Langer zelfstandig thuis!
PLAATS EN DATUM:
NIJMEGEN, 14 JANUARI
PROJECTBEGELEIDERS:
MICHIEL VAN OPSTAL
DORT SPIERINGS
STUDENTEN:
SIETZE BAKKER RUIMTELIJKE ORDENING EN PLANOLOGIE 624314
RICK DAAMEN CIVIELE TECHNIEK 585026
SAM VAN SCHIJNDEL CIVIELE TECHNIEK 571290
1
Voorwoord Beste lezer,
Voor u ligt het verslag van de evaluatie van het huidig opplusbeleid van Waardwonen. Dit
onderzoeksverslag is geschreven door Sietze Bakker, Rick Daamen en Sam van Schijndel, vier
studenten van de HAN minor stad & land. In het onderzoeksverslag is een probleemstelling
geformuleerd inclusief onderzoeksvragen. Deze zijn voortgekomen vanuit de vraag van de
opdrachtgever Waardwonen. Waardwonen is een woningbouwcorporatie. Wij hebben onderzoek
gedaan naar het opplusbeleid. De opdrachtgever wilt weten of bewoners langer zelfstandig thuis
kunnen wonen aan de hand van het opplusbeleid. Hier wordt antwoord op gegeven in dit
onderzoeksverslag. Daarnaast volgt een advies richting Waardwonen waardoor zij beter in kunnen
spelen op de maatschappelijke samenleving.
Als eerst willen we Chantal Martens van Waardwonen bedanken. Zij heeft een hoop geregeld voor
ons om het onderzoek uit te kunnen voeren. Daarnaast heeft ze ons meerdere keren richting
gegeven binnen het onderzoek. Zonder haar hebben we de huidige kwaliteit van dit onderzoek niet
kunnen bereiken. Hier zijn we haar dankbaar voor!
Daarnaast willen we de docenten vanuit de minor stad & land van de HAN bedanken. De lessen
hebben ons veel nieuwe informatie gegeven. De informatie van de docenten die werd verstrekt
bevorderde ons onderzoek. Ook hebben we veel persoonlijke begeleiding gehad. Dit heeft ons enorm
geholpen tijdens de uitvoering van het onderzoek. We willen Dort Spierings en Michiel van Opstal in
het speciaal bedanken voor de begeleiding en adviezen binnen het onderzoek.
Als laatst willen we de woningbouwcorporaties Goedwonen Gemert en woningstichting Valburg
bedanken. Zij stonden er voor open om ons te ondersteunen binnen het onderzoek.
Wij wensen u veel leesplezier namens team SeRieuS!
Nijmegen, januari ’14
Sietze Bakker
Rick Daamen
Sam van Schijndel
2
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 1
Inhoud ..................................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1: Introductie ......................................................................................................................... 4
1.1 Achtergrondinformatie met betrekking tot het onderzoek .................................................... 5
1.2 Begrippendefinitie + achtergrond ........................................................................................... 6
1.3 Omgevingsanalyse Waardwonen ............................................................................................ 8
1.4 Projectresultaten ................................................................................................................... 15
1.5 Onderzoeksopzet ................................................................................................................... 17
1.6 Doelgroep interviews ............................................................................................................ 18
1.7 Betrokken partijen ................................................................................................................. 19
1.8 Projectgrenzen ...................................................................................................................... 21
1.9 Projectplanning ..................................................................................................................... 22
1.10 Projectorganisatie ................................................................................................................. 23
1.11 Risico’s ................................................................................................................................... 24
1.12 Conclusie ............................................................................................................................... 25
1.13 Voorlopige bevindingen ............................................................................................................ 25
Hoofdstuk 2: Trends en Factoren .......................................................................................................... 26
2.1 Geschiedenis van ouderenhuisvestiging in Nederland ............................................................... 26
2.2 Vergrijzing op regionaal en landelijk niveau ............................................................................... 27
2.3 Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ........................................................................... 28
2.4 Woningaanbod Waardwonen ..................................................................................................... 29
2.5 Conclusie ..................................................................................................................................... 30
2.6 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 30
Hoofdstuk 3: Huidige opplusbeleid Waardwonen ................................................................................ 31
3.1 Samenvatting huidig opplusbeleid .............................................................................................. 31
3.2 Samenvatting communicatieplan opplusbeleid .......................................................................... 32
3.3 Medewerkers uitvoering opplusbeleid ....................................................................................... 35
3.4 Interviews Waardwonen intern .................................................................................................. 36
3.5 Conclusie ..................................................................................................................................... 37
3.6 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 37
Hoofdstuk 4: Vergelijking van beleidsstukken ...................................................................................... 38
4.1 Doelgroep van het beleid ............................................................................................................ 38
4.2 Beleidsinhoud .............................................................................................................................. 39
4.3 Interne communicatie met betrekking tot het opplusbeleid ...................................................... 45
4.4 Externe communicatie met betrekking tot het opplusbeleid ..................................................... 46
3
4.5 Conclusie ...................................................................................................................................... 48
4.6 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 49
Hoofdstuk 5: Bekendheid opplusbeleid ................................................................................................ 50
5.1 Bevindingen interviews bewoners met voorziening aanvraag ................................................... 50
5.2 Bevindingen interviews bewoners zonder voorziening aanvraag ............................................... 50
5.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 51
5.4 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 51
Hoofdstuk 6: Effectiviteit opplusvoorzieningen .................................................................................... 52
6.1 Werking opplusbeleid m.b.t. langer zelfstandig thuis wonen ..................................................... 52
6.2 Verbetering langer zelfstandig thuis wonen ............................................................................... 52
6.3 Conclusie ..................................................................................................................................... 52
6.4 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 52
Hoofdstuk 7: Doelgroep van het huidige opplusbeleid ......................................................................... 53
7.1 De gedefinieerde doelgroep van het huidig opplusbeleid .......................................................... 53
7.2 De gedefinieerde doelgroep bij Goedwonen en Valbrug ............................................................ 53
7.3 Relatie tussen ouderen en de doelgroep .................................................................................... 53
7.4 Conclusie ..................................................................................................................................... 53
7.5 Voorlopige bevindingen .............................................................................................................. 54
Hoofdstuk 8: Conclusie .......................................................................................................................... 55
8.1 Probleemstelling: ‘Hoe effectief is het huidige opplusbeleid van Waardwonen met betrekking
tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep?’ .................................................. 58
Hoofdstuk 9: Discussie .......................................................................................................................... 59
Hoofdstuk 10: Advies............................................................................................................................. 60
Hoofdstuk 11: Trans disciplinaire bijeenkomst ..................................................................................... 62
11.1 Plan trans disciplinaire bijeenkomst.......................................................................................... 62
11.2 Reflectie trans disciplinaire bijeenkomst .................................................................................. 65
Bibliografie ............................................................................................................................................ 68
Inhoud bijlage ........................................................................................................................................ 70
Bijlage 1: Notulen gesprekken opdrachtgever .................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 2: Betrokken medewerkers opplusbeleid .............................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 3: Uitwerking interview Goedwonen ..................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 4: Vragenlijst interviews ........................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 5: Uitwerking interviews Waardwonen intern ...................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 6: Uitwerking interview Valburg ............................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage 7: Uitwerking interviews bewoners met voorziening aanvraag .................... Fout! Bladwijzer niet
gedefinieerd.
4
Bijlage 8: Uitwerking interviews bewoners zonder voorziening aanvraag ............... Fout! Bladwijzer niet
gedefinieerd.
Hoofdstuk 1: Introductie Dit hoofdstuk vormt de introductie van ons project. Als eerst wordt achtergrondinformatie van het
project toegelicht. Hierin zijn belanghebbenden bij het onderzoek en het uitvoerende team
beschreven. Vervolgens worden twee begrippen vanuit de probleemstelling geformuleerd en
toegelicht. Deze informatie is verwerkt om meer duidelijkheid bij de probleemstelling te creëren.
Achtereenvolgend wordt de organisatiestructuur en de visie van Waardwonen aan bod gebracht. De
doelstelling van dit onderzoek en de onderzoeksvragen zijn vervolgens geformuleerd. Per
onderzoeksvraag is beschreven op welke wijze antwoord wordt gegeven, dit vormt de
onderzoeksopzet op hoofdlijnen. Hierna worden de betrokken partijen in beeld gebracht inclusief de
belangen. Als laatste zijn relevante hoofdstukken uit het plan van aanpak toegevoegd die
ondersteuning geven aan ons onderzoek. Dit zijn de projectgrenzen, de planning de
projectorganisatie en de risico’s.
5
1.1 Achtergrondinformatie met betrekking tot het onderzoek Vanuit het Civil Society Lab van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen worden onderzoeken
uitgevoerd aan de hand onderzoeksvraagstukken. Deze vraagstukken moeten allemaal een
maatschappelijk component bevatten. Dit heeft te maken met de werkwijze van het Civil Society Lab.
Het is namelijk de bedoeling dat bij alle vraagstukken een koppeling met de maatschappij wordt
gemaakt, om zo tot een beter functionerende maatschappij te komen. De vraagstukken worden
binnengehaald door de docenten die verantwoordelijk zijn voor de minoren binnen het Civil Society
Lab. De onderzoeken met betrekking tot de vraagstukken worden vervolgens uitgevoerd gedurende
een semester met een duur van een half jaar. Aan het eind van het half jaar moet het onderzoek zijn
afgerond en wordt het eindresultaat gepresenteerd.
Dit onderzoeksvraagstuk is een van de vraagstukken die vanuit het Civil Society Lab wordt
uitgevoerd. Dit vraagstuk komt vanuit de woningstichting Waardwonen. Deze woningstichting wil
weten of hun opplusbeleid er daadwerkelijk voor zorgt dat de geformuleerde doelgroep langer
zelfstandig thuis kan blijven wonen. Hierin wil Waardwonen weten hoe het opplusbeleid en het
daaraan gekoppelde communicatiebeleid er voor zorgt dat de doelgroep bereikt en geholpen wordt,
zodat de doelgroep daadwerkelijk langer zelfstandig thuis kan blijven wonen met behulp van de
aangeboden voorzieningen. Daarnaast wil Waardwonen weten of er hulpbehoevende bewoners
gemist worden als er wordt gekeken naar de huidig gedefinieerde doelgroep.
De opdrachtgever vanuit Waardwonen voor dit onderzoeksvraagstuk is Chantal Martens. Zij is het
aanspreekpunt vanuit Waardwonen voor de projectgroep die het onderzoek uitvoert en de
projectdocent die de projectgroep begeleid.
De projectgroep voor de uitvoer van dit onderzoek bestaat uit drie studenten. Wij zijn Sietze Bakker,
Rick Daamen en Sam van Schijndel. Samen vormen we team SeRieuS. Wij als studenten volgen de
minor ‘Stad en Land, Cocreatie & Transitie’ binnen het Civil Society Lab voor het semester dat loopt
van September 2018 tot en met Januari 2018. De begeleidende student assistent vanuit het Civil
Society Lab is Michiel van Opstal. Dort Spierings is onze begeleidende docent.
6
1.2 Begrippendefinitie + achtergrond In deze paragraaf staat vermeld wat er wordt verstaan onder het opplusbeleid, de doelgroep en de
effectiviteit van het opplusbeleid. Verder worden een aantal begrippen gedefinieerd. Hierbij gaat het
om de definities die in het onderzoek worden gebruikt. Door middel van de zesde deelvraag kan de
definitie van de doelgroep van het opplusbeleid aan het eind van het onderzoek nog veranderen. Dit
zal dan ook in het advies worden meegenomen.
Opplusbeleid Het aanbieden van aanpassingen in de woning waardoor bewoners, die een woning huren van de woningcorporatie Waardwonen, langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Bewoners kunnen een aanvraag doen om voorzieningen te krijgen die ze denken nodig te hebben om langer zelfstandig thuis te kunnen wonen. Een derde van de kosten wordt vergoed door Waardwonen en twee derde van de kosten betaalt de bewoner zelf. Doelgroep opplusbeleid
De doelgroep voor het opplusbeleid wordt door Waardwonen beschreven als ‘huurders die vanwege
een fysieke beperking een voorziening uit het opplusbeleid nodig hebben’. Waardwonen heeft,
vanuit een onderzoek naar persona’s, vier categorieën binnen de doelgroep beschreven. De
categorieën die genoemd worden zijn: ouderen, mensen die uit het ziekenhuis komen en tijdelijk
voorzieningen nodig hebben, mensen met een ziekte en mensen met een lichamelijke beperking.
Deze vier categorieën geven richting op wat voor mensen gefocust moeten worden met betrekking
tot het opplusbeleid. Mocht uit het onderzoek blijken dat er een categorie mist, dan zal deze
categorie toegevoegd kunnen worden.
Effectiviteit opplusbeleid
In de probleemstelling van dit onderzoek wordt de effectiviteit van het opplusbeleid beschreven. Om
meer duidelijkheid te scheppen is het belangrijk dat de effectiviteit van het opplusbeleid
gedefinieerd wordt. Het opplusbeleid is ten eerste effectief als de doelgroep door deze
voorzieningen daadwerkelijk langer thuis kan blijven wonen. Bij de effectiviteit gaat het echter ook
om een communicatie en dienstverlening vanuit Waardwonen. De doelgroep moet namelijk weten
dat het opplusbeleid er is en hoe ze er gebruik van kunnen maken. Verder is het belangrijk dat de
dienstverlening goed gebeurd, dus dat het aanbrengen van de voorzieningen goed verloopt. Bij
effectiviteit gaat het er ook om, dat Waardwonen er achter komt of het plaatsen van een voorziening
vanuit het opplusbeleid wel zo effectief is voor de desbetreffende aanvrager. Het kan maar zo zijn
dat een geheel andere voorziening nodig is, of dat degene misschien veel meer baat heeft bij een
verhuizing naar bijvoorbeeld een gelijkvloerse woning. Waardwonen werkt met de hierboven
gedefinieerde doelgroep. Als uit onderzoek blijkt dat de doelgroep niet volledig is gedefinieerd, dan
wordt de definitie van de doelgroep gewijzigd.
7
Verwijzers Een professional of organisatie die de cliënt doorstuurt naar de juiste instelling om de zorg te leveren (Ensie, 2017). Vergrijzing Er is sprake van vergrijzing als de bevolkingsgroep daalt en de gemiddelde leeftijd steeds hoger wordt van de bevolking. Het gevolg van een vergrijzing is dat de samenleving veel geld kost (Ensie, 2009). Communicatieplan Het communicatieplan geeft richting aan de wijze van communiceren tussen verschillende betrokken partijen. Het betreft de communicatie van interne en externe partijen bij het voorbereiden en uitvoeren van aanvragen binnen het opplusbeleid (Waardwonen, 2017). Veldnotitie Veldnotities zijn aantekeningen die je maakt tijdens het werk aan je onderzoek. Met veldnotietis noteer je belangrijke informatie die je vervolgens kan gebruiken als onderzoeksresultaat. Dit is een snelle manier om de belangrijkste boodschap van hetgeen dat je vindt te noteren (Reulink & Lindeman, 2005). Transcriberen Transcriberen is het opschrijven van een gesproken opnamen, van een interview bijvoorbeeld (Swaen, Transcriberen interview, 2013). Woningcorporatie Een woningcorporatie is een verzamelwoord de begrippen ‘woningstichting’ en ‘woningbouwvereniging’. Woningcorporaties bouwen woningen en verhuren ze aan mensen met een laag inkomen. Het zijn maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk. Ze zijn er voor om mensen met een laag inkomen een passend huis te kunnen bieden (Rijksoverheid, 2015).
8
1.3 Omgevingsanalyse Waardwonen Om een goed beeld te krijgen van de interne en externe organisatie van Waardwonen, zijn er drie
modellen uitgewerkt. Het eerste model wat uitgewerkt is, is het 7S-Model. Het 7S-model bestaat uit
zeven S’en die staan voor verschillende aspecten van de interne organisatie. De zeven S’en staan
voor: system, strategy, structure, shared values, style, skills en staff. Het tweede model is het DESTEP
model en heeft betrekking op de externe organisatie. De letters DESTEP staan voor de
demografische, de economische, de sociaal-culturele, de technologische, de ecologische en de
politiek-Juridische factoren met betrekking tot de organisatie. Het derde model is het Business Model
Canvas. Dit model geeft inzicht in waarde en strategie binnen de organisatie van Waardwonen.
1.3.1 Business Canvas Model Het Business Canvas Model is een model bestaande uit negen bouwstenen waarmee op een
gestructureerde manier naar de organisatie Waardwonen kan worden gekeken (Canvizer , 2018). Het
bedrijf wordt aan de hand van dit model geanalyseerd. In figuur 1 is het ingevulde Business Canvas
Model te zien. De onderste twee bouwstenen bestaan uit de kosten en opbrengsten. Boven deze
bouwstenen aan de linkerkant zijn de partners, de bronnen en de activiteiten te zien. Aan de
rechterkant is de doelgroep en het onderhoud van de relaties beschreven.
Figuur 1 – Business Canvas Model
9
Hieronder volgt een beschrijving van elke bouwsteen met betrekking tot de organisatie
Waardwonen.
Key Partners
Dit zijn de partners waar Waardwonen mee samenwerkt om het aanbieden van diensten
mogelijk te maken.
Key activities
Hierin zijn de activiteiten beschreven die Waardwonen aanbiedt. Waardwonen zorgt voor
woningaanbod op de woningmarkt in de gemeente Lingewaard en Berg & Dal. Daarnaast
biedt Waardwonen voorzieningen aan en onderhoud deze voorzieningen. Verder leggen ze
regelmatig contact met bewoners om in te kunnen spelen op aanvragen.
Value proposition
De waarden die Waardwonen produceert is voornamelijk het mogelijk maken dat
bewoners/huurder langer zelfstandig thuis kunnen wonen.
Channels
Dit zijn de kanalen waardoor Waardwonen haar activiteiten kan uitvoeren. Dit zal ook de
naamsbekendheid van de organisatie vergroten.
Customer segment
De focus van Waardwonen ligt op sociale huur. Dit is bedoeld voor bewoners die het wat
minder breed hebben op het gebied van inkomsten.
Key resources
Hieronder vallen middelen die gebruikt worden om woningen en voorzieningen aan te
bieden.
Customer relationships
De relaties worden onderhouden door telefonisch contact en persoonlijk contact.
Waardwonen wil tweerichtingsverkeer creëren, namelijk dat de klant actief vraagt naar
producten die Waardwonen biedt en de klant vragen of zij behoefte hebben aan producten.
Cost structure
De kosten van Waardwonen bestaan uit personeelskosten, kosten met betrekking tot het
pand (huur, stroom, gas, water, licht en schoonmaak), aannemerskosten die het grote
onderhoud van de woningen uitvoeren en materiaal om voorzieningen inclusief onderhoud
aan te kunnen bieden.
Revenue streams
Waardwonen heeft de huurbetaling van de bewoners/huurder als inkomstenbron. Daarnaast
ontvangt de organisatie subsidies van de overheid.
10
1.3.2 7S-Model In het 7S-model is een onderverdeling gemaakt tussen drie harde en vier zachte factoren. Het is van belang dat de verschillende factoren samenhangen. De bedenker van het 7S-model is McKinsey (Pascale & Athos, 2009). Harde factoren zijn factoren die bedacht en uitgevoerd kunnen worden. De zachte factoren hebben te maken met de bedrijfscultuur. Hieronder volgt het model van McKinsey en bevat de volgende onderdelen:
Drie harde factoren: Vier zachte factoren:
System Shared values
Strategy Style
Structure Skills
Staff
System Een belangrijk systeem binnen de organisatie is het woonruimte verdeel systeem. Dit systeem zorgt
ervoor dat woningzoekende kunnen zien welke woningen beschikbaar zijn en vervolgens kunnen ze
zich eventueel inschrijven op een woning. Verder is een telefonisch systeem aanwezig. Door middel
van telefonische communicatie worden de vragen van klanten en bewoners afgehandeld en
doorgezet naar de goede afdeling.
Strategy + vision Het toekomstplan van Waardwonen is om de huurders die in een huis van Waardwonen wonen, zo
lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Een goed voorbeeld is het opplusbeleid van
Waardwonen. Waardwonen biedt hulpmiddelen aan die in de woning aangebracht kunnen worden
vanuit de wens van de bewoner.
De visie van Waardwonen is dan ook: ‘samen werken aan een thuis’. Ze willen dit bereiken
doormiddel van een aantal speerpunten. Deze speerpunten zijn: betaalbare woningen, wonen en
zorg, investeren in wonen en klantgerichte dienstverlening. Met klantgerichte dienstverlening wordt
bedoeld dat Waardwonen handelt vanuit de vraag van bewoners.
Structure In figuur 2 is een organogram te zien van de organisatiestructuur binnen Waardwonen. Waardwonen
is een woningstichting zonder winstoogmerk. Waardwonen is een platte organisatie met bovenaan
de raad van commissarissen, daaronder staat de directeur-bestuurder en daaronder vind je drie
afdelingen. De afdelingen binnen Waardwonen zijn: ‘wonen, vastgoed & ontwikkeling en
bedrijfsvoering. Elke afdeling heeft één manager die een groep medewerkers van de afdeling onder
zich heeft. Naast de afdelingen, zijn er nog vier staffuncties te onderscheiden: directie- en
managementsecretariaat, communicatie, business control en personeel & organisatie.
(Waardwonen, 2018).
11
Shared values Waardwonen is een woningstichting en is niet gericht op winstmaximalisatie. Dit betekent dat deze
organisatie voornamelijk procesmatig werkt. Daarbij richt de organisatie zich op de kwaliteit van het
woningbezit en op de dienstverlening naar de bewoners toe. De woningstichting moet echter wel
financieel gezond blijven, dus de woningkwaliteit kan niet oneindig hoog zijn en de dienstverlening
niet oneindig uitgebreid.
In het ondernemingsplan staat dan ook ‘onze droom: samenwerken aan een thuis’. Dit doel willen ze
bereiken door middel van een aantal speerpunten:
• Betaalbare woningen • Wonen en zorg • Investeren in wonen • Klantgerichte dienstverlening Er hangt een informele sfeer binnen woningstichting Waardwonen. Er wordt in korte lijntjes gecommuniceerd tussen de verschillende lagen van de organisatie. Verder kunnen medewerkers van Waardwonen makkelijk bij elkaar langslopen als ze vragen aan elkaar hebben. Wat wel opvalt is dat de organisatie gaat reorganiseren, we merken dit wel binnen het bedrijf. Style Waardwonen is een platte organisatie waar een informele sfeer hangt. Er zijn korte lijntjes met de
managers en de medewerkers van verschillende afdelingen. Dit zorgt voor een effectieve werksfeer
met veel saamhorigheid binnen de organisatie. Naar de buitenwereld is de communicatie netjes en
formeel, tegelijkertijd ook erg klantgericht. Klantgerichtheid is ook een van de belangrijkste
speerpunten van de organisatie.
Figuur 2 – Organogram Waardwonen
12
De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van taken ligt bij de werknemers zelf. Hier is speciaal voor gekozen. De managementstijl is dat medewerkers van Waardwonen vanuit zichzelf dienen te handelen. De manager zit niet op de hielen van de medewerkers. Skills Binnen de organisatie is er veel verschillend opgeleid personeel aanwezig. Het bedrijf bestaat uit drie
verschillende werkdisciplines, zie de groene vakken in figuur 2. Bij de afdeling wonen zijn sociale
vaardigheden van toepassing. Bij de afdeling vastgoed en ontwikkeling is bouwkundige kennis van
toepassing. Bij de afdeling bedrijfsvoering is het van belang om economische vaardigheden te
hebben en verstand te hebben van financiële zaken.
Staff De organisatie van Waardwonen bevat een vaste groep personeel. Gemiddeld komt er één nieuwe
collega per jaar bij en gaat er één werknemer per jaar weg. Een grote groep medewerkers van
Waardwonen werkt hier al meer dan tien jaar. Daaruit kun je afleiden dat het personeel tevreden is
over het werk wat ze doen en over hun werkgever. De verdeling tussen mannen en vrouwen binnen
de organisatie is in evenwicht. Dit verschilt echter wel per afdeling.
13
1.3.3 DESTEP-analyse gemeente Lingewaard Een DESTEP-analyse is in het leven geroepen om de externe omgeving van een organisatie in kaart te
brengen. In dit geval is dat de externe omgeving van Waardwonen waarvan het grootste deel van
hun bezit in de gemeente Lingewaad staat. Daarom zal er een DESTEP-analyse met betrekking tot de
gemeente Lingewaard worden gemaakt. De letters DESTEP staan voor de verschillende soorten
factoren. De D staat voor de demografische factoren, de E staat voor de economische factoren, de S
staat voor de sociaal-culturele factoren, de T staat voor de Technologische factoren, de tweede E
staat voor de ecologische factoren en de P staat voor de Politiek-juridische factoren. Deze soorten
factoren zullen achtereenvolgens uitgewerkt worden met betrekking tot de gemeente Lingewaard
(Intermarketing, 2018).
Demografische Factoren Op 1 januari 2018 woonden 46.372 mensen in de gemeente Lingewaard en de gemiddelde
bevolkingsgroei per jaar ligt rond de 1%. Ruim dertig procent van de inwoners van de gemeente
Lingewaard is tussen de 45 en 65 jaar. De rest van de inwoners is ongeveer evenredig verdeeld onder
de andere leeftijdsgroepen. De komende jaren zullen steeds meer mensen van de leeftijdscategorie
van 45 tot 65 jaar overgaan naar de leeftijdscategorie van 65 plus waardoor vergrijzing in de
gemeente Lingewaard ontstaat (AlleCijfers, 2018).
Economische Factoren Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar in de gemeente Lingewaard ligt rond de €23.800. Dit
gemiddelde inkomen per inwoner per jaar ligt in de gemeente Lingewaard iets hoger dan het
gemiddelde landelijke inkomen van €23.200. Verder scoort de gemeente Lingewaard ook redelijk op
inkomen als er gekeken wordt naar de provincie Gelderland (AlleCijfers, 2018).
Sociaal-culturele Factoren Binnen de gemeente Lingewaard is ongeveer 44% van de bevolking gehuwd, ongeveer 43,5% van de
bevolking is ongehuwd en de rest is verweduwd of gescheiden. Rond de 90% van de bevolking is van
autochtone afkomst. Van de mensen met een migratieachtergrond is 65% van westerse afkomst. Dit
betekent dat ver weg het grootste deel van de bevolking van de gemeente Lingewaard van westerse
afkomst is. In de gemeente Lingewaard is 71% van de woningen een koopwoning. Van de
huurwoningen is 19% een coöperatiewoning en 9% bestaat uit particuliere verhuur. De meeste
woningen in Lingewaard zijn eengezinswoningen, namelijk 81% van de woningen (AlleCijfers, 2018).
Technologische Factoren Op technologisch gebied kan de gemeente Lingewaard volop profiteren van de positie van Nederland
op het gebied van Technologische ontwikkelingen. Daarnaast ligt de gemeente Lingewaard tussen de
steden Arnhem en Nijmegen in. Arnhem en Nijmegen zijn steden met innovatieve bedrijven die hun
producten produceren en/of verkopen in de gemeente Lingewaard. Daarnaast dragen de
kennisinstellingen zoals de HAN en de Radboud Universiteit Nijmegen bij aan de ontwikkelingen van
nieuwe technologieën (gemeente Lingewaard, 2012-2022).
Ecologische Factoren Lingewaard is een gemeente met veel landschappelijk en cultureel erfgoed. Verder is de gemeente
een groene gemeente met veel natuur waarin gerecreëerd kan worden. De natuur wordt goed
beschermt met behulp van de gemeente, zodat ook in de toekomst genoten kan worden van de
natuur. De gemeente Lingewaard is dus een groene gemeente waar naast natuurgebieden prettig
gewoond kan worden (gemeente Lingewaard, 2012-2022).
14
Politiek-Juridische Factoren In de gemeente Lingewaard is de VVD ver weg de grootste partij. De VVD vormt dan ook samen met
het CDA en twee lokale partijen het college van B&W. Dit betekent dat het college meer rechts
georiënteerd is. Hun overtuiging is dat je jezelf zoveel mogelijk moet kunnen redden in de
maatschappij en dat je hulp krijgt wanneer het echt niet anders kan of wanneer je omgeving niet de
hulp kan geven die je nodig hebt. Verder ligt de gemeente Lingewaard in Nederland en dat betekent
dat de gemeente onderdeel uitmaakt van een land met een parlementaire democratie waarin elke
vier jaar verkiezingen worden gehouden (AlleCijfers, 2018).
15
1.4 Projectresultaten In deze paragraaf komen de doelstelling, het projectresultaat, de probleemstelling en de
onderzoeksvragen aan bod. Deze paragraaf biedt de basis voor het gehele onderzoek. De
probleemstelling zal beantwoord worden aan de hand van de onderzoeksvragen die vermeld zijn.
Uiteindelijk zal er vanuit de onderzoeksvragen antwoord worden gegeven op de probleemstelling.
Doelstelling
De doelstelling van het project is om een effectiviteitsscan te maken van het huidige opplusbeleid
van Waardwonen met betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep,
om vervolgens met een advies te komen waarin staat wat er verbeterd kan worden aan het huidige
opplusbeleid van Waardwonen. Om tot het eindresultaat te komen zullen er verschillende stappen
ondernomen worden. Eerst wordt er gekeken naar welke trends en factoren een rol hebben
gespeeld bij het ontstaan van het opplusbeleid. Vervolgens zal het huidige beleid geanalyseerd
worden, hierbij wordt het bijbehorende communicatiebeleid meegenomen. Verder zal er gekeken
worden naar welke partijen er betrokken zijn bij de uitvoer van het huidige opplusbeleid. Na de
analyse van het huidige opplusbeleid wordt het huidige opplusbeleid vergeleken met een soortgelijk
beleid van woningbouwcoöperatie Goedwonen en woningstichting Valburg. Dit wordt gedaan omdat
deze corporaties heel actief bezig is met het opplussen van woningen of het laten verhuizen van
bewoners naar een gelijkvloerse woning BRON (Goedwonen, 2018) (Valburg, 2018). Daarna zal er
onderzoek worden gedaan naar de bekendheid van het opplusbeleid van Waardwonen onder
doelgroep en daarbij wordt ook gekeken of er eventuele belemmeringen zijn om gebruik te maken
van een van de voorzieningen uit het opplusbeleid. Het doel van het opplusbeleid is om mensen
langer zelfstandig thuis te laten blijven wonen. Daarom wordt er ook de vraag gesteld of de
doelgroep daadwerkelijk langer zelfstandig thuis kan blijven wonen door de voorzieningen binnen
het huidige opplusbeleid. Tot slot wordt er gekeken of de gedefinieerde doelgroep juist is
gedefinieerd of dat er mensen buiten de boot vallen door de huidig gedefinieerde doelgroep.
Projectresultaat
Het eindproduct zal bestaan uit een adviesrapport met betrekking tot het opplusbeleid van
Waardwonen. Dit adviesrapport zal duidelijkheid geven over de huidige werking van het
opplusbeleid van Waardwonen. Daarnaast zal een advies worden gegeven over mogelijke
verbeteringen van het beleid of de werkwijze met betrekking tot het opplusbeleid van Waardwonen.
16
In figuur 3 zijn de probleemstelling en de onderzoeksvragen weergegeven. Deze zijn in een
trechtervorm opgesteld. Dit betekent dat de onderzoeksvragen vanuit een breed kader steeds verder
toegespitst en gedetailleerder worden. De onderzoeksvragen volgen elkaar ook op, antwoorden uit
eerdere onderzoeksvragen leveren weer input voor de latere onderzoeksvragen. Deelvraag zes valt
buiten het verlengde van de trechter, deze vraag staat los van de rest van het onderzoek. Vandaar
deze vragen buiten het figuur is gehouden. Uiteindelijk wordt er een conclusie en een daaruit
volgend advies geschreven vanuit de antwoorden die gegeven zijn bij de deelvragen.
5: Zorgen de voorzieningen uit het huidige opplusbeleid er
daadwerkelijk voor dat de doelgroep langer thuis kan blijven
wonen en wat zou maken dat de doelgroep wel of nog langer
zelfstandig thuis kan blijven wonen?
6: Is de doelgroep van het huidige opplusbeleid volledig
gedefinieerd of vallen er mensen met een beperking buiten
de boot door de huidige omschrijving van de doelgroep?
Conclusie en advies met betrekking tot het opplusbeleid
van Waardwonen
Hoe effectief is het huidige opplusbeleid van Waardwonen met betrekking tot het langer
zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep?
1: Welke trends en factoren hebben een rol gespeeld bij het ontstaan van het huidige
opplusbeleid van Waardwonen?
2: Hoe ziet het huidige opplusbeleid van Waardwonen er uit en wie zijn de
betrokken partijen bij de uitvoer van dit opplusbeleid?
3: Wat valt op aan het huidige opplusbeleid van Waardwonen als deze
vergeleken wordt met soortgelijke beleidstukken van Goedwonen Gemert
en woningstichting Valburg?
4: Is de doelgroep bekend met het opplusbeleid en zijn er
belemmeringen met betrekking tot het gebruikmaken van een
voorziening uit het huidige opplusbeleid?
Figuur 3 – Trechtermodel probleemstelling en onderzoeksvragen
17
1.5 Onderzoeksopzet Tijdens het onderzoek naar het opplusbeleid van Waardwonen worden een aantal
onderzoeksmethoden gebruikt. Deze onderzoeksmethoden zullen eerst beschreven worden, daarna
zullen ze gekoppeld worden aan de onderzoeksvragen.
Deskresearch: tijdens het onderzoek worden verschillende vormen van deskresearch uitgevoerd. Er
wordt gekeken naar informatie op internet met betrekking tot het opplusbeleid en de deelvragen.
Ook zal er literatuur gebruikt worden die een relatie hebben met het langer zelfstandig thuis wonen.
Afname van interviews: er worden interviews afgenomen bij verschillende groepen. Zo worden er
interviews afgenomen met medewerkers van Waardwonen. Daarnaast wordt er een interview
gehouden met een medewerker van Goedwonen en met een medewerker van Valburg. Verder
worden er bewoners geïnterviewd die onder de doelgroep van het opplusbeleid vallen.
Vergelijkend waardenonderzoek: het opplusbeleid van Waardwonen wordt vergeleken met een
soortgelijk beleid van Goedwonen. Dit wordt gedaan omdat Goedwonen bekend staat om haar
actieve rol met betrekking tot het opplussen van woningen.
Onderzoeksvraag 1: voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag wordt ten eerste
gebruik gemaakt van informatie die vanuit Waardwonen wordt verkregen. Daarnaast wordt er
deskresearch gedaan naar maatschappelijke trends die er toe hebben geleid dat het opplusbeleid is
ontstaan. Er wordt daarbij op landelijk en op gemeentelijk niveau gekeken naar trends die betrekking
hebben op het Opplusbeleid van Waardwonen. Dit betekent voor Waardwonen respectievelijk
Nederland en de gemeente Lingewaard.
Onderzoeksvraag 2: voor het beantwoorden van de tweede onderzoeksvraag wordt er gebruik
gemaakt van het huidige opplusbeleid met het bijbehorende communicatiebeleid. Daarnaast wordt
onderzoek gedaan naar wie de betrokken partijen zijn bij de uitvoer van het opplusbeleid en wat hun
rol is. Dit zal gedaan worden door middel van het inwinnen van informatie en het verkrijgen van
contactgegevens bij Chantal Martens. Vervolgens zullen ook de betrokken partijen geïnterviewd
worden over hun rol binnen de uitvoering van het opplusbeleid. Hierbij is gevraagd om ook vragen te
stellen die te maken hebben met het maatwerk dat wordt geleverd binnen het opplusbeleid.
Onderzoeksvraag 3: voor het beantwoorden van de derde deelvraag zal contact worden gelegd met
de woningcorporaties Goedwonen en Valburg. Daar zal een interview worden afgenomen met
betrekking tot hun beleid op het gebied van het opplussen van woningen. Daarbij zal ook gevraagd
worden hoe zij inspelen op de trends die spelen in de samenleving met betrekking tot het langer
zelfstandig thuis blijven wonen en het opplussen van woningen. Ook zullen de beleidsstukken met
betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen bij Goedwonen en Valburg worden opgevraagd. Op
deze manier wordt een vergelijking gemaakt tussen het beleid van Waardwonen en het beleid van
Goedwonen en Valbrug.
Onderzoeksvraag 4: voor de beantwoording van deze onderzoeksvraag wordt er gebruik gemaakt
van interviews die worden afgenomen bij bewoners van huizen van Waardwonen die onder de
doelgroep van het Opplusbeleid vallen. Hierbij zullen interviews worden afgenomen bij mensen die al
gebruik hebben gemaakt van een voorziening uit het opplusbeleid, maar ook bij mensen die nog
geen gebruik hebben gemaakt van een voorziening uit het opplusbeleid, maar die wel binnen de
doelgroep vallen. Daarbij wordt er naar gestreefd om tien interviews af te nemen bij mensen die
reeds een voorziening hebben aangevraagd en tien interviews bij mensen die geen voorziening
hebben aangevraagd maar wel onder de doelgroep vallen. Hiermee wordt een indruk gekregen van
wat de mening van de bewoners is met betrekking tot het opplusbeleid. Om een nog uitgebreider
18
beeld te krijgen van de mening van de bewoners over het gebruik en de inhoud van het opplusbeleid,
is het noodzakelijk om meer interviews af te nemen. Dit wordt in het kader van het tijdsbestek
waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd waarschijnlijk een lastige opgave. In paragraaf 1.6
wordt de doelgroep voor de interviews en de steekproef verder toegelicht.
Onderzoeksvraag 5: voor het beantwoorden van deze vraag wordt gebruik gemaakt van de
interviews die worden afgenomen bij de bewoners die reeds gebruik hebben gemaakt van een
voorziening binnen het opplusbeleid van Waardwonen. Daarnaast wordt gebruikt gemaakt van
opgehaalde informatie vanuit de voorgaande deelvragen. Verder wordt er gekeken naar de mogelijke
toepassing van maatwerk binnen het Opplusbeleid.
Onderzoeksvraag 6: bij het beantwoorden van deze onderzoeksvraag wordt gebruik gemaakt van
eerder opgehaalde informatie vanuit de beantwoording van de voorgaande deelvragen. Vervolgens
wordt er een passend advies opgesteld voor de formulering van de doelgroep.
1.6 Doelgroep interviews In dit onderzoek worden interviews afgenomen bij bewoners. Deze bewoners zijn op te splitsen in
twee hoofdgroepen. De eerste hoofdgroep bestaat uit mensen die reeds gebruik hebben gemaakt
van een voorziening uit het opplusbeleid en de andere hoofdgroep bestaat uit mensen die nog geen
gebruik gemaakt hebben van een voorziening binnen het opplusbeleid, maar die wel behoren tot de
doelgroep van dit beleid.
Er wordt gestreefd naar het afnemen van tien interviews bij mensen die reeds een voorziening
hebben aangevraagd en tien interviews bij mensen die geen voorziening hebben aangevraagd maar
wel onder de doelgroep vallen. Hier is voor gekozen omdat uit twintig interviews relevante
informatie naar voren komt. Onder relevante informatie wordt verstaan dat het onderzoek vordert
met de betreffende informatie. Op het moment dat er te weinig interviews worden afgenomen
ontstaat de kans dat er informatie ontbreekt. Daarnaast zijn twintig interviews haalbaar, de tijd om
het onderzoek uit te voeren dringt steeds meer. Dit is tevens besproken met de opdrachtgever.
De doelgroep huurders is afgelopen jaar door studenten van de HAN uitgesplitst in persona’s. De vier
categorieën bedragen ouderen, mensen die uit het ziekenhuis komen en tijdelijk voorzieningen nodig
hebben, mensen met een ziekte en mensen met een lichamelijke beperking. Waardwonen heeft
alleen de categorie ouderen in beeld, omdat allen de geboortedata van de bewoners inzichtelijk zijn.
De overige drie categorieën zijn niet inzichtelijk per bewoner. Echter is wel inzichtelijk welke en
hoeveel aanvragen er zijn gedaan. Met behulp van de interne mutatieopzichters kunnen wij een
keuze maken tussen de bewoners. De mutatieopzichters zijn regelmatig op bezoek geweest bij de
bewoners, waardoor zij persoonlijke informatie van de bewoner in beeld hebben. Nadat wij
gesproken hebben met mutatieopzichters kan er een lijst worden opgesteld met bewoners die
geïnterviewd worden indien zij mee willen werken en waarmee vervolgens contact mee wordt
gelegd (bijlage 5).
19
1.7 Betrokken partijen In deze paragraaf worden de betrokken partijen beschreven met betrekking tot het opplusbeleid in
dit onderzoek. De onderstaande partijen hebben allemaal een belang bij het eindresultaat van het
onderzoek. De ene partij is direct betrokken bij het onderzoek, de andere partij merkt pas na afloop
van het onderzoek wat er voor deze partij eventueel verandert. In tabel 1 zijn de betrokken partijen
van dit onderzoek weergegeven. Achter elke partij is het belang van de partij weergegeven.
Partij Belang
Waardwonen Goed advies van de opdrachtnemer / bewoner langer thuis
Minor stad & land (HAN) Goed advies van de opdrachtnemer richting de opdrachtgever
Team SeRieuS Goed advies richting de opdrachtgever
Bewoners Langer zelfstandig thuis wonen
Directe omgeving bewoners Minder druk op omgeving door het aanbrengen van de juiste voorziening uit het opplusbeleid
Verwijzers Afname van de werklast door een aangebrachte voorziening vanuit het opplusbeleid
Gemeenten met huizen van Waardwonen
Prettige leefomgeving
In figuur 4 is afgebeeld in welke mate de betrokken partijen (stakeholders) belang hebben bij het
onderzoeksresultaat en in welke mate ze invloed kunnen uitoefenen op het onderzoeksresultaat en
de implementatie ervan. Team SeRieuS heeft een hoge invloed op het projectresultaat. Dit
projectteam voert het onderzoek uit en ze hebben daarbij een grote invloed op het eindresultaat. Zij
moeten zorgdragen voor een goed onderbouwd eindresultaat. Het projectteam heeft echter een laag
belang bij het eindresultaat. Het projectteam voert alleen het onderzoek uit en na het onderzoek
heeft projectteam niets meer te maken met de implementatie van de resultaten en de gevolgen
daarvan. Waardwonen heeft een hoge invloed en een hoog belang met betrekking tot het onderzoek
en de implementatie van de eindresultaten. Dit komt doordat Waardwonen een sleutelrol speelt in
leggen van contacten en het verstrekken van informatie aan het projectteam. Verder hebben zij de
keus wat ze van het onderzoeksresultaat implementeren in hun beleid met betrekking tot het
opplussen van woningen. Waardwonen heeft verder een groot belang bij dat het projectteam met
een goed onderbouwd onderzoeksresultaat en advies komt. Pas als dit het geval is kunnen ze het
geadviseerde implementeren in hun opplusbeleid. De minor Stad & Land heeft een lage invloed en
een laag belang met betrekking tot het onderzoek. Vanuit deze minor hebben ze alleen de
mogelijkheid om team SeRieuS bij te sturen als dat nodig is. Verder hebben ze een laag belang bij het
onderzoek, omdat ze geen gevolgen zullen merken van de manier waarop het onderzoek wordt
uitgevoerd. Daarnaast zullen ze niets merken van de implementatie van de onderzoeksresultaten. De
gemeenten waar woningen van Waardwonen staan hebben een groot belang bij het onderzoek. Het
huisvesten van burgers en het zorgdragen voor het welzijn van burgers zijn namelijk twee taken die
behoren tot het takenpakket van een gemeente (Rijksoverheid, 2018). Daarnaast hebben ze een lage
invloed op de onderzoeksresultaten, omdat ze niet direct betrokken zijn bij het onderzoek. Ze
hebben op dit moment namelijk geen actieve rol met betrekking tot het opplusbeleid (Bijlage 1). De
bewoners van woningen van Waardwonen die tot de doelgroep behoren hebben een hoog belang bij
het onderzoek. Voor hen is het opplusbeleid bedoeld en zij worden geholpen met een voorziening uit
het opplusbeleid. Ze hebben een lage invloed, omdat een individuele bewoner een gering invloed
heeft op het gehele onderzoek. Daarnaast kunnen ze zelf het opplusbeleid van Waardwonen niet
aanpassen, ze zullen alleen de gevolgen merken. De verwijzers hebben een hoog belang bij het
Tabel 1 – Betrokken partijen
20
onderzoek bij het onderzoek, maar hebben een lage invloed op het onderzoeksresultaat en de
implementatie daarvan. Het werk van de verwijzers wordt namelijk verlicht door een bij de cliënt
aangebrachte voorziening uit het opplusbeleid. Ze hebben een lage invloed, omdat ze niet actief
worden meegenomen in het onderzoek. Ze hebben op dit moment namelijk nog geen actieve rol in
de uitvoer van het opplusbeleid (Bijlage 1). De directe omgeving van de bewoners heeft weinig
invloed op het onderzoek en de implementatie van de resultaten, maar de directe omgeving heeft
wel veel belang bij het onderzoek. De mensen uit de directe omgeving willen dat de betreffende
bewoner veilig en gelukkig zelfstandig thuis kan wonen, dit zorgt voor minder zorgen bij de
omgeving.
Figuur 4 – Stakeholders met belang en invloed
21
1.8 Projectgrenzen Het is belangrijk dat er projectgrenzen worden opgesteld. De projectgrenzen geven de kaders van het
onderzoek aan. Hierin staat wat er wel en wat er niet meegenomen wordt in het onderzoek. Bij het
opstellen van projectgrenzen is rekening gehouden met de onderzoeksopdracht die vanuit
Waardwonen is gekomen, verder zijn de eisen die de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen stelt ook
meegenomen. Hieronder is een korte samenvatting gegeven van wat er wel onderzocht wordt en
wat er niet onderzocht wordt. Daarna zullen nog een aantal randvoorwaarden weergegeven met
betrekking tot het onderzoek.
Onderdelen onderzoek
Er wordt onderzoek gedaan naar verschillende facetten van het opplusbeleid. Dit betekent dat naast
het opplusbeleid zelf, ook het communicatieplan en de werkwijze met betrekking tot het
opplusbeleid worden meegenomen. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de trends en
factoren die tot het opplusbeleid van Waardwonen hebben geleid en die nu nog steeds invloed
hebben op het beleid. Zoals de onderzoeksvraag al aangeeft, wordt de effectiviteit van het
opplusbeleid onderzocht in dit onderzoek. Bij de laatste deelvraag wordt er ingegaan op de vraag of
de gedefinieerde doelgroep ruim genoeg is en of er mensen buiten de boot vallen door deze
gedefinieerde doelgroep.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
In dit onderzoek wordt niet uitgebreid ingegaan op de WMO. De inhoud van de wet wordt wel
toegelicht verder in het onderzoek omdat deze betrekking heeft op de financiële kant van het
opplussen van woningen. Daarnaast zal de woningbouwcorporatie samen moeten werken met de
gemeente. De voorzieningen die via deze wet vergoed worden, vallen niet onder het opplusbeleid
van Waardwonen. Daarbij zal ook de discussie niet worden geopend over wat voor voorzieningen
vanuit het opplusbeleid wel of niet onder de WMO zouden moeten vallen, want dan gaat dit
onderzoek te veel de politieke kant op en wordt er afgedwaald bij de kern van het onderzoek.
Randvoorwaarden
Er wordt minimaal één voortgangsgesprek gehouden om de twee weken met de desbetreffende projectbegeleider(s).
Er dient regelmatig gezamenlijk aan het project gewerkt te worden op school, om communicatie en openheid optimaal te benutten, tenzij dit anders afgesproken is.
De opdrachtgever zal er voor zorg dragen dat de projectgroep in contact zal komen met bewoners die een opplusaanvraag hebben gedaan.
22
1.9 Projectplanning Hieronder in figuur 5 is de projectplanning te zien met betrekking tot de uitvoer van het onderzoek. Hierin is te zien wanneer welke deelvraag op de
planning staat. Verder is te zien dat er eventuele uitloop van het onderzoek mogelijk is. Want de minor duurt tot februari 2019. Het streven is echter om wel
binnen de tijd van de projectplanning klaar te zijn.
Poject 2018/2019 week 36 week 37 week 38 week 39 week 40 week 41 week 42 week 43 week 44 week 45 week 46 week 47 week 48 week 49 week 50 week 51 week 52 week 1 week 2 week 3
Status 3-9-2018 10-9-2018 17-9-2018 24-9-2018 1-10-2018 8-10-2018 15-10-2018 22-10-2018 29-10-2018 5-11-2018 12-11-2018 19-11-2018 26-11-2018 3-12-2018 10-12-2018 17-12-2018 24-12-2018 31-12-2018 7-1-2019 14-1-2019
Evaluatie huidig opplusbeleid Berlijn Afwezig Afwezig
Plan van aanpak Gereed
Ontstaan huidig opplusbeleid
Annalise huidig opplusbeleid
Vergelijken opplusbeleid met andere coperaties
Narratief onderzoek medewerkers Waardwonen
Narratief onderzoek doelgroep
Conclusie opplusbeleid
Adviesrapport
Figuur 5 - Projectplanning
23
1.10 Projectorganisatie In deze paragraaf is de organisatie van dit onderzoek beschreven. De studenten die dit onderzoek
gaan uitvoeren worden benoemd. Daarnaast wordt de beschikbaarheid van het projectteam
toegelicht evenals de wijze van communiceren.
Projectleden Om de planvorming op een goede manier te laten plaatsvinden, is een projectgroep opgericht. De projectgroep gaat ervoor zorgen dat het onderzoek volgens planning uitgevoerd zal worden. Team Serieus bestaat uit de volgende studenten:
- Sietze Bakker De gildekamp 4141, Nijmegen 6545 LL 06-11278468 [email protected]
- Rick Daamen Plein 57, Tiel 4001 LH 06-51251320 [email protected]
- Sam van Schijndel Klinker 31, Malden 6581 HT 06-55146327 [email protected] Beschikbaarheid De projectleden zijn iedere week beschikbaar op maandag, woensdag en vrijdag. In de weekenden en tijdens de vakantie van 22 december 2018 tot en met 6 januari 2019 zijn de projectleden niet beschikbaar, tenzij samen anders wordt afgesproken. Als de gemaakte afspraken niet worden nagekomen zal dit directe invloed op de planning hebben. Communicatie In de projectgroep zal worden gecommuniceerd doormiddel van telefoon, e-mail en WhatsApp. Met de opdrachtgever zal via de e-mail en via afgesproken vergaderingen worden gecommuniceerd. De bestanden worden tussen de projectleden gedeeld door middel van Google Drive. Eventuele bestanden die gedeeld worden met de opdrachtgever worden via de mail verstuurd.
24
1.11 Risico’s Bij elke project zijn risico's aanwezig die het succes kunnen bedreigen. Er moet dus altijd worden nagedacht over de risico’s voor de start van een onderzoek. Deze risico's zijn opgedeeld in interne en externe risico's. Interne risico’s
Slechte communicatie binnen de werkgroep, waardoor je dubbel werk aan het doen bent. Dit gaan we voorkomen door duidelijke afspraken te maken, veel overleggen en bij elkaar zitten en samen werken aan de opdracht;
De haalbaarheid van het onderzoek, het kan zijn dat het simpelweg niet te halen is binnen de gestelde tijd. Om dit risico te voorkomen maken we een planning zodat we precies weten waar we staan en welk werk nog verzet moet worden;
Onvoldoende inbreng van opdrachtgever waardoor het resultaat niet aansluit bij de wensen. Om dit te voorkomen wordt de opdrachtgever betrokken bij het opstellen van de hoofdvraag en de deelvragen. Tijdens het proces zullen er meetpunten zijn voor de opdrachtgever zodat het onderzoek aansluit bij de wensen van de opdrachtgever;
Vertragingen in openbaar vervoer bij vergaderingen of afspraken. Om dit te voorkomen worden er voor afspraken altijd een vervroegde trein/bus genomen om ruim op tijd te zijn voor de afspraak;
Het niet nakomen van deadlines. Op het moment dat een project lid zijn werk niet op tijd af heeft, kan dit negatieve gevolgen hebben op de planning. Hetzelfde geldt voor de opdrachtgever. Hierbij denkend aan het opsturen van conceptverslagen;
Projectleden die niet met elkaar kunnen/willen samenwerken. Externe risico’s
Onduidelijke projectgrenzen/afbakening. Dit risico wordt verkleind door iedere keer weer terug te kijken naar de vraag die beantwoord dient te worden;
Uitval van opdrachtgever met betrekking tot het project;
Langdurige ziekte van een project lid. Als het project lid nog dus danig niet kan functioneren, zal dit project lid thuis werken aan het project. Indien dit niet het geval is en het project lid zal voor langdurige tijd uit de roulatie zijn dan zal de deadline in gevaar komen en dan moet worden uitgeweken naar de herkansingsperiode om het onderzoek te kunnen presenteren;
Onvoldoende informatie vanuit de opdrachtgever. Het kan voorkomen dat projectinformatie te laat of niet wordt aangeleverd door de opdrachtgever. Hierdoor kan het de kwaliteit van het resultaat afnemen;
Een andere doelstelling dan die is geformuleerd in het plan van aanpak. Het is mogelijk dat betrokkenen – ook de opdrachtgever – bijbedoelingen hebben die in strijd zijn met het projectdoel;
Doelgroepen die niet bereid willend zijn om medewerking te verlenen binnen ons project. Dit kan invloed hebben op het te leveren resultaat bij bijvoorbeeld het narratieve onderzoek;
25
1.12 Conclusie In dit hoofdstuk is een introductie weergegeven met betrekking tot het onderzoek. Dit hoofdstuk
beschrijft de basis waaruit het onderzoek is verricht. Uit dit hoofdstuk zijn een aantal conclusies te
trekken en dat zal in deze paragraaf gedaan worden. Vervolgens worden de voorlopige bevindingen
geschreven in de volgende paragraaf met betrekking tot dit hoofdstuk.
Het onderzoek heeft een duur van een half jaar, die die door studenten uitgevoerd wordt. Het
onderzoek wordt uitgevoerd voor de woningcorporatie Waardwonen. Waardwonen wil weten of hun
opplusbeleid goed aansluit bij de geformuleerde doelgroep en of het beleid effectief is met
betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep. Hierbij is de doelgroep
van het huidige opplusbeleid geformuleerd als: ‘huurders die vanwege een fysieke beperking een
voorziening uit het opplusbeleid nodig hebben’. Bij de effectiviteit van het opplusbeleid gaat het
vooral om het feit of mensen daadwerkelijk langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en of het
opplusbeleid goed aansluit bij de doelgroep. Daaruit is de volgende probleemstelling naar voren
gekomen: ‘Hoe effectief is het huidige opplusbeleid van Waardwonen met betrekking tot het langer
zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep?’. Deze vraag zal beantwoord moeten worden in dit
onderzoek. Vanuit het antwoord op deze vraag zal een advies voor implementatie van de
onderzoeksresultaten worden geschreven. Bij het beantwoorden van de vraag zal deskresearch
worden gedaan, verder zullen interviews worden afgenomen en zal er een vergelijking plaatsvinden
tussen het huidige opplusbeleid van Waardwonen met een soort gelijk beleid van Goedwonen.
Uit de stakeholdersanalyse blijkt dat er veel partijen zijn die een hoog belang hebben bij het
onderzoeksresultaat en de implementatie daarvan, maar dat veel van deze partijen een lage invloed
hebben op het resultaat en de implementatie. Dit komt doordat veel van deze partijen op dit
moment niet actief betrokken zijn bij de uitvoering van het huidige opplusbeleid van Waardwonen.
De enige partij die een hoge invloed heeft op het resultaat en de implementatie ervan is
Waardwonen zelf. Waardwonen is de opdrachtgever en daarbij de bedenker en uitvoerder van het
huidige opplusbeleid. Daarnaast kunnen zij uiteindelijk kiezen welke onderzoeksresultaten ze gaan
implementeren.
In dit onderzoek worden de voorzieningen die vanuit de WMO geregeld zijn niet meegenomen. De
verantwoordelijkheid voor de voorzieningen uit de WMO ligt namelijk bij de gemeente en niet bij
Waardwonen. De voorzieningen die onder het WMO vallen, vallen niet onder het opplusbeleid.
1.13 Voorlopige bevindingen In de conclusie die hierboven geschreven is, vallen een aantal dingen op. Het eerste wat opvalt is, dat
het bij de doelgroep van het opplusbeleid gaat om huurders met een fysieke beperking, de huurders
met een mentale beperking worden hierin niet meegenomen. Daarnaast is het opvallend dat veel
partijen belang hebben bij het onderzoek en de implementatie ervan, maar dat veel partijen weinig
invloed hebben op het onderzoeksresultaat. Dit komt doordat veel van deze partijen nog weinig tot
niet betrokken zijn bij het huidige opplusbeleid. De verwachting is dat daar veel winst is te behalen
met betrekking tot de effectiviteit van het opplusbeleid. Als er bij alle partijen meer kennis is over het
opplusbeleid, dan zal er actiever gehandeld kunnen worden als een huurder een opplusmiddel nodig
heeft. Als laatste is duidelijk dat de WMO niet wordt meegenomen in het onderzoek. Daarbij zal het
echter wel belangrijk zijn dat er contact onderhouden wordt tussen Waardwonen en de gemeente
wanneer iets niet onder het opplusbeleid valt en wel onder de WMO of andersom.
26
Hoofdstuk 2: Trends en Factoren Er zijn verschillende trends en factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het
opplusbeleid van Waardwonen. Deze trens en factoren spelen ook een rol bij de uitvoer van dit
onderzoek. Er worden eerst twee trends beschreven die invloed hebben op de ontwikkelingen met
betrekking tot het opplusbeleid. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de trends met betrekking
tot ouderenhuisvesting vanaf het jaar 1960. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op de trend van
vergrijzing. Daarbij wordt gekeken naar vergrijzing op landelijk en op gemeentelijk niveau. In de
derde paragraaf wordt een belangrijke factor besproken die tot de totstandkoming van het
opplusbeleid heeft geleid. In de derde paragraaf wordt namelijk de wetgeving met betrekking tot de
Wet Maatschappelijke Ondersteuning besproken. In de vierde paragraaf zal een factor beschreven
worden die betrekking heeft op het woningaanbod van Waardwonen.
2.1 Geschiedenis van ouderenhuisvestiging in Nederland Vanaf 1960 kwamen er bejaardenhuizen in Nederland. Daar kwamen oudere mensen te wonen. Dit
werd allemaal betaald door de regering op basis van de woningwet. De ouderen konden hier samen
oud worden in 1 gebouw met de zorg die ze nodig hadden. Er kwam steeds meer vraag naar
bejaardenwoningen en verzorgingscentra in de jaren er na. Door meer vraag na bejaardenwoningen
werden er in de jaren zeventig grootschalig complexen gebouwd voor de ouderen (Spierings, 2014).
In de jaren negentig werden de eerste stappen gezet in het scheiden van wonen en zorg. Er ontstaan
woon-zorgcomplexen. Daar konden ouderen wonen die zorg nodig hadden, maar ook ouderen die
daarop geen beroep deden. Het grootste verschil van een woon-zorgcomplex en een verzorgingshuis
was de grootte en uitrusting van de kamer. Bewoners in woon-zorgcomplexen konden betere zorg op
maat krijgen omdat de ruimte in de kamers groter was (Spierings, 2014).
Vanaf de millenniumwissel volgen de wetswijzigingen elkaar in een hoog tempo op. Het scheiden van
wonen en zorg breidt zich uit, zelfredzaamheid en daaraan gekoppeld eigen verantwoordelijkheid
worden de norm. De wet maatschappelijke ondersteuning werd in 2007 ingevoerd. De WMO verving
de Wet Voorzienig Gehandicapten en de Welzijnswet, ook werden huishoudelijke hulp in de wet
ondergebracht. Door een groot aantal wettelijk regelingen met daaraan gekoppelde financiële
kaders. De zorg werd steeds duurder en groeiende vergrijzing. Door de economische crisis, die in
2008 kwam, werd de bouw in de zorgsector nagenoeg tot stilstand gebracht (Spierings, 2014).
Door maatschappelijke trends als de vraag naar meer woonoppervlakte en meer privacy hebben
geleid tot grotere woningen van gedeelde slaapzalen naar eenpersoonskamers, van kamers in
verzorgingshuizen van 15m² via appartementen van 45m² naar nu in het heden naar zelfstandige
bewoonbare appartementen van 70m². De mensen willen ook langer zelfstandig thuis wonen met
eigenvoorzieningen. De zorg en hulp die de mensen nodig hebben laten ze inbouwen in hun huis. De
thuiszorg is mede door de crisis ook op bezuinigt waardoor mantelzorg steeds groter en belangrijker
wordt (Spierings, 2014).
Scheiden wonen, zorg: de situatie waarin wonen en zorg apart gefinancierd wordt. De bewoner
betaalt zelf de woning via huur of koop. De zorg wordt apart gefinancierd via de zorgverzekeringswet
(Spierings, 2014).
Woonzorgcomplex: een complex met in meerderheid woningen voor zelfstandig wonende ouderen
met een bouwwijze gericht op schut wonen, met componenten van zorg en welzijn (Spierings, 2014).
27
2.2 Vergrijzing op regionaal en landelijk niveau Vergrijzing is een van de trends die invloed heeft gehad op het ontstaan van het huidige
opplusbeleid. De doelgroep ouderen neemt in grote mate toe waardoor een verandering in de
bevolkingssamenstelling optreedt. De definitie van vergrijzing is een ouder wordende bevolking,
maar vergrijzing is meer dan dit alleen. In 2040 zal een kwart van de bevolking ouder zijn dan 65 jaar.
Vergrijzing op regionaal niveau Op 1 januari 2018 zijn er 46.372 inwoners in de gemeente Lingewaard en de gemiddelde
bevolkingsgroei per jaar ligt rond de 1%, zie figuur 6. Sinds 2015 neemt de bevolkingsgroei in kleine
mate toe. Ruim dertig procent van de inwoners van de gemeente Lingewaard is tussen de 45 en 65
jaar, zie figuur 7. Deze bevolkingsgroep zal de komende jaren opschuiven naar de leeftijdscategorie
65 plus waardoor de vergrijzing toeneemt (AlleCijfers, 2018).
(AlleCijfers, 2018)
Vergrijzing op landelijk niveau Vergrijzing op landelijk niveau zal effecten hebben op de ruimtelijke gevolgen woningmarkt,
vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. De leefomgeving dient vergrijzingsbestendig te
worden gemaakt. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de woningmarkt. Hier is voor gekozen
omdat dit het belang van het onderzoek is en omdat werken we voor een woningbouwcorporatie
waarin langer zelfstandig thuis wonen centraal staat.
Vergrijzing betekent vooral een aanpassingsopgave in plaats van een uitbreidingsopgave door middel
van nieuwbouw. Ouderen willen in hun eigen woning blijven wonen, ook wanner zij minder mobiel
en vitaal worden en de behoefte aan zorg toeneemt. Ook de verhuisgeneigdheid van de ouderen is
laag. Dit heeft te maken met het ontbreken van een uitdagende stap in hun wooncarrière. Ouderen
hebben de top hun wooncarrière bereikt en ‘vinden het wel goed zo’ (van Dam, Daalhuizen, de
Groot, van Middelkoop, & Peeters, 2013). Daarnaast willen ouderen langer zelfstandig thuis blijven
wonen omdat de huidige huur laag is (wanneer ze wonen in een woning die in bezit is van een
woningbouwcorporatie) en de kinderen moeten helpen met verhuizing terwijl zij het druk hebben,
zie (Bijlage 3). Doordat het eigenwoningbezit toeneemt, verschuift de verantwoordelijkheid voor een
aanpassing geleidelijk van de woningcorporaties naar de ouderen huiseigenaren zelf. Daarnaast
draagt vergrijzing bij aan een geringe doorstroming op de woningmarkt. Door de lage
verhuisgeneigdheid van ouderen wordt de kans voor jongere huishoudens om naar een koop- of
Figuur 6 – Bevolkingsgroei Figuur 7 – Groepen inwoners
28
eengezinswoning te verhuizen kleiner, voornamelijk in sterk vergrijsde regio’s en regio’s waar de
druk op de woningmarkt toeneemt (van Dam, Daalhuizen, de Groot, van Middelkoop, & Peeters,
2013).
2.3 Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) Gemeenten moeten er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De
gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Officieel
heet deze wet WMO 2015. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), de Wet Langdurige
Zorg (WLZ), de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de Jeugdwet vormen samen de basis van het
Nederlandse zorgstelsel (Zorgwijzer, 2018).
Taken gemeente Gemeenten zijn volgens de WMO verplicht om kwetsbare en hulpbehoevende groepen te
compenseren door het aanbieden van voorzieningen en ondersteuning, bijvoorbeeld huishoudelijke
hulp of aanpassing van de woning (Zorgwijzer, 2018).
Bekostiging WMO Uitvoering van de WMO wordt gefinancierd uit belastinggeld en eigen bijdragen. De overheid
beheert dit geld en keert dit geld aan de gemeenten uit via een speciaal gemeentefonds. Bij de
verdeling van het geld wordt vooral gekeken naar de samenstelling van de bevolking in een bepaalde
gemeente (Zorgwijzer, 2018).
WMO-voorzieningen Mensen die gebruik maken van de WMO krijgen hulp van de gemeente middels algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en vervoersvoorzieningen (Zorgwijzer, 2018). Maatwerkvoorzieningen Maatwerkvoorzieningen zijn voorzieningen en hulpvormen die op de leefsituatie en gezondheid van de persoon zijn afgestemd (Zorgwijzer, 2018), zoals:
Huishoudelijke hulp: opruimen en schoonmaken.
Aanbouw van de woning.
Aanpassingen in de woning, zoals een traplift, verbreding van deuren of het wegnemen van obstakels in de woning.
Toilet- en badkamer voorzieningen.
Antislip douche en een speciale douche zit.
29
2.4 Woningaanbod Waardwonen Deze paragraaf is opgenomen om het huidige woningaanbod in beeld te brengen. Per dorpskern zijn
de hoeveelheid woningen en de soort woningen zichtbaar, zie tabel 2. Figuur 8 geeft een weergave
van de ligging van de dorpskernen inclusief het aantal inwoners per dorpskern. Millingen aan de Rijn
valt buiten de gemeente Lingewaard, daarom is dit dorp als indicatie meegenomen in de afbeelding.
In de tabel is te zien dat Waardwonen meer eengezinswoningen in bezit heeft dan gelijkvloerse
woningen. Dit terwijl de vergrijzing sterk toeneemt, zie paragraaf 2.2. Mede hierdoor moeten
bewoners langer zelfstandig thuis blijven wonen. Dit is een van de factoren dit tot het ontstaan van
het huidige opplusbeleid hebben geleid (Waardwonen, 2017). Hieronder volgen een aantal
speerpunten:
Waardwonen heeft het meeste woningbezit in Huissen en Bemmel.
Waardwonen heeft het minste bezit in Angeren, Doornenburg en Haalderen.
In het totale gebied is 20% van de bewoonde voorraad in het bezit van Waardwonen (ca.
3.680 woningen).
In Millingen is dit aandeel, met 32% van de woningen, het hoogst.
Waardwonen heeft veel appartementen in bezit. Ongeveer een derde van de woningen is
meergezinswoningen.
Van de woningen van Waardwonen is 68% grondgebonden en 32% is een appartement.
Plaats Eengezinswoningen Gelijkvloerse woning Totaal aantal woningen
Angeren 150 40 190
Bemmel 530 340 870
Doornenburg 156 34 190
Haalderen 174 26 200
Huissen 964 476 1440
Millingen aan de Rijn 520 270 790
Totaal 2494 1186 3680
Tabel 2 – Woningaanbod per dorpskern
Figuur 8 – Overzicht dorpskernen + aantal inwoners (AlleCijfers, 2018)
30
2.5 Conclusie In dit hoofdstuk zijn de trends en factoren beschreven die geleid hebben tot het huidige opplusbeleid
van Waardwonen. Deze trends en factoren hebben nog steeds invloed op de ontwikkeling van het
opplusbeleid. Hieronder wordt een conclusie beschreven en in de volgende paragraaf worden de
voorlopige bevindingen beschreven met betrekking tot dit hoofdstuk.
Uit dit hoofdstuk is te concluderen dat ouderen steeds langer zelfstandig thuis moeten en willen
blijven wonen en dat daarbij thuis- en mantelzorg van groot belang is. Daarnaast is te zien dat er ook
steeds meer ouderen bij komen in de samenleving. Dit fenomeen wordt ook wel vergrijzing van de
samenleving genoemd. Vergrijzing vindt zowel op landelijk als gemeentelijk niveau plaats. Op
gemeentelijk niveau is te zien dat de vergrijzing in de gemeente Lingewaard de komende jaren sterk
zal toenemen.
In 2015 is de ‘Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015’ in het leven geroepen om ervoor te zorgen
dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De WMO vergoed bepaalde
voorzieningen die in huis aangebracht kunnen worden om ervoor te zorgen dat iemand langer
zelfstandig thuis kan blijven wonen. Dit zijn voornamelijk de wat duurdere voorzieningen, zoals een
traplift of een noodzakelijke aanbouw rondom het huis. Goedkopere voorzieningen, zoals beugels of
een douchezitje vallen niet onder de WMO 2015.
Als laatste wordt vermeld dat Waardwonen relatief veel eengezinswoningen heeft en Waardwonen
er dus belang bij heeft dat bewoners zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen in hun
eigen woning. Het is voor Waardwonen op dit moment namelijk niet mogelijk mensen massaal te
laten verhuizen naar een gelijkvloerse woning en/of een seniorenwoning.
2.6 Voorlopige bevindingen Uit dit hoofdstuk is te concluderen dat het aantal ouderen dat langer zelfstandig thuis zal blijven
wonen in de toekomst alleen maar toe zal nemen. Het aantal ouderen die langer zelfstandig thuis
blijven wonen zal toenemen doordat ouderen langer zelfstandig thuis moeten en willen blijven
wonen, maar ook doordat de groep ouderen in de maatschappij steeds groter wordt door de
vergrijzing. De verwachting is dat dit sterk gaat drukken op de WMO, maar ook op het opplusbeleid
van Waardwonen. Het opplusbeleid zal daarom van steeds groter belang worden voor de bewoners
van Waardwonen en de verwachting is dat het aantal aanvragen alleen maar zal toenemen. Ook
omdat Waardwonen relatief veel eengezinswoningen heeft en relatief weinig gelijkvloerse of
seniorenwoningen heeft. Waardwonen zal daarom, naar verwachting, ook goed moeten kijken naar
de toekomstige plannen voor woningbouw. Mogelijk moeten ze beter gaan inspelen op de
vergrijzende samenleving.
31
Hoofdstuk 3: Huidige opplusbeleid Waardwonen In dit hoofdstuk wordt de tweede deelvraag behandeld. Deze deelvraag luidt: ‘Hoe ziet het huidige
opplusbeleid van Waardwonen er uit en wie zijn de betrokken partijen bij de uitvoer van dit
opplusbeleid?’. In de eerste paragraaf wordt het huidige opplusbeleid van Waardwonen
geanalyseerd en samengevat. Vervolgens wordt ingegaan op het communicatieplan die richting geeft
aan het uitvoeren van het opplusbeleid. De paragraaf hierna betreft de betrokken uitvoerende
partijen. In de laatste paragraaf worden de interviews van betrokken medewerkers beschreven, de
uitwerking interviews is in bijlage X te vinden.
3.1 Samenvatting huidig opplusbeleid Het huidige definitieve opplusbeleid is opgesteld in mei 2017 (Waardwonen, 2017). Vanaf mei tot
aan september is het beleid grondig doorgenomen en gecontroleerd. Het geeft nieuwe inzichten
over de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden binnen het opplusbeleid. Het huidig
opplusbeleid bestaat uit een drietal hoofdstukken: de inleiding, de aanpak en de activiteiten.
Hieronder volgt een samenvatting van het huidig opplusbeleid.
3.1.1 Inleiding De corporatie Waardwonen streeft naar een meer klant gedreven organisatie met de klantwens als
input. Samen met de klant wordt gekeken naar nieuwe ontwikkelingen binnen het beleid.
Verschillende doelgroepen staan centraal, zoals zorgbehoevenden, studenten, mensen met een
fysieke beperking, jonge starters en ouderen. De laatstgenoemde doelgroep is van groot belang
omdat vergrijzing steeds meer optreedt en de zorgkosten stijgen. De groep ouderen wil zolang
mogelijk thuis wonen als dit mogelijk is.
Er is een trend naar meer kostenbeheersing, stimuleren van marktwerking, meer
verantwoordelijkheid bij burgers zelf en het stimuleren van zorgzaamheid dicht bij huis. Daarnaast
dient zodra nodig een woning levensloopbestendig te worden gemaakt. Het levensloopbestendig
maken betekent dat in verschillende levensfasen van de mens, de woning geschikt is om te kunnen
blijven wonen. Ook de leefomgeving speelt een rol bij het thuis voelen. Door middel van co-creatie
hebben alle betrokken partijen hun eigen inbreng om gezamenlijk tot een doel te komen. Op deze
manier wordt het opplusbeleid geactualiseerd en is de insteek meer klantgericht.
Bij de harde kant van zorg gaat het om fysieke voorzieningen. Hierbij gaat het om het levensloopbestendig maken van woningen en het opplussen van woningen. Hoe dit gedaan moet worden wordt door Waardwonen onderzocht. Verder is er een opplusbeleid waarbij hulpbehoevende voorzieningen aan kunnen vragen. Naast de harde kant van zorg, is er de zachte kant van zorg. Hierbij is het de bedoeling dat er actief contact is tussen de instellingen die te maken hebben met de hulpbehoevende bewoner. Waardwonen wil hierop in gaan zetten door actief contact te hebben met verwijzers.
3.1.2 Aanpak voor Waardwonen Waardwonen heeft het belang om bewoners te stimuleren voor het opplussen van de woningen
indien nodig. Op verzoek van bewoners wordt gezamenlijk gekeken naar de wensen en
mogelijkheden. Vaak worden aanpassingen met betrekking tot veiligheid, toegankelijkheid en
functionaliteit aan bod gebracht. Het opplusbeleid is zo samengesteld dat het zich richt op
voorzieningen die voorheen onder de WMO werden vergoed, maar nu voor eigen rekening van
huurders komen.
32
Waardwonen heeft verschillende uitgangspunten opgesteld voor het opplusbeleid (Waardwonen,
2017). Daarnaast wordt een vaste werkwijze gehanteerd voor het opplussen van woningen. Het
noodzakelijk budget bedraagt €25.000 waarmee om en nabij 50 aanvragen kunnen worden verwerkt
en uitgevoerd. Zie het volgende hoofdstuk voor het assortiment opplussen en daarbij de
normprijzen.
3.1.3 Activiteiten bij de gestelde ambitie en rol In figuur 9 hieronder zijn de noodzakelijke activiteiten beschreven met een planning overzicht.
3.2 Samenvatting communicatieplan opplusbeleid Het communicatieplan geeft richting aan de wijze van communiceren tussen verschillende betrokken
partijen. Het betreft de communicatie van interne en externe partijen bij het voorbereiden en
uitvoeren van aanvragen binnen het opplusbeleid. Hieronder volgt een uitgebreide samenvatting van
het communicatieplan (Waardwonen, 2017).
Aanleiding Bewoners moeten en willen steeds langer zelfstandig thuis blijven wonen. Waardwonen vindt het belangrijk dat huurders zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen in de kernen die ze bezitten. Hierdoor wordt het aanpassen van huidige woningen en het levensloopbestendig maken van een woning mogelijk gemaakt. Dit wordt gezien als een gezamenlijke opgave van betrokken partijen zoals gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties en de huurder zelf. Hiervoor is het opplusbeleid ontwikkeld waarin het vooral om de harde kant van de zorg gaat. Het doel van het opplusbeleid is: Het stimuleren van het opplussen van woningen (voor alle huurders die vanuit een fysieke beperking zijn aangewezen op aanpassingen), door op verzoek van bewoners noodzakelijke voorzieningen aan te brengen zodat mensen tevreden zijn in hun huidige woning en er langer kunnen blijven wonen. Het opplusbeleid richt zich met name op voorzieningen die voorheen onder de WMO vergoed
werden, maar nu deels (twee derde van het bedrag met een maximum van €500 voor Waardwonen)
voor eigen rekening van de huurders komen. Deze voorzieningen spelen in op de individuele wensen
van bewoners. De aanpassing gaan met name om het verbeteren van de veiligheid, de
toegankelijkheid en de functionaliteit van een woning.
Figuur 9 – noodzakelijke activiteiten
33
Communicatiedoelgroepen Huurders
- Huurders die vanwege een fysieke beperking een voorziening nodig hebben. Studenten van de HAN hebben de doelgroep huurders uitgesplitst in persona’s. De persona’s zijn
samengevoegd tot vier categorieën:
- Ouderen - Mensen die uit het ziekenhuis komen en tijdelijk voorzieningen nodig hebben - Mensen met een ziekte - Mensen met een lichamelijke beperking
Doorverwijzers
Doorverwijzers zijn belanghouders en collega’s die in contact komen met onze huurders. Zij hebben
een belangrijke rol in het signaleren van problemen bij onze huurders en om de link te leggen
(doorverwijzing) naar de mogelijkheden die Waardwonen biedt binnen het opplusbeleid. Waar
wonen onderscheidt de volgende doorverwijzers:
- Belanghouders: gemeente, zorg, welzijn en aannemers waar Waardwonen mee samenwerkt:
Gemeente (WMO-consulent)
Buurtzorg
STMR
Rijnwaal Zorggroep (LW)
SWL (LW)
Sociaal team (B&D): mensen met verschillende achtergrond zoals wijkverpleegkundige, Mee, Sterker sociaal werk, WMO.
Fysiotherapeuten
Ergotherapeuten
SWOM (B&D)
Huisartsenpraktijken
ZZG Zorggroep (B&D): zorgtraject begeleider dementie
KBO Millingen (B&D)
Bureau SIM (B&D)
NIM Maatschappelijk Werk (B&D)
Rijnstad (LW)
Aannemers Waardwonen
Forte Welzijnsorganisatie (B&D) - Interne medewerkers
Communicatiedoelstellingen
- Doelgroepen informeren over de mogelijkheden die Waardwonen biedt (kennis). - Doelgroepen bewust maken van de mogelijkheden (houding). - Doelgroepen ondernemen actie om ofwel een aanvraag te doen (huurders) ofwel actief
hierover in gesprek te gaan met onze huurders (doorverwijzers) (gedrag).
Communicatiestrategie In het opplusbeleid van Waardwonen staat expliciet beschreven dat huurders een aanvraag moeten
doen. Voor Waardwonen is dus een stimulerende rol weggelegd. De communicatiedoelstellingen
richting zich vooral op informeren, bewust maken en het bieden van handvatten bij het aanvragen en
uitvoeren.
34
In de communicatiestrategie van Waardwonen verschilt de aanpak per soort doelgroep. De huurders
worden vooral geïnformeerd over de mogelijkheden, worden bewust gemaakt dat ze er gebruik van
kunnen maken en wordt er voor gezorgd dat de aanvraag laagdrempelig is. Gezien de grootte van
deze doelgroep, zal de communicatie vooral schriftelijk en digitaal zijn en daarnaast wordt actief
ingezet op de doorverwijzers.
Doorverwijzers zijn belanghouders en collega’s die in contact komen met onze huurders. Zij moeten
weten welke mogelijkheden het opplusbeleid voor huurders biedt, hierover in gesprek gaan met
huurders en weten welke stappen huurders kunnen zetten. Om doorverwijzers echt bewust te
maken, is vooral persoonlijke communicatie, naast schriftelijke en digitale communicatie, belangrijk.
Doorverwijzers moeten goed op de hoogte zijn en de mogelijkheden moeten ‘tussen de oren zitten’
zodra zij achter de voordeur komen. Dit betekent dat samenwerkingspartners en collega’s actief
moeten worden benaderd.
Communicatieboodschap Waardwonen vindt het belangrijk dat huurders zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven
wonen in hun eigen huis en buurt. Ondersteunende middelen maken dit vaak een stuk makkelijker.
De corporatie biedt diverse mogelijkheden om veilig en comfortabel thuis te wonen. Dit zorgt voor
ontzorgen voor huurders door de voorzieningen voor hen aan te brengen en een derde van de
kosten te vergoeden.
Naam Opplusbeleid is een lastige term om mee te communiceren. In de communicatie van Waardwonen
gebruikt men de term: langer zelfstandig thuis.
Communicatiemiddelen
Flyer
Website
Nieuwsbrief
Bijeenkomsten/beurzen/markten
Posters
Billboards
Filmpje/vlog
Actief aanschrijven van doelgroepen
Waardwonen kan huurders die binnen de doelgroep vallen actief aanschrijven. Deze stap willen we
in eerste instantie nog niet zetten, maar zou zeker in samenwerking met de zorgalliantie een goede
mogelijkheid zijn.
Planning 2018
Communicatiemiddel Planning Uitvoerende
Flyer Januari 2019 Communicatie
Website Januari 2019 Communicatie
Facebook Januari 2019 en vervolgens elke drie maanden
Communicatie
Nieuwsbrief Terugkerend in 2018, 2019 Communicatie
Presentatie voor Bijeenkomsten
Begin 2019 (als de middelen gereed zijn)
Wonen
35
Posters Januari 2019 Communicatie
Billboards Voorjaar 2019 Communicatie
Filmpjes/vlogs Filmpjes en vlogs zetten we niet direct in, maar dit doen we als hier een aanleiding voor is en als Waardwonen hier in de toekomst vaker gebruik van gaat maken.
Communicatie
Actief aanschrijven van doelgroepen
Dit doen we niet direct, maar bijvoorbeeld in overleg met de studenten van de HAN.
Wonen
Begroting
Flyer 1000 stuks (inclusief ontwerp): € 500,-
Posters 50 stuks (inclusief ontwerp): € 400,-
Billboards: € 500,- is budget communicatie/voorlichting en staat al op de begroting om te
vervangen.
3.3 Medewerkers uitvoering opplusbeleid De opdrachtgever heeft een lijst gestuurd met interne medewerkers die betrokken zijn bij het
huidige opplusbeleid, zie tabel 3. De naam en de functie van de betreffende medewerkers zijn
hieronder beschreven.
Medewerker Functie
Yvonne Kool Telefoondienst afdeling Vastgoed & Ontwikkeling
André van Elzakker Mutatieopzichter afdeling Vastgoed & Ontwikkeling
Anton Huisman Mutatieopzichter afdeling Vastgoed & Ontwikkeling
Marino van Krieken Mutatieopzichter afdeling Vastgoed & Ontwikkeling
Pieter Nielen Onderhoudsmedewerker
Jos van Wissen Onderhoudsmedewerker
Telefoondienst: Yvonne verteld bewoners wat het opplusbeleid inhoudt en wat Waardwonen voor
de bewoners kan betekenen. Ook is Yvonne betrokken bij de voorzieningenlijst van het opplusbeleid.
Daarnaast bepaalt ze de prijzen van veelvoorkomende voorzieningen.
Mutatieopzichters: André, Anton en Marino adviseren over voorzieningen binnen het opplusbeleid
en beoordelen wat wel/niet mogelijk is.
Onderhoudsmedewerkers: Pieter en Jos onderhouden de aangebrachte voorzieningen en brengen
de nieuwe voorzieningen aan in een woning.
Deze betrokken medewerkers met verschillende functies worden geïnterviewd. Op deze manier
komt naar voren wat de medewerkers wel of niet weten van de inhoud van het opplusbeleid en
welke handelingen zij wel of niet uitvoeren binnen het opplusbeleid.
Tabel 3 – betrokken medewerkers opplusbeleid met functie (Bijlage 2)
36
3.4 Interviews Waardwonen intern Voordat er interviews zijn gehouden met betrokken medewerkers binnen het opplusbeleid die in de
voorgaande paragraaf beschreven zijn, is er een lijst opgesteld met vragen die gesteld worden aan de
medewerkers. Deze vragenlijst is te vinden in (Bijlage 5). Omdat wij binnen het projectteam weinig
tot geen ervaring hebben met interviews en het opstellen van vragen hierbij, is er externe hulp
ingeschakeld. De vragenlijst is besproken en gecontroleerd door de docenten Lisa van den Heuvel en
Joos Meesters. Daarnaast heeft de opdrachtgever ook haar opmerkingen gegeven op de opgestelde
vragen. Vervolgens zijn de opmerkingen verwerkt waardoor de vragen helder zijn verwoord.
Hieronder volgen de medewerkers die we hebben geïnterviewd:
- André van Elzakker
- Anton Huisman
- Marino van Krieken
- Petra Verhagen (vervanging Hetty)
- Pieter Nielen
- Yvonne Kool
Na deze interviews te hebben gehouden hebben we in overleg met de opdrachtgever en school
besloten om niemand meer intern te interviewen. Dit omdat dezelfde informatie werd verstrekt
vanuit de interviews, de uitwerkingen van de interviews zijn te vinden in bijlage 5. Uit de interviews
blijkt dat de medewerkers allen weten wat het opplusbeleid inhoudt en waar het beleid voor dient.
Nagenoeg is er wel eens discussie over welke opplusmiddelen wel/niet binnen het opplusbeleid
vallen. De medewerkers hadden het gevoel dat er steeds meer vraag is naar het opplusbeleid, mede
ook omdat de medewerkers informatie vertrekken aan de bewoners over het opplusbeleid. Ook zijn
de ondervraagde medewerkers enthousiast en positief over het opplusbeleid. Echter zijn er wel
meningen gegeven dat de insteek van het opplusbeleid nog beter kan. Maar wat hier vervolgens
specifiek aan verandert moest worden kwam niet aan de orde. Daarnaast kan de communicatie
richting samenwerkende instellingen worden verbeterd.
Het plannen van afspraken bleek erg lastig te zijn, dit ook met betrekking tot het tijdsvenster van het
onderzoek. Aan de hand van de input van de medewerkers vanuit de interviews kan het onderzoek
vorderen. De antwoorden op de vragen tijdens het interview, zijn bijgehouden aan de hand van
veldnotities (Reulink & Lindeman, 2005). Hieronder volgt een samenvatting van belangrijke punten
die uit de interviews naar voren zijn gekomen.
Speerpunten interviews medewerkers
De medewerkers van Waardwonen weten wat het opplusbeleid inhoudt. Ze gaven allemaal een nagenoeg identiek antwoord op de vragen. Het langer zelfstandig thuis wonen van bewoners door middel van voorzieningen aan te bieden. Over de doelgroep van het opplusbeleid kwam naar voren dat het vooral voor de oudere en hulpbehoevende bedoeld is. Sommige medewerkers zeiden dat het opplusbeleid bedoeld is voor alle bewoners en andere medewerkers zagen sommige aanvragen ook als luxe voorzieningen. Zoals jongere bewoners die een mengkraan aanvragen (Bijlage 5). De opzichters en onderhoud medewerkers hadden geen beeld hoeveel aanvragen er gedaan worden per jaar van het opplusbeleid. Ze hadden wel het gevoel dat er steeds meer vraag naar is. Als ze bij bewoners achter de deur kwamen en bewoners vroegen naar het opplusbeleid proberen ze zo goed mogelijk uit te leggen wat Waardwonen voor de bewoners kan betekenen. Ze verwijzen de bewoner door naar de telefoondienst van Waardwonen. De telefoondienst weet wel hoeveel aanvragen er per jaar binnen komen en ook beter wat wel en niet binnen het opplusbeleid hoort (Bijlage 5).
37
De werknemers zijn zeer positief over het opplusbeleid. Ze zien dat er steeds meer behoefte is van bewoners om langer thuis te blijven wonen en hun woningen daarom willen opplussen. De werknemers vonden echter wel dat het opplusbeleid verbeterd kon worden. Maar ze hadden geen specifieke dingen die ze beter wilde hebben (Bijlage 5). Er wordt weinig gecommuniceerd met externe partijen of doorverwijzers. De meeste tips om ergens een voorziening te plaatsen krijgen ze van kinderen van bewoners. Met de gemeente heeft Waardwonen wel contact omdat de WMO soms nog wel eens wat vergoed. De werknemers waren op de hoogte van de financiële kosten. De bewoner betaalt 2/3 en Waardwonen 1/3 tot een maximum van €500,-. Op het moment dat bewoners toch een voorziening nodig maar dit niet gelijk kunnen betalen, kan er een betalingsregeling getroffen worden. Als een bewoner gaat verhuizen of komt te overleden haalt Waardwonen de voorzieningen uit de woning en kan een andere bewoner krijgen als ze hem nodig hebben. Ze hoeven de voorziening niet te betalen. De bewoner moet dan zelf de voorziening plaatsen. De werknemers denken dat het opplusbeleid helpt om bewoners inderdaad langer zelfstandig thuis te laten wonen (Bijlage 5).
3.5 Conclusie In deze paragraaf wordt een conclusie van dit hoofdstuk gegeven. Hier wordt ingegaan op het
streven van Waardwonen. In de volgende paragraaf worden voorlopige bevindingen beschreven.
Uit dit hoofdstuk is te concluderen dat de corporatie Waardwonen streeft naar een meer klant
gedreven organisatie met de klantwens als input. Er is een trend naar meer kostenbeheersing,
stimuleren van marktwerking, meer verantwoordelijkheid bij burgers zelf en het stimuleren van
zorgzaamheid dicht bij huis. Daarnaast dient zodra nodig een woning levensloopbestendig te worden
gemaakt. Waardwonen heeft het belang om bewoners te stimuleren voor het opplussen van de
woningen indien nodig. Op verzoek van bewoners wordt gezamenlijk gekeken naar de wensen en
mogelijkheden. Het opplusbeleid is zo samengesteld dat de voorzieningen, die voorheen onder de
WMO vielen, nu deels voor eigen rekening van de bewoners komen. Ook wil Waardwonen de
naamsbekendheid van het opplusbeleid bekend maken door middel van communicatiemiddelen.
3.6 Voorlopige bevindingen Wij verwachten dat de geschreven stukken in het opplusbeleid en in het communicatieplan meer concrete stappen nodig hebben. Dit omdat het opplusbeleid daardoor nog beter gedragen en bekend wordt. In het opplusbeleid wordt wat gezegd over de verbetering van de zachte kant van zorg. Vervolgens mist er een concreet stuk op welke manier Waardwonen dit precies gaat aanpakken. De nieuwe inzichten en ideeën zijn goed, maar wij krijgen het gevoel dat er weinig actie uit voortvloeit. Daarnaast worden de communicatiemiddelen in het communicatieplan beschreven. Vervolgens mist er een stuk waarin wordt verteld wat er precies met de communicatiemiddelen gedaan wordt. Waar, wanneer en aan wie de middelen worden verstrekt en toegelicht. Er wordt veel gezegd in de beleidsstukken, maar een mist één stap naar het concreet omschrijven waar Waardwonen naar toe wil.
38
Hoofdstuk 4: Vergelijking van beleidsstukken In dit hoofdstuk wordt er een vergelijking gemaakt tussen het beleid van Waardwonen, Goedwonen
en Valburg met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen van de huurder. Daarbij gaat het
voornamelijk over het opplussen van woningen. Maar er wordt breder gekeken dan alleen het
opplussen van de woningen. Want er zijn ook andere maatregelen die genomen kunnen worden met
betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen.
In de eerste paragraaf wordt er naar de doelgroep van het opplusbeleid gekeken bij de verschillende
corporaties. In de tweede paragraaf wordt gekeken naar de beleidsinhoud van de drie corporaties. In
de derde paragraaf wordt ingegaan op de interne communicatie en in de vierde paragraaf wordt
ingegaan op de externe communicatie met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen.
4.1 Doelgroep van het beleid De woningcorporaties die vergeleken worden hebben allemaal een eigen beschrijving van de
doelgroep voor hun beleid met betrekking tot het opplussen van woningen. De beschrijving van de
doelgroep heeft invloed op het beleid zelf en de werkwijze met betrekking tot het beleid. De keuzes
die gemaakt worden met betrekking tot het beleid en de communicatie daarvan is vaak
doelgroepgericht.
4.1.1 Geformuleerde doelgroep Waardwonen Bij Waardwonen wordt iedere huurder die door een fysieke beperking een voorziening uit het
opplusbeleid nodig heeft gerekend tot de doelgroep van het huidige opplusbeleid. Hierbij
onderscheid Waardwonen een aantal categorieën, namelijk: ouderen, mensen die uit het ziekenhuis
komen en tijdelijk voorzieningen nodig hebben, mensen met een ziekte en mensen met een
lichamelijke beperking (Waardwonen, 2017).
4.1.2 Geformuleerde doelgroep Goedwonen Bij Goedwonen kan in principe iedere huurder opplusmiddelen aanvragen. Bij Goedwonen richt men
zich echter voornamelijk op de vijvenvijftigplusser. Ook de communicatie vanuit Goedwonen is
voornamelijk gericht op het bereiken van de huurder van vijfenvijftig jaar of ouder. Verder kent
Goedwonen drie pakketten met betrekking tot het opplussen van woningen. Het eenvoudigste
pakket kan in feite bij iedere woning aangebracht worden en dit pakket dient als preventieve
comfort- en veiligheidsmaatregel gericht op de vijfenvijftigplusser (Goedwonen, 2011).
4.1.3 Geformuleerde doelgroep Valburg Bij Valburg bestaat er geen specifiek beleid met betrekking tot het opplussen van bestaande
woningen. Bij Valburg bestaat er echter een beleid om huurders van boven de zestig jaar te
motiveren om naar een zogenoemde ‘comfortwoning’ voor senioren te verhuizen. Bij Valburg komen
in principe alle huurders boven de zestig in aanmerking voor een ‘comfortwoning’, met uitzondering
van bepaalde huurders die niet aan de bepaalde voorwaarden voldoen (Vrieling, 2017). Naast het
beleid met betrekking tot de comfortwoningen wordt er maatwerk geleverd bij huurders die een
ondersteunende voorziening nodig hebben in huis en/of een fysieke beperking hebben en onder de
zestig jaar zijn. Bij dit maatwerk wordt er per huurder gekeken naar wat er nodig is en hoe de
kostenverdeling tussen huurder en Valburg wordt verdeeld.
39
4.2 Beleidsinhoud Bij de beleidsinhoud wordt er gekeken wat er allemaal binnen het beleid valt met betrekking tot het
opplussen van woningen. Hierbij wordt gekeken naar de inhoud van het beleid. Hoe het beleid is
opgebouwd en wat er allemaal binnen valt. Dit wordt tevens gedaan per woningcorporatie.
4.2.1 Beleidsinhoud Waardwonen Waardwonen heeft hun opplusbeleid bedacht om er voor te zorgen dat hun huurders langer
zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Mensen willen en moeten namelijk steeds lang zelfstandig
thuis blijven wonen. Daarnaast heeft Waardwonen relatief weinig gelijkvloerse woningen en daarom
is het ook noodzakelijk om huurders langer in hun eigen woning te laten wonen. Het opplusbeleid
past binnen de visie van Waardwonen om een klant gedreven corporatie te zijn. Huurders die om
fysieke reden een opplusmiddel nodig hebben, kunnen deze aanvragen bij Waardwonen.
Waardwonen heeft een lijst met voorzieningen die binnen het opplusbeleid vallen. De
onderhoudsmedewerkers hebben allemaal de meest recente lijst met voorzieningen bij zich en deze
lijst kan besproken worden met de huurders die interesse hebben in een voorziening vanuit het
opplusbeleid. In figuur 10 is de lijst met voorzieningen weergegeven met betrekking tot het
opplusbeleid. Hierin is te zien dat Waardwonen één derde van de voorziening bekostigd en dat de
huurder twee derde van de voorziening moet betalen (Waardwonen, 2017). Als er voorzieningen
worden aangevraagd die niet in de lijst met voorzieningen staan, dan wordt intern overlegd of de
voorziening toch onder het opplusbeleid kan worden geschoven, zoals beschreven in het vorige
hoofdstuk.
Figuur 10 – Voorzieningen opplusbeleid Waardwonen (Waardwonen, 2017)
40
4.2.2 Beleidsinhoud Goedwonen Bij Goedwonen zijn ze van mening dat mensen steeds langer zelfstandig thuis moeten en willen
blijven wonen. Goedwonen heeft hier op ingespeeld door een beleid te bedenken met betrekking tot
het opplussen van woningen. Zo wordt er voor gezorgd dat bewoners daadwerkelijk langer
zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Goedwonen noemt dit beleid: ‘oost west, thuis best
(opplussen)’. Goedwonen is er van overtuigd dat het opplussen van de huidige woningvoorraad
nodig is. Goedwonen gaat er van uit dat er zo’n 500 woningen uit de woningvoorraad opgeplust
zullen gaan worden (Goedwonen, 2011).
Bij Goedwonen zijn alle woningen gelabeld met betrekking tot de mogelijkheid tot het opplussen van
de woning. Woningen met label 0 worden binnen enkele jaren gesloopt, deze worden niet opgeplust.
Woningen met label 1 zijn geschikt voor kleine aanpassingen met een totaalbedrag tot €3.000 euro
per woning. Alle woningen zonder sloopindicatie hebben in principe al het eerste label. Woningen
met label 2 kunnen verdergaand opgeplust worden. Deze woningen worden tot een maximum van
een totaalbedrag van €10.000 opgeplust. De woningen met een label 2 indicatie liggen niet verder
dan 500 meter van diverse voorzieningen af. Voor de aanpassingen die onder label 2 vallen, geldt dat
ze gedeeltelijk door de WMO vergoed worden als er een medische noodzaak is voor de
aanpassingen. Woningen met label 3 zijn geschikt voor ver gaande aanpassingen. Dit zijn
gelijkvloerse woningen in de nabijheid van een groot scala aan voorzieningen (zoals een supermarkt,
apotheek, winkelcentrum etc.). Bij een aanvraag voor ver gaande aanpassingen wordt per woning
gekeken of de woning onder het derde label valt en wordt samen gekeken welke van de
aanpassingen onder de WMO kunnen vallen (Goedwonen, 2011).
Goedwonen heeft oppluspakketten gelinkt aan de labels die de woningen hebben gekregen. Daarbij
kan het eenvoudigste oppluspakket toegepast worden op alle woningen met een indicatie van
minimaal het eerste label. Het tweede oppluspakket kan toegepast worden bij woningen die het
tweede label hebben gekregen, enzovoort. Hieronder is een overzicht te zien van de voorzieningen
die onder de verschillende labels vallen (Goedwonen, 2011).
Oppluspakket 1: Tweede trapleuning, Wandbeugels, Rookmelders (zijn overal reeds aanwezig),
Hendel mengkraan, Thermostraatkraan, Buitenlamp evt. met bewegingsmelder, Mandje onder
brievenbus, Teruggebogen deurklinken, Anti slipvloer (in 90% van de gevallen aanwezig),
Seniorenslot, Douchekop met glijstang (in 99% van de gevallen aanwezig), Verhoogde +10 toiletpot
of verlaagde -6 pot, Veiligheidssloten op begane grond en 1e verdieping
Oppluspakket 2: Spiekoog of videofoon/intercom, Versterkte deurbel, Tweede toilet, Geen
niveauverschil, woningtoegang < 2 cm, Aanpassen bediening bovenraampjes op 1,25 m t.b.v.
ventilatie, Douchezitje, Traplift, Verwijderen van drempels in de woning, Berging aanwezig voor
scootmobiel en/of elektrische fiets met oplaadpunt, Electrische deuropener
Oppluspakket 3: Slaapkamer en badkamer gelijkvloers met daarbij behorende draaicirkel,
Parkeergelegenheid op 100 meter, Voorzieningen op minimaal 500 meter, Buitenruimte is geschikt
om met een rolstoel te betreden, Toegankelijkheid naar afvalcontainers. Daarnaast wordt gekeken
met de directe omgeving of er mensen zijn die de tuin kan onderhouden wanneer mensen dit zelf
niet meer kunnen. Daarbij wordt er ook gekeken naar de mogelijkheid voor de bewoner om te gaan
verhuizen naar een betere woning.
Bij Goedwonen staat een bestellijst met de voorzieningen met de prijzen erachter. Om het bestand
niet te groot te maken zijn de afbeeldingen bij elke voorziening weggelaten, zie tabel 4. De volledige
prijzenlijst/bestellijst is te vinden op de website van Goedwonen bij ‘Veilig en comfortabel blijven
41
wonen’ (Goedwonen, 2018). Daarbij zijn de prijzen achter de producten de totaalprijzen per product.
Bij elk product wordt de helft van de totaalprijs vergoed door Goedwonen, de rest betaalt de
huurder (Goedwonen, 2011).
Artikel Prijs per stuk Artikel Prijs per stuk
Éénhendel mengkraan € 92,00 Postvanger € 37,00
Seniorenslot € 102,00 Toiletpot 39, 45 of 49 cm € 300,00
CV thermostaat Honeywell round of/on
€ 109,00 CV Thermostaat Honeywell chronotherm touch on/off
€ 228,00
Douchekop met glijstang € 162,00 Douche-thermostaatkraan € 183,00
Antislip maken van de badkamervloer
€ 75,00/m2 Veiligheidssloten op ramen en deuren
€ 90,00
Beveiligde gaskookplaat € 546,00 Keramische kookplaat € 886,00
Tweede trapleuning € 30,00/m2 Wandbeugel € 51,00
Rookmelder voor CO2 uitstoot € 76,00 Rookmelder op batterij € 40,00
Buitenlamp met bewegingsmelder € 280,00 Teruggebogen deurklink € 50,00
Douchezitje met rugleuning en opklapbare armleuning
€ 340,00 Douchezitje met rugleuning op hulppoot
€ 450,00
Naast de noodzaak van het opplussen van woningen, is Goedwonen van mening dat de juiste
mensen in de juiste woningen thuis horen. Dit betekent dat Goedwonen in gesprek gaat met de
bewoners en hun omgeving als er gesignaleerd wordt dat het misschien beter is voor de bewoner om
van een grote woning naar een betere woning te verhuizen. Het gaat hierbij om het bespreken van
de mogelijkheden, niet om dwangmatig verhuizen (Goedwonen, 2011).
Beleid met betrekking tot dementie en eenzaamheid onder bewoners bij Goedwonen
Goedwonen heeft geconstateerd dat de samenleving vergrijsd. Ouderdom komt met gebreken. Dit
zijn fysieke, maar ook mentale problemen. Mentale problematiek is er in de vorm van ziekte, zoals
bijvoorbeeld een vorm van dementie. Maar het kan ook zijn dat ouderen, door wat voor reden dan
ook, zich eenzaam gaan voelen. Goedwonen vindt, als maatschappelijk gerichte organisatie, dat ze
een taak hebben om hiermee bezig te zijn. Vandaar dat er beleid is ontstaan met betrekking tot
dementie en eenzaamheid onder huurders.
Dementiebeleid (Goedwonen, 2016)
Goedwonen heeft geconstateerd dat het aantal mensen met dementie in de maatschappij toeneemt
door de verdergaande vergrijzing. De verwachting is dat in 2050 het aantal mensen met een vorm
van dementie is verdubbeld. Daarbij wonen de meeste mensen het grootste gedeelte van het tien a
vijftien jaar durende ziekteproces nog zelfstandig thuis. Dit is de reden voor Goedwonen geweest om
de gevolgen van dementie te gaan onderzoeken en te komen tot bepaalde voorzieningen voor
mensen met dementie.
Goedwonen is van mening dat er voor hen ook een rol is weggelegd met betrekking tot het
signaleren en het inspelen op dementie. Dit signaleren wil Goedwonen samen met diverse andere
organisaties doen die achter de voordeur komen van de huurders. Daarnaast wil Goedwonen
inspelen op de behoeften van de huurders met dementie. Hierbij kan gedacht worden aan diverse
oplosmiddelen, maar ook door mee te denken met betrekking tot een dementievriendelijke
inrichting van de woning. Het blijkt namelijk dat mensen met een vorm van dementie gevoeliger zijn
voor prikkels in en buiten het huis. Een rustigere inrichting van het huis kan er al voor zorgen dat
Tabel 4 – Voorzieningen opplusbeleid Goedwonen (Goedwonen, 2018)
42
huurders met een vorm van dementie zich beter zelfstandig kunnen redden. Naast de betere
inrichting van het huis, kunnen bepaalde voorzieningen helpen bij het langer zelfstandig thuis wonen
van een huurder met een vorm van dementie. Hieronder staan een aantal voorzieningen genoemd
die Goedwonen wil opnemen in hun beleid met betrekking tot het opplussen van woningen.
Stopcontacten aanpassen
Licht in de woning is bepalend. Het gezichtsvermogen gaat achteruit. Het aanbrengen van meer lichtpunten of het weghalen van een struik kan al een hoop verbeteren.
Geen stop in het bad, een douche is beter
Zoveel als mogelijk anti slip
Badkamer en toilet slot dat ook van buitenaf open kan
Mogelijkheid om sloten op de laden (met b.v. messen) te zetten.
Een alarm wat afgaat als de voordeur open gaat.
Felgekleurde deurstickers maken van een slaapkamerdeur een echte voordeur om het thuisgevoel en het oriëntatie vermogen te vergroten.
Verwijderen van drempels om vallen en struikelen te voorkomen.
Grote deurklinken plaatsen op deuren. Zorg voor een duidelijk kleurcontrast tussen deurklink en deur
Vervangen van gaskookplaat naar inductiekookplaat (dit kan nu al aangevraagd worden).
Eenzaamheidsbeleid (Goedwonen, 2017)
Goedwonen is van mening dat ze extra aandacht moeten besteden aan kwetsbare huurders. Dit is
voor Goedwonen de reden geweest om zich onder andere te gaan richten op de eenzame bewoner.
Iedereen voelt zich wel eens eenzaam, maar dat gevoel gaat vaak wel weer over. Er is echter ook een
groep mensen met chronische eenzaamheid. Dit zijn vaak mensen die lager op de maatschappelijke
ladder staan, zoals laag opgeleiden of chronisch zieken. Uit onderzoek is gebleken dat chronische
eenzaamheid gemiddeld even slecht is voor de gezondheid als het roken van vijftien sigaretten per
dag. Voor het verminderen van chronische eenzaamheid is het van belang om de kwaliteit van de
bestaande relaties te verbeteren en niet specifiek het uitbreiden van het sociale netwerk.
Er zijn twee soorten chronische eenzaamheid te onderscheiden, emotionele en sociale eenzaamheid
namelijk. Bij emotionele eenzaamheid gaat het vooral om het missen van een partner of in ieder
geval iemand waar je een intieme band mee hebt. Bij sociale eenzaamheid gaat het om het missen
van vrienden en kennissen. Het sociale netwerk schiet dan te kort.
Goedwonen richt zich op de sociale eenzaamheid, omdat ze denken daarin een rol te kunnen
vervullen als corporatie. Ten eerste ziet Goedwonen een rol in het signaleren van eenzaamheid bij de
huurders. Dit kan door middel van signalen die worden opgevangen door de medewerkers die bij de
mensen thuis komen, maar ook door dit actief in keukentafelgesprekken te benoemen. Ten tweede
wil Goedwonen ontmoetingsruimten blijven faciliteren waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten.
Hierbij gaat het niet om het uitbreiden van het aantal plekken, maar om beter gebruik te maken van
de huidige ontmoetingsruimten. Ten derde wil Goedwonen inzetten op contact bevorderend
bouwen. Hierbij wordt gebouwd in hofjes, zodat mensen elkaar sneller ontmoeten. Daarnaast wordt
ingezet op het organiseren van bijeenkomsten waarbij toekomstige huurders van de nieuwbouw
elkaar kunnen ontmoeten en kunnen meedenken over de inrichting van de openbare ruimte.
43
4.2.3 Beleidsinhoud Valburg Bij de beleidsinhoud van woningstichting Valburg gaat het minder om het opplussen van woningen.
Opplussen van woningen wordt bij Valburg namelijk via maatwerk gedaan of tegelijkertijd met de
renovatie van de woning. Bij Valburg zetten ze volledig in op het vrijwillig laten verhuizen
zestigplussers naar een seniorgeschikte comfortwoning. Woningcorporatie Valburg is namelijk van
mening dat er op dit moment te weinig doorstroming is op de woningmarkt, daarnaast wonen veel
ouderen in een niet voor hen geschikte woning. Dit is de reden geweest om in te zetten op het
aanmoedigen van het verhuizen van de zestigplusser naar een seniorgeschikte comfortwoning. Zo
komt de eengezinswoning vrij om te renoveren om die vervolgens te laten bewonen door een jong
stel of een jong gezin (Valburg, 2018) (Bijlage 6).
In de voorgaande alinea is het begrip seniorgeschikte comfortwoning voor zestigplussers al aan bod
gekomen. Maar wat is nu precies een seniorgeschikte comfortwoning. Ten eerste gaat het om een 0-
tredenwoning, maar niet elke 0-tredenwoning is een seniorgeschikte comfortwoning volgens
Valburg. De woning moet ook op een maximale afstand van 500 meter van de belangrijkste
dorpsvoorzieningen af liggen. Zo heeft het dorp Slijk-Ewijk geen seniorgeschikte comfortwoningen,
omdat het geen voorzieningen heeft, behalve een dorpshuis. Valburg werkt met het labelen van
woningen doormiddel van de sterren één tot en met vijf. Daarbij wordt er gekeken naar een viertal
zaken waarop de woning kan scoren. Deze worden hieronder verder uitgelegd (Valburg, 2018)
(Bijlage 6).
Afstand tot de voorzieningen: Als een woning in een straal van 250 meter van belangrijke
voorzieningen ligt, dan krijgt de woning extra sterren. Als een woning binnen een straal van 500
meter van de belangrijkste voorzieningen ligt, dan krijgt de woning één extra ster.
Leeftijd van de woningen: Woningen die gebouwd zijn voor 1985 krijgen over het algemeen
maximaal twee extra sterren. Woningen die rond 1965 of iets erna zijn gebouwd en duplexwoningen
krijgen over het algemeen maar één extra ster. Ruimere woningen met een latere bouwdatum dan
1965 krijgen over het algemeen twee sterren. Woningen van na 1985 die grondgebonden zijn of in
een complex met lift zijn gevestigd krijgen over het algemeen 3 extra sterren.
Toegankelijkheid: Dit heeft voornamelijk te maken met deurbreedtes, drempels en mogelijke
draaicirkels. Hier zijn niet direct sterren aan verbonden, omdat dit automatisch beter is als het een
jongere woning is. Dit is beschreven aan de hand van de ‘Leeftijd van de woningen’.
Afmetingen van de woningen: Hierbij geld dat een nieuwe woning bijna altijd ruimer is dan een
oudere woning. Daarbij worden de woningen gelabeld aan de hand van de leeftijd. Een uitzonderlijk
ruime woning van voor 1985 kan wel drie extra sterren krijgen. Er wordt dus specifiek per soort
woning gekeken hoeveel sterren die krijgt.
Woningcorporatie Valburg heeft een aantal voorwaarden opgesteld waar de huurder aan moet
voldoen om door te kunnen stromen van een ééngezinswoning naar een seniorgeschikte
comfortwoning. Deze voorwaarden zijn hieronder puntsgewijs benoemd.
De mensen zijn beiden 60 jaar of ouder; Ze wonen in een huurwoning (eengezinswoning) van Valburg Ze willen verhuizen naar een comfortwoning van Valburg Ze staan ingeschreven of schrijven zich in als woningzoekende bij Valburg Ze hebben geen betalingsachterstand en geen overlastdossier Het gezamenlijk huishoudinkomen ligt niet boven de €36.798,- per jaar Het passend toewijzen is van toepassing
44
Veel van de huurders die in aanmerking komen om te verhuizen naar een seniorgeschikte
comfortwoning wonen al jaren in dezelfde woning. Dit maakt dat veel huurders een veel lagere huur
hebben dan dat de comfortwoning zou gaan kosten. Daarnaast kost het verhuizen zelf natuurlijk ook
geld. Dit zijn twee belemmeringen bij het verhuizen naar een seniorgeschikte comfortwoning. Dit wil
Valburg ten eerste opvangen door €500 verhuispremie te geven als huurders naar een
seniorgeschikte woning verhuizen. Daarnaast betaald de huurder het eerste jaar nog de huurprijs van
de oude woning. Daarna wordt het verschil in prijs tussen de oude en nieuwe woning verdeeld onder
de corporatie en de huurder. Zo kan het zijn dat de huur van de oude woning €400 euro per maand
was en de huur van de nieuwe woning zou dan normaal gesproken €600 worden. Als dat het geval is
dan betaalt de huurder €500 per maand vanaf het tweede jaar en gedurende de hele looptijd. Om
hiervoor in aanmerking te komen moet de maandhuur van de nieuwe woning minimaal €25 meer
zijn dan van de oude woning. Met de verhuispremie en de tegemoetkoming in de maandhuur
probeert Valburg meer huurders de keuze te laten maken voor een seniorgeschikte comfortwoning
(Valburg, 2018) (Bijlage 6).
Als laatste is het toch nog even goed om terug te komen op het opplussen van woningen. Hier heeft
Valburg geen specifiek beleid voor, maar het gebeurt wel. Daarbij spelen voorzieningen vanuit de
WMO ook een rol. Woningcorporatie Valburg biedt wel maatwerk als het gaat om het opplussen van
woningen. Als een opzichter of onderhoudsmedewerker ziet dat er een opplusmiddel nodig is, dan
wordt er met de huurder contact op genomen en wordt er een afspraak gemaakt over wat er
geplaatst moet worden en wie wat gaat betalen. Hier is Valburg echter wel terughoudend in, omdat
ze van mening zijn dat het beter en efficiënter is om iemand te laten verhuizen naar een
seniorgeschikte comfortwoning. Verder is Valburg van mening dat de gemeente soms geld weggooit
bij het aanbrengen van voorzieningen vanuit de WMO. Valburg is vaak van mening dat het bij grote
uitgaven vanuit de WMO beter is om iemand te laten verhuizen naar een seniorgeschikte
comfortwoning. De reden hiervoor is dat huurders dan naar een geschikte woning verhuizen waar
niet tot nauwelijks aanpassingen gedaan hoeven te worden in plaats van dat de oude woning half
verbouwd moet worden om hem geschikt te maken (Valburg, 2018) (Bijlage 6).
45
4.3 Interne communicatie met betrekking tot het opplusbeleid Bij de interne communicatie met betrekking tot het opplusbeleid gaat het om de interne bekendheid
van het opplusbeleid en om hoe er intern wordt samengewerkt met betrekking tot het opplussen van
woningen. Daarbij gaat het er aan de ene kant dus om in hoeverre de medewerkers van de
woningbouwcorporatie op de hoogte zijn van wat het opplusbeleid van desbetreffende corporatie
inhoudt. Daarnaast gaat het er om hoe en hoe frequent er met elkaar gecommuniceerd wordt met
betrekking tot het opplusbeleid.
4.3.1 Interne communicatie Waardwonen Uit de notulen van de vergaderingen met Chantal Martens is te lezen dat het opplusbeleid steeds
meer bekendheid krijgt binnen Waardwonen (Bijlage 1). Dit wordt bevestigd in de interviews die er
zijn gehouden met diverse medewerkers van Waardwonen (Bijlage 5). Steeds meer medewerkers
weten van het opplusbeleid en hebben een idee welke taak ze er voor hen ligt. Daarbij moet wel
vermeld worden dat er voornamelijk gesproken is met medewerkers die op enige wijze al betrokken
zijn bij het opplusbeleid of die regelmatig met de huurders in contact komen.
Bij Waardwonen is er geen sprake van een periodieke bijeenkomst waar het Opplusbeleid ter sprake
komt. De aanvragen die er worden gedaan, worden wel intern doorgezonden naar de juiste persoon.
Verder wordt er overleg gepleegd als tussen de medewerkers als er een aanvraag wordt gedaan die
niet in de aanvraaglijst van het opplusbeleid te vinden is.
4.3.2 Interne communicatie Goedwonen Bij Goedwonen weet iedere medewerker wat het opplusbleid van Goedwonen (‘Oost west, thuis
best’) inhoud. Daarnaast hebben ze beleid gemaakt met betrekking tot dementie en met betrekking
tot eenzaamheid. Deze beleidsstukken zijn ook intern bekend bij elke medewerker (Bijlage 3).
Bij Goedwonen is elke medewerker op de hoogte van waar de organisatie zich mee bezig houdt. Dit
komt doordat de organisatie elke zes weken een intern overleg heeft. Tijdens dit overleg worden alle
zaken die spelen binnen Goedwonen besproken. Daarnaast wordt de inhoud van nieuwe
beleidsstukken ook besproken tijdens dit interne overleg. Verder zijn er korte lijnen binnen de
organisatie en daardoor wordt een aanvraag met betrekking tot het opplusbeleid snel doorgegeven
aan de juiste persoon en als een voorziening niet op de lijst staat, wordt er overlegd of de
voorziening toch onder het opplusbeleid kan vallen. Daarnaast legt elke medewerker het
opplusbeleid aan bewoners uit wanneer de medewerkers merken dat een voorziening de bewoner
zou kunnen helpen. Daarnaast wordt dit dan ook proactief gemeld aan degene die verantwoordelijk
is voor het opplusbeleid binnen Goedwonen (Bijlage 3).
4.3.3 Interne communicatie Valburg Bij woningcorporatie Valburg weet iedere medewerker wat het beleid met betrekking tot de
zestigplusser inhoudt en elke medewerker is bekend met het idee van een seniorgeschikte
comfortwoning van Valburg. Iedere medewerker weet zijn/haar taak binnen dit beleid en weet ook
de taken van de andere medewerkers met betrekking tot het beleid. Valburg is een kleine organisatie
en is daarom van mening dat een regelmatig intern overleg met betrekking tot het beleid niet nodig
is, iedereen weet elkaar toch wel te vinden. Verder zijn de contactpersonen van de externe
organisaties binnen de gemeente Overbetuwe ook bekend, dus als dat nodig is kan daar ook contact
mee opgenomen worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de gemeente zelf, maar ook om
thuiszorgorganisaties (Bijlage 6).
46
4.4 Externe communicatie met betrekking tot het opplusbeleid Bij de externe communicatie gaat het om hoe de corporaties naar de buitenwereld communiceren.
Hierbij gaat het om de informatieverstrekking, maar ook het contact met de huurders en organisaties
die betrokken zijn bij de huurders. In deze paragraaf zal per corporatie besproken worden wat er
gedaan wordt met betrekking tot de externe communicatie.
4.4.1 Externe communicatie bij Waardwonen Bij Waardwonen hebben de onderhoudsmedewerkers en de opzichters een prijzenlijst bij zich met
alle voorzieningen die binnen het huidige opplusbeleid vallen. Deze opzichters en
onderhoudsmedewerkers kunnen dan wijzen op de opplusmiddelen als ze zien dat de
desbetreffende huurders gebaat zijn bij bepaalde opplusmiddelen. Verder heeft Waardwonen geen
informatie over het opplusbeleid op de website staan. Chantal vertelde wel dat er over het
opplusbeleid gecommuniceerd wordt in de nieuwsbrief van Waardwonen. In het communicatieplan
met betrekking tot het opplusbeleid worden wel plannen beschreven om meer extern te gaan
communiceren. Dit zal dan in de vorm van flyers, informatie op de website, informatie op facebook,
presentatie op bijeenkomst, posters en billboards gebeuren. Het plan is om hier in het voorjaar van
2019 mee aan de slag te gaan. Hierbij zou Waardwonen nog kunnen leren van de andere corporaties
in dit vergelijk voordat ze in 2019 van start gaan (Bijlage 1).
4.4.2 Externe communicatie bij Goedwonen Goedwonen heeft informatie met betrekking tot het opplussen van woningen op de website staan.
Ze doen dit onder de noemer ‘Veilig en comfortabel blijven wonen’. Hierbij staat de brochure met
betrekking tot het opplusbeleid van Goedwonen. Daarnaast is er een bestellijst met de voorzieningen
en prijzen te downloaden. Deze kan ingevuld worden en opgestuurd worden naar Goedwonen. Naast
de informatie over het ‘Veilig en comfortabel blijven wonen’, heeft Goedwonen informatie op de
website met betrekking tot dementie en eenzaamheid. Bij de kopjes over dementie en eenzaamheid
wordt uitgelegd wat het is en dat huurders contact kunnen opnemen als ze ermee te maken hebben.
Goedwonen kan ze dan doorverwijzen naar de juiste persoon voor het probleem (Bijlage 3).
Goedwonen zet, naast de informatie op de website, in op keukentafelgesprekken met bewoners. Als
medewerkers van Goedwonen het gevoel hebben dat huurders een voorziening nodig hebben met
betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen, wordt gemeld dat er voorzieningen kunnen
worden aangevraagd bij Goedwonen. Als de medewerkers merken dat er meer nodig is dan een
bepaalde voorziening, dan wordt er een keukentafelgesprek gehouden. Hierbij wordt gepraat over
hoe het met diegene is en wordt er gekeken naar wat er nodig is om de huurder veilig en zelfstandig
thuis te laten wonen. Daarbij wordt, als het nodig is, ook verwezen naar het beleid met betrekking
tot het verhuizen van een grote naar een betere woning. Dit resulteert er in dat vijf a tien mensen
per jaar verhuizen naar een gelijkvloerse woning die geschikt is voor ouderen. Naast deze
verhuizingen worden er nog eens twintig aanvragen per jaar gedaan voor voorzieningen in de woning
met betrekking tot het opplussen van de woning (Bijlage 3).
Goedwonen vindt het belangrijk om de huurders zo goed mogelijk van dienst te zijn als ze
ondersteuning nodig hebben. Daarbij is communicatie het sleutelwoord, vindt Goedwonen. Dit willen
ze doen door actief te communiceren binnen in de organisatie, maar ook naar buiten toe. Dit doen ze
door elke zes weken een intern overleg te organiseren. Bij dit overleg worden de nieuwe
beleidsstukken besproken en wordt besproken wat er speelt met betrekking tot de huurders.
Daarnaast heeft Goedwonen elke twee maanden een extern overleg met onder andere de WMO-
consulenten, de gemeente en de zorginstanties. Hier kunnen alle zaken die spelen bij de huurders
besproken worden (Bijlage 3).
47
4.4.3 Externe communicatie bij Valburg Zoals al eerder genoemd, wordt er bij woningstichting Valburg ingezet op beleid met betrekking tot
de zestigplusser. Hierbij worden zestigplussers voorgelicht en verleid om naar een seniorgeschikte
comfortwoning van Valburg te verhuizen. Daarvoor is er ook een folder gemaakt die wordt
uitgedeeld door de professionals die achter de voordeur van de huurder komen. Daarnaast is er een
specifieke webpagina met betrekking tot de seniorgeschikte comfortwoning voor de zestigplusser
(Bijlage 6).
Woningcorporatie Valburg is van mening dat de medewerkers die bij de mensen thuis komen de
oren en ogen van de organisatie zijn. Als bijvoorbeeld een opzichter signaleert dat er iets loos is, dan
wordt dit intern doorgegeven. Valburg heeft ook het zogenaamde voortuinenbeleid, hierbij wordt er
gekeken of de voortuin er nog een beetje netjes uitziet. Als dit niet zo is, is dit volgens Valburg al een
teken van dat huurders niet de mogelijkheid meer hebben om het zelf te onderhouden en dit is
volgens hen vaak ook al een teken dat de huurder minder zelfstandig is geworden. Als dat
gesignaleerd wordt, dan wordt er aangebeld en wordt er een keukentafelgesprek ingepland. Verder
heeft de opzichter de mogelijkheid om kleine hulpmiddelen zelf in de woning aan te brengen onder
de noemer maatwerk. Dit kan een beugeltje of een tweede trapleuning zijn. Als er te veel dingen zijn
die er aangebracht moeten worden om iemand veilig te laten wonen, dan wordt geadviseerd om
naar een comfortwoning te verhuizen (Bijlage 6).
Woningcorporatie Valburg heeft nauw contact met externe organisaties binnen de gemeente
Overbetuwe. Als voorbeeld noemt Valburg het sociaal kernteam, de WMO-ambtenaar van de
gemeente en de welzijns- en zorginstellingen. Als er problemen spelen bij de huurders die niet
binnen het werkterrein van Valburg liggen, dan worden deze problemen doorgezonden naar de
desbetreffende organisatie die daar wel verantwoordelijk voor is. Zo houdt men nauw contact met
elkaar binnen de gemeente Overbetuwe (Bijlage 6).
48
4.5 Conclusie In deze paragraaf zal een conclusie worden gegeven van dit hoofdstuk. Dit wordt gedaan aan de
hand van een tabel met toetsingscriteria. Deze komen voort uit de vergelijking die in dit hoofdstuk is
gemaakt tussen de drie corporaties.
Vergelijking op beleid en communicatie
In tabel 5 is een het beleid met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen opgedeeld in
onderdelen toet criteria. Achter de onderdelen staan de scores per corporatie vermeld. De
onderdelen zijn voortgekomen uit de voorgaande paragrafen. Bij elke score met een plus is er iets
positief opgevallen op dat onderdeel bij de desbetreffende organisatie. Bij een score van 0 is er niets
opvallends positief en niet opvallends negatief opgevallen in vergelijking met de andere corporaties.
Bij negatief is er iets negatief opgevallen in vergelijking met de andere corporaties. Sommige
onderdelen zijn bij een bepaalde corporatie niet aanwezig. Dit wordt weergegeven met ‘n.v.t.’. Bij
het vraagteken is het niet duidelijk meetbaar, want dan wordt er maatwerk geleverd op dat gebied.
Score op de diverse onderdelen Waardwonen Goedwonen Valburg
Volledigheid beschreven doelgroep + + 0
Prijs voorzieningen + 0 ?
Volledigheid voorzieningenaanbod 0 + ?
Verhuisbeleid naar gelijkvloerse seniorgeschikte woningen
n.v.t. + +
Informatievoorziening (folders, flyers, website)
n.v.t. + +
Eenzaamheid onder huurders n.v.t. + 0
Inspelen op dementie onder huurders n.v.t. + 0
Communicatie intern m.b.t. langer zelfstandig thuis blijven wonen
- + 0
Communicatie met externe partijen - + +
In tabel 5 is te zien dat Goedwonen het meest uitgebreide beleid heeft met betrekking tot het langer
zelfstandig thuis wonen. Daarnaast valt op dat Waardwonen veel onderdelen niet in het beleid heeft
zitten en dat er veel te winnen valt op het gebied van communicatie. Verder valt op dat er twee keer
een vraagteken is ingevuld bij Valburg. Dit komt doordat er bij Valburg bij elk individueel geval door
de opzichter bekeken wordt of er iets nodig is en daarna worden er individuele afspraken gemaakt
met de huurder over de kosten. Valburg zet echter meer in op verhuizen naar een seniorgeschikte
woning, dan het vergaand aanpassen van de huidige woning.
Tabel 5 – Vergelijking woningbouwcorporaties
49
4.6 Voorlopige bevindingen Uit de conclusie blijkt dat Waardwonen minder ver is met betrekking tot het langer zelfstandig
wonen dan Goedwonen en Valburg. Het valt op dat Waardwonen voornamelijk in zet op het
opplussen van woningen en niet op het laten verhuizen senioren naar een voor hen geschikte
woning. Zoals we al eerder zagen, ligt dit voornamelijk aan het gebrek aan gelijkvloerse woningen bij
Waardwonen. De verwachting is echter dat Waardwonen wel vol moet gaan inzetten op de bouw
van gelijkvloerse woningen om in te spelen op de toenemende vergrijzing. Daarbij is het goed om te
kijken naar het volledige werkwijze van de andere twee corporaties.
De voorgaande alinea gaat voornamelijk over het inspelen op de vergrijzende samenleving.
Waardwonen scoort namelijk slecht op het gebied van interne en externe communicatie. De
verwachting is dan ook dat daar veel winst te behalen valt als het gaat om het opplusbeleid. Daarbij
is het belangrijk dat alle medewerkers binnen de organisatie weten wat het beleid inhoudt en het
mooist zou zijn als er een periodiek overleg komt om zaken te bespreken met betrekking tot de
huurders met onder andere aandacht voor het opplusbeleid. Verder is het van groot belang dat
Waardwonen contact gaat zoeken met de externe partijen die betrokken zijn met de huurder. Zo
ontstaan er korte lijntjes en kan de huurder snel geholpen worden.
50
Hoofdstuk 5: Bekendheid opplusbeleid In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvraag: ‘is de doelgroep bekend met het opplusbeleid en zijn er belemmeringen met betrekking tot het gebruikmaken van een voorziening uit het huidige opplusbeleid?’. Aan de hand van de input van de bewoners kan antwoord worden gegeven op de vraag. Er zijn interviews gehouden met bewoners die reeds gebruiken maken van een voorziening vanuit het opplusbeleid en met bewoners die (nog) geen gebruik maken van voorzieningen vanuit het opplusbeleid.
5.1 Bevindingen interviews bewoners met voorziening aanvraag In bijlage 7 zijn de interviews, die gehouden zijn met bewoners die een aanvraag gedaan hebben
binnen het opplusbeleid, uitgewerkt. Dit is per interview gedaan en daarnaast volgt een toelichting
hoe de afspraken gemaakt zijn. De bewoners zijn in gespreksvorm geïnterviewd met behulp van de
vragenlijst die is opgesteld volgens bijlage 4. Vervolgens zijn de antwoorden op de vragen
bijgehouden door middel van veldnotities.
Uit de interviews blijkt dat bewoners positief zijn over de woningbouwcorporatie Waardwonen.
Problemen en klachten worden openhartig in ontvangst genomen en vrij snel verholpen binnen het
opplusbeleid. Het opplusbeleid of het principe langer zelfstandig thuis wonen was niet of in beperkte
mate bekend bij de bewoners. Op het moment dat het bekend was kwam dit veelal door telefonisch
contact met Waardwonen vanuit de bewoner. Echter was inhoudelijk weinig bekend of bijgebleven
bij de bewoners. Waardwonen neemt nauwelijks contact op met de bewoners. De bewoners vinden
het prettig als de corporatie actief contact legt met de bewoners om het wonen in hun huidige
woning te bespreken. Wat betreft de kosten van de voorzieningen binnen het opplusbeleid worden
verschillende meningen gegeven vanuit de bewoners. Dit is afhankelijk van de inkomsten en het
budget van de bewoner. Waardwonen zou beter kunnen inspelen op het doorverhuizen van
bewoners. Een aantal bewoners miste het sociale contact in de wijk of met de buren. Daarnaast zijn
ze niet meer capabel genoeg om een eengezinswoning te onderhouden. Het doorverhuizen naar een
seniorenwoning met veel leeftijdsgenoten om het sociale contact te verbeteren zou een optie
kunnen zijn (Bijlage 7).
5.2 Bevindingen interviews bewoners zonder voorziening aanvraag In bijlage 8 zijn de uitwerkingen van de interviews met bewoners zonder voorziening aanvraag te
vinden. Per interview is antwoord gegeven op de gestelde vragen volgens de vragenlijst in bijlage 4.
De antwoorden op de vragen zijn bijgehouden door middel van veldnotities.
Volgens de bewoners mag Waardwonen beter inspelen op de communicatie richting de bewoners.
Ze willen weten wat Waardwonen kan aanbieden en welke rol ze hierin kunnen spelen met
betrekking tot langer zelfstandig thuis wonen. Daarnaast geven de bewoners aan dat Waardwonen
niet actief inzet op het contact richting bewoners. Ze willen graag eens in de zoveel tijd persoonlijk
contact hebben met Waardwonen om hun huidige woonsituatie te bespreken. Wat opvalt is dat het
sociale contact in de straat achteruit gaat. Dit komt omdat de huidige buren in de straat verhuizen of
overlijden. Een aantal bewoners zouden wel willen verhuizen, maar omdat ze dan de verhuizen van
een eengezinswoning naar een seniorenwoning/appartementencomplex en hierbij meer huur
moeten betalen, worden ze tegengehouden. De overige bewoners willen niet verhuizen en zo lang
mogelijk in hun huidige woning blijven wonen. Of dit de juiste oplossing is, want het sociale contact
met de buurt neemt af en het netwerk zal op den duur verkleinen, is nog maar de vraag (Bijlage 8).
51
In de steekproef is opgenomen dat er gestreefd wordt om in totaal 20 interviews af te nemen. Na
overleg te hebben gehad op 13-12-2018 met de begeleiding is besloten om geen interviews meer af
te leggen. De helft van de steekproef is nu bereikt. Er is besloten om de huidige input van de
interviews bij professionals voor te leggen.
5.3 Conclusie Hieronder volgt het antwoord op de onderzoekvraag, deze is opgesplitst in twee delen. Het
antwoord op de deelvraag vormt de conclusie van dit hoofdstuk. De input van de bewoners is
verwerkt in de paragrafen.
5.3.1 Bekendheid opplusbeleid bij bewoners Uit de interviews blijkt dat de doelgroep niet of erg beperkt bekend is met het huidige opplusbeleid.
Meer en deel van de bewoners geven aan dat ze niet bekend zijn met het opplusbeleid. De overige
bewoners hebben wel eens van het opplusbeleid of het principe langer zelfstandig thuis gehoord,
maar dit is echter vrij beperkt. Inhoudelijk weten de bewoners niet veel of er is niet veel bijgebleven
op het moment dat de bewoners zijn benaderd wat betreft het opplusbeleid.
5.3.2 Belemmeringen gebruikmaken opplusbeleid Daarnaast is opgevallen dat er een belemmering optreedt met betrekking tot het gebruikmaken van
een voorziening uit het opplusbeleid. Zoals hierboven is vermeld geven bewoners aan de ze
inhoudelijk niks weten van het opplusbeleid. De bewoners weten niet welke voorzieningen
aangevraagd kunnen worden vanuit het opplusbeleid. Ook weten ze niet welke voorzieningen wel of
niet binnen het opplusbeleid/langer zelfstandig thuis zouden vallen. De bewoners zouden graag
willen weten welke voorzieningen binnen het opplusbeleid vallen en op welke manier ze de
voorzieningen aan kunnen vragen.
5.4 Voorlopige bevindingen De verwachting is dat de woningbouwcorporatie Waardwonen beter kan inspelen op te
communicatie richting de bewoners. Ze willen een klantgerichte organisatie zijn waarin de klant zelf
moet handelen voor de aanvraag van een voorziening. Het opplusbeleid/langer zelfstandig thuis
dient bekend te worden gemaakt bij bewoners met de inhoud hiervan. Daarnaast kan Waardwonen
actief inzetten op contact met bewoners als het gaat om de woonomstandigheden. Op deze manier
weet de organisatie wat er op dat moment speelt bij de bewoners. Wellicht blijkt dat de bewoner
niet meer geschikt is voor de huidige woning. Hier kan Waardwonen vervolgens op in gaan spelen en
wordt verwacht dat bewoners nog langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.
52
Hoofdstuk 6: Effectiviteit opplusvoorzieningen In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvraag: ‘Zorgen de voorzieningen uit het huidige opplusbeleid er daadwerkelijk voor dat de doelgroep langer thuis kan blijven wonen en wat zou maken dat de doelgroep wel of nog langer zelfstandig thuis kan blijven wonen?’. Aan de hand van de interviews met bewoners, medewerkers van Waardwonen, Goedwonen Gemert en woningstichting Valburg hebben we voldoende informatie opgehaald om deze vraag te kunnen beantwoorden.
6.1 Werking opplusbeleid m.b.t. langer zelfstandig thuis wonen Om erachter te komen of het huidige opplusbeleid daadwerkelijk voor langer zelfstandig thuis wonen zorgt, moet nader onderzoek worden uitgevoerd. Uit de interviews die in hoofdstuk 5 zijn beschreven blijkt wel dat de opplusmiddelen het wonen wat makkelijker maakt voor bewoners. Aan de hand van de interviews kwamen we er ook achter dat veel bewoners niet van het opplusbeleid gehoord hadden. Bewoners weten niet welke voorzieningen Waardwonen aanbiedt. Graag zouden ze via een folder of via de mail deze informatie binnen krijgen (Bijlage 7 en 8).
6.2 Verbetering langer zelfstandig thuis wonen Om de doelgroep wel langer zelfstandig thuis te laten wonen zal het opplusbeleid alleen niet voldoende zijn. Het is een tijdelijke oplossing die het even makkelijker maakt om langer zelfstandig thuis te wonen. Op de langer termijn is de beste oplossing om er voor te zorgen dat bewoners van Waardwonen in een juiste woning wonen. In hoofdstuk 4 staat een vergelijking hoe Valburg en Goedwonen hier mee omgaan (Bijlage 3 en 6).
6.3 Conclusie Het is lastig om te zeggen of het huidige opplusbeleid er voor zorgt dat de doelgroep langer
zelfstandig thuis kan wonen. Om hier een volledig antwoord op te geven zal nader onderzoek gedaan
moeten worden. Het huidige opplusbeleid is niet de meest effectieve methode om er voor te zorgen
dat bewoners langer zelfstandig thuis wonen. Bij de andere woningcorporaties hebben we andere
methodes gezien die er beter in lijken te slagen om bewoners langer zelfstandig thuis te laten wonen.
Hierbij gaat het om de juiste mensen in een juiste woning te laten wonen. Het is goed om na te gaan
of het wel verstandig is om bewoners zo lang mogelijk in een eengezinswoning te laten blijven
wonen.
6.4 Voorlopige bevindingen De verwachting is dat de woningbouwcorporatie Waardwonen zich meer moet richten op het
doorverhuizen van bewoners in plaats van het aanpassen van woningen. Indien dit niet volledig
haalbaar is moet er onderzoek worden uitgevoerd in hoeverre de voorzieningen bijdragen aan het
langer zelfstandig thuis wonen. Het huidige opplusbeleid helpt bewoners om meer comfort te
creëren in hun huidige woning. Om bewoners nog langer zelfstandig thuis te laten wonen dient er
naast het opplusbeleid, verder te worden gekeken naar mogelijkheden.
53
Hoofdstuk 7: Doelgroep van het huidige opplusbeleid In dit hoofdstuk wordt gekeken of de geformuleerde doelgroep van het huidige opplusbeleid van
Waardwonen toereikend is. Als eerste wordt de huidige definitie nogmaals benoemd en hoe deze tot
stand is gekomen. Verder wordt er gekeken naar hoe Goedwonen en Valburg de doelgroep van het
beleid hebben gedefinieerd. Daarna wordt er nog gekeken naar de relatie tussen ouderen en de
doelgroep van het opplusbeleid.
7.1 De gedefinieerde doelgroep van het huidig opplusbeleid De doelgroep voor het opplusbeleid wordt door Waardwonen beschreven als ‘huurders die vanwege
een fysieke beperking een voorziening uit het opplusbeleid nodig hebben’. Waardwonen heeft,
vanuit een onderzoek naar persona’s, vier categorieën binnen de doelgroep beschreven. De
categorieën die genoemd worden zijn: ouderen, mensen die uit het ziekenhuis komen en tijdelijk
voorzieningen nodig hebben, mensen met een ziekte en mensen met een lichamelijke beperking
(Waardwonen, 2017).
7.2 De gedefinieerde doelgroep bij Goedwonen en Valbrug Bij hoofdstuk vier is al te zien dat Goedwonen en Valburg ook een doelgroep hebben gedefinieerd
met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen. Bij Goedwonen vallen in principe alle
huurders onder de doelgroep van het opplusbeleid. Goedwonen richt zich voornamelijk op de
vijfenvijftigplusser als het gaat om het opplussen van woningen. Bij Goedwonen zijn ze verder nog
bezig met dementievriendelijk wonen. Veel van de mensen met een vorm van dementie wonen
namelijk nog zelfstandig thuis en Goedwonen wil daarop inspelen door opplusmiddelen aan te
bieden voor deze doelgroep. Bij Valburg hebben ze geen specifiek beleid met betrekking tot het
opplussen van woning. Ze doen dit wel, maar dan wordt er maatwerk geleverd. Bij Valburg richten ze
zich vooral op het laten verhuizen van de zestigplusser naar een seniorgeschikte comfortwoning. Alle
communicatie met betrekking tot lager zelfstandig thuis wonen is dan ook gericht op deze doelgroep
(Goedwonen, 2011) (Valburg, 2018).
7.3 Relatie tussen ouderen en de doelgroep In hoofdstuk twee, vier en zes is de oudere medemens teruggekomen. In hoofdstuk twee is de
toenemende vergrijzing aan bod gekomen. Daarin kwam naar voren dat het belangrijk is om tijdig in
te spelen op de ouder wordende samenleving. In het vierde hoofdstuk was te zien dat Goedwonen
en Valburg zich apart richtten op de doelgroep van vijfenvijftig of zestig jaar en ouder. Daarbij zetten
deze corporaties ook in om te verhuizen naar een seniorgeschikte woning. In hoofdstuk zes is te zien
dat het de vraag is of mensen echt langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen door de
voorzieningen uit het opplusbeleid. Daarbij is de verwachting dat het effectiever is om huurders te
laten verhuizen naar een seniorgeschikte woning. Het is dus goed om na te gaan denken over een
gerichte aanpak voor ouderen met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen (Goedwonen,
2011) (Valburg, 2018).
7.4 Conclusie Uit dit hoofdstuk is op te maken dat Waardwonen de doelgroep voor het opplusbeleid al redelijk
breed geformuleerd heeft. Alle huurders die om fysieke redenen een voorziening nodig hebben uit
het opplusbeleid behoren tot de doelgroep van het beleid. Het gaat echter om een fysieke beperking
van de huurder en daarbij wordt de huurder met bijvoorbeeld een vorm van dementie niet bediend.
Verder is het opplusbeleid niet specifiek gericht op ouderen. Dit is in zekere zin goed, omdat er dan
breder wordt gekeken dan alleen de groep ouderen, maar wellicht biedt een specifieker beleid meer
richting.
54
7.5 Voorlopige bevindingen Kijkend naar dit hoofdstuk is het goed om te kijken of het fenomeen dementie aan de gedefinieerde
doelgroep toegevoegd kan worden. Daarnaast lijkt het verstandig om een specifiek ouderenbeleid op
te stellen om in te spelen op de toekomstige ontwikkelingen. Binnen dat ouderen beleid kan goed
ingespeeld worden op de vergrijzing en daarbij kan het fenomeen dementie dan ook gelijk
meegenomen worden.
55
Hoofdstuk 8: Conclusie In deze conclusie wordt er antwoordt gegeven op de probleemstelling en de onderzoeksvragen. Eerst
zal elke onderzoeksvraag beantwoord worden. Met de antwoorden op de onderzoeksvragen zal
vervolgens de probleemstelling beantwoord worden. De probleemstelling luidt: ‘Hoe effectief is het
huidige opplusbeleid van Waardwonen met betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen
van de doelgroep?’.
Onderzoeksvraag 1: Welke trends en factoren hebben een rol gespeeld bij het ontstaan van
het huidige opplusbeleid van Waardwonen? Er zijn een aantal factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het opplusbeleid van
Waardwonen. De vergrijzing is een trend die er voor gezorgd heeft dat het opplusbeleid is ontstaan.
Ouderdom komt met gebreken en dat maakt dat ouderen voorzieningen nodig hebben om langer
zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Bij Waardwonen krijgen ze te maken met zowel landelijke,
als regionale vergrijzing. Dit betekent dat Waardwonen actief moet blijven inspelen op deze trend.
Zeker als er gekeken wordt naar een ander trend die speelt. Ouderen willen en moeten steeds langer
zelfstandig thuis blijven wonen en dat betekent dat ze langer in een woning van Waardwonen
wonen. Vroeger kwamen veel ouderen in bejaardenhuizen terecht, maar de afgelopen decennia is er
een sterke daling te zien in het aantal bejaardenhuizen. Dit komt doordat het te duur werd en omdat
mensen het liefst in een eigen omgeving oud willen worden.
Een factor die meespeelt bij het ontstaan van het opplusbeleid is het feit dat de WMO is versoberd in
2015. Dit betekent dat voorzieningen die je bij de bouwmarkt kan kopen niet meer worden vergoed
binnen de WMO. Het opplusbeleid is ervoor bedoeld om dat gat deels op te vullen wat in 2015 is
ontstaan. Een laatste factor die een rol speelt bij het ontstaan van het opplusbeleid van
Waardwonen, is het feit dat Waardwonen relatief veel eengezinswoningen heeft en relatief weinig
gelijkvloerse woningen voor de senior heeft.
Onderzoeksvraag 2: Hoe ziet het huidige opplusbeleid van Waardwonen er uit en wie zijn de
betrokken partijen bij de uitvoer van dit opplusbeleid? Bij het huidige opplusbeleid kunnen huurders, die door een fysieke beperking een voorziening nodig
hebben uit het opplusbeleid, een voorzieningen aanvragen uit het opplusbeleid. Bij deze voorziening
wordt één derde door Waardwonen betaalt en twee derde van de voorziening moet de huurder zelf
betalen. De voorziening wordt wel door Waardwonen in de woning geplaatst. Bij het huidige
opplusbeleid moet de huurder de voorziending aanvragen, dus het initiatief ligt bij de huurder.
In het beleid wordt ook van alles geschreven over de harde en zachte kant van zorg, de
communicatie van het opplusbeleid naar buiten en het contact met externe partijen (verwijzers). Het
staat er alleen in wat vage en niet concrete bewoordingen. Verder zijn er nog geen folders of flyers
beschikbaar met betrekking tot het opplusbeleid. Dit terwijl deze in 2017 al gereed zouden moeten
zijn. Verder is er weinig vernomen van de contacten die er zouden zijn met externe partijen. In het
communicatieplan van het opplusbeleid wordt wel genoemd dat er extern gecommuniceerd gaat
worden over het opplusbeleid. Daarin wordt nog steeds niet concreet vermeldt wie wat gaat
uitvoeren en hoe dat dan moet gaan gebeuren. Dit maakt dat Waardwonen concreter moet worden
in de communicatiedoelen om de bekendheid van het opplusbeleid te vergroten.
Iedereen die verantwoordelijk is voor de uitvoer van het opplusbeleid werkt bij Waardwonen. Op dit
moment zijn alleen de mutatie-opzichters, de onderhoudsmedewerkers, de telefonisten van
Vastgoed & Ontwikkeling en Chantal Martens betrokken bij het opplusbeleid. De mutatie-opzichters
kijken of de voorziening geplaatst kan worden en hoe dat dan gedaan moet worden. De
56
onderhoudsmedewerkers plaatsen de voorziening. De telefonisten van Vastgoed en Ontwikkeling
behandelen de aanvragen die binnenkomen. Chantal Martens is het aanspreekpunt als het gaat om
het opplusbeleid. Als er vragen zijn met betrekking tot het opplusbeleid, dan kun je bij haar terecht.
Onderzoeksvraag 3: Wat valt op aan het huidige opplusbeleid van Waardwonen als deze
vergeleken wordt met soortgelijke beleidstukken van Goedwonen Gemert en woningstichting
Valburg?. Er zijn een aantal dingen die opvallen als het opplusbeleid van Waardwonen wordt vergeleken met
soortgelijke beleidsstukken van Goedwonen en Valburg. Het eerste wat opvalt is, dat de aanpak met
betrekking tot het langer zelfstandig wonen bij iedere corporatie verschilt. Bij Waardwonen werken
ze alleen met een opplusbeleid waarbij huurders voorzieningen kunnen aanvragen. Bij Goedwonen
hebben ze een opplusbeleid en hebben ze een beleid om huurders van groot naar beter te verhuizen.
Dit laatste betekent dat ze vijfenvijftigplussers willen stimuleren om van een eengezinswoning naar
een gelijkvloerse seniorenwoning te verhuizen. Bij Valburg is het opplussen van woningen maatwerk
en ze zijn daar terughoudend in. Bij Valburg is het juist de bedoeling dat er zoveel mogelijk mensen
van een eengezinswoning naar een seniorgeschikte comfortwoning verhuizen. Zo kunnen de huizen
die vrij komen opgeknapt worden en verhuurd worden aan jongere mensen.
Naast het beleid met betrekking tot het opplussen van woningen en het laten verhuizen van
vijfenvijftigplussers van een grote naar een betere woning, heeft Goedwonen nog beleid gemaakt
met betrekking tot dementie en eenzaamheid. Bij het beleid met betrekking tot dementie zetten ze
in op de signalering en ze zijn van plan om opplusmiddelen toe te voegen aan de lijst voor deze
doelgroep. Verder wil Goedwonen inzetten op het bestrijden van eenzaamheid onder de huurders.
Binnen dementie en eenzaamheid ziet Goedwonen vooral een signaleringsrol. Dit willen ze doen
door keukentafelgesprekken te houden met bewoners als ze merken dat er iets niet goed gaat.
Een ander ding wat opvalt is dat er bij Goedwonen en Valburg sprake is van een brochure die gaat
over hun beleid met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen van de huurder. Daarnaast
hebben ze beiden informatie over dit beleid op hun website staan. Daarbij heeft Goedwonen nog
informatie over hun beleid met betrekking tot eenzaamheid en dementie op hun website staan. Als
laatste heeft Goedwonen nog een bestellijst met alle opplusmiddelen op de website staan.
Waardwonen heeft geen brochure met betrekking tot hun beleid en heeft ook geen informatie over
hun beleid op de website staan. Op dit gebied lopen Goedwonen en Valburg duidelijk voor op
Waardwonen.
Als laatste is er een groot verschil waarneembaar in de mate waarin er binnen en buiten de
organisatie gecommuniceerd wordt over de huurder en over het beleid met betrekken tot het langer
zelfstandig thuis wonen van de huurder. Bij Goedwonen wordt er veel intern en extern
gecommuniceerd met betrekking tot de huurder en het langer zelfstandig thuis wonen van de
huurder. Eens in de zes weken is er een interne vergadering met betrekking tot de huurders en het
langer zelfstandig thuis wonen. Daarnaast wordt er eens in de twee maanden een lunch gehouden
met alle externe partijen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de huurder. Bij Valburg is er geen
sprake van een structureel overleg over de huurders, maar als er iets aan de hand is met de huurder,
dan wordt dit wel naar de juiste persoon gecommuniceerd. Verder zet Valbrug actief ik op
keukentafelgesprekken met huurders. Er gaan dan een aantal medewerkers van Valburg langs de
huizen om te kijken of de tuinen er nog netjes bij liggen. Als dit het geval is, dan is er vaak iets mis bij
de huurder en gaan ze het gesprek aan. Daarnaast zijn er korte lijntjes met de externe organisaties
die met de huurder te maken hebben. Zo is het bekend wie de WMO-consulent van de gemeente is
en welke thuiszorgorganisaties er actief zijn binnen de gemeente. Tot zover bekend, is maar een deel
57
van de interne organisatie betrokken bij de huurder. Daarnaast is er weinig vernomen over de
communicatie naar externe partijen. Daar valt dus nog veel te winnen voor Waardwonen.
Onderzoeksvraag 4: Is de doelgroep bekend met het opplusbeleid en zijn er belemmeringen
met betrekking tot het gebruikmaken van een voorziening uit het huidige opplusbeleid? Uit de interviews blijkt dat de doelgroep niet of beperkt bekend is met het huidige opplusbeleid van
Waardwonen. Als huurders er van gehoord hebben, weten ze vaak niet de details van wat er wel en
niet onder valt en wat de prijzen van de voorzieningen zijn. De bewoners weten niet wat voor
voorzieningen onder het opplusbeleid vallen en hoe de kostenverdeling is. Ze zouden dit graag
inzichtelijk willen hebben. Verder verschillende meningen over de prijzen van de opplusmiddelen. De
ene vindt dat de prijzen van de opplusmiddelen goed is, de ander vindt de prijzen te hoog. Dit neemt
niet weg dat huurders, ondanks dat ze de prijs soms te hoog vinden, de voorziening wel aanvragen.
Dus de grootste belemmering die het huidige opplusbeleid kent is de onbekendheid of beperkte
bekendheid bij de huurders.
Onderzoeksvraag 5: Zorgen de voorzieningen uit het huidige opplusbeleid er daadwerkelijk
voor dat de doelgroep langer thuis kan blijven wonen en wat zou maken dat de doelgroep wel
of nog langer zelfstandig thuis kan blijven wonen? Het is lastig om te zeggen of het huidige opplusbeleid er voor zorgt dat de doelgroep langer
zelfstandig thuis kan wonen. Om hier een volledig antwoord op te geven zal er nader onderzoek
gedaan moeten worden. Kijkend naar de antwoorden op de volgende deelvragen, lijkt het huidige
opplusbeleid echter niet de meest effectieve methode om er voor te zorgen dat bewoners langer
zelfstandig thuis kunnen wonen. Bij Goedwonen en Valbrug wordt ingezet op het laten verhuizen
van, voornamelijk de oudere, huurders naar een seniorgeschikte gelijkvloerse woning. Zo komen
ouderen in een geschikte woning vlak bij voorzieningen te wonen en komt de eengezinswoning vrij
voor jongere huurders. Deze eengezinswoning kan dan gelijk opgeknapt worden en verhuurd worden
voor een hogere prijs.
Onderzoeksvraag 6: Is de doelgroep van het huidige opplusbeleid volledig gedefinieerd of
vallen er mensen met een beperking buiten de boot door de huidige omschrijving van de
doelgroep? Waardwonen heeft de dolgroep van het huidige opplusbeleid al redelijk breed geformuleerd. Alle
huurders die om fysieke redenen een voorziening nodig hebben uit het opplusbeleid, behoren tot de
doelgroep van het beleid. Het gaat echter om een fysieke beperking van de huurder en daarbij wordt
de huurder met bijvoorbeeld een vorm van dementie niet bediend. Verder is het opplusbeleid niet
specifiek gericht op ouderen. Dit is in zekere zin goed, omdat je dan breder kijkt dan alleen ouderen,
maar misschien biedt een specifieker beleid meer richting. Bij dit beleid gericht op ouderen, zou dan
gelijk het fenomeen dementie opgenomen kunnen worden.
58
8.1 Probleemstelling: ‘Hoe effectief is het huidige opplusbeleid van Waardwonen met
betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen van de doelgroep?’ Om te beginnen heeft Waardwonen met het huidige opplusbeleid een eerste stap gezet in het langer
zelfstandig thuis laten wonen van de huurder. Er worden voorzieningen aangeboden die de fysiek
beperkte huurder helpen bij het wonen. Er blijkt echter nog veel te winnen op het gebied van het
langer zelfstandig thuis wonen bij Waardwonen.
De communicatie met betrekking tot het opplusbeleid moet beter. Het gaat hierbij ten eerste om de
communicatie van het opplusbeleid naar buiten toe. Er is geen schriftelijke informatie beschikbaar
met betrekking tot het opplusbeleid. Er is geen informatiefolder of informatie op de website
beschikbaar met betrekking tot het opplusbeleid. Daarnaast heeft Waardwonen geen bestellijst met
duidelijke prijzen die de bewoners kunnen invullen.
De interne en externe communicatie met betrekking tot het opplusbeleid laat te wensen over. De
interne bekendheid van het opplusbeleid is goed onder de medewerkers die betrokken zijn bij het
opplusbeleid. De rest van de organisatie is eigenlijk nauwelijks bekend met het opplusbeleid, terwijl
het voor deze medewerkers ook handig is om af te weten van het wat, hoe en waarom van het
opplusbeleid. Dit is bij Goedwonen bijvoorbeeld wel het geval en daarbij wordt in de vergadering van
eens in de zes weken de huidige stand van zaken besproken. Dit voorkomt ook dat er
miscommunicatie ontstaat met betrekking tot de dingen die spelen rondom de huurder en het
opplusbeleid. Om de hulpbehoevende huurder tot steun te zijn is het van belang dat er goed
gecommuniceerd wordt met externe partijen die betrokken zijn bij de huurder. Bij Waardwonen is er
geen regelmatig contact met externe partijen, zoals de WMO-consulent van de gemeente of
bepaalde thuiszorgorganisaties. Bij Goedwonen en Valburg is er wel sprake van actieve
communicatie met de externe partijen. Daarbij wordt er doorgegeven als er iets met de huurder aan
de hand is en dan kan een van de partijen die betrokken is bij de huurder het oppakken.
Het is trouwens maar de vraag of het huidige opplusbeleid de meest effectieve manier is om
huurders langer zelfstandig thuis te laten wonen. Is het niet beter om ouderen op tijd te laten
verhuizen naar een seniorgeschikte gelijkvloerse woning nabij belangrijke voorzieningen? Zo kunnen
er jongere mensen in de eengezinswoning gaan wonen. Zeker als er naar de toekomst gekeken
wordt, zijn er steeds meer vergrijsde ouderen. Het is verstandig om hier ook rekening mee te houden
met de nieuwbouw opgave. Het lijkt noodzakelijk om kritisch te kijken naar de type
nieuwbouwwoningen die Waardwonen in de toekomst wil gaan bouwen.
Het huidige opplusbeleid is vrij algemeen gericht op de huurders met een fysieke beperking. Hiermee
wordt ingespeeld op een brede groep huurders, maar daardoor wordt niet één bepaalde doelgroep
specifiek aangesproken. Dit terwijl met de toenemende vergrijzing het steeds belangrijker wordt dat
de oudere huurder zelfstandig thuis kan blijven wonen. Waarschijnlijk zal een proactief
ouderenbeleid gaan bijdragen aan het langer zelfstandig thuis wonen van de oudere huurders. In dit
ouderenbeleid kan aangestuurd worden op het laten verhuizen van deze groep en daarbij kan er
gelijk ingespeeld worden op dementie en eenzaamheid onder de oudere huurder. Daarbij kan men
dan ook bij de afdeling Vastgoed en Ontwikkeling gaan inspelen op de vergrijzing onder huurders.
59
Hoofdstuk 9: Discussie In dit hoofdstuk worden de discussies in de loop van het onderzoek beschreven en toegelicht. Tijdens
het uitvoeren en uitwerken van het onderzoek zijn we als team tegen een aantal dingen aangelopen.
Wat als eerst voor belemmeringen zorgde, was dat we als team weinig tot geen ervaring hebben met
het uitvoeren van een onderzoek. Daarnaast hebben we geen ervaring in de zorgsector en erg weinig
ervaring op sociaal gebied binnen een project. Dit zorgde voor een moeilijke start van het onderzoek.
We gingen in het begin van het semester te snel met het uitwerken van onderdelen waardoor eerst
niet breed genoeg werd gekeken. De komt mede ook doordat we in het plan van aanpak de
onderzoeksopzet van Roel Grid hebben aangehouden. Dit was niet handig omdat de opzet van Grid
erg stapsgewijs is. Later in het onderzoek hebben we dit ook aangepast. Er werd een hoop informatie
uitgewerkt maar door onze onervarenheid was dit niet naar verwachting vanuit school. Na feedback
van de tussenpresentatie werd dit duidelijk voor ons. De feedback hebben we van harte genomen en
hier zijn we vol mee aan de slag gegaan.
Wat daarnaast niet meewerkte was de nieuwe privacywet (AVG). Dit zorgde ervoor dat we erg laat in
het tijdsemester contact op konden nemen met bewoners. Op 23 november werd pas contact gelegd
met de eerste bewoners. Door de AVG werden de interviews een stuk later afgenomen dat gepland.
Hierdoor kwam de tijd toch wel te dringen want het onderzoek is voor een groot en deels gebaseerd
op de input van bewoners. Aan de hand van de informatie uit de interviews diende nog een hoop te
worden uitgewerkt. Hier hebben we onze planning op aan moeten passen.
Waar we ook tegen aan zijn gelopen zijn verschillende belangen van stakeholders. Onze
opdrachtgever heeft een bepaalde wens en school heeft een bepaalde wens. Het doel is om
uiteindelijk elk belang bij het onderzoek te verwerken. Dit heeft een tijdje voor verwarring gezorgd
binnen het team. De verwarring is opgelost door samen te gaan zitten met onze opdrachtgever en de
begeleiders vanuit de HAN. Na het gesprek waren alle hoofden weer dezelfde kant op gericht
waardoor de motivatie ook weer toenam.
60
Hoofdstuk 10: Advies In dit hoofdstuk zal er een advies geschreven met betrekking tot het langer zelfstandig thuis wonen
bij Waardwonen. Het huidige opplusbeleid biedt een mooi beging met betrekking tot het langer
zelfstandig thuis wonen, maar er valt nog veel te winnen om voorbereid te zijn op de toekomst.
Daarom zal er in dit hoofdstuk een stappenplan worden weergegeven die Waardwonen kan
uitvoeren de huurder beter langer zelfstandig thuis te kunnen laten wonen.
Stap 1: Bekendheid van het opplusbeleid bij huurder In het onderzoek is naar voren gekomen dat de huurder nog weinig bekend is met het opplusbeleid
en vooral met de middelen die aangevraagd kunnen worden. Dit komt voornamelijk door het
ontbreken van een informatiefolder, een bestellijst en informatie op de website. Daarom is het
belangrijk dat er een informatiefolder over het opplusbeleid komt en dat er een bestellijst komt
waarop ze kunnen aanvinken wat ze willen hebben. Daarnaast is het belangrijk dat er ook op de
website van Waardwonen iets komt te staan over het langer zelfstandig thuis wonen. Zo kunnen
huurders makkelijk de informatie vinden die ze zoeken. Bij het ontwikkelen van de folder, bestellijst
en het stuk voor op de website is het belangrijk om te kijken naar hoe Goedwonen dat gedaan heeft.
Want deze corporatie heeft een uitgebreide folder en bestellijst op de website staan en heeft verder
informatie over eenzaamheid en dementie op de website staan. Het is trouwens belangrijk om de
folder en bestellijst niet alleen online te plaatsten. Het is belangrijk dat iedere medewerker van
Waardwonen die met huurders te maken heeft af weet van het opplusbeleid en de folder en
bestellijst bij zich heeft om die eventueel mee te kunnen geven.
Stap 2: Interne en Externe communicatie met betrekking tot de huurder Om ervoor te zorgen dat de huurder langer zelfstandig thuis kan blijven wonen, is het nodig om
informatie over de huurder uit te wisselen. Zo kan er snel ingespeeld worden op eventuele
problemen die er bij de huurder spelen. Daarnaast voorkom je dat er dubbel werk gedaan wordt of
dat de huurder van het kastje naar de muur gestuurd wordt. Daarom is het belangrijk om regelmatig
intern te bespreken wat er speelt onder de huurders en welke rol er voor Waardwonen is weggelegd.
Om er achter te komen wat er onder de huurders speelt is het belangrijk dat er informatie over de
huurders wordt ingewonnen. Dit kan direct bij de huurder doormiddel van zogenoemd
‘voortuinenbeleid’ en/of keukentafelgesprekken. Met het ‘voortuinenbeleid’ van Valburg wordt aan
de hand van de netheid van de voortuin gesignaleerd of er eventueel wat aan de hand is. Het is
echter belangrijk om korte lijntjes te hebben met de externe partijen die betrokken zijn bij de
huurders, de verwijzers. Dit zijn onder meer de WMO-consulent van de gemeente, het wijkteam en
de thuiszorgorganisaties. Zo is het goed om (net als bij Goedwonen) eens in de twee maanden een
ontmoeting te hebben met, in ieder geval, het wijkteam. Bij deze ontmoeting kan de stand van zaken
besproken worden met betrekking tot de huurder en daarbij kan Waardwonen hun beleid met
betrekking tot de huurder ook delen met de anderen.
Stap 3: Ontwikkelen van een ouderenbeleid Zoals al eerder is teruggekomen, heeft vergrijzing een grote invloed op het langer zelfstandig thuis
wonen van de bewoners van Waardwonen. Om hier goed op in te kunnen spelen, is het belangrijk
dat er actief beleid op de oudere doelgroep wordt ontwikkeld. Vandaar dat deze stap is opgenomen
in het advies. Daarbij zal de oudere medemens eerst omschreven worden, daarna zal er een link
worden gelegd tussen ouderen en wonen en als laatste zal er aandacht besteed worden aan de
toekomstige woningbouwopgave van Waardwonen.
Als eerst moeten we de vraag stellen wanneer iemand tot de oudere medemens behoord. De ene
kun je op zijn vijfenvijftigste al als oud bestempelen, de ander is nog fit tot zijn tachtigste of daarna.
61
Gelukkig hebben Goedwonen en Valburg al een richting gegeven in het kiezen van een leeftijd. Bij
Goedwonen richten ze zich op de vijfenvijftigplusser, bij Valburg op de zestigplusser. De keus voor
een beginleeftijd van het ouderenbeleid is aan Waardwonen, maar het is goed om in de buurt te
zitten van de leeftijden van Goedwonen en Valburg te zitten. Want rond die leeftijd is het nog
makkelijker om beslissingen te nemen met betrekking tot de woonwensen omdat de meesten dan
nog redelijk mobiel zijn. Als ouderen ouder worden, wordt het om lichamelijke of geestelijke redenen
steeds moeilijker om beslissingen te nemen. Ouderen worden minder mobiel of krijgen te maken
met een vorm van dementie. Ook kan het voor ouderen emotioneel zwaarder worden doordat hun
partner komt te overleiden, hierbij ligt eenzaamheid op de loer.
In de vorige alinea is de oudere medemens omschreven. In deze alinea wordt beschreven in wat voor
woning ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen. Dit wordt gedaan aan de hand van
de informatie die is opgehaald bij Goedwonen en Valburg. Om ouderen langer zelfstandig thuis te
laten wonen, is het belangrijk dat de woning gelijkvloers is. Daarbij is het een pré als de woning
rolstoeltoegankelijk is. Daarnaast is het belangrijk dat de woning maximaal 500 meter van de
belangrijkste voorzieningen af ligt, een afstand van maximaal 250 meter is nog beter. Dit maakt
namelijk dat ouderen naar de voorziening toe kunnen lopen. Als laatste is het een pré als de
woningen er op gericht zijn om elkaar te ontmoeten, het ontmoetingsgericht bouwen van
Goedwonen. Daarmee wordt de kans groter dat mensen elkaar ontmoeten en rekening met elkaar
houden. Dit verlaagt de kans op overlast en eenzaamheid.
Stap 4: Toekomstige woningbouwopgave en verhuisregeling Waardwonen zal kritisch moeten gaan kijken naar de toekomstige bouwopgave. Als men rekening
houdt met de vergrijzing, zullen er in de toekomst veel gelijkvloerse seniorgeschikte woningen
gebouwd moeten worden. Deze woningen zullen in de buurt van voorzieningen gebouwd moeten
worden, zo kunnen bewoners lopend naar de voorziening. Om huurders langer thuis te kunnen laten
wonen, is het handig om er voor te zorgen dat de woning rolstoeltoegankelijk is. Daarnaast is het
belangrijk om ontmoetingsgericht te bouwen om eenzaamheid onder huurders te verminderen.
Als deze woningen eenmaal gebouwd zijn, is het belangrijk dat de bewoners ook daadwerkelijk naar
de nieuwe woning willen gaan verhuizen. Hierbij zijn de verhuiskosten en de hogere huur vaak een
belemmering voor de bewoner. Bij de verhuiskosten kan tegemoetgekomen worden doormiddel van
een verhuisvergoeding. Bij Valburg bedraagt deze vergoeding 500 euro. Verder kan tegemoet
gekomen worden in de huur. Daarnaast hebben huurders bij Valburg het eerste jaar geen
huurverhoging ten opzichte van de oude woning. Vanaf het tweede jaar wordt het verschil tussen de
oude en nieuwe prijs verdeeld tussen Valburg en de huurder. Zo’n systeem zou bij Waardwonen ook
ingevoerd kunnen worden. Als de huurprijs van de oude woning dan 400 euro bedraagt en de prijs
van de nieuwe woning 600 euro, dan kan de nieuwe huur voor de bewoner 500 euro per maand
worden. Dan betaalt Waardwonen die andere 100 euro per maand. Die 100 euro kan weer
terugverdiend worden op de woning waar de ouderen uit gaan. Deze woning wordt dan opgeknapt
en kan daarna ook weer verhuurd worden voor minimaal 600 euro. Dit is hetzelfde systeem als
Valburg hanteert.
Tot slot is er nog een maatregel van sociale aard. Als er namelijk meerdere oude mensen in
eengezinswoningen bij elkaar in de buurt wonen, is het verstandig om ze tegelijk te benaderen voor
nieuwe gelijkvloerse woningen. Zo komen de oudere huurders in de nieuwe omgeving ook bij elkaar
te wonen en dan kennen ze eventueel al mensen. Zo kunnen huidige bevriende oudere buren ook
naast elkaar komen wonen in de seniorgeschikte nieuwbouw. Zo verstoor je geen sociale relaties.
62
Hoofdstuk 11: Trans disciplinaire bijeenkomst In dit hoofdstuk zal de trans disciplinaire bijeenkomst uitgewerkt zijn die is gehouden aan het eind
van het onderzoek. Aan het eind van het onderzoek is er namelijk een bijeenkomst gehouden bij
Waardwonen op het kantoor. Voor deze bijeenkomst waren medewerkers van de corporaties
Goedwonen en Valburg uitgenodigd. Het doel van de bijeenkomst was om van elkaar te leren op het
gebied van het langer zelfstandig thuis wonen van de huurders. In de eerste paragraaf zal een
uitwerking staan van de bijeenkomst zoals die van tevoren is bedacht. In de tweede paragraaf zal er
verslag worden gedaan van de bijeenkomst zelf.
11.1 Plan trans disciplinaire bijeenkomst Op elf januari 2019 staat de trans disciplinaire bijeenkomst bij Waardwonen gepland. Deze
bijeenkomst bestaat in feite uit drie hoofdonderdelen. Eerst presenteren de studenten hun
eindresultaten van hun onderzoek, zonder het advies al te geven. Dit advies wordt toegevoegd bij de
uiteindelijke eindpresentatie. Daarna zal elke corporatie iets vertellen over wat men verstaat onder
het langer zelfstandig thuis wonen van hun huurders. Daarbij zal Chantal Martens aanvulling of
correctie geven op onze resultaten en zullen Goedwonen en Valburg iets vertellen wat er vanuit hun
beleving wordt verstaan onder langer zelfstandig thuis wonen. Als laatste wordt er een interactief
moment gedaan waarbij een casus behandeld wordt. Het interactief moment en de casus wordt
verderop in de paragraaf verder uitgewerkt.
11.1.1 Interactief moment inclusief de casus Bij het interactief moment is het de bedoeling dat de groep aanwezigen in tweeën wordt gesplitst.
Daarbij is het belangrijk dat er in elke groep mensen met verschillende achtergronden zitten. Zo is
het niet de bedoeling dat twee mensen van dezelfde corporatie bij elkaar in de groep zitten. In deze
groepen is het de bedoeling dat er een casus wordt behandeld. In deze casus wordt een persoon
voorgesteld die een huurder van een van de corporatie zou kunnen zijn. Deze persoon heeft
meerdere problemen en het is daarbij de bedoeling dat er binnen de groepen een gesprek op gang
komt over aanpak van deze casus. Het gaat daarbij over de fysieke woonsituatie en het sociale
welzijn van de persoon in kwestie. Dus welke acties worden er bij de verschillende corporaties
ondernomen met betrekking tot deze thema’s. Vervolgens is het de bedoeling dat ze op
memoblaadjes opschrijven wat ze mee nemen van de andere corporaties. Deze kunnen worden
opgeplakt op een grote flipover en daarna worden deze punten nog even nabesproken. Daarbij
wordt er een foto gemaakt van het bord en verwerkt in het eindverslag.
Casus: Alleenstaande hulpbehoevende oudere vrouw
Mevrouw is 88 jaar en woont 56 jaar in haar huidige woning. Haar man is overleden waardoor ze
alleen is. Ze voelt zich erg eenzaam en is fysiek niet capabel. Haar bed staat in de woonkamer omdat
ze de trap erg moeilijk op kan. Hierdoor is de badkamer ook erg moeilijk te bereiken. In de badkamer
is een voorziening geplaatst, namelijk een beugel. Thuiszorg komt drie keer per week over de vloer.
Mevrouw heeft nauwelijks netwerk die haar kunnen thuis kunnen helpen. Een jaar geleden zijn
statushouders naast haar gaan wonen die tot in de late uurtjes aan het klussen zijn onder het genot
van oosterse muziek. Hier wordt de desbetreffende mevrouw naar van. Hoe zou je als
woningbouwcorporatie deze situatie aanpakken?
63
11.1.2 planning trans disciplinaire bijeenkomst Datum: 11-01-2018 Tijd: 10:00-13:00 Locatie: kantoor Waardwonen, Nijverheidsstraat 35 te Huissen Doel: Het doel van de bijeenkomst is dat de drie aanwezige corporaties van elkaar leren met betrekking tot het langer zelfstandig thuis blijven wonen van hun bewoners. Aanwezigen:
- Waardwonen: Chantal Martens en Eric Mientjes - Goedwonen: Ton Moors en Annemiek de Ridder - Woonstichting Valburg: Sietske Vrieling - Docent: Joos Meesters, Michiel van Opstal - Studenten: Sietze Bakker, Rick Daamen en Sam van Schijndel
Middelen:
- Ruimte bij Waardwonen (Chantal Martens) - Flip-over van Waardwonen (Aanwezig bij Waardwonen) - Presentatiescherm (Aanwezig in de ruimte bij Waardwonen) - PowerPoint presentatie (Sam van Schijndel) - Koffie en thee (Aanwezig bij Waardwonen) - Plak memo’s (Rick Daamen) - Vlaai/taart (Rick Daamen) - Presentjes om mee te nemen naar huis (Rick Daamen)
Taakverdeling:
- Sietze: Voorzitter bijeenkomst en presentator - Rick: Facilitaire zaken en presentator - Sam: Presentator
Planning: - 10:00 start bijeenkomst met een koffie en taart - 10:15 doel bijeenkomst + presentatie - 10:45 pitch woningbouwcorporaties (max 10 min per corporatie) - 11:15 casus + van elkaar leren moment (fysieke woonsituatie en sociaal welzijn) - 12:15 wat neemt iedereen mee?
o Iedereen schrijft voor zichzelf op een memo wat ze meenemen van de dag. - 12:15– 12:30 afsluiting
Boodschappenlijstje: school budget
- 2 appeltaarten - Klein presentje voor aanwezigheid chocolatjes (8 personen) - Memoblaadjes
64
11.1.3 Uitnodiging trans disciplinaire bijeenkomst
Figuur 11 - Eigen ontwerp met illustratie van Waardwonen
65
11.2 Reflectie trans disciplinaire bijeenkomst Op 11-01-2019 is de trans disciplinaire bijeenkomst gehouden op kantoor in Huissen. De bijeenkomst
is volgens plan verlopen. Alle onderdelen van het programma zijn aan bod gekomen, alleen voor het
ene programmaonderdeel was wat meer tijd nodig en voor het andere programmaonderdeel wat
minder tijd. Uiteindelijk is het gehele programma binnen de geplande tijd verlopen. De behandeling
van de Casus is een beetje ingedeeld, maar daarover later meer. Verder wordt er nog gereflecteerd
op wat de aanwezigen van de bijeenkomst vonden. Deze aanwezigen bij de bijeenkomst waren:
Chantal Martens en Eric Mientjes van Waardwonen, Ton Moors en Annemiek de Ridder van
Goedwonen, Sietske Vrieling van Valburg, Michiel van Opstal en Joos Meesters vanuit het Civil
Society Lab en tot slot de leden van team SeRieuS. Dit waren ook de mensen die hadden aangegeven
dat ze zouden komen.
11.2.1 Casus Bij de behandeling van de casus is er voor gekozen om de groep niet op te splitsen in twee groepen
waarin de casus behandeld zou worden. Er is, met de aanwezigen, besloten om per corporatie een
plan op te stellen met betrekking tot de beschreven situatie in de casus, om deze vervolgens in de
groep te bespreken. Zo ontstond er één plan vanuit Waardwonen, één plan vanuit Goedwonen en
één plan vanuit Valburg. Elke corporatie presenteerde vervolgens hun plan aan de andere twee
corporaties. De resultaten zijn te zien in tabel 6. Daarna schreef iedereen, die werkzaam was bij een
van de corporaties, op een memoblaadje op wat hij of zij mee nam uit de bijeenkomst. Deze memo’s
werden op een flip-over opgeplakt en vervolgens besproken, zie figuur 14.
Waardwonen Goedwonen Valburg
- Medewerker van Waardwonen neemt contact op met huurder. Wat is er aan de hand en wat wil de huurder. - Medewerker van Waardwonen neemt contact met thuiszorg. - Er wordt gekeken naar de oplossingen voor de korte en de lange termijn. - Er wordt gekeken naar de mogelijkheid om uiteindelijk te verhuizen naar een betere woning.
- Er wordt contact opgenomen met het Wijkteam. - Eén persoon vanuit Goedwonen gaat met de casus bezig en komt bij de huurder over de vloer. - Vragen stellen met betrekking tot: Wat wil, kan en verwacht de huurder? - Gezamenlijk met andere partijen een plan opstellen.
- Kernteam inschakelen. - Mogelijkheid tot verhuizen bekijken. - Contact met externe partijen over de huurder. Thuiszorg, WMO-consulent, Kernteam
Tabel 6 - Behandeling van de casus
66
11.2.2 Nabespreking bijeenkomst De aanwezigen vonden het ten eerste een waardevolle bijeenkomst. Ze vonden het mooi om van
elkaar te horen hoe er met het fenomeen ‘langer zelfstandig thuis wonen’ wordt omgegaan binnen
de verschillende corporaties. Daarbij viel het op dat iedereen het eigenaarschap met betrekking tot
dit fenomeen voelde. Iedere aanwezige was het er over eens dat het de taak van de corporaties was
om ervoor te zorgen dat de huurder op een leefbare manier ‘langer zelfstandig thuis’ kan blijven
wonen. Hierdoor werd voor ons weer duidelijk waarom het onderzoek van belang is. Verder waren
de corporaties het er over eens dat communicatie rondom dit onderwerp vanuit de corporaties van
groot belang is, zowel naar de huurder als naar externe partijen. Ook zal de vergrijzing een
toenemende rol gaan spelen op het gebied van het langer zelfstandig thuis wonen. Daarom was dit
een mooie bijeenkomst om van elkaars aanpak te leren en delen daarvan te implementeren in het
eigen beleid.
Figuur 12 & 13 – Eigen foto’s van de bijeenkomst
67
Figuur 14 – Eigen foto van de gegroepeerde memoblaadjes
68
Bibliografie AlleCijfers. (2018, september 22). Overzicht gemeente Lingewaard. Opgeroepen op november 1,
2018, van Alle Cijfers: https://allecijfers.nl/gemeente/lingewaard/
Canvizer . (2018, november 21). More about the Business Model Canvas . Opgehaald van Canvizer:
https://canvanizer.com/new/business-model-canvas
Ensie. (2009, december 11). Vergrijzing. Opgeroepen op december 24, 2018, van Ensie:
https://www.ensie.nl/redactie-ensie/vergrijzing
Ensie. (2017, september 7). Verwijzers. Opgeroepen op december 24, 2018, van Ensie:
https://www.ensie.nl/diagnostische-vaardigheden/verwijzer
gemeente Lingewaard. (2012-2022). Structuurvisie, gemeente Lingewaard. Huissen: Lingewaard.
Goedwonen. (2011). Oost West, Thuis Best, Opplussen. Gemert: Goedwonen.
Goedwonen. (2016). Dementie en Goedwonen. Gemert: Goedwonen.
Goedwonen. (2017). Memo eenzaamheid. Gemert: Goedwonen.
Goedwonen. (2018). Veilig en comfortabel blijven wonen. Opgeroepen op december 24, 2018, van
Goedwonen: https://www.goedwonengemert.nl/voor-huurders/woning-veranderen/veilig-
en-comfortabel-blijven-wonen/
Intermarketing. (2018, oktober 8). DESTEP. Opgeroepen op november 23, 2018, van Intermarketing:
https://www.intemarketing.nl/marketing/analyses/destep
Pascale, R., & Athos, A. (2009, april 22). Algemene uitleg over het 7s-model. Opgeroepen op
december 24, 2018, van 7Smodel: http://7smodel.nl/
Reulink, N., & Lindeman, L. (2005, november 23). Dictaat kwalitatief onderzoek. Opgeroepen op
december 24, 2018, van Kwalitatief onderzoek:
http://cs.rug.nl/~tomh/onderwijs/om2%20(2005)/om2_files/syllabus/kwalitatief.pdf
Rijksoverheid. (2015). Woningcorporatie. Opgeroepen op december 25, 2018, van Rijksoverheid:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/woningcorporaties
Rijksoverheid. (2018, oktober 31). Taken van een gemeente. Opgeroepen op oktober 31, 2018, van
Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/taken-gemeente
Spierings, D. (2014). De Wenselijke Schaal. s'-Hertogenbosch: Uitgeverij BOXPress .
Swaen, B. (2013, oktober 24). Transcriberen interview. Opgehaald van Scribbr:
https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/transcriberen-van-een-interview-6-tips/
Swaen, B. (2013, oktober 24). Transcriberen interview. Opgeroepen op december 24, 2018, van
Scribbr: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/transcriberen-van-een-interview-6-
tips/
Valburg. (2018). 60+ en verhuizen. Opgeroepen op december 24, 2018, van Valburg:
https://www.wstvalburg.nl/ik-huur/60-en-verhuizen/
van Dam, F., Daalhuizen, F., de Groot, C., van Middelkoop, M., & Peeters, P. (2013). Vergrijzing en
Ruimte. Den Haag: Uitgeverij PBL.
69
Vrieling, S. (2017). 60+ en verhuizen (werknaam doorstroombeleid 60-plussers). Zetten: Valburg.
Waardwonen. (2017). Communicatieplan Opplusbeleid. Lingewaard: Waardwonen.
Waardwonen. (2017). Opplusbeleid. Huissen: Waardwonen.
Waardwonen. (2017). Wensportefeuille en transitieopgave . Huissen: Waardwonen.
Waardwonen. (2018). Ondernemingsplan 2018-2021. Huissen : Waardwonen.
Zorgwijzer. (2018, november 1). Wat is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Opgeroepen
op november 1, 2018, van Zorgwijzer: https://www.zorgwijzer.nl/faq/wmo
70
Inhoud bijlage 1. Notulen gesprekken Chantal
2. Betrokken medewerkers opplusbeleid
3. Uitwerking interview Goedwonen
4. Vragenlijst interviews
5. Uitwerking interviews Waardwonen intern
6. Uitwerking interview Valburg
7. Uitwerking interviews bewoners met voorziening aanvraag
8. Uitwerking interviews bewoners zonder voorziening aanvraag
Top Related