Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen Databank Effectieve sociale interventies
2 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
Deze methodebeschrijving is gemaakt door:
Maartje Willemse
Willemse Onderzoek en Advies
Maartje Willemse van Willemse Onderzoek en Advies heeft in het kader van het project
Effectieve sociale interventies van de afdeling Trends en onderzoek van MOVISIE de opdracht
gekregen deze methodebeschrijving te maken.
Oktober 2012
Voor meer methodebeschrijvingen en met eventuele vragen en/of reacties kun je terecht bij:
www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies.
Deze methodebeschrijving is mede mogelijk gemaakt door het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
Het werkblad dat gebruikt is voor het maken van deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het
Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 3
Inhoudsopgave
Inleiding: leeswijzer 01
Samenvatting 06
1. Beschrijving methode 09
1.1 Probleemomschrijving 09
1.2 Doel van de methode 09
1.3 Doelgroep van de methode 10
1.4 Indicaties en contra-indicaties 10
1.5 Aanpak 10
1.6 Materiaal 13
1.7 Uitvoerende organisaties 13
1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder 14
1.9 Overige randvoorwaarden 14
1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 15
1.11 Contactgegevens ontwikkelaar 15
2. Onderbouwing 16
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 16
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak 16
3. Onderzoek naar praktijkervaringen 18
3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder 18
3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 18
3.3 Praktijkvoorbeeld 18
4. Effectonderzoek 19
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit 19
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit 20
5. Conclusies 21
5.1 Samenvatting werkzame elementen 21
5.2 Samenvatting effectonderzoek 21
6 Verantwoording 23
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur 23
6.2 Literatuur 24
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek 25
Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken 27
Bijlage 3: Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken 29
4 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
Inleiding: leeswijzer
Professionals en burgers worden in de sociale sector geconfronteerd met een wirwar aan informatie
waar ze een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig
toegankelijk. In de Databank Effectieve sociale Interventies brengen wij methoden waarmee in de
sociale sector gewerkt wordt, bij elkaar. De methodebeschrijvingen geven een zo volledig mogelijk
beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als hulpverlener, actief burger of vrijwilliger
kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie iets
wil doen. Als gemeente kunt u zich op de hoogte stellen van de methoden die er zijn en wat er bekend
is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over
de inzet van deze methoden. Indien u besluit om met de methode aan de slag te gaan, verwijzen we u
naar de ontwikkelaar voor het handboek en eventuele andere beschikbare materialen.
De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel 1 van dit document beschrijft de
methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel 2 laat de onderbouwing van de
methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft
gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel 3 geeft zicht op de praktijkervaringen van de
uitvoerder en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel 4 geeft inzicht in wat er wetenschappelijk
bekend is over de effectiviteit van de methode.
De methodebeschrijving is in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode tot stand
gekomen. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en
toestemming voor publicatie. Soms schrijft de ontwikkelaar zelf de methodebeschrijving, dan biedt
MOVISIE begeleiding en geeft zij feedback. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan de
ontwikkelaar op zijn beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode
staat dus niet stil, de methodebeschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien.
De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die
zoektocht werken de medewerker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van
de afdeling kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over
methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de
ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken
van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden
informatiemateriaal en een internet deskresearch. De verantwoording van de toegepaste
zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De zoekgeschiedenis is in
uitgebreidere vorm vastgelegd in een hiertoe ontwikkelde flowchart, die is opgenomen in het archief
van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in
onderdeel 6.2.
Bij het effectonderzoek (onderdeel 4) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte
aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage 1. Om de tekst in de
methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en
resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage 3 en
verder.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 5
Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving. Wij hopen dat u zich hiermee
een goed beeld kunt vormen van wat deze methode u te bieden heeft.
6 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
Samenvatting
1. Beschrijving methode
Doel
Het doel van een Studiekring is de leden ervan, in staat te stellen op de hoogte te blijven van de
maatschappelijke ontwikkelingen en hen te stimuleren die kennis tot nut van henzelf of anderen
aan te wenden. Het achterliggende doel is het voorkomen en verminderen van eenzaamheid en
sociaal isolement.
Daarnaast zijn er nog de volgende subdoelen te onderscheiden.
stimulering van ontmoeting en dialoog
stimulering van zelfontplooiing door kennisverrijking
versterken van maatschappelijke participatie
versterken van geestelijke vermogens.
Doelgroep
De doelgroep van de methode omvat alle mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder.
Aanpak
De methode Studiekringen is erop gericht mensen in contact met elkaar te laten komen en
gebruik te laten maken van elkaars kennis en expertise. De werkwijze bestaat dan ook uit twee
pijlers: ontmoeting en kennisverrijking. Tijdens de bijeenkomsten van Studiekringen behandelen
de deelnemers onderwerpen (vaak uit de actualiteit) waarbij iedere deelnemer een eigen
bijdrage levert aan kennisvergaring (bijvoorbeeld door informatie op te zoeken via internet of
bibliotheek). Een belangrijk onderdeel van het proces is het bepalen van onderwerpen.
Kenmerkend is dat altijd elke deelnemer een bijdrage levert aan het bepalen en bespreken van
het onderwerp, zodat het onderwerp breed gedragen wordt binnen de groep. Een ervaren
Studiekringbegeleider (dat kan een professional of vrijwilliger zijn) helpt de Studiekring op weg,
leidt discussies in goede banen, legt en onderhoudt contacten met eventuele instanties en helpt
onderwerpen inventariseren. De begeleider dient op enig moment echter terug te treden en de
Studiekring zelfstandig te laten functioneren. Een reguliere Studiekringbijeenkomst duurt
ongeveer twee uur en vindt eens per twee weken plaats. Zolang er belangstelling voor is en de
Studiekring zelfstandig kan draaien, kan deze blijven bestaan.
Materiaal
Het volgende handboek is beschikbaar: Handleiding voor het opzetten van Studiekringen van
en voor ouderen, geschreven door A. Coster, A. Kuijpers en E. Roodzant, uitgegeven in 2012
door Spectrum Gelderland in Velp.
Uitvoerende organisaties
Het initiatief tot het vormen van een Studiekring voor ouderen kan uitgaan van een instelling
(Stichting Welzijn Ouderen, bibliotheek, volwasseneneducatie of een ouderenbond) of een
individu.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 7
De methode Studiekringen wordt mede gefaciliteerd door:
Gelders Platform Studiekringen van en voor Ouderen
Spectrum Gelderland, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkelingen in de provincie
Gelderland.
Ontwikkelaar
Contactpersoon
Andrea Kuijpers
026 384 63 16
www.geldersestudiekringen.nl of www.spectrum-gelderland.nl
Website
www.studiekringen50plus.nl
2. Onderbouwing
De ontwikkelaar baseert zich bij de uitgangspunten van Studiekringen op de visie van Baars
(2006) op de activiteitentheorie, die inhoudt dat ouderen alleen gelukkig ouder zouden worden
wanneer zij activiteiten blijven uitoefenen. Baars vindt dat bij het aanbod van activiteiten voor
ouderen zelfregie centraal moet staan Bij het creëren van een aanbod voor ouderen moet
weliswaar rekening worden gehouden met hun beperkingen, maar ouderen moeten zelf hun
wensen kenbaar kunnen maken en zich binnen een sociaal netwerk kunnen ontplooien.
Deze ideeën over zelfregie, eigen wensen kenbaar kunnen maken en jezelf ontwikkelen sluit
ook aan bij theorievorming over de derde levensfase. Daarin staat centraal dat je tijdens het
ouder worden zelf actief vorm moeten geven aan een nieuwe levensfase (Jarvis et al., 2003 in
De Greef et al., 2008).
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de praktijkervaringen van de professional en/of
cliënt/burger met de methode.
4. Effectonderzoek
Uit veranderingsonderzoek (De Greef, 2012) blijkt dat na deelname aan de Studiekring de
vooruitgang van sociale inclusie vrij groot is. Vooral de scores met betrekking tot de variabelen
‘participatie’ (deelname aan activiteiten in het dagelijkse leven) en ‘connectie’ (nieuwe contacten
aangaan en bestaande verbeteren) zijn hoog. Bijna 40% van de respondenten blijkt uit een
isolementspositie te komen, gaat een lidmaatschap aan en verbetert het contact met vrienden,
familie of kennissen. Bovendien neemt ruim 60% (meer) deel aan activiteiten in het
verenigingsleven of in de wijk en heeft bijna 70% nieuwe contacten opgedaan.
8 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
5. Samenvatting werkzame elementen
Het creëren van structurele ontmoeting.
Het opbouwen van een sociaal netwerk.
Het creëren van een informele setting waarin zelfredzaamheid het uitgangspunt is.
Het leerelement in de ontmoetingen zorgt ervoor dat ouderen (vanuit educatief oogpunt)
actief blijven en gaat bovendien uit van de eigen kracht van ouderen.
Het aanbieden van een goede leerinhoud en leeractiviteiten.
Een goede ondersteuning door een ervaren Studiekringbegeleider bij de start van de
Studiekring.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 9
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op het volgende handboek:
Handleiding voor het opzetten van Studiekringen van en voor ouderen, geschreven door A.
Coster, A. Kuijpers en E Roodzant, uitgegeven in 2012 door Spectrum Gelderland in Velp.
1.1 Probleemomschrijving
In deze tijd, die gekenmerkt wordt door een sterke vergrijzing, krijgt onze samenleving steeds
meer te maken met ouderen die zich eenzaam voelen. Mensen die minder mogelijkheden
hebben om zich te ontplooien en anderen te ontmoeten, vertonen daarnaast ook vaker fysieke
en psychische klachten en komen eerder in het zorgcircuit terecht. Daarnaast ligt bij
verschillende opvattingen over ouder worden vaak de nadruk op de vermindering van
lichamelijke en geestelijke vermogens. Veel 55-plussers blijven echter tot op hoge leeftijd in
goede conditie en zijn daardoor in staat om maatschappelijk te blijven participeren. Veel
ouderen voelen ook de behoefte om van belang te zijn en willen hun opgedane kennis en
ervaring blijven inzetten om op die manier actief bij de samenleving betrokken te blijven.
Volwasseneneducatie kan hierbij van toegevoegde waarde zijn en zorgt er voor dat mensen
betrokken blijven bij de samenleving en anderen. Dit kan vereenzaming voorkomen of
verminderen. Het reguliere aanbod van welzijninstellingen sluit echter vaak nog niet aan bij de
wens van senioren om actief te blijven.
1.2 Doel van de methode
Hoofddoel
Het doel van een Studiekring is de leden ervan in staat te stellen op de hoogte te blijven van de
maatschappelijke ontwikkelingen en hen te stimuleren die kennis tot nut van henzelf of anderen
aan te wenden. Het achterliggende doel is om eenzaamheid en sociaal isolement te voorkomen
of verminderen.
Subdoelen
Daarnaast zijn de volgende subdoelen te onderscheiden:
stimulering van ontmoeting en dialoog
stimulering van zelfontplooiing door kennisverrijking
10 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
versterken van maatschappelijke participatie
versterken van denkvermogen
geven van structuur en zingeving
1.3 Doelgroep van de methode
De doelgroep van de methode omvat alle mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder.
1.4 Indicaties en contra-indicaties
Indicaties
De methode Studiekringen kan worden toegepast in iedere wijk, waar bewoners behoefte
hebben aan een aangename tijdsbesteding, ontmoeting en maatschappelijke participatie.
Deelnemers beschikken bij voorkeur over een nieuwsgierige instelling, kunnen respectvol naar
elkaar luisteren en hebben een actieve houding in een groep.
Contra-indicaties
De methode Studiekringen is voor iedereen die 55 jaar of ouder toegankelijk, ongeacht het
opleidingsniveau. In de praktijk blijkt echter dat het voor mensen met een beperktere mobiliteit,
geestelijke alertheid en mogelijkheden om bijvoorbeeld buiten de deur naar informatie te
zoeken, minder geschikt kan zijn. Een zekere mate van mobiliteit is dus nodig om te kunnen
participeren.
1.5 Aanpak
Werkwijze
De methode Studiekringen kent twee pijlers: ontmoeting en kennisverrijking. De methode is
erop gericht mensen in contact met elkaar te laten komen en gebruik te laten maken van
elkaars kennis en expertise. In de werkwijze van de methode zijn deze twee pijlers dan ook
terug te vinden. Een reguliere bijeenkomst duurt ongeveer twee uur. Tijdens de bijeenkomsten
wordt gewerkt met een vaste agenda. In de handleiding zijn voorbeelden hiervan opgenomen.
De meeste Studiekringen komen eens per twee weken bij elkaar. Studiekringen zijn niet aan tijd
gebonden. Zolang er belangstelling voor is en de Studiekring zelfstandig kan draaien, kan deze
blijven bestaan. De meeste Studiekringen bestaan meerdere jaren.
Een Studiekringbegeleider helpt de Studiekring op weg, leidt discussies in goede banen, legt en
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 11
onderhoudt contacten met eventuele instanties en helpt onderwerpen inventariseren. De
Studiekringbegeleider kan extern worden gevonden bij andere Studiekringen in dezelfde regio,
bij Platform Gelderse Studiekringen, of het kan iemand zijn die kennis en ervaring heeft op het
gebied van ouderenwerk en welzijnswerk. Spectrum CMO Gelderland verzorgt in samenwerking
met het Gelders Platform trainingen voor Studiekringbegeleiders (zie 1.8). Het is wenselijk dat
deelnemers na enige tijd gaan rouleren in de rol van begeleider. Omdat zelfwerkzaamheid in
groepsverband een belangrijk uitgangspunt is van een Studiekring, dient de begeleider op enig
moment namelijk terug te treden en de Studiekring zelfstandig te laten functioneren.
De totstandkoming van een Studiekring
Het initiatief tot het vormen van een Studiekring voor ouderen kan uitgaan van een instelling
(Stichting Welzijn Ouderen, bibliotheek, volwasseneneducatie of een ouderenbond) of een
individu. Hoewel het initiatief bij een individu kan liggen is het raadzaam om, zeker bij de start
van een nieuwe Studiekring, te werken met een Studiekringbegeleider. Deze begeleider is de
‘organisator’ van de Studiekring en kan een professional zijn, of een vrijwilliger met ervaring in
het begeleiden van groepen.
Het Gelders Platform ondersteunt bij de oprichting van Studiekringen in Gelderland. Samen met
Spectrum Gelderland kan zij de toelichting op Studiekringen tijdens een eerste bijeenkomst
verzorgen en ondersteunt zij bij de eerste drie bijeenkomsten van een nieuwe Studiekring.
Daarnaast brengt het Gelders Platform twee keer per jaar het blad ‘Platformpost’ uit, een
nieuwsblad van en voor de Studiekringen.
De eerste stap die gezet moet worden bij de oprichting van een nieuwe Studiekring, ligt op het
terrein van doelgerichte werving en publiciteit. Omdat de doelgroep zo breed is, is het
verstandig goed na te denken over de groep waar men zich op wil richten. Als niet duidelijk is
op welke mensen of op welke doelgroep de publiciteit wordt gericht, is de kans groot dat de
boodschap niet aankomt. Het is daarom goed om bijvoorbeeld stil te staan bij vragen als: richt ik
mij tot ouderen uit een bepaald dorp of bepaalde wijk? Kies ik voor een grote spreiding in
leeftijd of juist voor een afgebakende leeftijdscategorie? En richt ik mij op een spreiding van
mannen en vrouwen of juist niet?
Bij de werving is het tevens belangrijk te werken met zogenaamde sleutelfiguren. Dit zijn
mensen die vanuit hun beroep of persoonlijk netwerk veel contacten hebben met de doelgroep.
Bijvoorbeeld ouderenwerkers, ouderenadviseurs, maatschappelijk werkers, predikanten,
bibliotheekmedewerkers, gemeentelijke bestuurders of deelnemers van bestaande
Studiekringen. Mede via deze sleutelfiguren kunnen pr- en communicatiemiddelen ingezet
worden om bekendheid te geven aan het initiatief. Dat kan bijvoorbeeld gaan om interviews met
plaatselijke kranten of via de lokale omroep, een informatiestand op open dagen van
instellingen (zoals een ROC, bibliotheek of Stichting Welzijn Ouderen), aankondigingen in
lokale informatiebladen voor ouderen of via de eigen website van een bestaande Studiekring.
Van start gaan
Wanneer er behoefte bestaat aan een Studiekring, kan een informatiebijeenkomst worden
gehouden. Belangstellenden en potentiële deelnemers kunnen tijdens deze bijeenkomst
kennismaken met elkaar en met de Studiekringbegeleider. Daarnaast kunnen ze vragen stellen
en kunnen praktische zaken zoals tijdsplanning en frequentie van bijeenkomsten besproken
worden. Tot slot is er de gelegenheid voor deelnemers om zich definitief aan te melden. Een
12 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
minimum van acht tot tien aanmeldingen voor een Studiekring is gewenst om te starten.
De startbijeenkomst
In de eerste Studiekringbijeenkomst maken de deelnemers praktische afspraken die van belang
zijn voor een goed verloop van de Studiekringbijeenkomsten. Denk daarbij aan plaats en tijdstip
van de bijeenkomsten, frequentie, het aanstellen van een contactpersoon, afspraken over de
financiën en het inventariseren van kennis en beroepservaring van de deelnemers, om zo een
indruk van elkaar te krijgen en van mogelijke interessevelden. Van iedere deelnemer wordt
verwacht dat hij of zij een bijdrage levert aan de bijeenkomsten. Een belangrijk onderdeel van
een Studiekring is het kiezen van de te bespreken onderwerpen aan het begin van het seizoen.
In de handleiding is een lijst opgenomen van mogelijke onderwerpen, zoals discriminatie,
gezond ouder worden, kijken naar kunst of normen en waarden in de samenleving. Bij de
startbijeenkomst vraagt de begeleider aan de deelnemers voor de volgende bijeenkomst een
onderwerp in te brengen. Ook kan er een inventarisatie gemaakt worden van onderwerpen door
middel van een gezamenlijke brainstormsessie. Kenmerkend is dat altijd elke deelnemer een
bijdrage levert aan het bepalen en bespreken van het onderwerp zodat het onderwerp breed
gedragen wordt binnen de groep. Iedere deelnemer gaat immers met het onderwerp aan de
slag, dus het is prettig als de deelnemers hiervoor voldoende motivatie hebben. Het is kortom
van belang dat het onderwerp weloverwogen gekozen wordt.
De behandeling van het onderwerp
Het gekozen onderwerp komt doorgaans in een aantal bijeenkomsten aan de orde. Vaak is het
ook wenselijk de grenzen van het onderwerp aan te geven of een tijdpad te maken. Dit
voorkomt dat er langer dan gepland aandacht wordt besteed aan één onderwerp. In de praktijk
blijkt dat Studiekringen bij de aanpak van een onderwerp gefaseerd te werk gaan. Daarbij zijn
vier fasen te onderscheiden. Echter, in de handleiding wordt benadrukt dat de fasen niet altijd
even scherp te onderscheiden zijn. De eerste fase is het inventariseren van eigen opvattingen
en ervaringen. Er wordt bekeken hoeveel men al weet van het onderwerp en dit wordt plenair
besproken. De tweede fase is het vaststellen wat men verder van het onderwerp wil weten. Het
gaat hier om afbakening, het kiezen van vragen die men verder wil uitdiepen, et cetera. De
derde fase is het verzamelen van materiaal. Een deelnemer kan bijvoorbeeld op zoek gaan
naar informatie op internet, in de plaatselijke bibliotheek, of in zijn of haar eigen netwerk
persoonlijk contact met mensen leggen die verstand van het onderwerp hebben. Het sociale
netwerk van de deelnemer kan hiermee vergroot worden en dit verkleint het risico op
eenzaamheid (De Greef, 2008). Tijdens de bijeenkomsten brengt de deelnemer vervolgens zijn
bevindingen in in de groep door middel van een presentatie. Op deze manier wordt er gewerkt
aan kennisverzameling. Tot slot is er de afronding: de resultaten worden samengevat en
gepresenteerd in een eindproduct, zoals een presentatie of samenvatting. Deze kan, als dat
van toepassing is, aan relevante instellingen worden toegezonden. Studiekringen sturen het
Gelders Platform regelmatig eindproducten. Deze worden centraal verzameld en het platform
kan hiermee uitwisseling en kruisbestuiving bevorderen.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 13
1.6 Materiaal Het volgende materiaal is beschikbaar over de methode Studiekringen:
Handleiding voor het opzetten van Studiekringen van en voor ouderen, geschreven door A.
Coster, A. Kuijpers en E. Roodzant, uitgegeven in 2012 door Spectrum Gelderland in Velp.
Deze handleiding bevat de uitwerking voor het in praktijk brengen en verankeren van de
methode. De handleiding is opgedeeld in een onderdeel dat de methode kort beschrijft en een
onderdeel dat geheel gewijd is aan de praktische invulling van de opzet van een Studiekring.
De handleiding is beschikbaar via de ontwikkelaar (zie 1.11).
Tevens is informatie over de methode en de spreiding van Studiekringen beschikbaar op:
www.geldersestudiekringen.nl. Deze website is van het Gelders Platform.
Daarnaast brengt het Gelders Platform twee keer per jaar het blad ‘Platformpost’ uit, een
nieuwsblad van en voor de Studiekringen. Hierin staan alle actuele zaken over de verschillende
Gelderse Studiekringen, de afgelopen en komende Ontmoetingsdag en trainingsdagen, tips
voor pr en interessante wetenswaardigheden voor en over ouderen.
1.7 Uitvoerende organisaties
Het initiatief tot het vormen van een Studiekring voor ouderen kan uitgaan van een instelling
(Stichting Welzijn Ouderen, bibliotheek, volwasseneneducatie of een ouderenbond) of een
individu.
Samenwerkingspartners
Daarnaast kunnen bibliotheken en ROC’s (volwasseneneducatie) in Gelderland de
samenwerking met ouderen aan gaan om een Studiekring te kunnen starten. Ook de lokale
Stichting Welzijn Ouderen kan Studiekringen aanbieden. In het licht van de Wmo zijn
Studiekringen voor deze samenwerkingspartners kansen om educatie voor ouderen aan te
bieden.
Spreiding
Ten tijde van deze beschrijving zijn er ongeveer 30 Studiekringen verspreid over Gelderland en
in totaal zijn er tien buiten Gelderland gestart. Het gaat hier om de provincies Noord- en Zuid-
Holland, Brabant, Friesland en Overijssel. De ongelijke verdeling over het land hangt samen
met het feit dat het Gelders Platform de nieuwe en bestaande Studiekringen in Gelderland
ondersteunt.
14 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder
In de handleiding is het profiel van een Studiekringbegeleider omschreven. De volgende
competenties zijn van belang. De kandidaat:
1. is in staat eindverantwoordelijkheid bij de groep te laten
2. kan zorgen voor een goede sfeer binnen de groep
3. heeft organisatorische vaardigheden om een Studiekring goed te laten verlopen
4. kan een discussie leiden
5. kan deelnemers motiveren
6. heeft inlevingsvermogen in de verschillende levensfasen van ouderen
7. gelooft in de waarde van oudereneducatie en zelfwerkzaamheid in groepsverband
Deskundigheidsbevordering
Spectrum Gelderland zorgt, samen met het Gelders Platform voor de organisatie van trainingen
voor gespreksleiders. Tijdens de trainingen wordt aandacht besteed aan:
groepsdynamiek
het geven van feedback
een gesprek in goede banen te leiden
het omgaan met conflictsituaties binnen een groep.
Naast de trainingen organiseert het Platform een jaarlijkse ontmoetingsdag voor alle
Studiekringbegeleiders, waarop ervaringen met de methodiek uitgewisseld kunnen worden en
de deelnemers van elkaar kunnen leren.
1.9 Overige randvoorwaarden
Kwaliteitsbewaking
Het Gelders Platform functioneert als vraagbaak en geeft advies bij bijvoorbeeld slecht lopende
Studiekringen (zie 1.11). Daarnaast kan zij bemiddelen bij conflicten. Tijdens de
ontmoetingsdag worden verbeterpunten besproken en eenmaal per twee jaar belt het Platform
de lokale Studiekringen om inzicht te krijgen in hun functioneren. Dit is een informele
vraagronde waarvan de resultaten alleen voor het bestuur inzichtelijk zijn (mondelinge
communicatie met A. Kuijpers, juli 2012).
Kosten van de interventie
De financiële situatie van Studiekringen verschilt sterk per Studiekring. Hoewel Studiekringen in
principe zelfvoorzienend zijn, ontvangen sommigen een kleine subsidie van de gemeente, of
worden zij ondersteund in natura, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een ruimte.
Deelnemers betalen doorgaans echter zelf voor hun eigen consumpties en de onkosten van de
kring, zoals de huur van een locatie en secretariaatskosten. Soms brengt het inhuren van een
vaste begeleider kosten met zich mee.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 15
1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies
Nadere studie moet uitwijzen of er soortgelijke methoden zijn en/of in welke mate deze
methode(n) vergelijkbaar is (zijn).
1.11 Contactgegevens ontwikkelaar
Spectrum CMO Gelderland
Gelders Platform Studiekringen van en voor ouderen
Arnhemsestraatweg 19
Velp
www.geldersestudiekringen.nl
Contactpersoon
Andrea Kuijpers
026 384 63 16
16 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode
In 1985 nam de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten het initiatief, met als voorbeeld
Studiekringen in Denemarken, om in Nederland eigen Studiekringen op te richten. De Bond
concludeerde na een proefperiode van drie jaar, dat Studiekringen in Nederland aansloegen.
Naast de 12 proefkringen waren er 50 kringen spontaan gestart. De methode is dus mede
vanuit de praktijk ontwikkeld. In 1990 werd het Gelders Platform Studiekringen van en voor
Ouderen opgericht. Dit platform is actief bij het tot stand komen van nieuwe Studiekringen.
Doorontwikkeling
Op dit moment is er binnen het Platform aandacht voor doorontwikkeling van de methode. Zo
bestudeert men op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan de behoeften van oudere
mensen met een beperktere mobiliteit. Studiekringen kunnen bijvoorbeeld worden omgebogen
tot zogenaamde ‘ontmoetingsgroepen’. Hierbij kunnen mensen dicht bij huis bij elkaar komen
om de actualiteiten of onderwerpen te bespreken die dicht bij hun dagelijks leven staan. Ze
hoeven hiervoor minder ver te reizen en minder buitenshuis op zoek naar informatie. Spectrum
(in samenwerking met het Platform) onderzoekt de wensen van Studiekringen om meer
rekening te houden met deelnemers die tevens mantelzorgers zijn (in ondersteunende zin,
zodat zij mee kunnen blijven doen) en met deelnemers die geestelijk achteruitgaan en/of licht
dementerend raken (in signalerende zin en hoe daarmee om te gaan). Mensen die weinig meer
deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld omdat zij mentaal achteruit gaan,
kunnen - indien dit bespreekbaar is binnen de groep - blijven deelnemen aan de Studiekring
zonder dat zij geïsoleerd raken. Binnen het Gelders Platform wordt over deze ontwikkelingen
actief nagedacht.
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
Voor de onderbouwing van de aanpak van Studiekringen verwijzen de ontwikkelaars naar
de volgende theorieën en onderzoek.
Zelfregie
De ontwikkelaar baseert zich bij de aanpak van Studiekringen op de visie van Baars (2006, in:
De Greef et al., 2008).Deze beschrijft dat er vroeger twee theorieën gehanteerd werden bij het
ontwikkelen van een aanbod voor ouderen. Dat is allereerst de Activiteitentheorie, die inhoudt
dat ouderen alleen gelukkig ouder zouden worden als zij activiteiten blijven uitoefenen. Dit
leidde tot een aanbod van standaardactiviteiten, zoals biljarten en kaarten. Daarnaast is er de
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 17
Disengagementtheorie, die stelt dat ouderen alleen gelukkig zouden worden door zich
langzaam terug te trekken uit de samenleving. Baars vindt echter dat bij het aanbod van
activiteiten voor ouderen zelfregie centraal moet staan. Bij het creëren van een aanbod voor
ouderen moet weliswaar rekening worden gehouden met beperkingen van ouderen, maar
ouderen moeten zelf hun wensen kenbaar kunnen maken en zich binnen een sociaal netwerk
kunnen ontplooien. De Studiekring biedt die mogelijkheid. Door ouderen zelf hun onderwerpen
te laten kiezen en hen zelf op zoek te laten gaan naar informatie over die onderwerpen, en door
ze deze onderwerpen in een groep te laten uitwerken, wordt de zelfregie van ouderen versterkt
en wordt er een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van ouderen. Educatie is hiermee niet
alleen het consumeren van informatie, maar draagt ook bij aan de vaardigheden van ouderen
om (langer) actief te blijven participeren in de samenleving.
Deze ideeën over zelfregie, eigen wensen kenbaar kunnen maken en jezelf ontwikkelen sluit
ook aan bij theorievorming over de derde levensfase. Daarin staat centraal dat je tijdens het
ouder worden zelf actief vorm moeten geven aan een nieuwe levensfase (Jarvis, 2003, in: De
Greef et al., 2008).
Simmelink (1994, in: De Greef et al., 2008) noemt dit proces een herbezinning op keuzes om
verder te kunnen gaan in het leven. Doordat de deelnemers aan Studiekringen hun zelfregie
kunnen versterken en zichzelf kunnen ontwikkelen, zijn zij beter in staat om vorm te geven aan
een nieuwe levensfase en de keuzes die daarbij horen.
18 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder
De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de praktijkervaringen van de professional met
de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde
literatuursearch (zie 6.1).
3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger
De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de praktijkervaringen van de cliënt/burger met
de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde
literatuursearch (zie 6.1).
3.3 Praktijkvoorbeeld
Onderstaand praktijkvoorbeeld, dat is opgetekend door de ontwikkelaar, geeft een beeld van de
wijze waarop Studiekringen in de praktijk vorm krijgt (Kuijpers, persoonlijke communicatie, 9
augustus 2012).
Mevrouw Van Vlier is al sinds 2001 lid van de Studiekring in Ede: “Ik hoorde van de Studiekring
toen ik toevallig tijdens de bewonersvergadering van het appartementencomplex naast een
echtpaar zat die bijna vanaf het begin lid waren van de Studiekring. Zij waren daar zo
enthousiast over dat ze mij hebben overgehaald om een keer mee te gaan. Ze vonden het
namelijk wel wat voor mij. Ik had er wel iets eerder over gelezen maar dacht: ’Die hoogvliegers,
dat hoeft voor mij niet.’ Maar het is erg leuk! Het contact met de mensen, het behandelen en je
verdiepen in verschillende onderwerpen. Ik heb me in onderwerpen verdiept als de Amish
People, straatverlichting door de eeuwen heen en de voorgeschiedenis van het kerstfeest. We
kiezen in het begin van het seizoen, in september, alle onderwerpen. Een soort brainstorm. Dan
geeft ieder voor zich aan in welk onderwerp ze zich in willen verdiepen en wanneer ze een
presentatie in de groep zouden willen geven. Iedereen krijgt één of twee beurten per jaar. We
komen eens in de twee weken bij elkaar van september tot april. Dat vind ik prima zo. Van de
andere leden heb ik gehoord dat ze de Studiekring een warm bad vinden. En dat ze het erg fijn
vinden dat het er is. Degene die dat zeiden hadden erg weinig contact met mensen en het
onderlinge contact bij de kring is wat zij erg waarderen.“
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 19
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit
Onderzoeksrapportage effecten Studiekringen, geschreven door M. de Greef, uitgegeven in
2012 door Artéduc in ’s-Hertogenbosch.
Onderzoeksvraag
Na de start van een groot aantal nieuwe Studiekringen is in 2011 onder een steekproef van de
deelnemers (N=27) geanalyseerd wat het effect van deelname aan de Studiekring is. De
centrale vraag was of de deelname aan de Studiekring de sociale inclusie bevordert en wat
daarvoor de belangrijkste beïnvloedende factoren zijn. De onderzoekers hebben gekeken of de
kenmerken van deelnemers aan Studiekringen (onder andere opleiding, motivatie en
zelfsturing) en de kenmerken van de leeromgeving (onder andere ondersteuning en lesinhoud)
van invloed zijn op het resultaat. Sociale inclusie betekent: het verkrijgen van een betere plek in
de samenleving, waaronder zichzelf beter kunnen redden in het dagelijkse leven, zichzelf
veiliger en gelukkiger voelen, meer deelnemen aan activiteiten in de omgeving en het verkrijgen
van betere contacten met anderen (De Greef, 2012).
Onderzoeksaanpak
Dit onderzoek maakte deel uit van het overkoepelende en meerjarige onderzoek ‘Leren voor
Leven’. Dit onderzoek bestond uit verschillende fasen. In de eerste fase is met behulp van een
fenomenografisch onderzoek (kwalitatief onderzoek) het fenomeen ‘vergroten van sociale
inclusie door educatie’ bestudeerd. Daartoe hebben de onderzoekers met behulp van interviews
in kaart gebracht wat de door deelnemers ervaren resultaten waren. Op grond van de
inhoudelijke uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek is in de tweede fase een
vragenlijst ontwikkeld en gevalideerd (De Greef, Seegers & Verté, 2010). Vervolgens is in de
derde fase met gebruik van de gevalideerde vragenlijst een voor- en nameting verricht onder
deelnemers aan de Studiekringen. De onderzoeksdoelgroep bestond uit 27 deelnemers van 11
recent gestarte Studiekringen. Dit komt overeen met een kwart van de totale groep nieuwe
deelnemers. Voor het meten van de resultaten is gebruik gemaakt van het SIT-instrument. SIT
staat voor Sociale Inclusie na Transfer. Dit onderzoeksinstrument is speciaal ontwikkeld om de
effecten van educatie op sociale inclusie in beeld te brengen. Het instrument is gebaseerd op
de gedachte dat de sociale inclusie van respondenten verbetert, nadat zij wat zij hebben
geleerd toepassen in hun dagelijkse praktijk (transfer).
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat na deelname aan de Studiekring de vooruitgang van sociale inclusie
vrij groot is. De toename van sociale inclusie onder de deelnemers op de verschillende
variabelen van sociale inclusie (met uitzondering van de variabele ‘nationale taalvaardigheden’)
ligt tussen de 23% en 69%. Vooral de scores op de variabelen ‘participatie’ (deelname aan
activiteiten in de dagelijkse leven) en ‘connectie’ (nieuwe contacten aangaan en bestaande
verbeteren) zijn hoog. Bijna 40% van de respondenten komt uit een isolementspositie, gaat een
20 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
lidmaatschap aan en verbetert het contact met vrienden, familie of kennissen. Bovendien neemt
meer dan 60% (meer) deel aan activiteiten in het verenigingsleven of in de wijk en bijna 70%
heeft nieuwe contacten opgedaan. Zie voor alle uitkomsten: bijlage 5.
In het overkoepelende onderzoek (Leren voor Leven) is, met behulp van dezelfde vragenlijst,
bestudeerd wat de verklarende factoren zijn voor het leersucces. De meest invloedrijke factoren
bleken niet te maken te hebben met de socio-demografische kenmerken van de deelnemers,
maar met de kenmerken van de leeromgeving, namelijk:
1. transfermogelijkheden (praktisch toe kunnen passen van datgene wat mensen hebben
geleerd)
2. ondersteuning door de docent
3. leerinhoud en leeractiviteiten.
Deze drie kenmerken hebben dus een positieve invloed op de sociale inclusie. Hoe meer
mogelijkheden er zijn het geleerde toe te passen in de praktijk, in combinatie met een goede
ondersteuning van de docent en een goede leerinhoud en goede leeractiviteiten, hoe groter het
leersucces.
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit
De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar soortgelijke methoden, noch in Nederland,
noch in het buitenland. Dergelijke onderzoeken zijn evenmin gevonden bij de door MOVISIE
uitgevoerde literatuursearches (zie 6.1).
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 21
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen
Het creëren van structurele ontmoeting (1, 2).
Het opbouwen van een sociaal netwerk (1, 2).
Het creëren van een informele setting waarin zelfredzaamheid het uitgangspunt is (1, 2).
Het leerelement in de ontmoetingen zorgt ervoor dat ouderen (vanuit educatief oogpunt)
actief blijven en gaat bovendien uit van de eigen kracht van ouderen (2).
Het aanbieden van een goede leerinhoud en leeractiviteiten (2).
Een goede ondersteuning door een professionele gespreksleider of Studiekringbegeleider bij
de start van de Studiekring (2).
Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen:
1 = Veronderstelling ontwikkelaar
2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing
3 = Praktijkervaringen
4 = Wetenschappelijk effectonderzoek.
5.2 Samenvatting effectonderzoek
Na de start van een groot aantal nieuwe Studiekringen is in 2011 onder een steekproef van de
deelnemers (N=27) geanalyseerd wat het effect van deelname aan de Studiekring is. Uit het
veranderingsonderzoek (E) komen directe aanwijzingen naar voren dat deelname aan
Studiekringen effectief is voor deelnemers (De Greef, 2012). De centrale vraag in het
onderzoek was: is door de deelname aan de Studiekring de sociale inclusie van deelnemers
toegenomen?
Uit het onderzoek blijkt dat na deelname aan de Studiekring de vooruitgang van sociale inclusie
vrij groot is te noemen. De toename van sociale inclusie onder de deelnemers op de variabelen
van sociale inclusie verschilt van 23.1% tot 69.2%. Vooral de scores op de variabelen die onder
de onderdelen participatie en connectie vallen, zijn hoog. Bijna 40% van de mensen komt uit
een isolementspositie, gaat een lidmaatschap aan en verbetert het contact met vrienden, familie
of kennissen. Bovendien is meer dan 60% (meer) gaan deelnemen aan activiteiten in het
verenigingsleven of in de wijk en bijna 70% heeft nieuwe contacten opgedaan.
Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet:
A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up
B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up
C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up)
D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk
22 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
E = Veranderingsonderzoek
F = Monitoring
Z = Geen van de voorgaande alternatieven.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 23
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur
Zoekvraag en zoektermen
Wat is bekend over de praktijkervaringen met en de effectiviteit van Studiekringen als het gaat
om geestelijk en maatschappelijk actief blijven?
Op basis van de volgende zoekterm is gezocht naar literatuur over de methode:
Studiekringen
Zoekstrategieën
Het beschikbare materiaal is opgevraagd bij de ontwikkelaar en aanbieder.
Er is gezocht in meerdere Nederlandse en internationale databanken:
Catalogus MOVISIE
NARCIS
Google Scholar
HBO Kennisbank
PiCarta
Worldcat
Selecteren van literatuur
Op basis van de titels en de abstracts is een eerste selectie gemaakt. Vervolgens zijn de
mogelijk interessante artikelen aangevraagd, in Refworks gezet en doorgenomen en verder
geselecteerd op basis van relevantie. Hierbij is gekeken naar de toegevoegde waarde van
artikelen met betrekking tot effectiviteit en praktijkervaringen. Gevonden bronnen die ouder zijn
dan 24 jaar, zijn vanwege hun gedateerdheid niet toegevoegd.
24 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
6.2 Literatuur
Coster, A., Kuijpers, A. & Roodzant, E. (2012). Handleiding voor het opzetten van Studiekringen
van en voor ouderen (3e editie ed.) Velp: Spectrum CMO Gelderland.
Greef, M. de (2012). Onderzoeksrapportage effecten Studiekringen. 's-Hertogenbosch: Arteduc.
Greef, M. de (2009). Leren voor leven: een eigen plek in het dagelijks leven.
Onderzoeksresultaten outcome en invloed van volwasseneneducatie. Velp: Spectrum CMO
Gelderland.
Greef, M. de, Segers, M. & Verté, D. (2010).
Development of the SIT, an instrument to evaluate the transfer effects of adult education
programs for social inclusion. Studies in Educational Evaluation, 36, 42-61.
Greef, M. de, Aantjes, D., Roodzant, E., Vrijhof, H., Olivers-Bouvrie, I. & Vreeswijk, R. (2008).
De Studiekring is OK! Ontmoeting en Kennisverrijking voor ouderen. Velp: Spectrum CMO
Gelderland.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 25
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) wordt het
onderzoek hiernaar systematisch in kaart gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit
Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode:
Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode
die in het onderhavige document is beschreven.
Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en
dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’.
Het gaat hier om:
• resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational
interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering of de
Amerikaanse ABCD-methode als voorloper van de Nederlandse ABCD-methode)
• resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type
of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die alle gebaseerd zijn
op Supported employment of de methode Samenwerking tegen agressie, een op Turkse en
Marokkaanse plegers van huiselijk geweld gerichte versie van de methode Niet meer door het
lint).
Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe
aanwijzingen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de
methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of
wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet
van indirect bewijs voor effect.
Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om
binnen het kader van Effectieve sociale interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire
onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie
uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals
gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van
de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek
Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer
er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect
van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit
van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad.
Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer
bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige
26 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een follow-
upmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of
veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial ofwel RCT-
onderzoek) en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de
uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo
zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de
kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen.
Monitoring wordt alleen meegenomen als ‘effectonderzoek’ wanneer het een cijfermatige indicatie
geeft van de behaalde resultaten met betrekking tot de doelen van de methoden. Bijvoorbeeld: bij
buurtbemiddeling gaat het bij het monitoren om het aantal geslaagde bemiddelingen afgezet tegen het
totaal aantal bemiddelingen dat heeft plaatsgevonden. Het gaat hier niet om tevredenheidonderzoek,
dit hoort bij deel 3.
Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering
van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen
B t/m D).
Gemeten effecten
In een tabel (bijlage 3, onderdeel E) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De
onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten.
Uitkomstmaten
Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid
als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over
effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In
bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven.
Effectgrootte
De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte.
Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil
tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de
experimentele groep en de controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in
kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar
als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn.
De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten
effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft
hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen de experimentele
(interventie-) en controlegroep. In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten
gebruikt. In deze methodebeschrijving worden de effectmaten overgenomen uit de oorspronkelijke
onderzoeksrapporten.
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 27
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken
Onderzoeken naar praktijkervaringen (deel 3)
Methode Onderzoek 1 Onderzoek 2 Onderzoek 3 Onderzoek 4 Onderzoek 5
Titel rapport
Auteur
Jaar
Onderzoeks-
vraag
In het onderzoek
betrokken
doelgroep
Aantal
geïncludeerde
subjecten (n)
Effectonderzoeken (deel 4)
Methode Onderzoek 1 Onderzoek 2 Onderzoek 3 Onderzoek 4 Onderzoek 5
Titel rapport Onderzoeksra
pportage
effecten
Studiekringen
Auteur M. de Greef
Jaar 2012
Onderzochte
doelen
Effecten van
Studiekringen
in termen van
sociale
inclusie
In het onderzoek
betrokken
doelgroep
Deelnemers
Studiekringen
28 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
Aantal
geïncludeerde
subjecten (n)
N=27
Typering
onderzoeksopzet
( zie bijlage 3)
E
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 29
Bijlage 3 – Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken
Geef met dit formulier van elk effectonderzoek een aparte beknopte beschrijving.
A. Naam effectonderzoek:
Onderzoeksrapportage effecten Studiekringen, geschreven door M. de Greef, uitgegeven in 2012 door
Artéduc in ’s-Hertogenbosch.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd
Kruis ja of nee aan.
Ja Nee
1 Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode
(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant).
X
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek
Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van
toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
1 De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende veronderstelde
determinanten van de interventie.
X
2 Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij de start van de interventie). X
3 Er is een nameting (aan het einde van de interventie). X
4 De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst. X
5 De resultaten hebben een praktische relevantie. X
6 Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van
de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
X
7 Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
8 Er is een experimentele en een controleconditie.
9 De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
30 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
Typering opzet
Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande
schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
Z Geen van de onderstaande alternatieven
F Monitoring 1,3 5-6
X E Veranderingsonderzoek 1-4 5-6 (7)
D Onderzoek met (quasi-)experimenteel design
(niet in de praktijk)
1-4
(7) 8 (9)
C Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk
(zonder follow-up)
1-4 5-6 8 (9)
B Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en
met follow-up
1-4 5-6 7 8
A Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met
follow-up
1-4 5-6 7 8 9
Typering overige methodologische kenmerken
Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen
(nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
11 Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12 Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk
gespecificeerde methode.
X 13 Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie: onderzoek
waarbij herhaalde metingen worden verricht bij één cliënt om na te gaan of er sprake is van
vooruitgang op de gestelde doelen.
14 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de
methode.
X 15 De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en
specifieke eigenschappen).
X 16 De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
17 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol,
de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment
integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen * * * 31
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat
Onderzoek 1 Uitkomstmaat 1 Uitkomstmaat 2 Uitkomstmaat 3 Uitkomstmaat 4
Omschrijving
uitkomstmaat*
Sociale Inclusie: Activering en Internalisatie: Activering:
Nationale Taalvaardig-heden
Digitale Vaardigheden
Internationale Taalvaardig-heden
Sociale Inclusie: Participatie en Connectie: Participatie:
Verenigings- en wijkactiviteiten
Natuur- en sportactiviteiten
Kunst- en cultuuractivi-teiten
Lidmaatschap
Sociale inclusie: Internalisatie: Assertiviteit; Arbeids- en
opvoedingsvaardigheden
Vrijwilligerswerk- en wijkvaardig-heden
Contactvaardig-heden
Sociale inclusie: Connectie: Ontmoeten &
Ondernemen Omgang met
intieme contacten
Sociaal Isolement
Meetinstrument** Vragenlijst Vragenlijst Vragenlijst Vragenlijst
Effectsize *** Zie F Zie F Zie F Zie F
* Waarop is effect gemeten
** Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x
*** Voor het meten van effecten kunnen verschillende maten gebruikt worden; neem hier de in het
desbetreffende onderzoek gebruikte effectmaten over.
Zie voor toelichting: bijlage 1.
Let op: Deze tabel mag ook vervangen worden door oorspronkelijke tabel(len) met onderzoeksresultaten uit
het effectonderzoek.
32 * * * Methodebeschrijving Studiekringen van en voor ouderen
F. Toelichting op meetinstrumenten, analyse en effecten
Analysetechnieken
Tijdens dit onderzoek en het onderzoek “Leren voor Leven” zijn verschillende analysetechnieken
gebruikt om de inhoud van de subschalen van de vragenlijst vast te stellen en te valideren. Bij het
analyseren of er uiteindelijk vooruitgang van sociale inclusie was vast te stellen na het volgen van
educatie en wat daarvoor de belangrijkste beïnvloedende kenmerken zijn, is gebruik gemaakt van:
1. Onderzoek “Leren voor Leven”: Validatie vragenlijst en vaststellen beïnvloedende kenmerken
outcome
Principale factoranalyse in SPSS 15.0 om betrouwbaarheid (in Cronbach’s Alpha) vast te stellen.
Confirmatorische factoranalyse in EQS om inhoud van subschalen vast te stellen.
Non-parametrische test middels “Crosstabs”, een Mann-Whitney Test, Kruskal-Wallis Test of een
“Spearmans Correlation Test” in SPSS 15.0 om bepalende factoren voor vooruitgang van sociale
inclusie vast te kunnen stellen.
Het maken van een change-variabele in SPSS 15.0. Daarmee is het verschil berekend tussen de
voor- en nameting per subschaal van sociale inclusie.
Mate van toename sociale inclusie na deelname Studiekringen
Categorieën
van Sociale
Inclusie
Activering
% toe-
name Sociale Inclusie
Internalisatie
% toe-
name Sociale Inclusie
Participatie
% toe-
name Sociale Inclusie
Connectie
% toe-
name Sociale Inclusie
Toename
sociale
inclusie per
variabele van
sociale
inclusie ↓
Nationale
Taalvaardig-
heden
15.4 Assertiviteit 23.1 Verenigings- en
wijkactiviteiten
61.5 Ontmoeten &
Ondernemen
69.2
Digitale
Vaardig-
heden
33.3 Arbeids &
Opvoedings-
vaardigheden
23.1 Natuur- en
sportactiviteiten
46.2 Omgang met
intieme
contacten
38.5
Internatio-
nale Taal-
vaardig-
heden
46.2 Vrijwilligers-
werk- en
wijkvaardig-
heden
46.2 Kunst- en
Cultuur-
activiteiten
23.1 Sociaal
Isolement
38.5
Contact-
vaardigheden
38.5 Lidmaatschap 38.5
Financiële
vaardigheden
30.8
Bron: De Greef, 2012
G. Eventuele toelichting op scores onder E.
Top Related