzondere
clinical trial opgezet met patiënten die een niertrans-
plantatie moeten ondergaan. Het gaat om mensen die
tot nu toe tussen wal en schip dreigen te vallen: voor
hen kan geen geschikte donornier worden gevonden
omdat er teveel antistoffen in hun bloed voorkomen.
De nieuwe studie beproeft een combinatiebehandeling
die deze antistoffen wegvangt.
Het zijn spannende tijden voor AMC-internist Ajda
Rowshani. En al evenzeer voor Neubury Lardy, trans-
plantatie-immunoloog en hoofd van het laboratorium
HLA (Humane Leukocyten Antigeen) van Sanquin
Diagnostiek in Amsterdam. Samen trekken ze de
zogeheten DRIP-studie, een clinical trial met nier-
patiënten. Al in september 2005 zijn hiervoor de
fundamenten gelegd en is het AMC begonnen met
het opzetten van een studieprotocol.
Na een even lange als gedegen voorbereiding werden
afgelopen najaar de eerste patiënten geïncludeerd.
Zij ondergaan een behandeling die niet eerder op deze
manier bij nierpatiënten in Nederland is beproefd.
Rond de tijd dat dit nummer van Bloedbeeld op de mat
valt gaat de cruciale tweede fase van dit onderzoek in.
Voor harde resultaten komt dit verhaal dus eigenlijk
te vroeg. “Veel te vroeg zelfs”, erkent Lardy. “Met hulp
van de overige transplantatiecentra in Nederland
hopen we in totaal ongeveer twintig nierpatiënten in
onze trial te includeren. Daar verwachten we zeker zo’n
twee jaar voor nodig te hebben, en pas daarna kunnen
we conclusies gaan trekken”, voegt Rowshani toe.
Groot probleem
Daarom eerst terug naar de aanleiding van de studie.
Het zal geen nieuws zijn dat Nederland kampt met een
tekort aan orgaandonoren en dat veel patiënten daar-
door op een wachtlijst staan voor een transplantatie.
Dit probleem is het grootst bij nierpatiënten. Volgens
cijfers van de Nierstichting wachten op dit moment
bijna 1200 mensen in ons land op een geschikte donor-
nier. Ter vergelijking: 160 patiënten staan op de wacht-
lijst voor een lever, 100 voor een long en 50 voor een
hart. Bovendien wordt de wachttijd steeds langer – nier
18 Bloedbeeld
De toekomst zal leren of dit inderdaad het geval is.
De eerste patiënten die aan de trial meedoen hebben
inmiddels de rituximab-fase doorlopen en gaan nu de
tweede fase in. Lardy: “Bij in vitro tests in ons HLA-lab
zagen we al dat Nanogam de antistoffen kan laten
verdwijnen uit het serum van hoog-geïmmuniseerde
patiënten. De DRIP-studie moet duidelijk maken of dit
ook in vivo bij patiënten gebeurt.”
Niet goedkoop
Hoeveel deze nieuwe experimentele behandeling
precies kost kan Lardy niet zeggen. “Nee, goedkoop is
het niet. Sanquin levert het vloeibare immunoglobuline
tijdens de trial weliswaar gratis, maar zeker met de
transplantatie erbij blijft het als geheel een duur
behandeltraject”, aldus de onderzoeker. “Al moet je dat
wel in het juiste perspectief zien. Het enige échte alter-
natief voor deze groep patiënten is nierdialyse, en dat
kost al gauw 60.000 euro per jaar. Bovendien is de
mortaliteit en morbiditeit onder dialysepatiënten vrij
hoog, vertelt Rowshani Wij proberen met onze trial een
oplossing te vinden voor nierpatiënten die tot nu toe vrij
kansloos zijn. We beseffen dat het een moeilijke klus
wordt met een ongewisse uitkomst. Maar wie niet
waagt, wie niet wint. En als de behandeling gunstig uit-
pakt, geef je deze nierpatiënten wél een nieuwe kans in
hun leven. Dat is iets wat nauwelijks in geld valt uit te
drukken.”
Arthur van Zuylen
Referentie
Zie ook www.trialregister.nl voor de technische details
en de precieze planning van de DRIP-studie.
“Het gaat om Nanogam®, dat vroeger bekend stond als
IVIG-L ofwel IntraVeneus ImmunoGlobuline. Dit
geneesmiddel wordt gemaakt uit het gepoolde plasma
van ongeveer duizend bloeddonors. Het bevat daardoor
een mix van IgG-antistoffen en wordt normaal
gesproken gebruikt bij patiënten met acute infecties,
immuunziekten en ontstekingsziekten. De Amerikaan-
se onderzoekers boekten met een vergelijkbaar middel
gunstige resultaten bij transplantatiepatiënten. Nadat
bij hen de antistoffen deels of geheel waren weg-
gevangen, konden ze alsnog succesvol worden getrans-
planteerd.”
Drietrapsraket
Tijdens de DRIP-trial zal deze aanpak verder worden
verfijnd, legt Rowshani uit. “Vóórdat de nierpatiënten
IVIG krijgen, dienen we ze eerst gedurende enkele
maanden het middel MabThera® (rituximab) toe. Dit
medicijn laat de zogeheten B-cellen verdwijnen uit het
bloed. Dat zijn de cellen van ons immuunsysteem die
zorgen voor de aanmaak van plasmacellen, die op hun
beurt weer verantwoordelijk zijn voor de productie van
antistoffen. Rituximab wordt al langer gebruikt voor
de behandeling van bepaalde immuunziekten en
tumoren. Bij onze transplantatiepatiënten hopen we de
circulerende B-cellen mee uit te putten, waardoor deze
patiënten uiteindelijk minder nieuwe antistoffen zullen
aanmaken. Onze klinische studie is een soort drietraps-
raket. Eerst verlaag je met rituximab de vorming van
nieuwe antistoffen, vervolgens vang je de nog aan-
wezige antistoffen weg met de vloeibare immuno-
globulinen en als derde stap volgt hopelijk de niertrans-
plantatie. We verwachten dat je dankzij deze aanpak
minder afstotingsreacties krijgt en dat de patiënten op
termijn een betere nierfunctie zullen krijgen.”
Match en mismatch
Naast het bekende ABO-bloedgroepensysteem dat van
belang is bij bloedtransfusies, speelt bij orgaantrans-
plantaties ook HLA (Human Leukocyte Antigen)-weefsel-
typering een rol. Daarbij geldt van oudsher een een-
voudige vuistregel: hoe meer de HLA-types van donor
en ontvanger op elkaar lijken, des te kleiner de kans op
afstotingsreacties na de transplantatie.
HLA valt te beschouwen als de ‘bloedgroep’ van witte
bloedcellen. Het HLA-systeem is echter veel complexer
en verfijnder dan het ABO-systeem: er bestaan twee
hoofdklassen (met enerzijds HLA-A, HLA-B plus HLA-C
en anderzijds HLA-DR en HLA-DQ) met ieder weer tal
van onderverdelingen. Daardoor zijn vele miljoenen
verschillende HLA-typen mogelijk, die je overigens erft
van je ouders. De kans op identiek HLA is dan ook het
grootst bij broers en zussen – vandaar dat zij in de
praktijk de eerste keus zijn om als orgaandonor op te
treden.
Door de schaarste aan donororganen is HLA-matching
in Nederland enigszins op de achtergrond geraakt.
Er wordt tegenwoordig steeds meer gekeken naar de
aanwezigheid van antistoffen tegen HLA-antigenen.
Dit gebeurt onder andere in het HLA-lab van Sanquin
in Amsterdam, waar HLA-typeringen en HLA-antistof-
bepalingen worden gedaan voor zowel orgaantrans-
plantaties als transfusies.
Ellen van der Schoot
bloed te vinden.” Preventief typeren, dus al bij de eerste
transfusie, zou ook het aantal vrouwen kunnen
halveren dat tijdens de zwangerschap een antistof heeft
tegen erytrocyten. “We hebben namelijk aangetoond
dat de helft van hen eerder een bloedtransfusie heeft
gehad.”
Bloedgroepen waarvan de genetische oorsprong
onbekend is, zijn nog niet aantoonbaar met DNA-
technieken. Daarom blijft een deel van het onderzoek
gericht op de opheldering van de genetische achter-
grond van deze systemen.
Daarnaast onderzoekt Van der Schoot methoden om
vooraf te bepalen welke patiëntengroepen risico lopen
om antistoffen te maken. Vermoedelijk bepalen
genetische factoren mede of er een antistof gemaakt
wordt na een bloedtransfusie. “Dat leidt tot een meer
basale onderzoeksvraag naar het onderliggende
immunologische proces.”
Cellulaire producten
Het tweede terrein van Van der Schoots leerstoel beslaat
onderzoek naar cellulaire producten. “Binnen mijn
afdeling hebben we een laboratorium dat stamcel-
preparaten bewerkt en opslaat. Dat raakt steeds meer
betrokken bij de ontwikkeling van therapieën die bij-
voorbeeld gebruikmaken van dendritische cellen of
mesenchymale stamcellen. De productie van dergelijke
cellen vindt aanvankelijk plaats in academische
ziekenhuizen. Maar zodra die behandelingen meer
ingeburgerd raken – dat hebben we ook bij de stam-
cellen en navelstrengbloed gezien – kan Sanquin, als
bloedbank, daar goed een rol in gaan spelen. Voor-
waarde is wel dat er kennis is over die cellen. Daarom is
dat veld ook in mijn leerstoel opgenomen. Wij richten
ons op de vraag hoe zo’n cel na transfusie zijn plek
bereikt. Het stamcelonderzoek staat vooral onder de
hoede van staflid Carlijn Voermans. Ik treed meer naar
buiten met het onderzoek naar alloimmunisatie tegen
en typering van antigenen van erytrocyten. Je moet de
taken immers verdelen en anderen moeten ook ruimte
krijgen om zichzelf te profileren.”
Angela Rijnen
Personalia
Maart 2008 19
Antistofvorming vóór blijven
Voor een volle aula van de Universiteit van Amsterdam
hield Ellen van der Schoot, hoofd van de afdeling
Experimentele Immunohematologie van Sanquin
Research, op 22 november 2007 haar oratie ‘Op zoek
naar het verschil’. Een kort gesprek over de toekomst.
Haar leerstoel, Experimentele Immunohematologie,
beslaat twee belangrijke onderzoeksterreinen, vertelt
Ellen van der Schoot. Richtingen die reeds waren
ingezet op haar afdeling: immuunreacties tegen bloed-
groepantigenen en ontwikkeling van cellulaire trans-
fusieproducten. Vooral het eerste terrein belichtte ze in
haar rede.
Antistofvorming bij bloedtransfusie wordt nu bij iedere
ontvanger alleen gericht voorkomen voor zover het
ABO-bloedgroepsysteem en het Rhesus D antigeen
betreft en bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd wordt
ook rekening gehouden met het K antigeen. Van der
Schoot: “Voor de overige 27 bloedgroepsystemen wordt
dus doorgaans, met uitzondering voor transfusie aan
patiënten die regelmatig een transfusie nodig hebben,
het risico op antistofvorming nog op de koop toe-
genomen. Daarom controleert men voorafgaand aan
elke bloedtransfusie altijd of er eerder antistoffen zijn
gevormd.”
Drie procent van de transfusieontvangers maakt anti-
stoffen. Van der Schoot ziet mogelijkheden om dat te
voorkomen. Ze stelt zich een techniek voor waarmee
donors in één keer voor alle bloedkenmerken te typeren
zijn, liefst ook voor zeer zeldzame bloedgroepen.
Als ontvangers van geplande transfusies eveneens
getypeerd worden, dan kunnen zij bloed op maat
krijgen en verschoond blijven van antistofvorming.
Nog veiliger
In samenwerking met een Europees consortium is al een
bloedgroepchip ontwikkeld die 118 antigenen van tien
bloedgroepsystemen met behulp van DNA-technieken
kan herkennen. Van der Schoot wil deze DNA-techniek
geschikt maken voor toepassing in de praktijk. “Dat
kan kosten besparen en transfusie nóg veiliger maken.
Voor sommige patiënten die veel antistoffen maken is
het nu moeilijk, soms zelfs onmogelijk, om passend
Bert Tomson
Bloedproducten
Nieuw matchprogramma voor
HLA/HPA getypeerde trombocyten
20 Bloedbeeld
van HLA-matchprogramma’s. Van der Zanden: ”Wij
hebben het BMDW matchprogramma ontwikkeld dat
door de hele wereld gebruikt wordt om uit 11 miljoen
beschikbare kandidaten de beste beenmergdonor te
zoeken. De kennis over matchalgoritmen en de HLA-
informatie-uitwisseling tussen banken die hier voor
nodig is, konden we goed toepassen voor een nationaal
trombocyten matchprogramma.”
Landelijk programma
Sinds kort is het nieuwe landelijke programma beschik-
baar: het PMP-Web. “De transfusieartsen van Sanquin
kunnen nu op elke computer via internet inloggen,
waardoor het gebruiksgemak voor hen enorm is
verbeterd”, zegt Tomson. “Het systeem biedt bovendien
veel extra functionaliteiten. Voorheen moest je
gegevens vaak uitprinten en in de papieren status
opbergen, nu kun je matchgegevens goed elektronisch
bewaren. Ook in de mogelijke aansluiting op andere
programma’s en in een snelle gegevensuitwisseling is
voorzien. Dankzij de sterke uitbreiding van de zoek-
functies schuift het programma verder op in de richting
van een expertiseprogramma, dat de artsen helpt bij
het zoeken naar de juiste donor”
Per jaar hebben ongeveer 250 patiënten een transfusie
met HLA/HPA getypeerde trombocyten nodig. Met een
gemiddelde van acht transfusies per patiënt komt het
totaal op 2.000 transfusies. Tomson: “Om de juiste
match te vinden voor deze patiënten, kunnen we in
Nederland zoeken in een bestand van 31.000 donors die
zich voor deze vorm van donatie hebben aangemeld.
De meeste donors worden nooit opgeroepen, maar
gebeurt dat wel dan is het meteen een heel directe
manier van doneren. Een patiënt heeft wekenlang drie-
maal per week trombocyten nodig. Zitten er maar vijf
geschikte donors in het bestand, dan moeten ze dus
vaak verschijnen in korte tijd. Dat lukt niet altijd, maar
meestal zien we heel gemotiveerde donors die bereid
zijn om hun werkzaamheden aan te passen om met
hun bloeddonatie een onbekende patiënt te helpen.
Dat vind ik nog altijd een fantastisch gebaar.”
Pieter Lomans
Voor het zoeken naar donors met de juiste HLA/HPA
trombocyten werd al geruime tijd gebruik gemaakt van
een speciaal zoekprogramma. De afgelopen jaren is in
nauwe samenwerking met Europdonor een nieuw
matchprogramma ontworpen. Volgens betrokkenen
betekent het programma zowel voor de gebruikers als
de patiënten een grote stap vooruit.
Er zijn verschillende groepen patiënten die gedurende
kortere of langere tijd trombocyten van een donor nodig
hebben. Transfusiearts Bert Tomson van de Klinisch
Consultatieve Dienst van Sanquin Bloedbank Regio
Zuidwest: “Het onderliggende probleem is altijd dat een
patiënt zelf te weinig trombocyten aanmaakt. Meestal
is dat tijdelijk, soms permanent. Om bloedingen te
voorkomen heeft hij dus extra trombocyten nodig, die
we verkrijgen uit het bloed van donors. Een klein deel
van de patiënten maakt echter antistoffen aan tegen
de donortrombocyten, Als er antistoffen zijn is een
standaard trombocytendonatie verspilde moeite.
Binnen tien minuten heeft het immuunsysteem van
de ontvanger alle getransfundeerde trombocyten
opgeruimd.”
Vandaar dat voor patiënten met dergelijke antistoffen
gebruik wordt gemaakt van een speciaal HLA/HPA
getypeerd trombocytendonorbestand. Humane Leuko-
cyten Antigenen (HLA) en Humane Plaatjes Antigenen
(HPA) zijn sterk individueel bepaald. Voor patiënten
met antistoffen moet dus een zeer sterk gelijkende
HLA/HPA match worden gevonden.
“In de jaren zeventig is er met het matchen begonnen”,
zegt Henk van der Zanden, hoofd ICT van Europdonor.
“Vanaf het begin was er samenwerking tussen de bloed-
banken en Europdonor omdat de HLA typering zowel
voor het matchen van trombocytendonors als voor het
vinden van een donor voor beenmergtransplantaties
van belang is”. Europdonor ontwikkelde begin negen-
tiger jaren voor de bloedbank een zoekprogramma.
Tomson: “Een goed systeem, dat steeds vernieuwd is,
maar waarvan de laatste jaren toch ook de beperkingen
voelbaar werden. Zo moest er per modem worden in-
gebeld en waren de zoekfuncties erg beperkt.”
Bij Europdonor is veel kennis opgebouwd op het gebied
veilig te stellen voor nieuwe infectieziekten.” Briët: “Wij
zijn natuurlijk trots op haar, maar haar onderzoek was
zo specifiek gericht op HIV, dat de relevantie voor bloed-
transfusie minder werd. Zo-wel Sanquin als AMC zijn
tevreden met de inbedding in het AMC.”
Infectieziekten steeds belangrijker
Binnen de divisie Research in Amsterdam ligt het
zwaartepunt bij immunologie, maar infectieziekten
zijn ook heel belangrijk. Briët: “Bij mijn bezoek aan het
congres van de AABB in oktober 2007 viel me op dat
een derde van het programma over bloedoverdraag-
bare infectieziekten ging. Sanquin is beducht op
infectieziekten en heeft veel data op het gebied van
epidemiologie van infectieziekten en het opdoemen
van nieuwe infecties. Het is belangrijk dat Sanquin
daarvoor goede maatregelen treft. Wij gaan nu binnen
Sanquin Research en het Landsteiner Laboratorium een
nieuwe breed georiënteerde afdeling opzetten met als
voorlopige naam Bloedoverdraagbare infecties (BOI).
Daarvoor werven wij momenteel een microbioloog/
epidemioloog als afdelingshoofd. Deze nieuwe afdeling
moet nauw samenwerken met de afdeling Virus-
diagnostiek van Diagnostiek, waar nieuwe testen
worden ontwikkeld en geëvalueerd.
Ik heb bij het AMC, het UMC Utrecht en in het LUMC
gezien hoe vruchtbaar de samenwerking kan zijn
tussen epidemiologen en laboratoriumonderzoekers.
Ook onze secretaris van de Medische Adviesraad
(MAR), Cees van der Poel, die verbonden is aan het
Julius Centrum van het UMC Utrecht, zal in dit verband
een rol in spelen, want hij is bij uitstek de man die heel
actief is in het veld van de bloedoverdraagbare infectie-
ziekten.”
Binnen de Medische Adviesraad is recent een Werk-
groep Opdoemende Bloedoverdraagbare Infecties
(WOBI, zie blz. 2) opgericht, die de Medische Advies
Raad (MAR) van Sanquin moet adviseren over maat-
regelen bij infectieziekten. De nieuwe researchafdeling
zal hiervoor de wetenschappelijke basis moeten vormen
en inbreng hebben in de WOBI.
Samenwerking
Maart 2008 21
Focus op bloedoverdraagbare
infectieziekten
Hanneke Schuitemaker
Ernest Briët
In december vertrok de afdeling Klinische Viro-
Immunologie, onder leiding van prof. dr. Hanneke
Schuitemaker, naar het AMC. Een groot verlies voor
Sanquin, maar wel een begrijpelijke move, omdat er
bij het AMC meer groepen zijn waarmee zij kan samen-
werken. Sanquin zal zich voortaan meer in brede zin
gaan richten op de bloedoverdraagbare infectie-
ziekten.
“Het vertrek van de afdeling en daarmee de expertise
over viro-immunologie is erg jammer voor Sanquin”,
zegt Ernest Briet, lid van de Raad van Bestuur van
Sanquin (belast met de leiding van het wetenschappe-
lijk onderzoek binnen Sanquin). “Maar Sanquin maakt
van de nood een deugd. Wij moeten in onze research
aansluiten bij de missie van Sanquin als nationale
bloedvoorzieningsorganisatie. In onze missie staat
onder andere dat wij moeten voldoen aan de hoogste
eisen van kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid. Bij de
fusie van CLB met de bloedbanken was het uitgangs-
punt om de research programma’s van de divisie
Research en de afdelingen Onderzoek & Opleiding van
de bloed-banken goed op elkaar af te stemmen. Maar
ook dat de research in dienst moet staan van de missie
van Sanquin. Zo houdt Sanquin Bloedbank Regio Zuid-
oost zich bezig met donoronderzoek, Regio Zuidwest
met transfusiegeneeskunde en Noordwest met trans-
fusietechnologie. Dan zie je dat bepaalde onderzoeks-
groepen niet meer goed binnen deze nieuwe taak van
Sanquin passen.” Met de afdeling Klinische Viro-
Immunologie had manager Hanneke Schuitemaker
gemerkt dat er een lichte mate van ambivalentie was.
“Ons type onderzoek is in de loop der tijd heel ver af-
gedreven van de research binnen Sanquin”, zegt
Schuitemaker. “Ik kon voor het HIV-onderzoek geen
beroep meer doen op financiering door Sanquin. Ik kan
me voorstellen dat mensen het jammer vinden dat we
weggaan, maar bij het AMC is er meer verwant onder-
zoek en dus meer mogelijkheden voor dwarsverbanden.
HIV is als bloedoverdraagbare ziekte onder controle en
bij het Nationaal Screeningslaboratorium van Sanquin
en de afdeling Bloedcel Research is voldoende expertise
aanwezig om de bloedproducten van Sanquin ook
22 Bloedbeeld
Wereldexpert
Hanneke Schuitemaker blijft voor een halve dag per
week verbonden aan Sanquin en zij blijft ook via het
gezamenlijke Landsteiner-laboratorium aan Sanquin
verbonden. Briët: “Als we het over infectieziekten heb-
ben is Schuitemaker een wereldexpert! Wij hopen dat
wij gebruik kunnen blijven maken van haar adviezen.”
Anneke de Regt
AIDS-onderzoek Sanquin
De HIV epidemie begon ook in Nederland rond 1982.
Het onderzoek aan deze nieuwe infectieziekte binnen
het toenmalige CLB begon in 1983 onder leiding van
Cees Melief, het ging toen nog om serologisch onder-
zoek door Jaap Goudsmit. Melief vertrok echter een jaar
later naar het NKI, Jaap Goudsmit naar het AMC.
De ruimte die daardoor ontstond werd ingenomen door
de achterblijvers die onder leiding van Frank Miedema
van toenmalig directeur Vincent Eijsvogel de kans
kregen om met de afdeling Klinische Viro-Immunologie
aan HIV te gaan werken.
In november 1984 waren er in Nederland een aantal
mensen die zoals later is gebleken visionair waren ten
aanzien van de kansen in het HIV-onderzoek. Onder
leiding van prof. Jan van der Noordaa ontstond er een
samenwerking tussen het AMC, de Amsterdamse GGD
en Sanquin: de Amsterdamse Cohort Studies. Hierin
werden mensen die het meeste risico liepen op een HIV-
infectie, toen nog homoseksuele mannen en drugge-
bruikers, door de tijd gevolgd. Iedere drie maanden
gaven deze mensen bloed voor onderzoek, vulden ze
vragenlijsten in over hun risicogedrag en ondergingen
ze een lichamelijk onderzoek. Een aantal van deze
mensen was al geïnfecteerd met het virus op het
moment dat ze in de cohort-studies kwamen. Dit bood
de mogelijkheid om het beloop van de toen nog nieuwe
infectieziekte in kaart te brengen. Andere deelnemers
raakten ondanks de goede voorlichting geïnfecteerd
met HIV tijdens de studie. Dit resulteerde in een unieke
verzameling patiëntenmateriaal omdat er van dezelfde
persoon zowel materiaal was van voor als van na de
infectie, dat onderzoek naar het effect van HIV-infectie
op bijvoorbeeld het immuunsysteem mogelijk maakte.
De cohort studies bestaan nog steeds en sommige deel-
nemers van het eerste uur worden nog steeds gevolgd.
Deze groep ‘Elite Controllers’ zijn natuurlijk interessant
omdat ze ons mogelijk iets kunnen leren over natuur-
lijke controle over HIV-infectie. Helaas is ook een groot
aantal deelnemers overleden voordat er effectieve anti-
virale therapie beschikbaar kwam. Voor een groot aan-
tal anderen kwam de therapie wel op tijd en in
deze deelnemers kunnen we de effecten van therapie
bestuderen. Het cohort includeert ook nog steeds nieuwe
deelnemers. Schuitemaker: “We hebben een instroom
van jonge homoseksuele mannen (het JOHO cohort),
een nieuw cohort van recent seropositief geworden
homoseksuele mannen (HOP, van homo positief) en het
primo-cohort waarin we materiaal verzamelen van
mensen die zich tijdens de acute fase van hun HIV
infectie op het spreekuur van hun arts presenteerden.
Door deze nieuwe deelnemers houden wij zicht op een
deelpopulatie in Nederland die mogelijk ook interessant
is voor het waarnemen van nieuwe infectieziekten.
Daarmee zijn de cohort studies feitelijk nog steeds zeer
interessant voor Sanquin, reden waarom Sanquin ook
blijft bijdragen aan de instandhouding van deze
studies, ook na het vertrek van de afdeling naar het
AMC.”
Nieuwe directeur
Sanquin Diagnostiek
Met ingang van 1 april
2008 zal de heer dr. R.
(Ruben) Baumgarten in
dienst treden als divisie-
directeur Sanquin Diag-
nostiek. Hij volgt in deze
functie dr. C. Aaij op die
per 1 februari 2008 met
pensioen is gegaan.
Ruben Baumgarten is
arts/klinisch chemicus en
momenteel werkzaam als
Arts Klinische Chemie,
Hoofd Klinisch Chemisch
en Hematologisch
Laboratorium, zieken-
huis Geldersche Vallei,
Ede.
Na zijn studie genees-
kunde in Rotterdam deed
Baumgarten ruim een
jaar onderzoek aan de
Johns Hopkins univer-
siteit in Baltimore.
Na terugkomst in Neder-
land startte hij met de
internistenopleiding in
Nijmegen, waar hij ook
een promotieonderzoek
deed. Later koos hij voor
de specialisatie arts
klinische chemie, die
hem de ideale combi-
natie van diagnostiek,
management en research
bracht.
Reagentia Personalia Bloedinzameling Onderzoek Onderzoek
Actueel
Maart 2008 23
Mobiele bloedafnamelo-
catie: uniek in Nederland
Sinds 5 februari 2008
zamelt Sanquin Bloed-
bank Regio Zuidoost
bloed in met een mobiele
afnamelocatie in elf
plaatsen in de regio,
waar eerder een ruimte
werd gehuurd. De mobie-
le afnamelocatie is een
grote vrachtwagen met
tot afnamelocatie om-
gebouwde oplegger. De
oplegger wordt op locatie
losgekoppeld van de trek-
ker. De mobiele afname-
locatie wordt geparkeerd
nabij een gebouw zoals
een sportcentrum, waar
de ontvangst en registra-
tie van donors plaats-
vindt. Deze afnameloca-
tie biedt Sanquin de
mogelijkheid om naar
plaatsen te gaan waar
donors bij voorkeur bloed
willen geven. Bijkomend
voordeel voor Sanquin is
dat er geen afnameloca-
ties meer hoeven te wor-
den opgebouwd en afge-
broken. De mobiele afna-
melocatie is continu uit-
gerust met de benodigde
apparatuur, materialen
en opslagfaciliteiten,
waardoor sessies direct
van start kunnen gaan
en de omstandigheden
gegarandeerd voldoen
aan de gestelde eisen
voor hygiëne, klimaat-
beheersing, privacy en
veiligheid.
Pelicase Quality Survey
Sanquin Reagentia biedt
gebruikers van IgG sub-
klasse reagentia een
wereldwijde Quality
Survey aan. Deelnemers
ontvangen twee keer per
jaar testsamples en kun-
nen de resultaten via
internet invoeren en de
rapportage bekijken.
PeliCases 1 en 2 Profi-
ciency kits worden al tien
jaar door veel gebruikers
afgenomen. De deelne-
mers krijgen de resulta-
ten in een gesloten enve-
loppe meegestuurd.
In tegenstelling tot veel
externe kwaliteitscontro-
les, waarbij absolute
waarden worden gevon-
den, is Pelicase een echte
(patiënt) case met de
daarbij behorende bloed-
cellen, serum en soms
ook donorcellen. Dit
maakt een grafische
weergave van de resulta-
ten zeer complex.
De afdeling Marketing
heeft hiervoor een (inter-
net-based) software ont-
wikkeld in samenwerking
met Cuesee.
Pelicase 1 klanten kun-
nen gratis deelnemen
aan deze Pelicase Quality
Survey (PQS).
Deelnemers krijgen bui-
ten de resultaten van de
case, een overzicht van
de resultaten van alle
deelnemers wereldwijd.
Zie website:
www.sanqs.com
DOMAINE
Het driejarige Europees
project DOMAINE is van
start gegaan. DOMAINE
staat voor DOnor
MAnagement IN Europe.
Hieraan doen dertien
landen en 1 patiënten-
organisatie mee.
DOMAINE richt zich op
de manier waarop bloed-
banken in Europa de ver-
schillende aspecten van
donormanagement
vormgeven. Er zal veel
aandacht worden
geschonken aan de
manier van donor-
werving, verschillende
oproep- en uitstelproce-
dures en donorbehoud.
Het doel van het project
is het realiseren van een
veilige en voldoende
bloedvoorraad, door
goed donormanagement.
Hiervoor zullen richt-
lijnen worden opgesteld.
Het is belangrijk om dit
op Europees niveau te
doen, omdat in sommige
Europese landen tekorten
aan donors worden voor-
speld. De deelnemende
landen hebben expertise
op verschillende gebie-
den van donormanage-
ment.
De deelnemers zullen dit
project gezamenlijk uit-
voeren. Sanquin Bloed-
bank Regio Zuidoost doet
de coördinatie. Een deel
van het project wordt
gesubsidieerd door de
Europese Unie.
Tekke Huizinga Fonds
In 1976 is in Groningen
een onderzoekfonds
opgericht, genoemd naar
de voormalig directeur
van de Bloedbank
Groningen, de apotheker
professor Tekke Huizinga.
Na de fusie van de bloed-
banken Groningen-
Drenthe en Friesland zijn
ook de onderzoeksfond-
sen van beide bloed-
banken samengevoegd
tot de Stichting Tekke
Huizinga Fonds. Doel van
dit fonds is het ondersteu-
nen van bloedtransfusie-
onderzoek, waarvan het
zwaartepunt in het
noordoosten van Neder-
land ligt. Dit gebeurt door
middel van financiering
van kleine (pilot)projec-
ten en via fellowships
voor stagiaires (Bachelor
en Master) ten behoeve
van stages in bloedbank
of ziekenhuis of ten
behoeve van cursussen of
trainingen. De bijdrage
voor projecten bedraagt
maximaal 30 duizend
euro en voor fellowships
maximaal vijfduizend
euro. Selectie van voor-
stellen wordt gedaan door
een wetenschappelijke
commissie die een advies
uitbrengt aan bestuur
van het fonds. Nadere
informatie en aanvragen
van indieningsformulie-
ren: tel. 050-3610697.
“Sanquin heeft de afge-
lopen jaren hard gewerkt
aan de verbetering van de
dienstverlening. We oog-
sten nu wat we in het ver-
leden hebben gezaaid.
Ik zie Sanquin steeds meer
als een organisatie die
zich heeft gerealiseerd dat
zij in het veld klanten
heeft waarnaar zij goed
moet luisteren en mee
moet praten”, zegt Ad
Castel, voorzitter van de
Landelijke Gebruikersraad
(LGR) van Sanquin. Castel
is klinisch chemicus en
sinds 1998 hoofd van het
klinisch chemisch en
hematologisch labora-
torium van het Ziekenhuis
Bronovo in Den Haag,
waar hij ook zijn oplei-
ding genoot.
Als lid van het bestuur
van de Nederlandse
Vereniging voor Klinische
Chemie (NVKC) werd hij
in de jaren tachtig
namens de NVKC lid van
de Medische Advies Com-
missie (MAC) van het
toenmalige College voor
de Bloedtransfusie. “Wij
als klinisch chemici
wilden meer betrokken
worden bij de bloedtrans-
fusie in Nederland. Men
was aanvankelijk wel
verbaasd dat een klinisch
chemicus ging bijdragen
aan het transfusiebeleid.
Ik heb er veel van
geleerd.” Later ging de
MAC over in de Medische
Advies Raad (MAR) van
Sanquin. Sinds 2006 is
Castel voorzitter van de
Landelijke Gebruikers
Raad (LGR) van Sanquin,
het orgaan waarin hoofd-
Profiel
24 Bloedbeeld
en van transfusielabora-
toria, verenigingen van
behandelaren en
patiënten en uiteraard
ook Sanquin zijn ver-
tegenwoordigd. “Het is
belangrijk dat er in de LGR
naast beleid ook prakti-
sche zaken aan de orde
komen. Wij houden ons
bezig met het gebruik van
bloed en bloedproducten
in de ziekenhuizen.
Zo vormt de LGR het
contact tussen de produ-
cent en ontvangers.”
De onderwerpen lopen
uiteen van simpele zaken
als de etikettering van
bloedzakken tot bijvoor-
beeld de precieze indicatie
voor Parvo-veilig bloed.
“Via de LGR hebben
we ook bereikt dat de
scholing en opleiding
van transfusieartsen bij
Sanquin en klinisch
chemici die transfusielabs
leiden, op elkaar zijn af-
gestemd. De opleidings-
modules van Sanquin
voor transfusiearts staan
open voor klinisch
chemici. Transfusieartsen
in opleiding lopen stage in
het ziekenhuis en klinisch
chemici zijn welkom in
de bloedbanken van
Sanquin. Op deze manier
spreken we dezelfde taal,
zodat de transfusielabora-
toria goed kunnen
communiceren met de
Klinisch Consultatieve
Diensten.”
“Er hebben de afgelopen
jaren veel veranderingen
bij Sanquin plaatsgevon-
den. Mijn persoonlijke
drive is om de relatie
tussen de klinisch chemici,
of beter de transfusielabo-
ratoria, en Sanquin te
verbeteren. Als ik daar een
bijdrage aan kan leveren,
geeft mij dat veel voldoe-
ning. Dat betekent in de
praktijk dat wij elkaar zijn
gaan respecteren als zeer
noodzakelijke en gelijk-
waardige partners in een
sterke transfusieketen.
Wij hebben geaccepteerd
waar de grens ligt.
Sanquin is verantwoorde-
lijk voor het product en in
het ziekenhuis zijn wij
verantwoordelijk voor de
compatibiliteit van het
bloed met de patiënt.
In 90% van de gevallen is
de klinisch chemicus in
het ziekenhuis ook verant-
woordelijk voor de uitgifte.
Nu hebben wij een positie
bereikt dat wij in goede
verstandhouding wel
kritisch naast elkaar
staan, maar met een
positieve grondhouding,
zodat we transfusies steeds
veiliger maken.”
“De samenwerking met
Sanquin gaat de laatste
vijf jaar echt heel goed.
De meerwaarde van
Sanquin is groot. Zo’n
centraal instituut moet je
in stand houden!”
adr
Top Related