II Jaarverslag ABP 2011
Missie en doelstellingen van ABP
Missie
ABP wil voor zijn deelnemers een duurzaam
en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat zijn
financiële verplichtingen nu en in de toekomst kan
waarmaken.
Doelstellingen
De doelstellingen zijn:
• een actieve bijdrage leveren aan het behoud van
een duurzaam pensioenstelsel dat breed vertrouwen
geniet,
• voor een betaalbaar pensioen zorgen dat
aantrekkelijk blijft voor jong en oud, voor actieve
deelnemers, pensioengerechtigden, slapers en
werkgevers.
Meer uitgewerkt gaat het om het volgende.
Behoud van een breed risicodraagvlak op basis
van solidariteit en collectiviteit
ABP zal de risico’s die in de regeling aanwezig zijn,
zo evenwichtig mogelijk aan alle belanghebbenden
toedelen. ABP ondersteunt de mogelijkheid tot
flexibilisering en individuele keuzes binnen collectieve
kaders en communiceert hierover actief met alle
belanghebbenden.
Verdere groei naar een deelnemersgericht
pensioenfonds
ABP wil transparantie en betrokkenheid realiseren
door de informatie te geven die deelnemers en
werkgevers daadwerkelijk helpt om de juiste keuzes
op pensioengebied te maken. De communicatie is
niet alleen op ouderen gericht, maar doordringt ook
jongeren van het belang van een goed pensioen. ABP
ondersteunt werkgevers bij hun zorgplicht voor hun
werknemers, door hen daarbij te helpen of een aantal
zaken uit handen te nemen.
Meer dan pensioen alleen
ABP plaatst zijn producten en voorzieningen in het licht
van het actief ouder worden (‘active aging’) en draagt
de flexibiliteit in de pensioenregeling actief uit, gericht
op vergroting van de arbeidsparticipatie van oudere
deelnemers. Dit past in de langetermijnstrategie, die
op het betaalbaar houden van de pensioenregeling is
gericht.
Verdere professionalisering van de organisatie
ABP zorgt voor een focus op de eigen doelgroep
(overheid en onderwijs) en goed pensioenfondsbestuur
op basis van geaccepteerde principes. ABP zorgt
voorts voor een uitvoering van de pensioenregeling die
binnen de doelstellingen van het fonds past, tegen een
zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding.
ABP jaarverslag 2011 nl_001_090.indd 2 08-05-12 12:37
Missie en doelstellingen van ABP
ABP jaarverslag, linkerbinnenzijde.indd 1 09-05-12 12:07
Missie en doelstellingen van ABP
3 Jaarverslag ABP 2011
Inhoudsopgave
Bestuursverslag
Meerjarencijfers 5
Woord vooraf 7
1. Bestuurlijke beschouwingen 9
2. Financieel beleid 23
3. Pension fund governance 33
4. Risicomanagement 51
5. Communicatie 61
6. Vermogensbeheer 67
7. Pensioenbeheer 83
Jaarrekening
Enkelvoudige jaarrekening 93
Geconsolideerde jaarrekening 145
Overige gegevens
Gebeurtenissen na de balansdatum 176
Statutaire winstverdeling 176
Actuariële verklaring 177
Controleverklaring van
de onafhankelijke accountant 178
Personalia 179
Afkortingen en begrippen 183
Statistische bijlage over
de deelnemerspopulatie 187
4 Jaarverslag ABP 2011
1 Op basis van de rentetermijnstructuur, zoals
gepubliceerd door De Nederlandsche Bank
(eind 2011 is dit het gemiddelde over de laatste
drie maanden).
2 Voor burgers, inclusief de compensatie Algemene
nabestaandenwet.
3 De indexatieachterstand voor deelnemers met
opbouw is lager. Het percentage bij exacte
herberekening van pensioenaanspraken wijkt licht
af.
4 Herrekend volgens de nieuwe methodiek;
deelnemers zijn actieven (inclusief deelnemers
met een arbeidsongeschiktheidspensioen) en
pensioengerechtigden.
5 Voorgaande jaren zijn herrekend naar de
methodiek in 2010.
5 Jaarverslag ABP 2011
Meerjarencijfers 2011 (bedragen in € mln) 2011 2010 2009 2008 2007jaar ontzaffing
Beschikbaar vermogen (A) 246.109 237.182 208.064 172.878 216.513
(na aftrek van bestemmingsreserves)
Ouderdoms- en nabestaandenpensioen 259.976 221.975 197.745 189.400 150.844
Arbeidsongeschiktheidspensioen 1.637 1.705 1.908 1.993 2.188
Flexibel pensioen 757 995 1.198 1.402 1.512
ABP ExtraPensioen 277 222 182 133 131
Voorziening voor pensioenverplichtingen (B) 262.647 224.897 201.033 192.928 154.675
Algemene reserve (C=A-B) - 16.538 12.285 7.031 -20.050 61.838
Dekkingsgraad van het pensioenfonds (A/B) 93,7 105,5 103,5 89,6 140,0
Nominale marktrente (in %) 2,741 3,46 3,87 3,57 4,85
Aantallen (eindstanden)
Actieven 1.141.000 1.159.000 1.153.000 1.133.000 1.122.000
Slapers 904.000 894.000 885.000 872.000 848.000
Pensioengerechtigden 785.000 767.000 757.000 750.000 742.000
Totaal aantal deelnemers 2.830.000 2.820.000 2.795.000 2.755.000 2.712.000
Aangesloten (sub)werkgevers 3.910 3.926 3.944 3.985 3.999
Medewerkers in dienst bij ABP 15 12 11 9 2.489
In dienst bij geconsolideerde deelnemingen 4.188 4.239 4.237 4.082 778
Overige gegevensPremie voor ouderdoms- en
nabestaandenpensioen2 (in %)
20,9 20,6 20,4 20,0 19,6
Herstelopslag, perioden jan t/m dec aug t/m dec juli t/m dec - -
Herstelopslag, percentage 1,0 1,0 1,0 - -Premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen
(gemiddeld) (in %)
0,3 0,5 0,5 0,5 0,8
Contractloonontwikkeling (in %) 0,25 1,16 2,20 4,73 2,05
Besluit indexatie komend jaar (in %) 0,00 0,00 0,28 0,00 4,05
Maximale cumulatieve indexatieachterstand3 (in %) 8,24 7,97 6,74 4,73 0,0
Kostprijs van pensioenbeheer per deelnemer
(CEM) in €4
86 88 88 87 71
Servicescore (CEM-definitie 2010, max. = 100)5 90 90 90 88 86
Tevredenheid actieven 7,5 7,4 7,4 7,3 7,2
Tevredenheid pensioengerechtigden 8,1 8,1 8,1 8,1 8,0
Z-score 0,4 2,1 1,6 -3,1 0,6
Performancetoets (norm: 5-jaars Z-score:> 0) 2,0 2,2 1,5 1,0 3,2
Rendement totaal (= direct + indirect, in %) 3,3 13,5 20,2 -20,2 3,8
Totaal rendement 3-jaarsgemiddelde (in %) 12,1 2,9 -0,2 -3,2 8,6
Totaal rendement 5-jaarsgemiddelde (in %) 3,1 4,4 4,2 2,6 9,6
Totaal rendement 10-jaarsgemiddelde (in %) 5,2 4,7 3,7 2,9 6,5
Totaal rendement 15-jaarsgemiddelde (in %) 5,9 6,4 6,6 5,2 7,9
7 Jaarverslag ABP 2011
Woord vooraf
In dit bestuursverslag leggen we als bestuur
verantwoording af over het gevoerde beleid en de
financiële gang van zaken in 2011. De hoofdstukken
1 en 2 zijn zelfdragend. Verdere verdieping vindt plaats
in de hoofdstukken daarna. We beschrijven hoe we op
de marktontwikkelingen hebben gereageerd en welke
afwegingen we daarbij hebben gemaakt (hoofdstuk
1), binnen welke beleidskaders we daarbij te werk zijn
gegaan (hoofdstuk 2), de opzet en de inrichting van
goed pensioenfondsbestuur (hoofdstuk 3), de opzet en
inrichting van het risicomanagement (hoofdstuk 4),
het communicatiebeleid (hoofdstuk 5), de uitvoering
van het vermogensbeheer (hoofdstuk 6) en de
uitvoering van het pensioenbeheer (hoofdstuk 7).
Financiële positie dwingt tot pijnlijke besluiten
Na het fragiele herstel in 2010 en de eerste helft van
2011 is de druk op de financiële positie van ABP in het
tweede halfjaar van 2011 opnieuw toegenomen.
De doelstelling om eind 2013 uit herstel te zijn,
is daardoor serieus in gevaar gekomen. Om die
reden hebben we moeten ingrijpen, rekening
houdend met de belangen van alle deelnemers en
werkgevers. In de eerste helft van 2011 is daartoe een
draaiboek opgesteld. Later hebben we dit draaiboek
daadwerkelijk moeten toepassen. We hebben de
herstelopslag op de premie 2012 verhoogd tot
de in het herstelplan genoemde bovengrens van
3 procentpunt. Als uiterste maatregel hebben we
ook een verlaging van de pensioenuitkeringen
en aanspraken met 0,5 procent aangekondigd.
De verlaging wordt in beginsel in april 2013 uitgevoerd
indien de financiële positie eind 2012 niet afdoende
herstel vertoont.
Deze besluiten hebben het vertrouwen verder aangetast
Als bestuur beseffen wij terdege dat deze maatregelen
het vertrouwen in het fonds en in ons opereren
opnieuw op de proef stellen. Stelselmatig onderzoek
en de vele signalen van actieve deelnemers en
pensioengerechtigden die het bestuur bereiken
bevestigen dit. Ze geven aan dat het vertrouwen in
ABP merkbaar is verminderd.
Onze focus is gericht op alle deelnemers (actieven,
slapers én pensioengerechtigden) en op werkgevers,
die verbonden zijn aan het fonds. Het bouwen aan hun
vertrouwen blijft de hoogste prioriteit hebben.
Wij blijven investeren in een open verstandhouding
met alle stakeholders, de deelnemers voorop. Juist in
deze tijd van een opeenstapeling van ingrijpende
maatregelen zoeken we versterkt contact met de
werkende en gepensioneerde deelnemers. Het doel is
zo goed mogelijk te begrijpen hoe zij het fonds en het
bestuur beoordelen.
Veranderingen in het bestuur
Tot ons verdriet is op 16 november 2011 ons
medebestuurslid Jan Witvoet overleden, in de leeftijd
van 66 jaar. Hij was sinds 1 januari 1997 lid van het
bestuur. Daarnaast was de heer Witvoet voorzitter
van de commissie van beroep en plaatsvervangend
voorzitter van het bestuur van het VUT-fonds.
Met ingang van 2 december 2011 is Joop van Lunteren
als vicevoorzitter teruggetreden. Hij blijft bestuurslid
namens de werkgevers. Als vicevoorzitter is hij door
Cees de Veer opgevolgd. In september 2011 heeft het
bestuur Henk Brouwer tot voorzitter benoemd. Zijn
voorzitterschap is per 1 januari 2012 ingegaan.
Woord van dank
Zeker in deze moeilijke tijden is een woord van dank op
zijn plaats aan allen die zich voor ABP hebben ingezet.
Wij spreken grote waardering uit voor de standvastige
inzet, de betrokkenheid en deskundigheid van raden,
commissies, organen en medewerkers van ABP. Ook
danken we de raad van commissarissen, de directie en
het personeel van het uitvoeringsbedrijf voor de goede
dienstverlening.
Tevens spreken we waardering uit voor de
constructieve wijze waarop het overleg met de sociale
partners, de koepels en de toezichthouders heeft
plaatsgevonden.
We danken de deelnemers en aangesloten werkgevers
voor het begrip dat zij ondanks alles hebben getoond
voor de moeilijke besluiten die wij hebben moeten
nemen.
Henk Brouwer
voorzitter van het bestuur
van Stichting Pensioenfonds ABP
Xander den Uyl
eerste vicevoorzitter
Cees de Veer
tweede vicevoorzitter
9 Jaarverslag ABP 2011
1. Bestuurlijke beschouwingen
In dit hoofdstuk leggen wij verantwoording af over
het in 2011 gevoerde beleid op alle beleidsgebieden
van het fonds. Daarbij beschrijven we hoe we op de
marktontwikkelingen hebben gereageerd en welke
afwegingen we daarbij hebben gemaakt.
Ook gaan wij kort in op de toekomstige ontwikkelingen
van het pensioenstelsel en de internationale
ontwikkelingen die dit stelsel kunnen beïnvloeden.
Resultaten in 2011
Het jaar 2011 was in alle opzichten een moeilijk jaar. De
eurocrisis domineerde de financiële markten, waardoor
grote druk ontstond op de beleggingen. De daling
van de rente zette zich verder voort, waardoor de
waardering van de verplichtingen stelselmatig omhoog
moest. De beleggingsresultaten zijn positief en het
fondsvermogen is met circa 9 miljard gestegen tot
246 miljard euro. Het beleggingsrendement bedraagt
3,3 procent. In euro’s is dat 7,8 miljard. Dit resultaat
is voornamelijk gerealiseerd via het rendement uit
renteafdekking. Een hogere renteafdekking zou hogere
korte termijn resultaten hebben opgeleverd, maar -
gelet op onze lange termijn rentevisie - hebben we het
renteafdekkingsbeleid gehandhaafd.
De verplichtingen zijn in 2011 met circa 38 miljard
gestegen tot 263 miljard euro. Oorzaak van de mutatie
in 2011 is vooral de verdere daling van de rente
waartegen de pensioenverplichtingen moeten worden
gewaardeerd. Deze rente is met 0,72 procentpunt
gedaald van 3,46 naar 2,74 procent. Het effect van
de stijging van de levensverwachting is in voorgaande
jaren reeds verwerkt.
Mede door voornoemde oorzaken is het jaar 2011
afgesloten met een negatief resultaat van 28,8 miljard
euro, resulterend in een negatief eigen vermogen van
16,4 miljard euro. De dekkingsgraad is gedaald van
105,5 naar 93,7 procent ultimo 2011. Dit is onder
het minimaal vereist niveau. We hebben aanvullende
maatregelen moeten nemen om voor eind 2013 uit
herstel van het dekkingstekort te kunnen komen.
Bij de voorbereiding van de besluitvorming over deze
maatregelen in januari 2012 is de op dat moment
bekende raming van de dekkingsgraad eind 2011
gehanteerd. Deze was 94,2 procent. Het verschil vloeit
voort uit de uitkomsten van het in maart afgeronde
actuariële jaarwerk.
In 2010 is een eerste aanzet gegeven tot het meer
inzichtelijk maken van de kosten van vermogensbeheer.
In 2011 is daar verdere uitbreiding aan gegeven.
Qua niveau zijn de integrale kosten van vermogens-
beheer, uitgedrukt in basispunten per miljard belegd
vermogen, ten opzichte van voorgaand jaar met circa
6 basispunten gedaald.
De kosten van pensioenbeheer zijn gedaald van
88 naar 86 euro per deelnemer. Het totaal aantal
deelnemers is nagenoeg gelijk gebleven. Er is voor het
eerst wel sprake van een daling van het aantal actieve
deelnemers.
Evaluatie van het herstelplan
Dekkingsgraad eind 2011 onder het kritische niveau
De dekkingsgraad van ABP heeft ook in 2011 een
enorme volatiliteit gekend. De dekkingsgraad steeg
behoorlijk in het voorjaar, maar zakte weer tot onder
het kritische niveau in de tweede helft van het jaar.
Het kritische niveau is het niveau waarop het fonds
naar verwachting zonder aanvullende maatregelen
nog juist binnen de hersteltermijn zoals die in het
lopende herstelplan is vastgesteld, het minimaal vereist
vermogen zou kunnen bereiken. De dekkingsgraad
op dit kritische niveau noemen we de kritische
dekkingsgraad. Deze bedroeg eind 2011 95,2 procent.
Het verschil tussen de gerealiseerde en in het
herstelplan modelmatig gecalculeerde dekkingsgraad
eind 2011 kent verschillende oorzaken. Aan de ene
kant zijn de beleggingsrendementen gunstiger geweest
dan waarmee in het herstelplan is gerekend. Aan
de andere kant hebben de effecten van een verdere
toename van de levensverwachting, tot uiting komend
in een aanpassing van de sterftegrondslagen, en de
daling van de kapitaalmarktrente ten opzichte van het
herstelplan een neerwaarts effect gehad.
Renteniveau blijft een belangrijke rol spelen
De kritische dekkingsgraad is in belangrijke
mate afhankelijk van onder meer de actuele
rentetermijnstructuur (rts). De rente is vanwege
de verstoorde situatie op de financiële markten
uitzonderlijk laag. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft
dat onderkend en voorgeschreven dat pensioenfondsen
bij de waardering van hun verplichtingen eind 2011
uitgaan van de rentetermijnstructuur die op het
10 Jaarverslag ABP 2011
gemiddelde van de swapcurves van de laatste drie
maanden is gebaseerd. Het middelen van de rentes
over de laatste drie maanden van het jaar heeft een
aantoonbaar effect op de dekkingsgraad. Wij zien dit
dan ook als een goede stap, maar blijven aandacht
vragen voor een methodiek die structureel tot minder
volatiliteit van de dekkingsgraad leidt.
Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk
Omdat het pensioenfonds niet (meer) in staat was
binnen de gestelde hersteltermijn het benodigde herstel
te kunnen bereiken, hebben wij ons beraden over
noodzakelijke aanvullende maatregelen op basis van
een evenwichtige belangenafweging.
Criteria voor zorgvuldige belangenafweging
De evenwichtige belangenafweging is vanuit
verschillende invalshoeken getoetst, te weten die van
(de financiële positie van) het pensioenfonds in het
geheel en die van de belanghebbenden per doelgroep
(werkgevers, actieve deelnemers, gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden). Deze open norm is bij het
bepalen van de aanvullende maatregelen ingevuld door
vier criteria in samenhang te hanteren: effectiviteit,
proportionaliteit, solidariteit en continuïteit. Dit is in
onderstaand kader toegelicht.
Effectiviteit
De aanvullende maatregel (het verhogen van
de herstelopslag en het verminderen van de
pensioenaanspraken en -uitkeringen) moet
een substantieel effect op het herstel van de
dekkingsgraad hebben.
Proportionaliteit
Er moet voldoende evenwicht zijn tussen de
gevolgen voor de diverse doelgroepen en de
herstelkracht van een maatregel.
Solidariteit
De bijdragen van en de gevolgen voor de
verschillende doelgroepen moeten evenwichtig
verdeeld zijn. Dit betekent onder andere dat
mogelijke maatregelen niet alleen op hun eigen
merites zullen worden beoordeeld, maar ook
in samenhang met andere (eerder) genomen
maatregelen.
Continuïteit
Mogelijke maatregelen moeten gerechtvaardigd
zijn tegen de achtergrond van verwachte
toekomstige ontwikkelingen.
Kwalitatieve benadering als basis
We hebben ons bij de afweging van de in te
zetten maatregelen vooral op een kwalitatieve
benadering gebaseerd. Immers, een
kwantitatieve benadering van de evenwichtige
belangenafweging is onder andere vanwege de
onvergelijkbare grootheden discutabel.
Bovendien zijn de belangen van diverse
doelgroepen niet onder één noemer te brengen.
Inhoud van de maatregelen
De kritische dekkingsgraad hangt van een aantal
parameters en aannames af. De belangrijkste zijn
de actuele rentetermijnstructuur, de resterende
hersteltermijn en de voorgenomen inzet van
sturingsmiddelen. Wij hebben onderzocht hoe het
verschil tussen de kritische dekkingsgraad eind 2011
ad 95,2 procent en de geraamde dekkingsgraad eind
2011 ad 94,2 procent overbrugd zou kunnen worden,
rekening houdend met de vier hierboven genoemde
criteria.
Daarmee rekening houdend hebben we – met
inachtneming van de adviezen van de Deelnemersraad
en Werkgeversraad van ABP - op 1 februari 2012
gecommuniceerd over het besluit tot effectieve
verhoging van de herstelopslag op de premie van
1 naar 3 procentpunt, voor de jaren 2012 en 2013.
Uitgaande van deze herstelopslag was de kritische
dekkingsgraad eind 2011 94,6 procent in plaats van
95,2 procent.
Aangezien de geraamde dekkingsgraad eind 2011
ad 94,2 procent dan nog steeds onder deze kritische
dekkingsgraad van 94,6 procent lag, hebben we per
die datum tevens een besluit aangekondigd tot een
voorgenomen verlaging van de pensioenaanspraken
en -uitkeringen met maximaal 0,5 procent. De
verlaging zal per 1 april 2013 daadwerkelijk worden
geëffectueerd indien de financiële positie eind 2012
nog onvoldoende is hersteld. Eind 2012 wordt opnieuw
de stand van de financiële positie van het fonds
opgemaakt.
11 Jaarverslag ABP 2011
Beoordeling van de genomen maatregelen
Wij zijn van mening dat een directe inzet van
het premie-instrument in combinatie met de
aankondiging van een potentiële verlaging van de
pensioenaanspraken en uitkeringen evenwichtig is in
het licht van de criteria effectiviteit, proportionaliteit,
solidariteit en continuïteit.
Het premie-instrument is te rechtvaardigen vanuit de
gedachte dat alle groepen belanghebbenden aan het
herstel moeten bijdragen. Daarna rest het verlagen
van de pensioenaanspraken en -uitkeringen als
uiterste redmiddel. De herstelopslag op de premie
is echter een instrument dat gezien de opbouw van
ons deelnemersbestand relatief weinig herstelkracht
biedt. Dit is onder andere van belang in het kader van
het criterium proportionaliteit. Daarnaast heeft een
premiemaatregel een flinke uitwerking op zowel actieve
deelnemers als aangesloten werkgevers. Immers,
door de verhoging van de herstelopslag op de premie
ondervinden de actieve deelnemers een direct negatief
koopkrachteffect. Daarnaast heeft een verhoging van
de herstelopslag eveneens effect op de beschikbare
arbeidsvoorwaardenruimte voor de werkgevers.
Indirect leidt dit weer tot negatieve effecten voor de
actieve deelnemers. Wij zijn daarom van mening dat
een verhoging van de herstelopslag tot meer dan
3 procentpunt niet in het kader van de evenwichtige
belangenafweging past.
Een uniforme maatregel tot procentuele verlaging van
de pensioenaanspraken en uitkeringen past binnen
het uniforme pensioencontract. Immers, ook het
beleggingsbeleid en het premie- en indexatiebeleid zijn
uniform. Omdat alle groepen in financieel goede tijden
op gelijke wijze van de lusten genieten (indexatie), zijn
wij van mening dat zij in financieel slechte tijden ook
gelijkelijk in de lasten moeten delen. Dit rechtvaardigt
een uniforme maatregel tot verlaging.
Hoe gaat het verder?
We begrijpen goed dat deelnemers teleurgesteld zijn
door de aangekondigde maatregelen tot verlaging van
de pensioenaanspraken en -uitkeringen.
De evaluatie van het herstelplan eind 2012 bepaalt
of de voorgenomen verlaging per april 2013 ook echt
doorgaat. In deze tijden van economische crisis en
lage kapitaalmarktrente is het geen eenvoudige opgave
om voldoende rendement te halen en het vermogen
tegelijkertijd veilig te stellen.
Het doel is niettemin verlaging van pensioen-
aanspraken en -uitkeringen te voorkomen en in
de toekomst opnieuw te kunnen indexeren en
indexatieachterstanden in te lopen. Dit is in lijn met
de ambitie van het fonds: een welvaartsvast pensioen
bieden tegen aanvaardbare risico’s.
Beleggingsbeleid als onderdeel van het financieel
en risicobeleid
Eind 2011 bedroeg het beschikbaar vermogen van
ABP 246 miljard euro (eind 2010 237 miljard euro). Het
beleggingsrendement over 2011 bedroeg 3,3 procent.
Weloverwogen blijven beleggen
Een risicovrij pensioen is niet mogelijk. Een pensioen
kan immers alleen met behulp van beleggingen worden
opgebouwd en beleggen zonder risico’s bestaat niet.
Door weloverwogen, tegen aanvaardbare risico’s, te
beleggen kan op lange termijn een hoger rendement
worden gerealiseerd dan met sparen alleen. Het
is daarom van belang dat een pensioenfonds aan
een samenhangend langetermijnbeleggingsbeleid
vasthoudt, juist als de dekkingsgraad en de hoogte
van de pensioenen onder druk staan en mogelijk tot
een verlaging moet worden overgegaan. De verwachte
hogere rendementen door het weloverwogen nemen
van risico’s van zo’n beleid zijn nodig om zo snel
mogelijk weer in een genormaliseerde situatie te
komen.
Stevig gebouwd risicokader
Het strategisch risicokader was het uitgangspunt voor
het beleggingsbeleid in 2011. Dit risicokader werd in
2009 voor drie jaar vastgesteld en in het Strategisch
beleggingsplan 2010-2012 verwerkt. In dit plan is ook
een strategische beleggingsmix opgenomen.
De effectiviteit daarvan is voor het beleggingsjaar 2011
aan de hand van verschillende economische scenario’s
op lange termijn getoetst. Ter vergroting van het inzicht
zijn daarnaast ook de effecten van extreme schokken
op korte termijn doorgerekend. Daarbij is rekening
gehouden met het feit dat de financiële markten al
enkele jaren zeer volatiel zijn.
Meerledige toets
De rekenrente die voor de waardering van de
verplichtingen relevant is, was eind 2010 al tot een
historisch zeer laag niveau gedaald. Deze is daarom
bij de totstandkoming van het Beleggingsplan 2011
meegenomen. Continuering van het strategisch
financieel beleid van het fonds is tegen het herstelplan
12 Jaarverslag ABP 2011
afgezet. Dat is ook gebeurd in het licht van de ambitie
om aanvullende maatregelen, zoals het verlagen van de
pensioenaanspraken en uitkeringen, te voorkomen.
Strategisch risicokader doorgelicht
De uitgangspunten van het strategisch risicokader
zijn geëvalueerd. In het bijzonder is beoordeeld of,
en zo ja in welke mate, een langere duration van de
beleggingen in vastrentende waarden wenselijk is.
Voorts is bezien of het verstandig zou zijn te streven
naar een hogere bescherming tegen het risico van
inflatie dan het gehanteerde percentage van twintig
procent. Verhoging van deze bescherming, het tijdstip
waarop en het tempo waarin is mede afhankelijk van
het verwachte inflatieverloop. Vastgesteld is dat er nog
sprake is van een goede balans tussen de mate van
inflatieprotectie en de mate van de afdekking van het
renterisico.
Strategisch beleggingsbeleid gehandhaafd
Geconcludeerd is dat er voor het beleggingsbeleid
in 2011 geen noodzaak was het strategisch beleid
of de strategische beleggingsmix aan te passen.
Het Beleggingsplan 2011 heeft dan ook binnen
dezelfde kaders vorm gekregen als het Strategisch
beleggingsplan 2010-2012. Wel hebben we
besloten de afdekking van het dollarrisico tijdelijk te
verlagen en aanpassingen binnen de beleggingen in
overheidsobligaties aan te brengen. Doel daarvan is het
risico van de eurocrisis enigszins te verlagen.
Ook hebben we geoordeeld dat de samenstelling
van de beleggingsportefeuille voor de lange termijn
op hoofdlijnen in stand moet worden gehouden.
Inmiddels is - tegen de achtergrond van een nog
grotere volatiliteit - het Beleggingsplan 2012 tot
stand gekomen, het laatste binnen het Strategisch
beleggingsplan 2010-2012. Ook dit plan beoogt
voornamelijk de doelen uit het Strategisch
beleggingsplan 2010-2012 uit te voeren. Op een
beperkt aantal punten wordt hiervan afgeweken.
Renteafdekking gehandhaafd
Tegen de achtergrond van de ontwikkelingen op de
financiële markten heeft met name in de tweede helft
van 2011 verschillende keren een heroverweging
van het renteafdekking beleid plaatsgevonden.
De historisch gezien zeer lage renteniveaus en de
mogelijke gevolgen van een eurocrisis zijn hierbij
belangrijke factoren geweest. Voor de toekomst
verwachten we hogere renteniveaus. Daarom hebben
we het beleid inzake renteafdekking gehandhaafd,
zodat we bij opgaande rente kunnen profiteren van het
gunstige effect daarvan op de dekkingsgraad.
Als gevolg van dit besluit is ons rendement
gevoeliger voor rentemutaties dan het rendement van
pensioenfondsen die voor een hogere renteafdekking
hebben gekozen. Voor een vergelijking moet
afzonderlijk gekeken worden naar het gemiddelde
gerealiseerde portefeuillerendement op de langere
termijn en de renteafdekking.
Beleggingsprocessen vereenvoudigd
De ontwikkelingen in de externe omgeving, de evaluatie
van de splitsing tussen fonds en uitvoeringsbedrijf
en de financiële crisis zijn aanleiding geweest
om de beleggingsportefeuille, -processen en
-administratie verder te vereenvoudigen en de risico-
en beleggingsrapportages verder aan te scherpen.
Onderzoeken van de toezichthouder hebben de
noodzaak van de door het bestuur ingezette acties
bevestigd en tot versnelling en aanscherping daarvan
geleid. Verder is het risicomanagementteam versterkt.
We komen hier in dit jaarverslag nog op terug.
Maatschappelijke verantwoord beleggen
Invloed uitoefenen via beleggingskeuzes
ABP hecht veel waarde aan maatschappelijk
verantwoord beleggen en gebruikt zijn invloed om dit
te bevorderen. In 2011 is bij ruim 4.000 algemene
vergaderingen van aandeelhouders wereldwijd (in 59
verschillende landen) het stemrecht gebruikt.
Jaarlijks publiceren wij een Verslag Verantwoord
Beleggen. Met dit verslag bieden wij deelnemers
en andere stakeholders zoals overheid, pers en
maatschappelijke organisaties inzicht in de wijze
waarop ons beleid Verantwoord Beleggen is
ingevuld. ABP geeft in dit verslag veel voorbeelden
van dialoog en integratie van ESG (‘environment,
social, governance’) in de beleggingen. Ook treft u
hierin een geactualiseerde lijst van door ABP voor
belegging uitgesloten ondernemingen aan. Het Verslag
Verantwoord Beleggen is beschikbaar op www.abp.nl.
Kosten van de uitvoering van de pensioenregeling
Transparantie over uitvoeringskosten is wenselijk
In november 2011 heeft de Pensioenfederatie het
rapport ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ uitgebracht.
13 Jaarverslag ABP 2011
Hierin wordt op alle pensioenfondsen een beroep
gedaan om inzicht in de uitvoeringskosten van het
pensioen- en vermogensbeheer te geven. Het doel
is om aan alle deelnemers en werkgevers en aan de
maatschappelijke omgeving verantwoording af te
leggen.
Efficiency-, kosten- en effectiviteitsslag
Kostenbeheersing speelt een belangrijke rol, juist
omdat het om pensioengeld van de deelnemers gaat.
De schaalgrootte van ons fonds biedt voordelen.
We hebben in 2011 belangrijke efficiency-, kosten-
en effectiviteitsslagen gemaakt. De kostprijs per
deelnemer voor de uitvoering van het pensioenbeheer
is verlaagd zonder aan de kwaliteit te tornen. Voor
2012 is met het uitvoeringsbedrijf een verlaging van
de beheersvergoeding overeengekomen. Het streven
is de kostprijs per deelnemer in de komende jaren nog
verder terug te brengen.
Kosten vermogensbeheer volledig transparant
We overleggen regelmatig met het uitvoeringsbedrijf
over de kosten van het vermogensbeheer. Het zo laag
mogelijk houden van deze kosten is geen doel op zich.
De beleggingskosten bezien wij altijd in relatie tot het
verwachte en gerealiseerde rendement en het risico
van beleggen in een bepaalde beleggingscategorie.
Zo kan het gewenst zijn om hogere beleggingskosten
te maken wanneer dit tot een hoger verwacht
rendement of tot een lager risico leidt.
Wij zijn ons bewust van de kosten die professioneel
vermogensbeheer door derden met zich meebrengt.
Daarom is een aanvang gemaakt met het verkrijgen
van verdere inzicht in de kosten van vermogensbeheer,
in lijn met wat de Pensioenfederatie op dit punt
aanbeveelt. In dit jaarverslag zijn zowel de integrale
kosten van vermogensbeheer als de inschatting van de
transactiekosten toegelicht. Daarmee lopen we voor op
het implementatieschema van de Pensioenfederatie.
Ontwikkelingen in de pensioenregeling
Wijzigingen van het pensioenreglement
In het pensioenreglement is per 1 januari 2012
een aantal wijzigingen doorgevoerd. Deze worden
in het hoofdstuk pensioenbeheer toegelicht. Een
beschrijving van de hoofdlijnen van de inhoud van de
pensioenregeling vindt u in de Toelichting Algemeen bij
de jaarrekening.
Missie en doelstellingen
In het jaarverslag over 2010 is in deze paragraaf
uitvoerig aandacht besteed aan de herijking van onze
missie en doelstellingen.
In 2011 heeft bij de verdere operationalisering van de
doelstellingen de nadruk gelegen op de verdere groei
naar een deelnemersgericht pensioenfonds.
Daarbij ligt de focus op het realiseren van transparantie
en betrokkenheid door de informatie te geven die
deelnemers daadwerkelijk helpt om de juiste keuzes
op pensioengebied te maken. De boodschap dat
pensioen niet zeker is, wordt steeds belangrijker.
De communicatie is daarbij zeker niet alleen op
ouderen, maar juist ook op jongeren gericht. Het
gaat erom jongeren te informeren over het belang
van een collectief pensioen en over hun eigen
verantwoordelijkheid voor het pensioen. ABP
ondersteunt werkgevers bij hun zorgplicht voor hun
werknemers, door hen daarbij te helpen of een aantal
zaken uit handen te nemen.
Communicatiebeleid herijkt
ABP heeft in 2011 het communicatiebeleid herijkt.
Wij streven ernaar dat deelnemers bewust met het
onderwerp pensioen omgaan, met name bij belangrijke
gebeurtenissen in hun leven die het ouderdoms-,
nabestaanden- en invaliditeitspensioen raken.
Daarvoor willen wij de deelnemers kennen en
hen zodanig informeren dat zij de noodzakelijke
beslissingen kunnen nemen. In het hoofdstuk
communicatie doen wij verslag van de wijze waarop
wij onze deelnemers, gedifferentieerd naar de
onderscheiden doelgroepen, meer en meer leren
kennen en gerichter willen bedienen.
Werken aan vertrouwensherstel is de belangrijkste
communicatiedoelstelling die wij in het Communicatie-
beleidsplan 2010-2012 hebben geformuleerd.
De keuze voor de centrale thema’s transparantie
en betrokkenheid is op belangrijke conclusies
uit verschillende onderzoeken onder deelnemers
gebaseerd.
Transparantie
Transparantie draagt - volgens de uitkomsten van
deze onderzoeken - direct bij aan echt begrip van het
pensioen en de risico’s die hieraan zijn verbonden.
Invulling van het begrip transparantie betekent dat wij
onze deelnemers relevante en realistische informatie
14 Jaarverslag ABP 2011
willen geven. In die betekenis kan transparantie in grote
mate aan het herwinnen van vertrouwen bijdragen.
Betrokkenheid
Betrokkenheid is meer dan bewustzijn. Betrokkenheid
is persoonlijk en zet aan tot actie. Wij werken niet
alleen aan een verhoging van de betrokkenheid
van deelnemers, maar ook stelselmatig aan een
versterking van de betrokkenheid van werkgevers.
Die betrokkenheid vloeit voort uit de zorgplicht van
werkgevers zoals die in de Pensioenwet is opgenomen.
Bovendien verhoogt een partnership tussen het fonds
en de werkgevers de effectiviteit van de communicatie
naar de deelnemers.
Vertrouwen
In 2011 is aan een vergroting van transparantie en
betrokkenheid gewerkt. Desondanks is er sprake van
een daling van het vertrouwen. Wij zijn ons er terdege
van bewust dat de onzekerheid over de financiële
positie van het fonds veel van de deelnemers vraagt.
Het vertrouwen heeft in 2011, evenals in 2010, onder
druk gestaan.
Het vertrouwen onder actieve en gepensioneerde
deelnemers wordt online, via de zogeheten ‘ABP Mini
Radar’, maandelijks gemeten. Er is sprake van veel
schommelingen in het verslagjaar. De samenhang
tussen berichten in de pers over rendementen,
dekkingsgraad, premie en indexatie en de mate van
vertrouwen bij deelnemers is groot.
Uit onderzoek is ook duidelijk gebleken dat inmiddels
ongeveer acht van de tien deelnemers beseffen dat de
problematiek rondom de onzekerheid van de financiële
positie ook bij andere pensioenfondsen speelt.
Een derde van de actieve deelnemers en de helft van
de gepensioneerden maakt zich zorgen over het eigen
pensioen. De aankondiging van de voorgenomen
verlaging op de pensioenaanspraken en -uitkeringen
heeft die zorgen doen toenemen.
Speerpunt
Nog meer dan voorheen zien wij het als onze taak
deelnemers consequent en veelvuldig inzicht te
geven in de besluitvorming die de verbetering van
de financiële positie van het fonds en de deelnemers
beoogt, de afwegingen die hierin worden gemaakt
en de uitkomsten hiervan. Relevante en duidelijke
communicatie vormt hierbij het speerpunt. Meer en
meer zullen wij de dialoog zoeken met deelnemers,
werkgevers, koepel- en belangenorganisaties, om
te luisteren, om vragen te stellen, om vragen van
deelnemers te beantwoorden en om al doende
deelnemers beter te leren kennen. Die dialoog wordt
opgezocht via de eigen kanalen, maar zeker ook door
meer gebruik te maken van de landelijke en de sociale
media.
Governance, risicomanagement en
risicobeheersing
Verdere aanscherping
Het bestuur heeft de governance, het risico-
management en de risicobeheersing dit jaar verder
aangescherpt. Die aanscherping is onder meer
ingegeven door de ontwikkelingen in de externe
omgeving, de evaluatie van de splitsing van het fonds
en het uitvoeringsbedrijf in 2008, de uitkomsten van
onderzoeken van de toezichthouders en de actuele
financiële crisis. Wij hebben een integraal programma
ingericht en maatregelen genomen gericht op
verbeteringen in de structuur en de processen van het
bestuur, het bestuursbureau en de uitbesteding aan het
uitvoeringsbedrijf.
Versterking van het risicomanagement
Het hoofdstuk risicomanagement van dit jaarverslag
gaat over het beheersen van de risico’s die ABP als
pensioenfonds loopt en ons beleid op dit gebied. In
2011 hebben wij de risicobeheersing verder versterkt.
Eerder al is de beheersing van de te onderscheiden
risico’s bij de corresponderende bestuurscommissies
ondergebracht. Binnen het bestuursbureau is een
aparte risicomanagementgroep ingericht en een
integrale risicorapportage ontwikkeld.
Compliance en integriteit
Bewaking in het belang van de deelnemers
ABP hecht veel waarde aan het bewaken van zijn
integriteit en reputatie. Het correct en aantoonbaar
naleven van de wet- en regelgeving is essentieel.
Om dit te waarborgen en te monitoren is een
compliancefunctie ingericht. Compliance is in alle
activiteiten van het bestuursbureau verankerd.
Compliance ziet toe op de naleving, handhaving
en toetsing van in- en externe, al of niet wettelijke
gedragsregels, richtlijnen en procedures. Onder
compliance valt tevens het helpen voorkomen van
mogelijke afbreuk van (de perceptie van) de integriteit
15 Jaarverslag ABP 2011
van ABP. De wijze waarop goed pensioenfondsbestuur
is georganiseerd is verderop in dit jaarverslag
beschreven.
De externe omgeving: een robuust pensioenstelsel
nu en in de toekomst
Het pensioenakkoord in 2011 verder uitgewerkt
In juni 2011 hebben sociale partners en de overheid
het pensioenakkoord gepresenteerd. Wij ondersteunen
het pensioenakkoord waar op onderdelen nog een
verdere uitwerking aan wordt gegeven. De sociale
partners in de Pensioenkamer zijn aan de vertaling
van het akkoord naar de ABP-regeling begonnen. Wij
trekken hierbij zo veel mogelijk samen op, zij het met
ieders eigen verantwoordelijkheid.
Het systeem bestendig houden
Wij zijn van mening dat met de maatregelen uit het
akkoord de noodzakelijke stappen worden gezet om
het Nederlandse pensioenstelsel toekomstbestendig
te houden. Voorop staat dat ouderen en jongeren
in gelijke mate op een goed pensioen tegen een
betaalbare prijs moeten kunnen blijven rekenen. Het
pensioenakkoord schept de kansen om dat in de
toekomst te blijven realiseren, onder meer door het
behoud van de wezenskenmerken van het Nederlandse
pensioenstelsel: collectiviteit, solidariteit en de
verplichtstelling.
Belangrijke wijzigingen
In het pensioenakkoord wordt een aantal belangrijke
wijzigingen voorgesteld. In geval van van buitenaf
komende invloeden als langere levensverwachtingen
of ontwikkelingen op de financiële markten zal
binnen de tweede pijler geen sprake meer zijn van
automatische premiestijging. Een wezenlijk element
van het pensioenakkoord is dat de pensioenleeftijd van
de levensverwachting zal afhangen. In de afgelopen
jaren is de levensverwachting toegenomen. Voor een
pensioenfonds betekent dit dat er langer pensioen
moet worden uitgekeerd, wat zijn prijs heeft. Het
afhankelijk maken van de pensioenleeftijd van de
levensverwachting is volgens ons een verstandige
keuze om tot een evenwichtige verdeling van de lasten
van het langer leven te komen.
Twee mogelijkheden
Daarnaast kunnen decentrale partijen ervoor kiezen
ontwikkelingen op de financiële markten directer naar
de pensioenopbouw en de ingegane pensioenen door
te vertalen. De sociale partners kunnen er echter ook
voor kiezen het huidige type pensioencontract in stand
te houden. Het toezichtkader wordt aangepast.
Resterende stappen
Twee onderzoeken richten zich op de mogelijkheden
om bestaande rechten in de nieuwe regeling in
te passen (collectief of individueel). Het Centraal
Planbureau is gevraagd de generatie-effecten van
het nieuwe contract in kaart te brengen. Ook volgt
er een toets op consistentie met de Europese
pensioenfondsrichtlijnen. Pas daarna kan de
Pensioenwet worden aangepast en in de Tweede en
Eerste Kamer worden behandeld. Verwacht wordt dat
het gehele wetgevingstraject eind 2013 is afgerond en
dat het wetsvoorstel voor wijziging van de Pensioenwet
per 1 januari 2014 in werking treedt.
Generatierisico’s optimaal delen
De uitwerking van het pensioenakkoord is als
raamwerk voor decentrale partijen bedoeld om tot
nieuwe pensioenregelingen te komen. Hoewel de
inhoud van de pensioenregeling niet primair onze
verantwoordelijkheid is, zijn wij hier wel nauw bij
betrokken en hebben we hierover contact met de
Pensioenkamer. Het is immers onze taak om een
overeengekomen pensioenregeling uit te voeren en
om beleidsbeslissingen te nemen over bijvoorbeeld
het beleggingsbeleid en het premiebeleid. Voor ABP
staat bij de uitwerking van het pensioenakkoord voorop
dat de belangen van jong en oud evenwichtig worden
behartigd: de overgang naar het nieuwe contract moet
generatieneutraal zijn. Wij vinden het van groot belang
dat de nieuwe pensioencontracten ook voor de oude
pensioenrechten gaan gelden. Alleen dan worden
de risico’s optimaal tussen alle generaties gedeeld.
Wij onderstrepen hier nog eens dat er geen nieuwe
onzekerheden, naast bestaande, worden gecreëerd.
De onzekerheden worden alleen zichtbaarder.
Onzekerheid pensioenambities reduceren
In het pensioenakkoord wordt voorgesteld de
pensioenuitkering meer van de ontwikkelingen op
de financiële markten en de levensverwachting
te laten afhangen. Dit betekent echter niet dat de
ontwikkelingen op de financiële markten straks direct
en volledig in de hoogte van het pensioen moeten
worden doorvertaald. In nieuwe contracten kunnen de
sociale partners ervoor kiezen reserves op te bouwen
en de risico’s over de tijd te spreiden. Net als binnen
het huidige pensioencontract is het daarbij cruciaal dat
16 Jaarverslag ABP 2011
pensioenfondsbesturen straks een prudent financieel
beleid voeren. Dit betekent dat pensioenfondsen van
realistische rendementsveronderstellingen uit moeten
gaan. Dat is echter iets anders dan een pensioen
garanderen. Een garantie voor de precieze hoogte
van het pensioen is er nu niet en zal er ook in de
toekomst niet zijn. Het is een belangrijke taak van
pensioenfondsen om deelnemers bewust te maken van
de risico’s die ze lopen.
De sociale partners blijven verantwoordelijk voor het
pensioencontract
In het pensioenakkoord behouden de CAO-partijen
hun belangrijke rol in de totstandbrenging van de
pensioenregeling. Zij zijn verantwoordelijk voor
maatwerk voor werknemers en werkgevers in de
verschillende bedrijfstakken. Tegelijkertijd blijft de
verantwoordelijkheid van de sociale partners in het
bestuur van pensioenfondsen voor de financiële
positie overeind. Dat is belangrijk omdat in de landen
waar men die band tussen de sociale partners en
de pensioenuitvoering heeft losgelaten, zoals in het
Verenigd Koninkrijk, het collectieve pensioen snel
is verdwenen. De minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid heeft besloten het standpunt van
de regering in een integrale hoofdlijnennotitie vast te
leggen. Naar verwachting zal de minister medio 2012
een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer sturen.
Naar een nieuw toezichtsregime
Onderdeel van een herziening van het pensioencontract
is de vormgeving van een nieuw toezichtsregime.
Pensioenfondsen moeten momenteel hun toekomstige
verplichtingen tegen de risicovrije nominale
rentetermijnstructuur berekenen. Deze is op de
swaprente gebaseerd. Deze swaprente is de afgelopen
tijd erg volatiel geweest en als gevolg van de Europese
schuldencrisis sterk gedaald. Ter indicatie: als gevolg
van de Europese schuldencrisis steeg de waarde van
de verplichtingen van het fonds vanaf het voorjaar
van 2011 met bijna 25 procent. Door de huidige
methodiek kan de dekkingsgraad een onrustig en
soms vertroebeld beeld van de werkelijke financiële
positie van het pensioenfonds geven. Dit schept
onnodig onzekerheid bij de deelnemers. Wij pleiten
al geruime tijd voor een stabielere disconteringsvoet
- met name te bereiken door middeling van de rente
over een periode van 12 maanden - en hebben hierover
verschillende keren met het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid gesproken.
Governance en medezeggenschap
Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde.
Daarom is het essentieel dat de sociale partners -
als bij de pensioenovereenkomst betrokken partijen
- in de rol van pensioenfondsbestuurders hun
verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van het
pensioencontract kunnen blijven waarborgen.
Zij dienen vervolgens altijd op basis van expertise en
deskundigheid afgewogen en slagvaardig besluiten te
nemen. Het is tegelijkertijd van groot belang dat alle
belanghebbenden bij het pensioenfonds zich voldoende
vertegenwoordigd weten.
De kamerleden Koşer-Kaya en Blok hebben zich sterk
gemaakt om het gepensioneerden mogelijk te maken
plaats te nemen in de besturen van pensioenfondsen.
Hiertegenover is door de minister van Sociale Zaken
en werkgelegenheid het wetsvoorstel Wet versterking
bestuur pensioenfondsen gezet. Hierin zijn twee
bestuursmodellen opgenomen. Het eerste model is een
aanpassing van de bestaande bestuursvorm waarin
werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden
zijn vertegenwoordigd. Daar kunnen ook externe
deskundigen aan worden toegevoegd. Het tweede
model is nieuw en houdt in dat een pensioenbestuur
volledig bestaat uit externe beroepsbestuurders.
Dit bestuur wordt gecontroleerd door een
belanghebbendenorgaan, bestaande uit werkgevers,
werknemers en pensioengerechtigden.
ABP wil voorkomen dat vertegenwoordigers van
deelbelangen bestuursverantwoordelijkheid gaan
dragen in pensioenfondsen. Het bestuur moet de
deskundigheid van bestuursleden kunnen waarborgen.
In de totale beoordeling van de deskundigheid zou niet
alleen de deskundigheid van de bestuursleden een rol
moeten spelen, maar zouden ook andere wijzen van
het organiseren van deskundigheid mogelijk moeten
zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de instelling van
een bestuursbureau of het instellen van specifieke
commissies van het bestuur, al dan niet aangevuld met
specifieke deskundigen van buiten het bestuur en/of
het inhuren van gerichte externe deskundigheid.
Boven het geven van goedkeuringsrechten heeft
het onze voorkeur om de deelnemersraad of het
belanghebbendenorgaan de bevoegdheid te geven
om bij gekwalificeerde meerderheid te besluiten het
bestuur (of individuele bestuursleden) naar huis te
sturen. Het neerleggen van goedkeuringsrechten bij
twee organen komt ons inziens de stroomlijning van
17 Jaarverslag ABP 2011
de besluitvorming niet ten goede. Het ligt niet voor de
hand deze goedkeuringsrechten neer te leggen bij een
orgaan dat bestaat uit externen.
Internationale regelgeving
Ontwikkelingen in de Europese Unie
Internationale regelgeving wordt voor het Nederlandse
pensioenstelsel steeds belangrijker. Zeker op het
gebied van regulering van de financiële sector in brede
zin zijn er verschillende voorstellen die grote gevolgen
voor ons fonds kunnen hebben. Het is wenselijk dat
de Europese Unie bij de vormgeving van het beleid
en de regelgeving rekening houdt met de speciale
rol van pensioenfondsen en de verschillen tussen
pensioensystemen in de verschillende lidstaten.
Wij zijn daarom alert op de totstandkoming van nieuwe
Europese regelgeving en oefenen waar nodig invloed
uit.
Herziening van de Europese Pensioenfondsenrichtlijn
De Europese Pensioenfondsenrichtlijn – ook wel
IORP-richtlijn, waarbij IORP staat voor Institutions
for Occupational Retirement Provision – zal mogelijk
worden herzien. De Europese Commissie heeft
daarover in april 2011 een adviesaanvraag aan de
nieuwe Europese toezichthouder op verzekeraars
en pensioenfondsen uitgebracht. Deze nieuwe
toezichthouder, de European Insurance and
Occupational Pensions Authority (EIOPA), heeft begin
2012 de ontvangen reacties verwerkt, haar antwoorden
aan de Europese Commissie uitgebracht en een kader
voor een eerste kwantitatieve impactstudie opgesteld.
Deze zal er op gericht zijn de effecten van de
voorgenomen regelgeving op pensioenfondsen in kaart
te brengen. Eind 2012 zou er mogelijk een voorlopig
voorstel voor een gewijzigde Pensioenfondsenrichtlijn
kunnen zijn.
In de adviesaanvraag van de Europese Commissie is
voornamelijk een opsomming van artikelen uit de voor
verzekeraars geldende Solvency II-toezichtsregels
opgenomen. Daarbij is gevraagd hoe deze artikelen
op pensioenfondsen kunnen worden toegepast
en of de toezichtseisen en waarderingsmethoden
voor Europese pensioenfondsen moeten worden
geharmoniseerd. Wij zijn tegenstander van het voorstel
om het prudentieel toezicht op pensioenfondsen
op Europees niveau te harmoniseren. Nationale
pensioenstelsels zijn van lidstaat tot lidstaat zeer
verschillend en hebben vaak een link met het nationale
sociale recht en arbeidsrecht. Bovendien gaat het bij
pensioenafspraken niet alleen om zekerheid, maar ook
om betaalbaarheid en houdbaarheid op lange termijn.
De link naar het toezichtskader van verzekeraars
verwerpen wij om twee redenen. In de eerste plaats
zijn pensioenfondsen een ander soort organisatie en
kennen zij andere risico’s. In de tweede plaats zal het
kopiëren van de waarderings- en kapitaaleisen van de
Solvency II-richtlijn schadelijke gevolgen hebben in
de vorm van hogere pensioenpremies en fors lagere
pensioenuitkeringen. We hebben deze zorgen aan de
Nederlandse overheid en aan de betrokken Europese
instellingen medegedeeld.
Derivatentransacties
In 2010 zijn door de Europese Commissie voorstellen
gedaan om de zogenaamde ‘over the counter’
derivatenmarkt te reguleren en om marktpartijen,
waaronder pensioenfondsen, voor zover mogelijk
te verplichten om deel te nemen aan een systeem
van centrale clearing (afhandeling en verwerking van
transacties).
In 2011 is overeenstemming over Europese regulering
van de derivatenmarkten bereikt. In eerste instantie
bestond de dreiging dat ook pensioenfondsen
met deze nieuwe regelgeving zouden worden
geconfronteerd. ABP heeft het voorstel van de
Europese Commissie voor meer transparantie en
risicoreductie op de derivatenmarkt ondersteund.
Niettemin hebben wij er actief voor gepleit deze
regelgeving niet op pensioenfondsen toe te passen.
Wanneer ook pensioenfondsen onder deze regelgeving
vallen, zouden zij aan additionele risico’s worden
blootgesteld en kosten moeten maken die uiteindelijk
de pensioenen van de deelnemers kunnen raken. In de
Europese Raad is deze zorg gemeld, met als resultaat
een tijdelijke vrijstelling van de verplichte vrijwaring voor
pensioenfondsen. Deze vrijstelling geldt voor drie jaar
en kan met twee jaar worden verlengd en daarna met
nog een jaar.
Wij juichen dit toe en pleiten ervoor de bijzondere
positie van pensioenfondsen bij het derivatendossier
door te trekken naar het voorstel voor een nieuwe
‘Capital Requirements Directive’ (CRD IV). In de
hernieuwde richtlijn zouden banken ons inziens geen
extra kapitaal hoeven aan te houden voor bilaterale
transacties met pensioenfondsen ‘over the counter’,
aangezien pensioenfondsen kredietwaardige partijen
met een laag risicoprofiel zijn.
18 Jaarverslag ABP 2011
Financial Transaction Tax
De Europese Commissie heeft voorgesteld belasting te
heffen op alle transacties met financieringsinstrumenten
tussen financiële instellingen wanneer een van de
partijen in de Europese Unie is gevestigd: de Financial
Transaction Tax (FTT). Wij hebben begrip voor de wens
van de Europese Commissie om de financiële sector
een eigen, substantiële bijdrage te laten leveren aan
de kosten van het bestrijden van de crisis. Echter,
de voorgestelde FTT is in zijn huidige vorm geen
goed idee. Een financiële transactiebelasting draagt
namelijk niet bij aan een stabieler financieel systeem
en is minder efficiënt dan andere belastingen in de
financiële sector. Bovendien lijken de lasten van een
FTT voor een onevenredig deel bij de Nederlandse
pensioensector terecht te komen en zal deze belasting
dus het pensioeninkomen van miljoenen Nederlanders
treffen. Volgens ons is er geen enkele geldige reden om
huidige en toekomstige gepensioneerden zo’n groot
aandeel te laten betalen voor het verminderen van de
effecten van de financiële crisis.
ABP in de pers
Veel nieuws
In 2011 hielden de media het pensioenveld scherp
in het vizier. Er gebeurde ook veel. Denk aan de
moeizame totstandkoming van het pensioenakkoord
en de discussies over de gevolgen daarvan. Ook de
financiële positie van de fondsen en de mogelijke
verlaging van de pensioenen kregen veel aandacht.
De dekkingsgraden van de pensioenfondsen stonden
meer in de belangstelling dan ooit. De aanvankelijk
positieve en optimistische toon maakte in de
loop van het jaar plaats voor een meer sombere
berichtgeving.
Goed, onjuist …
Het jaar begon met optimistische berichten over de
dekkingsgraden van de pensioenfondsen. Zo kopte
De Telegraaf na de presentatie van de kwartaalcijfers
in januari: ‘Pensioenreuzen nu al voor op herstelplan’.
Trouw schreef over 2010: ‘Vierde kwartaal goed voor
pensioenfondsen’.
In februari sloeg het televisieprogramma Zembla
een andere toon aan: pensioenfondsen zouden door
slecht vermogensbeheer gezamenlijk honderden
miljarden euro’s hebben verloren. Veel media
namen dit bericht over. Enkele weken later, tijdens
een hoorzitting in de Tweede Kamer, bleek dat het
onderzoek van Zembla niet zorgvuldig was geweest.
De kosten van vermogensbeheer waren een
belangrijk onderwerp in de kranten medio april.
‘Zicht op pensioenkosten mager’ stond in
De Telegraaf. Aanleiding was een rapportage van de
Autoriteit Financiële Markten (AFM). Met name de
kleinere fondsen hebben te weinig zicht op de kosten
van het vermogensbeheer, stelde de AFM.
De cijfers van het eerste kwartaal leidden wederom
tot positieve koppen: ‘ABP is uit gevarenzone’ aldus
Dagblad De Limburger en ‘Verder herstel grote
pensioenfondsen’ aldus Het Financieele Dagblad.
Bij de presentatie van het jaarverslag van ABP in
mei was er veel aandacht voor de beleggingen in
Griekenland: ‘ABP bouwt Grieks belang af’ kopte
Het Financieele Dagblad. Ook de boodschap van
ABP krijgt aandacht in de media: ‘ABP dringt aan op
stabiele rente’.
19 Jaarverslag ABP 2011
In de maand juni was er veel over het pensioen-
akkoord te doen. Ook ABP mengde zich met een
‘position paper’ in de discussie. De media pakten dat
op, getuige onder meer de kop ‘ABP staat achter het
pensioenakkoord’ in het Algemeen Dagblad. Over de
cijfers van het tweede kwartaal werd de toon in de
media wat vlakker: ‘Pensioenfondsen stabiel’ stond
in Trouw.
... en slecht nieuws
In augustus keerde het tij en versomberde de
toon. Als gevolg van de eurocrisis verhevigde
de aandacht voor de beleggingen van ABP in
Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje. Met name
de televisiejournaals gaven hier veel aandacht
aan. De kranten benadrukten de gevolgen voor
pensioenfondsen: ‘Bloedrode beurzen en lage rente
slecht voor pensioenen’, aldus Trouw.
De benoeming van de nieuwe voorzitter van ABP,
Henk Brouwer, leidde medio september tot korte
berichten in de dagbladen.
In oktober werden de krantenkoppen dreigender.
Ook de radio en de televisie doken massaal op
het nieuws van de cijfers van het derde kwartaal.
Het signaal van ABP en andere fondsen werd
goed overgenomen. Duidelijk werd dat als de
financiële positie van de fondsen eind 2012 niet
zou zijn verbeterd, het verlagen van pensioenen
mogelijk in zicht zou komen. ‘Snijden pensioen
geen taboe meer, fondsen melden onomwonden als
ze in de gevarenzone zitten’, aldus de Volkskrant.
Minister Kamp gaf de fondsen een compliment voor
hun openheid in de media. In de daaropvolgende
achtergrondartikelen werd de problematiek
van de pensioenfondsen (lage rente, langere
levensverwachting, eurocrisis) goed weergegeven.
Het nieuws over het premie- en indexatiebesluit
begin december baarde weinig opzien, maar kreeg
wel aandacht in veel media. ‘Deuk in pensioenen’
zette De Telegraaf boven het bericht.
Op de valreep van het jaar pakten Het Financieele
Dagblad en NOS fors uit. Zij hadden de positie
van de pensioenfondsen alvast in kaart gebracht
en concludeerden dat ‘korten bij 17 grote
pensioenfondsen onontkoombaar’ is. ABP liet weten
dat er nog geen eindejaarsstand bekend was en gaf
aan dat het fonds op 19 januari de financiële positie
bekend zou maken.
Op beleggingsgebied kreeg ABP van twee kanten
met negatieve berichtgeving te maken. De Volkskrant
meende dat een ‘investering van ABP in Mozambique
resulteerde in landroof’, waarbij de kop tendentieuzer
was dan de inhoud van het artikel. Het programma
Zembla beschuldigde pensioenfondsen, waaronder
ABP, ervan te ‘handelen in honger’. De fondsen
gaven in NRC Handelsblad weerwoord: ‘Speculeren
in voedsel, daar doen wij niet aan’.
Lof
Op verscheidene momenten in het jaar gaven
de kranten aandacht aan de claims inzake de
zogenaamde rommelhypotheken die ABP neerlegde
bij partijen als Deutsche Bank en JP Morgan Chase.
De toon van die artikelen was positief. ‘ABP bijt van
zich af’, aldus Het Financieele Dagblad.
Vanuit
de deelnemer
bekeken
Ans Vrehe-Rothengatter (53) werkt sinds haar 20ste in het onderwijs. Ze is getrouwd met Herman, die ook voor de klas staat. Destijds gingen ze samen naar de Pabo. Ze hebben een dochter van 20. Ans werkt al 33 jaar in Loo. ‘Op een gezellige dorpsschool. Van veel leerlingen heb ik ook de ouders in de klas gehad.’ Ze geniet van haar werk. ‘Ik ben leerkracht, intern begeleider en locatiecoördinator. Die variatie is leuk.’ In haar vrije tijd sport ze veel. ‘Lesgeven vergt energie, dus ik zorg voor een goede conditie.’
‘Je hoort zo veel over pensioen. Het is geen verrassing meer als het straks minder wordt’, zegt Ans, ‘Ik denk dat de generatie die vroeger in het onderwijs werkte en nu met pensioen is, mazzel heeft. Ze konden op hun 58ste stoppen en ze hebben een aardig pensioen opgebouwd. Zelf ben ik van de generatie die net alles mist. Als je ouderschapsverlof in de schoolvakantie viel, had je pech. Kinderopvang moest je zelf betalen. En nu moeten we langer doorwerken.’ Zelf vindt ze dat niet erg, want ze doet haar werk met plezier. ‘Wat ik wel erg vind is dat wij langer moeten werken, terwijl jongeren thuis lopen. Dat vind ik dramatisch. De jeugd is onze toekomst, daar moeten we het van hebben. Jeugdwerkloosheid is slecht.’ Ook in het onderwijs neemt de werkloosheid toe. ‘Ik merk het op mijn eigen school. Er worden veel minder kinderen geboren. Wij moeten inkrimpen.’Hoewel Ans niet vaak nadenkt over haar pensioen, vraagt ze zich soms af hoeveel geld ze inmiddels heeft ingelegd en wat ze daarvan straks terugziet. ‘Dat moet je maar afwachten. Toch vind ik die constructie wel goed, dat je gedwongen bij ABP zit. Want als je dat vrij zou geven en mensen zelf iets laat regelen, blijft er niks over. Dit moet je handhaven, ook voor de jongere generaties.’
‘Geen verrassing als het straks minder wordt’
Vanuit
de deelnemer
bekeken
Ans Vrehe-Rothengatter (53) werkt sinds haar 20ste in het onderwijs. Ze is getrouwd met Herman, die ook voor de klas staat. Destijds gingen ze samen naar de Pabo. Ze hebben een dochter van 20. Ans werkt al 33 jaar in Loo. ‘Op een gezellige dorpsschool. Van veel leerlingen heb ik ook de ouders in de klas gehad.’ Ze geniet van haar werk. ‘Ik ben leerkracht, intern begeleider en locatiecoördinator. Die variatie is leuk.’ In haar vrije tijd sport ze veel. ‘Lesgeven vergt energie, dus ik zorg voor een goede conditie.’
‘Je hoort zo veel over pensioen. Het is geen verrassing meer als het straks minder wordt’, zegt Ans, ‘Ik denk dat de generatie die vroeger in het onderwijs werkte en nu met pensioen is, mazzel heeft. Ze konden op hun 58ste stoppen en ze hebben een aardig pensioen opgebouwd. Zelf ben ik van de generatie die net alles mist. Als je ouderschapsverlof in de schoolvakantie viel, had je pech. Kinderopvang moest je zelf betalen. En nu moeten we langer doorwerken.’ Zelf vindt ze dat niet erg, want ze doet haar werk met plezier. ‘Wat ik wel erg vind is dat wij langer moeten werken, terwijl jongeren thuis lopen. Dat vind ik dramatisch. De jeugd is onze toekomst, daar moeten we het van hebben. Jeugdwerkloosheid is slecht.’ Ook in het onderwijs neemt de werkloosheid toe. ‘Ik merk het op mijn eigen school. Er worden veel minder kinderen geboren. Wij moeten inkrimpen.’Hoewel Ans niet vaak nadenkt over haar pensioen, vraagt ze zich soms af hoeveel geld ze inmiddels heeft ingelegd en wat ze daarvan straks terugziet. ‘Dat moet je maar afwachten. Toch vind ik die constructie wel goed, dat je gedwongen bij ABP zit. Want als je dat vrij zou geven en mensen zelf iets laat regelen, blijft er niks over. Dit moet je handhaven, ook voor de jongere generaties.’
‘Geen verrassing als het straks minder wordt’
23 Jaarverslag ABP 2011
2. Financieel beleid
Financieel beleid: een integrale benadering
Integrale benadering van het financieel beleid
Bij de beoordeling van financiële risico’s en bij de
(periodieke) toetsing en voorbereiding van het financieel
beleid speelt ‘asset liability management’ (ALM) een
belangrijke rol. ALM houdt in dat vermogen (assets)
en verplichtingen (liabilities) in onderlinge samenhang
worden bestudeerd en gestuurd (management).
Dit gebeurt met behulp van een model dat op
economische scenario’s is gebaseerd en op ABP is
toegespitst. Met dit model wordt de ontwikkeling van
de financiële positie voor een groot aantal economische
scenario’s geschat. Tegen de achtergrond van
de structuur van de pensioenverplichtingen, de
indexatieambitie en het premiebeleid wordt binnen ALM
naar de optimale beleggingsmix gezocht.
Vanwege de onderlinge samenhang is het van
belang het financieel beleid integraal vast te stellen
en periodiek te toetsen. Het fonds herijkt eens per
drie jaar het financieel beleid. In 2009 heeft dit
plaatsgevonden als basis voor het financieel beleid in
de periode 2010-2012. In de loop van 2012 wordt het
financieel beleid wederom herijkt.
Het financieel beleid omvat het risico-, premie-,
indexatie- en beleggingsbeleid en het vaststellen van
de voorziening voor de pensioenverplichtingen.
Eens in de drie jaar worden onder andere getoetst en
zo nodig opnieuw vastgesteld:
• het strategisch beleggingsbeleid,
• de actuariële veronderstellingen voor waardering van
de verplichtingen en de premievaststelling,
• het premiebeleid,
• het indexatiebeleid.
Hierna gaan we daar nader op in, behalve voor het
strategisch beleggingsbeleid.
Actuariële veronderstellingen
Als onderdeel van de driejaarlijkse herijking van
het financieel beleid zijn in 2009 nieuwe actuariële
veronderstellingen voor de periode 2010-2012
vastgesteld. Hierbij is voor de levensverwachting
uitgegaan van de waargenomen sterfte over de
periode 2005 tot en met 2007 in combinatie met de
prognosetafel van 2008 van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS). Het CBS heeft in december 2010
een nieuwe prognosetafel gepubliceerd.
Deze prognosetafel is met een actualisering van de
waargenomen sterfte over 2008 en 2009 aangevuld
en vervolgens vanaf eind 2010 in de berekening
van de voorziening voor de pensioenverplichtingen
verwerkt. Als gevolg van het aanpassen van de
sterftegrondslagen zijn de pensioenverplichtingen
vanzelfsprekend toegenomen. Dit heeft in 2009 en
2010 geleid tot een daling van de dekkingsgraad met
in totaal 7,2 procentpunt. Recent is de waargenomen
sterfte over 2010 tussentijds getoetst. Dit heeft geen
aanleiding gegeven tot een tussentijdse aanpassing
van de actuariële veronderstellingen.
Premiebeleid
Wij bepalen als bestuur jaarlijks de kostendekkende
premies voor de collectieve regelingen. Om premie-
fluctuaties te beperken wordt de kostendekkende
premie op een prudente schatting gebaseerd van het
op lange termijn verwachte reële beleggingsrendement
(dus het beleggingsrendement na aftrek van de
looninflatie). Vanwege de indexatieambitie en het
reële karakter van de pensioenverplichtingen wordt
daarbij niet van een nominaal, maar van een reëel
beleggingsrendement uitgegaan. Voor de premiestelling
2010-2012 is van een reële disconteringsvoet van
3,25 procent uitgegaan.
Indexatiebeleid
Jaarlijks beslissen wij ook over de toekenning en
de hoogte van de indexatie. Als leidraad voor deze
beslissing fungeert de beleidsstaffel indexatie.
Deze is in grafiek 2.1 schematisch weergegeven en
daaronder toegelicht. Op grond van onze discretionaire
bevoegdheid kunnen wij van de uitkomsten van de
beleidsstaffel afwijken.
24 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 2.1 Beleidsstaffel indexatie
indexatie
100% indexatie
+ evt. na -indexatie
ondergrens(100%)
dekkingsgraad
0% indexatie
bovengrens(135%)
minimaal vereist(104,3%) (123,9%)
Financiële sturing
De financiële sturing van het fonds is in de
eerste plaats op de lange termijn gericht.
De financiële sturing voor de korte termijn vindt
plaats door middel van het indexatiebeleid of
bijsturing van het beleggingsbeleid. Daarnaast
is in het vigerende herstelplan besloten tot het
heffen van een herstelopslag op de premie.
Het herstelplan wordt periodiek geëvalueerd.
Aanvullende maatregelen zijn in principe
pas nodig als het vigerende financieel beleid
onvoldoende herstellend vermogen heeft.
Bij de besluitvorming over de indexatie worden
vier classificaties onderscheiden.
Rood
De dekkingsgraad van het fonds is te laag
om aan het wettelijk minimaal vereist eigen
vermogen (in %) te voldoen. Er is dan sprake
van een dekkingstekort. Er kan dan niet worden
geïndexeerd. Het minimaal vereist eigen
vermogen moet in maximaal drie jaar worden
hersteld. Die termijn is bij wijze van uitzondering
tot vijf jaar verlengd.
Oranje
De dekkingsgraad van het fonds is te laag
om aan het wettelijk vereist eigen vermogen
(in %) te voldoen, maar er wordt nog wel aan
het eerder genoemde minimaal vereist eigen
vermogen voldaan. Er kan dan gedeeltelijk
worden geïndexeerd. Het reservetekort moet in
maximaal vijftien jaar worden ingelopen.
Geel
De dekkingsgraad van het fonds is hoger dan
nodig is om aan de wettelijke solvabiliteitseisen
te voldoen, maar lager dan de bovengrens van
de beleidsstaffel. De indexatieambitie kan nog
niet volledig worden waargemaakt.
Groen
De dekkingsgraad van het fonds bevindt zich
boven de bovengrens van de beleidsstaffel en
het fonds kan in principe bestendig en volledig
indexeren. In beginsel kan dan ook sprake
zijn van na-indexatie ter compensatie van
een onvolledige of nagelaten indexatie in het
verleden.
25 Jaarverslag ABP 2011
Financieel beleid: uitwerking in 2011
Premievaststelling
Voor de periode 2010-2012 hebben wij gestreefd
naar een stabilisering van de kostendekkende premie
voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen.
Daartoe hebben we bij de vaststelling van de premie
voor 2010 op voorzienbare premiestijgingen in 2011
en 2012 geanticipeerd en is in 2010 een premie-
egalisatiereserve gevormd.
Herstelopslag op de premie
Sinds augustus 2010 is sprake van een herstelopslag
op de premie van 1 procentpunt. Vanwege de
onzekere financiële positie van het fonds beoordelen
we periodiek of deze herstelopslag moet worden
bijgesteld. Dit heeft in maart 2011 en december
2011 tot besluitvorming geleid. Beide keren is de
herstelopslag 1 procentpunt gebleven, maar in
december hebben we ook besloten - als de financiële
positie van het fonds eind 2011 daartoe aanleiding zou
geven - de herstelopslag vanaf januari 2012 verder te
verhogen naar 3 procentpunt. In februari 2012 hebben
we dit voorgenomen besluit geëffectueerd.
Effect van de actuariële veronderstellingen op de
premie
Naast het verwachte reële rendement is de langleven-
verwachting een belangrijke grootheid bij het bepalen
van de kostendekkende premie. De kosten dekkende
premie is de prijs die nu voor de opbouw van een
toekomstig (levenslang) pensioen wordt betaald.
De publicatie van nieuwe CBS-prognosetafels in
december 2010 heeft ertoe geleid dat we de premies
vanaf april 2011 hebben verhoogd. Deze verhoging
heeft op zodanige wijze plaatsgevonden dat de totale
premieafdracht over 2011 gelijk is aan de afdracht in
de situatie dat de nieuwe sterfteprognoses al direct per
1 januari 2011 in de premie zouden zijn verwerkt.
Premievergelijking
In tabel 2.1 zijn ter vergelijking de premies voor 2011
en 2012 opgenomen. Omdat de premie zowel per
1 april 2011 als per 1 april 2012 is aangepast, worden
de premies voor de verschillende periodes apart
vermeld.
Tabel 2.1 Premies voor 2012 en 2011 als percentage
van de bijdragegrondslag (salaris na aftrek van franchise) 2012 2012 2011 2011(vanaf april) (jan. t/m mrt.) (vanaf april) (jan. t/m mrt.)
Ouderdoms- en nabestaandenpensioen 20,9 20,9 20,9 20,4
Herstelopslag op de premie voor 3,3 1,0 1,0 1,0
ouderdoms- en nabestaandenpensioenPremie ouderdoms- en nabestaanden-pensioen
(inclusief herstelopslag)
24,2 21,9 21,9 21,4
Financiering uit egalisatiereserve -0,1 - - -
Anw-hiaat 0,3 0,3 0,2 0,3
Arbeidsongeschiktheidspensioen (gemiddeld) 0,29 0,29 0,3 0,3
- Subtotaal uitgedrukt in grondslag 24,7 22,5 22,4 22,0
- Subtotaal uitgedrukt in salaris 19,2 17,5 17,4 17,1Inkoop van voorwaardelijk ouderdoms- en
nabestaandenpensioen1
0,9 0,9 0,3 0,3
- Totaal uitgedrukt in salaris 20,1 18,4 17,7 17,4
1 Als percentage van het salaris, burgers
26 Jaarverslag ABP 2011
Premie voor het ouderdoms- en
nabestaandenpensioen
De premie voor het ouderdoms- en
nabestaandenpensioen voor de periode januari tot
en met maart 2012 is op 21,9 procent vastgesteld
(inclusief de herstelopslag). Vanaf april 2012 is de
premie voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen
gelijk aan 24,2 procent (inclusief de herstelopslag).
Hiervan wordt 0,1 procentpunt aan de premie-
egalisatiereserve onttrokken. Werkgevers en
werknemers betalen gezamenlijk de resterende
24,1 procent.
Premie Anw-compensatie
De premie voor de compensatie van de Algemene
nabestaandenwet is per 1 januari 2012 van 0,2 naar
0,3 procent verhoogd.
Premie arbeidsongeschiktheidspensioen
De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is
een sectorale premie en is voor 2012 voor nagenoeg
alle sectoren gelijk gebleven. Alleen voor de sector
Universitaire Medische Centra is de premie van
0,3 procent naar 0,2 procent verlaagd.
Premie voor de inkoop van voorwaardelijk pensioen
De premie voor de inkoop van voorwaardelijke
aanspraken voor de deelnemers die met pensioen
gaan, vloeit voort uit de overgangsbepalingen bij de
wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2006.
Deze premie heeft in 2011 0,3 procent van het salaris
bedragen en is in 2012 gelijk aan 0,9 procent van het
salaris. De verhoging vloeit voort uit de verwachting dat
in 2012 een groter aantal deelnemers dan in 2011 van
deze overgangsregeling gebruik zal maken.
Indexatiebesluit 2011
Als bestuur nemen wij jaarlijks - met inachtneming
van de adviezen van de deelnemersraad en de
werkgeversraad - een premie- en indexatiebesluit.
Als peildatum wordt daarvoor de financiële positie eind
oktober gebruikt.
Op de peildatum 31 oktober 2011 bedroeg de
dekkingsgraad 93,8 procent, bij een marktrente van
2,8 procent. De ondergrens van de beleidsstaffel
indexatie voor het toekennen van indexatie is
104,3 procent. Op grond van de dekkingsgraad
van 93,8 procent is geconstateerd dat er geen
indexatieruimte was en dat de pensioenen over 2012
niet kunnen meegroeien met de loonontwikkeling in de
sectoren overheid en onderwijs. Die loonontwikkeling
bedroeg in 2011 gemiddeld 0,25 procent. Daarmee is
voor de deelnemers de maximale indexatieachterstand
tot en met 31 december 2011 op 8,24 procent
gekomen.
Financiële positie eind 2011
Dekkingsgraad eind 2011 onder het vereiste niveau
Het fonds heeft sinds eind 2008 een reservetekort.
Van een reservetekort is sprake als de dekkingsgraad
lager is dan 123,9 procent (stand eind 2011). Op basis
van de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde
rentetermijnstructuur was de dekkingsgraad eind 2011
gelijk aan 93,7 procent.
Naast een reservetekort was er eind 2011 ook een
dekkingstekort. Dit dekkingstekort wordt bepaald aan
de hand van het minimaal vereist eigen vermogen. Het
minimaal vereist eigen vermogen is afhankelijk van de
verplichtingenstructuur van een fonds en wordt
Tabel 2.2 Financiële positie eind 2011, in miljarden euro’s
en als percentage van de voorziening voor pensioenverplichtingen (VPV) € mrd % van VPV
Algemene reserve -16,5 -6,3%
Minimaal vereist eigen vermogen 11,3 4,3%
Dekkingstekort -27,8 -10,6%
Algemene reserve -16,5 -6,3%
Vereist eigen vermogen 62,9 23,9%
Reservetekort -79,4 -30,2%
27 Jaarverslag ABP 2011
volgens de rekenregels van het Besluit Financieel
Toetsingskader vastgesteld. Eind 2011 is het
minimaal vereist eigen vermogen 4,3 procent van de
verplichtingen. Daarmee is de norm voor het bepalen
van het dekkingstekort gelijk aan 104,3 procent.
Bij de evaluatie van het herstelplan en de
besluitvorming over de aanvullende maatregelen is met
de geraamde dekkingsgraad aan het einde van het jaar
gerekend, gebaseerd op de voorlopige eindejaarcijfers
van vermogen en verplichtingen. Op dat moment
bedroeg de gepubliceerde voorlopige dekkingsgraad
94,2 procent. De definitieve dekkingsgraad eind 2011
is 93,7 procent.
Tabel 2.2 geeft de definitieve financiële positie aan het
einde van 2011 weer, in termen van dekkingspositie en
reservepositie.
Tabel 2.3 toont de ontwikkeling van de dekkingsgraad
over 2010 en 2011 naar achterliggende oorzaken.
Marktrente leidt tot volatiele uitkomsten
De kapitaalmarktrente is in 2011 opnieuw zeer
volatiel geweest. Voor het waarderen van de
verplichtingen worden de eindemaandstanden
van deze rentes gehanteerd. Deze hebben zich in
2011 tussen de 2,7 en 3,8 procent bewogen. Deze
volatiliteit en de ontwikkelingen in de waarde van de
beleggingsportefeuille zijn een belangrijke oorzaak voor
de beweeglijkheid van de dekkingsgraad geweest.
Grafiek 2.2 toont voor de jaren 2010 en 2011 het
verloop van de dekkingsgraad en de kapitaalmarkt-
rentes, die als disconteringsvoet voor de verplichtingen
worden gebruikt.
Grafiek 2.2 Verloop van de rente en de dekkingsgraad
90%
100%
110%
120%
130%
2010 2011
2%
3%
4%
5%
dekkingsgraad
grens reservetekort
grens dekkingstekort
kapitaalmarktrente
Uit deze grafiek blijkt dat het fonds in de maanden
januari tot en met juli 2011 uit het dekkingstekort is
geweest. Sinds augustus 2011 is er weer sprake van
een dekkingstekort.
Tabel 2.3 Ontwikkeling van de dekkingsgraad (in procentpunten) 2011 2010
Aanvang van het boekjaar 105,5 103,5
- effect van de rentemutatie door wijziging van de rentetermijnstructuur -13,8 -9,1
- effect van het rendement op de beleggingen 3,3 13,7
- effect van de rentetoevoeging op de verplichtingen -1,4 -1,3
- overige effecten op de dekkingsgraad 0,2 0,1
93,8 106,9
- effect van de aanpassing van de grondslagen op de verplichtingen - 0,1 -1,4
Einde van het boekjaar 93,7 105,5
Vereiste dekkingsgraad 123,9 125,7
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,3 104,3
Rente pensioenverplichtingen 2,74 3,46
Beleggingsrendement 3,3 13,5
28 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 2.3 toont de ontwikkeling van beschikbaar
vermogen, rente en verplichtingen die aan het verloop
van de dekkingsgraad ten grondslag ligt.
Grafiek 2.3 Ontwikkeling van beschikbaar vermogen,
rente en verplichtingen
175
200
225
250
275
2010 2011
2%
3%
4%
5%
beschikbaar vermogen & verplichtingen (x 1 miljard)
rente
Deze en andere grafieken treft u ook aan in onze
kwartaalberichten en zijn te vinden op onze website,
www.abp.nl.
Voortgang van het herstelplan
Dekkingstekort
Sinds eind 2008 heeft het fonds zowel een reserve- als
een dekkingstekort. Op grond van de Pensioenwet
is begin 2009 een herstelplan opgesteld. Daarin
is vastgelegd hoe het fonds zich, op basis van de
wettelijke uitgangspunten en binnen de hiervoor
gestelde wettelijke termijnen, uit het dekkings- en
reservetekort zou kunnen herstellen. Het verwachte
verloop van dit herstel wordt jaarlijks tegen de feitelijke
ontwikkeling afgezet en vervolgens geëvalueerd.
Hierna gaan we in op de verwachte ontwikkeling van
de financiële positie op de korte en lange termijn,
zoals die in de evaluatie van het herstelplan is
geactualiseerd.
Verwachte ontwikkeling van de financiële positie
op korte termijn
Herstel loopt achter op het herstelplan
Bij de besluitvorming over de genomen aanvullende
maatregelen is opnieuw berekend hoe de
dekkingsgraad zich gedurende de wettelijk toegestane
resterende herstelperiode naar verwachting zal
ontwikkelen. In de evaluatie 2011 is uitgegaan
van een disconteringsvoet van de verplichtingen
van 2,74 procent, een beleggingsrendement van
6,45 procent en een loongroei van 2,5 procent.
De realisatie kan daar van afwijken.
Grafiek 2.4 toont de uitkomsten van de verwachte
ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens het
kortetermijnherstelplan.
Grafiek 2.4 Calculatorische uitkomsten van de
verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens
het kortetermijnherstelplan
85%
90%
95%
100%
105%
110%
115%
120%
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
herstelplan evaluatie 2011
minimaal vereiste dekkingsgraad
Zoals uit de grafiek blijkt ligt de dekkingsgraad eind
2011 onder het in het herstelplan gecalculeerde niveau.
Om op de einddatum (eind 2013) toch het minimaal
vereiste niveau van de dekkingsgraad te kunnen
bereiken, is versnelling van het herstel noodzakelijk.
De lichtblauwe lijn toont het geactualiseerde verwachte
verloop van de dekkingsgraad, rekening houdend
met het geraamde effect van de besluiten die in de
bestuurlijke beschouwingen zijn beschreven. Deze
besluiten zijn genomen op basis van de (toen nog
geraamde) dekkingsgraad eind 2011.
29 Jaarverslag ABP 2011
Op basis van de financiële positie eind 2012 zal het
herstelplan wederom worden geëvalueerd.
Het doorvoeren van aanvullende maatregelen, zoals
het verlagen van pensioenaanspraken en -uitkeringen,
zal mede afhangen van de daadwerkelijke stand van
de dekkingsgraad op die datum. Het effect van de
afwijking van de feitelijke dekkingsgraad eind 2011
ad 93,7 procent ten opzichte van de ten tijde van de
evaluatie van het herstelplan geraamde dekkingsgraad
ad 94,2 procent wordt daarbij betrokken.
Verwachte ontwikkeling van de financiële positie
op lange termijn
Reservetekort
Aangezien van een dekkingstekort sprake is, heeft ABP
ook een reservetekort. Uitgaande van de situatie eind
2011, een disconteringsvoet van de verplichtingen
van 2,74 procent, een beleggingsrendement van
6,45 procent per jaar en een jaarlijkse loongroei van
2,5 procent wordt verwacht dat met de voorgenomen
aanvullende maatregelen het reservetekort in 2023
geheel zal zijn weggewerkt. Daarmee vindt het
langetermijnherstel plaats binnen de daarvoor gestelde
wettelijke periode van 15 jaar (eind 2023).
Grafiek 2.5 toont het gecalculeerde verloop van de
dekkingsgraad volgens het langetermijnherstelplan.
Grafiek 2.5 Calculatorische uitkomsten van de
verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad volgens
het langetermijnherstelplan
80%
85%
90%
95%
100%
105%
110%
115%
120%
125%
130%
2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021 2023
herstelplan evaluatie 2011
vereiste dekkingsgraad
Uit de grafiek blijkt dat ABP naar verwachting tijdig,
dat wil zeggen voor eind 2023, aan de vereiste
dekkingsgraad zal kunnen voldoen. Het reservetekort
zal dan zijn opgeheven.
30 Jaarverslag ABP 2011
Vanuit de deelnemer bekeken
Barend Hoogendorp (54) is directeur van de Monumentenwacht Noord-Holland. Een organisatie die zo boeiend is dat hij er al weer 13 jaar werkt, terwijl hij er destijds binnen kwam om tijdelijk een project te begeleiden. Voorheen werkte hij als ambtenaar in verschillende gemeenten, onder andere op Texel, en bij de provincie Noord-Holland. Hij hield zich vooral bezig met ruimtelijke ordening, verkeer en milieu. Barend is getrouwd en heeft een zoon van 20. Lange tijd was hij actief in de CFO (onderdeel van CNV), maar tegenwoordig heeft hij niet veel tijd meer voor neven-activiteiten. ‘Mijn werk vraagt een hoop energie.’
Een paar jaar geleden had Barend als werkgever veel met ABP te maken. De Monumentenwacht werd gesplitst in een gesubsidieerd en een commercieel deel. ‘Gelukkig mocht het personeel dat overging naar de commerciële poot ook bij ABP blijven. Dat scheelde veel onrust en pensioenbreuken.’ Als werkgever is hij tevreden over ABP, vertelt hij. ‘Ik krijg keurige overzichten en het personeel wordt goed geïnformeerd.’ Maar dat wil niet zeggen dat hij zich geen zorgen maakt. ‘We nemen misschien wel een erg groot voorschot op de toekomst. Ik denk dat de pensioenen te hoog zijn en de pensioenleeftijden te laag.’ Nederland heeft op economisch gebied vette jaren achter de rug. Nu zijn de magere jaren aangebroken. Bovendien is er vergrijzing. ‘We hadden de afgelopen jaren de staatsschuld moeten aflossen in plaats van de rekening naar de toekomst te schuiven.’Langer werken is onvermijdelijk, vindt hij. ‘In ons pensioenstelsel is er geen rekening mee gehouden dat we zó oud worden. Dus moet je de pensioenleeftijd aanpassen. En dan het liefst een stapje verder dan we nu van plan zijn. Ik hoor ouderen om me heen steeds maar zeggen dat ze zich jong voelen. Nou, dan blijf je toch werken? Die toegenomen levensverwachting moeten we niet zien als last, maar als verworvenheid. Daar moeten we trots op zijn.’
‘Bij ABP blijven voorkomt veel onrust’
Vanuit de deelnemer bekeken
Barend Hoogendorp (54) is directeur van de Monumentenwacht Noord-Holland. Een organisatie die zo boeiend is dat hij er al weer 13 jaar werkt, terwijl hij er destijds binnen kwam om tijdelijk een project te begeleiden. Voorheen werkte hij als ambtenaar in verschillende gemeenten, onder andere op Texel, en bij de provincie Noord-Holland. Hij hield zich vooral bezig met ruimtelijke ordening, verkeer en milieu. Barend is getrouwd en heeft een zoon van 20. Lange tijd was hij actief in de CFO (onderdeel van CNV), maar tegenwoordig heeft hij niet veel tijd meer voor neven-activiteiten. ‘Mijn werk vraagt een hoop energie.’
Een paar jaar geleden had Barend als werkgever veel met ABP te maken. De Monumentenwacht werd gesplitst in een gesubsidieerd en een commercieel deel. ‘Gelukkig mocht het personeel dat overging naar de commerciële poot ook bij ABP blijven. Dat scheelde veel onrust en pensioenbreuken.’ Als werkgever is hij tevreden over ABP, vertelt hij. ‘Ik krijg keurige overzichten en het personeel wordt goed geïnformeerd.’ Maar dat wil niet zeggen dat hij zich geen zorgen maakt. ‘We nemen misschien wel een erg groot voorschot op de toekomst. Ik denk dat de pensioenen te hoog zijn en de pensioenleeftijden te laag.’ Nederland heeft op economisch gebied vette jaren achter de rug. Nu zijn de magere jaren aangebroken. Bovendien is er vergrijzing. ‘We hadden de afgelopen jaren de staatsschuld moeten aflossen in plaats van de rekening naar de toekomst te schuiven.’Langer werken is onvermijdelijk, vindt hij. ‘In ons pensioenstelsel is er geen rekening mee gehouden dat we zó oud worden. Dus moet je de pensioenleeftijd aanpassen. En dan het liefst een stapje verder dan we nu van plan zijn. Ik hoor ouderen om me heen steeds maar zeggen dat ze zich jong voelen. Nou, dan blijf je toch werken? Die toegenomen levensverwachting moeten we niet zien als last, maar als verworvenheid. Daar moeten we trots op zijn.’
‘Bij ABP blijven voorkomt veel onrust’
33 Jaarverslag ABP 2011
3. Pension fund governance
ABP wil voor zijn deelnemers een duurzaam
en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat zijn
financiële verplichtingen nu en in de toekomst kan
waarmaken. Als eindverantwoordelijk bestuur van het
pensioenfonds streven wij naar optimale kwaliteit,
openheid en zorgvuldigheid bij de uitvoering van
de pensioenregeling die door de sociale partners is
overeengekomen. Mede gezien het publieke belang
willen wij daar periodiek verantwoording over afleggen.
Wij onderschrijven de principes van goed
pensioenfondsbestuur die de Stichting van de
Arbeid heeft vastgesteld. De naleving daarvan is op
onderdelen in de Pensioenwet opgenomen. Mede
als gevolg van de splitsing tussen het fonds en het
uitvoeringsbedrijf begin 2008 is de bestuursstructuur
van ABP op basis van deze principes vormgegeven.
In figuur 3.1 is de bestuursstructuur van het fonds
schematisch weergegeven. Deze structuur wordt in dit
hoofdstuk nader toegelicht.
Schema van het pensioenfondsbestuur
Figuur 3.1 Schematische weergave van het
pensioenfondsbestuur
Deelnemersraad
Verantwoording Advies
Medezeggenschap Intern toezicht
ABPBestuur
Verantwoordings-orgaan
Werkgeversraad
Externe ledenAuditcommissie
Bestuursbureau
General Counsel
Accountant Actuaris
Bestuurs-commissies
AuditBeleggingsbeleid
CommunicatieFondsbeleid
SLABeroep
Bestuurscommissies
Voor een optimale uitvoering van de werkzaamheden
hebben we vanuit het bestuur een aantal commissies
ingesteld. Deze commissies kunnen met externe
deskundigen worden aangevuld. Op deze wijze wordt
specifieke deskundigheid efficiënt georganiseerd of
kan deze worden bevorderd. Commissies hebben
bovendien meer ruimte om zich diepgaander met zaken
bezig te houden.
De commissies hebben tot taak het beleid van het
fonds mede voor te bereiden. Zij doen dit door
adviezen en beleidsvoorstellen aan het bestuur op
volledigheid, juistheid en bestuurlijke relevantie te
toetsen. Daarnaast doen zij het bestuur suggesties
aan de hand voor mogelijke beleidsontwikkelingen op
het terrein dat onder de verantwoordelijkheid van de
desbetreffende commissie valt.
Bovendien hebben de commissies een rol in het
risicomanagement op het beleidsterrein dat onder hun
verantwoordelijkheid valt. Ook kunnen commissies
toezien op de uitvoering van door het bestuur genomen
besluiten.
De commissies hebben, zonder speciaal mandaat,
geen besluitvormende bevoegdheden en treden nooit
in de verantwoordelijkheden van het voltallige bestuur.
Wij hebben de volgende commissies ingesteld.
Bestuurscommissie fondsbeleid
De bestuurscommissie fondsbeleid bereidt de
besluitvorming door het bestuur voor over het
financieel beleid (risico’s, premie en indexatie), het
pensioenbeleid en het uitvoeringsbeleid, evenals de
uitvoeringsbesluiten daarover. De commissie adviseert
het bestuur daarbij.
Eind 2011 heeft de toezichthouder de beleidsregel
inzake het verplicht opstellen van een financieel
crisisplan vastgesteld. Dit plan is bedoeld voor situaties
waarin de dekkingsgraad zich op een kritisch niveau
bevindt of zeer snel in die richting beweegt, waardoor
realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds
in gevaar komt. De bestuurscommissie fondsbeleid
is in 2011 met de beleidsmatige voorbereiding van
zo’n financieel crisisplan gestart, vooruitlopend op de
maatregel die van de toezichthouder wordt verwacht.
Daarnaast is door de commissie een beleidsvoorstel
uitgewerkt om tot aanpassing van het indexatiebeleid
te komen. Op grond hiervan kan onder
omstandigheden eerder sprake zijn van na-indexatie
dan bij een dekkingsgraad die op de peildatum boven
de bovengrens van de beleidsstaffel ligt. We hebben in
het najaar van 2011 met dit voorstel ingestemd.
34 Jaarverslag ABP 2011
De bestuurscommissie fondsbeleid bestaat uit drie
bestuursleden van werknemerszijde en drie van
werkgeverszijde, waarbij elke delegatie een vierde
lid als opvolger kan benoemen. Het voorzitterschap
wordt met ingang van 2012 door de voorzitter van het
bestuur vervuld. Gedurende 2011 is het voorzitterschap
door een bestuurslid vervuld. De commissie wordt
inhoudelijk en procesmatig door het bestuursbureau
ondersteund en indien gewenst door deskundigen van
het uitvoeringsbedrijf of andere externe adviseurs.
De commissie is in 2011 dertien keer in een nagenoeg
volledige bezetting bijeen geweest.
Bestuurscommissie beleggingsbeleid
Per 1 januari 2011 is de bestaande beleggings-
commissie opgeheven en door een bestuurscommissie
beleggingsbeleid vervangen. Hierin hebben ook externe
leden zitting. Door de wijziging van de kaderregeling
beleggingen en uit hoofde van de adviserende taak van
de bestuurscommissie zouden de externe leden kennis
kunnen verkrijgen over investeringsvoorstellen die
vanwege hun betrokkenheid bij de eigen onderneming
tot belangenverstrengeling zouden kunnen leiden.
De kaderregeling beleggingen is na een evaluatie begin
2011 op een aantal punten aangepast, met als doel
het voorkomen van grote belangen in beursgenoteerde
ondernemingen en het voorkomen van reputatierisico.
De drempel van de procentuele aandelenbelangen
waarvoor goedkeuring van het bestuur nodig is, is
verlaagd.
De bestuurscommissie beleggingsbeleid heeft tot
doel een bijdrage te leveren aan de kwaliteit en de
objectiviteit van het beleggingsbeleid, het risicobeheer
en het toezicht op een adequate uitvoering van het
beleggingsbeleid.
De bestuurscommissie beleggingsbeleid adviseert het
bestuur over:
• het (strategisch) beleggingsbeleid,
• de invulling van dat beleid binnen de strategische
allocatie,
• de specifieke richtlijnen voor de beleggingsmandaten,
• het verstrekken van mandaten aan
vermogensbeheerders,
• de implementatie en uitvoering van het gekozen
beleid.
De bestuurscommissie beleggingsbeleid brengt de
benodigde beleggingsdeskundigheid bijeen voor de
voorbereiding en besluitvorming door het bestuur. In
de bestuurscommissie beleggingsbeleid hebben drie
bestuursleden van werknemerszijde, drie bestuursleden
van werkgeverszijde en vier externe leden zitting.
Gedurende 2011 is het voorzitterschap door een
werkgeversvertegenwoordiger vervuld. Met ingang van
2012 vervult de bestuursvoorzitter deze taak.
De commissie heeft in 2011 tien keer in een nagenoeg
volledige bezetting vergaderd, waarvan vier keer in
aanwezigheid van de externe leden.
Bestuurscommissie service level agreement
De bestuurscommissie service level agreement
voert namens het bestuur onderhandelingen met
het uitvoeringsbedrijf over de dienstverlenings-
overeenkomsten, het (jaarlijkse) ‘service level
agreement’ (SLA) en de bijbehorende prijsafspraken.
De commissie bereidt ook de besluitvorming van het
bestuur daarover voor.
De onderhandelingen zijn mede gebaseerd op de
uitkomsten van onze jaarlijkse evaluatie van het
uitvoeringsbedrijf. Die evaluatie bestaat uit vier
onderdelen:
• de tevredenheid over de samenwerking, gemeten
door een onafhankelijk bureau,
• de prestatie en de beheersing bij het
uitvoeringsbedrijf op basis van het SLA,
• het service- en kostenniveau, gerelateerd aan de
CEM Benchmark,
• de uitkomsten van themaonderzoeken door het
bestuursbureau of via het bestuursbureau door
derden.
De commissie bestaat uit twee werknemersleden en
twee werkgeversleden. Het voorzitterschap wordt met
ingang van 2012 door de voorzitter van het bestuur
vervuld. Gedurende 2011 is het voorzitterschap
door een werkgeversvertegenwoordiger vervuld. De
commissie heeft geen beslissingsbevoegdheid en is
in 2011 twee keer in een volledige bezetting bij elkaar
gekomen.
Bestuurscommissie communicatie
De bestuurscommissie communicatie is in 2011
operationeel geworden. Het aandachtsgebied van de
commissie is de communicatie naar alle stakeholders.
De commissie adviseert het bestuur over het te
35 Jaarverslag ABP 2011
voeren beleid en volgt de uitvoering daarvan. Daarmee
vergroten we als bestuur onze sturingskracht op dit
beleidsgebied.
De commissie bestaat uit drie bestuursleden
van werknemers zijde en drie bestuursleden van
werkgevers zijde en is in 2011 vijf keer in vrijwel
volledige bezetting bij elkaar gekomen. Gedurende
2011 is het voorzitterschap door een werkgevers-
vertegenwoordiger vervuld. Met ingang van 2012
neemt de voorzitter van het bestuur deze taak op zich.
Auditcommissie
Het aandachtsgebied van de auditcommissie omvat
onder meer het toezicht op het fonds ten aanzien
van de werking van de risicobeheersing- en control-
systemen. In dit kader houdt de commissie zich bezig
met onder meer:
• het toezicht op de naleving van de relevante wet- en
regelgeving,
• het toezicht op de werking van gedragscodes,
• de financiële informatieverschaffing,
• de relatie met de externe accountant en externe
actuaris,
• de naleving en opvolging van de aanbevelingen en
opmerkingen van de externe accountant en externe
actuaris,
• de toepassing van de informatie- en
communicatietechnologie,
• de naleving van het uitvoeringscontract en het
‘service level agreement’ met het uitvoeringsbedrijf.
De auditcommissie heeft in 2011 de basis gelegd voor
de ontwikkeling van een integraal risicokader waaruit
een integrale risicorapportage is voortgekomen.
Daarnaast heeft de audit commissie veel aandacht
besteed aan de verdere verfijning van een robuust
waarderingsproces. Dit heeft geresulteerd in een
handboek ‘Waarderingen ABP’. Dit handboek en ook
de beleidsdocumenten ‘Integraal risicomanagement’ en
‘Risicospecifieke beheersing ABP’ heeft het bestuur in
de tweede helft van 2011 vastgesteld.
De auditcommissie brengt de benodigde financiële
deskundigheid bijeen voor de voorbereiding en
besluitvorming door het bestuur. In de auditcommissie
hebben drie bestuursleden van werknemerszijde en drie
van werkgeverszijde zitting. Het voorzitterschap wordt
door een lid van het bestuur vervuld en rouleert tussen
de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.
In 2011 is het voorzitterschap door een
werkgeversvertegenwoordiger vervuld. De commissie
heeft in 2011 acht keer in een nagenoeg volledige
bezetting vergaderd. Voor een delegatie van de
commissie werd een themabijeenkomst over
waarderingen gehouden. De externe accountant heeft
op een enkele uitzondering na alle vergaderingen
bijgewoond. In twee vergaderingen is ook de externe
actuaris aanwezig geweest.
Intern toezicht
In de auditcommissie hebben drie externe leden
zitting. De drie externe leden van de auditcommissie
oefenen het intern toezicht op het pensioenfonds
uit, zoals bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
Hun functie is dezelfde als die van de andere leden,
zij het dat zij bovendien specifiek zijn belast met het
onafhankelijk beoordelen van het functioneren van het
bestuur. De externe leden beoordelen de beleids- en
bestuursprocedures en -processen, de ‘checks and
balances’ binnen het fonds, de wijze waarop het fonds
wordt aangestuurd en de wijze waarop het bestuur met
de risico’s op de langere termijn omgaat.
Deze beoordeling door de externe leden ligt in het
verlengde van de evaluatie die de auditcommissie als
geheel tot haar primaire taak rekent. De drie externe
leden van de auditcommissie brengen jaarlijks een
schriftelijke rapportage over hun bevindingen aan het
bestuur uit. De aanbevelingen uit deze rapportage zijn
aan het einde van dit hoofdstuk opgenomen.
De samenstelling, taken en bevoegdheden van de
auditcommissie en de benoeming van de leden ervan
zijn in de statuten van het fonds geregeld.
Het reglement voor de auditcommissie is begin 2011
door de commissie geëvalueerd en geactualiseerd.
De geactualiseerde versie is op 21 april 2011
vastgesteld.
Bestuursbureau
Wij worden als bestuur door een bestuursbureau
ondersteund. De belangrijkste taken van het bestuurs-
bureau zijn de beleidsvoorbereiding voor het bestuur,
de interne beheersing van het fonds binnen de kaders
die het bestuur daarvoor heeft vastgesteld en de
monitoring van de uitvoering van de contracten van het
fonds.
Het bestuursbureau werkt langs de lijnen van een
matrixorganisatie. Bij de voorbereiding van de
beleidsvorming moet immers al rekening worden
gehouden met risico(beheersing), juridische aspecten,
36 Jaarverslag ABP 2011
financiële uitgangspunten en compliance.
Deze matrixorganisatie is in figuur 3.2 weergegeven.
Figuur 3.2 De matrixorganisatie van het bestuursbureau
Fondsbeleid Vermogens-beheer
PositioneringCommunicatie
Pers
Gen
eral
Co
unse
l
Acc
oun
tant
Act
uaris
BestuurABP
Risicomanagement
Strategisch beleid
Bestuursbureau
Secretariaat
Control en verantwoording
Juridische Zaken
Compliance
De beleidsvoorbereiding komt idealiter tot stand
in teams die uit de beleidspoot (verticaal) en de
beheerslaag (horizontaal) worden gevormd. Daarbij is
de beleidspoot leidend binnen de vastgestelde kaders.
De monitoring op de beleidsuitvoering vindt
primair vanuit de beheerslagen plaats, met zo
nodig een inhoudelijke input vanuit de beleidspoot.
Daarmee ontstaat op natuurlijke wijze een balans
tussen de inhoud van het beleid en de beheersing
van de risico’s. De uitvoering van het beleid is
grotendeels aan het uitvoeringsbedrijf uitbesteed.
De beheerslagen monitoren deze beleidsuitvoering
door het uitvoeringsbedrijf. Dit gebeurt aan de hand
van diverse periodieke verantwoordingsrapportages
en –documenten, uitgevoerde themaonderzoeken,
de jaarlijks door het uitvoeringsbedrijf beschikbaar
gestelde ISAE 3402/3000 type II-rapporten (waarvan
de minimale reikwijdte door ABP is vastgesteld) en tot
slot een getekend ‘in control statement’ van de directie
van het uitvoeringsbedrijf.
Gelet op het belang van risicomanagement is voor
een expliciete functiescheiding tussen (strategisch)
risicobeleid, risicocontrol en risicomanagement
gekozen. In het strategisch risicobeleid komt tot
uitdrukking wat de ‘risk appetite’ van het fonds is
en welk risicokader wordt gehanteerd (financiële en
risiconota). De risicocontrolfunctie bereidt binnen de
strategische kaders het risicobeleid voor, stelt vast of
dit beleid wordt nageleefd en rapporteert daarover aan
het bestuur. Voor vermogensbeheer is er een specifieke
risicomanagementfunctie. Deze houdt zich bezig met
het identificeren, analyseren, monitoren en rapporteren
van operationele en beleggingsrisico’s, het opleveren
van risiconormeringen, performancemeting en -analyse
en adviseert het bestuur hierover.
Overigens geldt ook breder dat een functiescheiding
tussen enerzijds beleidsvoorbereiding en anderzijds
beheersing en monitoring wordt gehanteerd. Dit is
bijvoorbeeld ook bij de juridische functie aan de orde,
waar beleidsadvisering en compliance separaat zijn
gepositioneerd.
General counsel
Het bestuur heeft in 2011 een onafhankelijk
optredende functionaris benoemd, die in staat is het
bestuur te spiegelen, de general counsel. Daarnaast
heeft de general counsel als taak het bewaken
van de evenwichtigheid, checks en balances in de
bestuurlijke afwegingen, alsmede het faciliteren van
deze afwegingen, rekening houdend met alle belangen,
zonder er zelf een sturende rol in te nemen. De general
counsel is adviseur van het bestuur met betrekking tot
juridisch complexe zaken en ziet, ook uit dien hoofde,
toe op governance- en reputatieaspecten van het
fonds.
Externe accountant
We hebben een externe accountant aangesteld die
de jaarrekening van het fonds certificeert, jaarlijks aan
De Nederlandsche Bank rapporteert en ons verslag
van zijn werkzaamheden doet in de vorm van een
controleverklaring, een accountantsverslag en een
verslag van tussentijdse bevindingen. De externe
accountant neemt deel aan de vergaderingen van de
auditcommissie.
Externe actuaris
We hebben tevens een waarmerkend actuaris
aangesteld. Deze actuaris beoordeelt de financiële
positie van het fonds volgens de eisen in de
Pensioenwet en doet jaarlijks verslag in de vorm van
een actuarieel rapport en een actuariële verklaring.
Sinds medio 2011 is AON/Hewitt de nieuwe
37 Jaarverslag ABP 2011
waarmerkend actuaris. De waarmerkend actuaris
neemt twee keer per jaar deel aan de vergaderingen
van de auditcommissie.
Extern advies
We kunnen ons als bestuur laten bijstaan door externe
adviseurs op financieel, actuarieel en juridisch terrein
en over specifieke onderwerpen, zoals communicatie.
Medezeggenschap van de deelnemersraad en de
werkgeversraad
De deelnemersraad en de werkgeversraad hebben
tot taak het bestuur te adviseren over die zaken
waarover het bestuur advies vraagt en voorts over
beleidszaken waarvan de raad het noodzakelijk
vindt te adviseren. Op grond van de statuten van de
Stichting Pensioenfonds ABP adviseren de raden het
bestuur in elk geval over het vaststellen of aanpassen
van statuten en reglementen, het bepalen van premie
en indexatie, het vaststellen van het jaarverslag,
de jaarrekening, de service level agreement en de
actuariële en bedrijfstechnische nota, de overdracht
van verplichtingen en de ontbinding van het fonds.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de
raden zijn in de statuten van Stichting Pensioenfonds
ABP en in de reglementen van de raden vastgelegd.
Verantwoordingsorgaan
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het
verantwoordingsorgaan zijn in de statuten van Stichting
Pensioenfonds ABP en in het reglement van het
verantwoordingsorgaan vastgelegd. Het bestuur legt
verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over
het beleid en de uitvoering daarvan en over de naleving
van de principes van goed pensioenfondsbestuur zoals
bedoeld in het Besluit uitvoering Pensioenwet en de
Wet verplichte beroepsregelingen van 18 december
2006.
Het verantwoordingsorgaan is ingevolge artikel 2 van
het reglement verantwoordingsorgaan, bevoegd een
oordeel te geven over:
• het handelen van het bestuur,
• het door het bestuur gevoerde beleid over het
afgelopen jaar,
• de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking
hebben,
• de naleving door het bestuur van de principes van
goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 19
van de statuten.
Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het
door het bestuur gevoerde beleid en over het handelen
van het bestuur gedurende het verslagjaar. Het oordeel
van het verantwoordingsorgaan over 2011 is aan het
einde van dit hoofdstuk opgenomen.
Deskundigheid
Als bestuur geven we veel aandacht aan onze eigen
deskundigheidsbevordering. De nieuwe beleidsregel
deskundigheid van de Autoriteit Financiële Markten en
De Nederlandsche Bank is op 1 januari 2011 in werking
getreden. De regel heeft geleid tot een herijking van het
deskundigheidsbeleid, met als uitkomst dat een nieuwe
beleidsnota ‘Deskundigheid ABP’ is opgesteld. Het
wettelijk verplichte deskundigheidsplan vormt hier een
onderdeel van.
Het geactualiseerde deskundigheidsplan sluit bij de
eisen van de beleidsregel aan. De deskundigheids-
gebieden die in de beleidsregel zijn genoemd, komen
overeen met de gebieden die in het Besluit uitvoering
Pensioenwet zijn genoemd. De procedure voor de
(her)benoeming van bestuurders is zodanig ingericht
dat voldoende ruimte ontstaat voor de noodzakelijke
opleiding vóór de (her)benoeming.
In het deskundigheidsplan is verder beschreven dat
de inzet van deskundigheid binnen het bestuur is
geregeld via een commissiestructuur, via de inzet
van het bestuursbureau en via eventuele externe
ondersteuning. Daarnaast is aandacht besteed aan
de wijze waarop in de permanente educatie van het
bestuur wordt voorzien en hoe de deskundigheid
aan de hand van vastgestelde eindtermen wordt
geëvalueerd.
Jaarlijkse evaluatie
Er vindt jaarlijks een evaluatie van het bestuurlijk
functioneren plaats. We staan dan stil bij de wijze
van besturen, de manier waarop besluiten tot stand
komen en ieders bijdrage daaraan. Zaken die aan
de orde komen zijn het functioneren als team,
deskundigheid, integriteit, het besluitvormingsproces
en de voorbereiding daarvan. De evaluatie van het
bestuurlijk functioneren vindt plaats in een cyclus van
toetsing van kennisniveau, individuele gesprekken met
ieder bestuurslid en een teamevaluatie onder externe
begeleiding.
38 Jaarverslag ABP 2011
Verslag van de Deelnemersraad
Premie- en indexatiienota
Dit jaar werd gekenmerkt door, in tegenstelling
tot de verwachting, een verslechtering van de
dekkingsgraad. De volatiliteit van de markten houdt
aan. Dientengevolge is het onderwerp premie-en
indexatie diverse keren aan de orde geweest. Ook het
herstelplan kwam nu in het geding.
In het voorjaar stond de dekkingsgraad boven de
minimaal vereiste dekkingsgraad en lag daarmee
ruim voor op de in het herstelplan gecalculeerde
dekkingsgraad. Dat bood de mogelijkheid om een
geringe indexatie toe te kennen. Een dergelijk voorstel
wilde het bestuur niet doen. De deelnemersraad (DNR)
heeft er sterk voor gepleit om dat wel te doen. Het is
immers de ambitie van het ABP om te indexeren. Ook
een verhoging van de opslagpremie naar 3 % bleek
geen optie te zijn. De DNR heeft het bestuursvoorstel
van een negatief advies voorzien. Wel is er opnieuw
bezien of een aanpassing van de indexatie methodiek
mogelijk zou zijn. Dat bleek het geval, zodat het in
de toekomst mogelijk zal zijn dat in een periode van
relatief lage salarisstijgingen onder omstandigheden
toch een vorm van indexatie kan worden toegepast,
op voorwaarde dat de financiële positie van het fonds
dat toelaat.
De tweede helft van het jaar vertoonde een ander
beeld. De beurzen daalden en de marktrente daalde
in de tweede helft van 2011 tot een onrealistisch laag
niveau. Deze laatste factor was er de oorzaak van dat
de dekkingsgraad onder het niveau zakte dat volgens
het herstelplan nodig was. Conform het bepaalde in
het herstelplan moesten er aanvullende maatregelen
genomen worden. De opslagpremie naar 3 % en het
pijnlijkst van alles een mogelijk korting op het pensioen.
Kortom pijnlijke maatregelen. In het voorjaar van 2012
moest daar een definitief besluit over worden genomen.
Jaarplan communicatie 2012
Deze ontwikkelingen noopten ook om kritisch naar het
Jaarplan Communicatie 2012 te kijken.
Dit plan vloeit voort uit het communicatie beleidsplan
2010-2012 ‘Bouwen aan vertrouwen’. De aspecten
die aan de orde komen zijn vertrouwen in het
pensioenfonds, vertrouwen in het pensioenstelsel
met als basis solidariteit en collectiviteit. Om het
pensioenbewustzijn te verhogen is het vooral van
belang doelgroepgericht te werken en gebruik te
maken van alle relevante media. Door de raad werden
vele vragen en opmerkingen geplaatst bij dit voorstel.
Deze werden naar tevredenheid beantwoord, daar
waar het technische vragen betrof door medewerkers
van het bestuursbureau en door het bestuur waar het
beleidsmatige zaken betrof. Een apart aandachtspunt
betrof het uniform pensioenoverzicht (UPO). Voorkeur
van de raad was de informatie zo up to date mogelijk
te laten zijn. Dus in plaats van 31 december 2011 als
peildatum de datum van 1 januari 2012 te hanteren.
Gezien de nagestreefde uniformiteit in pensioenland en
het advies van de Autoriteit Financiële Markten (AFM)
is er toch voor gekozen de peildatum op 31 december
2011 te handhaven.
De DNR heeft positief geadviseerd over het jaarplan
2012.
Voorts heeft de raad kennis genomen van het
draaiboek najaar 2011-april 2012 met betrekking tot
de gevolgen van de besluiten die genomen moesten
worden ten aanzien van: geen indexatie, verhoging
van de tijdelijke herstelopslag en mogelijk aanvullende
maatregelen als verlagen van de pensioenuitkeringen.
Overgang UMC’s van ABP naar PfZW
Met het oog op het personeelsbeleid van de
Universitair Medische Centra (UMC’s) wilden
betrokkenen graag overstappen naar PfZW, het
fonds waar de niet academische ziekenhuizen bij zijn
aangesloten. Op voorwaarde dat dat geen financiële
nadelen op zou leveren voor ABP werd er een positief
advies afgegeven, mits het besluit tot de collectieve
waarde overdracht voor 1 juli 2011 zou plaats vinden.
Dat besluit heeft niet plaats gevonden.
Wijziging statuten en reglementen
De statuten werden aangepast op de punten
benoeming bestuursleden ABP. Reden: aangescherpte
deskundigheidseisen te stellen aan te benoemen
bestuurders van ABP en de samenvoeging van twee
bestaande beleggingscommissies tot één nieuwe
commissie beleggingsbeleid. Ook het reglement
auditcommissie behoefde aanpassing. De raad heeft
een positief advies uitgebracht. Deze wijzigingen
zijn in een schriftelijke procedure afgehandeld. Ook
het pensioenreglement werd aangepast. Dit is een
jaarlijks weerkerend onderwerp. De wijzigingen waren
voornamelijk technisch van aard. De DNR heeft een
positief advies uitgebracht.
39 Jaarverslag ABP 2011
Themasessie
Het onderwerp van de themasessie was Beleggen.
Achtereenvolgens kwamen de volgende onderwerpen
aan de orde: het beleggingsproces, de bouwstenen
zijnde de categorieën waarin ABP belegt, de fondsen
voor gemene rekening (FGR) en de kosten van
vermogensbeheer. De raad heeft zijn waardering
uitgesproken over de wijze waarop inhoud gegeven is
aan dit thema.
Verslag van de Werkgeversraad
Helaas moeten we dit verslag beginnen met even
stil te staan bij het overlijden van Jan Witvoet, ABP
bestuurslid namens de werknemers. Wij gedenken de
heer Witvoet als een betrokken bestuurder met oog
voor de belangen van alle deelnemers.
Daarnaast hebben de volgende onderwerpen de
aandacht gevraagd van de Werkgeversraad.
Financiële ontwikkelingen
Waar in de eerste helft van het jaar hoop gloorde
dat de financiële positie van het ABP zich verder zou
verstevigen keerde dit in de tweede helft naar het
tegendeel. Dit noopte het bestuur om de maatregelen,
zoals opgenomen in het Herstelplan ABP, ten uitvoer te
brengen.
De Werkgeversraad (WGR) heeft, zij het ‘contre coeur’,
positief geadviseerd bij de premie- en indexatie-
besluiten die in 2011 hebben voorgelegen. Maar
de WGR heeft daar wel kritische kanttekeningen bij
gemaakt.
De WGR heeft grote moeite met het feit dat er meerdere
malen per jaar een premiewijziging plaatsvindt.
Naast de administratieve rompslomp die dat met zich
meebrengt draagt dit bepaald niet bij aan het beeld
van een stabiel en degelijk pensioenbeleid. Naar het
inzicht van de WGR doet dit afbreuk aan het vertrouwen
van de deelnemers. En dit vertrouwen is een van de
speerpunten die door het bestuur zijn benoemd.
En hoewel er begrip is voor het handelen van het
bestuur blijven de zorgen bij de werkgevers over
de alsmaar stijgende kostenontwikkeling van het
pensioen. Zowel door ontwikkelingen op financiële
markten, renteontwikkelingen als ook de autonome
ontwikkeling van het deelnemersbestand. Dit baart
zorgen naar de toekomst. De WGR heeft er bij het
bestuur op aangedrongen dit bij sociale partners in
de Pensioenkamer nogmaals onder de aandacht te
brengen.
Arbeidsmarktontwikkelingen
De positie van overheid- en onderwijswerkgevers op de
arbeidsmarkt is verder verslechterd.
Forse taakstellingen, aanhoudende nullijn
en verslechterde pensioenpositie maken het
arbeidsvoorwaardelijke gat met de marktsectoren
almaar groter. Gezien de toekomstige ontwikkelingen
van voorziene krapte op de arbeidsmarkt voor
hoger opgeleiden biedt dit bepaald geen rooskleurig
perspectief. Beheersing van de pensioenkosten is dan
ook een absolute voorwaarde.
Strategisch plan en communicatieplan
De WGR heeft in goed overleg met het bestuur
zijn bijdrage geleverd in het ten uitvoer leggen
van het Strategisch Plan 2010 – 2012 en het
Communicatieplan 2011 – 2013.
Ook bij de vaststelling van onder andere de
actuariële en bedrijfstechnisch nota (ABTN),
Reglementswijzigingen en ‘service level agreement’
(SLA) met APG heeft de WGR zijn bijdrage geleverd.
Tot slot
De WGR heeft met genoegen geconstateerd dat het
ABP de heer Brouwer heeft benoemd als nieuwe
voorzitter.
Rapportage externe leden Auditcommissie
1. Inleiding
1.1 Toezichtonderwerpen
Na overleg met het Bestuur hebben de Externe Leden
van de Audit Commissie (‘ELAC’) hun toezicht over
2011 in het bijzonder gericht op:
A: De relatie met APG (ABP als opdrachtgever én
aandeelhouder van APG).
B: Hoe pakt het Bestuur de bevordering van de eigen
deskundigheid en het eigen functioneren aan?
C: Is de opdrachtgevende rol t.o.v. APG voldoende
duidelijk ingevuld?
De ELAC hebben de onderwerpen A en C samen
behandeld.
40 Jaarverslag ABP 2011
Daarnaast hebben de ELAC de follow-up beoordeeld
die door het Bestuur is gegeven aan de aanbevelingen
uit het ELAC-rapport 2010. De ELAC sluiten hun
rapportage 2011 af met enkele overige observaties en
een aantal aanbevelingen aan het Bestuur.
1.2 Werkwijze
Als lid van de Audit Commissie lezen de ELAC de
vergaderdossiers van die commissie en de overige
stukken die in de context van de Audit Commissie
worden behandeld. Daarnaast nemen zij kennis van de
vergaderdossiers van het Bestuur. Verslagen van de
overige bestuurscommissies maken daar deel van uit.
Ter voorbereiding op hun rapportage 2011 hebben
de ELAC individuele gesprekken gevoerd met alle
bestuursleden6. Ook hebben de ELAC gesproken met
de Directeur Bestuursbureau, met de Compliance
Officer van ABP, met de drie meest betrokken leden
van de Raad van Bestuur van APG, met de accountant
en met de actuaris. De ELAC hebben verder gesproken
met (een delegatie uit) de Deelnemersraad en de
Werkgeversraad. Tevens hebben de ELAC een
bestuurs vergadering bijgewoond.
Op 16 februari 2012 hebben de ELAC een concept-
versie van hun rapportage met het Bestuur besproken.
Daarna hebben de ELAC hun Rapportage 2011
vastgesteld.
2. Algemeen
Naar het oordeel van de ELAC is de besturing van het
ABP de afgelopen jaren sterk verbeterd. Ondanks dat
moet geconstateerd worden dat het fonds niet slaagt in
zijn ambitie om een langjarig geïndexeerd pensioen te
verzorgen.
3. De relatie met APG
3.1 Algemeen
APG voert vrijwel alle uitvoerende taken van ABP
uit. Daarnaast verzorgt APG essentiële input voor de
strategische oriëntatie en beleidsvorming van ABP.
APG heeft meerdere klanten maar ABP is verreweg de
grootste.
ABP houdt een aandelenbelang van ca. 92% in APG.
Het restant wordt gehouden door SFB.
Teneinde APG in staat te stellen diensten voor
meerdere pensioenfondsen uit te kunnen voeren,
heeft APG een zogenaamde multi-clientstructuur
ingevoerd. Als gevolg hiervan zijn in de invloedsfeer
van APG rechtspersonen gecreëerd (zoals Fondsen
voor Gemene Rekening ‘FGR’ en Treasury Center BV).
ABP-bestuurders zijn qualitate qua betrokken bij de
besturing van sommige van deze rechtspersonen.
Samenvattend kan de relatie tussen ABP en APG
grofweg worden onderscheiden in een klantrelatie, een
aandeelhoudersrelatie, en een restgroep die een gevolg
is van de multi-clientstructuur van APG.
3.2 De klantrelatie ABP-APG
De klantrelatie van ABP met APG ligt verankerd in een
samenhangend pakket uitbestedingsovereenkomsten
en een Service Level Agreement (‘SLA’). De prijs die
ABP voor de dienstverlening door APG betaalt, wordt
periodiek heronderhandeld. De regelmatige sturing
door ABP op de kwaliteit van de dienstverlening door
APG geschiedt op basis van de SLA.
3.3 De aandeelhoudersrelatie met APG
Voor APG geldt het verlichte structuurregime.
De aandeelhoudersrol van ABP krijgt zijn beslag
zowel in de formele aandeelhoudersvergaderingen als
in informeel overleg dat de vicevoorzitters van ABP
periodiek met de voorzitters van de RvC en de RvB van
APG voeren.
3.4 Restgroep
Bestuursleden van ABP vervullen qualitate qua
bestuursfuncties bij de bewaarstichtingen behorend bij
de FGR’s die binnen APG bestaan. Daarnaast bestaan
er financiële dwarsverbanden tussen de FGR’s en het
Treasury Center. Het Treasury Center wordt bestuurd
door APG. Het heeft een onafhankelijke RvC.
3.5 Beoordeling ELAC
3.5.1 Klantrelatie
De ELAC hebben met instemming waargenomen
dat de relatie tussen ABP en APG de laatste jaren is
verzakelijkt. Onderdeel daarvan vormt het inmiddels
uitgerijpte proces van de periodieke SLA-(‘dashboard’)
rapportage door APG en de beoordeling daarvan door
ABP. De ELAC zijn van oordeel dat het proces rond
de SLA goed is ingeregeld en consciëntieus wordt
uitgevoerd.
6. Met uitzondering van de heer Witvoet die op 16 november 2011 overleed.
41 Jaarverslag ABP 2011
3.5.2 Aandeelhoudersrelatie
Ten aanzien van de aandeelhoudersrol merken
de ELAC op dat naar hun waarneming van een
systematische betrokkenheid van het voltallige Bestuur
nog onvoldoende sprake is.
3.5.3 Restgroep
Voor wat betreft de restgroep aan relaties tussen ABP
en APG zijn de ELAC, in verband met de daaraan
verbonden complexiteitsrisico’s, van mening dat het
nuttig zou zijn als het Bestuur daar nog eens kritisch
naar zou kijken.
3.5.4 Totale relatie
De ELAC is van mening dat ABP, voor een goede
beheersing van de uitbestedingsrelatie, zeker moet
stellen dat APG in zijn strategische keuzes op voor
ABP als klant cruciale terreinen ook in de toekomst in
staat zal zijn om ABP effectief en efficiënt te bedienen.
4. De manier waarop het Bestuur de bevordering
van de eigen deskundigheid en het eigen
functioneren aanpakt:
4.1 Inleiding
Mede onder invloed van externe ontwikkelingen heeft
ABP haar bestaande deskundigheidsbeleid in 2011
geactualiseerd. Dit heeft zijn weerslag gekregen in de
Beleidsnota Deskundigheid Stichting Pensioenfonds
ABP van april 2011. Voorts heeft het Bestuur in 2011
zijn jaarlijkse zelfevaluatie professioneel opgepakt.
4.2 Inhoud Beleidsnota
Kenmerk van de recente ontwikkelingen is dat
er veel nadruk wordt gelegd op de benodigde
technische competenties op het vakgebied. Deze
zijn ook uitgebreid terug te vinden in de Beleidsnota,
waarbij voorts een bepaalde verdeling van
deskundigheidsniveaus wordt beargumenteerd.
De in het Bestuur aanwezige deskundigheden zijn
vastgelegd in een deskundigheidsmatrix. Deze matrix
bevat geen verdere gegevens waaruit bijvoorbeeld
diversiteit, leeftijdspreiding, zware bestuurlijke ervaring
of specifieke scholing blijken.
De ELAC vinden dat het Bestuur met de vaststelling
van de Beleidsnota een goede stap heeft gezet. Het
viel de ELAC wel op dat de Beleidsnota de gewenste
niveaus van kennis en vaardigheden vaak definieert in
termen als “voldoende” en ‘adequaat’. De ELAC vragen
zich, gezien de positie van het fonds, af of dat het
ambitieniveau van het Bestuur goed weergeeft.
4.3 Niet-technische vaardigheden
In de Beleidsnota worden bepaalde competenties voor
een bestuurder genoemd, doch niet nader uitgewerkt.
Het gaat hier veelal om persoonlijke eigenschappen
die zich niet laten aanleren door bijscholing. In wezen
zijn dit voorwaarden voor elk bestuurslid: pas als - in
meer of mindere mate - aan alle eisen van het lijstje
voldaan is, kan men voorgedragen worden. Naar de
mening van de ELAC verdient het aanbeveling om een
methode te ontwikkelen om potentiële bestuurders
systematisch op deze punten te kunnen toetsen.
Voorts zou de zelfevaluatie, die nu slechts enkele van
deze aspecten raakt, op dit punt uitgebreid kunnen
worden. Voorts dient men zich te wapenen tegen wat
in recent bestuurlijk onderzoek wordt aangetoond als
het gemakkelijk vervallen in ‘groepsdenken’. Door in
de jaarlijkse zelfevaluatie aan dit soort risico’s expliciet
aandacht te besteden, zou daarvoor een aanzet
kunnen worden gegeven.
5. Opvolging aanbevelingen ELAC 2010
De ELAC hebben de follow-up beoordeeld die het
Bestuur heeft gegeven aan de aanbevelingen die de
ELAC in hun Rapportage 2010 hebben gedaan.
De uitkomsten van die beoordeling zijn, voor zover van
toepassing, neergeslagen in de aanbevelingen bij de
Rapportage 2011.
6. Overige observaties
6.1 Het rentebeleid van ABP
Met ingang van 2012 drukt het Bestuur de gewenste
duration van de beleggingen uit als een percentage
van de duration van de verplichtingen. De ELAC
vinden dat een verbetering, omdat het bevestigt dat de
duration van de beleggingen altijd moet worden bezien
in verhouding tot de duration van de verplichtingen.
De beleggingen worden immers aangehouden om de
verplichtingen te kunnen nakomen.
Uit het rentebeleid van ABP valt af te leiden dat het
Bestuur de huidige marktrente als laag beoordeelt en
een stijging verwacht. Volgens de ELAC dient zo’n
rentevisie logischerwijs gepaard te gaan met een visie
omtrent het evenwichtsniveau van de marktrente.
De ELAC missen in het voor 2012 voorgestelde
beleggingsbeleid zo’n visie omtrent het
evenwichtsniveau van de marktrente. Daarnaast
vragen de ELAC aandacht voor de kosten (gemiste
opbrengsten) van het aanhouden van een (grote)
duration mismatch.
42 Jaarverslag ABP 2011
Omdat de door ABP aangehouden duration mismatch
niet alleen in absolute termen groot is maar ook ten
opzichte van de andere grote pensioenfondsen in
Nederland, zijn de ELAC van mening dat het extra
belangrijk is om zeker te stellen dat de gemaakte
keuzes goed onderbouwd zijn en dat het beleid
compleet is en logisch in elkaar steekt.
6.2 Risicomanagement
Met de adoptie van een holistische visie op risico heeft
het Bestuur een belangrijke stap gezet op weg naar
systematisch en integraal risicobeleid en -beheer.
6.3 Relatie met Deelnemersraad en Werkgeversraad
Dit jaar constateren de ELAC voor zowel de
Deelnemersraad als de Werkgeversraad een verbeterde
relatie met het Bestuur. Dat lijkt een goed uitgangspunt
te bieden voor de moeilijke beslissingen die zich
aandienen.
7. Aanbevelingen
De reacties van het bestuur op de specifieke
aanbevelingen van de ELAC zijn cursief weergegeven.
7.1 De ELAC adviseren het Bestuur om de mogelijkheid
tot beïnvloeding van strategische keuzes van APG
op voor ABP als klant cruciale terreinen ofwel via de
aandeelhoudersrelatie ofwel anderszins zorgvuldig te
organiseren.
7.2 De ELAC adviseren het Bestuur de uitoefening van
de aandeelhoudersrol in APG bestuurlijk beter in te
bedden.
Onderstaande elementaire uitgangspunten zijn
voor ABP leidend geweest voor de bepaling en de
vaststelling van de strategische kaders voor APG:
a. APG is als product van de ontzaffing van ABP de
uitvoeringsorganisatie van ABP.
b. Bij de ontzaffing is voorop gesteld dat APG zich
ten volle zal inzetten voor de kerntaak van ABP, het
uitvoeren van de pensioenregeling voor overheids-
en onderwijspersoneel.
c. In het kader van de ontzaffing is afgesproken
dat APG ook andere (aan collectief pensioen)
gerelateerde activiteiten mag verrichten, zolang maar
is gewaarborgd dat de dienst verlening aan ABP
steeds kan worden gecontinueerd respectievelijk van
die andere activiteiten geen last of nadeel ondervindt.
Deze elementaire uitgangspunten hebben de strategie
van APG in grote mate bepaald en zij blijven leidend bij
de verdere invulling en uitwerking daarvan. ABP
(als aandeelhouder) beziet en bewaakt in het belang
van ABP (als opdrachtgever) dat de strategie van APG
niet uit de pas gaat lopen met de uitgangspunten.
De betrokkenheid van ABP bij de strategie van
APG betekent nadrukkelijk niet dat ABP zich
als aandeelhouder bemoeit met het dagelijkse
management van de activiteiten van APG. Dat zou
immers in strijd kunnen zijn met het verbod op
nevenactiviteiten
In 2012 voert het bestuur een project uit waarin de
relatie tussen ABP en APG nader onder de loep wordt
genomen. Dit project moet leiden tot een verdere
aanscherping van de wensen en eisen van ABP ten
aanzien van de dienstverlening door APG en de
consequenties daarvan voor de wijze waarop ABP de
rol van (groot)aandeelhouder van APG invult.
De observaties en aanbevelingen van de ELAC zullen
daarin mede worden betrokken.
7.3 De ELAC adviseren het Bestuur nog eens
na te denken over de noodzakelijke bestuurlijke
betrokkenheid bij de bewaarstichtingen behorend bij de
Fondsen voor Gemene Rekening.
De bestuursstructuur van de bewaarstichtingen en de
keuzes die daarin zijn gemaakt, hangen samen met
de structuur van de FGR’s. In de komende maanden
zal het bestuur de uitgangspunten die zijn gehanteerd
bij de inrichting van de FGR’s opnieuw analyseren en
daarover een standpunt innemen. Daarbij komt ook de
inrichting van de bewaarstichtingen aan bod.
7.4 De ELAC handhaven hun aanbeveling om bij het
besturen van het fonds het bestaande toezichtskader
(de ist-situatie) als uitgangspunt te nemen en dat
duidelijk gescheiden te houden van het lobbybeleid
(waarin de soll-situatie leidend is).
Het Bestuur is van mening dat in de beleidsvorming
ten aanzien van de uitvoering van de pensioenregeling
steeds gewerkt wordt binnen het geldende toezicht-
kader. Uitsluitend de belangen van de deelnemers en
het fonds staan bij de besturing van het fonds voorop.
Dit uitgangspunt is verankerd in de goverance van het
fonds waarbij hier expliciet aandacht aan is besteed in
het integriteitsbeleid en de beheersmaatregelen welke
daarvoor zijn opgenomen in het integriteitplan.
43 Jaarverslag ABP 2011
7.5 In dat verband handhaven de ELAC tevens hun
aanbeveling om het formuleren van premie-, indexatie-
en risicobeleid bij hogere dekkingsgraden niet uit te
stellen.
Aangezien het fonds momenteel niet aan de
solvabiliteitseisen voldoet en begin 2012 een
voorgenomen besluit tot korting heeft moeten
aankondigen, heeft herstel van de fondspositie de
eerste prioriteit.
7.6 De ELAC adviseren het Bestuur zich ten principale
te beraden op de vraag waarom het Bestuur er niet
in slaagt de ambitie van het fonds om een langjarig
geïndexeerd pensioen te verzorgen te realiseren, en
daaruit lessen voor de toekomst te trekken.
Het bestuur ondersteunt de afspraken welke zijn
vastgelegd in het pensioenakkoord dat op 10 juni 2011
door sociale partners en overheid is gepresenteerd
en medio september 2011 in hoofdlijnen definitief is
geworden. Met de maatregelen in het akkoord worden
noodzakelijke stappen gezet om het Nederlandse
pensioenstelsel toekomstbestendig te houden.
Wat het nieuwe pensioenakkoord concreet betekent
voor de pensioenregeling van ABP kan het bestuur
nu nog niet aangeven. De hoofdlijnen zijn duidelijk
maar een en ander moet nog nader worden
uitgewerkt door de verschillende commissies en
werkgroepen van SZW. De commissies en werkgroepen
dienen eerst hun uitkomsten en bevindingen te
rapporteren. De verwachting is dan ook dat pas
op zijn vroegst medio 2012 de werkgevers- en
werknemersvertegenwoordigers voor overheid en
onderwijs concreet aan de slag kunnen gaan om,
binnen de kaders van het vastgestelde en uitgewerkte
akkoord, een nieuwe ABP-regeling te maken.
Gelet op het belang hiervan voor het fondsbeleid,
acht het bestuur het efficiënt om in het kader van de
uitwerking van het pensioenakkoord, de vraagstukken
op te pakken zoals de ELAC die adresseren.
7.7 De ELAC adviseren het Bestuur nog eens goed na
te denken over de volledigheid en de onderbouwing
van het rentebeleid en daarbij ook scenario’s met
langdurig lage rente en met (veel) hogere rentes te
betrekken.
7.8 De ELAC adviseren het Bestuur om over een
langere periode het scenario te (laten) backtesten
waarbij het fonds in het beleggingsbeleid de looptijd
van de verplichtingen altijd zoveel mogelijk probeert te
benaderen.
Gedurende 2012 wordt gewerkt aan het strategisch
beleggingsplan voor de periode 2013-2015. De
door de ELAC geschetste scenario’s wat betreft
de renteontwikkeling worden daarbij meegenomen.
Waar nodig wordt het rentebeleid op basis hiervan
geactualiseerd.
7.9 De ELAC adviseren het Bestuur om een
competentiematrix op breed bestuurlijk niveau te
ontwikkelen en die per bestuurder op elk bedoeld
gebied bij te houden. Ook diversiteit kan in zo’n
matrix een plaats krijgen. De matrix kan worden
opgenomen in het jaarverslag, conform de praktijk bij
beursgenoteerde vennootschappen.
7.10 De ELAC adviseren het Bestuur de zelfevaluatie
uit te breiden met een uitgebreide toets op, en
bespreking van, de niet-technische eisen zoals die in
de profielschets worden opgesomd. Voorts zou in het
jaarverslag iets geschreven kunnen worden over de
uitkomsten, zodat ook naar buiten het zelfverbeterend
vermogen van het Bestuur wordt onderstreept.
7.11 De ELAC adviseren het Bestuur om na te gaan of
de Beleidsnota Deskundigheid het ambitieniveau van
het Bestuur juist weergeeft.
Op 1 januari 2011 is de nieuwe beleidsregel
deskundigheid van de Autoriteit Financiële Markten
en De Nederlandsche Bank in werking getreden.
De regel heeft geleid tot een herijking van het
deskundigheidsbeleid, met als uitkomst dat een nieuwe
beleidsnota Deskundigheid ABP is opgesteld, die
overigens door de toezichthouder is geaccepteerd.
Onlangs is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede
Kamer, Wet versterking bestuur pensioenfondsen.
Gelet op het feit dat deskundigheid daarin een
belangrijke plaats inneemt, kiest het bestuur voor een
integrale aanpak gebaseerd op de nieuwe wetgeving.
Het bestuur zal daarbij de bovenstaande adviezen
van de ELAC wat betreft de competentiematrix, de
zelfevaluatie en het ambitieniveau betrekken.
FJM Crone JPW Klopper MA Scheltema
44 Jaarverslag ABP 2011
Oordeel 2011 van het Verantwoordingsorgaan
over het door het bestuur gevoerde beleid en het
handelen van het bestuur
Inleiding
Het ABP kent in het kader van de Pensioenwet een
Verantwoordingsorgaan. Dit orgaan is ingesteld
op 12 februari 2009. Het Verantwoordingsorgaan
bestaat uit 36 leden, waarvan een derde afkomstig
is uit de geleding van de pensioengerechtigden, een
derde uit de geleding van de actieve deelnemers
en een derde uit de geleding van de werkgevers.
De leden van het Verantwoordingsorgaan zijn voor
zover het de vertegenwoordigers van de aangesloten
werkgevers betreft benoemd door het VSO en de
werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven
uit de kring van de Werkgeversraad. De leden van
het Verantwoordingsorgaan zijn voor zover het de
vertegenwoordigers van de actieve deelnemers
betreft benoemd door de centrales voor overheids- en
onderwijspersoneel uit de geleding van de deelnemers
binnen de Deelnemersraad. Voor zover het de
vertegenwoordigers van de gepensioneerden betreft
zijn deze benoemd door de centrales en de NVOG uit
de geleding van de pensioengerechtigden binnen de
Deelnemersraad.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van het Verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd
in de statuten van het ABP en in het reglement
van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur legt
verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan
over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd
en over de naleving van de principes van goed
pensioenfondsbestuur zoals bedoeld in het Besluit
uitvoering Pensioenwet en de Wet Verplichte
beroepsregelingen van 18 december 2006.
Het Verantwoordingsorgaan is ingevolge artikel 2 van
het Reglement Verantwoordingsorgaan, bevoegd een
oordeel te geven over:
• het handelen van het bestuur;
• het door het bestuur gevoerde beleid over het
afgelopen jaar;
• de beleidskeuzes die betrekking hebben op de
toekomst;
• de naleving door het bestuur van de principes van
goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 19
van de statuten.
Binnen bovenstaand kader spreekt het
Verantwoordings orgaan een oordeel uit over beleid en
handelen van het bestuur in 2011 en verbindt daaraan
enkele aanbevelingen.
Hierna zijn de bevindingen, het oordeel over 2011 en
de aanbevelingen van het Verantwoordingsorgaan
opgenomen.
Bevindingen
Op 26 april 2012 heeft het bestuur aan het
Verantwoordingsorgaan verantwoording afgelegd
over het gevoerde beleid. De verantwoording had
betrekking op het verslagjaar 2011 en het over
deze periode door het bestuur gevoerde beleid.
Het Verantwoordingsorgaan heeft zich een oordeel
kunnen vormen aan de hand van eigen waarnemingen,
het concept jaarverslag ABP 2011, het rapport van
de Externe Leden van de Audit Commissie, diverse
bestuursdocumenten en -rapportages, alsmede
informatie uit gesprekken met en samenvattingen
van de rapportages van de externe accountant, de
externe actuaris en de compliance officer van het
pensioenfonds.
Om te komen tot een oordeel over het door het
bestuur gevoerde beleid in het jaar 2011 heeft het
Verantwoordingsorgaan op een zevental hoofdlijnen de
volgende bevindingen. Deze zullen hierna afzonderlijk
worden aangegeven:
1. Ambities van het fonds
Het Verantwoordingsorgaan heeft er kennis van
genomen dat begin 2012 het bestuur het voorlopige
besluit heeft moeten nemen tot een korting van
rechten met ingang van 1 april 2013. Het meent
dat het bestuur in het licht van de neerwaartse
ontwikkelingen gedurende het tweede halfjaar van
2011 is verrast en nodigt het bestuur uit een visie op
langere termijn te formuleren ter ondersteuning van
de ambities van het fonds, door in het strategisch
plan een uiteenzetting op te nemen waarin de
inmiddels ontstane indexatieachterstand en dreigende
korting wordt geplaatst tegen de achtergrond van de
realiseerbaarheid van de ambities.
45 Jaarverslag ABP 2011
2.In Control Statement (ICS) 2011 in relatie tot de
aanbeveling van het Verantwoordingsorgaan van
afgelopen jaar
In het oordeel over 2010 heeft het Verantwoordings-
orgaan het bestuur gevraagd om het positieve
statement in de toekomst over de volledige procesgang
van het pensioenfonds uit te spreken. Het statement
dient betrekking te hebben op het systeem van interne
risicobeheersing d.m.v. bestaan, opzet en werking
van de administratieve organisatie en interne controle
alsmede de betrouwbaarheid en continuïteit van
geautomatiseerde systemen en de naleving van wet-
en regelgeving.
Het Verantwoordingsorgaan is verheugd vast te
stellen dat het statement over 2011 positief is
geformuleerd wat betreft de genoemde financiële
verslaggevingrisico’s en dat de scope van de verklaring
een uitbreiding kent gebaseerd op de geconsolideerde
jaarrekening en de van de uitvoerder ontvangen
ISAE type II rapporten inzake de beheersing van de
strategische, financiële, operationele en compliance
risico’s. De ISAE type II rapporten zijn voorzien van een
positief oordeel van de externe accountants KPMG en
PwC.
3. Risicobeheersing in relatie tot het beleggingsbeleid
Het strategisch risicokader uit 2009 was het
uitgangspunt voor het strategisch beleggingsbeleid in
de periode 2010-2012 en het beleggingsplan 2011.
De uitgangspunten van het strategisch risicokader zijn
in 2011 door het bestuur geëvalueerd. In het bijzonder
is beoordeeld of, en zo ja in welke mate, een langere
duration van de beleggingen in vastrentende waarden
wenselijk is en of het verstandig zou zijn te streven naar
een hogere bescherming tegen het risico van inflatie.
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het
beleggingsrendement over 2011 met 3,3% lager
is dan het rendement van pensioenfondsen die
voor een hogere renteafdekking hebben gekozen.
Het Verantwoordingsorgaan acht de door het bestuur
gehandhaafde renteafdekking verantwoord daar ABP
bij een stijgende rente kan profiteren van het gunstige
effect op de dekkingsgraad.
Aangezien de financiële markten al enkele jaren zeer
volatiel zijn en waarschijnlijk de komende jaren volatiel
zullen blijven vraagt het Verantwoordingsorgaan het
bestuur om alert te zijn en waar nodig tijdig bij te sturen
wat betreft het beleggingsbeleid.
4. Financiële positie per ultimo 2011
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het fonds
er per ultimo 2011 financieel gezien slecht voor staat
en dat het bestuur begin 2012 een voorgenomen
maatregel tot korten heeft moeten aankondigen.
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur
wat betreft de ontwikkeling van de financiële positie in
hoge mate afhankelijk is van de ontwikkelingen op de
financiële markten. Daarnaast is de levensverwachting
van de deelnemers in de afgelopen jaren toegenomen
waardoor de voorziening pensioenverplichtingen is
gestegen.
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur,
waar mogelijk, adequaat heeft gereageerd op deze
ontwikkelingen, maar vraagt zich af of het bestuur
meer had kunnen doen om een aankondiging van
een voorgenomen korting te kunnen voorkomen. Een
deel van het Verantwoordingsorgaan stelt met spijt
vast dat de aankondiging van een pensioenkorting
wellicht had kunnen worden voorkomen door de in het
herstelplan geboden mogelijkheid tot het heffen van
een premieopslag maximaal te benutten.
Op het punt van de criteria voor zorgvuldige
belangenafweging onderschrijft het Verantwoordings-
orgaan de door het bestuur gekozen invalshoeken
van effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en
continuïteit echter met dien verstande dat deze
enkel kwalitatief door het bestuur zijn beoordeeld.
Het Verantwoordingsorgaan vraagt het bestuur te
onderzoeken of naast een kwalitatieve benadering ook
een kwantitatieve benadering van de evenwichtige
belangenafweging kan worden uitgevoerd, dit
ter onderbouwing van de besluitvorming en ter
verantwoording aan de deelnemers en werkgevers.
Een kwantitatieve benadering kan een bijdrage leveren
om eventuele twijfels weg te nemen.
5. Verantwoord beleggen
Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat
het bestuur middels het beleid verantwoord
beleggen blijk geeft van zijn groeiend besef inzake
de maatschappelijke verantwoordelijkheid als
pensioenfonds. Om het belang van verantwoord
beleggen te benadrukken brengt ABP jaarlijks een
apart verslag verantwoord beleggen uit waarin o.a.
de deelnemers inzicht krijgen hoe het beleid van ABP
wordt ingevuld. Het Verantwoordingsorgaan vindt dit
een goede ontwikkeling.
Het Verantwoordingsorgaan verwacht van het bestuur,
mede naar aanleiding van berichtgevingen in de
pers rond ‘landroof in Mozambique’ en ‘handelen in
46 Jaarverslag ABP 2011
honger’, dat het vasthoudt aan het door het bestuur
geformuleerde beleid, zijn invloed te gebruiken om
maatschappelijk verantwoord beleggen te bevorderen
en toe te zien dat het beleid correct en adequaat wordt
uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie.
6. Transparantie en mitigeren uitvoeringskosten
Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat in het
jaarverslag 2011 de hoogte, aard en samenstelling van
de uitvoeringskosten van met name vermogensbeheer
nader zijn gespecificeerd. Het Verantwoordingsorgaan
stelt tot tevredenheid vast dat het bestuur de in
november 2011 gepresenteerde aanbevelingen van de
Pensioenfederatie omtrent de uitvoeringskosten in het
jaarverslag 2011 reeds volledig heeft opgevolgd.
Mitigeren uitvoeringskosten pensioenbeheer
Het Verantwoordingsorgaan verwacht van het bestuur
dat het de kostprijsontwikkeling pensioenadministratie
kritisch blijft volgen. Uit de kostenopstelling blijkt dat
de kosten inzake de uitbesteding van pensioenbeheer
volgens de SLA 2012 ten opzichte van 2011 opnieuw
zijn gedaald bij een gelijkblijvend serviceniveau.
Het Verantwoordingsorgaan is tevreden wat betreft
de positieve tendens en vraagt het bestuur om deze
ontwikkeling voort te zetten.
Mitigeren uitvoeringskosten vermogensbeheer
In 2011 laten ook de uitvoeringskosten vermogens-
beheer een daling zien met name als gevolg
van een afname van de prestatievergoedingen.
Het Verantwoordingsorgaan is samen met het bestuur
van mening dat de absolute kosten vermogensbeheer
in samenhang moeten worden gezien met het behaalde
rendement en het risiconiveau.
7. Transparante en tijdige communicatie
In het oordeel over 2010 heeft het Verantwoordings-
orgaan opgemerkt dat wat betreft het onderwerp
transparante en tijdige communicatie het bestuur
een positieve grondhouding heeft maar dat ook nog
voldoende ruimte voor verbetering blijft.
De communicatie gedurende het jaar 2011, mede
daar waar het gaat om de voor de deelnemers te
verwachten belangrijke wijzigingen naar aanleiding
van het Pensioenakkoord heeft naar de waarneming
van het Verantwoordingsorgaan niet overal een
optimaal resultaat gehad. Het Verantwoordingsorgaan
is zich hierbij bewust dat de uitwerking van het
Pensioenakkoord in de pensioenregeling ABP niet
primair de verantwoordelijkheid is van het bestuur.
Oordeel en aanbevelingen
Het Verantwoordingsorgaan stelt tot zijn tevredenheid
vast dat het merendeel van de aanbevelingen bij het
oordeel over 2010 door het bestuur zijn overgenomen.
Alles in overweging nemende oordeelt het
Verantwoordingsorgaan, met in achtneming van
bovenstaande bevindingen, positief over het handelen
van het bestuur inzake het gevoerde beleid, de
gemaakte beleidskeuzes en de naleving van goed
pensioenfondsbestuur. Het Verantwoordingsorgaan
constateert dat de externe accountant een
goedkeurende verklaring en de externe actuaris
een actuariële verklaring bij de jaarrekening hebben
verstrekt. In de actuariële verklaring is opgenomen
dat de vermogenspositie per ultimo 2011 slecht is, als
gevolg van een dekkingstekort per deze datum.
Het Verantwoordingsorgaan doet de navolgende
aanbevelingen:
• Vraag de Pensioenkamer vaart te zetten achter de
uitwerking van een nieuw pensioencontract.
• Formuleer een visie op langere termijn ter
ondersteuning van de ambities van het fonds, door
in het strategisch plan een uiteenzetting op te nemen
waarin de inmiddels ontstane indexatieachterstand
en dreigende korting wordt geplaatst tegen de
achtergrond van de realiseerbaarheid van de
ambities.
• Blijf gezien de aanhoudende volatiliteit op de
financiële markten alert en stuur tijdig bij waar nodig.
• Onderzoek of naast een kwalitatieve benadering ook
een kwantitatieve benadering van de evenwichtige
belangenafweging, ter onderbouwing van de
besluitvorming en ter verantwoording aan de
deelnemers en werkgevers, kan worden uitgevoerd.
• Zie toe op een correcte en adequate uitvoering van
het beleid verantwoord beleggen.
• Blijf waakzaam voor wat betreft de hoogte
van de uitvoeringskosten pensioenbeheer en
vermogensbeheer.
• Zorg dat de financiële situatie per ultimo 2012 correct
en tijdig wordt bepaald in relatie tot o.a. de evaluatie
van het herstelplan.
• Informeer deelnemers en werkgevers gedurende
2012, binnen de rol van het fonds, tijdig en zorgvuldig
over de voor hen relevante ontwikkelingen om onrust
en mogelijke reputatieschade te voorkomen.
47 Jaarverslag ABP 2011
Reactie bestuur op het oordeel van het
Verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft op 26 april 2012 kennisgenomen
van de bevindingen, het oordeel en de aanbevelingen
van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het
gevoerde beleid van het bestuur over het afgelopen
jaar en vindt daarin geen aanleiding tot opmerkingen.
Het bestuur waardeert de inzet en de betrokkenheid
van de leden van het Verantwoordingsorgaan en
heeft met instemming kennisgenomen van het
positieve oordeel van het Verantwoordingsorgaan.
De aanbevelingen van het Verantwoordingsorgaan
worden door het bestuur onderschreven en
meegenomen in zijn jaarlijkse planning.
48 Jaarverslag ABP 2011
Vanuit de deelnemer
bekeken
Eigenlijk werkte Frits Schuurman (67) al op zijn zesde. Toen bracht hij brood rond voor zijn vader, die bakker was. Na de HBS-B, een wereldreis als schoonmaker en de militaire dienstplicht werd hij typist in de gemeente Bellingwolde. Naast zijn werk studeerde hij rechten. In 2000 – hij was toen hoofd arbeidsvoorwaarden en plaatsvervangend hoofd personeelszaken in Eindhoven – sloot hij zijn loopbaan af. Hij tennist, schildert, vervult bestuursfuncties en volgt talencursussen bij de Volksuniversiteit. Met mooi weer trekken hij en zijn vrouw erop uit in hun Volkwagen-kampeerbusje. Tenminste, als de kleinkinderen niet komen logeren. ‘Een goed gevuld leven’, concludeert hij.
‘Het ABP staat er goed voor’, stelt Frits. Hij heeft de cijfers paraat en beleeft zichtbaar genoegen aan ingewikkelde rekenexercities. Ooit kwam hij als HBS-er als beste uit de bus bij de Wiskunde Olympiade. Jarenlang verdiepte hij zich in het ambtenarenpensioen als adviseur van het College van Arbeids-zaken van de VNG. ‘ABP betaalt jaarlijks 7,2 miljard euro aan pensioenen. Tegelijkertijd komt er jaarlijks 7,8 miljard euro binnen aan premieinkomsten. Met 3 procent herstel-opslag zelfs 8,9 miljard euro. Dan hoef je toch niet te korten?’ Sterker nog, ABP kan het zich permitteren om de misgelopen indexaties van de afgelopen jaren te repareren, vindt Frits. ‘De gepensioneerden lopen inmiddels 8,24 procent achter. Dat is nog geen 600 miljoen euro. Die kunnen ze gemakkelijk uitbetalen.’Hij vindt het onbegrijpelijk dat er nooit naar de premieinkomsten gekeken wordt. ‘Mevrouw Kellermann van De Nederlandsche Bank houdt daar blijkbaar ook geen rekening mee. Het gaat alléén maar over vermogen en rekenrente. Dat DNB de zwakke broeders aanpakt, is terecht. Maar je moet niet alle fondsen over één kam scheren.’ Uit zijn berekeningen blijkt dat voor ABP een rekenrente van zo’n 3,5 procent terecht zou zijn. Hij snapt niet dat anderen dat niet zien. ‘Je moet er even in duiken. Ik zie de toekomst van ABP zonnig in.’
‘Onbegrijpelijk dat nooit naar premieinkomsten gekeken wordt’
Vanuit de deelnemer
bekeken
Eigenlijk werkte Frits Schuurman (67) al op zijn zesde. Toen bracht hij brood rond voor zijn vader, die bakker was. Na de HBS-B, een wereldreis als schoonmaker en de militaire dienstplicht werd hij typist in de gemeente Bellingwolde. Naast zijn werk studeerde hij rechten. In 2000 – hij was toen hoofd arbeidsvoorwaarden en plaatsvervangend hoofd personeelszaken in Eindhoven – sloot hij zijn loopbaan af. Hij tennist, schildert, vervult bestuursfuncties en volgt talencursussen bij de Volksuniversiteit. Met mooi weer trekken hij en zijn vrouw erop uit in hun Volkwagen-kampeerbusje. Tenminste, als de kleinkinderen niet komen logeren. ‘Een goed gevuld leven’, concludeert hij.
‘Het ABP staat er goed voor’, stelt Frits. Hij heeft de cijfers paraat en beleeft zichtbaar genoegen aan ingewikkelde rekenexercities. Ooit kwam hij als HBS-er als beste uit de bus bij de Wiskunde Olympiade. Jarenlang verdiepte hij zich in het ambtenarenpensioen als adviseur van het College van Arbeids-zaken van de VNG. ‘ABP betaalt jaarlijks 7,2 miljard euro aan pensioenen. Tegelijkertijd komt er jaarlijks 7,8 miljard euro binnen aan premieinkomsten. Met 3 procent herstel-opslag zelfs 8,9 miljard euro. Dan hoef je toch niet te korten?’ Sterker nog, ABP kan het zich permitteren om de misgelopen indexaties van de afgelopen jaren te repareren, vindt Frits. ‘De gepensioneerden lopen inmiddels 8,24 procent achter. Dat is nog geen 600 miljoen euro. Die kunnen ze gemakkelijk uitbetalen.’Hij vindt het onbegrijpelijk dat er nooit naar de premieinkomsten gekeken wordt. ‘Mevrouw Kellermann van De Nederlandsche Bank houdt daar blijkbaar ook geen rekening mee. Het gaat alléén maar over vermogen en rekenrente. Dat DNB de zwakke broeders aanpakt, is terecht. Maar je moet niet alle fondsen over één kam scheren.’ Uit zijn berekeningen blijkt dat voor ABP een rekenrente van zo’n 3,5 procent terecht zou zijn. Hij snapt niet dat anderen dat niet zien. ‘Je moet er even in duiken. Ik zie de toekomst van ABP zonnig in.’
‘Onbegrijpelijk dat nooit naar premieinkomsten gekeken wordt’
51 Jaarverslag ABP 2011
4. Risicomanagement
In control statement 2011
Het bestuur van ABP is verantwoordelijk voor de
financiële positie van het fonds en in dat kader ook
voor de opzet, het bestaan en de werking van de
risicobeheersing- en controlsystemen. Deze systemen
hebben tot doel de realisatie van de strategische,
operationele en financiële doelstellingen van het
pensioenfonds te monitoren en betrouwbare financiële
rapportages mogelijk te maken. Verder hebben zij
tot doel de risico’s die het pensioenfonds neemt en
waaraan het vanuit zijn omgeving wordt blootgesteld,
te identificeren en te beperken. Ook dienen de
risicobeheersingsystemen zorg te dragen voor de
strikte naleving van relevante wet- en regelgeving.
De Audit commissie ABP bespreekt periodiek de
beoordeling van de opzet en de werking van de
risicobeheersing- en controlsystemen van het fonds.
De interne risicobeheersing- en controlsystemen zijn
erop ingericht om een redelijke mate van zekerheid
te bereiken ten aanzien van de identificatie en het
beheersen van risico’s. De systemen kunnen geen
volledige zekerheid bieden voor het daadwerkelijk
behalen van de strategische, operationele en financiële
doelstellingen, noch kunnen de systemen alle
fouten van materieel belang, fraudegevallen en het
niet voldoen aan alle relevante wet- en regelgeving
volledig voorkomen. Het bestuur heeft maatregelen
getroffen die de impact van de genoemde risico’s
zoveel mogelijk beperken. Het bestuur merkt op dat de
aard van de werkzaamheden van het pensioenfonds
met zich meebrengt dat sommige risico’s buiten
zijn invloedssfeer liggen zoals demografische
ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële
markten.
ABP waarborgt risicomanagement primair door
middel van de commissiestructuur waarbinnen de
verschillende deelgebieden van risicomanagement
zijn toegewezen. Aan de hand van de integrale
risicorapportage bespreekt het bestuur de
risicobeheersing binnen het fonds. Daarnaast richt
het bestuursbureau zich onder meer op zelfstandige
beoordeling van het risicomanagement van het
fonds en op het door het uitvoeringsbedrijf voor de
uitbestede processen gevoerde risicomanagement.
De externe accountant adviseert ABP naar aanleiding
van bevindingen uit reguliere controlewerkzaamheden
en specifieke onderzoeken op verzoek van ABP.
Voor specifieke onderzoeken maakt ABP
tevens gebruik van andere externe partijen.
Het uitvoeringsbedrijf beschikt sinds enkele
jaren over een uitgebreid control framework van
procesbeschrijvingen, controls en testrapportages
om adequate risicobeheersing te waarborgen en
onderhouden. De resultaten van de beoordeling
van dit control framework inclusief de door de raad
van bestuur en directie van het uitvoeringsbedrijf
afgegeven managementverklaringen, ISAE 3402/3000
type II rapporten en periodieke rapportages, en het
risicomanagement van het fonds zelf bieden voor het
bestuur voldoende aanknopingspunten om tot zijn
eigen In Control Statement (ICS) te komen.
In het In Control Statement doet het bestuur
een expliciete uitspraak over de kwaliteit van
de risicobeheersing- en controlsystemen die de
doelstellingen van het fonds op het gebied van
financiële verslaggeving waarborgen. De keuze
om het In Control Statement te richten op de
financiële verslaggeving wordt mede ingegeven
door internationale maatschappelijke ontwikkelingen
op het gebied van verantwoording rondom interne
risicobeheersing en de best practicebepaling van
de Commissie Corporate Governance II. Dit In
Control Statement heeft betrekking op de financiële
verslaggevingsrisico’s ten aanzien van de jaarrekening,
de cijfers van het bestuursverslag, de kwartaalberichten
2011 en de DNB jaarrapportage 2010 ingediend in
2011.
Het bestuur verklaart met betrekking tot de financiële
verslaggevingsrisico’s met een redelijke mate van
zekerheid dat de risicobeheersing- en controlsystemen
zodanig hebben gewerkt dat de genoemde financiële
verslaggevingsproducten geen onjuistheden van
materieel belang bevatten.
Wel merkt het bestuur op dat de interne controle
maatregelen die zijn getroffen in het proces van het
opstellen van de jaarrekening, een afwijking aan
het licht hebben gebracht ten opzichte van de in
de kwartaalberichten 2011 gepubliceerde cijfers.
Deze afwijking betreft een te lage vaststelling van de
voorziening pensioenverplichtingen per ultimo 2011 ter
grootte van 1,3 miljard euro.
52 Jaarverslag ABP 2011
Mede op basis van de van de uitvoerder ontvangen
ISAE rapporten verklaart het bestuur, dat interne
risicobeheersingsystemen zijn ingericht om de
strategische, financiële, operationele en compliance
risico’s te beheersen, welke gerelateerd zijn aan het
behalen van de doelstellingen van ABP.
Risicobeheersing
Hoge prioriteit voor risicobeheersing
ABP schenkt van oudsher veel aandacht aan risico’s
en risicobeheersing. Door de vele, vaak onverwachte
interne en externe ontwikkelingen is het belang van
een goede interne beheersing alleen maar groter
geworden. Het is noodzakelijk de organisatie en de
risico’s die deze loopt, optimaal te beheersen, gelet
op factoren als veranderende wet- en regelgeving,
de uitbestedingsrelatie, turbulentie op de markten,
economische en financiële crises, scherper toezicht en
een meer kritische omgeving. Dit geldt zeker voor het
jaar 2011.
Organisatie van risicobeheersing
ABP hanteert voor de opzet van de risicobeheersing
het algemeen geaccepteerde Enterprise Risk
Management (ERM). Dit is een standaard van het
Committee of Sponsoring Organizations of the
Treadway Commission (COSO). Deze standaard
identificeert vier soorten doelstellingen waarop
risicobeheersing wordt toegespitst.
• De strategische doelstellingen zijn erop gericht de
missie te bereiken.
• De operationele doelstellingen zijn erop gericht
de beschikbare middelen effectief en efficiënt te
gebruiken.
• De doelstellingen van financiële verslaggeving zijn
erop gericht een betrouwbaar financieel beeld te
geven.
• De compliancedoelstellingen zijn erop gericht
toepasselijke wet- en regelgeving na te leven.
Op basis van deze doelstellingen zijn risico’s
geïdentificeerd die het bereiken van de doelstellingen
kunnen bedreigen.
Het uiteindelijke doel van risicomanagement is een
aantoonbare, adequate beheersing van de risico’s in
relatie tot de doelstellingen van het fonds.
De doelstellingen van ABP zijn onder meer in het
strategisch driejarenplan vastgelegd. De risico’s worden
jaarlijks in kaart gebracht en in de vorm van een ‘risk
self assessment’ door ons geëvalueerd. Op basis van
de onderkende risico’s wordt beleid geformuleerd om
deze risico’s te beheersen. Naast risico-identificatie
en formulering van risicobeleid zijn interne controle
en risicomonitoring een belangrijk onderdeel van de
risicobeheersingscyclus.
Verdere verbeteringen in het risicomanagement
In 2011 hebben we verdere verbeteringen in het
risicomanagement doorgevoerd, waaronder de
vaststelling van een integraal risicomanagementbeleid
en de inrichting van een (nieuwe) risicomanagement-
groep binnen het bestuursbureau. Een risk
manager vermogensbeheer en een risk controller
voor de interne beheersingsfunctie maken deel
uit van de risicomanagementgroep. Het integrale
risicomanagementbeleid beschrijft beleidsmatige
uitgangspunten en kaders, de totstandkoming
van de risicohouding en de inrichting van de
organisatie met het doel risico’s adequaat te
kunnen monitoren en beheersen. Daarnaast is er
een integrale risicorapportage opgesteld waarin wij
elk kwartaal over de actuele stand van zaken per
risico worden geïnformeerd. In samenwerking met
het uitvoeringsbedrijf zijn ook de risicorapportages
geëvalueerd en verbeterd. Deze rapportages zijn met
informatie over risico’s en gevoeligheidsanalyses voor
stresssituaties aangevuld.
Het vergroten van het risicobewustzijn en een goede
risicobeheersing hebben derhalve hoog op de agenda
gestaan.
Activiteiten van de auditcommissie
Begin 2011 heeft de auditcommissie haar eigen
functioneren geëvalueerd. Dit heeft tot een
actualisering van het reglement geleid, zodat dit meer
in lijn met de doelstellingen en daaruit voortvloeiende
taken is. Daarnaast is opnieuw veel aandacht aan
de voortgang van het ISAE 3402-traject bij het
uitvoeringsbedrijf besteed. Ten aanzien van de
uitbesteding zijn de ISAE 3402/3000 type II-rapporten
van het uitvoeringsbedrijf ontvangen. Ook heeft de
commissie, aan de hand van interne beheersings-
en incidentenrapportages, elk kwartaal de interne
beheersing van ABP en van het uitvoeringsbedrijf
behandeld. Deze interne beheersingsrapportages
omvatten tevens de attentiepunten uit de rapportages
over de jaarrekening van de externe accountant en de
externe actuaris.
53 Jaarverslag ABP 2011
De auditcommissie heeft het jaarverslag over 2010
beoordeeld en is betrokken bij de voorbereiding van het
jaarverslag over 2011. Daarnaast heeft de commissie
aandacht besteed aan de wijze waarop met name
niet-beursgenoteerde financiële instrumenten worden
gewaardeerd.
Periodiek zijn de notulen van het ‘pricing and valuation
committee’, inclusief de waarderingsmatrix van het
uitvoeringsbedrijf, in de commissie besproken. Dit heeft
tot een afzonderlijke rapportage over de waarderingen
geleid. Deze rapportage wordt elk kwartaal door het
uitvoeringsbedrijf opgeleverd en in de auditcommissie
besproken. In het najaar is het geactualiseerde
handboek ‘Waarderingen ABP’ door het bestuur
vastgesteld.
Aan de hand van diverse rapportages, waaronder
de ‘service level agreement’- rapportage, de interne
beheersingsrapportage en de incidentenrapportage,
heeft de commissie elk kwartaal de uitbesteding
beoordeeld. Dit jaar is er specifieke aandacht geweest
voor de governance van het treasury center en de
gevolgen van de integrale consolidatie van dit treasury
center in de jaarrekening.
De auditcommissie bespreekt elk kwartaal de
compliance rapportage in aanwezigheid van de
compliance officer. Daarnaast hebben we als bestuur
begin 2011 een geactualiseerd compliance charter en
een geactualiseerde klokkenluidersregeling vastgesteld.
Over beide heeft de auditcommissie positief
geadviseerd.
Ook heeft de auditcommissie aandacht besteed aan
de integrale risicobenadering vanuit het fonds. Hierbij
zijn de ontwikkelingen binnen ABP van 2011 in kaart
gebracht. Tot slot hebben in 2011 twee themasessies
plaatsgehad, een gericht op ICT en een in het kader
van het investeringsproces illiquide beleggingen.
Daarbij is met name aandacht aan de onafhankelijke
waardering gegeven.
Risicoanalyse
Strategische risico’s
Strategische risico’s zijn risico’s die het bereiken van
de strategische doelstellingen kunnen beïnvloeden.
Politieke besluitvorming en de situatie op de financiële
markten zijn enkele van de vele factoren die bij
strategische risico’s een rol spelen. Er zijn verschillende
soorten strategische risico’s. De financiële strategische
risico’s kunnen de ontwikkeling van en samenhang
tussen het vermogen en de verplichtingen beïnvloeden
en zo direct de financiële positie raken. Voorbeelden
zijn het renterisico, het beleggingsrisico, het
verzekeringstechnisch risico en het looninflatierisico.
De financiële strategische risico’s worden uitgebreider
in de risicoparagraaf van de jaarrekening toegelicht.
Van de niet-financiële strategische risico’s zijn
het uitbestedingsrisico en het reputatierisico de
belangrijkste.
Asset Liability Management
Bij de beoordeling van financiële risico’s en bij
de (periodieke) toetsing en voorbereiding van het
financieel beleid speelt asset liability management
(ALM) een belangrijke rol. ALM houdt in dat
vermogen (assets) en verplichtingen (liabilities) in
onderlinge samenhang worden bestudeerd en
gestuurd (management). Dit gebeurt met behulp
van een model dat op economische scenario’s is
gebaseerd en op ABP is toegespitst. Met dit model
wordt de ontwikkeling van de financiële positie
voor een groot aantal mogelijke economische
scenario’s geschat. Hierbij wordt uitgegaan van
de verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de
verplichtingen, het beleggingsbeleid en het premie-
en indexatiebeleid. Het ALM-model wordt zo voor de
jaarlijkse continuïteitsanalyse gebruikt, evenals bij de
ontwikkeling van de jaarlijkse beleggingsplannen en
bij de ontwikkeling van het driejaarlijkse Strategisch
beleggingsplan. Ook het herstelplan is op een
continuïteitsanalyse gebaseerd.
Het uiteindelijk gekozen financieel beleid sluit zo
goed mogelijk bij de verwachte ontwikkeling van de
verplichtingen aan, maar blijft met risico’s omgeven.
De risico’s die met de financiële strategie
samenhangen, worden met de term ‘mismatch risico’
samengevat. In de actuariële en bedrijfstechnische
nota is vastgelegd dat de indexatie, en eventueel
ook de premiehoogte, en de samenstelling van
de beleggingsportefeuille op ontwikkelingen in de
financiële positie reageren. Risico’s worden via deze
mechanismen door deelnemers en werkgevers
gedragen.
Uitbestedingsrisico
Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit,
integriteit of kwaliteit van ABP wordt geschaad door
tekortkomingen in de uitvoering van aan derden
54 Jaarverslag ABP 2011
uitbestede werkzaamheden. ABP heeft de uitvoering
van de pensioenregeling, het vermogensbeheer en de
fondsondersteuning uitbesteed. Het uitbestedingsrisico
houdt voor ABP vooral in dat het uitvoeringsbedrijf
niet volgens het verstrekte mandaat handelt. Dit risico
hangt samen met operationele werkzaamheden.
Om dit uitbestedingsrisico te beheersen, zijn de
voorwaarden contractueel in onder andere een
‘service level agreement’ vastgelegd. Deze afspraken,
inclusief de bijbehorende ‘key performance indicators’,
worden jaarlijks geëvalueerd en vastgesteld. Voor de
kwaliteit van de interne beheersing is contractueel
vastgelegd dat het uitvoeringsbedrijf naar een extern
gecertificeerde zekerheid toewerkt. Voor alle primaire
processen is over 2011 een ISAE 3402 type II-rapport
afgegeven. De door ABP vastgestelde reikwijdte van
dit rapport gaat derhalve verder dan enkel en alleen de
processen van financiële verslaglegging. Daarnaast is
van de directie van het uitvoeringsbedrijf een ‘in control
statement’ ontvangen. Op basis van het ‘service
level agreement’ en de monitoring van de daarop
gebaseerde periodieke rapportages, beschikt ABP over
voldoende mogelijkheden om het uitbestedingsrisico
te beheersen. Daarnaast vervult het bestuursbureau in
toenemende mate een toezichthoudende rol.
Het bestuursbureau is daartoe onder andere met een
risicomanagementgroep uitgebreid. Tevens worden
diverse uitbestedingsrapportages in het bestuur en in
de auditcommissie besproken.
Reputatierisico
ABP staat regelmatig in de belangstelling van de
media. Dit is een logisch gevolg van de reikwijdte van
het maatschappelijk belang, de invloedssfeer en de
consequenties en uitwerking van beleidsmatige en
strategische keuzes van ABP en dus van de activiteiten
die ABP ontplooit. Door deze belangstelling ontstaat
het risico dat de opgebouwde reputatie schade lijdt.
Aan het eind van het bestuursverslag is een kader
‘ABP in de pers’ opgenomen. Net als andere financiële
instellingen is ABP in 2011 geregeld in het nieuws
geweest als gevolg van de eurocrisis, de turbulentie
op de financiële markten, de lage rentestand
en de doorlopende discussie over het nieuwe
pensioenakkoord. ABP heeft een communicatiebeleid
opgesteld waarin is vastgesteld hoe ABP de
doelstelling ‘bouwen aan vertrouwen’ nastreeft.
Renterisico
Het renterisico is de gevoeligheid van de
dekkingsgraad voor veranderingen in de marktrente.
De vastrentende beleggingen, de verplichtingen en in
mindere mate de overige activa en passiva zijn gevoelig
voor rentefluctuaties.
De pensioenverplichtingen zijn vanwege de
waardering tegen marktrente eveneens gevoelig
voor rentemutaties. Bovendien is de looptijd van de
pensioenverplichtingen aanmerkelijk langer dan de
looptijd van de beleggingen in vastrentende waarden.
Dit betekent dat rentedalingen de financiële positie van
het fonds negatief beïnvloeden. De sterke rentedaling
in de tweede helft van het jaar heeft dan ook een grote
negatieve impact op de dekkingsgraad aan het einde
van het jaar gehad.
Volledige renteafdekking is ongewenst
Het renterisico in nominale termen is groot, maar
gezien de reële rendementsdoelstelling van het fonds
en het huidige lage renteniveau vinden wij het geheel
afdekken van dit nominale risico ongewenst. Dit zou
immers tot langdurige verankering van de huidige lage
renteniveaus in de portefeuille leiden. Een onverwacht
sterke stijging van de inflatie en van de nominale
marktrente zou dan niet kunnen worden gepareerd.
Beleggingsrisico’s
ABP loopt naast het renterisico nog aanvullende
risico’s voor de beleggingen, met name het zakelijke-
waardenrisico, grondstoffenrisico, valutarisico,
kredietrisico en liquiditeitsrisico.
Met het oog op risicobeheersing worden
periodieke (strategische) beleggingsplannen aan
de hand van ALM-analyses beoordeeld en is
in de beleggingsplannen sprake van duidelijke
risicomandaten voor verschillende aspecten in het
beleggingsproces. Voordat een nieuw strategisch
beleggingsplan wordt ontwikkeld, stellen we een
risicokader voor de belangrijkste beleggingsrisico’s
vast, dat wil zeggen voor het rente-, het valuta-,
het zakelijke-waarden- en het inflatierisico.
De beheersmaatregelen ten aanzien van de
beleggingsspecifieke risico’s zijn expliciet vastgelegd.
Zowel op strategisch als op operationeel niveau is
aangegeven hoe de beheersing van beleggingsrisico’s
is geïmplementeerd.
55 Jaarverslag ABP 2011
Beleggingsportefeuille eenvoudiger
Daarnaast hebben we in 2010 besloten naar
vermindering van de complexiteit van de beleggings-
portefeuille te streven. Het uitvoeringsbedrijf heeft het
programma voor de beheerste vereenvoudiging van
de beleggingsportefeuille in 2011 verder uitgevoerd en
afgerond. Het programma voor het vereenvoudigen van
bijbehorende processen en systemen loopt nog.
Langetermijn-beleggingsmix
Met het zakelijke-waardenrisico en het grondstoffen-
risico wordt het risico bedoeld dat de waarde van de
beleggingen in aandelen en vastgoed respectievelijk
grondstoffen daalt. Op basis van ALM-analyses is in
2009 voor een strategische beleggingsmix gekozen
met circa 50 procent aan beleggingen in zakelijke
waarden. Deze mix geeft naar verwachting op lange
termijn het reële rendement dat voor de betaalbaarheid
van de premie en de indexatieambitie nodig is.
Door een brede spreiding van de beleggingen over
categorieën, regio’s en sectoren worden de risico’s
rondom zakelijke waarden beheerst.
Valutarisico grotendeels afgedekt
Aangezien de pensioenen in euro’s worden uitgekeerd
terwijl ook in vreemde valuta wordt belegd, loopt ABP
valutarisico. Dit risico wordt grotendeels met derivaten
afgedekt.
Verhoogde aandacht voor kredietrisico
Het kredietrisico is het risico dat een debiteur niet
meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
In uitzonderlijke gevallen kan de hoofdsom zelfs niet
worden afgelost of worden ondernemingen failliet
verklaard. Om dit risico te beheersen, wordt de
beleggingsportefeuille goed gespreid over regio’s,
bedrijfstakken en individuele debiteuren, wordt een
adequate risicovergoeding gevraagd en verlangt ABP
dat het uitvoeringsbedrijf over een professionele en
interne kredietanalyseafdeling blijft beschikken. Het
kredietrisico heeft in 2011 nadrukkelijk aandacht
gekregen vanwege de toegenomen onzekerheid
met betrekking tot de kredietwaardigheid van met
name Zuid-Europese overheden. Er zijn maatregelen
genomen om het kredietrisico in de portefeuille te
verkleinen.
Liquiditeitsrisico beperkt, maar nauwgezet gevolgd
Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over
onvoldoende liquide middelen beschikt om de lopende
betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen, te
kunnen verrichten en het beleid in stand te kunnen
houden. Omdat er meer liquide middelen instromen
dan uitstromen en omdat voor een groot deel in liquide
vermogenstitels wordt belegd, is het risico van een
liquiditeitstekort voor het uitkeren van pensioenen
beperkt. Wel vereisen beleggingen in derivaten een
goed liquiditeitsbeheer, omdat bij waardedalingen van
de onderliggende waarden sprake kan zijn van forse
verplichte bijstortingen, als aanvullende zekerheid voor
de tegenpartij. De beheersing van het liquiditeitsrisico
is in het beleggingsproces ingebed en wordt zorgvuldig
gemonitord.
Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico omvat de risico’s van
negatieve resultaten op de actuariële grondslagen
die bij de vaststelling van de voorziening voor de
pensioenverplichtingen worden gebruikt.
Het belangrijkste risico hierbij is de ontwikkeling van
de levensverwachting. ABP houdt bij de vaststelling
van de verplichtingen rekening met de verwachte
toekomstige verbetering in de levensverwachting van
de verschillende groepen (gewezen) deelnemers, zoals
eens in de twee jaar door het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS) wordt gepubliceerd. Om met de
specifieke kenmerken van de deelnemerspopulatie
rekening te houden, wordt hierbij van eigen
waarnemingen uitgegaan. CBS heeft in 2011 geen
langetermijnprognose voor de sterftekansen en de
levensverwachting gepubliceerd.
Looninflatierisico
ABP streeft ernaar de pensioenen jaarlijks te indexeren
in overeenstemming met de loonontwikkeling bij
overheid en onderwijs. Het risico bestaat dat deze
ambitie niet bestendig kan worden waargemaakt.
Looninflatie is voor het bestuur een van buitenaf
komend gegeven, maar de impact ervan op de
verplichtingen kan door het indexatiebeleid worden
beperkt. Wij kunnen immers onze discretionaire
bevoegdheid gebruiken om jaarlijks te besluiten of,
en zo ja in welke mate, indexatie plaatsvindt. Met het
oog op het looninflatierisico wordt een deel van het
vermogen in inflatiegerelateerde beleggingen belegd.
Operationele risico’s
De operationele risico’s zijn risico’s als gevolg van
het falen of tekortschieten van interne processen,
menselijke tekortkomingen en onverwachte interne
of externe gebeurtenissen. De operationele risico’s
houden verband met operationele keuzes. In dit kader
56 Jaarverslag ABP 2011
is met name het concretiseren van afspraken met
het uitvoeringsbedrijf in een ‘service level agreement’
een belangrijk middel om operationele risico’s af te
dekken of te beperken. Op grond van de ‘service
level’- rapportages, interne beheersingsrapportages
en mededelingen van het uitvoeringsbedrijf kan ABP
adequaat op risico’s in de operationele sfeer reageren.
Er is voor de interne organisatie een handboek
‘Administratieve organisatie ABP’ vastgesteld waarin de
risk control- en beleggingsprocessen zijn beschreven.
Risico van financiële verslaggeving
Het risico van financiële verslaggeving is het risico
dat de financiële verslaggeving niet aan geldende
grondslagen voldoet, waaronder wet- en regelgeving,
dan wel geen getrouw beeld geeft. De interne
beheersingsystemen van het uitvoeringsbedrijf,
ingericht volgens het eerder genoemde COSO-
ERM-raamwerk, staan borg voor een betrouwbare
financiële administratie en verantwoording. Er vinden
interne reviews op de kwartaalrapportages plaats,
evenals een accountantscontrole op de jaarrekening.
Daarnaast is het ‘in control statement’ expliciet
op de financiële verslagleggingsrisico’s gericht.
Belangrijke controlebevindingen en de voortgang van
de verbeteracties naar aanleiding van die bevindingen
worden aan de auditcommissie gerapporteerd en
vervolgens in deze commissie besproken. In 2011
hebben we het handboek ‘Waarderingen ABP’
vastgesteld. In dit handboek zijn de waarderingsregels,
-methodieken en -principes voor het waarderen van
beleggingen opgenomen. Daarnaast is aangegeven
dat ABP voor illiquide beleggingen een onafhankelijke
waardering eist teneinde de betrouwbaarheid te
vergroten. Het uitvoeringsbedrijf is opgedragen het
handboek ‘Waarderingen ABP’ toe te passen.
Het uitvoeringsbedrijf heeft hiervoor een
implementatieplan opgesteld.
Compliancerisico
Het compliancerisico is de kans op schade
(financiële schade, reputatieschade, juridische sancties
of sancties van toezichthouders) vanwege het niet
naleven van interne en externe richtlijnen of wet- en
regelgeving. Hieronder valt tevens het risico op afbreuk
aan (de perceptie van) de integriteit van ABP, de
bestuurders en de medewerkers. Er zijn procedures en
maatregelen geïmplementeerd om het compliancerisico
adequaat af te kunnen dekken. Een compliance
officer is aangesteld om op de naleving toe te zien.
In het ‘service level agreement’ worden ook aan het
uitvoeringsbedrijf eisen op het gebied van compliance
gesteld.
58 Jaarverslag ABP 2011
Vanuit de deelnemer
bekeken
Bij Hans Termond (78) stroomt deels bloed, deels benzine door zijn aderen, zegt hij zelf. Op zijn 16de werd hij automonteur. Na zijn militaire diensttijd was hij vijf jaar bus-chauffeur. Vervolgens begon hij voor zichzelf als rijschoolhouder en autoverhuurder. In 1969 ging hij opnieuw in loondienst, bij het Gemeentelijk Vervoerbedrijf in Amsterdam. Sinds zijn 58ste kreeg hij, na een reorganisatie, wachtgeld. Op zijn 60ste ging hij met de Vut. Hij heeft het nog steeds druk. In de garage naast zijn huis staat een glanzende Citroën C4G uit 1932. ‘In de winter sleutelen, opknappen en poetsen. En als het seizoen begint lekker naar buiten.’
Gouden tijden waren het, eind jaren zestig, toen Hans begon met zijn pensioenopbouw bij ABP. ‘Een hoge dekkingsgraad en een mooi pensioen. Niet te vergelijken met de situatie nu.’Het is fout gegaan bij de verzelfstandiging in 1996, stelt hij. ‘Door de manier waarop het gebeurde. De overheid ging afromen, haalde geld weg bij het pensioenfonds. Schandalig, want dat geld was van de deelnemers.’Jaren later ging er opnieuw iets mis, vindt hij. Dat was in 2008, toen ABP een nieuwe organisatiestructuur invoerde en er een scheiding kwam tussen het pensioenfonds en de uitvoering. ‘Dat moest van de Europese Unie. Waar bemoeien ze zich mee? Zo’n nieuwe structuur kost alleen maar geld. De uitvoeringskosten zijn te hoog.’ Hij vindt dat het ABP-bestuur dit nooit had moeten goedkeuren. ‘Ze hebben alles lijdzaam geaccepteerd, die afroming en die splitsing. Terwijl ze zich hadden moeten verzetten, eerst tegen Den Haag en later tegen Brussel. Als je aangevallen wordt, moet je je verdedigen.’ Onlangs kreeg hij een brief waarin werd aangekondigd dat ABP in 2013 mogelijk een half procent gaat korten op de pensioenen. ‘Als die fouten in het verleden niet waren gemaakt, hadden we nog steeds een gezond pensioenfonds. Daar ben ik van overtuigd. Dan hadden ze nu zulke brieven niet hoeven schrijven.’
‘Waar bemoeien ze zich mee?’
Vanuit de deelnemer
bekeken
Bij Hans Termond (78) stroomt deels bloed, deels benzine door zijn aderen, zegt hij zelf. Op zijn 16de werd hij automonteur. Na zijn militaire diensttijd was hij vijf jaar bus-chauffeur. Vervolgens begon hij voor zichzelf als rijschoolhouder en autoverhuurder. In 1969 ging hij opnieuw in loondienst, bij het Gemeentelijk Vervoerbedrijf in Amsterdam. Sinds zijn 58ste kreeg hij, na een reorganisatie, wachtgeld. Op zijn 60ste ging hij met de Vut. Hij heeft het nog steeds druk. In de garage naast zijn huis staat een glanzende Citroën C4G uit 1932. ‘In de winter sleutelen, opknappen en poetsen. En als het seizoen begint lekker naar buiten.’
Gouden tijden waren het, eind jaren zestig, toen Hans begon met zijn pensioenopbouw bij ABP. ‘Een hoge dekkingsgraad en een mooi pensioen. Niet te vergelijken met de situatie nu.’Het is fout gegaan bij de verzelfstandiging in 1996, stelt hij. ‘Door de manier waarop het gebeurde. De overheid ging afromen, haalde geld weg bij het pensioenfonds. Schandalig, want dat geld was van de deelnemers.’Jaren later ging er opnieuw iets mis, vindt hij. Dat was in 2008, toen ABP een nieuwe organisatiestructuur invoerde en er een scheiding kwam tussen het pensioenfonds en de uitvoering. ‘Dat moest van de Europese Unie. Waar bemoeien ze zich mee? Zo’n nieuwe structuur kost alleen maar geld. De uitvoeringskosten zijn te hoog.’ Hij vindt dat het ABP-bestuur dit nooit had moeten goedkeuren. ‘Ze hebben alles lijdzaam geaccepteerd, die afroming en die splitsing. Terwijl ze zich hadden moeten verzetten, eerst tegen Den Haag en later tegen Brussel. Als je aangevallen wordt, moet je je verdedigen.’ Onlangs kreeg hij een brief waarin werd aangekondigd dat ABP in 2013 mogelijk een half procent gaat korten op de pensioenen. ‘Als die fouten in het verleden niet waren gemaakt, hadden we nog steeds een gezond pensioenfonds. Daar ben ik van overtuigd. Dan hadden ze nu zulke brieven niet hoeven schrijven.’
‘Waar bemoeien ze zich mee?’
61 Jaarverslag ABP 2011
5. Communicatie
Bestuurscommissie communicatie
Wij zien communicatie als een van onze primaire
taken. Daarom is in 2010 de bestuurscommissie
communicatie geïnstalleerd. Deze heeft in 2011 een
strategisch communicatiekader vastgesteld: het
communicatiebeleid. Bouwen aan vertrouwen vormt de
kern van dit beleid.
Strategie communicatiebeleid
De communicatie van ABP richt zich primair op
deelnemers. De strategie is erop gericht het vertrouwen
bij deze groep terug te winnen. Deze strategie bestaat
uit een aantal elementen: inzicht geven en profileren,
relevant en begrijpelijk communiceren, actief de dialoog
zoeken en de media inzetten waar deelnemers het
meest en het liefst gebruik van maken.
Inzicht geven en profileren
Onbekend maakt onbemind. Om vertrouwen (terug) te
winnen moeten mensen weten waar ABP voor staat,
welke ambities en kernwaarden ABP heeft, wat de
pensioenregeling precies inhoudt, welke risico’s er
zijn, welke besluiten we als bestuur nemen en wat de
afwegingen daarbij zijn.
Relevant, begrijpelijk en gesegmenteerd
Voor de effectiviteit van de boodschap is het belangrijk
dat ABP op een juiste manier met zijn doelgroepen
communiceert. Relevant en begrijpelijk zijn daarbij de
kernbegrippen. Relevant betekent in dit geval antwoord
geven en ingaan op de vragen en thema’s die onder
de doelgroepen leven en begrijpelijk betekent de taal
van de deelnemers spreken. Dit leidt automatisch tot
segmentatie en maatwerk, omdat informatie die voor
de ene doelgroep relevant en begrijpelijk is, dat voor de
andere niet of nauwelijks kan zijn.
Open dialoog
Een open dialoog met deelnemers en werkgevers
betekent goed luisteren en hun regelmatig vragen
stellen. Om voor de doelgroepen relevant en begrijpelijk
te kunnen zijn, is inzicht in en actuele kennis van die
doelgroepen onontbeerlijk. Welke issues en vragen
spelen bij de doelgroepen? Wat mag als bekend
worden verondersteld en wat niet? Van buiten naar
binnen kijken is daarbij een voorwaarde.
De met behulp van onderzoeken opgebouwde kennis
over de doelgroepen wordt door een open dialoog
aangevuld. Door hierbij eenvoudigweg te luisteren,
vragen te stellen en vragen te beantwoorden laat ABP
tevens zijn betrokkenheid zien. Het toont ook aan dat
de ambitie om een deelnemersgericht fonds te zijn
daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht. Een open
dialoog met deelnemers en andere doelgroepen geldt
bovendien als een van de beste methoden om tot meer
wederzijds inzicht en begrip te komen.
Andere media
Deelnemers en werkgevers zijn via meer wegen dan
alleen de geijkte ABP-kanalen te bereiken. Ze lezen
bladen en kranten, kijken televisie, luisteren naar
de radio, bezoeken websites en maken gebruik van
sociale media. Al deze kanalen bieden mogelijkheden
om het verhaal van ABP vaker en gerichter voor het
voetlicht te brengen, de regeling uit te leggen en aan
risicoaanvaarding te werken. Zo wordt uiteindelijk ook
het imago van ABP en van pensioenfondsen versterkt.
Meetinstrumenten
ABP ging in 2011 met de strategie aan de slag.
Omdat het belangrijk is te weten wat de effecten
van communicatie zijn, is onder aansturing van
de bestuurscommissie communicatie het pakket
meetinstrumenten voor onderzoeken onder deelnemers
en werkgevers effectiever gemaakt. Ook zijn de
rapportages van het uitvoeringsbedrijf aan het fonds
verbeterd.
Actuele thema’s bepalen de agenda
Twee belangrijke gevolgen van de lage dekkingsgraad,
te weten de premieopslag en het mogelijk verlagen
van pensioenaanspraken en -uitkeringen, waren de
belangrijkste communicatiethema’s in de tweede helft
van 2011. Het sombere vooruitzicht dat ABP op basis
van de situatie eind 2012 misschien een besluit tot
verlaging moet nemen omdat de financiële positie
zich dan onvoldoende heeft hersteld, vergt extra
zorgvuldige communicatieafwegingen. Hoe gaan we
met de dilemma’s om? Hoe kunnen we voorkomen
dat onzekerheid onder deelnemers onnodig wordt
vergroot? Wanneer en hoe hard moeten we dan een
dergelijke boodschap verspreiden? Hoe hard moeten
we daarbij de feiten stellen? ABP heeft ook hier
gekozen voor een tijdige, eerlijke en open aanpak.
62 Jaarverslag ABP 2011
Een ander actueel communicatiethema is de weg
van het in 2011 gesloten pensioenakkoord naar
het pensioencontract. Ook hier ligt een belangrijke
communicatieve rol van ABP. De communicatie
hierover wordt samen met andere partijen voorbereid,
waaronder de Pensioenfederatie. Ook communicatie
rondom het premie- en indexatiebesluit voor 2012 heeft
om een zorgvuldige afweging gevraagd. Daarnaast
heeft de bestuurscommissie communicatie het bestuur
over zowel nationale als Europese lobbydossiers
geadviseerd.
Jaarplan voor deelnemerscommunicatie
Pensioenbewustzijn
Op advies van de bestuurscommissie communicatie
stellen we communicatiejaarplannen voor deelnemers-
communicatie vast. Hiervoor zijn speerpunten
vastgelegd, onder meer dat het pensioenbewustzijn
een loopbaan lang dient te worden gevoed. ABP richt
zijn communicatie daarom niet alleen op ouderen, maar
nadrukkelijk ook op jongeren. We informeren jongeren
zo vroeg mogelijk over het belang van een volwaardig
pensioen.
Nieuwe segmentatiemodellen
Gesegmenteerd communiceren sluit beter bij de
belevingswereld van de deelnemers en de werkgevers
aan. Daarom zijn in 2011 nieuwe segmentatiemodellen
voor deelnemers en werkgevers geïntroduceerd.
Het model voor de deelnemers gaat uit van een
segmentatie op basis van het pensioenbewustzijn van
individuele deelnemers. Dit bewustzijn wordt gemeten
en dient vervolgens als basis voor daarop afgestemde
communicatie. De werking van het model is eind 2011
met behulp van een pilot getest en zal vanaf 2012
breder worden ingevoerd.
Het model voor de werkgevers gaat uit van een
segmentatie op basis van hun betrokkenheid bij
pensioenen. Deze segmentatie maakt het mogelijk
werkgevers gerichter te benaderen en beter te
ondersteunen. Ook stelt zij ons in staat efficiënter
gebruik te maken van de mogelijkheden om werkgevers
als communicatiekanaal naar deelnemers in te zetten.
Door een beter beeld te verkrijgen van het
pensioenbewustzijn van onze individuele deelnemers
en van de betrokkenheid van werkgevers, kan ABP
communicatie en service op alle fronten effectiever en
efficiënter inzetten.
Betrokkenheid stimuleren
Met het informeren van deelnemers en werkgevers
wordt niet alleen recht gedaan aan de wettelijke
communicatieverplichtingen. Ook helpt ABP
deelnemers tot juiste keuzes te komen. Daarnaast
worden werkende en gepensioneerde deelnemers
en werkgevers bij de verdere ontwikkeling van hun
pensioenfonds betrokken.
In 2011 hebben in totaal circa 1.182.000
deelnemers met pensioenopbouw, 163.000 slapers,
86.000 gewezen partners en 54.000 vertrekkers
een op hun doelgroep toegesneden versie van het
uniform pensioenoverzicht ontvangen. Daarnaast zijn
circa 62.000 startbrieven aan nieuwe indiensttreders
gestuurd.
Het Pensioenregister
Onder auspiciën van de Stichting Pensioenregister,
opgericht door de gezamenlijke Nederlandse
pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars en de
Sociale Verzekeringsbank, is in januari 2011 het
Pensioenregister van start gegaan. Iedereen kan op
www.mijnpensioenoverzicht.nl zijn pensioensituatie
nagaan. Deze website geeft aan hoeveel bij de
(verschillende) pensioenverstrekkers aan pensioen is
opgebouwd. Ook wordt indicatief getoond hoeveel
nog tot de pensioenleeftijd kan worden opgebouwd en
hoeveel AOW men kan verwachten.
ABP heeft de pensioengegevens van ruim twee
miljoen deelnemers en gewezen deelnemers aan het
Pensioenregister beschikbaar gesteld. Daarnaast is op
de eigen website nadere informatie over het register
opgenomen. Hierdoor wordt ook het gebruik van
MijnABP bevorderd.
Deelnemers en werkgevers zichzelf laten helpen:
een beter eindresultaat
ABP laat deelnemers en werkgevers zichzelf helpen.
Zo kunnen we hen optimaal bedienen, op een voor hen
gepaste en voor ABP efficiënte en effectieve wijze.
Eind 2011 zijn we begonnen met het digitaal
aanbieden van post van ABP. Sindsdien kunnen
deelnemers en pensioenontvangers ervoor kiezen
het pensioenoverzicht, de betaalspecificatie en de
jaaropgave alleen nog digitaal te ontvangen.
Deze keuze maken zij op MijnABP. Vervolgens
ontvangen zij een attendering via e-mail. Later wordt
bekeken hoe ook andere ABP-post digitaal kan worden
63 Jaarverslag ABP 2011
aangeboden. Dit is niet alleen kostenbesparend,
maar past ook bij ons beleid voor maatschappelijk
verantwoord ondernemen.
In 2011 verscheen voor het eerst een digitaal
ABP Magazine. Dit gebeurde in combinatie met
het Jaarbeeld 2010, waarin ook filmopnamen van
bestuursleden in gesprek met deelnemers waren
verwerkt. Daarnaast verscheen er een speciale bijlage
over medezeggenschap. Een en ander werd in één
pakket ook op papier uitgebracht. Het voornaamste
doel was de deelnemers en werkgevers beter te
informeren, het vertrouwen te verbeteren en hen meer
bij de actualiteit van pensioenen te betrekken.
Binnen www.abp.nl is het onderdeel ‘Over ABP’
geactualiseerd en herzien, gericht op de primaire
doelgroep deelnemers en pensioenontvangers.
Het gebruik van de websites van ABP heeft in 2011 de
volgende ontwikkelingen laten zien.
• Het aantal bezoeken aan www.abp.nl nam toe tot
3,0 miljoen (2,6 miljoen in 2010).
• Het aantal bezoeken aan MijnABP nam toe tot
1,2 miljoen (1,0 miljoen in 2010).
• Een derde van de deelnemers en gepensioneerden
heeft een inlogaccount van MijnABP. In 2011 heeft
46 procent van hen MijnABP daadwerkelijk bezocht.
• Op de website geeft de virtuele assistente Astrid, als
een geautomatiseerde gesprekspartner, een direct
en vriendelijk antwoord op vragen van bezoekers. In
2011 zijn 296.000 vragen aan Astrid gesteld
(188.000 in 2010).
• In 2011 werden 63.000 e-mails naar ABP verstuurd
(90.600 in 2010). Een groot deel van deze reductie is
veroorzaakt door de betere afhandeling van vragen
via de website.
Metingen van het kanaalgebruik
De klanttevredenheid van deelnemers over de service
van ABP via het digitale kanaal is in 2011 niet wezenlijk
gewijzigd ten opzichte van 2010. De waardering voor
www.abp.nl daalde licht naar 7,1 in 2011 (7,2 in 2010).
Naast het digitale kanaal blijft de telefoon een
belangrijk communicatiemiddel.
• Er zijn in 2011 ruim 319.000 gesprekken gevoerd
(ook 319.000 in 2010) en de bereikbaarheid van het
callcenter is onverminderd hoog: bijna 97 procent.
• De gemiddelde wachttijd voordat een deelnemer
een call-agent aan de lijn krijgt, is 36 seconden
(28 seconden in 2010).
• In 90 procent van de gevallen heeft het callcenter
de oproep van de deelnemer zelf afgehandeld;
10 procent van de oproepen werd naar de backoffice
doorverbonden.
• De tevredenheid van de deelnemers over het
callcenter is onverminderd goed: 8,1.
In 2011 zijn circa 13.300 individuele gesprekken met
deelnemers gevoerd (circa 12.000 in 2010).
Deze gesprekken vinden plaats op locatie van de
werkgever en in de regiokantoren. De tevredenheid van
de deelnemers over deze gesprekken steeg naar 8,2
(7,9 in 2010).
Ook de digitale nieuwsbrief is een belangrijk onderdeel
van de directe communicatie met de deelnemers.
De toenemende behoefte aan deze nieuwsbrief
komt tot uiting in een forse stijging van het aantal
abonnementen tot 406.000 (342.000 eind 2010).
Service aan werkgevers
Aan werkgevers zijn 930 opleidingen en presentaties
gegeven (1.265 in 2010). De afname is een gevolg van
de vertraging ten aanzien van het pensioenakkoord.
Daardoor moesten bijeenkomsten worden uitgesteld.
De waardering voor deze opleidingen en presentaties
steeg naar 8,0 (7,8 in 2010).
Daarnaast zijn werkgevers in 2011 door middel van
campagnes ondersteund bij het informeren van hun
werknemers. Zo is er bij 37 grote werkgevers met
behulp van de ‘Pensioenthermometer’ onderzocht hoe
het met het pensioenbewustzijn van hun werknemers
is gesteld. Op basis daarvan zijn vervolgacties gepland
om dat pensioenbewustzijn te vergroten. Ook zijn meer
dan 268 werkgevers bij het promoten van MijnABP
onder hun werknemers geholpen. Dit leidde bij die
werkgevers tot een toename van MijnABP-gebruikers
van bijna 15 procent.
64 Jaarverslag ABP 2011
Vanuit de deelnemer
bekeken
Nicole Dierdorp (35) werkt in het team beleidscoördinatie van de provincie Zuid-Holland. ‘Gisteren was ik bezig met de bestrijding van muskusratten, vandaag met een nota over de regionale economie.’ Ze is opgeleid als bioloog, met als specialisatie genetica. ‘Daar doe ik helemaal niets meer mee.’ Jammer? ‘Nee, mijn huidige werk is veel afwisselender.’ Nicole is voor D66 gemeenteraadslid in Rijswijk. ‘In mijn werk bij de provincie adviseer ik en moet ik afwachten wat anderen daarmee doen. Als gemeente-raadslid kan ik zeggen hoe ik zelf naar de toekomst kijk. Het leuke is dat het gaat om dingen die mensen echt raken. De gemeente is dichterbij dan de provincie of het rijk.’
‘Ik moet nog minstens 30 jaar werken. Met mijn pensioen houd ik me niet bezig. Er kan nog zoveel veranderen,’ zegt Nicole. Dat ze sinds een paar jaar serieus spaart, is niet ingegeven door de financiële crisis. ‘Ik werd 30 en dacht: het wordt tijd om eens te gaan sparen. Je weet niet wat de toekomst brengt.’ Dat ze probeert een groot deel van de hypotheek op haar huis af te lossen is wel ingegeven door de actualiteit. ‘De woning-markt stagneert en de huizenprijzen dalen.’ Een bijkomend voordeel is dat ze daardoor straks lagere woonlasten heeft.Voor Nicole staat niet vast dat ze later pensioen krijgt. ‘Ik hoop dat ABP niet te veel beleggingsrisico’s neemt en dat er nog voldoende geld is.’ Laatst kreeg ze bericht dat er een half procent gekort wordt, omdat de dekkingsgraad van ABP te laag is. ‘Ik vind de manier waarop er rekening gehouden wordt met de dekkingsgraad niet terecht. Zo inflexibel. Ik ben geen expert, maar ik begrijp wel dat het bij pensioenen om de lange termijn gaat. De lage dekkingsgraad komt door de huidige crisis. Die situatie gaat echt geen 20 of 30 jaar duren. Dus waarom moet je de pensioenfondsen daar dan wel op afrekenen?’
‘Manier van rekening houden met de dekkings-graad is onterecht’
Vanuit de deelnemer
bekeken
Nicole Dierdorp (35) werkt in het team beleidscoördinatie van de provincie Zuid-Holland. ‘Gisteren was ik bezig met de bestrijding van muskusratten, vandaag met een nota over de regionale economie.’ Ze is opgeleid als bioloog, met als specialisatie genetica. ‘Daar doe ik helemaal niets meer mee.’ Jammer? ‘Nee, mijn huidige werk is veel afwisselender.’ Nicole is voor D66 gemeenteraadslid in Rijswijk. ‘In mijn werk bij de provincie adviseer ik en moet ik afwachten wat anderen daarmee doen. Als gemeente-raadslid kan ik zeggen hoe ik zelf naar de toekomst kijk. Het leuke is dat het gaat om dingen die mensen echt raken. De gemeente is dichterbij dan de provincie of het rijk.’
‘Ik moet nog minstens 30 jaar werken. Met mijn pensioen houd ik me niet bezig. Er kan nog zoveel veranderen,’ zegt Nicole. Dat ze sinds een paar jaar serieus spaart, is niet ingegeven door de financiële crisis. ‘Ik werd 30 en dacht: het wordt tijd om eens te gaan sparen. Je weet niet wat de toekomst brengt.’ Dat ze probeert een groot deel van de hypotheek op haar huis af te lossen is wel ingegeven door de actualiteit. ‘De woning-markt stagneert en de huizenprijzen dalen.’ Een bijkomend voordeel is dat ze daardoor straks lagere woonlasten heeft.Voor Nicole staat niet vast dat ze later pensioen krijgt. ‘Ik hoop dat ABP niet te veel beleggingsrisico’s neemt en dat er nog voldoende geld is.’ Laatst kreeg ze bericht dat er een half procent gekort wordt, omdat de dekkingsgraad van ABP te laag is. ‘Ik vind de manier waarop er rekening gehouden wordt met de dekkingsgraad niet terecht. Zo inflexibel. Ik ben geen expert, maar ik begrijp wel dat het bij pensioenen om de lange termijn gaat. De lage dekkingsgraad komt door de huidige crisis. Die situatie gaat echt geen 20 of 30 jaar duren. Dus waarom moet je de pensioenfondsen daar dan wel op afrekenen?’
‘Manier van rekening houden met de dekkings-graad is onterecht’
67 Jaarverslag ABP 2011
6. Vermogensbeheer
Strategisch beleggingsplan
Beleggingsplan 2011
Tegen de achtergrond van het herstel van het
pensioenfonds hebben we een Strategisch
beleggingsplan voor de periode 2010–2012
vastgesteld. Het Beleggingsplan 2011 is een onderdeel
van dit langetermijnbeleggingsplan. Het is in een
periode van forse schommelingen in de rentestanden
opgesteld. Desondanks heeft het binnen dezelfde
kaders vorm gekregen als bij de vaststelling van
het Strategisch beleggingsplan 2010–2012 werden
gehanteerd.
Daling van de kapitaalmarktrente
De ontwikkelingen in de financiële markten in 2011
hebben ons voor belangrijke uitdagingen gesteld.
De voor ABP relevante kapitaalmarktrente is
in 2011 verder gedaald en de eurocrisis is in
hevigheid toegenomen. Vooral naar aanleiding
van deze ontwikkelingen hebben we gedurende
2011 de afweging gemaakt of we het Strategisch
beleggingsplan zouden moeten wijzigen.
Renteafdekking niet uitgebreid
De kans dat de rente op de lange termijn zal stijgen,
wordt hoger geacht dan de kans op een verdere
rentedaling. Daarom hebben we besloten de
renteafdekking bij de huidige rentestand niet verder
uit te breiden. De eurocrisis heeft echter wel tot
een aanpassing geleid. Er is meer ruimte gecreëerd
om leningen van landen met een relatief lage
kredietwaardigheid om te zetten naar leningen van
landen met een hogere kredietwaardigheid. Dit komt de
kredietwaardigheid en de liquiditeit van de portefeuille
ten goede.
Ontwikkeling van de financiële markten
Ontwikkelingen in Europa
In de uitvoering van ons beleid werden we met de
turbulente ontwikkelingen van de financiële markten
geconfronteerd. Diverse landen, waaronder Griekenland
en Portugal, hebben steun bij de Europese Unie, de
Europese Centrale Bank (ECB) en het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) gevraagd. Staatsobligaties van
deze landen werden op grote schaal verkocht. In de
tweede helft van het jaar liepen in Spanje en Italië de
rentes op. Eind 2011 stegen ook de rentes in België
en Frankrijk. Grafiek 6.1 geeft een overzicht van de
ontwikkelingen van de rentes in de eurozone, afgezet
tegen de Duitse rentestand.
Grafiek 6.1 Rentes in de eurozone: het verschil met
Duitsland in honderdste procentpunten
0
100
200
300
400
500
600
janu
ari
feb
ruar
i
maa
rt
april
mei
juni juli
aug
ustu
s
sep
tem
ber
okt
ob
er
nove
mb
er
dec
emb
er
honderdste procentpunten
Nederland Frankrijk België Italië Spanje
2011
Overheden en beleidsmakers slaagden er onvoldoende
in deze ontwikkelingen bij te sturen. Het Europese
steunfonds voor lidstaten van de Europese Unie
moest verder worden uitgebreid. Ook werden de
mogelijkheden voor banken uitgebreid om bij de ECB
te lenen. De Griekse staatsschuld moest worden
afgewaardeerd. De rentes liepen nog verder op, omdat
een hogere risicovergoeding op staatspapier werd
gevraagd. In augustus en september 2011 was het
zelfs noodzakelijk dat de ECB Italiaanse en Spaanse
obligaties kocht om het financiële systeem stabiel
te houden. Grafiek 6.2 geeft een overzicht van de
steunaankopen door de ECB. De rechter-as betreft
de bedragen per week, de linker-as de cumulatieve
bedragen.
68 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 6.2 Steunaankopen door de ECB
(in miljarden euro)
0
50
100
150
200
250
janu
ari
feb
ruar
i
maa
rt
april
mei
juni juli
aug
ustu
s
sep
tem
ber
okt
ob
er
nove
mb
er
dec
emb
er
0
5
10
15
20
25
per week (r.a.) cumulated (l.a)
2011
Invloed van de eurocrisis op aandelenmarkten
De ontwikkelingen binnen de eurolanden zijn ook van
invloed op de wereldwijde aandelenmarkten.
Als de groeivooruitzichten verbeteren, zoals in het
begin van het jaar, stijgen zowel de aandelenkoersen
als de rente; als de vooruitzichten verslechteren, dalen
zowel de koersen als de rente. In de tweede helft
van 2011 resulteerde dit in een duidelijk neergaande
tendens, zoals blijkt uit grafiek 6.3.
Beheer van de beleggingen
Gedurende 2011 hebben we de actuele ontwikkelingen
binnen Europa en wereldwijd op het gebied van de
crisis en de mogelijke gevolgen daarvan voor ons
rendement en risico besproken. Hierbij werden wij
door onze bestuurscommissie beleggingsbeleid
ondersteund, evenals door het zogeheten ‘crash
committee’ binnen het uitvoeringsbedrijf. Dit heeft
enerzijds tot aanpassingen in het beleggingsbeleid
geleid; anderzijds is verschillende keren besloten aan
de beleidskeuzes in het beleggingsplan vast te houden.
Activiteiten van de bestuurscommissie
beleggingsbeleid
De bestuurscommissie beleggingsbeleid heeft ons
geadviseerd een aantal maatregelen te nemen om het
risico van het uiteenvallen van de euro te beperken.
Geadviseerd is bijvoorbeeld het dollarafdekkings-
percentage tijdelijk met 10 procentpunten te verlagen.
Ook is geadviseerd een tijdelijke verhoging van het
actieve risicobudget voor staatsobligaties toe te
staan, met als doel het absolute risico van deze
beleggingscategorie te verlagen.
Grafiek 6.3 De performance van beleggingscategorieën
(total return indices)
75
80
85
90
95
100
105
110
115
120
2011
janu
ari
feb
ruar
i
maa
rt
april
mei
juni juli
aug
ustu
s
sep
tem
ber
okt
ob
er
nove
mb
er
dec
emb
er
Aandelen DM Staatsobligaties Indexleningen Credits
Aandelen EM Grondstoffen Onroerend goed
Daarnaast heeft de bestuurscommissie beleggings-
beleid ons geadviseerd het beleid op het gebied van
verantwoord beleggen ten aanzien van staatsobligaties
aan te scherpen. Geadviseerd werd niet in
staatsobligaties te beleggen van landen waarvoor een
wapenembargo van de Veiligheidsraad van de VN van
kracht is.
69 Jaarverslag ABP 2011
Afname complexiteit
Vereenvoudiging van het vermogensbeheer
In 2011 is de complexiteit van het vermogensbeheer
verder verminderd. Na de veranderingen in 2010 zijn in
2011 onder meer de volgende maatregelen genomen.
• Het handboek ‘Waarderingen ABP’ is geactualiseerd.
De interne beheersingsmaatregelen met betrekking
tot het waarderingsproces zijn aangescherpt en de
waarderingregels voor de jaarrekening zijn nader
uitgewerkt.
• Het bijbehorend implementatieplan is in uitvoering.
Voor de illiquide portefeuille is een risicogewogen
screening uitgevoerd. Vastgesteld is of de
desbetreffende beleggingen voldoen aan het risico-
rendementsprofiel en de waarderingsprincipes.
• Het gebruik van complexe derivaatproducten is
verder afgebouwd, onder meer in de beleggings-
categorie GTAA.
• In de beleggingscategorie aandelen ontwikkelde
markten is het aantal door externe managers
beheerde mandaten verder teruggebracht.
Samenstelling van de beleggingsportefeuille
Beleggingsmix
De beleggingsportefeuille omvat dertien verschillende
categorieën. Grafiek 6.4 toont de strategische verdeling
over deze categorieën in 2011.
Grafiek 6.4 Strategische verdeling van de
beleggingsportefeuille in beleggingscategorieën
Alternative Inflation3%
Bedrijfsobligaties 16%
Indexobligaties 7%
Staatsobligaties 14%
Opportunities 2%
Grondstoffen 4%
GTAA 1% Hedge Funds 5%
Private Equity 5%
Infrastuctuur 4%
Vastgoed 10%
Aandelen opkomende markten 7%
Aandelenontwikkelde markten
22%
De grafieken hierna tonen de verdeling aan het einde
van 2011 binnen de drie beleggingscategorieën met de
grootste omvang.
Grafiek 6.5 Aandelen ontwikkelde markten –
regioverdeling
Rest van de wereld 0%
Rest van Europa 25%
Pacific 4%
Noord-Amerika 44%
Nederland 3%
Japan 5%
EMU 17%
Azië 2%
Grafiek 6.6 Aandelen ontwikkelde markten -
sectorverdeling
Vastgoed 2%
Telecommunicatie 5%
Overheid 0%
Nutsbedrijven 4%
Luxe Goederen 10%
Informatie-technologie 8%
IndustrieleBedrijven 10%
Gezondheidszorg 11%
FinancieleInstellingen 21%
Energie 11%
DagelijkseGoederen 10%
Basismaterialen 8%
Grafiek 6.7 Bedrijfsobligaties - regioverdeling
Rest van de wereld 2%
Rest van Europa 11%
Pacific 1%
Noord-Amerika 46%
Nederland 20%
Japan 0%
EMU 19%
Azië 1%
70 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 6.8 Bedrijfsobligaties - kredietwaardigheid
Geen rating 1%Lager dan BBB 11%
BBB 18%
A 11%
AA 20%
AAA 39%
Grafiek 6.9 Staatsobligaties - landen
Noord-Amerika 0%
Rest van de wereld 1%
Nederland 22%
Luxemburg 0%
Italië 15%
Ierland 1%
Groot Brittanië 0%Frankrijk 16% Finland 2%
Spanje 8%
Duitsland 20%
België 8%
Oostenrijk 7%
Grafiek 6.10 Staatsobligaties - kredietwaardigheid
BBB 1% Lager dan BBB 0%
Geen rating 0%A 22%
AA 8%
AAA 69%
Beleggingsrendementen
Beleggingsrendement 3,3 procent
Het totale rendement in 2011 bedroeg 3,3 procent.
Dit is 7,8 miljard euro. Het rendement bleef achter bij
de langetermijndoelstelling van 7 procent. Dit werd
voornamelijk door verliezen op de aandelenportfolio’s
veroorzaakt. Daar staat tegenover dat de meeste
overige beleggingscategorieën een positief rendement
hebben laten zien.
In grafiek 6.11 is het gecumuleerde rendement vanaf
de start van de meting begin 1993 weergegeven,
zowel nominaal als reëel (dat wil zeggen na aftrek
van de gerealiseerde looninflatie). De waarde van
iedere in 1993 belegde 100 euro is eind 2011 naar
353 euro gegroeid. Het gemiddelde jaarrendement
bedraagt nominaal 6,9 procent en reëel 5,0 procent.
Uit de grafiek blijkt dat het meerjarige rendement, na
de tegenvallende resultaten in 2008, inmiddels weer
grotendeels is hersteld.
Pensioenfondsen zijn langetermijnbeleggers.
Daarom is het van belang vooral over een langere
periode naar de rendementen te kijken. Om dit te
illustreren zijn in tabel 6.1 verschillende meerjarige
rendementsgemiddelden opgenomen.
In de volgende tabel 6.2 is het rendement naar de
verschillende beleggingscategorieën uitgesplitst
en afgezet tegen de benchmark. Het betreft de
rendementen exclusief valuta-afdekresultaten. In 2011
hebben negen van de dertien beleggingscategorieën
een positief rendement behaald.
Tabel 6.1 Verloop van meerjarig rendements-
gemiddelden in de periode 2007 - 2011 (in %) 2011 2010 2009 2008 2007
1-jaars gemiddeld rendement 3,3 13,5 20,2 -20,2 3,8
3-jaars gemiddeld rendement 12,1 2,9 -0,2 -3,2 8,6
5-jaars gemiddeld rendement 3,1 4,4 4,2 2,6 9,6
10-jaars gemiddeld rendement 5,2 4,7 3,7 2,8 6,5
15-jaars gemiddeld rendement 5,9 6,4 6,6 5,2 7,9
sinds 1993 6,9 7,1 6,7 5,9 7,9
71 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 6.11 Rendement van 1993 tot en met 2011
(cumulatief)
2011200920072005200320011999199719951993
400
350
300
250
200
150
100
50
nominaal rendement reëel rendement
3,25% prudent reëel rendement
6,9%/jaar
5,0%/jaar
3,25%/jaar
Tabel 6.2 Rendementen per beleggingscategorie, afgezet tegen de benchmark (in procenten en in miljoenen euro’s)
Gewicht Rendement
Bench-
mark Verschil Relatieve bijdragein % € mln. in % in % in bp in bp € mln.
Vastrentende waarden 40,2 3.988 4.2 4.0 20 6 118
Staatsobligaties 12,3 1.063 3,4 3,4 6 0 -11
Inflatie gerelateerde obligaties 6,8 -68 -0,6 -0,9 36 3 59
Bedrijfsobligaties 20,2 2.910 6,4 6,3 12 1 26
Alternative Inflation vastrentend 0,9 83 4,8 2,6 210 2 44
Zakelijke waarden 53,5 -2.772 -2.4 -2.3 -9 -3 -33
Aandelen ontwikkelde landen 25,4 -1.998 -3,7 -3,9 21 6 136
Aandelen opkomende landen 6,4 -2.733 -16,1 -15,7 -48 -3 -61
Vastgoed 9,6 297 1,2 4,5 -312 -29 -649
Private Equity 5,7 777 5,9 4,6 126 4 97
Opportunity Fund 0,6 -40 3,5 -0,9 447 3 78
Grondstoffen 3,9 535 6,1 2,3 376 13 288
Infrastructuur 1,9 390 9,6 7,6 186 3 78
Overige beleggingen 6,0 471 3.2 3.3 -11 -2 -28
Hedge funds 4,4 799 7,7 3,6 393 14 328
GTAA 1,6 -327 -6,2 0,9 -705 -16 -356
Overlay 0,3 6.132 2,6 2,3 28 28 628
Rentehedge 7.860 3,3 3,3 0 0 0
Valutahedge -2.032 -0,9 -1,0 14 14 324
Cash & Overig 203 0,1 0,0 10 10 203
Security lending 101 0,0 0,0 4 4 101
Totaal 100,0 7.819 3,3 3,0 29 29 685
72 Jaarverslag ABP 2011
Positieve outperformance in 2011
We vergelijken het rendement over 2011 onder
andere met het rendement van de normportefeuille
die we vooraf hebben vastgesteld. Het rendement van
de normportefeuille wordt samengesteld door het
rendement van de benchmarks van de verschillende
beleggingscategorieën te gebruiken.
Ten opzichte van de normportefeuille is door
toepassing van een actief beleggingsbeleid een extra
rendement van 0,29 procentpunt behaald. Dit komt
overeen met 0,7 miljard euro. Het cumulatieve extra
rendement ten opzichte van de normportefeuille
bedraagt over de afgelopen vijf jaar 0,5 procent (2,1
miljard euro) en over de afgelopen tien jaar 7,0 procent
(14,7 miljard euro).
Invloed van de renteafdekking op het rendement
Totale rendement in 2011
Pensioenfondsen kunnen zich tegen een daling
beschermen van de rente die bepalend is voor de
omvang van de pensioenverplichtingen. Dit is de
zogenoemde renteafdekking. Door het rendement
van ABP te splitsen in het deel dat van de rente-
afdekking afkomstig is en het deel dat van de
beleggingsportefeuille afkomstig is, ontstaat een beter
inzicht in de samenstelling van het rendement.
De renteafdekking heeft positief aan het totale
rendement bijgedragen door de daling van de lange
rente in 2011. Omdat we verwachten dat de rente weer
zal gaan stijgen, hebben we de renteafdekking in 2011
niet uitgebreid. Het blijkt dat het rendement van de
beleggingsportefeuille in 2011 nagenoeg gelijk is aan
0 procent en de bijdrage van de renteafdekking in 2011
gelijk is aan 3,3 procent. Tabel 6.3 toont deze splitsing
van het rendement voor de periode 2009-2011.
Tabel 6.3 Splitsing van het rendement van ABP
(in procenten)
Rendement
2011 2010 2009
Beleggingsportefeuille 0,0 12,3 20,6
Renteafdekking 3,3 1,2 -0,4
Totaal 3,3 13,5 20,2
Resultaten van de beleggingsportefeuille per
beleggingscategorie
Staatsobligaties
Op staatsobligaties behaalden we in 2011 een
rendement van 3,4 procent. Dit is vrijwel gelijk aan het
rendement van de benchmark. Binnen deze portefeuille
beleggen we vooral in staatsobligaties uit de eurozone.
Tegenover het slecht presteren van een aantal
Zuid-Europese landen staat een sterke performance
van de ‘core’-landen. Per saldo wijkt het jaarrendement
dan ook slechts weinig af van de gemiddelde yield
aan het begin van 2011. De landenallocatie binnen de
eurozone had een negatieve bijdrage aan het relatieve
rendement van ongeveer 0,2 procent. Dit wordt
gecompenseerd door posities in te nemen in een aantal
rentemarkten buiten de eurozone.
Inflatiegerelateerde obligaties
Op geïndexeerde obligaties behaalden we in 2011
een rendement van -0,6 procent. De benchmark voor
deze beleggingscategorie toonde een rendement
van -0,9 procent. De onderweging van Italië in
de portefeuille en ook het tactische rente- en
inflatiebeleid hadden een positieve bijdrage aan het
relatieve rendement. De inflatiemandaten van de
opkomende markten hadden een negatieve bijdrage.
Deze mandaten zijn binnen deze portefeuille in de
eerste helft van 2011 beëindigd. De bedrijfskredieten
gekoppeld aan inflatie hadden dit jaar een positieve
bijdrage. Ook deze leningen zijn in de eerste helft van
het jaar verkocht om meer nadruk op staatspapier te
kunnen leggen.
Bedrijfsobligaties
Op bedrijfsobligaties behaalden we in 2011 een
rendement van 6,4 procent. Het rendement is
0,1 procentpunt hoger dan de benchmark (voor
kosten). Bedrijfsobligaties hadden een slecht jaar ten
opzichte van Duitse en Amerikaanse staatsobligaties.
Over het algemeen liepen de kredietopslagen fors op,
terwijl het staatsrentetarief tot historisch lage niveaus
daalde. Per saldo hebben deze twee factoren toch nog
tot een positief rendement geleid. De stijging van de
kredietopslagen is het meest prominent bij de financiële
instellingen en opkomende markten.
Het beleggen in bedrijfsobligaties mag een uitdaging
worden genoemd. Desondanks hebben de goede
timing en de omvang van het risicoreductieprogramma
gedurende de tweede helft van 2011 de portefeuille
73 Jaarverslag ABP 2011
voldoende beschermd om tot een positieve bijdrage te
komen.
Alternative inflation
Op ‘alternative inflation’ behaalden we in 2011
een absoluut rendement van 4,8 procent. Dit is
2,2 procentpunt hoger dan de benchmark.
De categorie ‘alternative inflation’ bevond zich in
2011 in een opbouwfase. Gedurende het jaar werd
een aantal inflatiegerelateerde beleggingen uit
andere beleggingscategorieën naar de ‘alternative
inflation’-portefeuille overgeheveld. Vanwege de
soms turbulente omstandigheden op de financiële
markten en de toenemende onzekerheden over de
economische vooruitzichten stelden de emittenten
van inflatiegerelateerd papier zich relatief voorzichtig
op. Ondanks de moeilijke omstandigheden konden
vier nieuwe leningen aan de portefeuille worden
toegevoegd.
De inflatiegerelateerde leningen die aan bedrijven
zijn verstrekt, hadden een positieve bijdrage aan het
resultaat. De door overheden in opkomende markten
uitgegeven inflatiegerelateerde obligaties hadden een
negatieve bijdrage. Dit was vooral het gevolg van een
verzwakking van de wisselkoersen van deze landen.
Aandelen in ontwikkelde markten
Op aandelen in ontwikkelde markten behaalden we
in 2011 een rendement van -3,7 procent. Dit was
0,2 procentpunt beter dan de benchmark. Het jaar
werd gekenmerkt door grote beweeglijkheid van
rendementen en hoge correlaties tussen individuele
aandelen. De Europese schuldencrisis en de
bijbehorende negatieve uitstraling op de Europese
economie droegen bij aan wereldwijde zorgen over
aandelenmarkten. In Amerika echter leek het tij in 2011
te keren na meevallende winstcijfers en positievere
economische gegevens over werkloosheid en groei.
Amerikaanse aandelen presteerden mede daarom beter
dan niet-Amerikaanse aandelen.
Beleggers hadden in 2011 relatief veel belangstelling
voor minder risicovolle aandelen. Aandelen in
defensieve sectoren presteerden beter dan aandelen
in cyclische sectoren. Ook aandelen met een hoog
dividendrendement en een positief prijsmomentum
deden het relatief goed. Grote bedrijven deden het
beter dan kleinere bedrijven. De sectoren die het meest
aan het positieve rendement hebben bijgedragen, zijn
gezondheidszorg en dagelijkse goederen. Financiële
instellingen en basismaterialen zijn de slechtst
presterende sectoren.
Aandelen in opkomende markten
Op de aandelen in opkomende markten behaalden
we in 2011 een rendement van -16,1 procent. Dat is
0,4 procentpunt lager dan de benchmark. Het jaar
2011 was voor beleggers in opkomende markten
een slecht jaar. De drie oorzaken voor het negatieve
rendement waren de tegenvallende groei in de
Verenigde Staten, de Europese schuldencrisis en
de hoge inflatie en renteniveaus in de opkomende
markten.
Vastgoed
Op vastgoed behaalden we in 2011 een rendement
van 1,2 procent. Dit is 3,3 procentpunt lager dan de
benchmark.
Binnen vastgoed worden twee categorieën
onderscheiden: strategisch vastgoed en tactisch
vastgoed. Strategisch vastgoed betreft een
gespreide portefeuille van beursgenoteerde en
niet-beursgenoteerde vastgoedondernemingen,
vastgoedfondsen, joint ventures en co-investeringen.
Met deze portefeuille streven we ernaar meerwaarde
te creëren door een beleggingshorizon op lange
termijn te hanteren. Tactisch vastgoed bestaat uit
beursgenoteerde vastgoedondernemingen en -fondsen
en kent een beleggingshorizon op korte tot middellange
termijn. Strategisch vastgoed kent een lagere liquiditeit
dan tactisch vastgoed, voornamelijk als gevolg van de
beperktere verhandelbaarheid van niet-beursgenoteerd
vastgoed.
Binnen vastgoed maakt strategisch vastgoed
ongeveer 74 procent van het totaal uit. Op strategisch
vastgoed behaalden we in 2011 een rendement van
4,0 procent. Tactisch vastgoed maakt ongeveer
26 procent van de vastgoedportefeuille uit. Op tactisch
vastgoed behaalden we in 2011 een rendement van
-3,2 procent. De hogere rendementen van strategisch
vastgoed in 2011 worden door de exposure naar niet-
beursgenoteerd vastgoed verklaard. Gebleken is dat op
de lange termijn het verwachte rendement van beide
categorieën ongeveer gelijk is. Op de korte termijn
echter is beursgenoteerd vastgoed volatieler dan
niet-beursgenoteerd vastgoed als gevolg van directe
kapitaalmarktinvloeden.
Strategisch vastgoed kent circa 54 procent niet-
beursgenoteerde beleggingen. De return daarvan
bedroeg 9,7 procent ten opzichte van -1,5 procent
74 Jaarverslag ABP 2011
voor de beursgenoteerde strategische beleggingen.
Het rendement op tactisch vastgoed was 0,2 procent
hoger dan het rendement van de benchmark.
Private equity
Op beleggingen in private equity behaalden we in 2011
een rendement van 5,9 procent. Dit is 1,3 procentpunt
hoger dan het rendement van de benchmark ad
4,6 procent. In de eerste helft van 2011 liet de private
equity-industrie over de hele linie een sterke groei in
aan- en verkoopactiviteiten zien. Dit was een gevolg
van het toegenomen vertrouwen in de toekomst en
de verbeterde financieringsmogelijkheden. Echter,
de vertrouwenscrisis rondom de euro in het derde
kwartaal bracht de private equity-industrie nagenoeg
tot stilstand. Na de eerste schrik stabiliseerden de
private equity-markten zich in de laatste maanden van
het jaar. Omdat private equity-managers gedurende
de financiële crisis effectiever herstructureerden en
financierden, handhaafden de waarderingen zich beter
dan bij genoteerde aandelen.
Opportunity fund
Op het opportunity fund behaalden we in 2011 een
rendement van 3,5 procent. Dat is 4,4 procentpunt
hoger dan de benchmark. Het opportunity fund
bestond in 2011 gedeeltelijk uit een portefeuille
converteerbare obligaties die gedurende het jaar
is afgebouwd. De overige beleggingen van het
opportunity fund worden door muziekrechten en
catastrofeobligaties gedomineerd. Het rendement
is voornamelijk met de stabiele inkomsten uit
de muziekrechten behaald en door het conform
verwachting uitblijven van verliezen op de catastrofe-
obligaties. In 2011 bedroeg het rendement van
de muziekrechtenportefeuille 7,6 procent en het
rendement van de catastrofeobligaties 10,0 procent.
Grondstoffen
Het rendement over 2011 bedraagt 6,1 procent.
Dit is 3,8 procentpunt beter dan de benchmark.
Binnen de beleggingscategorie grondstoffen wordt in
liquide en illiquide grondstoffen belegd. De agrarische
sector en de sector industriële metalen hebben
negatief bijgedragen en de sectoren energie en
edelmetalen positief. Het absolute rendement voor
de liquide grondstoffen over 2011 was 6,8 procent,
een outperformance van ruim 4,5 procent. Het fonds
heeft de strategie dat er op bepaalde punten van de
benchmark wordt afgeweken. Deze strategie heeft
een grote bijdrage aan de outperformance geleverd.
Het absolute rendement voor de illiquide investeringen
gedurende 2011 was 1,9 procent. Beleggingen in
bosbouw en agrarische beleggingen hebben positief
bijgedragen en de beleggingen in mijnbouwactiviteiten
en emissierechten negatief.
Infrastructuur
Op beleggingen in infrastructuur behaalden we in 2011
een rendement van 9,6 procent, 2 procentpunt meer
dan de benchmark. Een ‘flight to quality’ in combinatie
met een groeiende marktinteresse voor infrastructuur
zorgden voor een waardeverhogend effect. De hoge
inflatie in het Verenigd Koninkrijk werkte positief
door. Diverse projecten in de beleggingsportefeuille
groeiden verder in hun business plan en waren in
staat om, dikwijls vroegtijdig en tegen gunstige(re)
marktcondities, schulden te herfinancieren. Dit
resulteerde in een lager ‘overall’ risicoprofiel en een
verdere verhoging van de waarde.
Hedgefondsen
Op de hedgefondsen behaalden we in 2011 een
rendement van 7,7 procent. Dit is 4,1 procentpunt
meer dan de benchmark. De benchmark is de
gemiddelde éénmaandsrente. De hedgefondsen
hebben de volatiele markten van 2011 goed doorstaan.
De positionering in verschillende beleggingscategorieën
heeft resultaat gehad, ondanks de onzekerheid
over de wereldwijde economische groei en de
schuldenproblematiek in de eurozone. Door specifieke
risico’s af te dekken, hebben de hedgefondsen per
saldo van de marktonzekerheid en het negatieve
sentiment kunnen profiteren. Hedgefondsen die op
gestructureerde producten zijn gericht, wisten in
2011 winsten te genereren. Ook hedgefondsen die
aandelengedreven strategieën volgen, lieten gemiddeld
genomen een positieve bijdrage zien.
Global Tactical Asset Allocation (GTAA)
Op de GTAA-beleggingen behaalden we in 2011 een
rendement van -6,2 procent. Dit is 7,1 procentpunt
lager dan de benchmark. De financiële markten en de
macro-economische omgeving waren zeer turbulent en
vertoonden geen duidelijke richting. Door grote invloed
van de politiek op de financiële markten, speelden
traditionele factoren als waardering een ondergeschikte
rol. Aanhoudend pessimisme werd door ongekend
grote interventies bestreden. De timing daarvan was
bijzonder moeilijk in te schatten.
75 Jaarverslag ABP 2011
Overlay
Afdekking van het renterisico
De rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen
was in 2011 gedeeltelijk afgedekt door middel
van het verlengen van de duration van de gehele
beleggingsportefeuille tot 4,3 jaar. Het positieve
effect hiervan op het rendement bedroeg ongeveer
3,3 procent (7,9 miljard euro), als gevolg van dalende
rentes.
Afdekking van het valutarisico
In 2011 waren de valutarisico’s van de beleggingen
in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse
yens tegen de euro afgedekt. Binnen het op hedging
gerichte deel van de portefeuille waren deze valuta’s
nagenoeg het hele jaar volledig afgedekt, terwijl de
posities in deze valuta’s in het op rendement gerichte
deel voor 75 procent waren afgedekt. Het totale
rendement van de strategische afdekking van het
valutarisico bedroeg in 2011 -0,9 procent (-2,0 miljard
euro). Dit resultaat wordt voornamelijk verklaard uit een
daling van de euro ten opzichte van deze valuta’s in
2011.
Afdekking van het inflatierisico
Wij hechten aan een afdekking van potentiële
inflatieschokken en accepteren dat dit tijdelijk tot
negatieve resultaten kan leiden. Het inflatierisico is
gedeeltelijk afgedekt. We streven ernaar 20 procent
van de inflatie gevoeligheid af te dekken.
Top-tien-beleggingen in vastrentende waarden
Het rendement op inflatieafdekking bedroeg 0,1
procent in 2011. Inflatieafdekking draagt eraan bij dat
ABP de pensioenen beter waardevast kan houden als
de inflatie oploopt.
Verantwoord beleggen
ABP geeft middels verantwoord beleggen blijk van
haar maatschappelijke verantwoordelijkheid als
pensioenfonds. Wij beheren het pensioengeld met
oog voor mens en milieu. We zijn ervan overtuigd
dat de ESG8-factoren de financiële prestaties
van ondernemingen waarin we beleggen kunnen
beïnvloeden. Door in onze beleggingsprocessen en
-beslissingen rekening te houden met ecologische
factoren, maatschappelijke kwesties en goed
ondernemings bestuur, kunnen we een betere afweging
maken tussen rendement en risico.
Om het belang van verantwoord beleggen te
benadrukken brengen we elk jaar een apart Verslag
Verantwoord Beleggen uit, dit kunt u vinden op onze
website www.abp.nl.
Top-tien-beleggingen per categorie
In de tabellen 6.4, 6.5 en 6.6 zijn de top-tien-posities
opgenomen voor beleggingen in vastrentende waarden,
aandelen en vastgoed, met in de tweede kolom de
posities in 20107.
7. Meer informatie is te vinden op www.abp.nl8. ESG staat voor ‘environment, social, governance’. Verantwoord beleggen betekent rekening houden met milieuaspecten, sociale aspecten en aspecten ten aanzien van ondernemingsbestuur.
Tabel 6.4 Top-tien-beleggingen in vastrentende waarden
2011 2010 in € mln. In %
1 (1) Frankrijk (overheid) 13.491 13,2 Frankrijk
2 (3) Duitsland (overheid) 9.951 9,7 Duitsland
3 (2) Italië (overheid) 7.689 7,5 Italië
4 (4) Fannie Mae 6.145 6,0 Verenigde Staten
5 (5) Nederland (overheid) 5.698 5,6 Nederland
6 (-) Spanje (overheid) 2.329 2,3 Spanje
7 (8) België (overheid) 2.176 2,1 België
8 (7) Oostenrijk (overheid) 2.110 2,1 Oostenrijk
9 (6) Freddie Mac 1.594 1,6 Verenigde Staten
10 (9) Verenigde Staten (overheid) 1.355 1,3 Verenigde Staten
Totaal top tien vastrentende waarden 52.538 51,4
Totaal beleggingen in vastrentende
waarden102.196 100
76 Jaarverslag ABP 2011
Top-tien-beleggingen in aandelen
Tabel 6.5 Top-tien-beleggingen in aandelen
2011 2010 in € mln. In %
1 (1) Royal Dutch Shell PLC 966 1,1
Verenigd Koninkrijk /
Nederland2 (4) Nestlé SA 863 0,9 Zwitserland
3 (6) Exxon Mobil Corp 708 0,8 Verenigde Staten
4 (7) Vodafone Group PLC 662 0,7 Verenigd Koninkrijk
5 (5) Samsung Electronics Co Ltd 662 0,7 Zuid Korea
6 (-) Roche Holding AG 588 0,7 Zwitserland
7 (9) Novartis AG 575 0,6 Zwitserland
8 (3) BHP Billiton PLC 569 0,6 Australië
9 (-) Apple Inc 562 0,6 Verenigde Staten
10 (2) HSBC Holdings PLC 550 0,6 Verenigd Koninkrijk
Totaal top tien aandelen 6.705 7,3
Totaal beleggingen in aandelen 92.420 100
Top-tien-beleggingen in vastgoed
Tabel 6.6 Top-tien-beleggingen in vastgoed
2011 2010 in € mln. In %
1 (2) Vesteda Groep BV 1.247 4,3 Nederland
2 (3) Unibail-Rodamco SE 1.147 4,0 Frankrijk
3 (1) Corio NV 1.002 3,5 Nederland
4 (4) Simon Property Group Inc 845 2,9 Verenigde Staten
5 (5) Steen & Strøm ASA 568 2,0 Noorwegen
6 (10) Ventas Inc 534 1,9 Verenigde Staten
7 (9) Public Storage Inc 518 1,8 Verenigde Staten
8 (7) AvalonBay Communities Inc 495 1,7 Verenigde Staten
9 (6) Host Hotels & Resorts Inc 446 1,6 Verenigde Staten
10 (-) Equity Residential 444 1,5 Verenigde Staten
Totaal top tien vastgoedbeleggingen 7.246 25,2
Totaal beleggingen in vastgoed 28.773 100
Verdieping duurzaamheid in beleggingsbeslissingen
In 2011 hebben we ons gericht op een verdere
verdieping van ESG in onze verschillende
beleggingsstrategieën. In onze aandelenportfolio’s
is een nieuwe strategie ontwikkeld waarin we nog
explicieter beoordelen op ESG-factoren. Zo hebben we
een nieuwe kansrijke investering niet gedaan omdat we
onze bedenkingen hadden over de sociale prestaties
van de betreffende onderneming.
Ook in de niet-beursgenoteerde beleggingen is de
rol van duurzaamheid (ESG) prominenter geworden.
Er is in verschillende nieuwe beleggingen met hoge
duurzaamheidswaarde geïnvesteerd. Daarnaast
is er door ons uitvoeringsbedrijf gesproken met
beleidmakers over wetgeving die het investeren in
dit type beleggingen makkelijker zou moeten maken.
In 2011 is een groot aantal nieuwe investerings-
voorstellen bekeken door een beleggingscommissie
77 Jaarverslag ABP 2011
van dit uitvoeringsbedrijf op basis van een analyse van
de mogelijke duurzaamheidrisico’s in die potentiële
investeringen. Dit heeft afgelopen jaar geresulteerd in
het besluit om een investeringsvoorstel af te wijzen,
omdat mogelijke sociale consequenties en de gevolgen
voor het milieu door deze commissie te groot werden
geacht.
Verbetering corporate governance
Ons beleid voor verantwoord beleggen houden we
voortdurend tegen het licht om het waar nodig aan
te passen aan de actuele situatie. Zo heeft ABP
in 2011 het corporate governance beleid en het
stembeleid op aandeelhoudersvergaderingen verder
aangescherpt. Met de aanpassing sluiten we beter
aan bij internationale standaarden en benadrukken
we nog explicieter dan voorheen het verband tussen
duurzaamheid en goed ondernemingsbestuur.
Uitsluiting
Ook dit jaar heeft het uitvoeringsbedrijf van ABP
gesproken met vele ondernemingen over hun
bedrijfsstrategie, de wijze waarop duurzaamheid hierin
al dan niet is geïntegreerd en hoe het bestuur van een
onderneming er op is gericht om dit te verwezenlijken.
Wij verwachten van ondernemingen dat ze handelen
in lijn met de uitgangspunten van de VN Global
Compact. Onze dialoog heeft in diverse gevallen
geleid tot concrete positieve resultaten. Echter in twee
gevallen hebben we geconstateerd dat onze intensieve
en langdurende dialoog niet de door ons gewenste
verandering in gedrag heeft opgeleverd en hebben we
deze bedrijven uitgesloten.
Kosten van vermogensbeheer
Mede naar aanleiding van het rapport dat de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) in april uitbracht, bestond
in 2011 veel aandacht voor kosten van pensioen-
en vermogensbeheer. Dit AFM rapport bevat vier
bevindingen:
1. Kosten hebben grote invloed op
ouderdomspensioen;
2. Kosten van pensioenfondsen van gelijke omvang
verschillen sterk;
3. Vooral kleine en middelgrote fondsen kunnen kosten
besparen door schaalvoordelen en door de regeling
te vereenvoudigen;
4. Veel pensioenfondsen rapporteren niet alle kosten.
Als antwoord op het AFM rapport heeft de
Pensioenfederatie in november 2011 een brochure
‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ gepresenteerd.
Hierin wordt beschreven hoe de kosten van
vermogensbeheer kunnen worden gerapporteerd.
In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie worden
de volgende kostensoorten onderscheiden:
• vaste beheerskosten van beleggingen (fiduciair
beheer en portefeuillebeheer),
• bewaarloon,
• overige kosten (kosten van toezicht,
administratiekosten, accountantskosten,
taxatiekosten),
• prestatieafhankelijke vergoedingen.
Deze brochure is vervolgens verder geconcretiseerd in
een ‘Nadere Uitwerking’ (maart 2012).
ABP streeft naar transparantie van kosten en
rapporteerde in voorgaande jaren de kosten volgens de
internationaal gebruikte CEM benchmark methodiek.
Dit jaar worden de kosten gerapporteerd conform
het voorstel van de Pensioenfederatie. Dit betekent
dat ten opzichte van voorgaande jaren meer kosten
gerapporteerd worden. Dat hangt voornamelijk samen
met prestatievergoedingen van illiquide beleggingen,
die niet werden meegenomen in de CEM benchmark.
CEM zal in 2012 eveneens overgaan tot rapportage op
basis van integrale vermogensbeheerkosten.
Het gevolg van de keuze om het voorstel van de
Pensioenfederatie te volgen en over 2011 integrale
kosten te presenteren, brengt met zich mee dat door
de definitiewijzigingen die daarmee samenhangen,
de in onderstaande tabel gepresenteerde cijfers
lastig te vergelijken zijn met voorgaande jaren en met
pensioenfondsen die (nog) niet volgens deze standaard
rapporteren.
ABP registreert momenteel vrijwel alle kostensoorten
die de Pensioenfederatie beschrijft. Voor de nieuw te
presenteren kostensoorten, waaronder een deel van de
transactiekosten, geeft de Pensioenfederatie in 2012
een nadere invulling van de berekening.
78 Jaarverslag ABP 2011
Onderstaande tabel 6.7 bevat de integrale kosten
van het vermogensbeheer. Het totaal van de integrale
kosten is in 2011 ten opzichte van 2010 met 85 miljoen
euro gedaald. Omdat deze integrale kostenrapportage
vorig jaar nog niet van toepassing was, zijn de 2010
cijfers niet volledig vergelijkbaar. Per categorie is in
de toelichting aangegeven in hoeverre de cijfers uit
2011 vergelijkbaar zijn met de 2010 cijfers. Daarnaast
is aangeven wat de belangrijkste wijzigingen zijn
ten opzichte van de kosten zoals opgenomen in het
jaarverslag 2010.
De beheervergoeding is in de tabel opgedeeld in twee
categorieën. De eerste categorie betreft de kosten van
het uitvoeringsbedrijf; de tweede categorie betreft de
kosten van externe vermogensbeheerders. De kosten
van het uitvoeringsbedrijf zijn gestegen met 12 miljoen
euro als gevolg van hoger belegd vermogen en door
indexatie van de vergoeding. De kosten van externe
vermogensbeheerders zijn gestegen met 53 miljoen
euro door een hoger belegd vermogen, een hogere
allocatie naar illiquide beleggingen waarbij relatief
hogere vergoedingen gelden, alsmede door wijzigingen
van de definities waardoor er over 2011 meer kosten
worden gerapporteerd ten opzichte van 2010.
Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het
in bewaring geven van beleggingstitels bij een
bewaarbedrijf. Deze kosten zijn ten opzichte van 2010
met 2 miljoen euro gedaald. Dit hangt samen met een
lager belegd vermogen over 2011 voor de in bewaring
gegeven titels.
De overige kosten bedragen in 2011 14 miljoen euro.
Deze cijfers zijn, in verband met gewijzigde definities,
niet goed vergelijkbaar met de cijfers uit 2010
(16 miljoen euro). Een deel van de overige kosten werd
in 2010 niet gerapporteerd. De kostendaling is echter
een gevolg van de definitiewijziging, waardoor een deel
van de overige kosten vanaf 2011 is opgenomen onder
transactiekosten.
De prestatievergoedingen zijn vergoedingen aan
externe managers voor (meerjarige) performance
boven een bepaalde drempelwaarde. Deze prestatie-
vergoedingen verlagen de eigen meeropbrengsten.
Het resultaat uit actief beheer bestaat enerzijds uit
extra rendement. Anderzijds worden de door de
externe managers in rekening gebrachte prestatie-
vergoedingen hierop in mindering gebracht. Ten
opzichte van 2010 liggen de prestatievergoedingen
146 miljoen euro lager. Dit is voornamelijk toe te
schrijven aan lagere prestaties in 2011 in vergelijking
met 2010. In vergelijking met het jaarverslag 2010 op
basis van CEM definities (57 miljoen euro) zijn de hier
gepresenteerde prestatievergoedingen over 2010 van
600 miljoen euro veel hoger. Dit wordt voornamelijk
veroorzaakt door een definitiewijziging, namelijk door
het opnemen van prestatievergoedingen voor illiquide
investeringen, die op basis van CEM 2010 niet werden
gerapporteerd.
Tabel 6.7 Ontwikkeling totale beleggingskosten
(in miljoenen euro’s en in basispunten van het
gemiddelde belegd vermogen) 2011 bp 2010 bp
Beheervergoeding 319 307
Beheervergoeding externe vermogensbeheerders 729 676
Bewaarloon 26 28
Overige kosten 14 16
1.088 45 1.027 44
Prestatievergoedingen 454 19 600 26
Totale kosten 1.542 64 1.627 70
79 Jaarverslag ABP 2011
Naast de beleggingskosten onderscheidt de Pensioen-
federatie ook een categorie transactie kosten. Deze
categorie is complex van aard, niet altijd beschikbaar,
gekenmerkt door schattingen en is nog niet te
benchmarken. De transactiekosten bestaan uit in-
en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en
verkoopkosten bij directe belegging in beleggingstitels
en acquisitiekosten. De geïdentificeerde transactie-
kosten over 2011 bedragen naar schatting 245 miljoen
euro (10 basispunten). Deze kosten zijn niet verzameld
voor 2010 waardoor er ook geen vergelijkbare cijfers
zijn.
Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer
moet niet alleen worden gekeken naar de absolute
hoogte van de gerapporteerde kosten. Deze kosten
hangen onder andere samen met de beleggings-
categorieën waarin wordt geïnvesteerd, de wijze
waarop wordt geïnvesteerd en de behaalde
performance boven een bepaalde drempelwaarde.
80 Jaarverslag ABP 2011
Vanuit de deelnemer bekeken
Als student HTS Werktuigbouwkunde gaf Thijs Gillissen (29) bijlessen. Dat beviel zo goed dat hij na zijn afstuderen met een lerarenopleiding wiskunde begon. Hij geeft les aan de bovenbouw Havo en Atheneum. Voor hem is er niets mooiers dan wiskunde. ‘Een abstracte en theoretische wereld, die zichzelf heeft gevormd en zich blijft uitbreiden op basis van regels die de wetenschap zelf creëert.’ In zijn vrije tijd is hij actief bij Stichting Jeugdwerk Kunrade, die zomerkampen en andere activiteiten voor jongeren organiseert.
Nog maar een jaar geleden keek Thijs amper naar zijn pensioenoverzichten. Maar nu pensioenen zo vaak in de publiciteit komen, houdt het onderwerp hem meer bezig. ‘Al is het nog steeds een ver-van-mijn-bedshow.’ Wat hem het meest treft is dat er in de economie in korte tijd kennelijk zoveel kan veranderen dat plussen opeens minnen worden. Zelf kocht hij een huis en sloot hij een hypotheek af die voor een groot deel aflossingsvrij was. Gunstig, want zo bleven zijn maandlasten laag. Aan die hypotheek was een beleggingspolis gekoppeld. Als buffer, maar het tegendeel was waar. ‘Wat bij mij speelt, speelt ook bij pensioenfondsen. Beleggingen die opeens niets meer waard zijn. Voor mij was het een leerproces. Bij een volgende woning wil ik een hypotheek met meer zekerheid.’ Voor de pensioenfondsen zou de crisis op de financiële markten ook een leerproces moeten zijn, vindt hij. ‘Pensioenfondsen dragen een grote verantwoordelijkheid. Het gaat om het inkomen van veel mensen. Je moet een zorgvuldige afweging maken tussen zekerheid enerzijds en rendementen en risico’s anderzijds.’ Dat ABP gaat korten op zijn pensioenaanspraken vindt hij niet zo erg. ‘Het duurt nog lang voor ik met pensioen ga. Er is tijd voor herstel.’ Maar dat gepensioneerden gekort worden, vindt hij wel erg. ‘Dat zijn mensen die altijd hard gewerkt hebben en die zelf niets meer kunnen doen om hun situatie te veranderen. Die groep zou je moeten ontzien.’
‘Er is tijd voor herstel’
Vanuit de deelnemer bekeken
Als student HTS Werktuigbouwkunde gaf Thijs Gillissen (29) bijlessen. Dat beviel zo goed dat hij na zijn afstuderen met een lerarenopleiding wiskunde begon. Hij geeft les aan de bovenbouw Havo en Atheneum. Voor hem is er niets mooiers dan wiskunde. ‘Een abstracte en theoretische wereld, die zichzelf heeft gevormd en zich blijft uitbreiden op basis van regels die de wetenschap zelf creëert.’ In zijn vrije tijd is hij actief bij Stichting Jeugdwerk Kunrade, die zomerkampen en andere activiteiten voor jongeren organiseert.
Nog maar een jaar geleden keek Thijs amper naar zijn pensioenoverzichten. Maar nu pensioenen zo vaak in de publiciteit komen, houdt het onderwerp hem meer bezig. ‘Al is het nog steeds een ver-van-mijn-bedshow.’ Wat hem het meest treft is dat er in de economie in korte tijd kennelijk zoveel kan veranderen dat plussen opeens minnen worden. Zelf kocht hij een huis en sloot hij een hypotheek af die voor een groot deel aflossingsvrij was. Gunstig, want zo bleven zijn maandlasten laag. Aan die hypotheek was een beleggingspolis gekoppeld. Als buffer, maar het tegendeel was waar. ‘Wat bij mij speelt, speelt ook bij pensioenfondsen. Beleggingen die opeens niets meer waard zijn. Voor mij was het een leerproces. Bij een volgende woning wil ik een hypotheek met meer zekerheid.’ Voor de pensioenfondsen zou de crisis op de financiële markten ook een leerproces moeten zijn, vindt hij. ‘Pensioenfondsen dragen een grote verantwoordelijkheid. Het gaat om het inkomen van veel mensen. Je moet een zorgvuldige afweging maken tussen zekerheid enerzijds en rendementen en risico’s anderzijds.’ Dat ABP gaat korten op zijn pensioenaanspraken vindt hij niet zo erg. ‘Het duurt nog lang voor ik met pensioen ga. Er is tijd voor herstel.’ Maar dat gepensioneerden gekort worden, vindt hij wel erg. ‘Dat zijn mensen die altijd hard gewerkt hebben en die zelf niets meer kunnen doen om hun situatie te veranderen. Die groep zou je moeten ontzien.’
‘Er is tijd voor herstel’
83 Jaarverslag ABP 2011
7. Pensioenbeheer
Ontwikkelingen in de pensioenregeling
Toekomstige pensioenregeling door sociale partners
verkend
De pensioenregeling komt in de Pensioenkamer van
de Raad voor het Overheidspersoneel (ROP) tot stand.
In deze kamer zijn werkgevers en werknemers uit
overheid en onderwijs vertegenwoordigd. ABP voert de
pensioenregeling uit die in de ROP wordt afgesproken
en vertaalt deze in het pensioenreglement.
ABP kent een middelloonregeling. Dit betekent
dat de jaarlijkse pensioenopbouw en ook het
verzekerd arbeidsongeschiktheids pensioen op het
pensioengevend inkomen in het desbetreffende jaar zijn
gebaseerd. Voor militairen geldt een eindloonregeling.
Dit betekent dat het pensioen van het inkomen aan het
einde van de loopbaan wordt afgeleid.
De volledige inhoud van de pensioenregeling is te lezen
op www.abp.nl.
In 2011 gingen de besprekingen in de Pensioenkamer
voornamelijk over de toekomstige pensioenregeling.
De Pensioenkamer heeft een toekomstige
pensioenregeling verkend naar aanleiding van het
pensioenakkoord dat in juni 2010 in de Stichting van
de Arbeid werd gesloten en het daarop volgende
uitwerkingsmemorandum van juni 2011.
Het pensioenreglement wordt per 1 januari 2012 op
een aantal punten gewijzigd. De veranderingen beogen
met name de communicatie naar de deelnemers te
verduidelijken. Daarnaast is het door ons aangepaste
indexatiebeleid in het pensioenreglement opgenomen.
Deze aanpassing houdt in dat in een periode van
relatief lage salarisstijgingen onder omstandigheden
eerder dan voorheen het geval was, toch een vorm van
(na)indexatie kan worden geboden.
Ontwikkeling van de deelnemerspopulatie
Beperkte groei van de deelnemerspopulatie
De totale deelnemerspopulatie is met 0,4 procent
toegenomen.
Het aantal actieven is met 1,6 procent afgenomen (ten
opzichte van een toename met 0,5 procent in 2010),
het aantal pensioengerechtigden is met 2,3 procent
toegenomen (ten opzichte van een toename met 1,3
procent in 2010) en het aantal slapers is met 1,1
procent toegenomen (ten opzichte van een toename
van 0,9 procent in 2010).
Tabel 7.1 De ontwikkeling van de deelnemerspopulatie 2011 2010 ontwikkeling
Actieven 1.141.000 1.159.000 -1,6%
Slapers 904.000 894.000 1,1%
Pensioengerechtigden 785.000 767.000 2,3%
Totaal aantal deelnemers 2.830.000 2.820.000 0,4%
Ouderdomspensioen 467.000 434.000 7,6%
Nabestaandenpensioen 203.000 202.000 0,5%
Arbeidsongeschiktheidspensioen 59.000 63.000 -6,3%
FPU-pensioen 56.000 68.000 -17,6%
Totaal pensioengerechtigden 785.000 767.000 2,3%
84 Jaarverslag ABP 2011
Krimp van het aantal actieven
De daling van het aantal actieven is vooral uit een
verminderde instroom in functies bij overheid en
onderwijs te verklaren. Deze ontwikkeling manifesteert
zich al enkele jaren. In 2011 zijn circa 13.000 actieve
deelnemers minder ingestroomd dan in 2010.
Deze ontwikkeling werd versterkt door een
toename van de uitstroom, vooral in de oudere
leeftijdscategorieën. Dit is met name het gevolg van
de pensionering van een grote groep actieven uit de
naoorlogse geboortegolf. Door de combinatie van
minder instroom en meer uitstroom was 2011 het
eerste jaar sinds geruime tijd waarin het aantal actieven
een krimp vertoonde. De krimp bedroeg over 2011
circa 18.000 actieve deelnemers (ten opzichte van een
toename met circa 6.000 actieve deelnemers in 2010).
Forse groei van het aantal
ouderdomsgepensioneerden
De relatief beperkte stijging van het totale aantal
pensioengerechtigden verhult de forse groei van het
aantal ouderdomsgepensioneerden als gevolg van de
naoorlogse geboortegolf (7,6 procent). Er is namelijk
ook sprake van een forse daling van het aantal
arbeidsongeschiktheids- en FPU-gepensioneerden
(-6,3 procent en -17,6 procent).
UMC’s nog bij ABP
Op verzoek van de sociale partners van de Universitaire
Medische Centra (UMC’s) zijn ABP, Pensioenfonds
Zorg en Welzijn en het Landelijk Overleg Academische
Ziekenhuizen al eerder een principeakkoord
overeengekomen rondom de overgang van de UMC’s
als werkgever van ABP naar Pensioenfonds Zorg
en Welzijn. Hoewel in 2011 aan de uitvoering van
dit akkoord is gewerkt, heeft de overstap nog niet
plaatsgevonden. Dit houdt verband met het overleg
tussen de UMC’s en de overheid over de gevolgen van
het verlies van het eigen risicodragerschap in het kader
van de werkloosheidswet.
Ontwikkeling van de levensverwachting
Stijgende levensverwachting
Vanwege aangepaste prognoses voor de
levensverwachting werd de voorziening voor de
pensioenverplichtingen in de afgelopen jaren enkele
malen verhoogd. De grondslagentoets in 2011
heeft echter geen aanleiding tot verdere aanpassing
gegeven.
In grafiek 7.1 is de ontwikkeling van de levens-
verwachting van de ABP-populatie in de periode
1995-2010 voor mannen en vrouwen weergegeven.
Bij de vrouwen, maar vooral bij de mannen is de
stijging sinds 2002 aanzienlijk sterker dan voorheen.
Het verschil in levensverwachting tussen 65-jarige
mannen en vrouwen is in de genoemde periode
afgenomen van 3,6 tot 2,2 jaar.
Grafiek 7.1 de Ontwikkeling van de levensverwachting
in het ABP-bestand.
81
82
83
84
85
86
87
1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010
manleeftijd
periode
vrouw
ABP houdt rekening met de toekomstige ontwikkeling
van de levensverwachting. Dat gebeurt door de afname
van de sterftekans per leeftijd in de tijd in te schatten.
ABP hanteert hiervoor de trendmatige ontwikkeling
van deze kansen die door het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) wordt afgegeven. Tabel 7.2 bevat de
ontwikkeling in de prognoses van de levensverwachting
in 2050 van 65-jarige mannen en vrouwen zoals die
resulteert uit de verwachte trends die het CBS sinds
2004 heeft afgegeven. Opmerkelijk is de stijging van
drie jaar bij zowel mannen als vrouwen.
Tabel 7.2 Ontwikkeling van de prognoses van de
levensverwachting in 2050 van 65-jarigen
Prognose
in 2004 in 2008 in 2010
Mannen 84,4 86,8 87,4
Vrouwen 86,2 88,5 89,2
85 Jaarverslag ABP 2011
De herhaaldelijke aanpassing van de prognose is het
gevolg van het feit dat de levensverwachting sinds
het begin van deze eeuw sneller stijgt dan in de
periode ervoor. Deze sterkere stijging heeft gedurende
het volledige eerste decennium van deze eeuw
aangehouden.
Ontwikkeling van de dekkingsgraad en
waardeoverdrachten
Geen waardeoverdrachten uitgevoerd vanaf
september
Vanwege een stijging van de dekkingsgraad eind 2010
tot boven 100 procent heeft ABP van januari tot en met
augustus weer waardeoverdrachten mogen uitvoeren.
Vanaf september zijn geen nieuwe waardeoverdrachten
meer in behandeling genomen, omdat de dekkings-
graad opnieuw tot onder 100 procent was gedaald.
Deelnemers die het betreft, zijn hiervan in kennis
gesteld.
Ontwikkeling van het serviceniveau
Toppositie service gehandhaafd
Het is een strategische doelstelling van ABP om wat
de service betreft tot de top van de pensioenwereld
te horen. Een belangrijke maatstaf is de servicescore
van de CEM-benchmark. Deze staat onder auspiciën
van het instituut Cost Effectiveness Measurement
(CEM) in Toronto. In 2010 hebben aan deze benchmark
wereldwijd 55 fondsen deelgenomen.
In 2010 heeft CEM de berekeningsmethode voor
de servicescore gewijzigd. Vanwege verschillen in
het aantal en type werkgevers maakt service aan
werkgevers voorlopig geen deel meer uit van de totale
servicescore. CEM zal onderzoek doen naar een meer
bruikbare servicescore voor werkgevers. In tabel 7.3
zijn de door CEM op basis van de nieuwe methodiek
herrekende servicescores van de voorliggende jaren
opgenomen. Vanwege de sterk wisselende groep van
vergeleken fondsen heeft CEM in het rapport 2010
de trendontwikkeling van de servicescore gebaseerd
op de fondsen die vier achtereenvolgende jaren aan
de benchmark hebben deelgenomen (naast ABP nog
7 fondsen in Nederland en 46 fondsen in de rest van
de wereld).
De CEM-benchmarkscores over 2011 komen in de
loop van 2012 beschikbaar. Daarom geeft grafiek 7.2
informatie over de servicescore in 2010.
Grafiek 7.2 Servicescore (2010) ten opzichte van de
benchmark (op basis van de nieuwe definitie van CEM)
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
NL-fondsen wereldABPpercentage
wereld mediaan
NL-fondsen mediaan
In 2010 heeft ABP een totale servicescore gerealiseerd
van afgerond 90 op een schaal van 100. Daarmee heeft
ABP de toppositie qua service in de wereldwijde CEM-
benchmark kunnen handhaven.
Tabel 7.3 Servicescore (maximum = 100) 2011 2010 2009 2008 2007
ABP 90 90 90 88 86
CEM –wereldgemiddelde n.b. 74 74 73 71
12 grootste wereldgemiddelde n.b. 72 73 70 68
Nederlands gemiddelde n.b. 78 77 75 74
86 Jaarverslag ABP 2011
Ook in 2011 hebben we ernaar gestreefd het hoge
serviceniveau vast te houden. Recente service-
verbeteringen op de website resulteren vooralsnog
niet in minder telefonische contacten met deelnemers.
Het bezoeken van www.abp.nl of MijnABP blijkt
voor deelnemers juist vaak een reden te zijn om
te gaan bellen. Omdat door de verbetering van
de informatievoorziening ook de complexiteit van
de antwoorden op de vragen toeneemt, komt de
performance van het klantcontactcenter, en daarmee
de servicescore, onder druk.
Ontwikkeling van de tevredenheid van deelnemers
Deelnemers blijven tevreden
Met de tevredenheidscores tonen actieve en
pensioen gerechtigde deelnemers hun waardering
over de afhandeling van de diverse processen en de
communicatie over pensioenthema’s.
In 2011 is de tevredenheid van actieven met een
score van 7,5 licht gestegen, ondanks de druk van de
economische crisis en de gegroeide bezorgdheid onder
de deelnemers.
De tevredenheid van de pensioengerechtigden
is in 2011 weer op 8,1 uitgekomen. Het betreft
de tevredenheid bij pensioengerechtigden met
een vervroegd pensioen, een ouderdoms- of een
nabestaanden pensioen.
Verloop van het aantal klachten
Aantal klachten gedaald
De ontwikkeling van het aantal klachten geeft
een goede indicatie van de tevredenheid van de
deelnemers over de dienstverlening. Op grond van de
klachtenregeling kunnen deelnemers schriftelijk een
klacht over de dienstverlening indienen. Binnen vier
weken krijgen zij een antwoord op de klacht of een met
redenen omkleed bericht dat het langer gaat duren.
Het verloop van het aantal klachten vertoont met een
aantal van 180 een forse daling ten opzichte van 2010.
Met name het aantal klachten over de toepassing
van wet- en regelgeving en over het niet hebben
ontvangen van een pensioen overzicht is gedaald. Het
aantal klachten over onvriendelijke bejegening door
medewerkers is gestegen. Hier is actie op genomen.
94 procent van de klachten is binnen vier weken
beantwoord; voor de overige 6 procent van de klachten
is binnen deze termijn een bericht uitgegaan.
Tabel 7.4 Tevredenheid van de deelnemers
(maximum = 10) 2011 2010 2009 2008 2007
Actieven 7,5 7,4 7,4 7,3 7,2
Pensioengerechtigden 8,1 8,1 8,1 8,1 8,0
Tabel 7.5 Overzicht van de afgehandelde
klachten naar de oorzaak ervan 2011 2010 2009
Behandelingsduur 20 29 17
Onvriendelijkheid 27 2 12
Toepassing van wet- en regelgeving 25 60 42
Informatievoorziening 55 72 125
Geen pensioenoverzicht ontvangen 11 44 25
Pensioenberekening en –betaling 26 31 43
Overig 16 45 54
Totaal aantal klachten 180 303 318
Voorraad op 31 december 3 5 15
87 Jaarverslag ABP 2011
De meeste klachten hebben betrekking op de
informatievoorziening (31 procent).
Ontwikkeling van het aantal beroepschriften
Aantal beroepschriften gedaald
Naast de zuivere beroepschriften komt ook een deel
van de klachten als beroepschrift bij de commissie
van beroep terecht. Dit maakt het activiteitenoverzicht
van deze commissie tot een andere graadmeter
voor het serviceniveau. Tabel 7.6 geeft inzicht in de
aantallen beroepschriften die in het kader van het
pensioenreglement zijn ingediend en in de afhandeling
daarvan.
Ontwikkeling van de uitvoeringskosten voor
pensioenbeheer
Kostprijs per deelnemer gedaald
Voor de weergave van de uitvoeringskosten voor
pensioenbeheer wordt de CEM-methode van de
kostprijs per deelnemer gehanteerd. Dit is in lijn met de
aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
CEM heeft de berekeningsmethode voor de kostprijs
per deelnemer in 2010 gewijzigd. Deelnemers met een
arbeidsongeschiktheidspensioen worden nu ook als
premievrije opbouwer tot de actieven gerekend.
Over 2011 zijn de uitvoeringskosten volgens de nieuwe
berekeningsmethode uitgekomen op 86 euro per
actieve en pensioengerechtigde deelnemer (89 euro
volgens de oude berekeningsmethode). Dit is 2 euro
lager dan in 2010. Deze kostenontwikkeling ligt in lijn
met de ambitie om een hoge service te bieden tegen
competitieve uitvoeringskosten.
Tabel 7.7 toont de ontwikkeling van de kostprijs van
pensioenbeheer per deelnemer, waarbij kostprijzen van
de voorliggende jaren volgens de nieuwe methodiek
zijn herrekend.
Forse investeringen in nieuwe technologie
De voortdurende vernieuwing van het pensioensysteem
is in 2011 voortgezet. De ambitie om een hoog
serviceniveau te bieden tegen concurrerende
uitvoeringskosten leidde tot technologische
vernieuwing. Zo is gestart met de ontwikkeling van een
nieuw premie- en gegevensincassosysteem.
Ook is sprake van procesinnovatie: zelfbediening door
deelnemers wordt met nieuwe tools ondersteund en
mutaties worden volledig automatisch verwerkt.
Kostprijs in Nederlandse benchmark rond Q1-niveau
In vergelijking met de pensioenfondsen in de
CEM benchmark (op basis van cijfers over 2010) ligt de
ABP kostprijs per deelnemer iets boven het Q1-niveau
in Nederland.
Tabel 7.6 Aantal beroepschriften en de
afhandeling daarvan 2011 2010 2009 2008 2007
Ingediende beroepschriften 58 81 78 132 138
Beëindigde beroepsprocedures zonder beslissing 12 23 34 41 57
Niet ontvankelijk met beslissing - 5 6 4 5
Niet bevoegd met beslissing - 2 1 - -
Bevestigde besluiten met beslissing 43 55 74 87 91
Vernietigde besluiten met beslissing 1 3 3 7 5
Voorraad op 31 december 64 62 69 109 116
Aantal hoorzittingen 18 14 13 14 15
88 Jaarverslag ABP 2011
Grafiek 7.3. Kosten per deelnemer (2010) ten opzichte
van de benchmark (op basis van de nieuwe definitie
van CEM)
0
50
100
150
200
250
300
NL-fondsen wereldABPin euro’s
wereld gemiddelde
NL-fondsen
De CEM-kostprijscijfers over 2011 komen medio 2012
beschikbaar.
Door jaarlijks inzicht te geven in de ontwikkeling van
de kostprijs van pensioenbeheer per deelnemer,
vergeleken met de kostprijsontwikkeling in de
CEM-benchmark, wordt tegemoetgekomen aan
de aanbevelingen van de Pensioenfederatie inzake
transparantie van uitvoeringskosten.
Tabel 7.7 Ontwikkeling van de kostprijs van
pensioenbeheer per deelnemer (in euro’s) 2011 2010 2009 2008 2007
ABP 86 88 88 87 71
CEM-Q1 wereld* n.b. 57 65 54 59
CEM-wereld mediaan n.b. 78 92 75 79
CEM-Q1 Nederland n.b. 85 88 81 78
CEM-Nederland mediaan n.b. 133 121 98 93
*Q1 staat voor eerste kwartaal.
92 Jaarverslag ABP 2011
Woord vooraf
Anders dan te doen gebruikelijk is eerst de
enkelvoudige jaarrekening opgenomen en daarna de
geconsolideerde jaarrekening. De reden hiervan is dat
de enkelvoudige jaarrekening het beste inzicht biedt
in de financiële positie van het pensioenfonds. Dit sluit
aan bij overige externe publicaties en met de in het
bestuursverslag opgenomen beleidsmatige informatie.
94 Jaarverslag ABP 2011
Financiële overzichten 31-12-2011 31-12-2010
Enkelvoudige balans (na resultaatbestemming) (in € mln)
ACTIVA
Beleggingen (1)
-vastgoedbeleggingen 28.773 25.421
-aandelen 92.420 95.464
-vastrentende waarden 102.196 101.173
-derivaten 15.076 6.731
-overige beleggingen 27.218 29.637
265.683 258.426
Overige activa (2) 2.235 2.166
Totaal activa 267.918 260.592
PASSIVA
Eigen vermogen (3) - 16.389 12.413
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) (4) 262.647 224.897
Passiva beleggingen gerelateerd (5)
-ontvangen zekerheden voor in bruikleen gegeven effecten - 3.732
-derivaten 8.381 5.000
-shortposities 4.541 3.525
-kortgeld o/g 8.451 10.738
21.373 22.995
Overige passiva (6) 287 287
Totaal passiva 267.918 260.592
95 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Enkelvoudige staat van baten en lasten (in € mln)
BATEN
Premiebijdragen (netto) (7) 8.153 7.812
Beleggingsresultaten (netto) (8) 7.545 27.939
Totaal baten 15.698 35.751
LASTEN
Uitkeringen (9) - 7.684 - 7.230
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (10)
-pensioenopbouw - 7.154 - 6.394
-indexering - -
-rentetoevoeging - 2.926 - 2.648
-onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten 6.661 7.174
-wijziging marktrente - 33.923 - 19.387
-wijziging actuariële grondslagen - 210 - 2.526
-wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - 287 - 533
-overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 89 450
- 37.750 - 23.864
Dekking uit kosten opslag pensioenpremies (11) 140 102
Saldo overdracht van rechten (12) 234 379
Uitvoeringskosten (netto) (13) - 174 - 170
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd (14) - 16 -13
Overige baten en lasten (15) 750 427
Totaal lasten - 44.500 - 30.369
Totaal saldo van baten en lasten - 28.802 5.382
Bestemming van het saldo van baten en lasten:
Onttrekking / toevoeging aan algemene reserve - 28.823 5.254
Toevoeging / onttrekking aan bestemmingsreserves 21 128
96 Jaarverslag ABP 2011
Enkelvoudig kasstroomoverzicht (in € mln) 2011 2010
Beginstand liquide middelen 5.321 1.943
Kasstromen uit pensioenactiviteiten:
-ontvangen premies 8.293 7.914
-ontvangen in verband met overdracht van rechten 403 458
-betaalde uitkeringen - 7.684 - 7.230
-betaald in verband met overdracht van rechten - 169 - 79
-betaalde kosten - 168 - 166
-overige mutaties 750 427
Kasstroom uit pensioenactiviteiten 1.425 1.324
Kasstromen uit beleggingsactiviteiten:
-overige beleggingsopbrengsten 4.343 2.867
-gerealiseerde indirecte resultaten uit derivaten 4.038 - 3.782
-verkopen en aflossingen van beleggingen 35.947 57.998
-verstrekkingen en aankopen van beleggingen - 39.366 - 43.006
-mutatie ontvangen zekerheden voor in bruikleen gegeven effecten - 3.732 - 18.163
-betaalde kosten beleggingen - 402 - 389
-overige mutaties werkkapitaal - 4.780 6.529
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten - 3.952 2.054
Eindstand liquide middelen (16) 2.794 5.321
97 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting algemeen
Stichting Pensioenfonds ABP (ABP) verzorgt de
pensioenvoorziening voor werknemers in de sectoren
Overheid en Onderwijs. De statutaire doelstelling
luidt: “Het fonds heeft ten doel om, als bedrijfstak-
pensioenfonds ten behoeve van overheid, onderwijs
en aangewezen en toegelaten lichamen, alsmede de
bedrijfstak luchthavens, pensioenovereenkomsten
uit de voeren ten behoeve van deelnemers, gewezen
deelnemers, pensioengerechtigden en overige
aanspraak gerechtigden.”
Op grond van de Wet Privatisering ABP (WPA) zijn
publiekrechtelijke lichamen en privaatrechtelijke
onderwijslichamen verplicht aangesloten bij ABP.
Privaatrechtelijke lichamen die door de minister van
Binnenlandse Zaken zijn aangewezen en waarvan
de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van dat
lichaam overeenkomen met de arbeidsvoorwaarden
van het personeel dat werkzaam is in één van de bij
ABP aangesloten sectoren, zijn eveneens verplicht
aangesloten (B3-instellingen).
Instellingen die ingevolge de WPA niet verplicht zijn
tot aansluiting bij ABP, kunnen vrijwillig aansluiten.
De statuten bevatten criteria op grond waarvan
vrijwillige aansluiting mogelijk is. De lichamen kunnen
door het bestuur tot het fonds worden toegelaten op
grond van:
• het gegeven dat zij deel uitmaken van de bedrijfstak
luchthavens; of
• het gegeven dat de loonontwikkeling bij het lichaam
ten minste gelijk is aan één van de bij het fonds
aangesloten sectoren als omschreven in artikel 1,
eerste lid, onderdeel q, Wet privatisering ABP en het
lichaam deelneemt aan de sociale fondsen; of
• het gegeven dat er sprake is van een
groepsverhouding tussen het lichaam dat verzoekt
om toelating en een lichaam dat verplicht is
aangesloten bij het fonds; of
• het gegeven dat de toelating van het lichaam
plaatsvindt aansluitend aan een periode waarin het
lichaam (of diens rechtsvoorganger) verplicht was
aangesloten bij het fonds.
Ten aanzien van vrijwillige aansluiting op grond van één
van de hierboven genoemde voorwaarden geldt dat het
bestuur niettemin kan besluiten het lichaam niet toe te
laten, indien het bestuur van oordeel is dat toelating
van het lichaam leidt tot ongewenste effecten voor het
fonds.
Ambitie
Sociale partners, en in het verlengde daarvan het
bestuur, hebben de ambitie om de pensioenen
bestendig en volledig te indexeren. Het verlenen
van na-indexatie als gevolg van in het verleden niet
verleende volledige indexatie is daar onderdeel van.
Bestendig en volledig indexeren betekent dat de
ingegane pensioenen en de aanspraken op pensioen
van (gewezen) deelnemers in principe jaarlijks per
1 januari worden aangepast aan de gemiddelde,
algemene bezoldigingswijzigingen in de sectoren
overheid en onderwijs in het daaraan voorafgaande
jaar. De aanpassing is voorwaardelijk dat wil zeggen,
aanpassing vindt plaats tenzij de financiële positie van
het fonds zich tegen deze aanpassing dwingend verzet
en valt bovendien onder de discretionaire bevoegdheid
van het bestuur. Het bestuur stelt in nadere regels vast
of, en zo ja in hoeverre, de aanpassing aan algemene
bezoldigingswijzigingen plaatsvindt.
Premiebeleid
De premie dient ter dekking van de jaarlijkse
pensioenopbouw en toekenning van pensioenen die
op risicobasis zijn gefinancierd. De premie wordt in
lijn met artikel 128 van de Pensioenwet en artikel
4 van het Besluit FTK bepaald op basis van een
prudent verwacht reëel rendement. De keuze voor
een reëel beleggingsrendement – dat wil zeggen het
beleggingsrendement na aftrek van loonstijging – hangt
samen met de ambitie om de koopkracht van het
pensioen op peil te houden.
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is op het genereren van
voldoende rendement op lange termijn gericht, met
de ambitie om ook te voldoen aan de voorwaardelijke
indexatieverplichtingen, tegen een betaalbaar
premieniveau en een aanvaardbaar (beleggings)risico.
Het beleggingsbeleid is ALM gedreven en wordt
bepaald in samenhang met de samenstelling van de
verplichtingen, de indexatieambitie en het premie- en
indexatiebeleid van het fonds. De samenhang met de
verplichtingen kan leiden tot het geheel of gedeeltelijk
afdekken van renterisico’s in de balans. Voor de
(voorwaardelijke) indexatieambitie moet een rendement
worden behaald dat hoger is dan dat van een (vrijwel)
98 Jaarverslag ABP 2011
risicoloze beleggingsportefeuille die uitsluitend uit
langlopende geïndexeerde staatsleningen bestaat.
Daartoe moeten bewust via het beleggingsbeleid meer
risico’s worden genomen.
Indexatiebeleid
Indexatie vindt plaats tenzij de financiële positie van
het fonds zich hiertegen dwingend verzet. Het is de
discretionaire bevoegdheid van het bestuur te bepalen
of, en zo ja in welke mate, wordt geïndexeerd. In de
beleidsstaffel indexatie is dit vertaald in een onder- en
bovengrens van de nominale dekkingsgraad (van 100
respectievelijk 135 procent). De dekkingsgraad wordt
gedefinieerd als het beschikbaar vermogen verminderd
met eventuele bestemmingsreserves gedeeld door
de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Bij een
dekkingsgraad op de peildatum gelijk of beneden
de minimaal vereiste dekkingsgraad is de indexatie
nihil. Bij een dekkingsgraad op de peildatum hoger
dan minimaal vereist maar lager dan 135 procent
vindt er een beperking van de indexatie plaats.
De indexatiebeperking wordt zowel op de ingegane
pensioenen van pensioengerechtigden als op de
opgebouwde aanspraken van actieven en slapers
toegepast, ook voor de onder de eindloonregeling
opgebouwde aanspraken van militairen. Bij een
dekkingsgraad op de peildatum gelijk aan of meer dan
135 procent kan het bestuur tot volledige indexatie
besluiten, evenals tot toekenning van in het verleden
niet verleende indexatie (na-indexatie).
Pensioenregelingen
De pensioenregelingen betreffen ouderdomspensioen
(OP), nabestaandenpensioen (NP),
arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP, IP en
HPT), sectorale regelingen en individuele vrijwillige
aanvullingen. ABP houdt alle risico’s die voortvloeien
uit de aangegane verplichtingen in eigen beheer. Van
herverzekering is geen sprake.
De pensioenregelingen hebben de volgende
kenmerken.
Deelneming in de regeling
• Deelneming: tijdens dienstverband bij een
aangesloten werkgever.
• Voor wachtgelders en WW-ers is sprake van
gedeeltelijke voortzetting van de deelnemingstijd
(50 respectievelijk 37,5 procent).
• Voor arbeidsongeschikten is sprake van gedeeltelijke
voortzetting van de deelnemingstijd voor ouderdoms-
en nabestaandenpensioen (50 procent bij volledige
arbeidsongeschiktheid).
• Voor de deelnemersjaren OP/NP vóór 1 januari
1996 gelden omrekenfactoren, zodat voor alle
deelnemersjaren met een uniforme franchise kan
worden gerekend.
Pensioengrondslag
• Pensioengevend inkomen: in beginsel alle
inkomensbestanddelen in geld, behoudens enkele
benoemde uitzonderingen die een werknemer uit
hoofde van zijn dienstverhouding ontvangt van zijn
werkgever.
• Op wettelijke gronden zijn sommige inkomens-
bestanddelen niet pensioengevend.
• Franchise OP/NP: € 10.700 (sinds 1 januari 2012:
€ 10.850). De franchise kan jaarlijks beleidsmatig
worden aangepast aan de AOW-uitkering voor
gehuwden. Voor de deelnemers die onder het
overgangsrecht FPU vallen, geldt een afwijkende
franchise van € 17.300 (sinds 1 januari 2012:
€ 17.500).
• Pensioengrondslag is het pensioengevend inkomen
minus franchise.
• Sinds 1 januari 2004 is de ABP-regeling een
middelloonregeling. Tot die datum opgebouwde
aanspraken in de eindloonregeling, zijn vastgesteld
op basis van het pensioengevend inkomen van
januari 2004.
Ouderdomspensioen (OP)
De regeling voor ouderdomspensioen wordt in de
communicatie aangeduid als ABP KeuzePensioen.
Het ABP KeuzePensioen (AKP) betreft een pensioen-
regeling die de mogelijkheid biedt om het pensioen af
te stemmen op persoonlijke wensen. Zo biedt deze
regeling onder andere een flexibele ingangsdatum
(tussen 60 en 70 jaar), de mogelijkheid om deeltijdwerk
te combineren met deeltijdpensioen, de hoogte
binnen een bepaalde bandbreedte te laten variëren
en uitruilmogelijkheden (bijvoorbeeld OP uitruilen in
PP of andersom). Het ABP KeuzePensioen is van
toepassing op deelnemers geboren na 1949 en
deelnemers geboren voor 1950 die niet onder het
overgangsrecht FPU vallen. De pensioenopbouw in een
deelnemersjaar bedraagt 2,05 procent van de voor dat
jaar vastgestelde pensioengrondslag.
De deelnemers die niet onder de FPU-overgangs-
regeling vallen én op 31 december 2005 en 1 januari
2006 overheidswerknemer zijn, hebben recht op
99 Jaarverslag ABP 2011
inkoop. Inkoop van aanspraken op ouderdoms-
pensioen is mogelijk over perioden voor 1 januari
2006 waarin minder pensioenaanspraken zijn
opgebouwd dan is toegestaan op grond van de
fiscale wetgeving. De langs deze weg te verwerven
aanspraken hebben echter een voorwaardelijk
karakter. Dat wil zeggen, deze leiden pas per 1 januari
2023 tot onvoorwaardelijke rechten en alleen voor
degenen die dan nog steeds werknemers zijn. In het
geval van pensionering vóór deze datum leiden
de voorwaardelijke aanspraken per de datum van
pensionering tot onvoorwaardelijke aanspraken.
De toezegging tot opbouw van extra aanspraken is
gedaan per 31 december 2007, binnen de kaders van
artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten
Sociaal Akkoord 2004.
Deelnemers met FPU-overgangsrecht hebben
een afwijkende opbouw van 1,75 procent per
deelnemingsjaar.
Flexibel pensioen en uittreden (FP)
De FPU-regeling is met ingang van 1 januari 2006
afgeschaft voor deelnemers die op of na 1 januari
1950 zijn geboren. Deelnemers die geboren zijn voor
1 januari 1950 en voldoen aan bepaalde voorwaarden,
hebben het recht (per 1 januari 2006 gewijzigd) op
flexibel pensioen behouden.
Nabestaandenpensioenen (NP)
Het nabestaandenpensioen bestaat uit het
partnerpensioen en het wezenpensioen.
Het partnerpensioen (PP) is verschillend voor het
partnerpensioen dat wordt uitgekeerd bij overlijden
voor 65 jaar (PP65-) en het partnerpensioen dat wordt
uitgekeerd bij overlijden op of na 65 jaar (PP65+).
Het PP65- bedraagt momenteel 5/10e van het OP,
waarbij de deelnemingstijd wordt doorgeteld tot
65 jaar. Het PP65+ bedraagt momenteel 5/14e van het
OP. Het partnerpensioen (PP65- en PP65+) kende voor
de deelnemingstijd tot 1 juli 1999 een opbouwkarakter,
vanaf die datum heeft alleen de voorziening voor
het PP65+ een opbouwkarakter en is het PP65-
risicogedekt.
Momenteel bedraagt het wezenpensioen (WZP) 1/10e
van het OP voor halve wezen en 2/10e voor volle
wezen. Recht op WZP bestaat maximaal tot de leeftijd
van 21 jaar van de (halve) wees.
Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)
In aansluiting op de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA) bestaat er bij recht
op een uitkering tevens recht op een ABP
arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP). Het AAOP
voorziet in aanvullingen op verschillende uitkeringen:
de IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig
Arbeidsongeschikten), de loongerelateerde uitkering
(LGU), de loonaanvullende uitkering (LAU) en de
vervolguitkering (VVU).
Voor de deelnemers die arbeidsongeschikt zijn
op grond van de WAO, blijft het stelsel van
invaliditeitspensioen en herplaatsingstoelage (IP/HPT)
van toepassing.
Aanspraken bij uit dienst treden
Bij beëindiging van de deelneming anders dan
door pensioentoekenning of overlijden worden
tijdsevenredige aanspraken ofwel premievrije
aanspraken vastgesteld op OP en NP, met uitzondering
van het risicogedekte PP65-, en indien van toepassing
premievrije aanspraken op FPU en ABP ExtraPensioen.
De eindwaarde van ABP ExtraPensioen wordt op
het moment van het beëindigen van de deelneming
bepaald en vertaald naar premievrije aanspraken op OP
en PP (PP65+).
Deelnemersbijdrage
• De deelnemersbijdrage voor OP/NP bedraagt
30 procent en voor Anw-compensatie 75 procent van
de premie.
• De deelnemersbijdrage voor AAOP bedraagt
25 procent van de premie.
Regeling Defensie
De sector Defensie kent voor de beroepsmilitairen een
eindloonregeling met een franchise van € 17.550
(vanaf 1 januari 2012: € 17.750) en een opbouw-
percentage van 1,75. Militairen nemen geen deel aan
de regelingen AAOP en IP/HPT en vallen niet onder het
overgangsrecht FPU.
Individuele aanvullingen
Het pensioenreglement bevat bepalingen die
verschillende vrijwillige mogelijkheden bieden om
bijvoorbeeld (na uit dienst treden) extra pensioen op
te bouwen of de regeling vrijwillig voort te zetten.
Hiervoor betaalt de deelnemer, afhankelijk van hetgeen
in de regeling is bepaald, een individuele premie of een
doorsneepremie.
100 Jaarverslag ABP 2011
Uitvoering
ABP heeft de uitvoering van de pensioenregeling
grotendeels aan APG Algemene Pensioen Groep
NV uitbesteed. Voor de uitvoering heeft ABP een
langlopende overeenkomst gesloten. De belangrijkste
taken die het uitvoeringsbedrijf voor het fonds verricht,
zijn het pensioenbeheer, het vermogensbeheer, de
communicatie en bestuursondersteuningsdiensten.
101 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de enkelvoudige financiële overzichten (in € mln)Grondslagen voor de financiële verslaggeving
Grondslagen algemeen
Deze jaarrekening is opgesteld op basis van in
Nederland algemeen aanvaarde grondslagen
voor financiële verslaggeving en de wettelijke
bepalingen inzake de jaarrekening, zoals opgenomen
in Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving, met inachtneming van het bepaalde
in artikel 146 Pensioenwet.
In de balans hebben de pensioenverplichtingen en
de daartegenover staande beleggingen hoofdzakelijk
een langlopend karakter. De post passiva beleggingen
gerelateerd, die verslaggevingtechnisch niet op de
beleggingen in mindering mag worden gebracht, is
separaat gepresenteerd. De overige balansposten zijn
onder overige activa en overige passiva verantwoord,
met het eigen vermogen als sluitpost.
Alle baten en lasten zijn aan de periode toegerekend
waarop ze betrekking hebben. Mutaties in het eigen
vermogen worden in principe via de staat van baten
en lasten verwerkt. Als gevolg daarvan zijn de baten
en de lasten in belangrijke mate gerelateerd aan de in
de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor
beleggingen en de voorzieningen.
De grondslagen van waardering en resultaatbepaling
van de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening
zijn gelijk.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Salderingen
Een financieel actief en een financiële verplichting
worden uitsluitend gesaldeerd als nettobedrag in de
balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke
of contractuele bevoegdheid om het actief en de
verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en
bovendien de intentie bestaat om de posten op deze
wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen
financiële activa en financiële verplichtingen
samenhangende rentebaten en rentelasten worden
eveneens gesaldeerd opgenomen.
Schattingen
Voor het opstellen van de jaarrekening is gebruik
gemaakt van schattingen en veronderstellingen die van
invloed zijn op gerapporteerde activa, passiva en baten
en lasten. Dit is met name het geval bij het bepalen
van de voorziening pensioenverplichtingen en bij de
waardering van niet beursgenoteerde beleggingen.
Achteraf kan blijken dat de gerapporteerde waarde van
de feitelijke waarde afwijkt.
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van
resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het
voorgaande jaar.
Verwerking
Activa en passiva zijn, voorzover niet anders vermeld,
gewaardeerd tegen actuele waarde. Een actief wordt
in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat
de toekomstige economische voordelen naar het
pensioenfonds zullen vloeien en de waarde van het
actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een
verplichting wordt in de balans opgenomen als het
waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang
van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden
vastgesteld.
Baten worden in de staat van baten en lasten
opgenomen als een vermeerdering van het economisch
potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met
een vermeerdering van een actief of een vermindering
van een verplichting en de omvang daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt als een vermindering van
het economisch potentieel heeft plaatsgevonden,
samenhangend met een vermindering van een actief of
een vermeerdering van een verplichting en de omvang
daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Grondslagen voor de omrekening van vreemde valuta
De waarde van de ultimostanden van activa en
passiva gehouden buiten de eurozone worden tegen
de koersen per balansdatum omgerekend in euro’s.
De voor omrekening gehanteerde koersen zijn de
World Markets Company-fixingkoersen (WM) van
de laatste beursdag, 16 uur Londense tijd, zoals
gepubliceerd via Reuters. De hieruit voortvloeiende
omrekeningsverschillen worden in de post beleggings-
resultaat verantwoord. Baten en lasten in vreemde
valuta worden omgerekend in euro’s tegen de koersen
102 Jaarverslag ABP 2011
per transactiedatum. Ook de verschillen tussen de
transactiekoers en de koers van afwikkeling worden in
het beleggingsresultaat opgenomen. Voor beleggingen
in het buitenland gelden dezelfde voorschriften.
Grondslagen voor de waardering van activa en
passiva
Beleggingen
Algemeen
Beleggingen worden tegen actuele waarde
gewaardeerd. Al naar gelang de beschikbaarheid
van objectieve gegevens hanteert ABP hiervoor
achtereenvolgens de onderstaande waarderings-
methodieken. Daarbij wordt volgens een getrapte
benadering te werk gegaan. Pas als een hoger gelegen
methodiek niet toepasbaar blijkt wordt naar de
eerstvolgende waarderings methodiek overgegaan.
• Mark-to-market
Onder normale marktomstandigheden wordt voor de
waardering van de beleggingen gebruik gemaakt
van prijzen, aangeleverd door onafhankelijke
prijsleveranciers. Dit betreft niet alleen beursnoteringen,
maar ook prijzen die op dagelijkse basis worden
verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers.
• Broker quotes
Zijn geen beursnoteringen beschikbaar of worden deze
gezien de marktomstandigheden niet als realistisch
beschouwd dan wordt de actuele waardebepaling
gebaseerd op tenminste door drie verschillende
brokers opgestelde waarderingen.
• Externe schattingen
Indien geen mark-to-market of brokerquote waardering
voorhanden is, dan wordt de actuele waarde bepaald
aan de hand van door externe partijen opgeleverde
periodieke schattingen van de actuele waarderingen
van de betreffende beleggingen.
• Mark-to-model
Ontbreekt het aan beursnoteringen, prijzen aangeleverd
door onafhankelijke prijsleveranciers, broker quotes
en externe schattingen, dan wordt de actuele waarde
benaderd op basis van eigen waarderingsmodellen.
Daarbij wordt rekening gehouden met risico’s voor
insolventie en illiquiditeit volgens een basis-, stress- en
een extreme stress-scenario. Periodiek vindt validatie
van de in de modellen gehanteerde veronderstellingen
plaats. Het gebruik van andere waarderingsmodellen,
veronderstellingen en parameters zou tot een andere
schatting kunnen leiden.
De waarderingsmodellen worden periodiek, doch
minimaal eens per kalenderjaar, aantoonbaar,
geëvalueerd door een externe specialist.
De waarderingsmodellen zijn op algemeen aanvaarde
principes gebaseerd. Daarbij wordt op basis van
marktparameters als volatiliteiten, correlaties en
kredietwaardigheidsopslagen gewerkt met de best
mogelijke inschattingen van het management van
verwachte toekomstige kasstromen, die vervolgens
verdisconteerd worden tegen passende rentecurves.
Ter inschatting van de volatiliteiten en correlaties wordt
gebruik gemaakt van gegevens afkomstig uit openbare
bronnen. Voor de inschatting van het kredietrisico
worden veelal spreads van credit default swaps
gehanteerd. Standaarden zoals de interbancaire rentes
en genoteerde rentecurves van swap en future markets
staan aan de basis van de gehanteerde rentecurves.
Waarderingsmodellen worden met name gebruikt
voor interest rate swaps, onderhandse leningen en
hypotheekportefeuilles. Voor de interest rate swaps
worden op basis van I-rates van prijsleveranciers
zogenaamde discountcurves gecreëerd welke
vervolgens gebruikt worden voor de verdiscontering
van de toekomstige kasstromen. De kasstromen voor
de vaste lange rente component volgen uit het contract
en de kasstromen voor de variabele korte component
zijn gebaseerd op van de markt afgeleide forward
rates. Voor onderhandse leningen worden eveneens
rentecurves van prijsleveranciers gebruikt. Daarbij
wordt een variabele spread gehanteerd die afhankelijk
is van de sector van de leningnemer, tevens wordt
rekening gehouden met een van de markt afgeleide
inflatiecurve. Voor de hypotheekportefeuilles wordt de
Euro swap gehanteerd plus een variabele spread op
basis van consumententarieven.
• Best estimates
Is geen betrouwbare informatie voorhanden die kan
dienen als input voor de waarderingsmodellen, dan
wordt de actuele waarde op basis van een schatting
bepaald. Zo mogelijk vindt er een externe toets plaats,
met name op de veronderstellingen.
Om inzicht te bieden in de mate van objectiviteit van
de actuele waardebepaling van de beleggingen is in
de toelichting op de balans een overzicht opgenomen
van de procentuele verdeling van de toegepaste
103 Jaarverslag ABP 2011
waarderingsmethodieken, gespecificeerd naar
beleggingscategorie.
De voorgaande beschreven getrapte benadering
van de waarderingsmethodieken wordt voor alle
beleggingscategorieën toegepast. Onderstaand wordt
ingegaan op de meer specifieke invulling van de
waardering per beleggingscategorie.
Beleggingen worden in lijn met de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving gewaardeerd inclusief bijbehorende
vorderingen, liquide middelen en schulden, indien
deze door het pensioenfonds niet voor andere
doelen dan beleggings transacties kunnen worden
aangewend. Deze vorderingen en schulden worden na
eerste verwerking tegen de geamortiseerde kostprijs
gewaardeerd. Deze waarde komt gezien de korte
looptijd nagenoeg overeen met de nominale waarde
onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen
voor het risico van oninbaarheid.
Vastgoedbeleggingen
De post vastgoedbeleggingen betreft vastgoedfondsen
en direct onroerend goed. Vastgoedfondsen worden
tegen de actuele waarde gewaardeerd, waar
mogelijk tegen marktnoteringen. Kapitaal belangen in
vastgoedfondsen worden tegen nettovermogenswaarde
gewaardeerd. Direct onroerend goed wordt
gewaardeerd tegen de rendementswaarde. Dit is
de taxatiewaarde in verhuurde staat, vastgesteld op
basis van partieel roulerende taxaties, uitgevoerd door
externe en interne deskundigen.
Aandelen
Beleggingen in aandelen, converteerbare obligaties
en private equity worden tegen de actuele waarde
gewaardeerd, waar voorhanden tegen marktnoteringen.
Bij aandelen van startende ondernemingen vindt,
gedurende de periode waarin aanloopverliezen worden
verwacht, waardering plaats tegen ten minste het
ingebrachte kapitaal.
Vastrentende waarden
De post vastrentende waarden betreft obligaties
(inclusief de herbelegging van ontvangen zekerheden
voor in bruikleen gegeven effecten), indexobligaties,
hypothecaire leningen en onderhandse leningen
inclusief klimleningen. Obligaties en indexobligaties
worden tegen actuele waarde gewaardeerd, waar
voorhanden tegen marktnoteringen en aangepast met
de daaraan toewijsbare lopende rente.
Hypothecaire leningen worden tegen actuele waarde
gewaardeerd op basis van een model waarbij een
variabele spread voor het vervroegde aflossings-,
krediet- en illiquiditeits risico wordt gehanteerd.
Bij spaar hypotheken wordt het opgebouwde
spaarkapitaal in mindering gebracht.
Beleggingen in onderhandse leningen (inclusief
klimleningen) worden tegen actuele waarde
gewaardeerd op basis van een model, zonodig
aangepast aan de hand van marktinformatie,
aangevuld met een variabele spread voor de risico’s
van illiquiditeit en tegenpartij en gecorrigeerd voor
de daaraan toewijsbare lopende rente. De actuele
waarde van onderhandse leningen wordt bepaald
door middel van het berekenen van de contante
waarde van de gecontracteerde kasstromen van
deze leningen, op basis van de bij de restantlooptijd
passende marktrentes. Klimleningen worden inclusief
geactiveerde rente gewaardeerd. Bij leningen
betrekking hebbend op financial lease onroerend goed
wordt met variabele spreads voor het illiquiditeits- en
kredietrisico gerekend.
Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten die worden
gebruikt voor het beheersen van balans- en
beleggingsrisico’s en het realiseren van de
strategische beleggingsmix. De toepassing is vooral
op het verminderen van de balansrisico’s gericht.
Dit geschiedt door het reduceren van het verschil
in rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de
pensioenverplichtingen (durationsturing), het afdekken
van valutarisico’s en het (bij)sturen van de strategische
assetmix. De derivatenposities zijn afzonderlijk in de
rubriek beleggingen opgenomen. Derivaten met een
negatieve actuele waarde zijn in de rubriek passiva
beleggingen gerelateerd verantwoord.
De derivatenposities worden tegen actuele waarde
gewaardeerd. Voor bepaalde instrumenten, zoals
over-the-counterderivaten, wordt gebruik gemaakt
van waarderingsmodellen waarin wordt uitgegaan van
bepaalde veronderstellingen, bijvoorbeeld ten aanzien
van kredietrisico, correlaties en rentecurves. Andere
waarderingsmodellen en veronderstellingen zouden tot
een andere schatting kunnen leiden.
104 Jaarverslag ABP 2011
Overige beleggingen
Overige beleggingen betreffen beleggingen die niet aan
de andere beleggingen kunnen worden toegewezen.
De overige beleggingen betreffen commodities,
absolute return strategies en dergelijke.
Deze beleggingen worden tegen actuele waarde
gewaardeerd, waar mogelijk tegen marktnoteringen.
Overige activa
Onder de overige activa zijn deelnemingen, materiële
vaste activa, vorderingen, overlopende activa en liquide
middelen verwerkt, voor zover niet opgenomen bij de
beleggingen.
Deelnemingen zijn duurzame kapitaalbelangen
waarin ABP invloed van betekenis kan uitoefenen
op het zakelijke en financiële beleid. Deze
deelnemingen worden, evenals joint-ventures, tegen
nettovermogenswaarde gewaardeerd tenzij dit niet
is toegestaan. Overige kapitaalbelangen zijn bij
de beleggingscategorie gepresenteerd waarop ze
betrekking hebben.
Bedrijfsgebouwen en overige materiële vaste activa
worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd
met lineaire afschrijvingen, berekend op basis van de
geschatte economische levensduur, of tegen lagere
bedrijfswaarde.
Vorderingen en overlopende activa worden tegen
actuele waarde opgenomen. Na eerste verwerking
worden de vorderingen tegen de geamortiseerde
kostprijs gewaardeerd. Bij vorderingen komt deze
waarde overeen met de nominale waarde, voor zover
van toepassing onder aftrek van noodzakelijk geachte
voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Liquide
middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve
en de bestemmingsreserves.
De algemene reserve is naast financieringsbron
voor eventuele tegenvallers ook een bron voor
mogelijke toekomstige indexaties. De wet schrijft
voor dat pensioenfondsen minimaal een algemene
reserve van circa 5 procent van de voorziening
pensioenverplichtingen aanhouden (specifiek voor
ABP geldt eind 2011 een norm van 4,3 procent).
Dit is te zien als een beklemde reserve. Zakt de
algemene reserve beneden dat niveau, dan moet
aanvulling binnen de wettelijk voorgeschreven termijn
plaatsvinden.
De bestemmingsreserves zijn gevormd ter stabilisatie
van de kostendekkende premie over een periode van
3 jaar (2010-2012) en ter egalisatie van de financiering
van de overgangsregeling inkoop OP/NP, waarvan -
onder voorwaarden - gebruik kan worden gemaakt
op het moment dat een bepaalde categorie van
deelnemers met AKP gaat. Deze bestemmingsreserves
worden bij de bepaling van de dekkingsgraad in
mindering gebracht op het beschikbaar vermogen van
het pensioenfonds.
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV)
heeft een langlopend karakter. De voorziening
voor risico van het pensioenfonds bestaat uit
de aan dienstjaren gerelateerde voorzieningen
ouderdoms- en nabestaandenpensioen, flexibel
pensioen (inclusief AFUP voor de sector politie) en
arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP, IP en HPT).
Dit zijn de zogenaamde defined benefit voorzieningen.
Voor burgers geldt een middelloonregeling en voor
beroepsmilitairen een eindloonregeling. De defined
benefit voorzieningen worden bepaald als de contante
waarde van de verwachte toekomstige uitkeringen.
Er wordt een opslag voor toekomstige excassokosten
gehanteerd. Discontering geschiedt op basis van de
rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB.
De actuariële grondslagen worden in beginsel
driejaarlijks geactualiseerd en tussentijds geëvalueerd.
Als onderdeel van de driejaarlijkse herijking van
het financiële beleid zijn in 2009 nieuwe actuariële
grondslagen vastgesteld voor de periode 2010-2012.
Hierbij is uitgegaan van de waargenomen sterfte
over de periode 2005 t/m 2007 in combinatie met de
prognosetafel CBS 2008. Het CBS heeft in december
2010 een nieuwe prognosetafel gepubliceerd over de
periode 2010-2060. Deze prognosetafel aangevuld met
een actualisering van de waargenomen sterfte over de
jaren 2007 t/m 2009 is verwerkt in de berekening van
de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2010.
De actuariële grondslagen zijn in 2011 ten opzichte
van boekjaar 2010 ongewijzigd. Toetsing van de
waargenomen sterfte over 2010 heeft geen aanleiding
gegeven tot tussentijdse aanpassing van de actuariële
veronderstellingen.
105 Jaarverslag ABP 2011
In de voorziening pensioenverplichtingen is tevens
begrepen de voorziening ABP ExtraPensioen. Het
betreft de actuele waarde van de in beleggingen
omgezette inleg van de deelnemers. Door ABP is een
inleggarantie gegeven. Het risico van het AEP wordt
derhalve deels gedragen door de deelnemers aan deze
regeling en deels door ABP. Het betreft een zogenaamd
hybride plan (combinatie tussen defined benefit en
defined contribution).
Voorziening ouderdom- en nabestaandenpensioenen
en flexibel pensioen
Het ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen
bij overlijden vóór 65 jaar (diensttijd vóór 1 juli 1999),
het nabestaandenpensioen bij overlijden na 65 jaar en
het flexibel pensioen zijn op kapitaalbasis gefinancierd.
Voor het nabestaandenpensioen wordt de ‘onbepaalde
partner’-methode gehanteerd, waarbij wordt
verondersteld dat op het moment van overlijden van
een mannelijke respectievelijk vrouwelijke deelnemer
diens partner 3 jaar jonger respectievelijk 2 jaar ouder
is. Het nabestaandenpensioen bij overlijden vóór
65 jaar, voor de diensttijd vanaf 1 juli 1999, wordt op
risicobasis gefinancierd.
Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)
De IP/HPT-regeling is een aanvulling op de
WAO en vanaf 2006 op de WIA. Per 1 januari
2007 is de IP/HPT-regeling vervangen door de
AAOP-regeling. Deze regeling voorziet in een
arbeidsongeschiktheidspensioen in aanvulling op
de WIA. Beide regelingen zijn geheel op risicobasis
gefinancierd, dat wil zeggen, de voorziening
heeft alleen betrekking op ingegane pensioenen.
Deze is inclusief nog niet gemelde, ingegane
arbeidsongeschiktheidspensioenen en nog niet
gemelde lasten voor premievrije doorbouw OP/NP bij
invalidering (IBNR).
In de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving is een
aanbeveling opgenomen om bij de bepaling van de
arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen rekening te
houden met de toekomstige schadelast voor zieke
deelnemers op balansdatum die naar verwachting
arbeidsongeschikt worden verklaard. Deze aanbeveling
is niet opgevolgd: zieke deelnemers hebben immers
geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen zolang
zij niet arbeidsongeschikt zijn verklaard en als zieke
deelnemers in enig jaar arbeidsongeschikt worden
verklaard, zijn hun aanspraken gedekt door middel van
de rentedekkingspremie in dat jaar.
Voorziening ABP ExtraPensioen
Deelnemers kunnen voor eigen rekening en risico geld
inleggen en daarover fondsrendementen genieten
met het oogmerk te komen tot een aanvulling op hun
pensioen. Aanwending van de voorziening geschiedt
door omzetting in een ander pensioenproduct en is
alleen toegestaan bij pensionering, einde deelneming
en overlijden.
De deelnemers hebben een inleggarantie. Voor wat
betreft de rendementen over deze inleg is geen
garantie afgegeven. Uit inhoudingen op de over de
inleg behaalde rendementen wordt een garantie-
voorziening gevormd. Deze garantievoorziening heeft
niet het karakter van een pensioenverplichting en is om
die reden opgenomen bij de post overige passiva.
Passiva beleggingen gerelateerd
De waardering van derivaten met een negatieve actuele
waarde is overeenkomstig de waarderingsgrondslag
van de derivaten met een positieve actuele waarde.
Terugbetalingsverplichtingen uit hoofde van ontvangen
zekerheden voor in bruikleen gegeven effecten,
shortposities en kortgeld o/g worden gewaardeerd
tegen actuele waarde. Na eerste verwerking worden
deze posten gewaardeerd tegen de geamortiseerde
kostprijs. Indien geen sprake is van agio/disagio komt
deze waarde nagenoeg overeen met de nominale
waarde.
Overige passiva
Onder de overige passiva zijn kortlopende schulden en
overlopende passiva begrepen.
Schulden en overlopende passiva worden tegen
actuele waarde gewaardeerd. Na de eerste verwerking
worden de schulden tegen de geamortiseerde kostprijs
gewaardeerd. Bij schulden komt deze waarde overeen
met de nominale waarde.
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Staat van baten en lasten
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten
zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans
gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen
en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel
gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden
rechtstreeks in het resultaat verantwoord.
106 Jaarverslag ABP 2011
Premiebijdragen (netto)
Premiebijdragen zijn aan de periode toegerekend
waarop zij betrekking hebben. Op basis van
extrapolatie vindt een schatting plaats voorzover
de van werkgevers te ontvangen informatie niet
is verkregen. De daarin begrepen dekking voor
incassokosten wordt bij het actuariële resultaat op
kosten verantwoord.
Beleggingsresultaten (netto)
Beleggingsresultaten zijn aan de periode toegerekend
waarop ze betrekking hebben. Directe en indirecte
resultaten en ontvangen facturen inzake kosten van
vermogensbeheer worden afzonderlijk gepresenteerd.
Onder de directe resultaten worden opbrengsten
uit rente, dividend en dergelijke gepresenteerd.
Dividend wordt op het moment van betaalbaarstelling
verantwoord. Waardeveranderingen zijn indirecte
beleggingsresultaten en worden aan de periode
toegerekend waarin zij optreden.
Uitkeringen
Uitkeringen zijn aan de periode toegerekend waarop ze
betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw
De pensioenopbouw wordt aan de periode
toegerekend waarin de opbouw van pensioenrechten
plaatsvindt. Uitzondering hierop is de zogeheten
diensttijddoortelling van de pensioenopbouw in geval
van arbeidsongeschiktheid en overlijden. De last
voor deze toekomstige pensioenopbouw wordt
ineens genomen in het jaar waarin de deelnemer
arbeidsongeschikt wordt of overlijdt.
Indexering
De indexeringslast wordt in de staat van baten en
lasten opgenomen als een bestuursbesluit op of voor
balansdatum is genomen.
Rentetoevoeging
De rentetoevoeging vindt plaats op basis van
de nominale rente met een looptijd van 1 jaar
zoals opgenomen in de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur van interbancaire swaps ultimo
vorig boekjaar. De rente wordt over de beginstand en
de mutaties gedurende het jaar berekend.
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
De vrijval uit de voorziening pensioenverplichtingen
voor uitkeringen en uitvoeringskosten wordt ten
gunste van de staat van baten en lasten gebracht
in de periode waarin de uitkeringen en kosten bij de
berekening van deze voorziening waren voorzien.
Wijziging marktrente
Het effect van de overgang van de één jaar verschoven
rentetermijnstructuur ultimo vorig verslagjaar naar
de rentetermijnstructuur ultimo huidig verslagjaar
op de voorziening pensioenverplichtingen is ultimo
verslagperiode bepaald en in de staat van baten en
lasten opgenomen.
Wijziging actuariële grondslagen
Het effect van de aanpassing van de actuariële
grondslagen op de voorziening pensioenverplichtingen
wordt ultimo verslagperiode bepaald en in de staat van
baten en lasten opgenomen.
Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten
Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten
worden aan de periode toegerekend waarop ze
betrekking hebben.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
worden aan de periode toegerekend waarop ze
betrekking hebben.
Saldo overdrachten van rechten
Saldo overdrachten/overnames zijn tegen de nominale
waarde opgenomen en aan de periode toegerekend
waarin ze zijn geëffectueerd.
Uitvoeringskosten (netto)
Uitvoeringskosten zijn aan de periode toegerekend
waarop ze betrekking hebben.
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd
De rentelasten passiva beleggingen gerelateerd zijn aan
de periode toegerekend waarop ze betrekking hebben.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn aan de periode
toegerekend waarop ze betrekking hebben.
107 Jaarverslag ABP 2011
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode
opgesteld. Kasstromen worden aan de kasstroom
genererende activiteiten toegerekend. In de stand van
de liquide middelen zijn de kortgeldposities begrepen.
Ontvangsten en uitgaven in vreemde valuta
worden omgerekend in euro’s tegen de koersen
per transactiedatum. De verschillen tussen de
transactiekoers en de koers van afwikkeling worden
in de post bruto-opbrengsten uit beleggingen
opgenomen. Voor beleggingen in het buitenland gelden
dezelfde voorschriften.
108 Jaarverslag ABP 2011
Risicoparagraaf
In hoofdstuk 4 ‘Risicomanagement’ van het bestuurs-
verslag is op de risico’s ingegaan die ABP als
pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt
gevoerd om deze risico’s te beperken. In deze
paragraaf heeft de risico-informatie een meer
kwantitatief karakter en wordt op de risico’s in de
enkelvoudige balans per eind 2011 ingegaan. De bij het
dekkingstekort, het reservetekort en de standaardtoets
vermelde risico’s zijn gebaseerd op de voorschriften,
definities en terminologie van de toezichthouder.
Dekkingstekort
In de loop van 2011 is de dekkingsgraad gedaald tot
onder de grens van het minimaal vereist vermogen
(zie tabel 1). Het minimaal vereist eigen vermogen
wordt vastgesteld volgens artikel 11 van het
Besluit FTK en bedraagt per eind 2011 4,3 procent
(2010: 4,3 procent) van de verplichtingen, zijnde € 11,3
miljard (2010: € 9,7 miljard).
Reservetekort
Per eind 2011 is eveneens sprake van een
reservetekort: het aanwezig eigen vermogen ligt ruim
onder het niveau van het vereist eigen vermogen
(zie tabel 2). Het vereist eigen vermogen wordt
op grond van het standaardmodel vastgesteld,
omschreven in het Besluit FTK en de Regeling
Pensioenwet met bijbehorende risicodefinities
en bedraagt per eind 2011 € 62,9 miljard
(2010: € 57,7 miljard), dat wil zeggen 23,9 procent
(2010: 25,7 procent) van de verplichtingen (zie tabel
2). Het reservetekort bedraagt aldus € 79,4 miljard per
eind 2011 (2010: € 45,4 miljard).
Op grond van het FTK wordt het vereist eigen
vermogen zodanig vastgesteld dat het fonds bij
de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat over één
jaar over voldoende middelen beschikt om aan de
onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen te kunnen
voldoen. Met andere woorden, de kans dat de
dekkingsgraad van het fonds één jaar later lager is dan
100 procent, is kleiner dan of gelijk aan 2,5 procent, de
zekerheidsmaat die in de wet is vastgelegd. De minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de
Regeling Pensioenwet een standaardmodel vastgesteld
om te toetsen of voldoende eigen vermogen aanwezig
is. In het zogenoemde standaardmodel wordt voor
een aantal voorgeschreven risicoscenario’s het
(negatieve) effect (in euro’s) op het eigen vermogen
gemeten. Voorts worden deze aan de hand van
een voorgeschreven formule gecombineerd tot een
totaaleffect op de solvabiliteit. Bij de vaststelling van
het vereist eigen vermogen wordt er rekening mee
gehouden dat niet alle risico’s zich op het hetzelfde
moment zullen voordoen (diversificatie-effect).
De uitkomsten zijn afhankelijk van markt-
omstandigheden en het risicoprofiel van de aanwezige
beleggingen en fluctueren dus in de tijd.
Er is sprake van voldoende eigen vermogen als het
aanwezig eigen vermogen groter of gelijk is aan het
zogeheten vereist eigen vermogen. Tabel 2 geeft de
uitkomsten van de standaardtoets voor ABP weer,
gemeten per eind 2011 en 2010.
Tabel 1: Omvang dekkingstekort, als percentage van de
voorzieningen en in miljoenen euro’s 2011 2010
Aanwezig eigen vermogen (na aftrek bestemmingsreserves) - 6,3% - 16.538 5,5% 12.285
Af: Minimaal vereist eigen vermogen - 4,3% - 11.322 - 4,3% - 9.744
Dekkingsoverschot / tekort - 10,6% - 27.860 1,2% 2.541
109 Jaarverslag ABP 2011
Het vereist eigen vermogen is vastgesteld aan de
hand van de enkelvoudige balans waarbij voor de
beleggingsfondsen en het treasury center gerekend
wordt met de voor ABP geldende posities. Hierbij
wordt uitgegaan van de gevoeligheid voor de in
de standaardtoets onderscheiden risico’s. Voor
hedgefondsen is in de standaardtoets gewerkt met de
portefeuille als geheel.
Op grond van de Regeling Pensioenwet hoeven
pensioenfondsen op dit moment geen rekening te
houden met liquiditeitsrisico (S7), concentratierisico
(S8) en operationeel risico (S9) in het standaardmodel.
Op grond van het gevoerde beleid ten aanzien van
deze risico’s is geoordeeld dat geen sprake is van
een verhoogd risico waarvoor een aanvullende opslag
noodzakelijk is. De mate van actief risico (S10) komt
later in deze risicoparagraaf aan bod.
Uitgedrukt als percentage van de technische
voorzieningen, is het vereist eigen vermogen
afgenomen van 25,7% naar 23,9%. Maar door de
gestegen voorzieningen is het (absolute) vereist eigen
vermogen juist toegenomen. In vergelijking met 2010
valt op dat vooral de component valutarisico (S3) is
toegenomen, omdat de afdekking van de dollar in
2011 is verminderd. De belangrijkste componenten
van het vereist eigen vermogen blijven het rente- en
het zakelijkewaardenrisico. Het renterisico (S1) is in
absolute termen beperkt afgenomen, vooral vanwege
de gedaalde rente.
Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen
wordt van de evenwichtsituatie uitgegaan. Dit is
de fictieve situatie waarin de algemene reserve
precies toereikend is om het totale effect van de
scenario’s op te kunnen vangen. De eerste stap bij
de vaststelling van het vereist eigen vermogen is
om de voorgeschreven schokken op de aanwezige
beleggingen en verplichtingen toe te passen. Dit wordt
de toetswaarde solvabiliteit genoemd. De toetswaarde
solvabiliteit bedraagt eind 2011 € 53,1 miljard en is dus
uitgaande van een dekkingsgraad van 93,7 procent
vastgesteld. Het vereist eigen vermogen op basis
van de evenwichtsituatie (€ 62,9 miljard) is per eind
2011 groter dan de toetswaarde solvabiliteit, omdat
over het verschil tussen het vereist vermogen en
het aanwezig vermogen ook weer renteschokken
en koersmutatierisico’s moeten kunnen worden
opgevangen.
Tabel 2: Omvang reservetekort in miljoenen euro’s 2011 2010
Risico
S1 Renterisico 21.292 22.231
S2 Zakelijkewaardenrisico 45.948 41.258
S3 Valutarisico 17.061 11.649
S4 Grondstoffenrisico 3.472 2.810
S5 Kredietrisico 6.004 4.797
S6 Verzekeringstechnisch risico 8.589 7.287
Subtotaal van alle risico's 102.366 90.032
Af: diversificatie-effect - 39.470 - 32.296
Vereist eigen vermogen 62.896 57.736
Als percentage technische voorzieningen 23,9% 25,7%
Aanwezig eigen vermogen (na aftrek bestemmingsreserves) - 16.538 12.285
Af: Vereist eigen vermogen - 62.896 - 57.736
Reservetekort/-overschot - 79.434 - 45.451
Als percentage technische voorzieningen - 30,2% - 20,2%
110 Jaarverslag ABP 2011
Ontwikkeling dekkingsgraad
In grafiek 1 is weergegeven hoe de dekkingsgraad en
de (minimaal) vereiste dekkingsgraad zich in de loop
van 2011 hebben ontwikkeld. In grafiek 1 is te zien
dat de financiële positie van ABP in 2011 aanvankelijk
is gestegen en vanaf augustus 2011 weer is gedaald,
per saldo een daling van 105,5 naar 93,7 procent.
Eind 2011 wordt niet voldaan aan de minimaal vereiste
dekkingsgraad (grens dekkingstekort) en daarmee
ook niet aan de vereiste dekkingsgraad (grens
reservetekort).
Grafiek 1: Ontwikkeling (vereiste) dekkingsgraad in
2011 en 2010
90%
100%
110%
120%
130%
2010 2011
2%
3%
4%
5%
dekkingsgraad
grens reservetekort
grens dekkingstekort
kapitaalmarktrente
Risicospreiding als uitgangspunt
Beleggingen zijn onlosmakelijk met risico’s verbonden.
Zonder risico te lopen kunnen geen beleggings-
activiteiten worden uitgevoerd, zeker niet op korte
termijn. Het uitgangspunt is om op de lange termijn
hogere beleggingsrendementen te behalen door
bewust aanvaardbare risico’s aan te gaan. Om dat te
kunnen waarmaken is adequaat risicomanagement
een essentieel onderdeel van de werkzaamheden van
ABP. Het belangrijkste instrument voor het beperken
van beleggingsrisico’s is diversificatie of spreiding
van de beleggingen over verschillende beleggings-
instrumenten, bedrijfssectoren en markten. Spreiding
alleen is echter niet voldoende. De beleggingsmix
moet bovendien op het risicoprofiel van de pensioen-
verplichtingen zijn afgestemd. Assets en Liabilities
worden in onderlinge samenhang gemanaged (ALM).
Bij ABP kennen de beleggingen strenge risico-
restricties. Zowel voor de hele ABP-portefeuille als voor
onderdelen daarvan geldt een limiet voor het actieve
risico. Naast actieve-risicolimieten zijn er limieten
voor renterisico en kredietrisico’s. Renterisico wordt
in duration uitgedrukt, een maatstaf voor gemiddelde,
gewogen looptijd. Voor de kredietrisico’s gelden rating-
en tegenpartijlimieten.
Derivaten worden gebruikt om de exposure naar
bepaalde risico’s dan wel posities te vergroten of
te verkleinen. Zo kan beter op het beleggingsbeleid
worden aangesloten. Dit beleid wordt driejaarlijks
in een strategisch beleggingsplan verwoord. Deels
worden derivaten gebruikt om de beleggingen meer
in overeenstemming te brengen met de toekomstige
verplichtingen. Dit wordt gedaan door middel van
het verlengen van de duration van de vastrentende
waarden.
Een deel van de beleggingen is in vreemde valuta
genoteerd (het grootste deel hiervan in Amerikaanse
dollars). Om de risico’s van koerswijzigingen te
mitigeren en de kasstromen in euro’s zeker te stellen,
heeft ABP een deel van het valutarisico afgedekt.
Hierna wordt eerst specifiek op de risico’s ingegaan in
het standaardmodel van het Financieel Toetsingskader
en vervolgens op andere risico’s in de balans eind
2011.
Renterisico (S1)
Het renterisico is een afgeleide van de rente-
gevoeligheid van activa en passiva. Daarmee is de
rentegevoeligheid een belangrijk element voor het
mismatchrisico. Onder mismatchrisico wordt verstaan
het verschil tussen de rentegevoeligheid van de
beleggingen en die van de verplichtingen. Als de rente
stijgt of daalt, heeft dit een effect op de beleggingen
en de verplichtingen en dus op de dekkingsgraad.
Het grootste gedeelte van de rentegevoeligheid van
de beleggingen komt in de vastrentende waarden
tot uiting. Deze rentegevoeligheid wordt in de term
‘duration’ uitgedrukt. De duration is een gemiddelde,
gewogen looptijd van alle cash flows (coupons en
aflossing van de hoofdsom) van de renteproducten.
Als de marktrente bijvoorbeeld met 1 procent daalt, zal
de waarde van de portefeuille circa 1 procent maal de
duration van de portefeuille stijgen en vice versa.
111 Jaarverslag ABP 2011
De duration bedraagt voor de beleggingen in
vastrentende waarden exclusief derivaten circa 5 jaar.
Door toevoeging van langjarige renteswaps met
een gemiddelde duration van 15 jaar bedraagt de
gewogen duration van de beleggingen in vastrentende
waarden eind 2011 circa 11,5 jaar (2010: 10,6 jaar).
Voor de totale beleggingsportefeuille bedraagt de
duration door deze renteswaps eind 2011 4,3 jaar
(2010: circa 4 jaar). De duration van de verplichtingen
bedraagt eind 2011 circa 17 jaar (2010: 16 jaar).
Tussen de beleggingen en de verplichtingen bestaat
dus een mismatch in termen van duration ofwel
rentegevoeligheid. Overigens kan de duration van de
beleggingen niet zonder meer met de duration van
de verplichtingen worden vergeleken, want ook de
omvang van de beleggingen in vergelijking met de
verplichtingen (dat wil zeggen de dekkingsgraad) speelt
een rol. Bij een hogere dekkingsgraad is bij eenzelfde
durationmismatch de facto sprake van minder
renterisico.
De durationverlenging verkleint de mismatch en dus
het risico op een daling van de dekkingsgraad die uit
een rentedaling voortvloeit. Met inachtneming van deze
renteswaps leidt een daling van de nominale marktrente
met 1 procentpunt tot een daling van de dekkingsgraad
met circa 13 procentpunten. Hierbij wordt het rente-
effect op andere assets dan vastrentende waarden
(aandelen en dergelijke) buiten beschouwing gelaten.
De rente beweegt behalve omhoog en omlaag ook
in verschillende mate per looptijd, de zogenaamde
verandering van de rentecurve. De lange rente kan
bijvoorbeeld harder stijgen dan de korte rente.
In dat geval wordt de rentecurve steiler. Voor de
verplichtingen en swapposities wordt gewerkt
met de verwachte kasstromen en voor de overige
vastrentende waarden met de partiële durations per
deelportefeuille. De partiële duration geeft inzicht in
de rentegevoeligheid van de portefeuille vastrentende
waarden over de verschillende looptijden (jaren).
In grafiek 2 wordt de rentegevoeligheid van de
vastrentende waarden per looptijd weergegeven.
Deze geeft meer informatiewaarde dan een overzicht
met resterende looptijden aangezien de partiële
duration inzicht geeft in zowel de looptijd als de
rentegevoeligheid van de portefeuille.
Grafiek 2: Partiële durations vastrentende waarden
-2
0
2
4
6
8
10
12
14
1 jaar 2 jaar 5 jaar 20 jaar duration verlenging
overlay
3 jaar 10 jaar 30 jaar
norm
11,51%
feitelijke duration/duration normportefeuille
partial duration afwijking ten opzichte van normportefeuille
Naast de strategische verlenging van de duration
door middel van ABP-overlay, bevindt de hoogste
rentegevoeligheid vóór de verlenging van de duration
zich in het 5-jaars- en 10-jaarssegment. De verlenging
van de duration van de portefeuille vastrentende
waarden door middel van overlay is in de laatste staaf
van de grafiek zichtbaar. De lijn in de grafiek geeft de
gecumuleerde rentegevoeligheid weer per eind 2011.
Zakelijkewaardenrisico (S2)
Om de koersrisico’s van beleggingen in zakelijke
waarden goed te beheersen, past ABP op zijn
beleggingen zoveel mogelijk diversificatie naar regio,
categorie en sector toe. Informatie hierover is in de
toelichting op de balans opgenomen. De zakelijke
waarden maken circa 53,5 procent (2010: 55 procent)
uit van de totale beleggingen. Dit betekent dat een
koersdaling bij de zakelijke waarden met 10 procent
grofweg leidt tot een daling van de dekkingsgraad met
ruim 5 procentpunten (2010: 6 procentpunten).
De risico’s van beleggingen in hedgefondsstrategieën
zijn begrepen in het zakelijkewaardenrisico (S2).
Eventueel daarop betrekking hebbende niet afgedekte
valutarisico’s komen tot uiting in de rubriek valutarisico
(S3).
Valutarisico (S3)
ABP loopt valutarisico doordat het in het kader van
risicospreiding ook belegt in vreemde valuta. Dit risico
komt tot uiting doordat de pensioenen in euro’s worden
112 Jaarverslag ABP 2011
uitbetaald. Het valutarisico wordt beperkt gehouden
doordat een deel van de buitenlandse beleggingen
gedurende 2011 zijn afgedekt (hedged).
Tabel 3 geeft de effecten eind 2011 weer van de
verdeling van de valuta vóór en na valuta-afdekking.
Grafiek 3: Ontwikkeling wisselkoers USD
1,25
1,30
1,35
1,40
1,45
1,50
jan. feb. mrt. apr. mei jun. jul. aug. sep. okt. nov. dec.
USD/EURUSD
De EUR/USD-wisselkoers is in 2011 volatiel geweest.
Eerst is de euro versterkt, daarna in waarde gedaald
naar een ten opzichte van primo 2011 lager niveau.
Grondstoffenrisico (S4)
De actuele waarde (net asset value) van de
grondstoffen (commodities) bedraagt € 9,4 miljard
(2010: € 8,0 miljard). De exposure wordt grotendeels
opgebouwd met behulp van commodityderivaten met
een vergelijkbare samenstelling ten opzichte van de
benchmark (S&P GSCI Total Return Index). Er ontstaat
een miniem actief risico doordat een deel met actieve
mandaten wordt ingevuld.
Kredietrisico (S5)
In de portefeuille wordt kredietrisico op verschillende
bedrijven gelopen. Kredietrisico wordt omschreven
als het risico dat een tegenpartij niet meer aan zijn
betalingsverplichtingen kan voldoen of dat zich een
verslechtering van de financiële situatie voordoet.
De ratings van de vermogenstitels die deze tegenpartij
heeft uitgegeven, kunnen daardoor verslechteren en
dat heeft vervolgens een negatieve invloed op de
waarde. In het uiterste geval kan de hoofdsom niet
worden afgelost.
ABP maakt gebruik van een berekening van het
risico op wanbetaling (het risico dat een tegenpartij
niet aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen)
waarin risico-informatie als kans op wanbetaling en
het verlies dat hierdoor zou kunnen ontstaan worden
meegenomen. Op basis van die berekeningen wordt
een beeld geschetst van de grootste wanbetaling-
risico’s. De ratingverdeling van de portefeuille dient
als belangrijke indicator voor de kwaliteit van de
portefeuille.
Tabel 3: Valutaverdeling eind 2011 in miljoenen euro’s
Valuta
Voor valuta-
afdekking Hedge
Na valuta-
afdekking
Euro 109.937 71.682 181.619
Amerikaanse dollar 93.841 - 62.661 31.180
Britse pond 12.113 - 9.520 2.593
Australische dollar 3.702 - 3.702
Zwitserse frank 3.934 - 3.934
Hong Kong dollar 3.992 - 3.992
Canadese dollar 2.550 - 2.550
Yen 3.736 - 2.747 989
Overige 15.550 - 15.550
Totaal 249.355 - 3.246 246.109
Totaal 2010 238.183 - 1.001 237.182
113 Jaarverslag ABP 2011
In 2011 is de onzekerheid met betrekking tot de
kredietwaardigheid van met name Zuid Europese
overheden toegenomen. ABP heeft maatregelen
genomen om het kredietrisico in de portefeuille terug te
brengen.
Ratingverdeling
Kredietrisico wordt veelal in een credit rating
uitgedrukt. Een hoge credit rating betekent dat de
debiteur zeer kredietwaardig is en de hoofdsom met
een hoge mate van zekerheid zal worden terugbetaald.
Credit ratings lopen uiteen van de hoogste rating AAA
(zeer kredietwaardig) tot de laagste rating D.
De spreiding van de beleggingen in vastrentende
waarden is van dien aard dat 84 procent
(2010: 82 procent) een rating heeft van A of hoger.
De rating van de beleggingen in vastrentende waarden
is te specificeren als volgt:
AAA AA A BBB ≤ BB Totaal
2011 55% 16% 13% 10% 6% 100%
2010 57% 17% 8% 11% 7% 100%
Voor beide jaren is de rating van de vastrentende
waarden exclusief credit default swap en exclusief
herbelegd cash collateral.
Herbelegd cash collateral
Ontvangen zekerheden voor uitgeleende effecten
(cash collateral) werden tot 2009 herbelegd, veelal
in zogenoemde asset backed en mortgage backed
securities. In 2011 is deze herbeleggingportefeuille
verder gereduceerd van € 5,5 miljard tot € 3,2 miljard,
door aflossingen, verkoop en waardemutaties.
Periodiek vindt de afweging plaats of tot verdere
afbouw wordt overgegaan of dat de voorkeur uitgaat
naar het tot einde looptijd aan blijven houden van de
posities.
Om het kredietrisico af te dekken kunnen credit default
swaps worden gekocht. Een credit default swap is een
soort verzekering tegen faillissement van een bepaalde
debiteur of mandje debiteuren. Als men de verzekering
verkoopt, neemt men extra risico en ontvangt een
premie hiervoor. Beide zijn actieve strategieën van onze
hedgefondsen.
Het verzekeren (risico afdekken) door middel van een
credit default swap heet ‘protectie kopen’, terwijl
het risico overnemen van een tegenpartij ‘protectie
verkopen’ wordt genoemd (zie tabel 4). Ten opzichte
van eind 2010 is dus meer protectie gekocht via credit
default swaps.
Verzekeringstechnische risico’s (S6)
Ouderdoms- en nabestaandenpensioenen worden
levenslang uitgekeerd. ABP houdt daarom rekening
met de levensverwachtingen van de populatie
van (gewezen) deelnemers (actieven, slapers en
pensioengerechtigden), gebaseerd op waarnemingen
uit het recente verleden (2007-2009) én met
toekomstige sterftetrends zoals voorspeld door het
CBS. Als de sterftekansen zich conform de CBS-
prognoses ontwikkelen (CBS 2010), dan is de
levensverwachting in 2060 voor een 65 jarige man
88,0 jaar (momenteel 85,6 jaar) en voor een 65 jarige
vrouw 89,7 jaar (momenteel 87,7 jaar). Het CBS
heeft in 2011 geen langetermijnprognose voor de
sterftekansen van de levensverwachting gepubliceerd.
Na de kwantificering van de bij het dekkingstekort, het
reservetekort en de standaardtoets behorende risico’s
wordt verder ingegaan op een aantal onderwerpen dat
in het kader van de risicobeheersing van belang is.
Tabel 4: Overzicht credit default swaps-gebruik in miljoenen euro’s 2011 2010
Mate van afdekking of aangaan van kredietrisico
Protectie gekocht door middel van credit default swaps 15.629 11.552
Protectie verkocht door middel van credit default swaps 6.937 6.636
114 Jaarverslag ABP 2011
Looninflatierisico
De indexatieambitie introduceert het risico van
looninflatie. ABP streeft er immers naar om
de pensioenen in overeen stemming met de
loonontwikkeling bij overheid en onderwijs jaarlijks
aan te passen. Bij de huidige dekkingsgraad van
93,7 procent (2010: 105,5 procent) is het op grond
van de indexatiestaffel niet mogelijk om indexatie te
verlenen.
Actief risico (S10)
Op basis van asset liability management (ALM) wordt
de optimale beleggingsmix bepaald. Ter beoordeling
van de beleggingsresultaten wordt voor deze mix
een benchmark per beleggingscategorie bepaald.
Vervolgens wordt belegd in de bij de gekozen
beleggingsmix passende titels. Daarbij is toegestaan
binnen vooraf vastgestelde bandbreedtes af te
wijken van de optimale beleggingsmix. Dit leidt
tot het aangaan van actief risico. Voor het meten
en monitoren van dit risico zijn er verschillende
maatstaven. Een belangrijke maatstaf is de
tracking error. Deze speelt een belangrijke rol in het
risicomanagement van de portefeuille. De tracking
error meet de koersgevoeligheid van de portefeuille
ten opzichte van de gehanteerde benchmark
(actief risico). Een benchmark is een portefeuille die
als referentiekader dient. De tracking errors van de
beleggingscategorieën worden met risicosystemen
gemeten, waarmee doorlopende monitoring plaatsvindt
op de tracking error-limieten.
In grafiek 4 staat de geschatte (ex-ante) tracking
error samen met de gerealiseerde (ex-post, 3 jaren
voortschrijdende horizon) tracking error en de tracking
error limiet. Het actieve risico van de totale portefeuille
is gedurende het jaar 2011 binnen de gestelde limiet
gebleven. Aangezien de mate van actief risico (S10)
als beperkt kan worden gekenmerkt, wordt hier in
de standaardtoets geen rekening mee gehouden.
De solvabiliteitsopslag uit hoofde van actief risico is
daarmee nihil.
Grafiek 4: Tracking error beleggingen
2007 2008 2009 2010 2011
0%
0,5%
1,0%
1,5%
2,0%
2,5%
TE ex post TE limietTE ex ante
Liquiditeitsrisico’s
Het liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over
onvoldoende liquide middelen beschikt om de lopende
betalingen, waaronder de terugbetaling van ontvangen
zekerheden en pensioenuitkeringen, te kunnen
verrichten. Onder normale omstandigheden is het
risico van een liquiditeitstekort afwezig. De som van
premies, directe beleggingsopbrengsten, aflossingen
van beleggingen inclusief verkopen gaan immers
de som van pensioenuitkeringen en kosten ver te
boven. Bovendien wordt voor een groot deel in liquide
vermogenstitels belegd. Wel brengt het beleggen in
illiquide beleggingscategorieën het risico met zich
mee dat het fonds bij het periodiek herwegen van
de beleggingsportefeuille minder flexibel is. Als een
fonds gedwongen is om illiquide beleggingen op
korte termijn te verkopen, kan dit veelal slechts tegen
een ongunstige prijs. Om een dergelijke situatie te
voorkomen, is in het geformuleerde herwegingsbeleid
van de portefeuille rekening gehouden met het gebrek
aan flexibiliteit van de illiquide beleggingscategorieën.
Dat neemt niet weg dat, in het geval van derivaten,
op onverwachte momenten sprake kan zijn van
contractuele verplichtingen tot bijstorting (margin
calls). Het liquiditeitsmanagement wordt gemonitoord
door het liquiditeitscomité. Gedurende 2011 was de
beschikbare liquiditeit steeds hoger dan de benodigde
liquiditeit.
115 Jaarverslag ABP 2011
Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan
de waarde mede afhankelijk is van een of meer
onderliggende financiële instrumenten. Derivaten
kunnen zowel op de beurs als rechtstreeks tussen twee
financiële partijen worden verhandeld. In het laatste
geval spreekt men van ‘over-the-counter’- (OTC-)
derivaten. ABP gebruikt beide.
Vanuit risicomanagement vloeit het grootste deel van
het derivatengebruik voort uit het valutabeleid en de
strategische afdekking van het renterisico. Daarnaast
worden derivaten gebruikt om op een effectieve
manier posities in de gewenste activa te creëren of om
kenmerken van een bepaalde beleggingsportefeuille te
wijzigen.
Tabel 5 geeft de verdeling van de enkelvoudige balans
van het pensioenfonds weer voor en na toerekening
van de actuele waarde van de derivaten en hun
exposure.
In tabel 5 wordt eerst de actuele waarde van de
derivaten (swaps, futures, opties en valutatermijn-
contracten) toegerekend aan de beleggings categorieën
en vervolgens het effect van de derivaten betrekking
hebbend op asset(bij)sturing vanuit overlay. Dit effect is
in mindering gebracht op de overige beleggingen.
Voor beursgenoteerde derivatenposities moet veelal
onderpand bij een tegenpartij worden aangehouden.
Dit dient als een soort buffer voor de fluctuaties
in waarde en koers van een derivatenpositie. Het
onderpand is een hoeveelheid cash (of geschikte
effecten) die, als de waarde van derivaten fluctueert,
garant staat voor eventuele verplichtingen. Bijstorting
of terugstorting van onderpand, afhankelijk van de
verandering in de positie, vindt in beginsel op dagbasis
plaats.
Nagenoeg alle OTC-derivatenposities worden
aangegaan via het treasury center. Op transacties met
het treasury center is marktconforme documentatie
van toepassing inclusief een best practice arrangement
voor uitwisseling van onderpand. In de reguliere situatie
wordt hiervoor geen onderpand uitgewisseld. Voor het
niet uitwisselen van onderpand wordt een vergoeding
Tabel 5: Overzicht balans voor en
na toerekening actuele waarde
derivaten, in miljoenen euro’s
Bal
ans
teg
en
actu
ele
waa
rde
Toer
eken
ing
act
uele
waa
rde
alle
der
ivat
en
Bal
ans
na t
oer
eken
ing
actu
ele
waa
rde
alle
der
ivat
en
Effe
ct a
sset
stur
ing
in o
verla
y
Balans
na effect asset sturing
vanuit overlay
31-12-2011 31-12-2010
Vastgoedbeleggingen 28.773 16 28.789 - 28.789 25.396
Aandelen 92.420 - 207 92.213 - 92.213 95.791
Vastrentende waarden 102.196 6.235 108.431 1.903 110.334 106.514
Derivaten: positieve posities 15.076 - 15.076 - - - -
Overige beleggingen 27.218 - 3.826 23.392 - 1.903 21.489 22.263
Overige activa 2.235 - 2.235 - 2.235 2.166
Totaal activa 267.918 - 12.858 255.060 - 255.060 252.130
Eigen vermogen - 16.389 - - 16.389 - - 16.389 12.413
Pensioenverplichtingen 262.647 - 262.647 - 262.647 224.897
Passiva beleggingen gerelateerd 21.373 - 12.858 8.515 - 8.515 14.533
incl. derivaten en shortposities 12.922 - 12.858 64 - 64 63
Overige passiva 287 - 287 - 287 287
Totaal passiva 267.918 -12.858 255.060 - 255.060 252.130
116 Jaarverslag ABP 2011
betaald van vier basispunten over de aangegane
positie verminderd met eventueel wel opgevraagde
zekerheden. Echter, beide partijen hebben het recht om
indien en zodra het uitvoeringsbedrijf dat nodig acht
onderpand op te vragen. De wederpartij is in dat geval
juridisch verplicht het onderpand te leveren.
In tabel 6 is een specificatie gegeven van de
verschillende soorten derivaten.
Ter toelichting: de onderliggende waarden voor de
futures zijn gebaseerd op de netto exposure (saldo van
de long en short exposure). De onderliggende waarden
van de overige derivaten zijn op de boekwaarde of
startwaarde van het betreffende derivaat gebaseerd
waarbij alle posities zijn opgeteld (optelling van de
long en short exposures of gross exposure). De twee
grootste posten zijn de derivaten die voor het mitigeren
van het valutarisico (forwards) en het renterisico
(interest rate swaps) worden ingezet.
Shortposities
Shortposities zijn posities waarbij een verplichting
is aangegaan om in de toekomst stukken te leveren
zonder de stukken te bezitten op het moment
van aangaan van de verplichting, waarbij het
tegenpartijrisico wordt gemitigeerd met behulp van
onderpand.
De samenstelling van de shortposities is als volgt:
Tabel 7: Specificatie shortposities
naar soort in miljoenen euro’s Schuld
Shortposities Aandelen - 189
Shortposities Obligaties - 2.841
Shortposities Overige beleggingen - 1.511
Totaal shortposities eind 2011 - 4.541
Totaal eind 2010 - 3.525
Tabel 6: Specificatie derivaten naar soort
in miljoenen euro’s
Onderliggende
waarde
Actuele
waardeVordering Schuld
Valuta derivaten
Forwards 99.524 - 2.790 229 - 3.019
Cross Currency Swap 678 - 1 6 - 7
Futures valuta 90 3 3 -
Interest derivaten
Interest Rate Swap 115.938 8.591 12.790 -4.199
Inflation Linked Swap 10.841 - 95 68 - 163
Futures vastrentende waarden 9.187 93 155 - 62
Overige derivaten
Futures zakelijke waarden 311 14 32 - 18
Futures commodities 8.978 - 57 427 - 484
Credit Default Swaps 22.566 861 1.247 - 386
Contract for Difference 138 - 2 1 - 3
Equity Swap 16 1 2 - 1
Other Swaps 494 35 42 - 7
Opties Purchased - 71 71 -
Opties Sold - - 29 3 -32
Totaal derivaten eind 2011 6.695 15.076 - 8.381
Totaal eind 2010 1.731 6.731 - 5.000
117 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de enkelvoudige balans (in € mln)
Algemeen
De voor de bepaling van de dekkingsgraad benodigde grootheid beschikbaar
vermogen kan uit de enkelvoudige balans worden afgeleid door de post
totaal activa te verminderen met de posten passiva beleggingen gerelateerd,
overige passiva en de bestemmingsreserves. Het beschikbaar vermogen
ultimo 2011 ad € 246.109 miljoen (2010: € 237.182 miljoen), zoals vermeld in
de meerjarencijfers is derhalve als volgt te bepalen
31-12-2011 31-12-2010
Totaal activa 267.918 260.592
-Passiva beleggingen gerelateerd - 21.373 - 22.995
-Overige passiva - 287 - 287
-Bestemmingsreserves - 149 - 128
Beschikbaar vermogen 246.109 237.182
In het handboek waarderingen is vastgelegd op welke wijze actief- en
passiefposten worden gewaardeerd. In 2011 heeft een update van dit
handboek plaatsgevonden. Aan de wijzigingen wordt door het uitvoerings-
bedrijf gevolg gegeven door het ten uitvoer brengen van het daartoe
opgesteld implementatieplan.
Beleggingen (1) 265.683 258.426
Beleggingen betreffen vastgoedbeleggingen, aandelen, vastrentende
waarden, derivaten en overige beleggingen, inclusief bijbehorende
vorderingen, liquide middelen en schulden. Deze kunnen rechtstreeks worden
aangehouden dan wel via participaties in door het uitvoeringsbedrijf beheerde
fondsen voor gemene rekening (FGR’s).
Om tot een betekenisvolle presentatie van de waarden van de participaties
in de FGR’s te komen zijn deze waar mogelijk en voor zover dit leidt tot
een verscherping van het beeld gerubriceerd naar de achterliggende
beleggingscategorieën. De in de waarde van deze participaties begrepen
positieve en negatieve derivaten- en kortgeldposities o/g worden evenals bij
alle beleggingen, in lijn met de richtlijn pensioenfondsen (RJ 610), separaat in
de balans verantwoord.
Bij de specificatie van beleggingen wordt uitgegaan van de onderliggende
titels, ook indien deze zijn ondergebracht in door het uitvoeringsbedrijf
beheerde fondsen voor gemene rekening.
Beleggingen worden met actuele waarde als grondslag gewaardeerd.
Al naar gelang de aanwezigheid van objectieve informatie worden hiervoor
verschillende methodieken gehanteerd. Het betreft mark-to-market, broker
quotes, externe schattingen, mark-to-model en best estimates. Er wordt
volgens een getrapte benadering te werk gegaan: pas als een hoger gelegen
methodiek niet toepasbaar blijkt, wordt naar de eerstvolgende methodiek
overgegaan. De methodieken zijn in het hoofdstuk grondslagen voor de
waardering van activa en passiva toegelicht.
118 Jaarverslag ABP 2011
De opbouw per beleggingscategorie kan als volgt worden weergegeven (in %)
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
PB
G*
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Totaal
31-12-2011
Totaal
31-12-2010
Mark-to-market 50 82 90 9 74 48 74 76
Broker quotes - - - - - 44 5 2
Externe schattingen 50 18 2 6 6 7 14 17
Mark-to-model - - 8 85 20 1 7 5
Best estimates - - - - - - - -
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100
* Passiva beleggingen gerelateerd
De rubricering in bovenstaande tabel is gebaseerd op de bij de grondslagen
voor de waardering van de beleggingen genoemde methodieken. Het feit
dat er vijfentachtig procent van de derivaten is gecategoriseerd als mark-to-
model vloeit voort uit het feit dat er geen beursnoteringen voorhanden zijn.
Dit is bij ‘over the counter derivaten’ bijvoorbeeld het geval, ook al kunnen
deze op objectieve wijze worden gewaardeerd.
Bij het toerekenen van de beleggingen naar de bijbehorende methodiek zijn
de volgende veronderstellingen toegepast:
a. Het bij een beleggingscategorie behorende netto vlottend actief (onder
aftrek van de kortlopende schulden), waaronder deposito’s en repo’s, is als
mark-to-market opgenomen, omdat de daarin begrepen posten een zeer
kortlopend karakter hebben en omdat de marktwaarde nagenoeg gelijk is
aan de nominale waarde.
b. Private equity beleggingen alsmede de beleggingen in hedgefondsen
zijn aan de categorie externe schattingen toegerekend, ongeacht het feit
dat de onderliggende investeringen deels liquide zijn. Dit geldt ook voor
beleggingen in beleggingsfondsen waarbij voor de waardering de opgave
van de externe manager wordt gebruikt. Deze beleggingen worden aan de
categorie ‘externe schattingen’ toegewezen omdat de waardering door
externe partijen wordt aangeleverd.
c. Swaps worden als ‘mark-to-market’ opgenomen wanneer een prijs wordt
geleverd door een onafhankelijke prijsleverancier. Wanneer geen dagelijkse
prijs wordt geleverd en de waardering plaatsvindt op basis van een model
vindt toewijzing naar ‘mark-to-model’ plaats.
d. Forwards inzake valuta’s zijn als ’mark-to-market’ opgenomen omdat
hiervoor dagelijks een prijs wordt aangeleverd door een onafhankelijke
prijsleverancier.
e. Mortgage backed securities en asset backed securities worden als
‘broker quotes’ of ‘externe schattingen’ opgenomen indien geen prijs
wordt geleverd door een onafhankelijke prijsleverancier. Als de waardering
plaats vindt op basis van minder dan drie broker quotes wordt de
belegging toegewezen naar de methodiek externe schattingen. De
hypotheekportefeuilles zijn opgenomen als ‘mark-to-model’.
119 Jaarverslag ABP 2011
De waardering van de beleggingsportefeuille is derhalve voor het grootste
gedeelte op onafhankelijke dataleveranciers gebaseerd. Slechts een klein
gedeelte van de portefeuille wordt volgens eigen modellen gewaardeerd.
Het verloop van de beleggingen is als volgt (in € mln):
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
Ove
rige
Totaal
2011
Totaal
2010
Beginstand 25.421 95.464 101.173 6.731 29.637 258.426 247.996
Verstrekkingen/aankopen 9.358 13.795 13.907 - 2.306 39.366 43.006
Aflossingen/verkopen - 6.655 - 12.129 -15.618 - - 1.545 - 35.947 - 57.998
Waardeontwikkeling* 538 - 3.809 2.032 - 789 - 450 29.229
Overige mutaties 111 - 901 702 8.345 - 3.969 4.288 - 3.807
Eindstand 28.773 92.420 102.196 15.076 27.218 265.683 258.426
* Inclusief waarde ontwikkelingen tot het moment van verkoop
Van de eindstand is:
-beursgenoteerd 161.716 157.678
-niet beursgenoteerd 103.967 100.748
In de eindstand zijn begrepen:
-vorderingen en overlopende activa 164 136
-kortgeldposities u/g (inclusief kortgeldposities in FGR’s) 11.379 15.853
-banktegoeden in rekening courant 5.084 5.354
-schulden en overlopende passiva (inclusief debetstanden banksaldi) - 5.514 - 5.363
11.113 15.980In de post overige mutaties zijn begrepen de mutaties in de bij de
beleggingen horende vorderingen, liquide middelen, schulden en, de mutaties
in de derivaten, In de eindstand verwerkte kortgeldposities u/g zijn inclusief
de kortgeldposities in FGR’s.
In de post banktegoeden in rekening courant zijn bedragen begrepen die op
dagbasis in geldmarktfondsen worden weggezet. Van de banktegoeden staat
een bedrag van € 1,6 miljoen (2010: € 1 miljoen) niet ter vrije beschikking.
Dit betreft saldi op margin accounts die in verband met futureposities worden
aangehouden.
Bij ABN-AMRO is een kredietovereenkomst aangegaan van in totaal
€ 0,8 miljard (2010: € 1,3 miljard), waarvoor als zekerheid een pandrecht
is afgegeven. Verder is bij de ABN-AMRO een intraday-faciliteit van
€ 1,2 miljard (2010: € 4,5 miljard), en bij ING een intraday-kredietfaciliteit
van € 0,2 miljard (2010: € 0,2 miljard) aangegaan. Ultimo 2011 is op deze
faciliteiten geen beroep gedaan.
De in de beleggingen opgenomen schulden betreffen met name banksaldi
met een debetsaldo van € 5,5 miljard (2010: € 5,3 miljard).
120 Jaarverslag ABP 2011
In onderstaande tabel is een specificatie gegeven van de beleggingen naar
categorie en regio (in € mln):
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Totaal
31-12-2011
Totaal
31-12-2010
Beleggingen naar categorie
Basismaterialen - 6.838 765 4 1.003 8.610 10.200
Hypotheken c.a. - 5 29.262 - 3.320 32.587 35.511
Vastgoed 28.266 1.723 1.138 - 45 31.172 28.806
Nutsbedrijven - 2.908 2.079 - 34 5.021 4.589
Telecommunicatie - 4.219 2.726 - 323 7.268 7.845
Gezondheidszorg 13 7.667 363 - 107 8.150 6.728
Luxe goederen 10 7.228 897 - 442 8.577 8.154
Energie - 9.536 1.205 396 462 11.599 10.357
Industriële bedrijven - 14.066 1.674 - 179 15.919 15.813
Financiële instellingen 476 19.823 11.130 14.649 19.003 65.081 64.568
Dagelijkse goederen - 9.843 1.351 24 1.406 12.624 11.780
Informatietechnologie - 8.408 310 - 44 8.762 8.821
Overheid 8 156 49.296 3 850 50.313 45.254
Totaal 28.773 92.420 102.196 15.076 27.218 265.683 258.426
Beleggingen naar regio
Nederland 4.840 2.325 18.092 13.569 8.303 47.129 45.454
EMU overig 3.278 14.929 50.016 141 1.172 69.536 63.847
Overig Europa 4.765 17.998 6.133 13 795 29.704 28.795
Noord-Amerika 11.775 38.604 26.145 1.341 15.953 93.818 92.852
Azië/Pacific 4.115 14.930 966 12 574 20.597 17.610
Overig - 3.634 844 - 421 4.899 9.868
Totaal 28.773 92.420 102.196 15.076 27.218 265.683 258.426
Vastgoedbeleggingen 28.773 25.421
De vastgoedbeleggingen hebben voor een bedrag van € 8,9 miljard
betrekking op op eigen naam verrichte beleggingen (2010: € 9,5 miljard)
en voor een bedrag van € 19,9 miljard op beleggingen via door
het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene rekening
(2010: € 15,9 miljard) en een gedeelte hiervan heeft betrekking op
kapitaalbelangen voor € 1,9 miljard (2010: € 2,3 miljard).
121 Jaarverslag ABP 2011
De beleggingen in vastgoed omvatten beleggingen in: 31-12-2011 31-12-2010
Woningen 4.362 4.067
Kantoren 5.256 5.095
Winkels 9.001 8.098
Industrieel 1.877 1.410
Hotels 717 873
Infrastructuur 4.995 3.209
Overig 2.565 2.669
Totaal 28.773 25.421
In de post overig is begrepen de overige activa en passiva inzake
beleggingen ad € 0,5 miljard (2010: € 30 miljoen).
De valutaverdeling van de vastgoedbeleggingen is als volgt:
Euro 10.606 9.849
Amerikaanse dollar 11.470 10.174
Britse pond 1.839 1.398
Australische dollar 1.891 1.398
Zwitserse frank 171 132
Hong Kong dollar 911 965
Canadese dollar 226 24
Yen 484 539
Overige 1.175 942
Totaal vastgoedbeleggingen 28.773 25.421
Aandelen 92.420 95.464
De beleggingen in aandelen hebben voor een bedrag van € 12,1 miljard
(2010: € 19,5 miljard) betrekking op op eigen naam verrichte beleggingen en
voor een bedrag van € 80,3 miljard (2010: € 76,0 miljard) op beleggingen via
door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene rekening.
De beleggingen in aandelen betreffen:
Ontwikkelde markten 62.536 61.178
Opkomende markten 15.702 16.593
Private equity 13.573 12.683
Converteerbare obligaties 13 4.420
Overige activa en passiva 596 590
Totaal 92.420 95.464
Private equity betreft met name aandelen in niet beursgenoteerde onder-
nemingen, onder meer in de venture capital-sector. De belegging in private
equity betreft voor € 12,0 miljard indirect investments (2010: € 12,5 miljard)
en voor € 1,6 miljard direct investments (2010: € 0,1 miljard).
De shortpositie van de op eigen naam verrichte beleggingen ad € 0,2 miljard
(2010: € 0,4 miljard) vloeit voort uit de beleggingsstrategie en is verantwoord
onder de balanspost passiva beleggingen gerelateerd.
122 Jaarverslag ABP 2011
In onderstaande tabel worden de aandelen gespecificeerd naar valuta: 31-12-2011 31-12-2010
Euro 17.364 20.613
Amerikaanse dollar 38.720 40.648
Britse pond 9.982 8.788
Australische dollar 2.642 3.036
Zwitserse frank 3.684 3.408
Hong Kong dollar 3.166 2.941
Canadese dollar 2.383 2.361
Yen 2.948 2.287
Overige 11.531 11.382
Totaal aandelen 92.420 95.464
Vastrentende waarden 102.196 101.173
De beleggingen in vastrentende waarden hebben voor een bedrag van
€ 11,5 miljard (2010: € 17,9 miljard) betrekking op op eigen naam verrichte
beleggingen en voor een bedrag van € 90,7 miljard (2010: € 83,3 miljard) op
beleggingen via door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene
rekening.
De beleggingen in vastrentende waarden betreffen:
Obligaties 56.489 51.317
High yield credits 3.322 6.925
Indexobligaties 17.054 16.374
Onderhandse leningen 2.138 1.524
Hypothecaire leningen 21.069 24.577
Overige activa en passiva 2.124 456
Totaal 102.196 101.173
De shortpositie van de op eigen naam verrichte beleggingen ad € 2,8 miljard
(2010: € 2,1 miljard) vloeit voort uit de beleggingsstrategie en is verantwoord
onder de balanspost passiva beleggingen gerelateerd.
De opbouw van de post vastrentende waarden naar couponrente is als volgt:
< 2% 17.259 15.153
2%-3% 14.309 13.670
3%-4% 18.368 14.561
4%-5% 24.177 25.893
> 5% 28.083 31.896
102.196 101.173
123 Jaarverslag ABP 2011
Op basis van de contractuele aflossingsdata is de resterende looptijd als volgt: 31-12-2011 31-12-2010
Korter dan één jaar 4.732 5.579
Vanaf één jaar tot vijf jaar 30.484 26.872
Langer dan vijf jaar 66.980 68.722
102.196 101.173De kredietwaardigheid van beleggingen in vastrentende waarden wordt
veelal uitgedrukt in een credit rating. Uit onderstaand overzicht blijkt dat ruim
84 procent (2010: 82 procent) van de beleggingen in vastrentende waarden
een rating heeft van A of hoger. De rating van de beleggingen in vastrentende
waarden is als volgt:
AAA AA A BBB ≤ BB Totaal
2011 55% 16% 13% 10% 6% 100%
2010 57% 17% 8% 11% 7% 100%
Voor beide jaren is de rating van de vastrentende waarden exclusief credit
default swaps en exclusief herbelegd cash collateral.
Voor het bieden van inzicht in de kasstromen van de vastrentende waarden
wordt veelal de duration gebruikt. De duration is een gemiddelde, gewogen
looptijd van alle cash flows (rente en aflossingen) van de renteproducten.
De duration van de vastrentende waarden bedraagt circa 5 jaar (2010: idem).
ABP heeft in voorgaande jaren een deel van de portefeuille beschikbaar
gesteld voor het in bruikleen geven van effecten (securities lending).
Het securities lending programma is in 2011 afgebouwd.
De valutaverdeling van de beleggingen in vastrentende waarden is:
Euro 74.207 72.238
Amerikaanse dollar 26.616 27.674
Britse pond 223 211
Australische dollar 7 1
Zwitserse frank 8 9
Hong Kong dollar - -
Canadese dollar 4 3
Yen 2 - 4
Overige 1.129 1.041
Totaal vastrentende waarden 102.196 101.173
124 Jaarverslag ABP 2011
31-12-2011 31-12-2010
Derivaten 15.076 6.731
Negatieve derivatenposities dienen overeenkomstig de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving op de passiefzijde te worden gepresenteerd.
De samenstelling van de derivaten met een positieve actuele waarde is als volgt:
Valuta derivaten
Valutatermijncontracten 232 1.152
Cross currency swaps 6 6
Interest derivaten
Renteswaps 12.790 3.491
Inflation linked swaps 68 35
Futures vastrentende waarden 155 58
Overige derivaten
Credit default swaps 1.248 620
Opties 74 186
Overige swaps 44 265
Futures zakelijke waarden 459 918
Totaal 15.076 6.731
De actuele waarde van de post derivaten is onder meer sterk afhankelijk van
de stand van de (valuta)koersen en de rentes per ultimo jaar ten opzichte
van de (valuta)koersen en rentes op het moment van afsluiten van de
derivatenposities
De stijging van de vorderingen en schulden inzake renteswaps bestaat
uit twee componenten, te weten de daling van de lange rente en met het
treasury center aangegane nieuwe contracten.
De valutaverdeling van de derivaten met een positieve actuele waarde is als
volgt:
Euro 6.587 34.131
Amerikaanse dollar 4.479 - 31.800
Britse pond 691 - 3.609
Australische dollar 348 891
Zwitserse frank 50 248
Hong Kong dollar 65 - 551
Canadese dollar - 99 - 4
Yen 1.069 1.489
Overige 1.886 5.936
Totaal derivaten met een positieve waarde 15.076 6.731
125 Jaarverslag ABP 2011
31-12-2011 31-12-2010
Overige beleggingen 27.218 29.637
De overige beleggingen hebben voor een bedrag van € 2,2 miljard
(2010: € 7,7 miljard) betrekking op op eigen naam verrichte beleggingen en
voor een bedrag van € 25,0 miljard (2010: € 21,9 miljard) op beleggingen via
door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene rekening.
Overige beleggingen betreffen met name beleggingen in hedgefonds-
strategieën ad € 16,7 miljard (2010: € 16,6 miljard). Verder zijn onder
deze post opgenomen beleggingen in commodities ad € 1,4 miljard
(2010: € 7,8 miljard), muziekrechten ad € 0,5 miljard (2010: € 0,5 miljard)
en beleggings fondsen ad € 0,7 miljard (2010: € 0,7 miljard). De in overige
beleggingen begrepen overige activa en passiva inzake beleggingen bedraagt
€ 7,9 miljard (2010: € 4,1 miljard).
De shortpositie van de op eigen naam verrichte beleggingen ad € 1,5 miljard
(2010: € 1,0 miljard) vloeit voort uit de beleggingsstrategie en is verantwoord
onder de balanspost passiva beleggingen gerelateerd.
De valutaverdeling van de overige beleggingen is als volgt weer te geven:
Euro 1.488 7.196
Amerikaanse dollar 24.414 21.089
Britse pond 336 485
Australische dollar 417 459
Zwitserse frank 99 133
Hong Kong dollar 42 18
Canadese dollar 288 79
Yen 32 77
Overige 102 101
Totaal overige beleggingen 27.218 29.637
Overige activa (2) 2.235 2.166
De post overige activa bestaat uit de volgende posten:
-deelnemingen 720 799
-materiële vaste activa 95 99
-vorderingen en overlopende activa 1.173 1.111
-liquide middelen 247 157
2.235 2.166
126 Jaarverslag ABP 2011
Het verloop van de post deelnemingen is als volgt: 31-12-2011 31-12-2010
Beginstand 799 724
Aankopen 5 4
Waardeontwikkeling - 84 136
Overige mutaties - - 65
Eindstand 720 799
De materiële vaste activa bestaan uit:
-bedrijfsgebouwen 89 91
-overig 6 8
95 99
De geschatte economische levensduur van de bedrijfsgebouwen bedraagt
30 jaar en voor installaties 15 jaar. De post overige betreft inventarissen en
inrichtingen met een geschatte economische levensduur van 15 jaar.
De vorderingen en overlopende activa bestaan uit:
-vorderingen op werkgevers 692 623
-vorderingen inzake waardeovernames 173 151
-vorderingen op deelnemers 5 6
-overige vorderingen 303 331
1.173 1.111
PassivaEigen vermogen (3) - 16.389 12.413
Het verloop van het eigen vermogen is als volgt:
Bestemmingsreserves
Sta
bili
satie
kost
en-
dek
kend
e
pre
mie
Eg
alis
atie
finan
cier
ing
ove
rgan
gsr
egel
inko
op
OP
/NP
Algemene
reserve
Totaal
2011Totaal
2010
Beginstand 103 25 12.285 12.413 7.031
Toevoeging uit resultaat - 21 - 28.802 - 28.781 5.382
Onttrekking - - - 21 - 21 -
Eindstand 103 46 - 16.538 - 16.389 12.413
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve en bestemmings-
reserves. De algemene reserve is naast financieringsbron voor eventuele
tegenvallers ook bron voor toekomstige indexaties. De wet schrijft voor dat
een pensioenfonds een algemene reserve aanhoudt die hoger ligt dan het
minimaal vereist eigen vermogen. Voor ABP geldt als norm een minimaal
vereist vermogen ter grootte van 4,3 procent (2010: 4,3 procent) van de
voorziening pensioenverplichtingen. Dit is als een beklemde reserve te zien.
De dekkingsgraad bedraagt 93,7 procent (2010: 105,5 procent).
127 Jaarverslag ABP 2011
Daarnaast moeten pensioenfondsen op grond van het FTK een vereist eigen
vermogen aanhouden, gebaseerd op de door het fonds gelopen risico’s.
Per eind 2011 bedraagt het vereist eigen vermogen € 62,9 miljard (2010:
€ 57,7 miljard) dat wil zeggen 23,9 procent (2010: 25,7 procent) van de
voorziening pensioenverplichtingen (zie tabel 2 van de risicoparagraaf voor een
nadere specificatie). Als de algemene reserve beneden dit niveau daalt, moet
binnen een termijn van 15 jaar aanvulling plaatsvinden. Het herstelplan houdt
ook daar rekening mee. Deze termijn is reeds ingegaan en loopt tot eind 2023.
Ultimo 2011 is er zowel sprake van een reserve- als een dekkingstekort.
Om ultimo 2013 het minimaal vereiste eigen vermogen te kunnen bereiken is
versnelling van het herstel noodzakelijk. Om deze reden is de herstelopslag op
de premie vanaf volgend boekjaar verhoogd naar drie procentpunt. Daarnaast
is besloten tot aankondiging van een verlaging van pensioenaanspraken
en –uitkeringen met 0,5 procent. Of het besluit tot verlaging per 1april 2013
daadwerkelijk moet worden uitgevoerd, wordt bepaald op basis van de stand
van de dekkingsgraad op 31 december 2012.
In het hoofdstuk financieel beleid van het bestuursverslag wordt nader op
het verloop van het herstel ingegaan, afgezet tegen de berekeningen in het
herstelplan.
Er zijn twee bestemmingsreserves gevormd. Een ter stabilisatie van de
kostendekkende premie voor de jaren 2010 tot en met 2012 ad € 103
miljoen (ultimo 2010: € 103 miljoen) en een ter egalisatie van de financiering
van de overgangsregeling inkoop OP/NP ad € 46 miljoen (ultimo 2010:
€ 25 miljoen). Deze bestemmingsreserves tellen niet mee bij het bepalen van de
dekkingsgraad.
De bestemmingsreserve voor de stabilisatie van de kostendekkende
premie wordt in 2012 deels aangewend. De bestemmingsreserve voor
de overgangsregeling voorwaardelijke inkoop OP/NP kan aangewend
worden, afhankelijk van het pensioneringsgedrag van deelnemers in deze
overgangsregeling. Dit is in 2011 niet gebeurd.
31-12-2011 31-12-2010
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) (4) 262.647 224.897
-voorziening voor risico van het pensioenfonds 262.604 224.857
-voorziening voor risico deelnemers 43 40
Totaal 262.647 224.897
Met uitzondering van het behaalde rendement over de inleg in AEP zijn de
regelingen voor rekening en risico van het pensioenfonds.
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is berekend op basis van de
door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur, die ultimo 2011
is gebaseerd op een gemiddelde van drie maanden. Deze is vergelijkbaar
met een afgeleide marktconforme rekenrente van 2,74 procent (2010: 3,46
procent).
128 Jaarverslag ABP 2011
De actuariële grondslagen zijn ten opzichte van boekjaar 2010 ongewijzigd
gebleven. De jaarlijkse actualisering van de specifieke actuariële
grondslagen voor de VPV overgangsrecht privatisering ABP (OPA) heeft
wel plaatsgevonden. Hierbij zijn de veronderstellingen ten aanzien van
toekomstige uitkeringen gebaseerd op waarnemingen over 2011.
De aankondiging van het voorgenomen besluit tot verlaging van de
pensioenaanspraken en –uitkeringen heeft eerst bij effectuering van dit
besluit een neerwaarts effect op de voorziening pensioenverplichtingen.
Effectuering van dit besluit wordt bepaald op basis van de stand van de
dekkingsgraad op 31 december 2012.
31-12-2011 31-12-2010
De samenstelling van de VPV naar onderliggende regelingen,
gespecificeerd naar de oorzaken van het verloop, is als volgt:
OP/NP AOP FP AEP
Totaal
2011
Totaal
2010
Beginstand 221.975 1.705 995 222 224.897 201.033
Bij-mutaties
-pensioenopbouw of premie-inleg 7.012 68 - 74 7.154 6.394
-indexering - - - - - -
-rentetoevoeging 2.886 21 11 8 2.926 2.648
-wijziging actuariële grondslagen 210 - - 210 2.526
-resultaat op kanssystemen 1.279 - 19 - 162 - 27 1.071 97
-wijziging uhv rentetermijnstructuur 33.794 85 44 - 33.923 19.387
-wijziging uhv overdracht van rechten 288 - - 1 - 287 533
45.469 155 - 108 55 45.571 31.585
Af-mutaties
-onttrekking voor uitkeringen 7.159 261 232 - 7.652 7.196
-onttrekking voor kosten 71 7 2 80 75
-overige mutaties 238 - 45 - 104 - 89 450
7.468 223 130 - 7.821 7.721
Eindstand 259.976 1.637 757 277 262.647 224.897
De eindstand van de voorziening pensioenverplichtingen betreft de volgende
categorieën van deelnemers:
-actieven 126.189 - 481 - 126.670 105.445
-slapers 16.522 - 8 - 16.530 13.621
-pensioengerechtigden 117.265 1.637 268 - 119.170 105.609
-overige - - - 277 277 222
Totaal 259.976 1.637 757 277 262.647 224.897
Het aandeel van de eindloonregeling van de beroepsmilitairen in de
pensioen verplichtingen OP/NP ad € 260,0 miljard bedraagt € 5,8 miljard
(2010: € 5,0 miljard).
129 Jaarverslag ABP 2011
Gezien de financiële positie per 1 november 2011 heeft het bestuur
de indexatie primo 2012 op nul procent vastgesteld, bij een contract-
loontwikkeling over de periode 1 november 2010 tot en met 31 oktober
2011 van 0,25 procent (peildatum 31 oktober 2011). Dit geldt zowel voor
ingegane en premievrije pensioenen als voor in opbouw zijnde pensioenen
van actieven.
De voorzieningen zijn inclusief de effecten van het overgangsrecht
privatisering ABP (OPA). Deze bepalingen maken deel uit van de in het kader
van de privatisering voor alle (toekomstige) pensioenrechten uitgevoerde
neutrale omrekeningsoperatie bij de overgang van ABP-wet naar ABP-
pensioenregeling.
Voor de toekennings- en excassokosten is een opslag op de voorziening
pensioenverplichtingen gehanteerd. De incassokosten worden gedekt uit
opslagen die in de premies zijn begrepen.
Onder arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) zijn zowel de
arbeidsongeschiktheidspensioenen vermeld die op de WAO zijn gebaseerd
als die gebaseerd op de WIA. Dit betreft dus alle invaliditeitspensioenen (IP),
herplaatsingstoelagen (HPT) en ABP arbeids ongeschiktheidspensioenen (AAOP).
Voor een op de mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen wordt
verwezen naar de toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten.
31-12-2011 31-12-2010
Passiva beleggingen gerelateerd (5) 21.373 22.995
De post passiva beleggingen gerelateerd betreft ontvangen zekerheden
voor in bruikleen gegeven effecten, derivaten met een negatieve waarde,
shortposities en kortgeld o/g.
Ontvangen zekerheden voor in bruikleen gegeven effecten
De in deze post begrepen terugbetalingsverplichting uit hoofde van
ontvangen zekerheden voor in bruikleen gegeven effecten is in 2011 in zijn
geheel terugbetaald (2010: € 3,7 miljard).
Derivaten
Negatieve derivatenposities dienen overeenkomstig de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving op de passiefzijde te worden gepresenteerd.
- 3.732
130 Jaarverslag ABP 2011
De negatieve derivatenposities zijn als volgt te specificeren: 31-12-2011 31-12-2010
Valuta derivaten
Valutatermijncontracten 3.019 2.024
Cross currency swaps 7 -
Interest derivaten
Renteswaps 4.199 1.207
Inflation linked swaps 163 459
Futures vastrentende waarden 62 138
Overige derivaten
Credit default swaps 389 605
Opties 32 155
Overige swaps 8 113
Futures zakelijke waarden 502 299
8.381 5.000
De actuele waarde van de post derivaten is onder meer sterk afhankelijk van
de stand van de (valuta)koersen en de rentes per ultimo jaar ten opzichte
van de (valuta)koersen en rentes op het moment van afsluiten van de
derivatenposities.
Voor een toelichting op de stijging van de renteswaps wordt verwezen naar
de toelichting op de derivaten met positieve waarde.
De actuele waarde van de post derivaten is onder meer sterk afhankelijk van
de stand van de (valuta)koersen en de rentes per ultimo jaar ten opzichte
van de (valuta)koersen en rentes op het moment van afsluiten van de
derivatenposities.
Voor een toelichting op de stijging van de renteswaps wordt verwezen naar
de toelichting op de derivaten met positieve waarde.
De valutaverdeling van de derivaten met een negatieve waarde is onderstaand
weergegeven:
Euro - 76.125 - 50.331
Amerikaanse dollar 69.117 42.153
Britse pond 10.383 5.646
Australische dollar 1.185 2.081
Zwitserse frank 56 1.124
Hong Kong dollar 158 - 932
Canadese dollar - 53 86
Yen 3.507 4.070
Overige 153 1.103
Totaal derivaten met een negatieve waarde 8.381 5.000
131 Jaarverslag ABP 2011
31-12-2011 31-12-2010
Shortposities 4.541 3.525
De valutaverdeling van de shortposities is onderstaand weergegeven:
Euro 418 498
Amerikaanse dollar 3.799 2.833
Britse pond 32 7
Australische dollar 77 86
Zwitserse frank 22 8
Hong Kong dollar 23 13
Canadese dollar 69 20
Yen 23 19
Overige 78 41
Totaal shortpositie 4.541 3.525
Kortgeld o/g 8.451 10.738
In het kortgeld o/g ad € 8,5 miljard is voor € 1,8 miljard (2010: € 10,7 miljard,
waarvan aan repo’s € 5,1 miljard) aan repo´s begrepen. Deze hebben
betrekking op obligaties en indexobligaties. Voor het aangaan van repo’s
wordt een vergoeding bedongen. Voor het risico van niet teruglevering
worden tijdelijk contanten verkregen, die onder strikte richtlijnen worden
belegd om additioneel rendement te genereren.
Overige passiva (6) 287 287
De post overige passiva bestaat uit niet aan
beleggingen toewijsbare overige passiva. Het betreft
schulden en overlopende passiva, te specificeren als
volgt:
-schulden inzake waardeoverdrachten - -
-schulden inzake pensioenen 249 234
-overige schulden 38 53
287 287
132 Jaarverslag ABP 2011
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
De niet uit de balans blijkende verplichtingen betreffen
commitments aangegaan vanuit de beleggingen, naar
kapitaalbelangen in beleggingsdochters en naar de
door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor
gemene rekening.
Verplichtingen uit hoofde van beleggingen
Voor vastgoedbeleggingen zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor € 3,9 miljard
(2010: € 4,0 miljard).
Bij aandelen zijn voor beleggingen in private equity
verplichtingen aangegaan om desgevraagd stortingen
te verrichten. Per balansdatum bedragen deze
€ 11,4 miljard (2010: € 10,9 miljard).
Voor vastrentende waarden zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor € 1,6 miljard.
Voor een gedeelte van de op de balans opgenomen
vastrentende waarden, ter waarde van € 0,2 miljard
(2010: € 0,3 miljard) berust alleen het economische
eigendom bij ABP. Dit betreffen door een pandrecht
zekergestelde hypotheken.
Voor overige beleggingen zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor een bedrag van
€ 2,7 miljard (2010: € 3,1 miljard).
Overige verplichtingen
Voor bedrijfsgebouwen in eigen gebruik zijn voor
€ 2,2 miljoen (2010: € 0,5 miljoen) verplichtingen
aangegaan.
Met het uitvoeringsbedrijf is een meerjarig contract
afgesloten voor de totale dienstverlening, bestaande
uit bestuursondersteuning, pensioenbeheer en –
communicatie en vermogensbeheer.
133 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten (in € mln)
Baten 2011 2010
Premiebijdragen (netto) (7) 8.153 7.812
De premiebijdragen van aangesloten werkgevers en werknemers
zijn onderstaand naar categorie gespecificeerd. Tevens zijn de
premiepercentages vermeld.
Premies naar categorie OP/NP AAOP AEP Totaal 2011 Totaal 2010
Werkgeversdeel 5.575 62 - 5.637 5.366
Werknemersdeel 2.562 20 - 2.582 2.490
Inleg deelnemers in AEP - - 74 74 58
Totaal (bruto) 8.137 82 74 8.293 7.914
Af: kostenopslag in de premie - 126 - 14 - - 140 - 102
Premiebijdragen (netto) 8.011 68 74 8.153 7.812
Premiepercentages (in %)* 21,7 / 22,1 0,3 -
* inclusief premiepercentage Anw-compensatie
Ultimo 2011 bedraagt het aantal aangesloten (sub)werkgevers
3.910 (2010: 3.926). Zij dragen de volledige premie af, inclusief het
werknemersdeel. Het totaal van de premiebijdragen van het pensioen fonds
betreft de in het verslagjaar feitelijk opgelegde premie plus het inmiddels
vastgestelde schattingsverschil voorgaand boekjaar.
De premie is gedefinieerd als de zogeheten gedempte kostendekkende
premie plus eventuele op- of afslagen, bijvoorbeeld uit hoofde van
een herstelplan of premiekortingen. Per 1 januari 2011 bedroeg de
kostendekkende premie OP/NP 20,4 procent, en de premie Anw-
compensatie 0,3 procent. Omdat daarnaast sprake is van een herstelopslag
van 1 procentpunt, bedroeg de feitelijke premie in totaal 21,7 procent.
Daarnaast zijn met ingang van 1 april 2011 de kostendekkende premies
bijgesteld vanwege actuelere sterftegrondslagen, namelijk gebaseerd
op sterftewaarnemingen 2007 tot en met 2009 en de sterftetrend CBS
2010. Vanaf 1 april 2011 bedragen de kostendekkende premies OP/NP
en Anw-compensatie 20,9 procent respectievelijk 0,2 procent, inclusief
herstelopslag van 1 procentpunt in totaal dus 22,1 procent.
Per 1 januari 2011 golden voor militairen afwijkende premies, te weten 22,1
procent voor OP/NP, 0,5 procent voor Anw-compensatie en dus in totaal
23,6 procent inclusief de herstelopslag van 1 procentpunt. AAOP is op
militairen niet van toepassing. Vanaf 1 april 2011 bedragen voor militairen
de kostendekkende premies OP/NP en Anw-compensatie 22,5 procent
respectievelijk 0,4 procent, inclusief de herstelopslag van 1 procentpunt in
totaal dus 23,9 procent.
134 Jaarverslag ABP 2011
De Pensioenwet schrijft voor dat de feitelijke,
de gedempte kostendekkende premie en de
ongedempte kostendekkende premie wordt
gekwantificeerd. De ongedempte kostendekkende
premie is gebaseerd op de nominale rente-
termijnstructuur primo verslagjaar ad 3,46 procent
gemiddeld (2010: 3,87 procent).
De samenstelling van voornoemde premies is als volgt. Feitelijk Gedempt Ongedempt
kostendekkend
a. deel voor onvoorwaardelijke verplichtingen 3.613 3.613 7.187
b. opslag voor uitvoeringskosten 139 139 139
c. solvabiliteitsopslag 907 907 1.804
d. deel voor voorwaardelijke verplichtingen 3.193 3.193 4
e. op- of afslagen op de gedempte kostendekkende premie 356 - -
Totaal premiebijdragen 8.208 7.852 9.134
De minimaal te ontvangen bijdrage voor het fonds is
voor 2011 gelijk aan de gedempte kostendekkende
premie, vermeerderd met de herstelopslag. De feitelijk
ontvangen premie is hieraan gelijk.
Het premiedeel voor de onvoorwaardelijke
verplichtingen is (a) bij zowel de feitelijke als de
gedempte kostendekkende premie gebaseerd op
het op lange termijn verwachte nominale beleggings-
rendement van 6,70 procent. Bij de ongedempte
kostendekkende premie is dit - zoals voorgeschreven
- op de nominale rentetermijnstructuur (gemiddelde
marktrente van 3,46 procent) primo 2011.
Het premiedeel ten behoeve van de uitvoerings-
kostendekking (b) betreft de premiebijdragen uit hoofde
van de opslag voor incassokosten. De kostendekking
voor excasso- en toekenningskosten is onder het
onvoorwaardelijke premiedeel (a) opgenomen.
Het premiedeel ten behoeve van de op te bouwen
solvabiliteitsbuffer (c) is gebaseerd op de vereiste
dekkingsgraad volgens de strategische beleggingsmix
primo 2011. De solvabiliteitsopslag 2011 bedraagt
aldus 25,1% van het onvoorwaardelijke premiedeel (a).
Het premiedeel voor de voorwaardelijke (indexatie-)
verplichtingen (d) is het verschil tussen een prudente
inschatting van het op lange termijn verwachte
reële beleggingsrendement van 3,25 procent en de
premiedelen (a) tot en met (c).
Het premiedeel vanuit op- of afslagen op de gedempte
kostendekkende premie (e) betreft de premiebijdragen
uit hoofde van de herstelopslag van 1 procentpunt
gedurende 2011.
Het premiedeel voor de voorwaardelijke verplichtingen
en het premiedeel voor de solvabiliteitsopslag zijn
beschikbaar voor de voorwaardelijke verplichtingen.
In deze integrale benadering is premiedeel (d)
de sluitpost. Afhankelijk van de hoogte van de
nominale marktrente neemt het premiedeel voor de
voorwaardelijke verplichtingen toe of af. Hoe lager de
nominale marktrente, hoe duurder de onvoorwaardelijke
verplichtingen en hoe minder beschikbaar is voor de
voorwaardelijke verplichtingen.
Uit de vergelijking van de premiedelen blijkt duidelijk
wat het effect van demping is en wat het effect van
het wel (bij de gedempte benadering) of niet (bij
de ongedempte benadering) rekening houden met
verwachte meeropbrengsten.
Zoals uit de tabel blijkt is de feitelijke premie in 2011
hoger dan de gedempte kostendekkende premie en
lager dan de ongedempte kostendekkende premie.
Het pensioenfonds heeft geen premiekorting in de
zin van de Pensioenwet verleend, omdat de feitelijke
premie van € 8.208 miljoen hoger is dan de gedempte
kostendekkende premie van € 7.852 miljoen.
135 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Beleggingsresultaten (netto) (8) 7.545 27.939
De beleggingsresultaten bestaan uit de resultaten
op de vastgoedbeleggingen, aandelen, vastrentende
waarden, derivaten en overige beleggingen.
Hieronder worden deze componenten toegelicht. Het resultaat op beleggingen
is als volgt:
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
-
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Direct resultaat 270 2.020 640 1.065 310 4.305 2.748
Indirecte resultaten 575 - 3.860 2.073 4.038 816 3.642 25.580
Kosten - 72 - 153 - 109 - - 68 - 402 - 389
Totaal 773 - 1.993 2.604 5.103 1.058 7.545 27.939
De directe resultaten betreffen nominale renteopbrengsten en dividenden.
Het pensioenfonds is vrijgesteld van dividendbelasting. De indirecte resultaten
betreffen de actuele waardeontwikkeling van de beleggingen, inclusief
valutakoersresultaten. De kosten betreffen de som van de gefactureerde kosten
van de beleggingen op eigen naam en de gefactureerde kosten welke worden
vergoed aan het uitvoeringsbedrijf voor het vermogensbeheer. Toerekening van
niet direct toewijsbare kosten is geschied naar rato van het belegde vermogen.
De daling van de beleggingsresultaten ten opzichte van voorgaand jaar
wordt voornamelijk veroorzaakt door het resultaat op aandelen dat in 2010
€ 17,0 miljard bedroeg. Vooral voor aandelen in ontwikkelde markten is 2011
een negatief jaar geweest. De Europese schuldencrisis is hier mede debet aan.
Voor aandelen in opkomende markten zijn de voornaamste drie oorzaken de
tegenvallende groei in de Verenigde Staten, de Europese schuldencrisis en de
hoge inflatie en renteniveaus in de opkomende markten.
Het resultaat op derivaten wordt onderstaand gespecificeerd naar soort
derivaten.
Rentederivaten 7.227 1.217
Valutaderivaten - 2.265 - 5.130
Overige derivaten 141 855
Totaal 5.103 - 3.058
136 Jaarverslag ABP 2011
Lasten 2011 2010
Uitkeringen (9) - 7.684 - 7.230
De post uitkeringen betreft de feitelijk uitgekeerde bedragen aan ouderdoms-
en nabestaanden pensioen (OP/NP), alsmede arbeidsongeschiktheids-
pensioenen (AOP zijnde AAOP, IP en HPT) en flexibel pensioen (FP).
De bedragen en aantallen zijn als volgt te specificeren.
Uitkeringen naar soort OP/NP AOP FP
Bedrag:
- 2011 - 7.182 - 261 - 241 - 7.684 -
- 2010 - 6.718 - 292 -220 - - 7.230
Aantal pensioengerechtigden ultimo:
- 2011 670.000 59.000 56.000
- 2010 636.000 63.000 68.000
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (10) - 37.750 - 23.864
Pensioenopbouw - 7.154 - 6.394
De post pensioenopbouw weerspiegelt het effect van 1 jaar diensttijdopbouw
en diensttijddoortelling bij arbeidsongeschiktheid en overlijden op de
nominale pensioenverplichtingen aan de actieven. Mede door de verandering
van de nominale rentetermijnstructuur (van 3,87 procent primo 2010 naar
3,46 procent primo 2011) is de gerealiseerde pensioenopbouw voorziening
pensioenverplichtingen in 2011 hoger dan in 2010.
Indexering - -
De waarde van de pensioenaanspraken van de deel gerechtigden neemt,
naast de pensioenopbouw, jaarlijks toe met de eventueel toegekende
indexatie. In 2011 is besloten om per 1 januari 2012 geen indexatie te
verlenen.
Rentetoevoeging - 2.926 - 2.648
Rentetoevoeging VPV tegen marktconforme rekenrente van 1,30 procent
nominaal (2010: 1,30 procent).
De waarde van de pensioenaanspraken van de deelgerechtigden neemt,
behalve met de pensioenopbouw, jaarlijks toe met rente. Voor het
pensioen fonds betekent dat hogere verplichtingen en dus een dotatie
aan de voorziening pensioen verplichtingen. Deze dotatie vormt een last.
Dergelijke lasten in de verplichtingensfeer moeten in beginsel uit behaalde
beleggingsresultaten in de vermogenssfeer worden gedekt. De oprenting in
het verslagjaar geschiedt tegen de 1 jaarsrente uit de rentetermijn structuur
ultimo voorgaand boekjaar.
137 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Onttrekking voor pensioenuitkeringen 7.652 7.196
Onttrekking voor uitvoeringskosten 80 75
Resultaat op kanssystemen - 1.071 - 97
6.661 7.174Toekomstige pensioenverplichtingen worden actuarieel, dus rekening
houdend met kanssystemen, berekend als de contante waarde van
de verwachte toekomstige uitkeringen en in de voorziening pensioen-
verplichtingen opgenomen. Jaarlijks valt het voor dat jaar actuarieel
verwachte bedrag uit de voorziening vrij, ter dekking van de feitelijk te
verrichten uitkeringen in dat jaar.
Het resultaat op kanssystemen ad - € 1.071 miljoen wordt grotendeels
gecompenseerd door de op de actiefzijde verantwoorde overdracht van niet-
verbruikte FPU-rechten vanuit het VUT-fonds ad € 728 miljoen. Verder zijn in
deze post onder andere begrepen een resultaat op risicogedekte aanspraken
van - € 151 miljoen en een resultaat op sterfte van - € 106 miljoen.
De uitvoeringskosten worden voor wat de incasso kosten betreft uit
een opslag in de pensioenpremie gedekt en voor wat de excasso- en
toekennings kosten betreft uit een vrijval uit de voorzieningen. Voor 2011
gelden de opslagen, zoals bepaald in het Grondslagen onderzoek 2005-2007.
Zo bedraagt de incasso-opslag OP/NP 0,35 procent van de premiegrondslag
OP/NP (2010: 0,25 procent) en de excasso-opslag OP/NP 0,80 procent plus
een toekennings kosten opslag van 0,15 procent van de voorziening (2010:
0,95 procent). Voor de arbeidsongeschiktheidspensioenen geldt een incasso-
opslag van 0,05 procent en een excasso-opslag van 2,55 procent.
Wijziging marktrente - 33.923 - 19.387
Begin 2011 correspondeert de rentetermijn structuur van DNB met
een gemiddelde nominale rente van 3,46 procent en eind 2011 met
een gemiddelde nominale rente van 2,74 procent. Deze wijziging van
rentetermijn structuur leidt op totaalniveau tot een stijging van de voorziening
pensioen verplichtingen. De rentetermijn structuur ultimo 2011 is, zoals
voorgeschreven, gebaseerd op een driemaands gemiddelde.
Wijziging actuariële grondslagen - 210 - 2.526
Deze post betreft in 2011 de actualisering van de actuariële grondslagen op
basis van waarnemingen 2010 naar 2011 ten behoeve van de voorziening
pensioenverplichtingen overgangsrecht privatisering ABP (OPA).
Onder 2010 is het effect van de aanpassing van de gestegen
levensverwachting verwerkt.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-waardeoverdrachten in de actuariële sfeer 189 123
-waardeovernames in de actuariële sfeer - 476 - 656
Totaal - 287 - 533
138 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 89 450
Dekking uit kostenopslag in de pensioenpremies (11) 140 102
Saldo overdrachten van rechten (12)
-waardeoverdrachten in de vermogenssfeer - 169 - 79
-waardeovernames in de vermogenssfeer 403 458
Totaal 234 379
Vanwege de lage dekkingsgraad hebben in de periode van september
tot en met december geen waardeoverdrachten en -overnames kunnen
plaatsvinden. In 2010 was dit in de periode juni tot en met december ook het
geval.
Uitvoeringskosten (netto) (13)
De uitvoeringskosten zijn als volgt:
Salarissen - 3 - 3
Sociale lasten - -
Pensioenlasten - -
Overige personeelskosten - 1 - 1
Afschrijvingen - 6 - 4
Overige bedrijfskosten - 511 - 495
Subtotaal - 521 - 503
Af: werkzaamheden voor derden 27 29
Subtotaal - 494 - 474
Af: toerekening aan beleggingsresultaten 320 304
Netto-uitvoeringskosten - 174 - 170
De post overige bedrijfskosten betreft kosten voor het
uitbesteed werk.
De omvang van het gemiddelde personeelsbestand bedroeg:
in fte’s 14 11
in personen 15 13
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd (14)
-rentelasten kortgeld o/g - 16 - 13
Overige baten en lasten (15) 750 427
Deze post betreft vooral een dekking voor de verhoogde uitkeringslasten
aan ouderdomspensioenen als gevolg van langer doorwerken na de
spilleeftijd (richtleeftijd) van 62 jaar. Deze dekking wordt door het VUT-fonds
gefinancierd.
139 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op het enkelvoudige kasstroomoverzicht (in € mln)
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
De kasstroom uit pensioenactiviteiten laat ten opzichte
van voorgaand jaar een stabiel beeld zien.
De stijging van de premies wordt mede veroorzaakt
door de herstelopslag op de kostendekkende premie
OP/NP van 1 procentpunt, gedurende het gehele jaar
2011 (2010: 1 procentpunt, in de periode augustus tot
en met december)
Omdat gedurende de periode september tot en met
december de dekkingsgraad onder de 100 procent lag,
hebben vanaf september geen waardeoverdrachten en
-overnames plaatsgevonden. Waardeoverdrachten en
–overnames die al in behandeling waren genomen, zijn
wel geëffectueerd.
De stijging van de betaalde uitkeringen wordt
veroorzaakt door de stijging van het aantal
pensioengerechtigden.
In de betaalde kosten zijn de afschrijvingskosten
geëlimineerd.
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
In het kasstroomoverzicht zijn in de
beleggingsopbrengsten afzonderlijk de directe
beleggingsopbrengsten, overige indirecte resultaten
en rentelasten passiva beleggingen gerelateerd en de
kasstromen voortvloeiend uit het indirect resultaat op
derivaten opgenomen.
De daling van de aflossingen in 2011 is onder andere
te verklaren door het beëindigen van de securities
lending programma. Dit werkt ook door in de mutatie
ontvangen zekerheden van in bruikleen gegeven
effecten.
Liquide middelen (16) 31-12-2011 31-12-2010
De stand van de liquide middelen is als volgt verantwoord:
In de balans opgenomen bij:
-beleggingen (inclusief kortgeld u/g in FGR’s) 10.998 15.902
-overige activa 247 157
-passiva beleggingen gerelateerd - 8.451 - 10.738
Totaal 2.794 5.321
140 Jaarverslag ABP 2011
Overige toelichtingen (in € mln)
Actuariële analyse 2011 2010
Resultaat op premiebijdragen
Premiebijdragen (netto) 8.153 7.812
Pensioenopbouw - 7.154 - 6.394
Subtotaal 999 1.418
Renteresultaat
Beleggingsresultaten netto 7.545 27.939
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd - 16 - 13
Indexering - -
Rentetoevoeging - 2.926 - 2.648
Wijziging marktrente - 33.923 - 19.387
Subtotaal - 29.320 5.891
Resultaat op uitkeringen en uitvoeringskosten
Uitkeringen en uitvoeringskosten - 7.858 - 7.400
Vrijval voor uitkeringen en uitvoeringskosten uit VPV 7.732 7.271
Toerekening aan resultaat op kanssystemen 25 -
Dekking uit kostenopslag in de pensioenpremie 140 102
Resultaat op kanssystemen - 367 339
Subtotaal - 328 312
Resultaat overig
Overige baten en lasten 750 427
Saldo overdrachten van rechten 234 379
Toerekening aan resultaat op kanssystemen - 729 - 436
Subtotaal 255 370
Actuarieel
Wijziging VPV uit hoofde van overdracht van rechten - 287 - 533
Wijziging actuariële grondslagen - 210 - 2.526
Wijziging pensioenreglement - -
Overige mutaties voorziening verplichtingen 89 450
Subtotaal - 408 - 2.609
Totaal resultaat - 28.802 5.382
Toelichting
Het totale resultaat van - € 28,8 miljard (2010: € 5,4 miljard) wordt
in hoofdzaak bepaald door het rente resultaat van - € 29,3 miljard
(2010: € 5,9 miljard). Het resultaat op premies ad € 1,0 miljard wordt
veroorzaakt door de geheven herstelopslag en de in de premie begrepen
opslag voor voorwaardelijke verplichtingen.
141 Jaarverslag ABP 2011
Beloning bestuurders, leden commissies,
voorzitter van het bestuur en directeur
bestuursbureau (in €)
De beloning bestuurders bestaat uit de beloningen aan
de leden van het bestuur, de leden van de commissies,
de voozitter van het bestuur en de directeur
bestuursbureau.
Bestuursleden worden benoemd door werkgevers-
en werknemersorganisaties. De beloning gaat niet
altijd naar het bestuurslid zelf, maar kan ook naar de
benoemde instantie gaan.
De vergoeding voor de leden van het bestuur betreft
vacatiegelden. De vergoeding bestaat uit een vast
basisbedrag en een variabel deel afhankelijk van het
aantal vergaderingen en bijeenkomsten waaraan de
bestuursleden hebben deelgenomen. De vergoedingen
zijn in 2011 niet geindexeerd. Aangezien niet alle
bestuursleden in even veel commissies plaatsnemen
en niet alle commissies even vaak vergaderen
verschilt de vergoeding per bestuurslid. Ook de
wijziging gedurende 2011 in de samenstelling van de
commissies speelt een rol.
In hun hoedanigheid van vice-voorzitter hebben de
heren Van Lunteren en Den Uyl gedurende de tijd dat
sprake is geweest van een vacature voor de functie van
een voozitter beduidend meer activiteiten verricht dan
gewoonlijk.
Aan de vacatiegelden is geen sociale zekerheid en
geen pensioenopbouw gekoppeld.
Aan de leden van het bestuur zijn geen bonussen,
leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
Leden bestuur 2011 2010
mr HCJL Borghouts 79.991 70.944
WJ Berg * **120.108 69.526
M Doornekamp 119.221 112.697
dr LJCM Le Blanc 73.305 44.043
mr JN van Lunteren 155.424 112.789
CAM Michielse 136.881 96.030
PIW Oudenaarden * 42.396 71.296
AA Rolvink * 67.124 69.580
drs XJ den Uyl * 160.722 138.324
CJM de Veer 4.122 -
BHJJM Völkers † 28-08-2010 - 59.981
Mr drs GAA Verkerk * - 36.106
J Witvoet † 16-11-2011 78.090 86.309
Totaal 1.037.384 967.625
* de gelden worden overgemaakt aan de benoemde instantie/werkgever.** anders dan bij de overige bedragen betreft het hier vijf kwartalen.
Waar sprake is van btw is deze op het bedrag gecorrigeerd. Dit bedroeg over
2011 € 52.183 (2010: € 31.198).
142 Jaarverslag ABP 2011
Leden van de commissies 2011 2010
Audit Commissie 84.500 72.104
Commissie van beroep 35.218 29.758
Beleggingscommissie 180.590 180.536
Deelnemers- en werkgeversraad 104.672 92.588
Verantwoordingsorgaan 17.498 28.294
Totaal 422.478 403.280
In de commissies participeren ook personen die geen deel uitmaken van
het bestuur. De bovengenoemde vacatiegelden betreffen de vacatiegelden
van deze personen. Het betreft de externe leden van de bestuurs-
commissies en de leden van de deelnemersraad, de werkgeversraad en het
verantwoordingsorgaan.
Voorzitter bestuur
Drs EHTM Nijpels, (tot 19 februari 2010) - 9.455
De voorzitter ontvangt een vaste vergoeding. Het bedrag over 2010 is
exclusief btw. De heer drs H Brouwer is met ingang van 1 januari 2012
benoemd als bestuursvoorzitter.
Directeur bestuursbureau
Drs NLM Beuken
Salaris 188.950 155.025
Variabele beloning - 27.033
Personele- en pensioenlasten 35.867 34.519
De post personele lasten betreft de werkgevers bijdragen sociale lasten.
Het salaris en de beloningsstructuur voor de directeur bestuursbureau zijn
in 2011 aangepast. Dat heeft er onder andere toe geleid dat een variabele
beloning geen onderdeel meer uitmaakt van de bezoldiging. Daarnaast is
in 2011, conform de arbeidsvoorwaarden van ABP, een jubileumgratificatie
uitgekeerd wegens het 25 jarig jubileum.
143 Jaarverslag ABP 2011
Honorarium accountant
Ingevolge BW titel 9, artikel 382a moet in de
enkelvoudige jaarrekening op geconsolideerde basis
informatie worden opgenomen over de door de externe
accountant en de accountantsorganisatie (conform
de Wet toezicht accountantsorganisaties) ten laste
van de rechtspersoon gebrachte totale honoraria.
De kosten van de externe accountant in Nederland
bedragen in 2011 voor de hele groep € 0,7 miljoen
voor auditservices en audit related services
(2010: € 0,4 miljoen) en € 0,2 miljoen voor overige
diensten (2010: € 0,3 miljoen).
Transacties met verbonden partijen
Transacties met verbonden partijen vinden plaats tegen
marktconforme condities.
Overzicht door het uitvoeringsbedrijf beheerde
fondsen voor gemene rekening
Een groot deel van het belegd vermogen is onder-
gebracht bij door het uitvoeringsbedrijf beheerde
fondsen voor gemene rekening (FGR’s).
Het betreft de volgende FGR’s:
APG Strategic Real Estate Pool
APG Tactical Real Estate Pool
APG Private Equity Pool 2009
APG Private Equity Pool 2010
APG Commodities Pool
APG Absolute Return Strategies Pool 2011
APG Hedge Funds Pool
APG Developed Markets Equity Pool
APG Emerging Markets Equity Pool
APG Fixed Income Credits Pool
APG Index Linked Bonds Pool
APG Treasuries Pool
APG Private Equity Pool 2012
APG Infrastructure Pool
APG Alternative Inflation Pool
146 Jaarverslag ABP 2011
Geconsolideerde financiële overzichten 31-12-2011 31-12-2010
Geconsolideerde balans (na resultaatbestemming) (in € mln)
ACTIVA
Beleggingen (1)
-vastgoedbeleggingen 28.817 25.829
-aandelen 93.728 96.052
-vastrentende waarden 105.870 102.161
-derivaten 48.429 22.766
-overige beleggingen 32.152 25.099
308.996 271.907
Overige activa (2) 2.673 2.528
Totaal activa 311.669 274.435
PASSIVA
Groepsvermogen (3) - 16.389 12.413
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) (4) 262.647 224.897
Voorziening verzekeringsverplichtingen (VVP) (5) 3.107 3.020
Belang van derden in beleggingen (6) 148 116
Passiva beleggingen gerelateerd (7)
-ontvangen zekerheden 12.547 3.732
-derivaten 40.764 20.072
-shortposities 4.476 6.361
-kortgeld o/g 3.682 3.105
61.469 33.270
Overige passiva (8) 687 719
Totaal passiva 311.669 274.435
147 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Geconsolideerde staat van baten en lasten (in € mln)
BATEN
Premiebijdragen (netto) (9) 8.529 8.197
Beleggingsresultaten (netto) (10) 7.734 28.068
Totaal baten 16.263 36.265
LASTEN
Uitkeringen (11) - 8.041 - 7.581
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (12)
-pensioenopbouw - 7.154 - 6.394
-indexering - -
-rentetoevoeging -2.926 - 2.648
-onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten 6.661 7.174
-wijziging marktrente - 33.923 - 19.387
-wijziging actuariële grondslagen - 210 - 2.526
-wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - 287 - 533
-overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 89 450
- 37.750 - 23.864
Dekking uit kosten opslag pensioenpremies (13) 140 102
Mutatie voorziening verzekeringsverplichtingen (14) - 87 - 89
Saldo overdracht van rechten (15) 234 379
Uitvoeringskosten (netto) (16) - 233 - 244
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd (17) - 94 - 13
Overige baten en lasten (18) 766 427
Totaal lasten - 45.065 - 30.883
Totaal saldo van baten en lasten - 28.802 5.382
Bestemming van het saldo van baten en lasten:
Onttrekking / toevoeging aan algemene reserve - 28.823 5.254
Toevoeging / onttrekking aan bestemmingsreserves 21 128
148 Jaarverslag ABP 2011
Geconsolideerd kasstroomoverzicht (in € mln) 2011 2010
Beginstand liquide middelen 4.874 10.255
Kasstromen uit pensioen- en verzekeringsactiviteiten:
-ontvangen premies 8.668 8.095
-ontvangen in verband met overdracht van rechten 403 458
-betaalde uitkeringen - 8.041 - 7.581
-betaald in verband met overdracht van rechten - 169 - 79
-betaalde kosten - 206 - 218
-overige mutaties 766 427
Kasstroom uit pensioen- en verzekeringsactiviteiten 1.421 1.102
Kasstromen uit beleggingsactiviteiten:
-overige beleggingsopbrengsten 7.479 2.747
-gerealiseerde indirecte resultaten uit derivaten 4.934 - 3.841
-verkopen en aflossingen van beleggingen 208.914 232.409
-verstrekkingen en aankopen van beleggingen - 215.661 - 219.663
-mutatie ontvangen zekerheden 8.815 - 18.163
-betaalde kosten beleggingen - 700 - 295
-overige mutaties werkkapitaal 747 323
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 14.528 - 6.483
Eindstand liquide middelen (19) 20.823 4.874
149 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de geconsolideerde financiële overzichten (in € mln)Grondslagen voor de financiële verslaggeving
Grondslagen algemeen
De grondslagen van waardering en resultaatbepaling
van de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening
zijn gelijk, evenals de grondslagen van het enkelvoudige
en het geconsolideerde kasstroomoverzicht.
Voor de grondslagen van de waardering van
vreemde valuta, de grondslagen voor de waardering
van activa en passiva en de grondslagen voor
de resultaatbepaling en de grondslagen voor
het kasstroomoverzicht wordt verwezen naar de
grondslagen voor de financiële verslaggeving in de
toelichting op de enkelvoudige jaarrekening.
Onderstaand treft u de grondslagen voor waardering
en resultaatbepaling aan van de posten die door
consolidatie additioneel op de balans en de staat van
baten en lasten verschijnen.
Grondslagen voor de consolidatie
In de geconsolideerde jaarrekening worden
kapitaalbelangen in entiteiten waarin overheersende
zeggenschap terzake van het bestuur en het financiële
beleid kan worden uitgeoefend, opgenomen door
toepassing van de integrale methode van consolideren.
Door te consolideren wordt door de juridische vorm
van het kapitaalbelang heen gekeken en wordt direct
inzicht gegeven in de financiële positie van de groep
als geheel.
Beleggingen en beleggingsresultaten ondergebracht
in de door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen
voor gemene rekening (FGR’s) worden per beleggings-
categorie in de geconsolideerde jaarrekening verwerkt
naar rato van het belang in deze fondsen.
Een lijst van directe kapitaalbelangen en meest
significante in de consolidatie betrokken kapitaal-
belangen is opgenomen in de rubriek overige
toelichtingen. Joint ventures worden niet
geconsolideerd en als een kapitaalbelang verwerkt.
Grondslagen voor de waardering van activa en
passiva
Overige activa
De in de post overige activa en passiva begrepen
immateriële vaste activa worden tegen verkrijgingsprijs
gewaardeerd onder aftrek van lineaire afschrijvingen.
De afschrijvingstermijn is op de verwachte
economische terugverdienperiode gebaseerd, voor
zover van toepassing rekening houdend met bijzondere
waardeverminderingen. In geval van acquisitie van
een onderneming worden alle identificeerbare activa
en passiva van de desbetreffende onderneming in
de balans opgenomen tegen de actuele waarde
op acquisitiedatum. Ontstane goodwill wordt bij
eerste opname gewaardeerd als het verschil tussen
de overnameprijs en de actuele waarde van de
identificeerbare activa en passiva.
Derivatenposities van (klein)dochters, anders dan
aangegaan in het kader van beleggingen, worden
gewaardeerd tegen kostprijs met toepassing van de
methodiek van kostprijshedge accounting.
Voorziening verzekeringsverplichtingen
De voorziening verzekeringsverplichtingen (VVP) wordt
bepaald als de contante waarde van de verwachte
toekomstige uitkeringen. De VVP heeft een langlopend
karakter. De voor de waardering gehanteerde
sterftekansen komen overeen met de sterftetafels die
zijn gepubliceerd door het verbond van verzekeraars.
Voor polissen waarbij de uitkeringen jaarlijks op
basis van een besluit worden geïndexeerd (vooral
gebaseerd op gerealiseerde beleggingsresultaten), is
de swap curve ultimo 2011 als rekenrente gehanteerd.
In de voorziening zijn een opslag voor toekomstige
administratiekosten en een veronderstelde toekomstige
jaarlijkse winstdeling begrepen.
De waardering van de voorziening voor schade-
verzekeringen wordt gebaseerd op de geschatte
uiteindelijke lasten van alle vóór balansdatum ontstane
schadegevallen, ongeacht of deze al dan niet zijn
gemeld, tezamen met de hiermee verband houdende
(toekomstige) administratiekosten.
150 Jaarverslag ABP 2011
Belang van derden in beleggingen
De door derden ingebrachte gelden worden
gewaardeerd overeenkomstig de waarderings-
grondslagen die gelden voor beleggingen. Op grond
van het inzichtsvereiste is deze post niet als onderdeel
van het eigen vermogen opgenomen, maar separaat
gepresenteerd. Dit om aan te duiden dat deze post
voor de berekening van de dekkingsgraad buiten
beschouwing wordt gelaten. Voor de wijze van
waarderen wordt verwezen naar de waardering van de
beleggingen.
Overige passiva
De onder de voorzieningen opgenomen voorziening
belastinglatentie heeft betrekking op de uitgestelde
belastingverplichtingen die voortvloeien uit tijdelijke
verschillen tussen commerciële en fiscale vermogens.
Bij de berekening wordt rekening gehouden met in
komende jaren geldende tarieven, voor zover deze al
zijn vastgesteld. Waardering geschiedt tegen nominale
waarde. Voor zover de belastinglatentie een kortlopend
karakter heeft, is deze onder de schulden opgenomen.
De overige voorzieningen worden gewaardeerd op
de contante waarde van de verwachte toekomstige
uitgaven, voor zover relevant rekening houdend met
actuariële grondslagen. De rekenrente wordt gebaseerd
op de rentevoet ultimo jaar van hoogwaardige
Nederlandse bedrijfsobligaties, rekening houdend met
de resterende looptijd van de voorzieningen. Voor
voorzieningen met een verwachte looptijd langer dan
15 jaar wordt de rekenrente gebaseerd op langlopende
staatsobligaties.
De onder overige passiva opgenomen post
minderheidsbelang van derden wordt gewaardeerd
tegen nominale waarde.
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Staat van baten en lasten
Mutatie voorziening verzekeringsverplichtingen
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
De vrijval uit de voorziening verzekeringsverplichtingen
voor uitkeringen en uitvoeringskosten wordt ten
gunste van de staat van baten en lasten gebracht
in de periode waarin de uitkeringen en kosten bij de
berekening van deze voorziening was voorzien.
Wijziging actuariële grondslagen
Het effect van de aanpassing van de actuariële
grondslagen op de voorziening verzekerings-
verplichtingen wordt ultimo verslag periode bepaald en
in de staat van baten en lasten opgenomen.
151 Jaarverslag ABP 2011
Risicoparagraaf
In de enkelvoudige jaarrekening zijn de risico’s die ABP
als pensioenfonds loopt toegelicht. In aanvulling hierop
wordt onderstaand ingegaan op het effect van de
consolidatie op de balans en bijbehorend risicoprofiel,
alsmede op de specifieke risico’s van het treasury
center en het verzekeringsbedrijf.
Effect op de balans en het bijbehorend risicoprofiel
Het effect van de consolidatie betreft vooral het
treasury center en het verzekeringsbedrijf en
komt tot uiting in een toename van de posten
beleggingen en passiva beleggingen gerelateerd.
De post passiva beleggingen gerelateerd geeft na
consolidatie uitsluitend de verhouding met financiële
instellingen weer. Dit heeft een toename van de
negatieve derivatenposities en een afname van de
kortgeldposities o/g tot gevolg. Door de naar rato
verwerking van de hedgefondsen ontstaat tevens een
verschuiving van de categorie overige beleggingen naar
de categorieën vastrentende waarden en aandelen.
Door de consolidatie verschijnt ook de voorziening
verzekeringsverplichtingen.
Ten opzichte van het risicoprofiel in de enkelvoudige
balans leidt de consolidatie niet tot een wezenlijk ander
risicoprofiel. Onderstaand wordt dit nader toegelicht.
Treasury center
Het treasury center is de centrale wederpartij voor
het liquiditeitenbeheer en de aan- en verkoop van
over the counter derivaten (OTC derivaten) voor
de APG Fondsen voor Gemene Rekening en de
daarin deelnemende Nederlandse pensioenfondsen.
Het treasury center opereert als service centre,
waarbij alle winsten en verliezen uit hoofde van
transacties maandelijks worden toegerekend aan de
opdrachtgevers (op basis van de ’Result Allocation
Policy’). Het treasury center voert alle transacties uit in
eigen naam als principal. De hiervoor genoemde Result
Allocation Policy bevat algemene toerekeningsregels
voor zowel negatieve als positieve resultaten van
de activiteiten van het treasury center, ongeacht de
oorzaak van dergelijke resultaten.
Op transacties van opdrachtgevers is marktconforme
documentatie van toepassing, inclusief een best
practice arrangement voor uitwisseling van onderpand.
Voor transacties van opdrachtgevers wordt in de
reguliere situatie geen onderpand uitgewisseld, maar
een vergoeding betaald voor het niet uitwisselen
van onderpand. De beheerder kan indien nodig
daadwerkelijke uitwisseling van onderpand afdwingen.
Teneinde aan de kredietwaardigheidsvereisten van
financiële instellingen te kunnen voldoen is voor de
betalingsverplichtingen van het treasury center jegens
de financiële instellingen een garantieovereenkomst
gesloten waarbij de Stichting Depositary APG Fixed
Income Credits Pool en de Stichting Depositary APG
Developed Markets Equity Pool garant staan in het
geval het treasury center haar verplichtingen jegens
opdrachtgevers of financiële instellingen niet nakomt.
Bovengenoemde stichtingen staan beide garant
voor alle betalingsverplichtingen aan de financiële
instellingen, na verrekening van vorderingen op en
verstrekt onderpand aan deze instellingen.
Indien een garantieverstrekker zou worden
aangesproken en de betreffende claim van de financiële
instelling heeft voldaan, verkrijgt de garantieverstrekker
een recht van regres op het treasury center en de
opdrachtgevers van het treasury center waarop de
claim betrekking heeft. Op grond van dit regresrecht
dragen de opdrachtgevers van het treasury center
uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico’s.
Verzekeringsbedrijf
De solvabiliteit van het verzekeringsbedrijf ad 239%
ligt aanzienlijk boven het wettelijk vereiste minimum ad
100% en boven de in de markt gebruikelijke norm van
150%. De voorziening verzekeringsverplichtingen wordt
volledig gedekt door beleggingen.
De risico’s van het verzekeringsbedrijf bestaan
uit verzekeringstechnische en marktrisico’s. Voor
het in onderlinge samenhang bezien van deze
risico’s wordt gebruik gemaakt van ‘Asset Liability
Management’ (ALM). Op grond daarvan is een
strategische beleggingsmix vastgesteld. Binnen vooraf
gedefinieerde kaders zijn afwijkingen ten opzichte
van de strategische beleggingsmix toegestaan. De
strategische beleggingsmix genereert naar verwachting
voldoende rendement om aan de verplichtingen te
kunnen voldoen. Jaarlijks voert het verzekeringsbedrijf
een toereikendheidtoets uit om vast te stellen
in hoeverre de gevormde voorzieningen voor de
152 Jaarverslag ABP 2011
verschillende verzekeringsvormen voor alle toekomstige
verplichtingen toereikend zijn. Om het renterisico
van de bestaande portefeuille af te dekken, is een
swapportefeuille tot stand gebracht. Daar waar van
toepassing is geanticipeerd op de eisen die Solvency II
zal gaan stellen.
De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s
zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico en het
arbeidsongeschiktheidsrisico. Om de risico’s te
beperken is een acceptatiebeleid van toepassing en
een deel van de portefeuille herverzekerd.
153 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de geconsolideerde balans (in € mln)
Algemeen
Ten opzichte van de enkelvoudige jaarrekening komen
in de geconsolideerde jaarrekening ook de financiële
posities van de entiteiten binnen de groep naar voren,
die via de integrale methode worden geconsolideerd.
In hoofdlijnen betreft dit het verzekeringsbedrijf, het
uitvoeringsbedrijf, kapitaalbelangen waarin beleggingen
zijn ondergebracht en de vennootschap die treasury-
activiteiten uitvoert.
Het economisch eigendom van participaties van derden
in de FGR’s ligt niet bij ABP. Om deze reden worden
de FGR’s naar rato van het gehouden belang in de
consolidatie betrokken.
De treasury-activiteiten en -posities zijn ondergebracht
in een aparte vennootschap. De aandelen van deze
vennootschap zijn in handen van de bewaarstichtingen
van de FGR’s. Naast de FGR’s kunnen ook derden
die participeren in de FGR’s rechtstreeks transacties
afsluiten met het treasury center. Het treasury center
combineert deze opdrachten en effectueert die door,
uitsluitend daarvoor, zelfstandig posities in te nemen in
de markt.
Omdat ABP (indirect) control heeft over het treasury
center is consolidatie noodzakelijk. Daarbij worden
zowel de posities van ABP als de indirecte posities,
via de FGR’s, met het treasury center (naar rato)
geëlimineerd. De door het treasury center zelfstandig
ingenomen posities in de markt verschijnen in
totaliteit op de (geconsolideerde) balans, alsmede
de posities die voor rekening en risico van derden
door het treasury center worden aangehouden.
Voor deze zelfstandige posities in de markt worden met
tegenpartijen zekerheden uitgewisseld.
Activa
Beleggingen (1)
Beleggingen betreffen vastgoedbeleggingen,
aandelen, vastrentende waarden, derivaten en overige
beleggingen, inclusief bijbehorende vorderingen, liquide
middelen en schulden. Deze kunnen rechtstreeks
worden aangehouden dan wel via participaties in door
het uitvoeringsbedrijf opgerichte fondsen voor gemene
rekening (FGR’s).
De waarden van de participaties in de FGR’s zijn
verantwoord bij de van toepassing zijnde beleggings-
categorieën. De in de waarde van deze participaties
begrepen positieve en negatieve derivaten- en
kortgeldposities o/g zijn in lijn met de richtlijn
pensioenfondsen (RJ 610) separaat in de balans
verantwoord.
154 Jaarverslag ABP 2011
Het verloop van de beleggingen is als volgt (in € mln):
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Totaal
2011
Totaal
2010
Beginstand 25.829 96.052 102.161 22.766 25.099 271.907 254.709
Verstrekkingen/aankopen 12.279 56.966 141.462 - 4.954 215.661 219.663
Aflossingen/verkopen - 9.080 - 53.370 - 141.469 - - 4.995 - 208.914 - 232.407
Waardeontwikkeling* 160 - 5.289 632 - 425 - 4.072 29.451
Overige mutaties - 371 - 631 3.084 25.663 6.669 34.414 491
Eindstand 28.817 93.728 105.870 48.429 32.152 308.996 271.907
-voor risico verzekeringsbedrijf 2.851 2.847
-voor risico deelnemers/polishouders 222 251
* Inclusief waardeontwikkelingen tot het moment van verkoop,
alsmede directe resultaten van de participaties in FGR’s.
Van de eindstand is:
-beursgenoteerd 165.940 160.371
-niet beursgenoteerd 143.056 111.536
In de eindstand zijn begrepen:
-vorderingen en overlopende activa 2.881 2.985
-kortgeldposities u/g (inclusief kortgeld u/g in FGR’s) 19.758 7.332
-banktegoeden in rekening courant 9.740 5.354
-langlopende schulden - 437 - 386
-schulden en overlopende passiva (inclusief debetstanden banksaldi) - 12.881 - 5.391
19.061 9.894In het verloopoverzicht van de beleggingen zijn de aan- en verkopen van de
door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene rekening (FGR’s)
verwerkt naar rato van het belang in deze fondsen.
In de post overige mutaties zijn begrepen de mutaties in de bij de
beleggingen horende vorderingen, liquide middelen en schulden en de
mutaties in de derivaten.
In de post banktegoeden in rekening courant zijn begrepen saldi op margin
accounts die in verband met futureposities worden aangehouden. Het betreft
een bedrag van € 785 miljoen. Dit staat niet ter vrije beschikking.
Bij ABN-AMRO is een kredietovereenkomst aangegaan van in totaal
€ 0,8 miljard (2010: € 1,3 miljard), waarvoor als zekerheid een pandrecht is
afgegeven en een intraday-faciliteit van € 1,2 miljard (2010: € 4,5 miljard), en
bij ING een intraday-kredietfaciliteit van € 0,2 miljard (2010: € 0,2 miljard).
De in de beleggingen opgenomen schulden betreffen onder andere banksaldi
met een debetsaldo van € 5,9 miljard (2010: € 5,3 miljard).
155 Jaarverslag ABP 2011
In onderstaande tabel is een specificatie gegeven van de beleggingen naar
categorie en regio (in € mln):
Beleggingen naar categorie Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Totaal
31-12-2011
Totaal
31-12-2010
Basismaterialen - 6.929 929 4 798 8.660 10.256
Hypotheken c.a. - 5 32.456 - 400 32.861 35.511
Vastgoed 28.588 1.753 1.176 - - 31.517 28.983
Nutsbedrijven - 2.935 2.196 - - 5.131 4.711
Telecommunicatie - 4.360 3.001 - - 7.361 7.931
Gezondheidszorg 13 7.787 407 - - 8.207 6.751
Luxe goederen 10 7.423 1.230 - - 8.663 8.250
Energie 20 9.720 1.314 433 252 11.739 10.421
Industriële bedrijven - 14.194 1.800 - - 15.994 15.868
Financiële instellingen 179 19.966 8.917 47.963 29.326 106.351 76.564
Dagelijkse goederen - 10.010 1.471 29 1.123 12.633 11.828
Informatietechnologie - 8.489 324 - - 8.813 8.855
Overheid 7 157 50.649 - 253 51.066 45.978
Totaal 28.817 93.728 105.870 48.429 32.152 308.996 271.907
Beleggingen naar regio
Nederland 4.745 1.971 17.356 2.095 3.447 29.614 39.373
EMU overig 3.289 15.096 51.609 6.030 8.419 84.443 67.130
Overig Europa 4.893 18.091 6.499 38.696 8.653 76.832 44.666
Noord-Amerika 11.775 39.723 28.150 1.594 11.254 92.496 93.099
Azië/Pacific 4.115 15.142 1.016 14 376 20.663 17.644
Overig - 3.705 1.240 - 3 4.948 9.995
Totaal 28.817 93.728 105.870 48.429 32.152 308.996 271.907
Vastgoedbeleggingen 28.817 25.829
De beleggingen in vastgoed omvatten beleggingen in:
Woningen 4.468 4.177
Kantoren 5.256 5.094
Winkels 8.914 8.386
Industrieel 1.877 1.410
Hotels 717 873
Infrastructuur 4.995 3.209
Overig 2.590 2.680
Totaal 28.817 25.829
In de post overig is begrepen overige activa en passiva inzake beleggingen
ad - € 0,2 miljard (2010: - € 0,4 miljard).
156 Jaarverslag ABP 2011
De valutaverdeling van de vastgoedbeleggingen is als volgt: 31-12-2011 31-12-2010
Euro 10.733 10.257
Amerikaanse dollar 11.480 10.174
Britse pond 1.839 1.398
Australische dollar 1.891 1.398
Zwitserse frank 92 132
Hong Kong dollar 911 965
Canadese dollar 226 24
Yen 483 539
Overige 1.162 942
Totaal vastgoedbeleggingen 28.817 25.829
Aandelen 93.728 96.052
De beleggingen in aandelen betreffen:
Ontwikkelde markten 63.141 61.629
Opkomende markten 15.801 16.690
Private equity 13.869 12.748
Converteerbare obligaties 195 4.420
Overige activa en passiva 722 565
Totaal 93.728 96.052
Private equity betreft met name aandelen in niet beursgenoteerde
ondernemingen, onder meer in de venture capital-sector. Er is voor
€ 12,3 miljard belegd in indirect investments (2010: € 12,6 miljard) en voor
€ 1,6 miljard in direct investments (2010: € 0,1 miljard).
De shortpositie van € 0,2 miljard (2010: € 0,4 miljard) vloeit voort uit
de beleggings strategie en is verantwoord onder de balanspost passiva
beleggingen gerelateerd.
De valutaverdeling van de aandelen is:
Euro 17.540 20.878
Amerikaanse dollar 39.725 40.874
Britse pond 9.989 8.813
Australische dollar 2.550 3.047
Zwitserse frank 3.699 3.417
Hong Kong dollar 3.203 2.944
Canadese dollar 2.476 2.375
Yen 2.955 2.314
Overige 11.591 11.390
Totaal aandelen 93.728 96.052
157 Jaarverslag ABP 2011
31-12-2011 31-12-2010
Vastrentende waarden 105.870 102.161
De beleggingen in vastrentende waarden betreffen:
Obligaties 60.811 52.126
High yield credits 4.543 6.925
Indexobligaties 17.054 16.374
Onderhandse leningen 2.499 1.634
Hypothecaire leningen 23.527 24.611
Overige activa en passiva - 2.564 491
Totaal 105.870 102.161
De opbouw van de post vastrentende waarden naar couponrente is als volgt:
< 2% 16.447 14.135
2%-3% 14.885 13.741
3%-4% 19.004 15.209
4%-5% 24.796 26.358
> 5% 30.738 32.718
105.870 102.161
Op basis van de contractuele aflossingsdata kan de resterende looptijd als volgt
worden weergegeven:
Korter dan één jaar 1.844 6.313
Vanaf één jaar tot vijf jaar 32.298 27.124
Langer dan vijf jaar 71.728 68.724
105.870 102.161
De kredietwaardigheid van beleggingen in vastrentende waarden wordt veelal
uitgedrukt in een credit rating. Uit onderstaand overzicht blijkt dat 80 procent
(2010: 82 procent) van de beleggingen in vastrentende waarden een rating
heeft van A of hoger.
De rating van de beleggingen in vastrentende waarden is te specificeren als
volgt:
AAA AA A BBB ≤ BB geen Totaal
2011 51% 16% 13% 10% 8% 2% 100%
2010 57% 17% 8% 11% 7% -% 100%
Voor het bieden van inzicht in de kasstromen van de vastrentende waarden
wordt veelal de duration gebruikt. De duration is een gemiddelde, gewogen
looptijd van alle cash flows (rente en aflossingen) van de renteproducten.
De duration van de vastrentende waarden bedraagt circa 5 jaar (2010: 5,1
jaar).
158 Jaarverslag ABP 2011
De vastrentende waarden zijn belegd in de volgende valuta: 31-12-2011 31-12-2010
Euro 76.509 73.624
Amerikaanse dollar 27.827 27.275
Britse pond 276 211
Australische dollar 10 1
Zwitserse frank 55 9
Hong Kong dollar 6 1
Canadese dollar 17 3
Yen 20 - 4
Overige 1.150 1.041
Totaal vastrentende waarden 105.870 102.161
Derivaten 48.429 22.766
Negatieve derivatenposities dienen overeenkomstig de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving op de passiefzijde te worden gepresenteerd.
De samenstelling van de derivaten met een positieve actuele waarde is als volgt:
Valuta derivaten
Valutatermijncontracten 819 1.438
Cross currency swaps 1 6
Interest derivaten
Renteswaps 45.175 19.151
Inflation linked swaps 73 63
Futures vastrentende waarden 158 60
Overige derivaten
Credit default swaps 1.329 630
Opties 270 194
Overige swaps 104 308
Futures zakelijke waarden 500 918
Subtotaal 48.429 22.768
Activa en passiva inzake derivaten - - 2
Totaal 48.429 22.766
Waarvan:
Voor rekening verzekeringsbedrijf en uitvoeringsbedrijf 70 5
De actuele waarde van de post derivaten is onder meer sterk afhankelijk van
de stand van de (valuta)koersen en de rentes per ultimo jaar ten opzichte
van de (valuta)koersen en rentes op het moment van afsluiten van de
derivatenposities.
De stijging van de vorderingen en schulden inzake renteswaps bestaat
uit twee componenten, te weten de daling van de lange rente en het via
consolidatie van het treasury center naar voren komen van de contracten van
derdenklanten met het treasury center. De omvang van de activiteiten van het
treasury center voor deze derdenklanten is ten opzichte van voorgaand jaar
verder toegenomen.
159 Jaarverslag ABP 2011
De valutaverdeling van de derivaten met een positieve waarde is: 31-12-2011 31-12-2010
Euro 25.505 57.946
Amerikaanse dollar 23.844 - 33.416
Britse pond - 3.846 - 6.672
Australische dollar 283 538
Zwitserse frank 16 978
Hong Kong dollar 80 - 1.433
Canadese dollar - 274 323
Yen 1.104 672
Overige 1.717 3.830
Totaal derivaten met een positieve waarde 48.429 22.766
Overige beleggingen 32.152 25.099
Overige beleggingen betreffen met name beleggingen in hedgefonds-
strategieën. Verder zijn onder deze post opgenomen beleggingen in
commodities ad € 1,4 miljard (2010: € 1,3 miljard) en muziekrechten ad
€ 0,5 miljard (2010: € 0,5 miljard). De in overige beleggingen begrepen
overige activa en passiva inzake beleggingen bedraagt € 21,1 miljard
(2010: € 7,5 miljard).
Onderstaand zijn de overige beleggingen gespecificeerd naar valuta:
Euro 18.782 9.015
Amerikaanse dollar 12.300 14.826
Britse pond 281 391
Australische dollar 413 459
Zwitserse frank 117 133
Hong Kong dollar - 9 18
Canadese dollar 200 79
Yen 11 77
Overige 57 101
Totaal overige beleggingen 32.152 25.099
Overige activa (2) 2.673 2.528
De post overige activa bestaat uit de volgende posten:
-deelnemingen 183 382
-immateriële vaste activa 42 49
-materiële vaste activa 139 145
-vorderingen en overlopende activa 1.387 1.353
-liquide middelen 922 599
2.673 2.528
160 Jaarverslag ABP 2011
Het verloop van de post deelnemingen is als volgt: 31-12-2011 31-12-2010
Beginstand 382 353
Aankopen 6 4
Verkopen - 43 - 1
Waardeontwikkeling - 166 19
Overige mutaties 4 7
Eindstand 183 382
De materiële vaste activa bestaan uit:
-bedrijfsgebouwen 89 91
-overig 50 54
139 145De geschatte economische levensduur van de bedrijfsgebouwen bedraagt
30 jaar en voor installaties 15 jaar. De post overige betreft inventarissen en
inrichtingen met een geschatte economische levensduur van 15 jaar, alsmede
computers met een geschatte economische levensduur tussen 2 en 5 jaar.
De vorderingen en overlopende activa bestaan uit:
-vorderingen op werkgevers 692 623
-vorderingen inzake waardeovernames 174 151
-vorderingen op deelnemers 5 6
-overige vorderingen 516 573
1.387 1.353
Van de post liquide middelen staat een bedrag van € 7,7 miljoen niet ter vrije
beschikking (2010: € 7,7 miljoen).
Passiva
Groepsvermogen (3)
Het verloop van het groepsvermogen van de groep is als volgt:
Beginstand 12.413 7.031
Fondsresultaat - 28.802 5.382
Eindstand - 16.389 12.413
161 Jaarverslag ABP 2011
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) (4) 31-12-2011 31-12-2010
De VPV is berekend op basis van de door DNB gepubliceerde nominale
rentetermijnstructuur, die ultimo 2011 is gebaseerd op een gemiddelde
van drie maanden. Deze is vergelijkbaar met een afgeleide marktconforme
rekenrente van 2,74 procent (2010: 3,46 procent).
De eindstand ad € 262,6 miljard is als volgt samengesteld:
-voorziening voor risico van het pensioenfonds 262.604 224.857
-voorziening voor risico deelnemers 43 40
Totaal 262.647 224.897
Met uitzondering van het behaalde rendement over de inleg in AEP zijn de
regelingen voor rekening en risico van het pensioenfonds.
De actuariële grondslagen zijn ten opzichte van boekjaar 2010 ongewijzigd
gebleven. Alleen de specifieke actuariële grondslagen voor de VPV
overgangsrecht privatisering ABP (OPA) zijn geactualiseerd.
De aankondiging van het voorgenomen besluit tot verlaging van de pensioen-
aanspraken en –uitkeringen heeft eerst bij effectuering van dit besluit een
neerwaarts effect op de voorziening pensioenverplichtingen. Effectuering van
dit besluit wordt bepaald op basis van de stand van de dekkingsgraad op
31 december 2012.
162 Jaarverslag ABP 2011
De samenstelling van de VPV naar onderliggende regelingen, gespecificeerd
naar de oorzaken van het verloop, is als volgt:
OP/NP AOP FP AEP
Totaal
2011
Totaal
2010
Beginstand 221.975 1.705 995 222 224.897 201.033
Bij-mutaties
-pensioenopbouw of premie-inleg 7.012 68 - 74 7.154 6.394
-indexering - - - - - -
-rentetoevoeging 2.886 21 11 8 2.926 2.648
-wijziging actuariële grondslagen 210 - - - 210 2.526
-resultaat op kanssystemen 1.279 - 19 - 162 - 27 1.071 97
-wijziging uhv rentetermijnstructuur 33.794 85 44 - 33.923 19.387
-wijziging uhv overdracht van rechten 288 - - 1 - 287 533
45.469 155 - 108 55 45.571 31.585
Af-mutaties
-onttrekking voor uitkeringen 7.159 261 232 - 7.652 7.196
-onttrekking voor excassokosten 71 7 2 80 75
-overige mutaties 238 - 45 - 104 - 89 450
7.468 223 130 - 7.821 7.721
Eindstand 259.976 1.637 757 277 262.647 224.897
De eindstand van de voorziening pensioenverplichtingen betreft de volgende
categorieën van deelnemers:
-actieven 126.189 - 481 - 126.670 105.445
-slapers 16.522 - 8 - 16.530 13.621
-pensioengerechtigden 117.265 1.637 268 - 119.170 105.609
-overige - - - 277 277 222
Totaal 259.976 1.637 757 277 262.647 224.897
Het aandeel van de eindloonregeling van de beroepsmilitairen in de
pensioenverplichtingen OP/NP ad € 260,0 miljard bedraagt € 5,8 miljard
(2010: € 5,0 miljard).
Gezien de financiële positie per 1 november 2011 heeft het bestuur
de indexatie primo 2012 op nul procent vastgesteld, bij een contract-
loontwikkeling over de periode 1 november 2010 tot en met 31 oktober 2011
van 0,25 procent (peildatum 31 oktober 2011). Dit geldt zowel voor ingegane
en premievrije pensioenen als voor in opbouw zijnde pensioenen van actieven.
Voor de toekennings- en excassokosten wordt een opslag op de voorziening
pensioenverplichtingen gehanteerd. De incassokosten worden uit opslagen
gedekt die in de premies zijn begrepen.
163 Jaarverslag ABP 2011
Voorziening verzekeringsverplichtingen (VVP) (5) 31-12-2011 31-12-2010
De voorziening verzekeringsverplichtingen betreft een zo getrouw mogelijke
schatting van toekomstige verzekeringsverplichtingen. Deze verplichtingen
hebben betrekking op zowel levensverzekeringen als schadeverzekeringen.
Het herverzekeringsdeel van de voorziening schadeverzekeringen is in de
rubriek overige activa opgenomen. De totale (bruto)verplichtingen zijn in de
voorziening voor verzekeringsverplichtingen opgenomen.
De eindstand ad € 3,1 miljard is als volgt samengesteld:
-levensverzekeringen voor eigen rekening en risico 2.237 2.144
-schadeverzekeringen voor eigen rekening en risico 649 637
Subtotaal verzekeringen voor eigen rekening en risico 2.886 2.781
-levensverzekeringen voor risico van polishouders 221 239
Totaal 3.107 3.020
Het verloop van de voorziening voor
verzekeringsverplichtingen kan als volgt
worden weergegeven:
Voor eigen
rekening en
risico
Voor risico van
polishouders Totaal 2011 Totaal 2010
Beginstand 2.781 239 3.020 2.931
Premie en overige dotaties 339 17 356 380
Rentetoevoeging 228 - 9 219 149
Winstdeling/indexering - 2 - - 2 - 2
Onttrekking voor uitkeringen - 310 - 3 - 313 - 312
Onttrekking voor kosten - 13 - 2 - 15 - 23
Overige mutaties - 137 - 21 - 158 - 103
Eindstand 2.886 221 3.107 3.020
Belang van derden in beleggingen (6) 148 116
De post belang van derden in beleggingen heeft betrekking op
minderheidsbelangen van derden in geconsolideerde kapitaalbelangen
inzake beleggingen. Op grond van het inzichtsvereiste is deze post
niet als onderdeel van het eigen vermogen opgenomen maar separaat
gepresenteerd. Dit om aan te duiden dat deze post voor de berekening van
de dekkingsgraad buiten beschouwing wordt gelaten.
164 Jaarverslag ABP 2011
31-12-2011 31-12-2010
Passiva beleggingen gerelateerd (7) 61.469 33.270
De post passiva beleggingen gerelateerd omvat de posten ontvangen
zekerheden, derivaten, shortposities en kortgeld o/g.
Ontvangen zekerheden 12.547 3.732
De post ontvangen zekerheden heeft betrekking op ontvangen borg voor
aangegane transacties inzake derivaten. Het betreft met name ontvangen
zekerheden inzake door derden via het treasury center afgesloten OTC-
contracten. De ultimo 2010 in deze post verantwoorde terugbetalings-
verplichting uit hoofde van ontvangen zekerheden voor in bruikleen gegeven
effecten is in het verslagjaar in zijn geheel terugbetaald.
Derivaten 40.764 20.072
Negatieve derivatenposities dienen overeenkomstig de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving op de passiefzijde te worden gepresenteerd. De negatieve
derivatenposities zijn als volgt te specificeren:
Valuta derivaten
Valutatermijncontracten 3.701 2.153
Cross currency swaps 7 6
Interest derivaten
Renteswaps 35.585 16.032
Inflation linked swaps 169 487
Futures vastrentende waarden 62 142
Overige derivaten
Credit default swaps 468 615
Opties 217 159
Overige swaps 11 180
Futures zakelijke waarden 544 298
40.764 20.072
Waarvan:
voor rekening verzekeringsbedrijf 2 25
Voor een nadere toelichting op de stijging van de renteswaps wordt verwezen
naar de toelichting op de derivaten met een positieve waarde.
165 Jaarverslag ABP 2011
De valutaverdeling van de derivaten met een negatieve waarde is als volgt: 31-12-2011 31-12-2010
Euro - 47.562 - 22.792
Amerikaanse dollar 77.213 30.442
Britse pond 5.918 2.581
Australische dollar 1.369 2.554
Zwitserse frank 47 967
Hong Kong dollar 172 - 1.107
Canadese dollar 20 248
Yen 3.560 3.063
Overige 27 4.116
Totaal derivaten met een negatieve waarde 40.764 20.072
Shortposities 4.476 6.361
De valutaverdeling van de shortposities is als volgt:
Euro 354 3.334
Amerikaanse dollar 3.799 2.833
Britse pond 32 7
Australische dollar 77 86
Zwitserse frank 22 8
Hong Kong dollar 23 13
Canadese dollar 69 20
Yen 23 19
Overige 77 41
Totaal shortposities 4.476 6.361
Kortgeld o/g 3.682 3.105
In het kortgeld o/g ad € 3,7 miljard is voor € 1,8 miljard aan repo´s begrepen
(2010: € 3,1 miljard, waarvan aan repo’s € 0,2 miljard ). Deze hebben
betrekking op obligaties en indexobligaties. Voor het aangaan van repo’s
wordt een vergoeding bedongen. Voor het risico van niet teruglevering
worden tijdelijk contanten verkregen, die onder strikte richtlijnen worden
belegd om additioneel rendement te genereren.
166 Jaarverslag ABP 2011
Overige passiva (8) 31-12-2011 31-12-2010
De post overige passiva bestaat uit niet aan beleggingen toewijsbare overige
passiva. Het betreft:
-voorzieningen 69 59
-langlopende schulden 52 61
-schulden inzake waardeoverdrachten - -
-schulden inzake pensioenen 250 235
-overige schulden 254 316
-minderheidsbelang deelnemingen 62 48
687 719Langlopende schulden
Door consolidatie verschijnen voor in totaal € 52 miljoen (2010: € 61 miljoen)
langlopende schulden. Dit betreft door kapitaalbelangen opgenomen leningen
bij derden. Het betreft leningen waarvan de resterende looptijd groter is dan
5 jaar. Voor deze leningen zijn geen zekerheden gesteld.
167 Jaarverslag ABP 2011
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Verplichtingen uit hoofde van beleggingen
Voor vastgoedbeleggingen zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor € 3,9 miljard
(2010: € 4,0 miljard).
Bij aandelen zijn voor beleggingen in private equity
verplichtingen aangegaan om desgevraagd stortingen
te verrichten. Per balansdatum bedragen deze
€ 11,4 miljard (2010: € 10,9 miljard).
Voor vastrentende waarden zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor € 1,6 miljard.
Voor een gedeelte van de op de balans opgenomen
vastrentende waarden, ter waarde van € 0,2 miljard
(2010: € 0,3 miljard) berust alleen het economische
eigendom bij ABP. Dit betreffen door een pandrecht
zekergestelde hypotheken.
Het treasury center heeft stukken als collateral
gekregen voor € 7,0 miljard (2010: € 1,5 miljard).
Voor overige beleggingen zijn per balansdatum
verplichtingen aangegaan voor een bedrag van
€ 2,7 miljard (2010: € 3,1 miljard).
Overige verplichtingen
Per balansdatum staat aan verplichtingen uit hoofde
van lopende huurcontracten ad € 126,3 miljoen open
(2010: € 130,4 miljoen).
Voor bedrijfsgebouwen in eigen gebruik zijn voor
€ 3,8 miljoen (2010: € 0,6 miljoen) verplichtingen
aangegaan.
Ultimo verslagjaar zijn investeringsverplichtingen
aangegaan voor hard- en software ad € 0,5 miljoen
(2010: € 1,7 miljoen).
Per balansdatum staat aan verplichtingen uit hoofde
van onderhoudscontracten en overige contracten
€ 34,0 miljoen open (2010: € 32,6 miljoen), waarvan
€ 13,9 miljoen (2010: € 10,7 miljoen) verschuldigd
binnen 1 jaar en € 20,1 miljoen verschuldigd in de
daarop volgende jaren (2010: € 21,9 miljoen).
De verplichtingen uit hoofde van langlopende
autoleasecontracten bedragen € 14,3 miljoen
(2010: € 14,2 miljoen), waarvan € 5,7 miljoen
(2010: € 5,9 miljoen) verschuldigd binnen 1 jaar
na afloop van het boekjaar en € 8,6 miljoen
(2010: € 8,3 miljoen) verschuldigd tussen 1 en
5 jaar. In het verslagjaar zijn voor € 7,5 miljoen
(2010: € 6,5 miljoen) leasekosten verantwoord.
De leaseverplichting is door de leasemaatschappij
bepaald op basis van de afschrijvingen verhoogd
met een opslag voor brandstof, verzekeringen en
onderhoud.
168 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten (in € mln)
Baten 2011 2010
Premiebijdragen (netto) (9)
Pensioenfonds 8.293 7.914
Verzekeringsbedrijf 376 385
Totaal (bruto) 8.669 8.299
Af: kostenopslag in de premie - 140 -102
Premiebijdragen (netto) 8.529 8.197
Beleggingsresultaten (netto) (10)
De beleggingsresultaten bestaan uit de resultaten op de vastgoedbeleggingen,
aandelen, vastrentende waarden, derivaten en overige beleggingen.
Hieronder worden deze componenten toegelicht. Het resultaat op beleggingen is
als volgt:
Vast
go
ed-
bel
egg
ing
en
Aan
del
en
Vast
rent
end
e
waa
rden
Der
ivat
en
po
sitie
f
Ove
rige
bel
egg
ing
en
Totaal
2011
Totaal
2010
Direct resultaat 909 2.042 4.015 753 208 7.927 8.488
Indirecte resultaten - 11 - 5.225 747 4.934 62 507 19.875
Kosten - 53 - 267 - 106 - - 274 - 700 - 295
Totaal 845 - 3.450 4.656 5.687 - 4 7.734 28.068
Waarvan:
-voor risico verzekeringsbedrijf 92 178
-voor risico polishouders - 10 15
Vanwege de in 2011 doorgevoerde verdere verfijning van de pro rata
verwerking zijn de gepresenteerde kosten hoger. In 2010 zijn deze kosten
gesaldeerd met het resultaat.
169 Jaarverslag ABP 2011
Lasten 2011 2010
Uitkeringen (11)
De post uitkeringen betreft de feitelijk uitgekeerde bedragen aan ouderdoms-
en nabestaandenpensioen (OP/NP), alsmede arbeids ongeschiktheids-
pensioenen (AOP zijnde AAOP, IP en HPT), flexibel pensioen (FP) en
uitkeringen uit hoofde van leven- en schadeverzekeringsprodukten.
De uitkeringen zijn als volgt te specificeren.
Pensioenfonds - 7.684 - 7.230
Verzekeringsbedrijf - 357 - 351
- 8.041 - 7.581
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (12)
Pensioenopbouw - 7154 - 6.394
Indexering - -
Rentetoevoeging - 2.926 - 2.648
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten 6.661 7.174
Wijziging marktrente - 33.923 - 19.387
Wijziging actuariële grondslagen - 210 - 2.526
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - 287 - 533
Overige mutaties 89 450
Totaal - 37.750 - 23.864
Deze posten zijn toegelicht in het onderdeel enkelvoudige jaarrekening van
dit jaarverslag.
Dekking uit kosten opslag pensioenpremies (13) 140 102
Mutatie voorziening verzekeringsverplichtingen (14)
Opbouw voorziening verzekeringsverplichtingen - 354 - 381
Rentetoevoeging - 219 - 147
Onttrekking voor verzekeringsuitkeringen 313 312
Onttrekking voor kosten 15 23
Overige mutaties 158 104
Totaal - 87 - 89
Voor unit linked-producten is de rentetoevoeging afhankelijk van de waarde-
ontwikkeling van de onderliggende beleggingen, voor de meeste overige
producten is de swapcurve per 31 december 2011 gehanteerd.
De kosten van de verzekeringsprodukten worden deels gedekt uit een
inhouding op de premie, deels uit een onttrekking uit de voorziening en deels
uit een rendementsinhouding.
170 Jaarverslag ABP 2011
2011 2010
Saldo overdracht van rechten (15) 234 379
Uitvoeringskosten (netto) (16)
Salarissen - 286 - 285
Sociale lasten - 25 - 23
Pensioenlasten - 36 - 33
Overige personeelskosten - 47 - 54
Afschrijvingen - 27 - 26
Overige bedrijfskosten - 233 - 246
Subtotaal - 654 - 667
Af: werkzaamheden voor derden 216 212
Subtotaal - 438 - 455
Af: toerekening aan beleggingsresultaten 205 211
Netto-uitvoeringskosten - 233 - 244
De post overige bedrijfskosten betreft de kosten voor het inhuren van extern
personeel, automatiseringskosten en huisvestingskosten.
De omvang van het gemiddelde personeelsbestand in personen bedroeg:
ABP 15 13
Geconsolideerde kapitaalbelangen 4.220 4.232
(waarvan werkzaam in het buitenland) (126) (133)
Deze personen zijn werkzaam bij:
Directies en staven 391 371
Bedrijfseenheden 2.453 2.446
Dienstverlenende eenheden 1.391 1.428
Rentelasten passiva beleggingen gerelateerd (17)
-rentelasten kortgeld o/g - 94 - 13
- 94 - 13
Overige baten en lasten (18) 766 427
171 Jaarverslag ABP 2011
Toelichting op het geconsolideerd kasstroomoverzicht
31-12-2011 31-12-2010Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het enkelvoudig
kasstroomoverzicht.
In het geconsolideerde kasstroomoverzicht zijn de aan- en verkopen van de
door het uitvoeringsbedrijf beheerde fondsen voor gemene rekening verwerkt
naar rato van het belang in deze fondsen.
Liquide middelen (19)
De stand van de liquide middelen is als volgt verantwoord
In de balans opgenomen bij:
-beleggingen 23.583 7.380
-overige activa 922 599
-passiva beleggingen gerelateerd - 3.682 - 3.105
Totaal 20.823 4.874
172 Jaarverslag ABP 2011
Overige toelichtingen
Segmentatieoverzicht (in € mln)
Balans ultimo 2011 Pen
sio
enfo
nds
Verz
eker
ing
s-
bed
rijf
Uitv
oer
ing
s-
bed
rijf
Trea
sury
cen
ter
en o
verig
e
Elim
inat
ies
Gec
ons
olid
eerd
Beleggingen 265.683 3.073 2 81.954 - 41.716 308.996
Overige activa 2.235 329 1.434 962 - 2.287 2.673
Activa 267.918 3.402 1.436 82.916 - 44.003 311.669
Eigen vermogen - 16.389 217 613 1.115 - 1.945 - 16.389
Voorziening verplichtingen 262.647 3.107 - - - 265.754
Belang van derden in beleggingen - - - 148 - 148
Passiva beleggingen gerelateerd 21.373 2 - 81.566 - 41.472 61.469
Overige passiva 287 76 823 87 - 586 687
Passiva 267.918 3.402 1.436 82.916 - 44.003 311.669
Staat van baten en lasten
over het jaar 2011
Premiebijdragen (netto) 8.153 376 - - - 8.529
Beleggingsopbrengsten 7.545 86 18 165 - 80 7.734
Overige baten 1.320 37 734 7 - 573 1.525
Baten 17.018 499 752 172 - 653 17.788
Mutatie verplichtingen - 37.750 - 87 - - - - 37.837
Uitkeringen - 7.684 - 357 - - - - 8.041
Rentelasten passiva beleggingen
gerelateerd - 16 - - - 120 42 - 94
Overige lasten - 370 - 106 - 649 - 34 543 - 616
Lasten - 45.820 - 550 - 649 - 154 585 - 46.588
Resultaat voor belasting - 28.802 - 51 103 18 - 68 - 28.800
Belasting - 14 - 19 8 - 5 - 2
Resultaat na belasting - 28.802 - 37 84 26 - 73 - 28.802
In bovenstaand overzicht zijn
de cijfers verwerkt welke voor
consolidatie doeleinden door de
directe – en meest significante
kapitaalbelangen zijn aangeleverd.
173 Jaarverslag ABP 2011
Overzicht van de in de consolidatie betrokken directe kapitaalbelangen en meest significante
kapitaalbelangen
Entiteiten Vestigingsplaats Belang
in %
Kernactiviteit
A&C Holdings Ltd Cayman Islands 80 Beleggen in commodities
ABP Life Cycle Holding BV Amsterdam 100 Houdstermaatschappij
APG Groep NV Heerlen 92 Deelnemen in en verlenen van
diensten aan ondernemingen
en uitoefenen verzekerings-
bedrijf
-APG Algemene Pensioen Groep NV Heerlen 100 Uitvoeringsbedrijf
-Loyalis NV Heerlen 100 Verzekeringsbedrijf
APG Treasury Center BV Amsterdam - Het verlenen van
beleggingsdiensten
Blueorchard Private Equity Fund SCA Luxemburg 38 Beleggen in private equity
BRD Vastgoed Holding BV Heerlen 100 Managementmaatschappij voor
beleggingen in Duitsland
Buffalo Investments Holding BV Heerlen 100 Beleggen in innovatie
CHEP Fund Ltd Jersey 100 Beleggen in onroerend goed
Drooge Vaate-1 NV Amsterdam 100 Beleggen in infrastructuur
Energy Capital Partners Co-investment Delaware (VS) 100 Beleggen in innovatie
Externe Hypothecaire Beleggingen Heerlen BV Heerlen 100 Houdstermaatschappij
Global Soladarity Forest Fund AB Halstahammar 56 Beleggen in commodities
GM3 (England) LP London 99 Beleggen in commodities
Goldentree Brazil Serido Co investment Cayman Islands 65 Beleggen in onroerend goed
Hyperion Separately Managed New York 100 Beleggen in onroerend goed
Imagem CV Hilversum 99 Beleggen in innovatie
ING Kantoren Bewaarmaatschappij II BV Den Haag 100 Bewaarder van activa
Kat Fund LLC Delaware (VS) 100 Beleggen in hedgefondsen
Koala Property Inv Pty Ltd Sydney 100 Beleggen in onroerend goed
Langoer Investments Holding BV Heerlen 100 Beleggen van vermogen
Limetree Investments Inc Delaware (VS) 100 Houdstermaatschappij
Lumbercy BV Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Mauro BV Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Noriker Investments Holding BV Heerlen 99 Beleggen in onroerend goed
Oiltree Investments Holdings BV Amsterdam 100 Beleggen van vermogen
Osib Financial Holding BV Amsterdam 75 Beleggen in onroerend goed
Outlet Ltd Jersey 100 Beleggen in onroerend goed
Pallinghurst EMG African Queen LP Cayman Islands 100 Beleggen in commodities
Parijs Kantoren Fonds BV Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
PARNIB-ABP Investments BV Den Haag 67 Beheren private equity
beleggingen
Partalia Ltd Jersey 100 Beleggen in onroerend goed
Parvenor SARL Luxemburg 100 Beleggen in onroerend goed
Patroffice BV Amsterdam 50 Beleggen in onroerend goed
Pindos Investments Holding BV Heerlen 100 Beheren van vermogen
Platypus Investments LLC Delaware (VS) 100 Beleggen in onroerend goed
Restalux BV Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Santa Juana Limited Jersey 56 Beleggen in onroerend goed
174 Jaarverslag ABP 2011
Entiteiten Vestigingsplaats Belang
in %
Kernactiviteit
SGRF III Parallel I LP Cayman Islands 98 Beleggen in commodities
Silverpeak Lehman Lberop Bermuda 99 Beleggen in onroerend goed
Terzo Dof Investments CV Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Terzo Dof Investments BV Amsterdam 100 Houdstermaatschappij
Tishman Speyer Travelers RE Funf V LP Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Tishman Speyer Travelers US RE Vent. IV LP Amsterdam 100 Beleggen in onroerend goed
Tooronga Investments LLC Delaware (VS) 100 Beleggen in onroerend goed
Wallaby Investments LLC Delaware (VS) 100 Beleggen in onroerend goed
Een volledige lijst van geconsolideerde kapitaalbelangen en niet geconsolideerde deelnemingen is gedeponeerd bij
de Kamer van Koophandel te Maastricht.
176 Jaarverslag ABP 2011
Gebeurtenissen na balansdatum
De eventuele overgang van ingegane pensioenen,
opgebouwde aanspraken en toekomstige pensioen-
opbouw voor personeel van de Universitair Medische
Centra (UMC’s) van ABP naar Pensioenfonds Zorg en
Welzijn, die beoogd was per 1 januari 2012, is voor
onbepaalde tijd uitgesteld.
In 2012 is een voorgenomen besluit tot verlaging van
de pensioenaanspraken en –uitkeringen aangekondigd.
Dit besluit is nader toegelicht in het bestuursverslag
en de jaarrekening. Of het besluit daadwerkelijk moet
worden doorgevoerd per 1 april 2013 wordt bepaald
op basis van de stand van de dekkingsgraad op
31 december 2012.
Statutaire winstverdeling
In de statuten is geen bepaling opgenomen over de
wijze waarop het resultaat moet worden verdeeld.
Voorgesteld wordt € 21 miljoen toe te voegen aan de
bestemmingsreserves en het restant ad € 28,8 miljard
te onttrekken aan de algemene reserve.
Het jaarverslag is, mede op basis van een positief
advies van de deelnemersraad en de werkgeversraad,
vastgesteld in de bestuursvergadering van de Stichting
Pensioenfonds ABP op 26 april 2012.
177 Jaarverslag ABP 2011
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds ABP te Heerlen is aan
AonHewitt de opdracht verleend tot het afgeven van
een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet
over het boekjaar 2011.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd,
zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder
de verantwoordelijkheid van het bestuur van het
pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de
beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag
liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de
richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris
terzake van de controle van verantwoordingen van
verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het
pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen
ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid
van de administratieve basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van
belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht
of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140
van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds
verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig
dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij
beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de
opdracht:
• heb ik ondermeer onderzocht of de technische
voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen
en het vereist eigen vermogen toereikend zijn
vastgesteld, en
• heb ik mij een oordeel gevormd over de
vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een
redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat
de resultaten geen onjuistheden van materieel belang
bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over
de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de
tot balansdatum aangegane verplichtingen kan
nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel
beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering
daarvan zijn in overeenstemming met de binnen
het Actuarieel Genootschap geldende normen
en gebruiken, en vormen naar mijn mening een
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de
beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als
geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien
van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum,
sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van
het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is
voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131,
132 en 133.
Het pensioenfonds heeft het voorgenomen
besluit genomen om de pensioenrechten en de
pensioenaanspraken per 1 april 2013 te zullen
korten, indien de financiële positie per 31 december
2012 onvoldoende is hersteld. Deze korting is niet
in aanmerking genomen bij de vaststelling van de
technische voorzieningen.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds
ABP is naar mijn mening slecht, vanwege het
dekkingstekort.
Rotterdam, 26 april 2012
Drs AGM Den Hartogh, AAG
verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
178 Jaarverslag ABP 2011
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds ABP
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit jaarverslag op pagina 91 tot en
met 176 opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting
Pensioenfonds ABP te Heerlen gecontroleerd.
Deze jaarrekening bestaat uit de enkelvoudige en
de geconsolideerde balans per 31 december 2011
en de enkelvoudige en de geconsolideerde staat
van baten en lasten over 2011 met de toelichting,
waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde
grondslagen voor financiële verslaggeving en andere
toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor
het opmaken van de jaarrekening die het vermogen
en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede
voor het opstellen van het bestuursverslag, beide
in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in
Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het
bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige
interne beheersing als het noodzakelijk acht om het
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken
zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel
over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij
hebben onze controle verricht in overeenstemming
met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse
controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan
de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij
onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een
redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van controle-informatie over de
bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De
geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van
de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de
jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat
als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt
de accountant de interne beheersing in aanmerking
die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening
en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het
opzetten van controlewerkzaamheden die passend
zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking
te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de stichting.
Een controle omvat tevens het evalueren van de
geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor
financiële verslaggeving en van de redelijkheid van
de door het bestuur van de stichting gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele
beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen
controle-informatie voldoende en geschikt is om een
onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw
beeld van de grootte en samenstelling van het
vermogen van Stichting Pensioenfonds ABP per 31
december 2011 en van het resultaat over 2011 in
overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden
Wij vestigen de aandacht op pagina 9 tot en met 11
van het bestuursverslag en pagina’s 127, 128 en 161
van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten
te hebben dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december
2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal
worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde
aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen
afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de
wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden
wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar
aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig
Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel
2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens
zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het
bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in
artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 26 april 2012
Deloitte Accountants B.V.
Was getekend: JGCM Buné RA
179 Jaarverslag ABP 2011
Personalia 2011
In onderstaand overzicht zijn de personalia van de
leden van het bestuur opgenomen, met vermelding
van hun hoofdfuncties en relevante nevenfuncties,
alsmede de leden van de bestuurscommissies,
de deelnemersraad, de werkgeversraad en het
verantwoordingsorgaan.
Bestuur
drs H Brouwer
Hoofdfunctie: voorzitter (vanaf 1 januari 2012)
WJ Berg
Hoofdfunctie: penningmeester CNV Onderwijs
Nevenactiviteiten: bestuurslid Stichting VUT-fonds
Overheidspersoneel, bestuurslid A en O fonds Zestor,
lid werkgroep pensioenen CNV Vakcentrale, lid
Commissie Sociaal en Politieke Aangelegenheden CNV
Vakcentrale, voorzitter regiocomité en lid ledenraad
Vereniging VU Windesheim
dr LJCM Le Blanc
Hoofdfunctie: senior partner Andreas Capital,
Luxemburg
Nevenactiviteiten: voorzitter Board ETC Ltd. Marlow
UK, Adviseur URENCO Ltd. en Bestuurslid stichting
GAK
mr HCJL Borghouts
Hoofdfunctie: geen
Nevenactiviteiten: voorzitter bestuur Stichting
Geuzenverzet 1940-1945, voorzitter raad van toezicht
Felix Meritis, voorzitter bestuur stichting plein Elswout,
lid bestuur bijzondere leerstoelen CAOP, lid bestuur
NGXchange
M Doornekamp
Hoofdfunctie: Directeur Velocity Private Equity BV/
Velocity Capital BV (tot 1 september 2011)
Nevenactiviteiten: Bestuurder ABP
Pensioenfonds, Heerlen, Lid en vice-voorzitter
raad van commissarissen Menzis, voorzitter
Audit Commissie Menzis, Wageningen, Directeur
Beleggingsmaatschappij Buren B.V., Buren (Gld.), Lid
RvC Zorgpunt, Zwolle (miv 1 oktober 2011)
mr JN van Lunteren
Hoofdfunctie: vice-voorzitter ABP (tot 2 december
2011); bestuurder ABP (vanaf 2 december 2011)
Nevenactiviteiten: zelfstandig organisatieadviseur/
associé Het Expertise Centrum, lid raad van
commissarissen Dutch Infrastructure Fund BV,
voorzitter raad van advies OCW DUO
CAM Michielse
Hoofdfunctie: bestuurslid ABP
Nevenactiviteiten: bestuurslid Spaarfonds SCO,
bestuurslid Stichting VUT-fonds Overheidspersoneel,
directeur eigenaar Michielse-advies, Associate partner
Axyos Pensioen, bestuurslid Pensioenfonds KPN
PIW Oudenaarden
Hoofdfunctie: lid bestuur CNV Publieke Zaak
Nevenactiviteiten: secretaris CCOOP, bestuurslid
Stichting VUT-fonds Overheidspersoneel, lid bestuur
Spaarfonds SCO
AA Rolvink
Hoofdfunctie: bestuurslid AOB/penningmeester
Nevenactiviteiten: bestuurslid Stichting VUT-
fonds Overheidspersoneel, lid Raad voor het
Overheidspersoneelsbeleid
drs XJ den Uyl
Hoofdfunctie: bestuursadviseur Abvakabo FNV
Nevenactiviteiten: voorzitter raad van toezicht
Dunamare Onderwijsgroep, bestuurslid
pensioenfonds PWRI (qq), bestuurslid Vereniging
van Bedrijfstakpensioenfondsen (qq), bestuurslid
Pensioenfederatie (qq), bestuurslid Stichting
Leerstoelen CAOP (qq), voorzitter pensioencommissie
Oxfam Novib
CJM de Veer (per 25-08-2011)
Hoofdfunctie: vice voorzitter ABP
Nevenactiviteiten: vice voorzitter Nationaal Fonds voor
Vrijheid en Veteranenzorg, Honorary Member Common
Wealth War Graves Commission, beschermheer Nieuw
Guinea Veteranen
180 Jaarverslag ABP 2011
J Witvoet † 16-11-2011
Hoofdfunctie: geen
Nevenactiviteiten: voorzitter Stichting Zorgzaam,
bestuurslid Stichting VUT-fonds Overheidspersoneel,
bestuurslid Stichting Ziektekosten Verzekering
Krijgsmacht (SZVK), lid ledenraad ACHMEA, voorzitter
commissie van beroep ABP
Auditcommissie
Bestuursleden
mr HCJL Borghouts, voorzitter
dr LJCM Le Blanc
mr JN van Lunteren
PIW Oudenaarden
AA Rolvink
J Witvoet † 16-11-2011
Externe leden
drs FJM Crone
Hoofdfunctie: burgemeester Leeuwarden
Nevenactiviteiten: korpsbeheerder Regiopolitie
Fryslân, voorzitter Regionaal College Politie Fryslân,
lid Dagelijks Bestuur Korpsbeheerdersraad vts
Politie Nederland, voorzitter Stichting Herdenking
Gevallenen 4 mei, voorzitter Veiligheidsregio Fryslan,
lid Veiligheidsberaad, lid Raad van Toezicht Stichting
Energy Valley, lid Bestuur G32 Grote Steden Beleid
(GSB), lid Dagelijks Bestuur SNN Samenwerking Noord
Nederland, lid bestuur Groen Gas Nederland.
mr JPW Klopper
Hoofdfunctie: geen
Nevenactiviteiten: Voorzitter (vaste) visitatiecommissie
Pensioenfonds Metaal en Techniek PMT, voorzitter
Platform Intern Toezicht Pensioenfondsen i.o.,
voorzitter raad van toezicht Pensioenfonds Unilever
NL “Progress”, voorzitter vertrouwenscommissie
Opvangregeling Leven, lid raad van advies
Pensioen Bestuur & Management, bestuurslid
Stichting Day for Change, redactie dossierreeks
Pensioen Bestuur & Management, redactie toolkit
governance pensioenfondsen Nationaal Register,
lid visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds HAL,
bestuurder Stichting Administratiekantoor Oilinvest
drs MA Scheltema
Hoofdfunctie: commissaris/toezichthouder (Schiphol,
TNT Express, Triodos bank, ASR, Rijksmuseum, ECN)
Nevenactiviteiten: research fellow Erasmus Universiteit,
lid van de commissie externe verslaglegging AFM, lid
Signaleringsraad NBA
Bestuurscommissie Fondsbeleid
mr HCJL Borghouts, voorzitter
WJ Berg
M Doornekamp
mr JN van Lunteren
CAM Michielse
AA Rolvink
drs XJ den Uyl
CJM de Veer (per 25-8-2011)
Bestuurscommissie Beleggingsbeleid
Bestuursleden
mr JN van Lunteren, voorzitter
WJ Berg
dr LJCM Le Blanc
M Doornekamp
CAM Michielse
drs XJ den Uyl
Externe leden
drs L de Bever
S Evans
dr F Fröhlich
prof dr P de Grauwe (tot 2 november 2011)
KN Kjaer
Commissie van Beroep
Bestuursleden
mr HCJL Borghouts
J Witvoet, voorzitter † 16-11-2011
Externe leden
mr R Barnhoorn
AC van Pelt
mr M van Seventer
mr MJF Stelling
mr ESM van Zadelhoff
181 Jaarverslag ABP 2011
Remuneratiecommissie
dr LJCM Le Blanc (per 1-11-2011)
M Doornekamp (tot 1-11-2011)
mr JN van Lunteren
AA Rolvink
drs XJ den Uyl
Bestuurscommissie SLA
mr HCJL Borghouts
mr JN van Lunteren
PIW Oudenaarden
CJM de Veer (per 25-8-2011)
J Witvoet - voorzitter † 16-11-2011
Bestuurscommissie Communicatie
M Doornekamp, voorzitter
mr JN van Lunteren
PIW Oudenaarden
drs XJ den Uyl (per 16-11-2011)
CJM de Veer (per 25-8-2011)
J Witvoet † 16-11-2011
Deelnemersraad
ACOP FNV
SJP Bakker
JMH Beurskens
AGJ Boender
JF Custers
AJM Debie
JA Eringaard
M van de Grift (tot 24 mei 2011)
JJJ Grobbée (tot 6 oktober 2011)
JHO Grönloh
RJ Hamann
JM de Jong-de Leeuw
JA van Nie
drs ing CAM Oostvriesland-van der Zanden (vice-
voorzitter)
JHM Rutten
prof dr W Salverda
prof dr ir FW Sluijter
A van Wamelen
CCOOP
EWP van Boven
GAMC Dijkers
HF Heijltjes
FJG Hintzen (tot 2 december 2011)
CM Kruf
HG de Pee
RG Selles
MJ de Sutter-Besters
AC
PGJ Jong
ing JCH Kessen
TJM Overhein
P vd Spoel (per 1 januari 2011)
CMHF
dr JBA Kipp
WBM Treu
ir AW Verburg (voorzitter Deelnemersraad)
drs MAM Weusthuis
Gepensioneerdenfractie NVOG
ir B Koster
S van der Schoot
Werkgeversraad
Sector MBO-raad
WGG van Dalen (voorzitter Werkgeversraad)
Sector PO-raad
drs PH van der Veen
mr JAP Veringa
Sector VO-raad
drs PCHH Boerdijk (vanaf 1 februari 2011)
F Mentjox
LFP Niessen (tot 1 februari 2011)
Sector NFU (UMC’s)
mr JA Wenneker (vice-voorzitter Werkgeversraad)
Sector HBO-raad
A Jonkman
Sector rijk
BM Baert
drs CA van Ogtrop
Sector defensie
mr AJ van der Knaap
182 Jaarverslag ABP 2011
Sector politie
K de Neef
Sector rechterlijke macht
H Springer
Sector gemeenten
drs J Boere
WFM Heijmans
Sector provincies
JThJ Janssen (tot 15 november 2011)
Sector waterschappen
PC Esmeijer (vanaf 1 december 2011)
Sector WVOI
MJ Mathot
Sector VSNU
-
Werkgeversverenigingen WENb
mr HP Borra (tot 1 maart 2011)
drs ROM Rutjens (vanaf 1 maart 2011)
mr NJH Sijben
mr PCF vd Vlugt
Verantwoordingsorgaan
Geleding werkgevers
mr JAP Veringa (vice-voorzitter)
BM Baert
drs J Boere
WGG van Dalen
JThJ Janssen (tot 15 november 2011)
mr AJ van der Knaap
drs CA van Ogtrop
H Springer
drs PH van der Veen
mr PCF van der Vlugt
mr JA Wenneker
Geleding actieve deelnemers
EWP van Boven (voorzitter)
JMH Beurskens
J Damsma (vanaf 1 december 2011)
JM de Jong-de Leeuw
ing JCH Kessen
JA van Nie
drs ing CAM Oostvriesland
drs TJM Overhein (vanaf 23 februari 2011)
HG de Pee (tot 1 december 2011)
JHM Rutten
prof dr W Salverda
R Selles
WBM Treu
Geleding pensioengerechtigde deelnemers
JJJ Grobbée (vice-voorzitter) (tot 6 oktober 2011)
AGJ Boender
JHO Grönloh
FJG Hintzen (tot 1 december 2011)
PGJ Jong
dr JBA Kipp
ir B Koster
CM Kruf
HG de Pee (vanaf 1 december 2011)
S van der Schoot
prof dr ir FW Sluijter
ir AW Verburg
A van Wamelen
Klachteninstantie werkgeversraad
G Verheij, voorzitter
GAW van Dalen
LGLM Poell
mr MGW Robbers-van der Borg
mr MJF Stelling
Bestuursbureau
drs NJM Beuken, directeur
drs M Wiesemann, plaatsvervangend directeur
General Counsel
mr KWH Broekhuizen
Externe actuaris
AON Hewitt
Externe accountant
Deloitte Accountants BV
183 Jaarverslag ABP 2011
Afkortingen en begrippen
Afkortingen
AAOP ABP arbeidsongeschiktheidspensioen
ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota
AFUP Aanvullende flexibele uitkering politie
AKP ABP KeuzePensioen
ALM asset liability management
AOP arbeidsongeschiktheidspensioen
APG APG Algemene Pensioen Groep
AOW Algemene Ouderdomswet
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CEM Cost Effectiveness Measurement
DNB De Nederlandsche Bank
ESG Maatschappelijk verantwoord ondernemen
(Environmental, social and governance)
FGR Door het uitvoeringsbedrijf beheerd fonds voor
gemene rekening
FP flexibel pensioen
FPU Regeling flexibel pensioen en uittreden
FTK Financieel Toetsingskader
HPT herplaatsingstoelage
IP invaliditeitspensioen
NP nabestaandenpensioen
OP ouderdomspensioen
PP partnerpensioen
SLA service level agreement
VPV voorziening pensioenverplichtingen
VUT Regeling vervroegd uittreden
VVP voorziening verzekeringsverplichtingen
Begrippen
ABP KeuzePensioen Pensioenproduct van ABP dat
keuzemogelijkheden biedt ten aanzien van uitruil van
ouderdoms- en partnerpensioen en de mogelijkheid
van flexibilisering door de keuzemogelijkheid van
parttimepensioen
Absolute return strategies Een beleggingsstrategie
die gericht is op het, ongeacht de marktsituatie,
behalen van een positief rendement
Actief risico Het verschil in samenstelling tussen de
eigen portefeuille en de normportefeuille
Actieve Een werknemer die op grond van een
pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft
jegens een pensioenuitvoerder in een lopend
dienstverband
Asset Beleggingscategorie
Asset Backed Securities (ABS) Gesecuritiseerde
schuldvorderingen van financiële instellingen uit
hoofde van activa die omgezet zijn in obligaties en vrij
verhandelbaar zijn
Asset liability management Analyse van de
onderlinge samenhang van de ontwikkeling van
beleggingen (assets) en verplichtingen (liabilities)
ter toetsing van het premie-, indexatie- en
beleggingsbeleid
Basispunt 0,01 procentpunt
Beklemde reserve Reserve die niet voor uitkering in
aanmerking komt
Benchmark Norm waarmee kosten en prestaties van
instellingen uit dezelfde sector worden vergeleken
Broker quotes Waarderingen verstrekt door een
deskundig tussenpersoon die handelt in de betreffende
titel en daarbij gebruik maakt van beschikbare
marktinformatie
Cash collateral Ontvangen zekerheden in contanten
Collateralfonds Fonds waarin verkregen en verstrekte
zekerheden (obligaties of contanten) zijn ondergebracht
Commodities Beleggingen in goederen en
grondstoffen (verbruiksartikelen)
Compliance Handelen in overeenstemming met (in- en
externe) wet- en regelgeving en integriteitsbeleid
Cross currency swap Een overeenkomst om
rentestromen in verschillende valuta te ruilen zonder
uitwisseling van de hoofdsommen zelf
Deelnemer Actieven, pensioengerechtigden en slapers
Defined benefit Pensioensysteem waarbij de
pensioentoezegging is uitgedrukt in een percentage
van het laatstverdiende of gemiddelde salaris (dus een
zekere uitkomst)
184 Jaarverslag ABP 2011
Defined contribution Pensioensysteem waarbij de
pensioentoezegging bestaat uit een jaarlijkse inleg die
voor rekening en risico van de pensioengerechtigde
wordt belegd (dus een onzekere uitkomst)
Dekkingsgraad De mate waarin de toegezegde
pensioenverplichtingen zijn gedekt door aanwezig
vermogen
Derivaten Financiële instrumenten die worden gebruikt
voor het beheersen van balans- en beleggingsrisico’s
en het realiseren van de strategische beleggingsmix
Disconteringsvoet De rentevoet op basis waarvan
toekomstige lasten (of baten) contant worden gemaakt
Duration Gewogen gemiddelde looptijd van een
belegging rekening houdend met de momenten van
vrijvallende geldstromen en terugbetaling
Exposure Actuele waarde van een asset of in het geval
van derivaten de waarde van de onderliggende asset
Forward rente Een geldmarktderivaat dat ingezet
wordt om rentekosten of renteopbrengsten te fixeren
door met elkaar af te spreken wat een bepaald type
rente over een bepaalde tijd zal zijn
Future Op de beurs verhandeld termijncontract met
verplichte levering van de onderliggende waarden in de
toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs
Geamortiseerde kostprijs Bedrag waarvoor het
financieel actief of de financiële verplichting bij de
eerste opname in de balans wordt opgenomen,
rekening houdend met (dis)agio
Hedgefondsen Beleggingsfondsen die op basis
van een vastgelegde strategie proberen een
positief rendement te behalen onafhankelijk van het
marktrendement. Het zijn vaak fondsen met een
besloten karakter die met geleend geld opereren en
gebruikmaken van afgeleide producten (derivaten)
High yield Hoog renderende belegging met
bijbehorend hoger risicoprofiel
ILB Index Linked Bond, ook wel indexobligatie
genoemd. Een ILB levert een rente op die mede is
gebaseerd op de omvang van de inflatie
Indexatie Aanpassing van de toegezegde
pensioenrechten aan de algemene loonontwikkeling in
enig jaar. De indexatie is strikt voorwaardelijk
Indexobligatie Obligatie waarvan de couponbetaling
wordt gecorrigeerd voor de inflatie
Inflatie Geldontwaarding
Initial margin Dekkingsbedrag dat voor een
futurepositie moet worden aangehouden bij het openen
van een positie
Intraday faciliteit Kortlopende vermogenstitels die
binnen een dag afgerekend worden
ISAE 3402 ‘International Standard for Assurance
Engagements 3402’ is de nieuwe standaard die in de
plaats komt van de SAS70
Klimleningen Klimleningen zijn leningen waarbij (een
deel van) de rente wordt toegevoegd aan de (restant)
hoofdsom
Kortgeld o/g respectievelijk u/g Kortgeld
opgenomen (schuld) of uitgezet (vordering) bij een
financiële instelling
Margin call Bijstorting van zekerheden als (extra)
dekking voor een aangegane positie
Mortgage Backed Securities (MBS) Gesecuritiseerde
schuldvorderingen van hypotheekverstrekkers uit
hoofde van verstrekte hypotheken die omgezet zijn in
obligaties en vrij verhandelbaar zijn
Nominaal Uitgedrukt in geldwaarde of procenten
zonder rekening te houden met toekomstige loon- of
prijsinflatie
Normportefeuille De vooraf gedefinieerde
samenstelling van de beleggingsportefeuille met
bijbehorende benchmarks, waaraan de behaalde
beleggingsrendementen achteraf worden getoetst
Optie Het op een optiebeurs verhandelbare recht
om gedurende een bepaalde periode een vaste
hoeveelheid onderliggende waarde te kopen of te
verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs
Overgangsrecht FPU Na afschaffing van de FPU
per 1 januari 2006 is voor deelnemers die voor 1950
zijn geboren en sedert 1 april 1997 ononderbroken
deelnemer van ABP zijn geweest, bij wijze van
overgangsrecht de vroegere FPU grosso modo van
kracht gebleven, zij het dat de betrokken deelnemers
enkele maanden langer moeten doorwerken om
hetzelfde uitkeringsniveau te bereiken
Overlay Het via overkoepelend beheer sturen van
posities over alle portefeuilles heen (bijvoorbeeld
valutaposities)
Over the counter (OTC) Transacties die niet via
de beurs verlopen, maar die direct tussen 2 partijen
worden afgesloten
Pensioenakkoord Door sociale partners in de
Stichting van de Arbeid gemaakte afspraken over
aanpassingen van het Nederlandse pensioenstelsel om
de toekomstbestendigheid ervan te waarborgen.
Pensioengerechtigde Persoon voor wie op grond van
een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan
Private equity Participatie in het risicodragend
vermogen van niet beursgenoteerde ondernemingen
Rating De uitkomst van een beoordeling van de
kredietwaardigheid van een tegenpartij
Repo Repurchase order. Overeenkomst waarbij
tegen een vooraf gestelde aan- of verkoopprijs en
185 Jaarverslag ABP 2011
tijdstip stukken worden uitgewisseld met behoud van
economisch risico
Samenvallende diensttijd Diensttijd gelijktijdig door
deelnemer en partner opgebouwd
Securities lending Het uitlenen van beleggingen
waarbij het economisch eigendom behouden blijft en
waarvoor een vergoeding wordt ontvangen
Shortpositie Een positie waarbij een verplichting
is aangegaan om in de toekomst stukken te leveren
zonder de stukken te bezitten op het moment
van aangaan van de verplichting, waarbij het
tegenpartijrisico wordt gemitigeerd met behulp van
onderpand
Slapers Deelnemers van een pensioenfonds die niet
langer bij dit fonds pensioenrechten opbouwen
Spread Het rendementsverschil tussen twee
vermogenstitels
Swap Een swap is een derivaat waarbij partijen
kasstromen of risico’s onderling uitwisselen
Swaprente De swaprente is het tarief waartegen op
de geld- en kapitaalmarkt leningen met verschillende
looptijden worden geruild
Tegenpartijrisico Risico dat onze tegenpartijen niet
voldoen aan hun verplichtingen jegens ABP
Tracking error Het verschil in rendement tussen de
portefeuille en de benchmark
Uitvoeringsbedrijf Het bedrijf waaraan ABP de
uitvoering heeft uitbesteed, te weten APG
Vastgoedfondsen Beleggingsfondsen waarvan het
kapitaal is belegd in vastgoed
Vastrentende waarden Beleggingen met een vaste
looptijd en een overeengekomen plan van rente en
aflossing, zoals onderhandse leningen, obligaties en
hypothecaire leningen
Valutatermijncontracten Een valutatermijncontract
is een overeenkomst om op een toekomstig tijdstip
vreemde valuta tegen een afgesproken koers
en hoeveelheid aan te kopen of te verkopen. De
afgesproken koers is opgebouwd uit een koers op het
moment van afsluiten, de spotkoers, en een opslag.
De opslag is gebaseerd op het renteverschil tussen de
twee betrokken valuta’s
Vereiste dekkingsgraad De dekkingsgraad waarbij
juist voldoende overdekking aanwezig is, zodat er net
geen sprake is van een reservetekort
Volatiel In de financiële markten is de volatiliteit de
mate van beweeglijkheid van een financieel product
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV)
De contante waarde van alle verwachte
toekomstige pensioenuitkeringen voortvloeiend uit
de aanspraken van zowel actieven en slapers als
pensioengerechtigden. In wettelijke context wordt
hiervoor ook wel de term technische voorziening
gebruikt
Voorziening verzekeringsverplichtingen (VVP)
De contante waarde van alle verwachte toekomstige
verzekeringsverplichtingen voortvloeiend uit
aanspraken van polishouders. In wettelijke context
wordt hiervoor ook wel de term technische voorziening
gebruikt
Zakelijke waarden Aandelen, private equity,
commodities en onroerend goed
Z-score Maatstaf die het verschil meet tussen het
feitelijk behaalde rendement en het rendement van
de vooraf gedefinieerde normportefeuille, rekening
houdend met kosten
189 Jaarverslag ABP 2011
1. Procentuele verdeling werkzame Nederlandse
beroepsbevolking en ABP-actieven
0% 25% 50% 75% 100%
werkzame Nederlandse beroepsbevolking - man
17%26%26%21%10%
ABP-actieven - man
29%31%20%16%4%
werkzame Nederlandse beroepsbevolking - vrouw
13%26%26%24%11%
ABP-actieven - vrouw
18%29%26%23%4%
15-<25jr 25-<35jr 35-<45jr 45-<55jr 55-<65jr Bij de actievenpopulatie van ABP is duidelijk sprake van vergrijzing. Zo bedraagt het procentuele aandeel van de laagste leeftijdsklasse minder dan de helft van het aandeel bij de Nederlandse beroepsbevolking. Bij de tweede en de derde leeftijdsklasse is dit verschil ook aanwezig, maar minder groot. Bij de vrouwen is het verschil kleiner. Aan de andere kant van de leeftijdsverdeling zijn de twee hoogste leeftijdsklassen relatief sterk vertegenwoordigd bij de ABPpopulatie vergeleken met de Nederlandse beroepsbevolking. Vooral bij de mannen is dit verschil opvallend. De informatie over de werkzame Nederlandse beroepsbevolking is afkomstig van CBS Statline en heeft betrekking op de stand eind 2011.
190 Jaarverslag ABP 2011
2. Verloop van het aantal personen per
categorie en geslacht 2011 2010 2009 2008 2007
actieven
man 574.649 589.206 591.885 586.468 588.316
vrouw 565.862 569.538 561.575 546.443 533.170
totaal 1.140.511 1.158.744 1.153.460 1.132.911 1.121.486
invaliditeits-/arbeids-
ongeschiktheidspensioen
man 25.121 27.565 29.450 31.830 34.251
vrouw 33.450 35.341 36.774 38.521 40.223
totaal 58.571 62.906 66.224 70.351 74.474
flexibel pensioen
man 38.804 48.047 53.176 59.323 64.099
vrouw 16.950 20.141 21.652 23.381 24.535
totaal 55.754 68.188 74.828 82.704 88.634
ouderdomspensioen
man 306.399 286.522 276.197 265.611 256.469
vrouw 160.885 147.096 139.312 131.650 124.941
totaal 467.284 433.618 415.509 397.261 381.410
nabestaanden-/wezenpensioen
man 23.897 23.034 22.084 21.242 20.228
vrouw 179.124 178.926 178.710 178.167 177.571
totaal 203.021 201.960 200.794 199.409 197.799
Bovenstaande tabel laat het verloop van de aantallen personen per categorie per geslacht over de afgelopen vijf jaren zien. Het aantal actieven laat nu een forse daling zien met meer dan 18.000 personen. Deze afname komt vooral bij de mannelijke actieven voor. Het aantal arbeidsongeschikten evenals het aantal FPU’ers laten een continue daling zien.
191 Jaarverslag ABP 2011
3. Verloop index van de aantallen personen per
categorie en geslacht 2011 2010 2009 2008 2007
actieven
man 97,7 100,2 100,6 99,7 100
vrouw 106,1 106,8 105,3 102,5 100
totaal 101,7 103,3 102,9 101,0 100
invaliditeits-/arbeids-
ongeschiktheidspensioen
man 73,3 80,5 86,0 92,9 100
vrouw 83,2 87,9 91,4 95,8 100
totaal 78,6 84,5 88,9 94,5 100
flexibel pensioen
man 60,5 75,0 83,0 92,5 100
vrouw 69,1 82,1 88,2 95,3 100
totaal 62,9 76,9 84,4 93,3 100
ouderdomspensioen
man 119,5 111,7 107,7 103,6 100
vrouw 128,8 117,7 111,5 105,4 100
totaal 122,5 113,7 108,9 104,2 100
nabestaanden-/wezenpensioen
man 118,1 113,9 109,2 105,0 100
vrouw 100,9 100,8 100,6 100,3 100
totaal 102,6 102,1 101,5 100,8 100
De aantallen personen zijn nu in een index uitgedrukt ten opzichte van het overeenkomstige aantal personen eind 2007. Opvallend is de daling in 2011 bij de mannelijke actieven. Dit aantal zit nu bijna 2,5% onder het niveau van 2007. Ook de versnelde stijging van het aantal ouderdomsgepensioneerden springt in het oog. Hier spelen de naoorlogse geboortejaren een grote rol in.
192 Jaarverslag ABP 2011
4. Leeftijdsverdeling actieven ultimo 2011 - aantal personen
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
aantal personen
leeftijd
15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
man vrouw
5. Verloop van de actieven naar leeftijdsklasse
en geslacht - aantal personen 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse mannen
15-<25 jr 22.273 25.322 26.724 26.125 26.181
25-<35 jr 89.683 92.251 90.936 87.969 88.216
35-<45 jr 113.622 117.130 119.765 122.476 127.707
45-<55 jr 172.289 179.628 186.205 191.425 197.000
55-<60 jr 103.483 103.948 103.234 101.829 100.290
>=60 jr 73.299 70.927 65.021 56.644 48.922
totaal 574.649 589.206 591.885 586.468 588.316
leeftijdsklasse vrouwen
15-<25 jr 23.252 26.753 28.652 28.561 27.389
25-<35 jr 131.709 134.671 133.466 130.188 128.160
35-<45 jr 145.556 147.871 148.283 148.211 148.965
45-<55 jr 164.578 165.147 163.948 160.592 156.994
55-<60 jr 67.498 64.119 59.878 55.865 52.283
>=60 jr 33.269 30.977 27.348 23.026 19.379
totaal 565.862 569.538 561.575 546.443 533.170
De klasse >= 60 jaar laat over de afgelopen vijf jaar een forse toename van de aantallen zien. De mannen kennen een stijging van bijna 50 procent cumulatief en de vrouwen zelfs 71,7 procent. Deze toename kent 2 oorzaken: mensen werken langer door (zie ook de stijging van de gemiddelde uittreeleeftijd in verband met vervroegde pensionering in grafiek 14); de grote naoorlogse geboortejaren verschuiven naar deze leeftijdsklasse. Na een redelijk stabiele ontwikkeling is het aantal mannelijke actieven in 2011 gedaald met 2,5%. Ook het aantal vrouwen is gedaald, echter minder sterk dan het aantal mannen: te weten 0,6%. Het aandeel mannen bedraagt 50,4 procent tegen 52,5 procent ultimo 2007
193 Jaarverslag ABP 2011
6. Leeftijdsverdeling actieven ultimo 2011 - aantal fte’s
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
aantal fte’s
leeftijd
15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
man vrouw
7. Verloop van de actieven naar leeftijdsklasse
en geslacht - aantal fulltime equivalenten 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse mannen
15-<25 jr 19.042 22.204 23.768 23.379 23.535
25-<35 jr 85.972 88.685 87.456 84.813 85.212
35-<45 jr 109.506 113.187 115.447 118.554 123.815
45-<55 jr 166.431 173.724 179.760 185.538 191.211
55-<60 jr 99.872 100.326 99.117 97.676 95.943
>=60 jr 68.394 66.088 59.981 51.046 43.746
totaal 549.217 564.214 565.529 561.006 563.462
leeftijdsklasse vrouwen
15-<25 jr 17.012 20.243 22.532 22.748 22.026
25-<35 jr 110.045 113.099 112.260 109.660 107.981
35-<45 jr 108.371 109.749 109.148 109.025 109.124
45-<55 jr 123.645 124.107 122.738 120.473 117.388
55-<60 jr 51.445 48.777 45.155 42.121 39.224
>=60 jr 24.833 22.778 19.765 16.723 13.945
totaal 435.351 438.753 431.598 420.750 409.688
Door de aantallen fulltimeequivalenten te delen door de aantallen personen, kan een gemiddeld fulltimeequivalent worden berekend. Dit gemiddelde fulltimeequivalent ultimo 2011 bedraagt voor de mannen 0,96, voor de vrouwen is dit 0,77. Het gemiddelde fulltimeequivalent voor het totaal is 0,86. Over de jaren heen zijn deze equivalenten vrij stabiel. In fulltimeequivalenten uitgedrukt bedraagt het aandeel mannen 55,8%. Ultimo 2007 was dit 57,9%
194 Jaarverslag ABP 2011
8a. Verdeling van de actieven ultimo 2011 naar fulltime
jaarinkomen, ingedeeld in kwartielen
>=90.000
82.000
74.000
66.000
58.000
50.000
42.000
34.000
26.000
18.000
20 10 0 10 20 30 40 50
aantal personen x 1.000
fulltime jaarinkomen man vrouw
In de grafiek is de verdeling van de fulltime jaarinkomens opgenomen. Ook de kwartielen zijn aangegeven. De middelste kwartielgrens, de mediaan, verdeelt de populatie in twee gelijke delen (zie de stippellijn). Bij mannen bedraagt de mediaan voor het fulltime jaarinkomen € 46.900, terwijl het gemiddelde op € 49.900 ligt. Bij vrouwen ligt de mediaan op € 41.200, terwijl het gemiddelde fulltime jaarinkomen € 43.400 bedraagt.
8b. Verdeling van de actieven ultimo 2011 naar
premieplichtig inkomen, ingedeeld in kwartielen
>=80.000
72.000
64.000
56.000
48.000
40.000
32.000
24.000
16.000
8.000
0
25 20
premieplichtig inkomen
15 10 5 0 5 10 15 20 25
aantal personen x 1.000
man vrouw
In de grafiek is de verdeling van het premieplichtig inkomen opgenomen. Ook de kwartielen zijn aangegeven. De middelste kwartielgrens, de mediaan, verdeelt de populatie in twee gelijke delen (zie de stippellijn). Bij mannen bedraagt de mediaan € 34.400, terwijl het gemiddelde op € 37.300 ligt. Bij vrouwen ligt de mediaan op € 23.100, terwijl het gemiddelde premieplichtig inkomen € 25.900 bedraagt.
9. Gemiddelde opgebouwde diensttijd en aantal personen voor de actieven ultimo 2011
gemiddelde diensttijd aantal personen
man vrouw totaal man vrouw totaal
leeftijdsklasse
15-<20 0,99 0,56 0,85 1.987 961 2.948
20-<25 2,45 1,51 1,96 20.286 22.291 42.577
25-<30 4,25 3,66 3,90 40.887 60.220 101.107
30-<35 6,82 6,46 6,61 48.796 71.489 120.285
35-<40 9,95 8,73 9,25 51.644 70.285 121.929
40-<45 13,22 10,25 11,59 61.978 75.271 137.249
45-<50 18,80 13,32 15,96 76.494 82.899 159.393
50-<55 24,49 16,01 20,59 95.795 81.679 177.474
55-<60 29,74 18,41 25,27 103.483 67.498 170.981
>=60 32,58 19,32 28,43 73.299 33.269 106.568
totaal 19,39 11,31 15,38 574.649 565.862 1.140.511
Uit de tabel blijkt dat vrouwen aanzienlijk minder opgebouwde diensttijd kennen dan mannen. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door het werken in deeltijd, dat relatief gezien vaker bij vrouwen dan bij mannen voorkomt, evenals onderbrekingen van de carrière vanwege gewijzigde gezinssamenstelling.
195 Jaarverslag ABP 2011
10. Gemiddelde leeftijd actieven ultimo 2011 naar
sector en geslacht
0 15 30 45 60
Rijk
Gemeenten
sector
Provincies
Waterschappen
Defensie - burger
Defensie - militair
Politie
Rechterlijke macht
Primair en Voortgezet Onderwijs
Wetenschappelijk Onderwijs
Onderz. en Wetenschapsbeleid
Hoger Beroeps Onderwijs
Academische ziekenhuizen
Beroeps- en Volw.Educatie
Water-, Energie- en Nuts Bedr.
Vrijwillige toetreders
Overige
leeftijd ultimo 2011
man vrouw
11. Actieven ultimo jaar naar sector - aantal personen
stand ultimo
2011 2010 2009 2008 2007
sector
Rijk 137.934 142.066 142.447 141.869 139.782
Gemeenten 212.582 218.929 218.317 211.204 208.151
Provincies 14.273 14.999 15.104 14.776 15.042
Waterschappen 12.534 12.358 12.177 11.741 11.588
Defensie - burger 19.659 20.817 22.966 22.204 21.885
Defensie - militair 57.101 59.984 60.138 59.167 60.501
Politie 67.873 68.784 69.605 68.764 67.880
Rechterlijke macht 3.646 3.655 3.596 3.509 3.431
Primair en Voortgezet Onderwijs 288.414 294.246 292.863 289.351 286.543
Wetenschappelijk Onderwijs 56.113 55.844 54.745 52.976 52.158
Onderz. en Wetenschapsbeleid 6.562 6.646 6.492 6.382 6.167
Hoger Beroeps Onderwijs 42.833 41.821 40.954 40.133 38.849
Academische ziekenhuizen 66.649 65.717 63.692 61.530 59.828
Beroeps- en Volw.Educatie 56.594 58.056 58.175 58.597 59.041
Water-, Energie- en Nuts Bedr. 39.533 39.170 37.477 34.455 29.891
Vrijwillige toetreders 41.182 39.940 38.687 36.609 36.663
Overige 17.029 15.712 16.025 19.644 24.086
totaal 1.140.511 1.158.744 1.153.460 1.132.911 1.121.486
196 Jaarverslag ABP 2011
12. Leeftijdsverdeling personen met invaliditeits-/arbeidsongeschiktheidspensioen ultimo 2011
aantal personen
leeftijd
20 25 30 35 40 45 50 55 60 65
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
man vrouw
Personen met een invaliditeits/arbeidsongeschiktheids pensioen komen vooral in de hogere leeftijdscategorieën voor. Verder komen bij de arbeidsongeschikten meer vrouwen dan mannen voor. Dit geldt vooral voor de lagere leeftijden. Vanaf 55 jaar zijn de mannen in de meerderheid. Naar verwachting zal deze populatie in de komende jaren sterk afnemen, mede vanwege de strengere onderliggende WIAeisen die aan nieuwe instroom zijn gesteld
13. Verloop van het aantal personen met invaliditeits-/arbeidsongeschiktheidspensioen
naar leeftijdsklasse
2011 2010 2009 2008 2007
mannen
15-<25 jr - - - - 2
25-<35 jr 46 62 75 97 114
35-<45 jr 748 822 947 1.141 1.341
45-<55 jr 4.800 5.468 6.250 7.198 8.215
>=55 jr 19.527 21.213 22.178 23.394 24.579
totaal 25.121 27.565 29.450 31.830 34.251
naar uitkeringsklasse (* € 1.000)
mannen
<2,5 9.463 9.978 10.332 10.312 12.654
2,5-<5 5.711 6.361 6.775 7.645 8.338
5 -<7,5 3.737 4.034 4.256 4.539 4.629
7,5-<10 2.129 2.320 2.513 2.826 2.698
10 -<12,5 1.413 1.643 1.842 2.127 2.002
12,5-<15 892 1.047 1.190 1.364 1.297
15 -<17,5 663 805 928 1.104 1.015
17,5-<20 363 458 545 660 583
>=20 750 919 1.069 1.253 1.035
totaal 25.121 27.565 29.450 31.830 34.251
naar leeftijdsklasse
2011 2010 2009 2008 2007
vrouwen
15-<25 jr - - 1 4 7
25-<35 jr 306 335 398 485 619
35-<45 jr 2.798 3.129 3.515 3.982 4.466
45-<55 jr 10.080 10.737 11.533 12.308 12.964
>=55 jr 20.266 21.140 21.327 21.742 22.167
totaal 33.450 35.341 36.774 38.521 40.223
naar uitkeringsklasse (* € 1.000)
vrouwen
<2,5 18.402 19.319 20.056 20.529 23.445
2,5-<5 7.556 8.099 8.404 9.154 9.497
5 -<7,5 3.979 4.161 4.323 4.559 4.006
7,5-<10 1.742 1.843 1.926 2.060 1.579
10 -<12,5 804 865 951 983 758
12,5-<15 412 446 457 505 380
15 -<17,5 235 256 280 315 251
17,5-<20 128 142 154 167 124
>=20 192 210 223 249 183
totaal 33.450 35.341 36.774 38.521 40.223
Het invaliditeits/arbeidsongeschiktheidspensioen kent een sterke concentratie in de lagere uitkeringsklassen. Hier speelt het aanvullende karakter van de uitkering een rol. De uitkering vult de WAO/WIA aan. Vanaf 2007 is naast het IP/HPT ook het AAOP (ABP arbeidsongeschiktheidspensioen) in de cijfers opgenomen (ultimo 2011 gaat het om 5.956 personen).
197 Jaarverslag ABP 2011
14. Gemiddelde instroomleeftijd per maand: fpu en akp; herkomst: actief
59
60
61
62
63
64
65
leeftijd
2006 2007 2008 2009 2010 2011
instroom
12 mnd-voortschrijdend gemiddeldemaand-gemiddelde
In de grafiek is opgenomen de gemiddelde leeftijd bij de eerste toekenning van FPU resp. AKP. Alléén toekenningen vanuit de categorie actief zijn meegenomen (AKPinstroom is ook vanuit andere categorieën mogelijk). In het begin van de reeks zijn de aantallen toegekende AKPpensioenen nog erg laag en oefenen derhalve weinig invloed uit op het overallgemiddelde. In de loop van de tijd zijn deze aantallen echter toegenomen. Aan het einde van 2011 is de verhouding AKP/FPUtoekenningen circa een op drie. Het voortschrijdend gemiddelde betreft vanaf 2007 steeds een heel jaar en is gewogen met de bijbehorende aantallen per maand.
15. Verloop van het aantal personen met flexibel pensioen (fpu)
naar leeftijd
2011 2010 2009 2008 2007
mannen
57 - - - - 1.785
58 - - - 1.777 3.111
59 - - 1.775 3.405 4.231
60 - 1.767 4.718 5.667 7.813
61 1.759 5.588 6.430 8.964 11.494
62 7.583 8.550 11.200 14.469 10.461
63 12.334 14.316 16.165 11.484 12.274
64 15.613 16.886 11.751 12.448 11.977
65 1.515 940 1.137 1.109 953
totaal 38.804 48.047 53.176 59.323 64.099
naar uitkeringsklasse (* € 1.000)
mannen
<5 1.572 2.138 2.504 2.666 2.935
5 -<10 4.330 5.299 5.873 6.282 7.276
10-<15 3.477 4.507 5.160 5.685 5.902
15-<20 3.631 4.500 4.832 4.696 4.837
20-<25 2.625 4.010 4.670 5.191 6.375
25-<30 3.065 4.440 5.386 6.337 7.528
30-<35 3.406 4.541 5.213 6.168 7.091
35-<40 3.485 4.072 4.562 5.196 5.499
>=40 13.213 14.540 14.976 17.102 16.656
totaal 38.804 48.047 53.176 59.323 64.099
Omdat ouderdomspensioen op de eerste van de maand volgend op het bereiken van de 65jarige leeftijd ingaat, komt een kleine groep FPU’ers van 65 jaar voor.
naar leeftijd
2011 2010 2009 2008 2007
vrouwen
57 - - - - 710
58 - - - 707 1.389
59 - - 703 1.629 1.831
60 - 702 2.059 2.266 2.771
61 700 2.490 2.692 3.454 4.367
62 3.668 3.770 4.594 5.719 3.996
63 5.459 5.928 6.540 4.468 4.592
64 6.458 6.869 4.638 4.709 4.542
65 665 382 426 429 337
totaal 16.950 20.141 21.652 23.381 24.535
naar uitkeringsklasse (* € 1.000)
vrouwen
<5 2.035 2.582 2.998 3.367 3.927
5 -<10 3.169 3.976 4.464 4.839 5.283
10-<15 2.367 3.056 3.385 3.681 3.897
15-<20 2.053 2.434 2.554 2.676 2.801
20-<25 1.703 2.003 2.133 2.284 2.430
25-<30 1.433 1.622 1.625 1.787 1.867
30-<35 1.231 1.351 1.423 1.637 1.706
35-<40 905 997 996 1.083 951
>=40 2.054 2.120 2.074 2.027 1.673
totaal 16.950 20.141 21.652 23.381 24.535
De uitkering aan de vervroegd gepensioneerden is van een andere aard dan de andere uitkeringen. Dit is namelijk een inkomensvervangende uitkering, die deels wordt gefinancierd door het VUTfonds en deels door ABP.
198 Jaarverslag ABP 2011
16. Leeftijdsverdeling ouderdoms gepensioneerden
(inclusief AKP) ultimo 2011
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
<65 69 74 79 84 89 94 99 104 109
aantal personen
leeftijd
man vrouw
De populatie ouderdomsgepensioneerden bestaat voor het grootste deel uit mannen, bijna tweemaal zoveel als vrouwen. In de hoogste leeftijden neemt echter het aandeel vrouwen toe. Dit wordt door de langere levensduur veroorzaakt. De instroom is sterk toegenomen door de pensionering van de deelnemers uit de naoorlogse geboortegolf.
17. Verloop van het aantal mannen met
ouderdomspensioen (incl. AKP) 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse
<65 jr 2.918 1.586 765 429 50
65-<70 jr 109.206 96.439 92.566 86.826 82.026
70-<75 jr 72.901 70.047 67.018 64.907 63.243
75-<80 jr 53.431 52.593 52.180 51.937 52.149
80-<85 jr 39.327 39.195 39.058 38.267 36.839
85-<90 jr 20.980 19.563 18.061 17.159 16.493
90-<95 jr 6.459 5.999 5.532 5.225 4.890
95-<100 jr 1.089 1.010 937 806 733
>=100 jr 88 90 80 55 46
totaal 306.399 286.522 276.197 265.611 256.469
uitkeringsklasse (* € 1.000)
<5 66.069 62.908 61.854 60.675 62.238
5-<10 55.058 53.789 53.624 53.276 54.111
10-<15 44.889 42.294 41.187 39.775 40.117
15-<20 41.805 38.679 36.966 35.193 33.396
20-<25 34.794 31.775 29.888 27.988 25.231
25-<30 23.705 21.461 20.057 18.623 16.747
30-<35 16.093 14.548 13.288 12.318 10.089
35-<40 8.948 8.024 7.480 6.887 5.951
>=40 15.038 13.044 11.853 10.876 8.589
totaal 306.399 286.522 276.197 265.611 256.469
199 Jaarverslag ABP 2011
18. Verdeling van de ouderdoms gepensioneerden ultimo
2011 naar uitkeringsbedrag, ingedeeld in kwartielen
0
8.000
16.000
24.000
32.000
48.000
40.000
56.000
64.000
72.000
>=80.000
25 20 15 10 5 0 5 10 15 20 25
aantal personen x 1.000
bedrag uitkering man vrouw
De uitkeringsverdeling heeft een ander karakter dan de inkomensverdeling bij de actieven, omdat dit het tweedepijlerpensioen betreft. Het pensioen vormt een aanvulling op de AOW. Vanwege de scheefheid van de verdeling worden de kwartielen steeds breder. De mediaan (tweede kwartielgrens) ligt voor de mannen bij bijna € 13.600 (zie stippellijn), terwijl het gemiddelde ca € 16.200 bedraagt. De mediaan (tweede kwartielgrens) ligt voor de vrouwen bij iets meer dan € 4.200 (zie stippellijn), terwijl het gemiddelde ca € 7.200 bedraagt. De uitkeringsverdeling voor de vrouwelijke ouderdomsgepensioneerden is veel meer in de lagere uitkeringsklassen geconcentreerd dan voor de mannen. Het gaat hier immers om een oudere generatie personen waarbij het niet vanzelfsprekend was dat ook de vrouw een betaalde baan had.
19. Verloop van het aantal vrouwen met
ouderdomspensioen (incl. AKP) 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse
<65 jr 3.594 2.013 999 514 83
65-<70 jr 56.962 49.261 46.994 44.153 41.713
70-<75 jr 37.966 36.282 34.325 32.371 30.783
75-<80 jr 27.437 26.471 25.685 24.891 23.915
80-<85 jr 19.208 18.217 17.213 16.297 15.649
85-<90 jr 10.488 10.018 9.471 8.875 8.303
90-<95 jr 4.090 3.765 3.560 3.481 3.489
95-<100 jr 993 936 934 949 914
>=100 jr 147 133 131 119 92
totaal 160.885 147.096 139.312 131.650 124.941
uitkeringsklasse (* € 1.000)
<5 87.721 81.668 78.411 74.761 72.674
5-<10 30.381 27.592 25.941 24.333 23.128
10-<15 18.283 16.367 15.284 14.315 13.477
15-<20 12.460 11.224 10.504 9.875 8.863
20-<25 6.609 5.688 5.129 4.727 3.863
25-<30 2.735 2.350 2.103 1.903 1.578
30-<35 1.378 1.153 1.041 962 777
35-<40 632 523 453 413 319
>=40 686 531 446 361 262
totaal 160.885 147.096 139.312 131.650 124.941
Het uitkeringsbedrag waarop de klasseindeling is gebaseerd, betreft alleen het aanvullende pensioen (het zogenoemde tweedepijlerpensioen). De AOWuitkering is niet meegenomen.
200 Jaarverslag ABP 2011
20. Leeftijdsverdeling nabestaanden gepensioneerden
ultimo 2011
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
22 32 42 52 62 72 82 92 102 112
aantal personen
leeftijd
man vrouw
Van de personen met nabestaandenpensioen is 90 procent vrouw. Enerzijds komt dit doordat van de oudere generaties de man meestal kostwinner was, anderzijds bestaat het weduwnaarspensioen pas sinds 1989. Voorts worden vrouwen gemiddeld ouder dan mannen, waardoor het weinig voorkomt dat mannen een nabestaandenpensioen genieten.
21. Verloop van het aantal mannen met
nabestaanden-/wezenpensioen 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse
0-<10 477 469 484 503 516
10-<20 3.584 3.783 3.980 4.009 4.037
20-<30 907 906 837 865 818
30-<40 130 137 139 162 169
40-<50 952 985 1.000 1.039 1.104
50-<60 3.862 3.875 3.821 3.679 3.533
60-<70 5.900 5.336 4.873 4.524 4.121
70-<80 4.665 4.407 4.159 3.902 3.613
80-<90 2.974 2.761 2.471 2.245 2.039
90-<100 440 369 315 310 274
>=100 6 6 5 4 4
totaal 23.897 23.034 22.084 21.242 20.228
uitkeringsklasse (* € 1.000)
<2,5 11.821 11.500 11.210 10.905 10.778
2,5-<5 5.248 5.039 4.834 4.679 4.423
5-<7,5 2.362 2.247 2.115 1.971 1.832
7,5-<10 1.364 1.316 1.258 1.199 1.060
10-<12,5 914 860 805 782 724
12,5-<15 716 694 622 575 493
15-<17,5 512 482 449 397 367
17,5-<20 320 308 279 263 186
>=20 640 588 512 471 365
totaal 23.897 23.034 22.084 21.242 20.228
De hogere leeftijdsverwachting van de bevolking komt in de toename van de aantallen personen in de hoogste leeftijdsklassen naar voren.
201 Jaarverslag ABP 2011
22. Leeftijdsverdeling wezengepensioneerden ultimo
2011
0
200
400
600
800
0 5 10 15 20
aantal personen
leeftijd
man vrouw
Voor de wezen geldt dat het aandeel mannen ongeveer even groot is als dat van de vrouwen. Omdat het wezenpensioen eindigt op de eerste van de maand na het bereiken van de 21jarige leeftijd, komt er een klein aantal wezenpensioenen van 21 jaar voor.
23. Verloop van het aantal vrouwen met
nabestaanden-/wezenpensioen 2011 2010 2009 2008 2007
leeftijdsklasse
0-<10 473 483 500 546 558
10-<20 3.404 3.540 3.607 3.676 3.734
20-<30 844 794 839 859 794
30-<40 384 392 435 455 480
40-<50 2.746 2.960 3.165 3.352 3.607
50-<60 12.665 13.060 13.341 13.678 13.979
60-<70 31.180 30.721 30.260 29.807 29.185
70-<80 49.313 50.197 51.572 52.426 53.745
80-<90 61.360 61.250 60.675 59.641 58.326
90-<100 16.410 15.216 13.999 13.461 12.900
>=100 345 313 317 266 263
totaal 179.124 178.926 178.710 178.167 177.571
uitkeringsklasse (* € 1.000)
<2,5 36.293 36.553 37.004 37.266 39.133
2,5-<5 36.933 37.332 37.798 38.145 39.288
5-<7,5 25.626 25.765 25.966 25.924 25.957
7,5-<10 18.968 19.002 19.063 19.114 19.292
10-<12,5 15.270 15.161 14.961 14.834 14.202
12,5-<15 12.286 12.140 11.883 11.653 11.388
15-<17,5 8.913 8.673 8.544 8.431 7.917
17,5-<20 6.399 6.297 6.101 5.890 5.992
>=20 18.436 18.003 17.390 16.910 14.402
totaal 179.124 178.926 178.710 178.167 177.571
Vanwege concentratie in de lagere uitkeringsklasse is de klasseindeling anders dan bij de ouderdoms pensioenen.
203 Jaarverslag ABP 2011
Colofon
Uitgave ABP
Postbus 4874, 6401 JP Heerlen
Oude Lindestraat 70, 6411 EJ Heerlen
Telefoon (045) 5798127
www.abp.nl
Fotografie
Eline Hensen, Haarlem
Interviews
Wilma van Hoeflaken, Gouda
Druk- en bindwerk
Roto Smeets GrafiServices, Eindhoven
Heerlen, 2012 ABP
01.0002.12
II Jaarverslag ABP 2011
Missie en doelstellingen van ABP
Missie
ABP wil voor zijn deelnemers een duurzaam
en betrouwbaar pensioenfonds zijn dat zijn
financiële verplichtingen nu en in de toekomst kan
waarmaken.
Doelstellingen
De doelstellingen zijn:
• een actieve bijdrage leveren aan het behoud van
een duurzaam pensioenstelsel dat breed vertrouwen
geniet,
• voor een betaalbaar pensioen zorgen dat
aantrekkelijk blijft voor jong en oud, voor actieve
deelnemers, pensioengerechtigden, slapers en
werkgevers.
Meer uitgewerkt gaat het om het volgende.
Behoud van een breed risicodraagvlak op basis
van solidariteit en collectiviteit
ABP zal de risico’s die in de regeling aanwezig zijn,
zo evenwichtig mogelijk aan alle belanghebbenden
toedelen. ABP ondersteunt de mogelijkheid tot
flexibilisering en individuele keuzes binnen collectieve
kaders en communiceert hierover actief met alle
belanghebbenden.
Verdere groei naar een deelnemersgericht
pensioenfonds
ABP wil transparantie en betrokkenheid realiseren
door de informatie te geven die deelnemers en
werkgevers daadwerkelijk helpt om de juiste keuzes
op pensioengebied te maken. De communicatie is
niet alleen op ouderen gericht, maar doordringt ook
jongeren van het belang van een goed pensioen. ABP
ondersteunt werkgevers bij hun zorgplicht voor hun
werknemers, door hen daarbij te helpen of een aantal
zaken uit handen te nemen.
Meer dan pensioen alleen
ABP plaatst zijn producten en voorzieningen in het licht
van het actief ouder worden (‘active aging’) en draagt
de flexibiliteit in de pensioenregeling actief uit, gericht
op vergroting van de arbeidsparticipatie van oudere
deelnemers. Dit past in de langetermijnstrategie, die
op het betaalbaar houden van de pensioenregeling is
gericht.
Verdere professionalisering van de organisatie
ABP zorgt voor een focus op de eigen doelgroep
(overheid en onderwijs) en goed pensioenfondsbestuur
op basis van geaccepteerde principes. ABP zorgt
voorts voor een uitvoering van de pensioenregeling die
binnen de doelstellingen van het fonds past, tegen een
zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding.
ABP jaarverslag 2011 nl_001_090.indd 2 08-05-12 12:37
Missie en doelstellingen van ABP
ABP jaarverslag, linkerbinnenzijde.indd 1 09-05-12 12:07
Top Related