No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

24
Inhoud Actueel Actueel Samenwerking Onderzoek Opinie Fotografie Onderzoek Personalia Bloedproducten Samenwerking Actueel Profiel Maart 2008 1 08 Bloed beeld 2 Nieuws 3 10 jaar Sanquin: van emotionaliteit naar professionaliteit Op 1 januari jl. bestond Sanquin tien jaar. In dit nummer een interview met Onno Buruma en Rob Hazel- hoff, beiden lange tijd lid van de Raad van Toezicht. 4 Nieuw contract wetenschappelijke samenwerking Sanquin-AMC De reeds lang bestaande samenwerkingsovereenkomst tussen Sanquin en het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam is hernieuwd. 5 Betere bloedvoorziening dankzij stamcellen Bepaalde stamcellen, zoals de mesenchymale stam- cel en de endotheel progenitor cel, lijken in staat beschadigd weefsel te herstellen. Hoe ze dat doen, is nog grotendeels een raadsel. 7 Functioneren erytrocyten wel normaal na transfusie? Eind 2007 zijn twee artikelen verschenen die een nieuw licht lijken te werpen op het transfunderen van rode bloedcelconcentraten (RBC) bij patiënten. 8 Geen kale muren Fotograaf Johannes Schwartz fotografeerde kunst in de Sanquinomgeving. 17 Nieuwe trial voor nierpatiënten Samen met het AMC heeft Sanquin een bijzondere clinical trial opgezet met patiënten die een nier- transplantatie moeten ondergaan en voor wie geen geschikte donornier kan worden gevonden. 19 Antistofvorming vóór blijven Op 22 november 2007 hield professor Ellen van der Schoot haar oratie ‘Op zoek naar het verschil’. 20 Nieuw programma HLA/HPA getypeerde tromboyten Er is een nieuw matchprogramma voor het zoeken naar donors met de juiste HLA/HPA trombocyten. 21 Focus op bloedoverdraagbare infectieziekten Sanquin gaat zich in meer brede zin richten op bloed- overdraagbare infectieziekten. 23 Nieuws 24 Ad Castel Voorzitter Landelijke Gebruikersraad Sanquin

description

No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Transcript of No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Page 1: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Inhoud Actueel

Actueel

Samenwerking

Onderzoek

Opinie

Fotografie

Onderzoek

Personalia

Bloedproducten

Samenwerking

Actueel

Profiel

Maart 2008

108

Bloedbeeld

2

Nieuws

3

10 jaar Sanquin: van emotionaliteit naar professionaliteit

Op 1 januari jl. bestond Sanquin tien jaar. In dit

nummer een interview met Onno Buruma en Rob Hazel-

hoff, beiden lange tijd lid van de Raad van Toezicht.

4

Nieuw contract wetenschappelijke samenwerking

Sanquin-AMC

De reeds lang bestaande samenwerkingsovereenkomst

tussen Sanquin en het Academisch Medisch Centrum

(AMC) in Amsterdam is hernieuwd.

5

Betere bloedvoorziening dankzij stamcellen

Bepaalde stamcellen, zoals de mesenchymale stam-

cel en de endotheel progenitor cel, lijken in staat

beschadigd weefsel te herstellen. Hoe ze dat doen, is

nog grotendeels een raadsel.

7

Functioneren erytrocyten wel normaal na transfusie?

Eind 2007 zijn twee artikelen verschenen die een nieuw

licht lijken te werpen op het transfunderen van rode

bloedcelconcentraten (RBC) bij patiënten.

8

Geen kale muren

Fotograaf Johannes Schwartz fotografeerde kunst in de

Sanquinomgeving.

17

Nieuwe trial voor nierpatiënten

Samen met het AMC heeft Sanquin een bijzondere

clinical trial opgezet met patiënten die een nier-

transplantatie moeten ondergaan en voor wie geen

geschikte donornier kan worden gevonden.

19

Antistofvorming vóór blijven

Op 22 november 2007 hield professor Ellen van der

Schoot haar oratie ‘Op zoek naar het verschil’.

20

Nieuw programma HLA/HPA getypeerde tromboyten

Er is een nieuw matchprogramma voor het zoeken naar

donors met de juiste HLA/HPA trombocyten.

21

Focus op bloedoverdraagbare infectieziekten

Sanquin gaat zich in meer brede zin richten op bloed-

overdraagbare infectieziekten.

23

Nieuws

24

Ad Castel

Voorzitter Landelijke Gebruikersraad Sanquin

Page 2: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Bloedbeeld is een uitgave van

Stichting Sanquin Bloedvoorziening.

Het blad verschijnt 4 maal per jaar

in een oplage van 21.500 stuks.

Bloedbeeld wordt toegezonden

aan medisch specialisten, klinisch

chemici, ziekenhuisapothekers,

ziekenhuizen en onderzoeks-

instellingen in Nederland en aan

medewerkers van Sanquin.

Verder ontvangen landelijke advies-

en beleidsorganen op het gebied

van de gezondheidszorg het blad

evenals de rijksoverheid en pers-

media.

Redactie

Anneke de Regt (hoofdredacteur),

Masja de Haas, Cees van der Poel,

Dirk Roos, Hanneke Schuitemaker,

Henk Schonewille, Jan Willem

Smeenk, Ruud Smeenk,

Jan Voorberg en Ruud Zoethout

Medewerkers

Theo Ariëns, John Ekkelboom,

Maarten Evenblij, Frans Jehee, Leo

de Jong, Pieter Lomans, Angela

Rijnen, Ed Slot, Ruud Smeenk,

Arthur Verhoeven, Elze Wagenmans

en Arthur van Zuylen

Fotografie

Tessa Posthuma de Boer (Profiel),

Anneke de Regt, Johannes Schwartz

(fotokatern) en Ed Nieuwenhuys

Ontwerp

Robbert Zweegman

i.s.m. Reynoud Homan

Druk

Cliteur, Amsterdam

Redactieadres

Sanquin, Postbus 9892,

1006 AN Amsterdam

[email protected]

Abonnementen

Zie redactie-adres

Jaarabonnement is gratis

© Bloedbeeld

Niets uit deze uitgave mag worden

gereproduceerd zonder voorafgaan-

de toestemming van de redactie.

ISBN 1572-803X

Landelijk bloedinzamelplan

van start

Vanaf 2008 werkt Sanquin

met een landelijk inzamel-

plan voor vol bloed.

Hiermee kan het huidige

donorbestand beter worden

benut. Tot voor kort kon het

voorkomen dat er in het

westen van het land te

weinig bloed was en der-

halve donors werden

geworven, terwijl in het

oosten van het land donors

zich afvroegen wanneer ze

weer een keer zouden

worden opgeroepen.

Het Landelijk Inzamelplan

sluit beter aan op het

Donor Service Concept dat

streeft naar trouwe donors.

Door met name donors in

het noordoosten meer op te

roepen worden ook zij

trouwe donors. Bij de inza-

meling maken we onder-

scheid tussen semi-mobiele

(min of meer vaste) en

mobiele afnamelocaties.

Bij deze locaties wordt een

verschillende donatie-

frequentie gehanteerd.

Voor de mobiele inzame-

ling is deze 1,1 waardoor

iedere donor tenminste

tweemaal per jaar wordt

opgeroepen.

In 2008 komt de donatie-

frequentie voor de donors

van de semi-mobiele af-

namelocaties uit op 1,8.

Dit cijfer wordt bijgesteld al

naar gelang de vraag naar

bloed meer of minder

wordt.

Monitoring immunogeni-

citeit voor het voetlicht

De afgelopen jaren zijn er

veel monoklonale anti-

stoffen als therapeutica

op de Nederlandse markt

verschenen, waaronder

de anti-TNF (infliximab,

adalimumab, etanercept)

en anti-CD20 (rituximab)

biologicals. Met de

EMEA- en FDA-richt-

lijnen, die in 2008 van

kracht worden, staat

monitoring van antistof-

vorming tegen biologi-

cals volop in de schijn-

werpers. Sanquin en het

Jan van Breemen

Instituut doen al geruime

tijd onderzoek naar de

klinische relevantie van

deze antistofvorming.

Gebleken is dat antistof-

vorming tegen de biologi-

cal of een te lage plasma-

spiegel ervan kan leiden

tot een slechte respons op

de behandeling; op gelei-

de hiervan kan de behan-

deling worden aange-

past. Sanquin heeft een

testformat ontwikkeld

waarmee al enkele jaren

op reguliere basis immu-

nogeniciteitstesten

gedaan worden voor bij-

voorbeeld reumatologen,

dermatologen en gastro-

enterologen zodat even-

tuele antistofvorming

nauwkeurig kan worden

gemonitord.

Meer informatie in het

volgende nummer van

Bloedbeeld.

Nieuw Vademecum

Diagnostiek

Rond 20 maart 2008 ver-

schijnt een geheel nieuwe

editie van het Sanquin

Vademecum Diagnostiek.

Naast de veertien theorie-

hoofdstukken is er veel

aandacht besteed aan

snelle toegankelijkheid

van de verschillende

bepalingen in het katern

‘Bepaling’, alwaar verwe-

zen wordt naar aan-

vraagformulier, theorie-

hoofdstuk én Sanquin

Diagnostiek specialist,

voorzien van direct door-

kiesnummer en e-mail-

adres. Het uitgebreide

alfabetische register ver-

wijst niet alleen naar het

gewenste bloedonder-

zoek, maar ook naar de

bijbehorende klinische

vraagstukken. De hoofd-

stukken zijn geactuali-

seerd door de verant-

woordelijke diagnostiek

managers. Zo is het

hoofdstuk ‘Immuun-

status’ vervallen en zijn

er twee nieuwe hoofd-

stukken opgenomen:

‘Afweer’ en ‘Monoklonale

Therapeutica’. Het nieu-

we Vademecum wordt

gepresenteerd op het

afscheidsfeest van divisie-

directeur Diagnostiek,

Cees Aaij en zal daarna

naar de relaties van

Sanquin Diagnostiek

worden verzonden.

Ook bestellen is mogelijk

(via www.sanquin.nl

of per e-mail:

[email protected]).

ActueelDiagnostiek Bloedinzameling Diagnostiek Medisch

WOBI

Met ingang van 1 januari

2008 heeft Sanquin een

werkgroep Opdoemende

Bloedoverdraagbare

Infecties (WOBI) samen-

gesteld waarin professio-

nele deskundigheid van-

uit verschillende discipli-

nes bijeen is gebracht.

De WOBI bestaat uit een

microbioloog, medisch

viroloog, epidemioloog,

biochemicus en donor-

artsen.

De WOBI heeft als op-

dracht om ontwikkelin-

gen wereldwijd op het

gebied van infectieziek-

ten continu te signaleren

en te monitoren, en hier-

over te rapporteren aan

de Medische Advies Raad

(MAR). Tevens adviseert

de WOBI over eventueel

te nemen maatregelen

op het gebied van donor-

keuringen, laboratorium-

tests en productbewer-

king. De MAR adviseert

op haar beurt aan de

Raad van Bestuur.

De gekozen systematiek

en activiteiten van de

WOBI sluiten aan bij een

vergelijkbaar internatio-

naal initiatief binnen

de European Blood

Alliance (EBA): de

Emerging Infectious

Diseases Monitor.

2 Bloedbeeld

Page 3: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Onno Buruma

Rob Hazelhoff

ziekenhuizen had ook een groot researchlaboratorium

en een gezonde financiële positie, in tegenstelling tot de

bloedbanken. Er was het risico dat de overheid een fusie

zou aangrijpen om de kosten, vooral ten koste van het

onderzoek, te drukken.”

Trots

Maar dat gebeurde niet en men was tevreden over de

uiteindelijke wetgeving. Buruma: “Alles moest geprofes-

sionaliseerd en gestandaardiseerd worden. Daarmee

kwamen we aan de creativiteit van een aantal mensen

van de diverse bloedbanken, die soms de indruk kregen

dat ze het altijd verkeerd hadden gedaan. Dat was wel

eens moeilijk en een enkeling is boos weggegaan. Het

geven en ontvangen van bloed heeft een emotionele

lading en wordt meer met vrijwilligheid dan met

professionaliteit geassocieerd, terwijl een hoge kwaliteit

noodzakelijk is. Toch vind ik dat de omvorming in het

algemeen erg goed is gegaan.”

Hazelhoff: “Als je informeel besluit om samen te gaan,

moet je nog een heel traject door. Medewerkers van de

bloedbanken zagen het CLB soms als commercieel,

omdat het CLB nu eenmaal productie moest draaien.

En er was discussie over de aard van het wetenschappe-

lijk onderzoek: moest dat in dienst van de bloed-

producten staan, of mocht het ook fundamenteler zijn?

Het CLB was trots op zijn geschiedenis en wilde een

internationaal kenniscentrum blijven.”

Buruma: ‘Ik ben er trots op dat de Raad van Bestuur een

kwalitatief hoogwaardige organisatie met een inter-

nationaal kenniscentrum heeft kunnen realiseren.”

Hazelhoff: “Het was leuk dat ik daar bij heb kunnen

zijn. Het is erg mooi dat de directie de doelen in tien jaar

heeft kunnen verwezenlijken. Dat is kort voor een fusie.

Ik heb de indruk dat er binnen Sanquin al echt een een-

heid is ontstaan. Men heeft het verleden meegenomen,

maar is er niet steeds naar blijven omkijken.”

Maarten Evenblij

Actueel

Maart 2008 3

10 jaar Sanquin: van emotionaliteit

naar professionaliteit

Op 1 januari 2008 bestond Sanquin tien jaar. In 1998

fuseerden het CLB en de bloedbanken van het Neder-

landse Rode Kruis tot de Stichting Sanquin Bloedvoor-

ziening, kortweg Sanquin. In de komende vier edities

van Bloedbeeld komen deskundigen die de totstand-

koming en de eerste tien jaar van Sanquin van dichtbij

of van afstand hebben gevolgd, aan het woord.

In dit nummer een interview met prof. dr. Onno

Buruma en mr. Rob Hazelhoff, beiden lange tijd lid van

de Raad van Toezicht van Sanquin.

Buruma: “Ik was indertijd voorzitter van de Federatie

van Nederlandse Bloedbanken. Een bijzondere federatie

van 22 bloedbanken met zeer gemotiveerde en zeer

emotioneel betrokken professionals. De cultuur-

verandering naar efficiëntie en kwaliteit in de gezond-

heidszorg maakte dat ook de bloedbanken zich moesten

aanpassen. Mij was snel duidelijk dat dit niet vanzelf

goed zou gaan. Daarbij speelde op de achtergrond de

discussie over de positie van het CLB. Het was nood-

zakelijk, maar zeer moeilijk om 22 autonome bloed-

banken met elk een eigen directie en bestuur op één

lijn te krijgen om één uniforme kwaliteitsstructuur te

verwezenlijken. Onze taak was die kruiwagen met

heterogene kikkers voor te sorteren voor die gezamen-

lijkheid.”

Buruma erkent dat hij daarbij wel enige diplomatie

heeft moeten gebruiken. Dus vond hij het wel zo

elegant geen voorzitter maar lid van de Raad van

Toezicht (RvT) van het nieuwe Sanquin te worden.

Hazelhoff, die penningmeester was van de Stichting tot

Instandhouding van het CLB, ging ook door als lid van

de RvT na de fusie. Ook hij was een voorstander van één

organisatie. “De bloedbanken leverden zowel plasma

aan het CLB, die daar bijvoorbeeld factor VIII uit

produceerde, als bloedproducten aan ziekenhuizen.

Dat gaf soms wel wrijving over prijzen en kwaliteit,

evenals de verschillende busjes van Rode Kruis, Bloed-

bank en CLB die door het land reden om bloed op te

halen bij donors. Het ministerie drong al langer aan

op een stroomlijning ter garantie van de uniforme

kwaliteit van de bloedproducten. Het CLB dat plasma-

producten leverde en diagnostisch onderzoek deed voor

Page 4: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Ernest Briët

René van Lier

Samenwerking

Nieuw contract wetenschappelijke

samenwerking Sanquin-AMC

4 Bloedbeeld

themacoördinatoren begeleid zullen worden, uit elke

instelling één. Het betreft immunohematologie en

transfusiegeneeskunde (Ellen van der Schoot, Sanquin,

en Ineke ten Berge, AMC,), stamcellen (Peter Hordijk,

Sanquin, en Rien van Oers, AMC), bloedoverdraagbare

infecties (nog in te vullen) en niet-specifieke afweer

(Timo van den Berg/Arthur Verhoeven, Sanquin, en

Taco Kuijpers, AMC/Sanquin). Het thema bloedstolling

zal geleid worden door Jan Voorberg (Sanquin) en Joost

Meijers (AMC).”

Wat gaan die coördinatoren nu doen? Allereerst gaan

ze inventariseren welk voor beide partijen relevant

onderzoek op het ogenblik plaats vindt en elkaars

achterban daarover informeren. Verder gaan ze kijken

op welke wijze nu samengewerkt wordt, en hoe dat in

de toekomst beter zou kunnen. Zo wordt dus vanuit de

interesses van de onderzoekers de samenwerking

gestimuleerd.

Wederzijdse kennis

Het mes snijdt werkelijk aan twee kanten. De managers

en labhoofden van Sanquin Research zullen een deel-

tijdaanstelling in het AMC krijgen, waardoor zij van

alle AMC-faciliteiten gebruik kunnen maken en ook

gemakkelijker toegang tot externe fondsen hebben.

Verder is voor Sanquin natuurlijk de samenwerking met

klinici van grote waarde, gezien hun ervaring en toe-

gang tot patiëntenmateriaal. Voor het AMC is met

name de kennis en ervaring van Sanquin van belang

op het gebied van stamcellen, immunohematologie en

niet-specifieke afweer. Sanquin verwacht veel van de

kennis in het AMC op het gebied van ’poverty-related

diseases’ en hoopt daarvan te kunnen profiteren bij het

opzetten van een eigen epidemiologische researchlijn

op het gebied van bloedoverdraagbare infecties.

De blijvende samenwerking met Hanneke Schuite-

maker, zojuist van Sanquin naar het AMC verhuisd (zie

blz. 21), is daarbij van eminent belang. Al met al een

gunstig ’bloedbeeld‘ van deze twee kennisinstellingen!

Dirk Roos

Eind december 2007 is een reeds lang bestaande

samenwerkingsovereenkomst tussen Sanquin en het

Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam

hernieuwd. Deze overeenkomst voorziet in gezamenlijk

onderzoek op het gebied van de immunohematologie

en transfusiegeneeskunde, bloedstamcellen, bloed-

overdraagbare infecties en niet-specifieke afweer.

Nieuw is dat nu ook de bloedstolling deel uitmaakt van

deze afspraken.

Bloedbeeld had een gesprek over dit ’virtuele‘ Land-

steiner Laboratorium met prof. Ernest Briët, lid van de

Raad van Bestuur van Sanquin (belast met de leiding

van het wetenschappelijk onderzoek binnen Sanquin)

en prof. René van Lier, voorzitter van de AMC Research

Council.

Beide heren zaten te glimmen op hun stoelen.

Gevraagd naar de reden daarvan antwoordde Briët dat

allereerst beide partijen veel duidelijker dan voorheen

doordrongen zijn van de waarde van deze samen-

werking. “De afspraken zijn niet alleen gunstig op

directieniveau (AMC investeert in onderzoek van

Sanquin en krijgt daarmee ‘toegang’ tot de wetenschap-

pelijke publicaties van Sanquin, d.w.z. mag deze

publicaties meetellen als eigen publicaties bij externe

beoordelingen). Nee, er is nu veel meer dan vroeger ook

de wil tot echte samenwerking in het laboratorium:

gezamenlijk plannen maken, met wederzijdse inbreng

van kennis, ervaring en interesse, en deze plannen

gezamenlijk uitvoeren. Meer dan vroeger ook leeft het

besef dat beide partijen daar baat bij hebben. Deze

overeenkomst is aangegaan voor vijf jaar, voor langere

tijd dus, met de mogelijkheid tot verlenging. In zo’n

periode kan echt iets opgebouwd worden, bijvoorbeeld

eerst vooronderzoek met eigen personeel van weers-

kanten, en dan op basis daarvan subsidieaanvragen

gehonoreerd zien te krijgen om gezamenlijke projecten

uit te voeren.”

Onderzoeksthema’s

Van Lier vult aan dat de invulling van het contract zich

aanpast aan de tijd. “Het gezamenlijk onderzoeksveld is

in een aantal thema’s ingedeeld, die elk door twee

Page 5: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Willy Noort

Jan Jaap Zwaginga

Hart- en diabetespatienten

Als MSC’s zo essentieel zijn bij de vorming van verschil-

lende typen weefsels, dan zouden ze wellicht ook

kunnen helpen bij het herstel van beschadigde weefsels.

Die hypothese probeert Sanquin nu samen met onder

andere het LUMC verder te verifiëren. Een van de onder-

zoekers daar is Jaap Jan Zwaginga, sectiehoofd van

het Centrum voor Stamceltherapie in het LUMC, maar

hij is tevens staflid van de afdeling Experimentele

Immunohematologie van Sanquin Research. Hij denkt

dat voor bloedvat-regeneratie meerdere cellen te

gebruiken zijn. MSC’s, endotheel progenitor cellen

(EPC’s) en monocyten zijn in dit kader de belangrijkste

kandidaten.

EPC’s zijn inmiddels ook een hype geworden. Hoewel

de naamgeving nogal wat discussies opwekt, gaat het

over stamcellen die in beenmerg en in bijvoorbeeld

navelstrengbloedvaten te vinden zijn. Zij lijken het

herstelproces bij beschadigde bloedvaten te kunnen

faciliteren. Zwaginga: “Een gezond lichaam is, mede

dankzij die EPC’s, in staat nieuwe bloedvaten te

vormen. Frappant is het dat bij mensen met hart- en

vaatziekten en bij diabetespatiënten dat vermogen

sterk is afgenomen. Belangrijk is om erachter te komen

waarom EPC’s bij hen minder van kwaliteit zijn en hoe

we dat via therapie zouden kunnen herstellen.”

Collateralen

Zwaginga legt uit dat ook de monocyt – evenals MSC’s

en EPC’s – een belangrijke rol kan spelen bij het

verbeteren van de bloedvatvorming. De monocyt, die in

bloed en beenmerg zit, kan overigens na differentiatie

verschillende effecten hebben in het lichaam. Zo helpt

hij als macrofaag mee bij het opruimen van patho-

genen en afvalstoffen, maakt hij als dendritische cel

T- en B-cellen gereed voor gerichte afweer tegen patho-

genen en bevordert hij als monocyt de vorming van

nieuwe bloedvaten. Als een bestaand bloedvat door

atherosclerose wordt afgesloten of minder goed werkt

door bijvoorbeeld diabetes, zorgen monocyten ervoor

dat kleine reeds bestaande zijpaden – collateralen –

breder worden zodat ze het bloed kunnen omleiden.

Volgens Noort is het zinvol om MSC’s, EPC’s en mono-

Onderzoek

Maart 2008 5

Betere bloedvoorziening dankzij

stamcellen

Bepaalde stamcellen, zoals de mesenchymale stamcel

en de endotheel progenitor cel, lijken in staat

beschadigd weefsel te herstellen. Hoe ze dat doen,

is nog grotendeels een raadsel. Onderzoekers van

Sanquin proberen daar meer inzicht in te krijgen om

vervolgens die cellen gecontroleerd te kunnen inzetten

voor therapie. Het accent ligt op de verbetering van de

bloedvoorziening in het lichaam.

De afgelopen tien jaar staat de mesenchymale stamcel

(MSC) volop in de belangstelling. Dr. Willy Noort, post-

doc fellow van de afdeling Experimentele Immuno-

hematologie van Sanquin, herinnert zich het moment

nog heel goed dat ineens vele wetenschappers zich over

deze stamcel gingen buigen. “Dat was in 1998.

Ik werkte toen in het Leids Universitair Medisch

Centrum (LUMC), waar ik onderzoek deed naar trans-

plantatie van bloedcelvormende stamcellen, de zo-

geheten hematopoïetische stamcellen. We wilden weten

in welke micro-omgeving deze stamcellen het beste

gedijen. In de micro-omgeving van het beenmerg

bleken MSC’s namelijk een belangrijke rol te spelen; het

aanslaan van het transplantaat werd bevorderd in een

muismodel. Bovendien ontdekten we, vrijwel gelijk met

enkele andere onderzoeksgroepen in de wereld, dat die

MSC’s kunnen differentiëren naar bijvoorbeeld vet-

cellen, kraakbeen en cellen die botweefsel opbouwen.

Voor die tijd werden ze versleten als een vorm van

fibroblasten die zich enkel kunnen vermeerderen.”

Omdat MSC’s niet alleen de bloedvormende stamcellen

een steun in de rug bieden maar ook betrokken kunnen

zijn bij weefselopbouw, vermoedden de Leidse weten-

schappers destijds dat die MSC’s vooral in grote hoeveel-

heden aanwezig zouden zijn tijdens de foetale ontwik-

keling van mens of dier. Onderzoek wees uit dat dit

inderdaad het geval is. Ook werd duidelijk dat er met

het klimmen van de leeftijd sprake is van een forse

afname. MSC’s zijn dan alleen nog nodig voor hand-

having en herstel. Alleen in het beenmerg blijven ze in

groten getale aanwezig zodat bloedcelvormende stam-

cellen zich kunnen blijven vernieuwen. Verder zijn ze

rijkelijk vertegenwoordigd in vetweefsel.

Page 6: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

6 Bloedbeeld

reacties van donorcellen tegen de patiënt. Het doel is

het effect van MSC’s op deze zogenaamde ‘graft versus

host disease’ te optimaliseren. Verder zetten de Leidse

onderzoekers MSC’s in om hartspierschade na infarcten

te herstellen. Via een lokaliseringssysteem – een soort

GPS – brengen ze eerst het infarctgebied in kaart om

daarna op de juiste plek de stamcellen in te spuiten.

Ook het inspuiten van beenmergcellen in kransslag-

aders heeft volgens Zwaginga een gunstig effect op de

contractie van het hart. “Het klinisch resultaat is echter

nog klein en zal ook moeten worden geoptimaliseerd.

Doordat we inmiddels weten wat er in de soep van

beenmergcellen zit, zoals MSC’s, EPC’s en monocyten,

moeten we nu kijken hoe we die onderlinge samen-

werking het beste kunnen afstemmen, zodat we hart-

patiënten straks een betere cocktail kunnen geven.”

Zwaginga benadrukt dat mogelijke negatieve effecten

van deze celtherapieën niet mogen worden vergeten.

Zo zou iedere bloedvat-regenerende therapie in theorie

ook bloedvatgroei bij tumoren kunnen stimuleren en

zijn monocyten als schuimcel in de vaatwand

betrokken bij atherosclerose of aderverkalking. De uit-

daging is de cellen in een positief fenotype te fixeren,

zodat ze alleen nog in staat zijn hun gunstige effecten te

sorteren.

Toekomst voor Sanquin

Zwaginga verwacht dat Sanquin in de toekomst lande-

lijk een belangrijke rol kan spelen wanneer dergelijke

celtherapieën goed werken en veel patiënten er baat

bij kunnen hebben. Bij grootschalige toepassing van

de celproducten moet namelijk de huidige arbeids-

intensieve en delicate productie ervan worden

omgevormd naar een meer robuuste en efficiëntere

productie en opslagmethoden. Volgens Zwaginga

heeft Sanquin door haar rol bij de klassieke bloedcel-

producten daarvoor de juiste infrastructuur. Hij acht het

van groot belang dat nu al de onderlinge contacten op

dit gebied tussen Sanquin en de academische centra

worden versterkt.

“Sanquin zou wellicht van vele patiënten het

benodigde bloed kunnen afnemen en tot een bepaalde

fase voor verschillende centra kunnen opwerken en

opslaan. Voor EPC’s is dat nog niet zo eenvoudig.

Daar zijn er heel weinig van en het opkweken duurt

lang en is moeilijk. Er zullen dus eerst betere kweek-

methoden moeten komen voor deze cellen. Monocyten

en MSC’s zijn gelukkig heel makkelijk te verkrijgen en

te kweken.”

John Ekkelboom

cyten bij dit proces te laten samenwerken. Daarbij

zouden MSC’s verantwoordelijk kunnen zijn voor de

vorming van de spierwand en EPC’s voor de vorming

van de binnenkant van het bloedvat. “Ik denk dat de

MSC, die zoveel invloed heeft op allerlei cellen, in dit

proces ook een regulator kan zijn. Ook al zou hij niet

direct meedoen aan de weefselvorming, de MSC scheidt

als paracriene cel in ieder geval allerlei stofjes uit waar-

op de omgeving reageert. Het idee is nu dat MSC’s juist

die stoffen uitscheiden die het natuurlijk bloedvat-

herstel door bijvoorbeeld EPC’s of monocyten kunnen

bevorderen.”

Zwaginga vult aan dat MSC’s verschillend kunnen

reageren, afhankelijk van de situatie en de omgeving

waarin ze verkeren. Zo zullen ze in de buurt van bloed-

celvormende stamcellen andere acties ondernemen dan

wanneer ze worden geconfronteerd met bot- of vetweef-

sel. Om ze therapeutisch in te zetten moeten ze natuur-

lijk geen bot gaan vormen in spierweefsel en andersom.

De onderzoekers vragen zich af of ze MSC’s buiten het

lichaam reeds een zetje in de goede richting moeten

geven of dat het injecteren op de gewenste locatie al

voldoende is.

Klinische trials

Hoewel de werkingsmechanismen van de verschillende

(stam)cellen nog lang niet zijn ontrafeld, is het Leidse

Centrum voor Stamceltherapie al wel begonnen met

een serie klinische trials. Als voorbeeld noemt Zwaginga

het inspuiten van MSC’s om de ‘homing’ naar het been-

merg en de uitrijping daar van bloedcelvormende stam-

cellen na transplantatie te verbeteren. Deze therapie

blijkt te werken. Hoe die hulpverlening precies verloopt,

is nog onduidelijk. Noort merkt op dat zij die MSC’s na

injectie bij muizen namelijk nooit heeft kunnen terug-

vinden in het beenmerg zelf, terwijl de therapie ook bij

deze proefdieren toch werkte. Als mogelijke verklaring

wijst ze weer op het paracriene effect van deze stam-

cellen. Waarschijnlijk gaan ze tijdelijk naar het been-

merg, waar ze het herstel op gang brengen, om

vervolgens in het niets te verdwijnen. Zwaginga zegt

dat de therapie terug naar de onderzoekstafel moet om

de gunstige werking in mens en dier te analyseren.

Meer kennis maakt het mogelijk de behandeling nog

specifieker te maken.

Betere cocktail

MSC’s worden voor nog meer doeleinden via klinische

trials getest. Ze blijken ook een gunstig effect te hebben

op allogene stamceltransplantaties. Dankzij hun

immuunregulerende functie, reduceren ze de afstotings-

Page 7: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Arthur Verhoeven

tijdens het langdurig koud bewaren van RBC. Door de

auteurs worden in feite alle nu gebruikte RBC als fysio-

logisch incompleet en zelfs als gevaarlijk bestempeld,

en dat gaat mij duidelijk te ver. Hun eigen proeven

laten zien dat bewaarde erytrocyten (waaruit dus S-NO-

Hb verdwenen is), niet leiden tot vaatvernauwing in een

experimentele opstelling en dus is hun suggestie dat

RBC door binding van NO leiden tot nadelige effecten

bij patiënten, uiterst speculatief. Het sterkste argument

tegen een belangrijke rol van S-nitroso-Hb in bloed-

stroomregulatie is de waarneming dat er geen arterieel-

veneus verschil in S-NO-Hb bestaat, ook niet in een

spier die zwaar wordt belast [3].

Lopend onderzoek van Sanquin (in samenwerking met

het AMC) laat zien dat de nitriet-geïnduceerde NO

release (hypothese 2) zowel optreedt in verse RBC als in

lang bewaarde concentraten. Indien dit het belangrijk-

ste mechanisme is voor het produceren van NO door

erytrocyten, dan zijn de RBC van de Sanquin bloed-

banken wel degelijk functioneel gelijk aan circuleren-

de erytrocyten, en heeft het koud bewaren van RBC in

ieder geval voor deze parameter geen nadelige

gevolgen.

Hoewel er dus wel wat valt af te dingen op de conclusies

van deze artikelen, is het duidelijk dat NO afgifte door

erytrocyten een belangrijke nieuwe impuls is voor

onderzoek, en dat dit ook direct relevant is voor één van

de belangrijkste producten van Sanquin.

Arthur Verhoeven

Referenties

1. Reynolds et al. PNAS 2007; 104:17058-62.

2. Bennett-Guerrero et al. PNAS 2007; 104:17063-8.

3. Cosby et al. Nat Med 2003; 9:1498-505.

Opinie

Maart 2008 7

Functioneren erytrocyten wel

normaal na transfusie?

In het najaar van 2007 zijn twee artikelen [1,2]

verschenen die een nieuw licht lijken te werpen op

het transfunderen van rode bloedcelconcentraten

(RBC) bij patiënten. Twee onderzoeksgroepen laten

daarin zien dat een bepaalde eigenschap van erytro-

cyten (het gehalte aan S-nitroso-hemoglobine) sterk

vermindert tijdens het opwerken van een volbloed-

donatie tot een RBC.

Indien dit de fysiologische functie van erytrocyten zou

verminderen, zouden alle nu getransfundeerde erytro-

cyten slechter functioneren dan de erytrocyten zoals die

circuleren in de bloedbaan, hetgeen een organisatie als

Sanquin aan het denken moet zetten.

Waarom heeft men deze metingen van S-nitroso-hemo-

globine (S-NO-Hb) uitgevoerd? In de jaren negentig is

ontdekt dat stikstofmonoxide (NO), geproduceerd door

de endotheelcellen van de vaatwand, de belangrijkste

regulator is van de bloedstroming: een hoge NO afgifte

leidt tot vaatverwijding, een lage afgifte tot vaatvernau-

wing. Recent is ontdekt dat niet alleen endotheelcellen

NO kunnen produceren, maar dat erytrocyten dat ook

kunnen. Met name als de zuurstofspanning laag is,

kunnen erytrocyten NO loslaten om daarmee de bloed-

stroming te verhogen en de zuurstofvoorziening extra te

bevorderen. Erytrocyten banen zo hun eigen weg als de

weefsels dat nodig hebben.

Onder deskundigen is echter verschil van mening

ontstaan over de manier waarop erytrocyten NO

produceren. Er zijn twee mechanismen voorgesteld:

NO wordt bij hoge zuurstofspanning gebonden aan

een cysteine in de hemoglobine eiwitketen (leidend tot

S-nitroso-Hb), waarna onder hypoxische condities deze

binding weer wordt verbroken en NO vrijkomt;

deoxy-hemoglobine (gevormd onder hypoxische

condities) kan nitriet omzetten in NO, dat vervolgens

de erytrocyten verlaat.

Beide artikelen besteden alleen aandacht aan S-nitroso-

Hb als drager van NO. De belangrijkste waarneming:

S-nitroso-Hb verdwijnt al binnen enkele uren na

bewaren van bloed. Ten onrechte wordt dit in verband

gebracht met de bekende ‘storage lesion’ die ontstaat

Page 8: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Fotografie

Geen kale muren

8 Bloedbeeld

Kunstcollectie Sanquin

Sanquin bezit de oudste bedrijfskunstcollectie van

Nederland. In 1959 startte Joghem van Loghem

(wetenschappelijk directeur (CLB) van 1950 tot 1978)

met het verzamelen van kunst voor het CLB. Directeur

Van Loghem geloofde destijds heilig in een creatieve

kruisbestuiving tussen kunst en wetenschap, mits op

hoog niveau bedreven. Kunst in een laboratorium

moest inspirerend werken.

Galerie Joghem

Het werk van Van Loghem is in de loop der jaren over-

genomen door een Kunstcommissie, die in 1985 werd

opgericht. Sindsdien heeft Sanquin een eigen galerie:

Galerie Joghem, genoemd naar toenmalig directeur

Joghem van Loghem en opgezet door kunstcoördinator

Bouke Bottelier. Hier vinden jaarlijks exposities plaats

van jonge kunstenaars. Ook uit deze exposities koopt

Sanquin regelmatig werk aan voor de eigen kunst-

collectie.

Referentie

www.kunstcollectie.sanquin.nl

U kent het gevoel van verwondering dat u besluipt in

de woonkamer van de buren, toen u er voor het eerst

was. Wat direct in het oog springt zal voor u anders zijn

dan voor uw collega of voor mij. Je vindt de bank aan-

genaam zitten, maar wel lelijk, en tijdens een stukje

taart zijn paarse muren best leuk. Je bekijkt alles rustig.

Hoe veel je ook over je buurman denkt te weten, de

aanblik van de woonkamer is een extra dimensie.

Een tweede buurman wordt geboren, als het ware.

De attributen gedeeltelijk vertrouwd, maar in de exacte

vorm en combinatie onbekend, vormen een ‘materiële

psyche’ ofwel de ziel der dingen van de ander. Deze is

doorgaans een verrijking voor ons.

Wat voor de buurman als privé-persoon geldt is op

een andere manier ook traceerbaar in een openbaar

gebouw. De kwaliteit van deze ruimtes is principieel

anders omdat de functie van de plek in duidelijk aan-

wijsbare elementen aanwezig is.

Maar ook al is de verlichting vergeleken met de woon-

kamer kil en de meubels overgeproportioneerd, er is een

element of plek die zich hieraan onttrekt, de muur. Hier

kan eigenlijk van alles hangen. Meestal hangt er niets.

Als er wat hangt dan zijn het vaak afbeeldingen met

symbolische waarde. Juist deze symbolische waarde

laat ons keer op keer terugkijken naar de afbeelding en

die opnieuw interpreteren en waarderen. Er vindt een

essentiële toevoeging aan de ruimtelijke kwaliteit van

de ruimte plaats.

In mijn werk voor Bloedbeeld wil ik door middel van de

fotografie hiervan een idee schetsen.

Johannes Schwartz

Page 9: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Carina Ellemers \ z.t. \ 1994 \ lijst met kaasdoek en olieverf \ 200 x 200 cm \ aangekocht in 1994

Page 10: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Ad Dekkers \ Groot cirkel \ 1968 \ witgespoten houten plaat \ diameter 180 cm \ aangekocht in 1968

Page 11: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Jan Maarten Voskuil \ Hoek (scheluw) \ 2001 \ acryl op linnen \ 170 x 130 x 30 cm \ aangekocht in 2002

Page 12: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Barbara Beukeveld \ z.t. \ 2001 \ olieverf op doek \ 181 x 143 cm \ aangekocht in 2001

Page 13: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Peter Klashorst \ Pegasus \ 1984 \ olieverf op doek \ 200 x 200 cm \ aangekocht in 1984 \ linker kunstwerk is niet in eigendom

Page 14: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Natasja Kensmil \ z.t. \ 1998 \ olieverf op doek \ 185 x 265 cm \ aangekocht in 1998

Page 15: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Jan Cremer \ De blauwe nacht \ 1962 \ olieverf op doek \ 200 x 150 cm \ aangekocht in 1998

Page 16: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Melissa Romani de Wit \ Krul \ 2001 \ acrylverf op doek \ 130 x 195 cm \ aangekocht in 2002

Page 17: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Nieuwe trial voor nierpatiënten

Ajda Rowshani

Neubury Lardy

patiënten staan soms meer dan vier jaar op de lijst –

waardoor er jaarlijks mensen overlijden vóórdat ze aan

de beurt zijn voor een transplantatie.

“Alleen al in het AMC telt de wachtlijst meer dan 400

nierpatiënten, afkomstig uit de regio Noord-Holland”,

vertelt nefroloog en klinisch immunoloog Rowshani.

“Elk jaar kan een deel van hen worden geholpen dank-

zij een donornier van mensen die zijn overleden, of

dankzij een nier die vrijwillig door een naast familielid

wordt afgestaan. Het vinden van een goede match

tussen patiënt en donor blijft daarbij altijd cruciaal,

anders is de kans op afstoting van de getransplanteerde

nier groot. Maar helaas komt tien tot dertig procent

van alle nierpatiënten daar sowieso nooit voor in aan-

merking, omdat in hun bloed teveel antistoffen zitten

tegen HLA-antigenen.”

Dit probleem blijkt een direct gevolg van het gebrek aan

donoren. Rowshani: “Als er veel donornieren zouden

zijn, zou je patiënten een nieuwe nier kunnen geven die

zoveel mogelijk overeenkomt met hun HLA-typering.

In de praktijk hebben we die luxe helaas niet, waardoor

we organen transplanteren waarvan de HLA-antigenen

van patiënt en donor niet goed overeenkomen.

Problemen ontstaan wanneer een patiënt antistoffen

heeft tegen de niet overeenkomstige HLA-antigenen.

Het afweersysteem van zo’n ‘hoog-geïmmuniseerde’

patiënt komt dan in actie en stoot de getransplanteerde

nier af.”

Verdwijnen

De DRIP-studie (acroniem voor Desensitization of highly

pre-sensitized dialysis patients waiting for kidney trans-

plantation by Rituximab, IVIG-L and rescue Plasmapheresis)

moet hier verandering in brengen, zo hopen Rowshani

en Lardy.

“Het idee op zich is niet nieuw. Al vanaf de jaren

negentig zijn Amerikaanse researchgroepen bezig met

het toedienen van intraveneus immunoglobulinen om

HLA antistoffen bij patiënten weg te vangen. Bij som-

mige patiënten was het effect slechts tijdelijk, maar bij

anderen permanent”, vertelt Lardy.

Sanquin brengt zelf intraveneuze immunoglobulinen

als geneesmiddel op de markt in vloeibare vorm. Lardy:

Onderzoek

Maart 2008 17

Samen met Sanquin heeft het AMC een bijzondere

clinical trial opgezet met patiënten die een niertrans-

plantatie moeten ondergaan. Het gaat om mensen die

tot nu toe tussen wal en schip dreigen te vallen: voor

hen kan geen geschikte donornier worden gevonden

omdat er teveel antistoffen in hun bloed voorkomen.

De nieuwe studie beproeft een combinatiebehandeling

die deze antistoffen wegvangt.

Het zijn spannende tijden voor AMC-internist Ajda

Rowshani. En al evenzeer voor Neubury Lardy, trans-

plantatie-immunoloog en hoofd van het laboratorium

HLA (Humane Leukocyten Antigeen) van Sanquin

Diagnostiek in Amsterdam. Samen trekken ze de

zogeheten DRIP-studie, een clinical trial met nier-

patiënten. Al in september 2005 zijn hiervoor de

fundamenten gelegd en is het AMC begonnen met

het opzetten van een studieprotocol.

Na een even lange als gedegen voorbereiding werden

afgelopen najaar de eerste patiënten geïncludeerd.

Zij ondergaan een behandeling die niet eerder op deze

manier bij nierpatiënten in Nederland is beproefd.

Rond de tijd dat dit nummer van Bloedbeeld op de mat

valt gaat de cruciale tweede fase van dit onderzoek in.

Voor harde resultaten komt dit verhaal dus eigenlijk

te vroeg. “Veel te vroeg zelfs”, erkent Lardy. “Met hulp

van de overige transplantatiecentra in Nederland

hopen we in totaal ongeveer twintig nierpatiënten in

onze trial te includeren. Daar verwachten we zeker zo’n

twee jaar voor nodig te hebben, en pas daarna kunnen

we conclusies gaan trekken”, voegt Rowshani toe.

Groot probleem

Daarom eerst terug naar de aanleiding van de studie.

Het zal geen nieuws zijn dat Nederland kampt met een

tekort aan orgaandonoren en dat veel patiënten daar-

door op een wachtlijst staan voor een transplantatie.

Dit probleem is het grootst bij nierpatiënten. Volgens

cijfers van de Nierstichting wachten op dit moment

bijna 1200 mensen in ons land op een geschikte donor-

nier. Ter vergelijking: 160 patiënten staan op de wacht-

lijst voor een lever, 100 voor een long en 50 voor een

hart. Bovendien wordt de wachttijd steeds langer – nier

Page 18: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

18 Bloedbeeld

De toekomst zal leren of dit inderdaad het geval is.

De eerste patiënten die aan de trial meedoen hebben

inmiddels de rituximab-fase doorlopen en gaan nu de

tweede fase in. Lardy: “Bij in vitro tests in ons HLA-lab

zagen we al dat Nanogam de antistoffen kan laten

verdwijnen uit het serum van hoog-geïmmuniseerde

patiënten. De DRIP-studie moet duidelijk maken of dit

ook in vivo bij patiënten gebeurt.”

Niet goedkoop

Hoeveel deze nieuwe experimentele behandeling

precies kost kan Lardy niet zeggen. “Nee, goedkoop is

het niet. Sanquin levert het vloeibare immunoglobuline

tijdens de trial weliswaar gratis, maar zeker met de

transplantatie erbij blijft het als geheel een duur

behandeltraject”, aldus de onderzoeker. “Al moet je dat

wel in het juiste perspectief zien. Het enige échte alter-

natief voor deze groep patiënten is nierdialyse, en dat

kost al gauw 60.000 euro per jaar. Bovendien is de

mortaliteit en morbiditeit onder dialysepatiënten vrij

hoog, vertelt Rowshani Wij proberen met onze trial een

oplossing te vinden voor nierpatiënten die tot nu toe vrij

kansloos zijn. We beseffen dat het een moeilijke klus

wordt met een ongewisse uitkomst. Maar wie niet

waagt, wie niet wint. En als de behandeling gunstig uit-

pakt, geef je deze nierpatiënten wél een nieuwe kans in

hun leven. Dat is iets wat nauwelijks in geld valt uit te

drukken.”

Arthur van Zuylen

Referentie

Zie ook www.trialregister.nl voor de technische details

en de precieze planning van de DRIP-studie.

“Het gaat om Nanogam®, dat vroeger bekend stond als

IVIG-L ofwel IntraVeneus ImmunoGlobuline. Dit

geneesmiddel wordt gemaakt uit het gepoolde plasma

van ongeveer duizend bloeddonors. Het bevat daardoor

een mix van IgG-antistoffen en wordt normaal

gesproken gebruikt bij patiënten met acute infecties,

immuunziekten en ontstekingsziekten. De Amerikaan-

se onderzoekers boekten met een vergelijkbaar middel

gunstige resultaten bij transplantatiepatiënten. Nadat

bij hen de antistoffen deels of geheel waren weg-

gevangen, konden ze alsnog succesvol worden getrans-

planteerd.”

Drietrapsraket

Tijdens de DRIP-trial zal deze aanpak verder worden

verfijnd, legt Rowshani uit. “Vóórdat de nierpatiënten

IVIG krijgen, dienen we ze eerst gedurende enkele

maanden het middel MabThera® (rituximab) toe. Dit

medicijn laat de zogeheten B-cellen verdwijnen uit het

bloed. Dat zijn de cellen van ons immuunsysteem die

zorgen voor de aanmaak van plasmacellen, die op hun

beurt weer verantwoordelijk zijn voor de productie van

antistoffen. Rituximab wordt al langer gebruikt voor

de behandeling van bepaalde immuunziekten en

tumoren. Bij onze transplantatiepatiënten hopen we de

circulerende B-cellen mee uit te putten, waardoor deze

patiënten uiteindelijk minder nieuwe antistoffen zullen

aanmaken. Onze klinische studie is een soort drietraps-

raket. Eerst verlaag je met rituximab de vorming van

nieuwe antistoffen, vervolgens vang je de nog aan-

wezige antistoffen weg met de vloeibare immuno-

globulinen en als derde stap volgt hopelijk de niertrans-

plantatie. We verwachten dat je dankzij deze aanpak

minder afstotingsreacties krijgt en dat de patiënten op

termijn een betere nierfunctie zullen krijgen.”

Match en mismatch

Naast het bekende ABO-bloedgroepensysteem dat van

belang is bij bloedtransfusies, speelt bij orgaantrans-

plantaties ook HLA (Human Leukocyte Antigen)-weefsel-

typering een rol. Daarbij geldt van oudsher een een-

voudige vuistregel: hoe meer de HLA-types van donor

en ontvanger op elkaar lijken, des te kleiner de kans op

afstotingsreacties na de transplantatie.

HLA valt te beschouwen als de ‘bloedgroep’ van witte

bloedcellen. Het HLA-systeem is echter veel complexer

en verfijnder dan het ABO-systeem: er bestaan twee

hoofdklassen (met enerzijds HLA-A, HLA-B plus HLA-C

en anderzijds HLA-DR en HLA-DQ) met ieder weer tal

van onderverdelingen. Daardoor zijn vele miljoenen

verschillende HLA-typen mogelijk, die je overigens erft

van je ouders. De kans op identiek HLA is dan ook het

grootst bij broers en zussen – vandaar dat zij in de

praktijk de eerste keus zijn om als orgaandonor op te

treden.

Door de schaarste aan donororganen is HLA-matching

in Nederland enigszins op de achtergrond geraakt.

Er wordt tegenwoordig steeds meer gekeken naar de

aanwezigheid van antistoffen tegen HLA-antigenen.

Dit gebeurt onder andere in het HLA-lab van Sanquin

in Amsterdam, waar HLA-typeringen en HLA-antistof-

bepalingen worden gedaan voor zowel orgaantrans-

plantaties als transfusies.

Page 19: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Ellen van der Schoot

bloed te vinden.” Preventief typeren, dus al bij de eerste

transfusie, zou ook het aantal vrouwen kunnen

halveren dat tijdens de zwangerschap een antistof heeft

tegen erytrocyten. “We hebben namelijk aangetoond

dat de helft van hen eerder een bloedtransfusie heeft

gehad.”

Bloedgroepen waarvan de genetische oorsprong

onbekend is, zijn nog niet aantoonbaar met DNA-

technieken. Daarom blijft een deel van het onderzoek

gericht op de opheldering van de genetische achter-

grond van deze systemen.

Daarnaast onderzoekt Van der Schoot methoden om

vooraf te bepalen welke patiëntengroepen risico lopen

om antistoffen te maken. Vermoedelijk bepalen

genetische factoren mede of er een antistof gemaakt

wordt na een bloedtransfusie. “Dat leidt tot een meer

basale onderzoeksvraag naar het onderliggende

immunologische proces.”

Cellulaire producten

Het tweede terrein van Van der Schoots leerstoel beslaat

onderzoek naar cellulaire producten. “Binnen mijn

afdeling hebben we een laboratorium dat stamcel-

preparaten bewerkt en opslaat. Dat raakt steeds meer

betrokken bij de ontwikkeling van therapieën die bij-

voorbeeld gebruikmaken van dendritische cellen of

mesenchymale stamcellen. De productie van dergelijke

cellen vindt aanvankelijk plaats in academische

ziekenhuizen. Maar zodra die behandelingen meer

ingeburgerd raken – dat hebben we ook bij de stam-

cellen en navelstrengbloed gezien – kan Sanquin, als

bloedbank, daar goed een rol in gaan spelen. Voor-

waarde is wel dat er kennis is over die cellen. Daarom is

dat veld ook in mijn leerstoel opgenomen. Wij richten

ons op de vraag hoe zo’n cel na transfusie zijn plek

bereikt. Het stamcelonderzoek staat vooral onder de

hoede van staflid Carlijn Voermans. Ik treed meer naar

buiten met het onderzoek naar alloimmunisatie tegen

en typering van antigenen van erytrocyten. Je moet de

taken immers verdelen en anderen moeten ook ruimte

krijgen om zichzelf te profileren.”

Angela Rijnen

Personalia

Maart 2008 19

Antistofvorming vóór blijven

Voor een volle aula van de Universiteit van Amsterdam

hield Ellen van der Schoot, hoofd van de afdeling

Experimentele Immunohematologie van Sanquin

Research, op 22 november 2007 haar oratie ‘Op zoek

naar het verschil’. Een kort gesprek over de toekomst.

Haar leerstoel, Experimentele Immunohematologie,

beslaat twee belangrijke onderzoeksterreinen, vertelt

Ellen van der Schoot. Richtingen die reeds waren

ingezet op haar afdeling: immuunreacties tegen bloed-

groepantigenen en ontwikkeling van cellulaire trans-

fusieproducten. Vooral het eerste terrein belichtte ze in

haar rede.

Antistofvorming bij bloedtransfusie wordt nu bij iedere

ontvanger alleen gericht voorkomen voor zover het

ABO-bloedgroepsysteem en het Rhesus D antigeen

betreft en bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd wordt

ook rekening gehouden met het K antigeen. Van der

Schoot: “Voor de overige 27 bloedgroepsystemen wordt

dus doorgaans, met uitzondering voor transfusie aan

patiënten die regelmatig een transfusie nodig hebben,

het risico op antistofvorming nog op de koop toe-

genomen. Daarom controleert men voorafgaand aan

elke bloedtransfusie altijd of er eerder antistoffen zijn

gevormd.”

Drie procent van de transfusieontvangers maakt anti-

stoffen. Van der Schoot ziet mogelijkheden om dat te

voorkomen. Ze stelt zich een techniek voor waarmee

donors in één keer voor alle bloedkenmerken te typeren

zijn, liefst ook voor zeer zeldzame bloedgroepen.

Als ontvangers van geplande transfusies eveneens

getypeerd worden, dan kunnen zij bloed op maat

krijgen en verschoond blijven van antistofvorming.

Nog veiliger

In samenwerking met een Europees consortium is al een

bloedgroepchip ontwikkeld die 118 antigenen van tien

bloedgroepsystemen met behulp van DNA-technieken

kan herkennen. Van der Schoot wil deze DNA-techniek

geschikt maken voor toepassing in de praktijk. “Dat

kan kosten besparen en transfusie nóg veiliger maken.

Voor sommige patiënten die veel antistoffen maken is

het nu moeilijk, soms zelfs onmogelijk, om passend

Page 20: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Bert Tomson

Bloedproducten

Nieuw matchprogramma voor

HLA/HPA getypeerde trombocyten

20 Bloedbeeld

van HLA-matchprogramma’s. Van der Zanden: ”Wij

hebben het BMDW matchprogramma ontwikkeld dat

door de hele wereld gebruikt wordt om uit 11 miljoen

beschikbare kandidaten de beste beenmergdonor te

zoeken. De kennis over matchalgoritmen en de HLA-

informatie-uitwisseling tussen banken die hier voor

nodig is, konden we goed toepassen voor een nationaal

trombocyten matchprogramma.”

Landelijk programma

Sinds kort is het nieuwe landelijke programma beschik-

baar: het PMP-Web. “De transfusieartsen van Sanquin

kunnen nu op elke computer via internet inloggen,

waardoor het gebruiksgemak voor hen enorm is

verbeterd”, zegt Tomson. “Het systeem biedt bovendien

veel extra functionaliteiten. Voorheen moest je

gegevens vaak uitprinten en in de papieren status

opbergen, nu kun je matchgegevens goed elektronisch

bewaren. Ook in de mogelijke aansluiting op andere

programma’s en in een snelle gegevensuitwisseling is

voorzien. Dankzij de sterke uitbreiding van de zoek-

functies schuift het programma verder op in de richting

van een expertiseprogramma, dat de artsen helpt bij

het zoeken naar de juiste donor”

Per jaar hebben ongeveer 250 patiënten een transfusie

met HLA/HPA getypeerde trombocyten nodig. Met een

gemiddelde van acht transfusies per patiënt komt het

totaal op 2.000 transfusies. Tomson: “Om de juiste

match te vinden voor deze patiënten, kunnen we in

Nederland zoeken in een bestand van 31.000 donors die

zich voor deze vorm van donatie hebben aangemeld.

De meeste donors worden nooit opgeroepen, maar

gebeurt dat wel dan is het meteen een heel directe

manier van doneren. Een patiënt heeft wekenlang drie-

maal per week trombocyten nodig. Zitten er maar vijf

geschikte donors in het bestand, dan moeten ze dus

vaak verschijnen in korte tijd. Dat lukt niet altijd, maar

meestal zien we heel gemotiveerde donors die bereid

zijn om hun werkzaamheden aan te passen om met

hun bloeddonatie een onbekende patiënt te helpen.

Dat vind ik nog altijd een fantastisch gebaar.”

Pieter Lomans

Voor het zoeken naar donors met de juiste HLA/HPA

trombocyten werd al geruime tijd gebruik gemaakt van

een speciaal zoekprogramma. De afgelopen jaren is in

nauwe samenwerking met Europdonor een nieuw

matchprogramma ontworpen. Volgens betrokkenen

betekent het programma zowel voor de gebruikers als

de patiënten een grote stap vooruit.

Er zijn verschillende groepen patiënten die gedurende

kortere of langere tijd trombocyten van een donor nodig

hebben. Transfusiearts Bert Tomson van de Klinisch

Consultatieve Dienst van Sanquin Bloedbank Regio

Zuidwest: “Het onderliggende probleem is altijd dat een

patiënt zelf te weinig trombocyten aanmaakt. Meestal

is dat tijdelijk, soms permanent. Om bloedingen te

voorkomen heeft hij dus extra trombocyten nodig, die

we verkrijgen uit het bloed van donors. Een klein deel

van de patiënten maakt echter antistoffen aan tegen

de donortrombocyten, Als er antistoffen zijn is een

standaard trombocytendonatie verspilde moeite.

Binnen tien minuten heeft het immuunsysteem van

de ontvanger alle getransfundeerde trombocyten

opgeruimd.”

Vandaar dat voor patiënten met dergelijke antistoffen

gebruik wordt gemaakt van een speciaal HLA/HPA

getypeerd trombocytendonorbestand. Humane Leuko-

cyten Antigenen (HLA) en Humane Plaatjes Antigenen

(HPA) zijn sterk individueel bepaald. Voor patiënten

met antistoffen moet dus een zeer sterk gelijkende

HLA/HPA match worden gevonden.

“In de jaren zeventig is er met het matchen begonnen”,

zegt Henk van der Zanden, hoofd ICT van Europdonor.

“Vanaf het begin was er samenwerking tussen de bloed-

banken en Europdonor omdat de HLA typering zowel

voor het matchen van trombocytendonors als voor het

vinden van een donor voor beenmergtransplantaties

van belang is”. Europdonor ontwikkelde begin negen-

tiger jaren voor de bloedbank een zoekprogramma.

Tomson: “Een goed systeem, dat steeds vernieuwd is,

maar waarvan de laatste jaren toch ook de beperkingen

voelbaar werden. Zo moest er per modem worden in-

gebeld en waren de zoekfuncties erg beperkt.”

Bij Europdonor is veel kennis opgebouwd op het gebied

Page 21: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

veilig te stellen voor nieuwe infectieziekten.” Briët: “Wij

zijn natuurlijk trots op haar, maar haar onderzoek was

zo specifiek gericht op HIV, dat de relevantie voor bloed-

transfusie minder werd. Zo-wel Sanquin als AMC zijn

tevreden met de inbedding in het AMC.”

Infectieziekten steeds belangrijker

Binnen de divisie Research in Amsterdam ligt het

zwaartepunt bij immunologie, maar infectieziekten

zijn ook heel belangrijk. Briët: “Bij mijn bezoek aan het

congres van de AABB in oktober 2007 viel me op dat

een derde van het programma over bloedoverdraag-

bare infectieziekten ging. Sanquin is beducht op

infectieziekten en heeft veel data op het gebied van

epidemiologie van infectieziekten en het opdoemen

van nieuwe infecties. Het is belangrijk dat Sanquin

daarvoor goede maatregelen treft. Wij gaan nu binnen

Sanquin Research en het Landsteiner Laboratorium een

nieuwe breed georiënteerde afdeling opzetten met als

voorlopige naam Bloedoverdraagbare infecties (BOI).

Daarvoor werven wij momenteel een microbioloog/

epidemioloog als afdelingshoofd. Deze nieuwe afdeling

moet nauw samenwerken met de afdeling Virus-

diagnostiek van Diagnostiek, waar nieuwe testen

worden ontwikkeld en geëvalueerd.

Ik heb bij het AMC, het UMC Utrecht en in het LUMC

gezien hoe vruchtbaar de samenwerking kan zijn

tussen epidemiologen en laboratoriumonderzoekers.

Ook onze secretaris van de Medische Adviesraad

(MAR), Cees van der Poel, die verbonden is aan het

Julius Centrum van het UMC Utrecht, zal in dit verband

een rol in spelen, want hij is bij uitstek de man die heel

actief is in het veld van de bloedoverdraagbare infectie-

ziekten.”

Binnen de Medische Adviesraad is recent een Werk-

groep Opdoemende Bloedoverdraagbare Infecties

(WOBI, zie blz. 2) opgericht, die de Medische Advies

Raad (MAR) van Sanquin moet adviseren over maat-

regelen bij infectieziekten. De nieuwe researchafdeling

zal hiervoor de wetenschappelijke basis moeten vormen

en inbreng hebben in de WOBI.

Samenwerking

Maart 2008 21

Focus op bloedoverdraagbare

infectieziekten

Hanneke Schuitemaker

Ernest Briët

In december vertrok de afdeling Klinische Viro-

Immunologie, onder leiding van prof. dr. Hanneke

Schuitemaker, naar het AMC. Een groot verlies voor

Sanquin, maar wel een begrijpelijke move, omdat er

bij het AMC meer groepen zijn waarmee zij kan samen-

werken. Sanquin zal zich voortaan meer in brede zin

gaan richten op de bloedoverdraagbare infectie-

ziekten.

“Het vertrek van de afdeling en daarmee de expertise

over viro-immunologie is erg jammer voor Sanquin”,

zegt Ernest Briet, lid van de Raad van Bestuur van

Sanquin (belast met de leiding van het wetenschappe-

lijk onderzoek binnen Sanquin). “Maar Sanquin maakt

van de nood een deugd. Wij moeten in onze research

aansluiten bij de missie van Sanquin als nationale

bloedvoorzieningsorganisatie. In onze missie staat

onder andere dat wij moeten voldoen aan de hoogste

eisen van kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid. Bij de

fusie van CLB met de bloedbanken was het uitgangs-

punt om de research programma’s van de divisie

Research en de afdelingen Onderzoek & Opleiding van

de bloed-banken goed op elkaar af te stemmen. Maar

ook dat de research in dienst moet staan van de missie

van Sanquin. Zo houdt Sanquin Bloedbank Regio Zuid-

oost zich bezig met donoronderzoek, Regio Zuidwest

met transfusiegeneeskunde en Noordwest met trans-

fusietechnologie. Dan zie je dat bepaalde onderzoeks-

groepen niet meer goed binnen deze nieuwe taak van

Sanquin passen.” Met de afdeling Klinische Viro-

Immunologie had manager Hanneke Schuitemaker

gemerkt dat er een lichte mate van ambivalentie was.

“Ons type onderzoek is in de loop der tijd heel ver af-

gedreven van de research binnen Sanquin”, zegt

Schuitemaker. “Ik kon voor het HIV-onderzoek geen

beroep meer doen op financiering door Sanquin. Ik kan

me voorstellen dat mensen het jammer vinden dat we

weggaan, maar bij het AMC is er meer verwant onder-

zoek en dus meer mogelijkheden voor dwarsverbanden.

HIV is als bloedoverdraagbare ziekte onder controle en

bij het Nationaal Screeningslaboratorium van Sanquin

en de afdeling Bloedcel Research is voldoende expertise

aanwezig om de bloedproducten van Sanquin ook

Page 22: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

22 Bloedbeeld

Wereldexpert

Hanneke Schuitemaker blijft voor een halve dag per

week verbonden aan Sanquin en zij blijft ook via het

gezamenlijke Landsteiner-laboratorium aan Sanquin

verbonden. Briët: “Als we het over infectieziekten heb-

ben is Schuitemaker een wereldexpert! Wij hopen dat

wij gebruik kunnen blijven maken van haar adviezen.”

Anneke de Regt

AIDS-onderzoek Sanquin

De HIV epidemie begon ook in Nederland rond 1982.

Het onderzoek aan deze nieuwe infectieziekte binnen

het toenmalige CLB begon in 1983 onder leiding van

Cees Melief, het ging toen nog om serologisch onder-

zoek door Jaap Goudsmit. Melief vertrok echter een jaar

later naar het NKI, Jaap Goudsmit naar het AMC.

De ruimte die daardoor ontstond werd ingenomen door

de achterblijvers die onder leiding van Frank Miedema

van toenmalig directeur Vincent Eijsvogel de kans

kregen om met de afdeling Klinische Viro-Immunologie

aan HIV te gaan werken.

In november 1984 waren er in Nederland een aantal

mensen die zoals later is gebleken visionair waren ten

aanzien van de kansen in het HIV-onderzoek. Onder

leiding van prof. Jan van der Noordaa ontstond er een

samenwerking tussen het AMC, de Amsterdamse GGD

en Sanquin: de Amsterdamse Cohort Studies. Hierin

werden mensen die het meeste risico liepen op een HIV-

infectie, toen nog homoseksuele mannen en drugge-

bruikers, door de tijd gevolgd. Iedere drie maanden

gaven deze mensen bloed voor onderzoek, vulden ze

vragenlijsten in over hun risicogedrag en ondergingen

ze een lichamelijk onderzoek. Een aantal van deze

mensen was al geïnfecteerd met het virus op het

moment dat ze in de cohort-studies kwamen. Dit bood

de mogelijkheid om het beloop van de toen nog nieuwe

infectieziekte in kaart te brengen. Andere deelnemers

raakten ondanks de goede voorlichting geïnfecteerd

met HIV tijdens de studie. Dit resulteerde in een unieke

verzameling patiëntenmateriaal omdat er van dezelfde

persoon zowel materiaal was van voor als van na de

infectie, dat onderzoek naar het effect van HIV-infectie

op bijvoorbeeld het immuunsysteem mogelijk maakte.

De cohort studies bestaan nog steeds en sommige deel-

nemers van het eerste uur worden nog steeds gevolgd.

Deze groep ‘Elite Controllers’ zijn natuurlijk interessant

omdat ze ons mogelijk iets kunnen leren over natuur-

lijke controle over HIV-infectie. Helaas is ook een groot

aantal deelnemers overleden voordat er effectieve anti-

virale therapie beschikbaar kwam. Voor een groot aan-

tal anderen kwam de therapie wel op tijd en in

deze deelnemers kunnen we de effecten van therapie

bestuderen. Het cohort includeert ook nog steeds nieuwe

deelnemers. Schuitemaker: “We hebben een instroom

van jonge homoseksuele mannen (het JOHO cohort),

een nieuw cohort van recent seropositief geworden

homoseksuele mannen (HOP, van homo positief) en het

primo-cohort waarin we materiaal verzamelen van

mensen die zich tijdens de acute fase van hun HIV

infectie op het spreekuur van hun arts presenteerden.

Door deze nieuwe deelnemers houden wij zicht op een

deelpopulatie in Nederland die mogelijk ook interessant

is voor het waarnemen van nieuwe infectieziekten.

Daarmee zijn de cohort studies feitelijk nog steeds zeer

interessant voor Sanquin, reden waarom Sanquin ook

blijft bijdragen aan de instandhouding van deze

studies, ook na het vertrek van de afdeling naar het

AMC.”

Page 23: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

Nieuwe directeur

Sanquin Diagnostiek

Met ingang van 1 april

2008 zal de heer dr. R.

(Ruben) Baumgarten in

dienst treden als divisie-

directeur Sanquin Diag-

nostiek. Hij volgt in deze

functie dr. C. Aaij op die

per 1 februari 2008 met

pensioen is gegaan.

Ruben Baumgarten is

arts/klinisch chemicus en

momenteel werkzaam als

Arts Klinische Chemie,

Hoofd Klinisch Chemisch

en Hematologisch

Laboratorium, zieken-

huis Geldersche Vallei,

Ede.

Na zijn studie genees-

kunde in Rotterdam deed

Baumgarten ruim een

jaar onderzoek aan de

Johns Hopkins univer-

siteit in Baltimore.

Na terugkomst in Neder-

land startte hij met de

internistenopleiding in

Nijmegen, waar hij ook

een promotieonderzoek

deed. Later koos hij voor

de specialisatie arts

klinische chemie, die

hem de ideale combi-

natie van diagnostiek,

management en research

bracht.

Reagentia Personalia Bloedinzameling Onderzoek Onderzoek

Actueel

Maart 2008 23

Mobiele bloedafnamelo-

catie: uniek in Nederland

Sinds 5 februari 2008

zamelt Sanquin Bloed-

bank Regio Zuidoost

bloed in met een mobiele

afnamelocatie in elf

plaatsen in de regio,

waar eerder een ruimte

werd gehuurd. De mobie-

le afnamelocatie is een

grote vrachtwagen met

tot afnamelocatie om-

gebouwde oplegger. De

oplegger wordt op locatie

losgekoppeld van de trek-

ker. De mobiele afname-

locatie wordt geparkeerd

nabij een gebouw zoals

een sportcentrum, waar

de ontvangst en registra-

tie van donors plaats-

vindt. Deze afnameloca-

tie biedt Sanquin de

mogelijkheid om naar

plaatsen te gaan waar

donors bij voorkeur bloed

willen geven. Bijkomend

voordeel voor Sanquin is

dat er geen afnameloca-

ties meer hoeven te wor-

den opgebouwd en afge-

broken. De mobiele afna-

melocatie is continu uit-

gerust met de benodigde

apparatuur, materialen

en opslagfaciliteiten,

waardoor sessies direct

van start kunnen gaan

en de omstandigheden

gegarandeerd voldoen

aan de gestelde eisen

voor hygiëne, klimaat-

beheersing, privacy en

veiligheid.

Pelicase Quality Survey

Sanquin Reagentia biedt

gebruikers van IgG sub-

klasse reagentia een

wereldwijde Quality

Survey aan. Deelnemers

ontvangen twee keer per

jaar testsamples en kun-

nen de resultaten via

internet invoeren en de

rapportage bekijken.

PeliCases 1 en 2 Profi-

ciency kits worden al tien

jaar door veel gebruikers

afgenomen. De deelne-

mers krijgen de resulta-

ten in een gesloten enve-

loppe meegestuurd.

In tegenstelling tot veel

externe kwaliteitscontro-

les, waarbij absolute

waarden worden gevon-

den, is Pelicase een echte

(patiënt) case met de

daarbij behorende bloed-

cellen, serum en soms

ook donorcellen. Dit

maakt een grafische

weergave van de resulta-

ten zeer complex.

De afdeling Marketing

heeft hiervoor een (inter-

net-based) software ont-

wikkeld in samenwerking

met Cuesee.

Pelicase 1 klanten kun-

nen gratis deelnemen

aan deze Pelicase Quality

Survey (PQS).

Deelnemers krijgen bui-

ten de resultaten van de

case, een overzicht van

de resultaten van alle

deelnemers wereldwijd.

Zie website:

www.sanqs.com

DOMAINE

Het driejarige Europees

project DOMAINE is van

start gegaan. DOMAINE

staat voor DOnor

MAnagement IN Europe.

Hieraan doen dertien

landen en 1 patiënten-

organisatie mee.

DOMAINE richt zich op

de manier waarop bloed-

banken in Europa de ver-

schillende aspecten van

donormanagement

vormgeven. Er zal veel

aandacht worden

geschonken aan de

manier van donor-

werving, verschillende

oproep- en uitstelproce-

dures en donorbehoud.

Het doel van het project

is het realiseren van een

veilige en voldoende

bloedvoorraad, door

goed donormanagement.

Hiervoor zullen richt-

lijnen worden opgesteld.

Het is belangrijk om dit

op Europees niveau te

doen, omdat in sommige

Europese landen tekorten

aan donors worden voor-

speld. De deelnemende

landen hebben expertise

op verschillende gebie-

den van donormanage-

ment.

De deelnemers zullen dit

project gezamenlijk uit-

voeren. Sanquin Bloed-

bank Regio Zuidoost doet

de coördinatie. Een deel

van het project wordt

gesubsidieerd door de

Europese Unie.

Tekke Huizinga Fonds

In 1976 is in Groningen

een onderzoekfonds

opgericht, genoemd naar

de voormalig directeur

van de Bloedbank

Groningen, de apotheker

professor Tekke Huizinga.

Na de fusie van de bloed-

banken Groningen-

Drenthe en Friesland zijn

ook de onderzoeksfond-

sen van beide bloed-

banken samengevoegd

tot de Stichting Tekke

Huizinga Fonds. Doel van

dit fonds is het ondersteu-

nen van bloedtransfusie-

onderzoek, waarvan het

zwaartepunt in het

noordoosten van Neder-

land ligt. Dit gebeurt door

middel van financiering

van kleine (pilot)projec-

ten en via fellowships

voor stagiaires (Bachelor

en Master) ten behoeve

van stages in bloedbank

of ziekenhuis of ten

behoeve van cursussen of

trainingen. De bijdrage

voor projecten bedraagt

maximaal 30 duizend

euro en voor fellowships

maximaal vijfduizend

euro. Selectie van voor-

stellen wordt gedaan door

een wetenschappelijke

commissie die een advies

uitbrengt aan bestuur

van het fonds. Nadere

informatie en aanvragen

van indieningsformulie-

ren: tel. 050-3610697.

Page 24: No Bare Walls Sanquin 2008 Johannes Schwartz Photography

“Sanquin heeft de afge-

lopen jaren hard gewerkt

aan de verbetering van de

dienstverlening. We oog-

sten nu wat we in het ver-

leden hebben gezaaid.

Ik zie Sanquin steeds meer

als een organisatie die

zich heeft gerealiseerd dat

zij in het veld klanten

heeft waarnaar zij goed

moet luisteren en mee

moet praten”, zegt Ad

Castel, voorzitter van de

Landelijke Gebruikersraad

(LGR) van Sanquin. Castel

is klinisch chemicus en

sinds 1998 hoofd van het

klinisch chemisch en

hematologisch labora-

torium van het Ziekenhuis

Bronovo in Den Haag,

waar hij ook zijn oplei-

ding genoot.

Als lid van het bestuur

van de Nederlandse

Vereniging voor Klinische

Chemie (NVKC) werd hij

in de jaren tachtig

namens de NVKC lid van

de Medische Advies Com-

missie (MAC) van het

toenmalige College voor

de Bloedtransfusie. “Wij

als klinisch chemici

wilden meer betrokken

worden bij de bloedtrans-

fusie in Nederland. Men

was aanvankelijk wel

verbaasd dat een klinisch

chemicus ging bijdragen

aan het transfusiebeleid.

Ik heb er veel van

geleerd.” Later ging de

MAC over in de Medische

Advies Raad (MAR) van

Sanquin. Sinds 2006 is

Castel voorzitter van de

Landelijke Gebruikers

Raad (LGR) van Sanquin,

het orgaan waarin hoofd-

Profiel

24 Bloedbeeld

en van transfusielabora-

toria, verenigingen van

behandelaren en

patiënten en uiteraard

ook Sanquin zijn ver-

tegenwoordigd. “Het is

belangrijk dat er in de LGR

naast beleid ook prakti-

sche zaken aan de orde

komen. Wij houden ons

bezig met het gebruik van

bloed en bloedproducten

in de ziekenhuizen.

Zo vormt de LGR het

contact tussen de produ-

cent en ontvangers.”

De onderwerpen lopen

uiteen van simpele zaken

als de etikettering van

bloedzakken tot bijvoor-

beeld de precieze indicatie

voor Parvo-veilig bloed.

“Via de LGR hebben

we ook bereikt dat de

scholing en opleiding

van transfusieartsen bij

Sanquin en klinisch

chemici die transfusielabs

leiden, op elkaar zijn af-

gestemd. De opleidings-

modules van Sanquin

voor transfusiearts staan

open voor klinisch

chemici. Transfusieartsen

in opleiding lopen stage in

het ziekenhuis en klinisch

chemici zijn welkom in

de bloedbanken van

Sanquin. Op deze manier

spreken we dezelfde taal,

zodat de transfusielabora-

toria goed kunnen

communiceren met de

Klinisch Consultatieve

Diensten.”

“Er hebben de afgelopen

jaren veel veranderingen

bij Sanquin plaatsgevon-

den. Mijn persoonlijke

drive is om de relatie

tussen de klinisch chemici,

of beter de transfusielabo-

ratoria, en Sanquin te

verbeteren. Als ik daar een

bijdrage aan kan leveren,

geeft mij dat veel voldoe-

ning. Dat betekent in de

praktijk dat wij elkaar zijn

gaan respecteren als zeer

noodzakelijke en gelijk-

waardige partners in een

sterke transfusieketen.

Wij hebben geaccepteerd

waar de grens ligt.

Sanquin is verantwoorde-

lijk voor het product en in

het ziekenhuis zijn wij

verantwoordelijk voor de

compatibiliteit van het

bloed met de patiënt.

In 90% van de gevallen is

de klinisch chemicus in

het ziekenhuis ook verant-

woordelijk voor de uitgifte.

Nu hebben wij een positie

bereikt dat wij in goede

verstandhouding wel

kritisch naast elkaar

staan, maar met een

positieve grondhouding,

zodat we transfusies steeds

veiliger maken.”

“De samenwerking met

Sanquin gaat de laatste

vijf jaar echt heel goed.

De meerwaarde van

Sanquin is groot. Zo’n

centraal instituut moet je

in stand houden!”

adr