Dit is het resultaat van mijn masterproef voor het behalen van het diploma
Master in de Audiovisuele Kunsten, afstudeerrichting Communicatie- en
Media Design (c -md) aan de Media Arts & Design Faculty in Genk. Dit project
is gepresenteerd aan het einde van het academiejaar 2011-2012.
Ik wil mijn dank betuigen aan de vele mensen die het schrijven van deze thesis
mogelijk hebben gemaakt. Dank aan mijn promotoren Bart Geerts en Rudi
Knoops voor de motiverende begeleiding in het afgelopen academiejaar.
Hierbij bedank ik ook vzw In Petto voor hun gastvrijheid, expertise en het
aanbieden van onderzoeksmogelijkheden binnen hun activiteiten. Tot slot wil
ik alle deelnemers, mijn ouders en vriendin bedanken. Het afgelegde parcours
zou niet mogelijk zijn zonder hun geweldige steun.
Bij vragen of opmerkingen kan u contact opnemen via de volgende webpagina:
www.intophotography.be
Voorwoord
AbstractJongeren van vandaag zijn opgegroeid in een digitale
wereld en zien internet als een onderdeel van hun
leefwereld waar ze media delen, contacten onderhouden
en hun eigen identiteit naar buiten brengen in online
communities. Het internet is voor de zogenaamde
generatie Einstein het ultieme communicatiemiddel
dat ze bereiken via computers, tablets en smartphones
(Boschma, 2006).
Deze evolutie zorgde voor grote veranderingen in de
beeldcultuur en de manier waarop we met het medium
fotografie omgaan. Tot ongeveer 10 jaar geleden waren
mensen hoofdzakelijk op pad met analoge toestellen en
filmrolletjes waarbij de wachttijd van de ontwikkeling
een spanning liet opbouwen naar het resultaat. Jongeren
krijgen nu de vrijheid om op snelle wijze grote aantallen
foto’s digitaal te uploaden en komen met een grotere
hoeveelheid beeldmateriaal in contact (Rubinstein &
Sluis, 2008).
Deze masterproef onderzoekt samen met jongeren tussen
15 en 18 jaar op welke manier het medium fotografie, in
zijn huidige vorm, kan worden ingezet om hen kritisch
te laten werken rond hun eigen identiteit en zelfbeeld.
Het uitgewerkte prototype reikt een instrument aan
waarmee ze binnen een participatieve cultuur zichzelf
kunnen definiëren en reflecteren over de zelfgemaakte
beelden.
Inhoud
Theorie 07
Onderzoek 20
INLEIDING 06
THEORIE 07
JONGEREN TUSSEN 15 EN 18 JAAR 07
Puberteit & adolescentie 07
Generatie Einstein 07
Toegang tot technologie 08
IDENTITEITSVORMING 09
Wat is nep en echt? 09
Kijken en bekeken worden 09
Congruentie 10
Zelfpresentatie en sociale netwerksites 10
Zijn Vlaamse jongeren narcistisch? 11
FOTOGRAFIE 12
Fotografie van amateur tot artiest 12
Schets van digitale fotografie 12
Digitale technologie 14
Toekomst voor fotografie 14
Fotografie 2.0 15
Persoonlijke fotografie 15
Slow photography 16
Digitale reproduceerbaarheid 17
PARTICIPATIEVE CULTUUR 19
ONDERZOEK 20
SAMENWERKING MET IN PETTO 21
Prototype 31
Conclusie 50
EXPLOREREND ONDERZOEK 23
Observatie 24
PARTY GROUP 26
Bevraging 26
Visuele antropologie 27
Datastructurering 30
PROTOTYPE 31
INVULLING PARTICIPATIEVE CULTUUR 32
Invulling 32
Verantwoording nieuw platform 33
PAPER PROTOTYPING 34
TECHNOLOGIE 35
PROTOTYPE 1.0 - IDENTITY.ME 36
WORKSHOP: IDENTITY.ME 38
MOODBOARD 40
CASE STUDY: INVISIBLE CHILDREN 41
FINAAL PROTOTYPE: IDENTIGRAPHS 42
WORKSHOP & TESTING 47
UITBREIDINGEN 49
CONCLUSIE 50
BIBLIOGRAFIE 51
BIJLAGEN 54
De laatste 5 jaar is de populariteit van sociale netwerksites zoals
Facebook aanzienlijk toegenomen. Jongeren groeien op in een
cultuur waarin ze op alle mogelijke tijdstippen met iedereen in
contact kunnen blijven. Deze platformen, gericht op sociale
activiteit, laten toe om zichzelf online te introduceren. (Boyd
& Ellison, 2007; Donath & Boyd, 2004). Een presentatie van
zichzelf in een netwerk bestaat uit performatieve elementen
die verschillende tools en strategieën gebruiken om smaken,
voorkeuren, affiliaties en persoonlijkheid in het algemeen
te presenteren. Op netwerksites zoals Facebook zijn dit
lijsten van interesses en favoriete muziek, films en boeken,
doorverwijzingen naar groepen met dezelfde mening, reactie’s
op berichten en relevant aan deze thesis, het posten en labellen
van foto’s van zichzelf en vrienden.
Fotocollecties worden sinds de 19e eeuw gebruikt om
ervaringen opnieuw te vertellen binnen sociale kringen (Chalfen,
1987). Verder laten ze toe om te zoeken naar het verleden, om
dingen te herontdekken. (Barthes, 1981). De manier waarop
jongeren zichzelf portretteren en anderen taggen op foto’s is
een hedendaagse toepassing van fotografie voor de vorming en
opbouw van een eigen identiteit. Ze uploaden en taggen bewust
foto’s en selecteren daarvoor bepaalde onderwerpen.
Geïnspireerd op Chalfen’s (1987, p. 20) onderzoek over “hoe
we visuele symbolische vormen opbouwen, manipuleren,
interpreteren, ermee leven, erin participeren en ze gebruiken”,
onderzoek ik via een uitgebreide literatuurstudie en een
mix van kwalitatieve onderzoeksmethoden hoe het medium
fotografie vandaag wordt gebruikt door jongeren van 15 tot 18
jaar om een eigen identiteit te vormen. Vervolgens bestuderen
we hoe we jongeren binnen een participatieve cultuur kunnen
engageren om reflecterend aan de slag te gaan met fotografie
en hun identiteit.
Inleiding
Into photography: Young people and their identity 7
PUBERTEIT & ADOLESCENTIE
De periode van 15 tot circa 18 jaar kan volgens Delfos (2009)
de overgangsfase van puberteit naar adolescentie genoemd
worden. Binnen de adolescentie ontwikkelt een kind zich tot
volwassene in uiterlijk en gedrag. Dit kenmerkt zich door groei
(lichamelijke aanpassingen) en door ontwikkeling (verwerving
van grotere psychische mogelijkheden). Het accepteren van
deze veranderingen kost vaak moeite voor jongeren, daarom
hebben ze een grote behoefte aan privacy.
Binnen de puberteit staan 3 thema’s centraal (de Wit, Slot, van
Aken, 2005): het ontwikkelen van zelfstandigheid met daarin
het herdefiniëren van de kind-ouder relatie en vorming van de
eigen identiteit, het op zich nemen van maatschappelijke taken
en het vormgeven van de seksualiteit. Volgens de Wit, Slot en
van Aken gaat het binnen de adolescentie om twee groepen
veranderingen; de veranderingen binnen de adolescent zelf
en veranderingen in relatie met zijn of haar omgeving. De
veranderingen vinden plaats op een aantal domeinen:
Het biologische domein: In deze periode zijn er snelle
veranderingen in alles wat met het uiterlijk en de seksuele
ontwikkeling te maken heeft.
Het cognitieve domein: Hoe jongeren denken. Zij kunnen
abstract en in hypothetische termen denken, perspectieven
zien en zo anderen beter begrijpen en ook eerder de acties van
anderen goed- of afkeuren.
Het sociale domein: Jongeren veranderen van rol en
verwerven zo een andere sociale status. Die status past zich
ook aan als gevolg van biologische, cognitieve, of emotionele
veranderingen. Of ze krijgen andere interesses in hun relaties
en stellen hier andere eisen aan.
De thesis start met een literatuurstudie over de doelgroep van jongeren tussen 15 en 18 jaar en de domeinen fotografie, identiteitsvorming en participatieve cultuur. Naast een aparte bespreking van deze onderdelen worden ze ook kritisch in relatie gesteld ten opzichte van elkaar om tot een duidelijke theoretische onderbouwing te komen voor het onderzoeksluik.
De jongeren van vandaag kunnen ook omschreven worden
door een reeks kenmerken van hun generatie. Er wordt gezegd
dat de jongeren van nu verschillend zijn van alle generaties
voorheen omdat ze anders denken, zich anders gedragen en
anders dingen aanleren door een langdurige omgang met
modernere technologie. Er bestaan verschillende namen
voor, maar de meest voorkomende zijn ‘Digital Natives’
(Prensky, 2001) en ‘the Net Generation’ (Tapscott, 1998).
Deze omschrijving van jongere mensen komt voort uit de kloof
tussen deze jongeren en minder technologisch aangelegde
oudere generaties of ‘Digital Immigrants’. Een meer recente
benaming en afbakening voor deze generatie jongeren is de
‘Generatie Einstein’ (Boschma & Groen, 2006).
GENERATIE EINSTEIN
Tot deze generatie behoren mensen die geboren zijn na 1985.
Voor de omschrijving baseren we ons onder andere op het boek
van Boschma & Groen: “Generatie Einstein. Slimmer, sneller en
socialer communiceren met jongeren van de 21ste eeuw.” In dit
boek wordt gezegd dat de mensen van deze generatie allemaal
zijn opgegroeid in de digitale informatiemaatschappij. Volgens
Boschma en Groen is het echter niet zo dat deze jongeren
alleen maar hun tijd doorbrengen achter een computer en
gericht zijn op genot of gemak. Zo wordt deze generatie echter
wel vaak omschreven.
De naam generatie Einstein verwijst naar de manier van denken
van jongeren die overeenkomsten vertoont met die van Albert
Einstein. Dat is een manier van creatief en multidisciplinair
denken. Jongeren gaan af op hun intuïtie en hebben vaak een
beter inzicht in hoe dingen werken (op zowel economisch,
psychologisch als social vlak). “Boschma en Groen (2006, p.17)
zeggen dat jongeren van de 21ste eeuw zich thuis voelen in het
24/7 informatie- en communicatietijdperk: ze onderzoeken,
Theorie
Jongeren tussen 15 & 18 jaar oud
TheorieTheorie
8 Into photography: Young people and their identity
ze kunnen complexe materie aan, ze netwerken via sociale
media en respecteren authenticiteit en oprechtheid”. Toch is
er ook een kanttekening bij deze uitspraak te maken omdat
het voor jongeren vaak te hoog gegrepen is om informatie
in de juiste context te plaatsen of in te schatten op waarde
(Boschma & Groen, 2006). Dit is een gevolg van het dagelijks
contact met zeer veel informatie en beeldmateriaal (Bouma,
2012).
Jongeren zien internet als een onderdeel van hun leefwereld.
Het is iets waar ze mee zijn opgegroeid waardoor het niets is
waar ze snel van op kijken. Ze maken gebruik van het internet
om contacten te onderhouden, hun eigen identiteit naar
buiten brengen. Jongeren gebruiken hiervoor sociale media
als Facebook, maar ze onderhouden net zo goed hun eigen
weblog. Het internet is voor de generatie Einstein het ultieme
communicatiemiddel en dat gebruiken ze dan ook niet alleen
via hun computer. Ze gebruiken tablets of hun gsm om constant
verbonden te zijn. Naast het onderhouden van contact is het
delen van updates met hun contacten belangrijk geworden.
Van foto’s tot muziek, interesses, status,… Men kan het zo gek
niet bedenken of jongeren delen het online.
Van nature kunnen mensen van deze generatie met meerdere
taken of media tegelijkertijd bezig zijn. In een onderzoek dat
Irene Costera Meijer (2006) deed in opdracht van het NOS
Journaal werd ingegaan op het feit dat jongeren computeren,
radio luisteren of televisie kijken en daarnaast bezig zijn met
andere activiteiten. Jongeren hebben graag alles aan staan
om continu op de hoogte kunnen blijven. Ze willen niets
missen qua nieuws maar ook van hun contacten. Hebben ze
meerdere media tegelijk aanstaan, dan is hun gevoel de kans
dat ze iets missen klein. Jongeren willen stukjes informatie
tot zich nemen wanneer het hen uitkomt. Het moet nu en op
een manier die hen aanspreekt. Mobiele telefoons en internet
zorgen ervoor dat ze in die behoefte voorzien kunnen worden.
Ze zitten in een luxepositie. Als de ene nieuwsaanbieder niet
voorziet in hun behoefte zullen ze via een ander kanaal wel
vinden wat ze zoeken (Meijer, 2006).
Die drang om alles te weten te komen is onlosmakelijk
verbonden aan de snelheid van onze Westerse cultuur
waarin wij de hoofdrolspelers zijn. Het boek “The Culture
of Speed: The Coming of Immediacy” van John Tomlinson
(2007) onderzoekt hoe snelheid de rol van metronoom van
onze maatschappij naar zich toe heeft getrokken. Zijn studie
is een verkenning van de betekenis van snelheid in moderne
samenlevingen. Om deze impact te kunnen onderzoeken is
Tomlinson begonnen met een blik op het verleden en heeft hij
kunnen aantonen dat moderniteit, ondersteund door het idee
van vooruitgang ervoor gezorgd heeft dat snelheid uitgegroeid
is tot een cultureel fenomeen.
Kapitalisme heeft samen met de industriële revolutie ervoor
gezorgd dat snelheid een essentieel onderdeel van onze
cultuur is geworden. Tomlinson stelt dat het kapitalisme
een belangrijke factor is om snelheid te begrijpen en dat het
ervoor gezorgd heeft dat werk en snelheid compleet met
elkaar verbonden raakten. Deze verbintenis brengt ons bij
het concept van immediacy en dat staat volgens Tomlinson
in relatie tot tijd en ruimte. Wat tijd betreft, vindt vandaag
de dag alles ogenblikkelijk plaats zonder enige vertraging.
Ruimte komt neer op de directe relaties uit onze omgeving.
Alles is dichtbij zonder letterlijk fysiek nabij te zijn. Door het
groter worden van het netwerk dat jongeren met mekaar
hebben, worden ze steeds meer beschikbaar. Deze vorm van
immediacy brengt een nieuwe soort intensiteit met zich mee
die wordt vergemakkelijkt door het toegankelijkheid van de
nieuwe media interfaces.
TOEGANG TOT TECHNOLOGIE
Studies uitgevoerd door universiteitsstudenten hebben
aangetoond dat de toegang tot sommige technologieën
bijna universeel is. Zeer hoge proporties van studenten
in het secundair en hoger onderwijs hebben toegang tot
een smartphone en persoonlijke toegang tot een laptop
of desktopcomputer (Oliver & Goerke 2007; Kennedy et
al. 2009). Dezelfde studies tonen aan dat de toegang tot
andere technologieën meer gemengd is, of in het geval van
smartphones beperkt. De hoofdredenen hiervan zijn de hogere
kostprijs en het gebrek aan extra technologie dat het toestel
biedt naast hetgeen dat de jongere reeds bezitten (Salaway
& Caruso, 2007). Dit is logisch aangezien jongeren gevoeliger
zijn aan de kostprijs en opteren voor een goedkoper alternatief
zoals het versturen van sms’en in plaats van te bellen. Het is
echter wel nodig om op te merken dat in sommige landen
smartphones voor een lage prijs worden gekoppeld aan een
voordelig abonnement terwijl dit in andere landen door de
wetgeving niet is toegelaten.
Studenten van vandaag zijn auteurs die hun gedachten
en ideeën op een creatieve manier publiceren via sociale
netwerken, blogs en andere web 2.0-applicaties. Hun
technologische kennis zou op school niet mogen worden
onderdrukt door leerkrachten die de traditionele manieren
van lesgeven toepassen. Deze traditionele methoden zijn
verouderd en de onderwijzers moeten overschakelen naar een
nieuw leersysteem waarbij moderne technologie betrokken is
(Bennet & Maton, 2008).
Into Photography: Young people and their identity 9
Zoals eerder besproken is de creatie van een eigen identiteit
een centraal thema binnen de puberteit. De manier waarop
deze door jongeren gevormd wordt, verandert naarmate de
middelen hiervoor toenemen. Het laatste decennium heeft
hier voor een grote impact gezorgd. De huidige maatschappij
biedt namelijk zeer veel keuzemogelijkheden en verleidingen.
De puberteit is een periode waarin jongeren zoeken naar wie
ze wel en niet kunnen vertrouwen. Het is daardoor ook een
periode die twijfel en onzekerheid met zich meebrengt en
dat heeft invloed op het zelfbeeld. Jongeren denken na over
zichzelf ten opzichte van de buitenwereld en waar ze zich goed
bij voelen.
De verschillende mogelijkheden vervormen jongeren vaak
als ze toegeven door groepsdruk, een terugweg is dan in
verschillende gevallen moeilijk. Ook het nastreven van
onbereikbare idolen kan grote gevolgen hebben die tot
vervreemding van de directe omgeving kunnen leiden.
In het onderzoeksrapport Fake (2010) van landelijke
jeugddienst In Petto werden meer dan 2300 Vlaamse jongeren
bevraagd over hun schoonheidsbeeld, stijl, trouwheid aan
gevoelens, nepheid en hoe ze naar de buitenwereld kijken
die ze te zien krijgen via reclame, tijdschriften, Photoshop...
kortweg de beeldcultuur. De hoogste responsgraad kwam uit
het 3de graag secundair onderwijs waarvan 53,7% meisjes.
Uit dit onderzoek blijkt dat jongeren op vlak van schoonheid
vaak verwijzen naar uiterlijke kenmerken zoals de ogen en het
haar. Mooie mensen raken volgens hen ook makkelijker aan
een lief maar zijn langs de andere kant zeker niet gelukkiger
dan anderen. Over het persoonlijke uiterlijk zijn de meeste
jongeren ook positief, maar het kan voor velen nog een stuk
beter. Vooral meisjes willen iets laten veranderen aan hun
lichaam, de belangrijkste zijn het gezicht en het gewicht.
Sporten blijkt de beste oplossing te zijn om hier iets aan te
veranderen, plastische chirurgie eindigt op de laatste plaats na
diëten en make-up.
De helft van de respondenten definiëren hun eigen stijl
als “gewoon jezelf zijn”. Deze stijl laten ze vaak zien in hun
kledingkeuze gekoppeld aan muziekvoorkeur. De manier
waarop ze die visualiseren gebeurt door foto’s online te delen.,
De meesten genieten ervan dat anderen hen op foto’s kunnen
bewonderen. Vooral meisjes nemen op regelmatige basis foto’s
van zichzelf. Daarop willen ze zo dicht mogelijk bij zichzelf
staan, maar ook mooi, zelfzeker of speciaal overkomen.
Een derde van de jongeren zegt dat ze zich wel eens anders
voordoen dan wie ze zijn, daarom niet meteen om stoer te
doen. In het algemeen is het belangrijk dat je bent wie je bent.
Als we kijken naar de perceptie van de buitenwereld valt op
dat de meerderheid gelooft dat meer dan 90% van de foto’s in
reclame en tijdschriften gemanipuleerd zijn met Photoshop.
Dat wil zeggen dat zeer veel jongeren denken dat wat ze zien in
de media niet strookt met de werkelijkheid (Fake, 2010).
WAT IS NEP EN ECHT?
Op televisie zien we vandaag sociaalvaardige, extraverte,
alerte, scherpe mensen die met een kwinkslag humor in
het gesprek brengen. Zij vormen vaak het modelgedrag.
In de praktijk van Wilfried van Craen, psychotherapeut en
seksuoloog, komen meestal introverte jongeren, die meer in
zichzelf gekeerd zijn. En die denken dan dat ze abnormaal zijn.
‘Dit klopt niet aan mij, ik moet dat veranderen’, zeggen ze dan.
De norm in de samenleving is momenteel extraversie. Mensen
moeten daar niet per se aan beantwoorden. Waarom zou men
niet een beetje authenticiteit bewaren? Wat is er fout met
mensen die wat bedachtzaam zijn of wat minder vlot contacten
leggen? Dat heeft ook zo zijn voordelen (Van Craen, 2011). In
onze maatschappij hebben extraverte jongeren vaak meer
mogelijkheden, al wordt het flashy gedrag van de extraverten
ook wel eens doorprikt. Trouwens, talent en menselijke
waarden komen toch altijd bovendrijven. Iemand die introvert
is, kan een kei zijn in informatica of in literatuur, omdat hij of zij
heel veel leest.
KIJKEN EN BEKEKEN WORDEN
Het beeld dat jongeren van de media hebben, is vaak opgefokt.
Wat vinden ze belangrijk? Is het belangrijk om die gadgets aan
te schaffen? Is het belangrijk om per se modekleding te dragen?
Als ze zeggen ‘ja’, dan is dat oké. Prima. Als ze zeggen: ‘Eigenlijk
niet, want ik steek daar veel tijd en geld in en eigenlijk vind ik
andere dingen belangrijker’, dan is het de moeite waard om die
andere jongeren te steunen in gedrag dat afwijkt van de norm
(Van Craen, 2011).
Jongeren zoeken naar wat ze waard zijn en naar erkenning. Zij
doen dit meer dan volwassenen omdat ze nog niet goed weten
wat ze waard zijn vanwege hun gebrek aan ervaring. En juist
die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het
enige wat zij hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten
en eventuele hobby’s waar ze goed in zijn. Verder hebben ze
Identiteitsvorming
Theorie
10 Into photography : Young people and their identity
weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen dat
meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten
jongeren heel erg afhangen van wat anderen van hun denken
(Van Craen, 2011).
“Denken te weten wat anderen van je denken, is een favoriete
activiteit in de bovenkamer van jongeren. Er is heel wat angst
voor afwijzing. Dat is toch wel zonde van de energie, want
afwijzing gebeurt vaker niet dan wel. En als het gebeurt, is
het niet zo erg. Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar
niet traumatisch. Mensen hebben zo’n angst voor afwijzing
dat ze vermijdingsgedrag gaan vertonen. Ze verzaken aan
dingen die ze eigenlijk wel zouden willen doen. Of zeggen
niet wat ze denken. Enkel en alleen om niet afgewezen te
worden. En omgekeerd: ze doen dingen die ze eigenlijk niet
belangrijk vinden” (http://dominique-verschuren.blogspot.
com/2012/01/psychotherapeut-wilfried-van-craen.html) .
CONGRUENTIE
Congruentie wil zeggen dat hetgeen jongeren denken, voelen
of vinden en de hoe ze handelen meer samenvallen. Eerst
waren die dikwijls verschillend en nu vallen ze meer samen.
Discongruentie is het tegenovergestelde: De jongere denkt en
voelt ‘neen’, maar zegt ‘ja’ in de plaats. Jongeren gedragen zich
anders omdat ze op zoek zijn naar erkenning. Dat kan komen
door een negatief zelfbeeld: als ik mij toon zoals ik ben, ben ik
niet interessant dus moet ik een beetje faken. Het is niet erg dat
men zich anders voordoet. Zolang het van de situatie afhangt
en tijdelijk is en men zich bewust is van dat fake-gedrag (Van
Craen, 2011).
Door middel van een sterke persoonlijkheid kan men
meeloopgedrag proberen te ontwijken zonder uitgesloten
te worden. Dat beslist men wel niet van vandaag op morgen.
Zeker niet op de leeftijd van 15 jaar, dan wil men er alleen maar
bij horen. Er zijn uitzonderingen die zeggen: ‘De rest kan de pot
op. Dit is wat ik denk, dit is wat ik voel en dit is wat ik wil.’ Maar
in plaats van afgewezen te worden, worden die uitzonderingen
vaak enorm gewaardeerd, omdat ze hun authenticiteit durven
tonen (Van Craen, 2011).
Volwassenen vertonen fake-gedrag eerder via statussymbolen,
zoals auto’s en kleding… Jongeren vinden meer dezelfde
taal, onderwerpen en televisieprogramma’s van belang.
Merkkleding is minder belangrijk geworden de laatste jaren
terwijl de voorschriften voor stijl van haar en kleding er niet
minder streng op geworden zijn. Maar belangrijker dan dat
verschil is dat volwassenen op meer kunnen terugvallen, als
ze stoppen met hun fake-gedrag. Ze hebben al wat ervaring
opgedaan, ze weten wat ze waard zijn (Van Craen, 2011).
De toename van congruentie heeft veel te maken met
basisbehoeften. Als ze zich goed in hun vel voelen. Jongeren
doen dingen die ze belangrijk vinden, zoals studies, hobby’s
en sport. Als ze een gevoel van zelfwaarde beginnen te
kweken. Daarom is het zo belangrijk om ervaringen op te
doen. Vakantiewerk, vrijwilligerswerk, jeugdbeweging, alleen
op vakantie gaan, de wereld ontdekken, dingen doen waar
je goed in bent. Verder durven kijken dan de leeftijdsgroep.
Bijvoorbeeld als de jongere geïnteresseerd is in natuur kan
hij of zij zich engageren via een organisatie die zich daar mee
bezighoudt. Ook al is dat niet ‘cool’ volgens de leeftijdsgenoten,
op die manier ontstaat een krachtige persoonlijkheid (Van
Craen, 2011).
ZELFPRESENTATIE EN SOCIALE NETWERKSITES
In het dagelijkse leven zijn jongeren bewust en onbewust
bezig met de manier waarop ze worden bekeken, hopende
om een positieve indruk na te laten van zichzelf. Dit gebeurt
door verschillende eigenschappen in de kijker te stellen
zoals kleding- en haarstijl, gedrag en taalgebruik. Mindere
aantrekkelijke eigenschappen worden naargelang de context
verborgen. Goffman (1959) hanteert de term ‘Performance’
om te verwijzen naar “al de activiteiten van een participant
op een bepaalde gelegenheid die dienen om een invloed te
hebben op andere participanten.” De identiteit wordt gevormd
in zowel een virtuele als reële context, online en offline.
(Buckingham, 2008; Butler, 1990; Turkle, 1996). Nieuwe media
geven jongeren de kans om verschillende vormen van zichzelf
te presenteren aan anderen vanop een afstand en laten toe om
enkel de info te delen die hen het gewenste imago oplevert. In
sommige gevallen maken mensen verschillende versies van
Facebook voor een verschillende publiek.
Sociale netwerksites ondersteunen verschillende types van
interactie. Zo is er onder meer Flickr voor het delen van foto’s,
Last.fm dat zich focust op muziek en Twitter dat het delen
van korte statusupdates van maximum 140 tekens toelaat.
Donath en Boyd (2004) definiëren sociale netwerksites als
online omgevingen waarin mensen een zelf omschreven profiel
opstellen en daarna links maken naar mensen die ze kennen.
Participanten op deze platforms gebruiken meestal hun echte
naam met bijgevoegde foto.
Mensen gebruiken sociale netwerksites om aspecten van
zichzelf te presenteren in hun netwerk. Deze uitdrukkingen
kunnen tegelijk uniekheid en verbintenis met anderen
betekenen. Deze sites gaan om het opbouwen, presenteren en
onderhandelen van een identiteit. Dat gebeurt door het tonen
van de smaak en voorkeur (Liu, 2007), connecties (Donath
&Boyd, 2004), applicaties die we installeren en toegevoegde
foto’s.
Bron: www.facebook.com
Into photography : Young people and their identity 11
In een recent onderzoeksrapport van In Petto (2011),
Connected, zegt een jongere het volgende over het aantal
vrienden op Facebook: “Hoe groter het getal, hoe beter. Het
boeit mensen niet of ze die ook kennen. Je wilt maar één ding:
laten zien hoeveel vrienden je hebt.” Zelfpresentatie maakt
deel uit van de activiteiten op sociale netwerksites. Jongeren
en adolescenten denken goed na over wat ze posten en wat
ze over zichzelf vertellen en creëren een zo positief mogelijk
beeld van zichzelf.
Facebook zou de perfecte omgeving zijn om de ‘hoped-
for possible self’ uit te drukken. Jongeren kunnen dus
naar hartenlust de identiteit creëren die zij gepast vinden
of die zij willen uitdragen naar hun vrienden. Selectieve
zelfrepresentatie is bijgevolg kinderspel. Jongeren kiezen
bijvoorbeeld vaak voor een profielfoto waar ze er zo
aantrekkelijk mogelijk uitzien. Een hoog aantal vrienden kan
ook de indruk wekken dat iemand zeer geliefd is, ook al gaat
het dikwijls om oppervlakkige relaties.
ZIJN VLAAMSE JONGEREN NARCISTISCH?
Negen op de tien Vlaamse jongeren gebruiken Facebook
(Franssen, 2012). Ze gebruiken sociaalnetwerksites vooral
voor sociaal contact en voor het plezier. Niet iedereen is echter
even actief. Sommigen kijken enkel, de zogeheten lurkers en
anderen zijn dan weer heel actief. Facebook is eenvoudig in
gebruik en dat is een reden om ervoor te kiezen.
Onderzoek in de Verenigde Staten toont aan dat jongeren
narcistischer zouden zijn, maar dat moeten we met een
korrel zout nemen (Twenge & Campbell, 2011). Er zouden
veranderingen over de tijd bestaan met betrekking tot
narcisme. Sociaalnetwerksites zoals Facebook, maar ook
LinkedIn, zijn immers egocentrische instrumenten: ze zijn
opgebouwd rond je eigen persoon. Dus alleen al door die factor
zullen jongeren er wellicht narcistischer uitkomen.
Egocentrisme is slechts een van de factoren van narcisme.
Bovendien geldt dit niet enkel voor jongeren, maar zeker ook
voor volwassenen. Zij verspreiden ook meer en meer hun
professionele gegevens en troeven op bijvoorbeeld LinkedIn.
Als je het daar allemaal zou bekijken, dan moet je besluiten dat
die oudere generatie ook erg narcistisch is geworden (Franssen,
2012). Sociaalnetwerksites maken het voor jongeren eenmaal
mogelijk om zich egocentrisch te uiten. Dus als je het meet,
zullen de jongeren er narcistischer uitkomen. Dat is echter een
maatschappelijk fenomeen, versterkt en niet veroorzaakt door
sociale media (Franssen, 2012).
In Amerika spreken ze over een ware narcisme-epidemie
(Twenge & Campbell, 2011). Het is absoluut overroepen dat
enkel Facebook en andere sociale netwerken daar de oorzaak
van zijn (Franssen, 2012). Wat hoogstwaarschijnlijk wel
waar is, is dat iemand die al narcistisch is, Facebook zal gaan
gebruiken of misbruiken op een narcistische manier. Hetzelfde
geldt voor extraverten: extraverten en mensen met een hoge
zelfwaardering zouden Facebook gebruiken ter bevordering
van hun sociaal en extravert zijn. Zij hebben doorgaans al
veel contacten offline en online hebben ze er nog meer. Dat
zegt niets over de diepgang van die contacten, maar het gaat
een beetje volgens het principe van ‘the richer gets richer’
(Franssen, 2012).
Introverte personen hebben ook baat bij sociale netwerksites.
Zij gebruiken Facebook ter compensatie. Voor hen geldt het
principe: ‘the poor gets richer’. Zij hebben een achterstand in
de maatschappij, want ze reageren altijd wat later of minder
spontaan. De extraverten hebben het makkelijker: ze hebben
sneller een job en maken meer kans bij sollicitatiegesprekken.
Via sociaalnetwerksites kunnen introverte personen hen echter
bijbenen, bijvoorbeeld via LinkedIn voor de arbeidsmarkt, of
via Facebook voor de sociale markt (Cain, 2012).
Theorie
12 Into photography : Young people and their identity
Verschuivingen in de productie, distributie, consumptie en
opslag van beelden en informatie, veroorzaakt door het
samengaan van fotografie en internet, hebben effect gehad
op verschillende sociale en culturele processen en domeinen
zoals journalistiek, toerisme, fijne kunsten en persoonlijk
gebruik. Binnen al deze gebieden is er een shift ontstaan op
vlak van de manier waarop dingen worden waargenomen en
geïnterpreteerd, de waarde van kunst wordt bepaald en het
publiek wordt geïnformeerd. In dit deel van de literatuurstudie
kies ik ervoor om me te focussen op verschillende aspecten
van fotografie die noodzakelijk zijn om de huidige status van
dit medium te kunnen vatten.
FOTOGRAFIE VAN AMATEUR TOT ARTIEST
De tegenstelling dat camera’s toegankelijk zijn voor zowel
alledaagse mensen als artiesten maakt het moeilijker om
fotografie als fijne kunst te omschrijven. Terwijl professionele
fotografen erom streden om als artiest aanzien te worden,
werkten bedrijven zoals Kodak aan het ontwikkelen van
camera’s die het iedereen toelieten simpelweg op een knop te
duwen om een foto te maken terwijl ‘het bedrijf’ de rest doet.
Het feit dat iedereen foto’s kan nemen zonder training stelt
een mogelijk probleem voor de fotografie als fijne kunst. Zoals
Pierre Bourdieu (1990) het zei:
“Unlike more demanding cultural activities such as drawing, painting
or playing a musical instrument, unlike even going to museums
or concerts, photography presupposes neither academically
communicated culture, nor the apprenticeships and the ‘profession’
which confer their value on the cultural consumptions and practices
ordinarily held to be the most noble, by withholding them from the
man in the street.“ (Photography: A Middle-Brow Art, 1990, p.5)
Toch moet er een groot verschil zijn tussen de foto’s van
artiesten en amateurs. Susan Sontag (1977) schreef het
volgende:
“Nothing is more acceptable today than the photographic recycling
of reality… yet something about photography still keeps the first-
rate professional defensive and hortatory; virtually every important
photographer right up to the present has written manifestos and
credos expounding photography’s moral and aesthetic mission” (On
Photography, 1977, p. 115).
De mogelijkheid voor zowel de artiest als een alledaags persoon
om een camera te gebruiken om foto’s te maken, was een bron
van discussies ter verdediging van fotografie als een legitieme,
hogere vorm van kunst. Bourdieu (1990) omschreef fotografie
als “Middle-brow art”, iets wat ligt tussen amateur en hogere
cultuur. Het beoefenen van fotografie is getransformeerd van
een expert-only systeem naar een toegankelijk maar extern
gecontroleerd systeem. (Burgess, 2006). Het bedrijf Kodak
gaf iedereen een middel om beelden te maken, maar creëerde
een afhankelijkheid van het bedrijf om de foto’s te ontwikkelen
en af te drukken. Ze gingen zelfs verder door het algemene
publiek te vertellen hoe men “correcte” beelden nam in relatie
tot familie en moderniteit.
Een persoonlijke foto is een reflectie van zorgen, waarden en
idealen binnen een groep. Een familiefoto is bijvoorbeeld een
tastbaar gegeven, een manier voor een persoon om hem of
haar te plaatsen binnen de maatschappij (Sutton, 2007). Voor
de rest is de amateur beïnvloed door het type van beschikbaar
materiaal. De producenten bepalen wat een camera op de
consumentenmarkt kan doen. Fotografie laat mensen toe om
te oordelen over wat belangrijk , interessant of mooi is door
simpelweg een foto te nemen (Sontag, 1977).
Het opbouwen van een beeld geeft een individu de kracht
om zijn of haar wereld te definiëren. Fotografie heeft een
magische kwaliteit voor mensen. Het heeft de kracht om de
realiteit voor te stellen en tegelijkertijd ook mysterieus over
te komen. Terwijl de meeste amateurfotografen zich beperken
tot het fotograferen van familiekringen of verenigingen heeft
de komst van digitale fotografie perspectieven gegeven aan
nieuwe fotografen om hun beelden aan een veel breder publiek
te tonen.
SCHETS VAN DIGITALE FOTOGRAFIE
Tijdens de eerste jaren van de “digitale revolutie” paste digitale
technologie nog grotendeels binnen het kader van bestaande
traditionele fotografie. Doorheen de jaren 90 werd de shift
gekenmerkt door het vervangen van analoge filmtechnologie
naar het digitaal vastleggen en beeldmanipulatie. Maar de
komst van digitale beeldverwerking bracht nog geen doorbraak
voor populaire fotografie, deze veroorzaakte daarentegen wel
geleidelijke verschuivingen in de gewoontes van hobbyisten
en amateurs die computers, scanners en printers aanschaften.
Toch gebruikten zij deze nog binnen de oude principes van
analoge fotografie. De donkere kamer en het foto labo werden
stilaan vervangen door Photoshop en de kleurenprinter. De
mogelijkheid om zonder een donkere kamer stabiel foto’s af
te drukken, overtuigde verschillende mensen om de overstap
naar digitaal te maken. De eerste overgangsstadia naar digitale
fotografie bij amateurs bestonden niet uit het aankopen van
een digitale camera, wat op dat moment een dure investering
Fotografie
Bron: http://brandonremler.blogspot.be
Into photography : Young people and their identity 13
was, maar uit het aanschaffen van scanners die geprinte foto’s
konden lezen en daarna afprinten via een inkjet-printer.
De komst van betaalbare, consumentgerichte digitale
camera’s introduceerde de amateurfotograaf tot allerlei
technologische innovaties die bijdroegen aan enkele
dramatische veranderingen voor populaire fotografie. In 1995
werd de eerste camera met beeldscherm op de markt gebracht
wat mogelijk maakte dat men reeds een foto kan bekijken
alvorens deze gemaakt te hebben (Tatsuno, 2006). Samen met
het scherm kreeg de camera ook een verwijderknop die toeliet
om overbodige foto’s van het geheugen te wissen.
Voortaan werd het mogelijk om vertrouwd te geraken met
fotografie op een totaal andere manier. De mogelijkheid om
een foto te nemen, te kijken naar het scherm, aanpassingen
te doen aan de compositie en de camera-instellingen te
veranderen gaf amateurs de kans om een beetje te concurreren
met professionele fotografen.
Het kunnen verwijderen van een foto net na het nemen ervan
heeft interessante gevolgen voor het soort foto’s dat overblijft
na het bewerken. Alles wat imperfect, niet flatterend genoeg
of betekenisloos is, dreigt onmiddellijk verwijderd te worden
om extra plaats te maken in het geheugen zodat men er in de
toekomst betere kan nemen. De knop vermindert ook de kans
om verborgen dingen in foto’s te ontdekken: Een wazig gezicht
dat wijst op de afwezigheid of het verlies van iemand; een
onbekende op de achtergrond die nu een vriend blijkt te zijn.
Vandaag de dag is de grote meerderheid van persoonlijke
foto’s niet bestemd om op papier te verschijnen. De
verwerkingskracht van een computer is exponentieel
gestegen en de prijs van opslag is sterk gedaald, dus kunnen
er nu duizenden foto’s worden opgeslagen door praktisch
iedereen. Print is niet langer meer het juiste instrument om
deze explosie van snapshots te delen, daarvoor hebben we
het scherm, de camera, de mobiele telefoon of de computer.
De afgelopen jaren is het schermformaat gegroeid van een
viewfinder naar een draagbaar kijkkader, ontworpen om niet
alleen de compositie te bepalen en te herzien, maar ook om te
bekijken, bewerken en delen
DIGITALE TECHNOLOGIE
Digitale technologie heeft de fotograaf meer kracht gegeven
om zijn werk makkelijker vast te leggen, te maken en te
presenteren. Camera’s zijn sneller geworden en kunnen een
hoeveelheid informatie koppelen aan een beeld. De laatste
technologische ontwikkelingen laten zelfs toe om in zeer hoge
kwaliteit te werken alsook een beeld te voorzien van een ‘GPS
tag’ die de locatie en tijdstip van het maken ervan opslaat.
Camera’s kunnen nu zowel stille als bewegende beelden
opnemen in verschillende formaten en via verschillende
toestellen zoals smartphones, gsm’s, (spel)computers en
tablets. Verzenden en ontvangen van beelden is sneller en
meer democratisch dan ooit tevoren; een beeld van een
bepaald evenement kan in seconden overal ter wereld op een
scherm verschijnen.
Consumenten zijn zich meer bewust van de manipulatie van
beelden. Zoals eerder gezegd, is het veranderen of aanpassen
van foto’s geen nieuw gegeven. In het hedendaagse digitale
tijdperk worden deze problemen meer zichtbaar omdat zelfs
een klein kind kan werken met fotobewerkingssoftware.
TheorieTheorie
14 Into photography : Young people and their identity
Een bekend voorbeeld hiervan is de aangepaste foto van OJ
Simpson die verscheen op de Newsweek cover. De fotograaf
maakte de foto donkerder en daarmee ook de huidskleur om
het gevoel van schuld te vergroten. Daaruit ontstonden allerlei
protesten over de representatie van Afro-Amerikanen als
‘slecht’ en de manipulatie van beelden. (Sturken & Cartwright,
2003)
We komen zeer veel in contact met foto’s, van een reeks
profielfoto’s op Facebook tot miljoenen foto’s op Flickr en
Twitter. Door elke nieuwe technologische vooruitgang op vlak
van beeld wordt het makkelijker om deze te tonen en ernaar
te kijken. Onze maatschappij is hypervisueel geworden en we
accepteren een hogere frequentie van ontvangen beelden.
De vraag is of we deze constante stroom van beelden blijven
begrijpen.
Onze aandacht verschuift van één beeld naar
beeldensequenties: image pools, slideshows, photostreams,
feeds. De onuitputbare bron van beelden maakt het moeilijk
om een bijzondere relatie te hebben met één beeld. De
zekerheid dat er een oneindig online aanbod is, moedigt aan
tot een continue zoektocht waarbij de huidige foto enkel een
aanzet is van de volgende. Binnen deze stroom van beelden
daalt de waarde van de individuele foto en wordt deze
vervangen door de indruk die de stroom van data meegeeft.
Vaak slecht geassocieerd met de bron, geïdentificeerd door
tags en geplaatst in een pool met andere beelden.
TOEKOMST VOOR FOTOGRAFIE
De technologie van fotografie is steeds beschermd geweest
met gecontroleerde tools die niet te hacken vielen (Burgess,
2006). Door de opkomst van nieuwe media zijn deze rollen
omgekeerd. Alle basishandelingen liggen nu bij de consument
die beslissingen maakt en toestellen of software naar zijn hand
zet. De normen van nieuwe media worden gesteld door de
actieve gebruikers binnen deze technologie. Ze zijn proactief,
leren nieuwe vaardigheden, doen aan networking en nemen
deel aan discussiefora en blogs om hun kennis te delen en te
verruimen.
Momenteel is de technologie waarmee men de foto
maakt minder belangrijk dan de context waarbinnen deze
gepresenteerd wordt. Ook al is de foto genomen met een
traditioneel analoog toestel, toch eindigt deze foto vaak in
digitale vorm om online te delen met anderen. Sturken &
Cartwright vinden dat “de digitale en virtuele afbeelding hun
waarde verdienen door toegankelijkheid, vervormbaarheid en
informatiestatus” (2001, p.139).
Het concept van fotografische waarheid wordt geherdefinieerd
doordat mensen nieuwe technologieën gebruiken om foto’s
zorgvuldig te manipuleren. Bijvoorbeeld, een landschapsfoto
zou kunnen zijn opgebouwd door meerdere frames van één
scène of van verschillende plaatsen. Al lijkt het geloofwaardig,
men kan deze foto niet koppelen aan een specifieke tijd
of plaats in de realiteit omdat de artiest het landschap
samenstelde. Fotojournalistiek strijdt met het fenomeen van
de waarheid in het digitale tijdperk. Adnan Hajj, een Libanese
fotograaf, bewerkte zijn foto’s van een inval door de Israëliërs
in de Libanese hoofdstad. Hij voegde rook toe in de stadslucht.
Vanaf het moment dat nieuwsdienst Reuters dit te weten
kwam werd Hajj op staande voet ontslagen.
Als we naar de toekomst kijken, zeggen Sturken & Cartwright:
“Image, text, sound and object also converge on the social production
of meaning, and can no longer be studied in isolation” (2001, p.345).
Interpretaties van beelden vermenigvuldigen in mogelijkheden
bij elke aanraking met nieuwe media. De globalisering van
media bouwt complexe machtsrelaties in het maken en delen
van beelden. Er zal een continue verschuiving zijn in het idee
van fotografie als waarheid en sociale en historische meningen
van afbeeldingen zolang nieuwe technologieën groeien. Dit
brengt ook met zich mee dat het doel van fotografie in de
postmoderne samenleving nieuwe definities kan krijgen.
FOTOGRAFIE 2.0
Fotografie ging samen met het internet en transformeerde tot
fotografie 2.0 (Mirzoeff, 2011). Gedurende een decennium na
de 9/11 aanslagen hebben we schokkende beelden gezien uit
Irak, schandalen in Abu Ghraib en Deense cartoons. Met de
dood van Osama Bin Laden in mei 2011 voelt het alsof deze
periode stilaan voorbij is. Geen enkele foto verscheen er van
zijn lichaam. Het beeld heeft bewezen een dubieus wapen te
zijn (Mirzoeff, 2011).
Fotografie is een ‘killer app’ geworden voor het web 2.0.
Met een schatting van 500 miljard foto’s genomen elk jaar,
is fotografie duidelijk verschoven naar een tijdperk dat Clay
Shirkey (2008) ‘publish then filter’ noemt. Foto’s worden
getrokken, gepost en circuleren op Flickr, Twitter, Instagram,
Facebook en andere sociale netwerken. Fotografie is geen pure
mechanische observatie, maar een verlengde van het lichaam
dat gestereotypeerd wordt door de jongeren die zichzelf
fotograferen met de gsm vanop armlengte. Fotografie is meer
en meer democratisch, voorbij de eerste democratisering van
mechanische visuele reproductie naar de democratie van het
zelfbeeld. Het samengaan van sociaal netwerken en het sociale
is het zelfbeeld, wat Mirzoeff ‘photografitti’ noemt: “een teken
voor en door iemand gemaakt als een claim voor het zijn van
een bepaalde persoon” (Mirzoeff, 2011).
Showroom Girls, Willem Popelier. Bron: http://janejohannes.blogspot.be/
Into photography : Young people and their identity 15
De tentoonstelling “showroom girls” (2011) van Willem
Popelier in het Foammuseum te Amsterdam zoekt naar
de waarde van foto’s bij het opbouwen van een identiteit
voor jongeren. Vroeger was de enige profielafbeelding die
men had vaak van de schoolfotograaf die 1 keer per jaar
langskwam. Daarop wist men soms niet goed hoe te poseren
wat uiteindelijk een foto opleverde die een onzeker persoon
afbeeldde. Vooral meisjes experimenteren de dag van
vandaag helemaal anders met beelden dan vroeger. (Olof,
2012) Ze reageren niet meer defensief maar produceren
beelden om zichzelf te ‘branden’. Het lijkt er zelfs op alsof ze
enkel nog leven voor hun publiek imago dat ze dagelijks op
facebook- en twitterpagina’s up-to-date houden. Zonder het
traditionele onderscheid te maken tussen privé en publiek
worden hun foto’s de hele digitale wereld ingestuurd,
toegankelijk voor iedereen en gratis.
PERSOONLIJKE FOTOGRAFIE
Persoonlijke foto’s zijn gemaakt door onszelf, familieleden
of vrienden maar niet door professionele fotografen en niet
voor het grote publiek (Chalfen, 1981; Slater, 1995). Deze
beelden maken deel uit van een grotere sociale praktijk
waarbij Chalfen (1987) naar de Kodakcultuur refereert.
Terwijl we denken dat persoonlijke foto’s eerder willekeurig
zijn, zeggen Chalfen (1987) en Musello (1980) dat ze
zeer conventioneel zijn met een beperkte reikwijdte van
onderwerpen en gebeurtenissen die worden vastgelegd.
Persoonlijke foto’s presenteren een ideaalbeeld dat
benadrukt hoe we men iemand wil herinneren (Holland,
1997). Het positieve wordt steeds vastgelegd boven het
negatieve op foto’s, vooral beelden die gekoppeld zijn aan
mijlpalen in het leven: Verjaardagen, vakanties, trouwfeesten
(King, 1986; Slater, 1995).
Ook relaties zijn een belangrijk aspect van persoonlijke
fotografie omdat het verbanden laat zien tussen vrienden
en familie. Foto’s leveren bewijsmateriaal van ervaringen en
relaties voor onszelf en voor anderen, ze worden als waardig
beschouwd om bij te houden en te bewaren (Barthes, 1981).
Digitale fotografie heeft de waarde van onderwerpen op
beelden uitgebreid naar meer banale dingen (Okabe & Ito,
2003; Murray, 2008). Foto’s tijdens vrijetijdsbesteding
bevatten steeds meer carnavaleske taferelen tijdens feestjes,
dronken mensen, ... (Holland, 1997).
Normaal is er een sterke interactie tussen het onderwerk en
de fotograaf in persoonlijke foto’s. De fotograaf is meestal
gekend door het onderwerp en ze delen allebei interesse in
het maken van foto’s die benadrukken hoe mensen willen
gezien worden. Persoonlijke fotografie is een sociale
activiteit waarbij mensen actief voor elkaar poseren. Holland
(1991) stelt: “Een evenement opnemen of vastleggen is deel
geworden van dat evenement zelf, en dikwijls het meest
belangrijke.” De meeste onderwerpen poseren recht voor de
lens en weten dat ze gefotografeerd worden. De fotograaf
houdt de camera op ooghoogte om de normale kijkhoek te
benadrukken (Jacobs, 1981). Terwijl er technologie bestaat
bij persoonlijke fotografie om onbewust foto’s te nemen,
wordt dit zelden gebruikt (Holland, 1991). We transformeren
ons daarom bewust en onbewust voor de camera naar een
versie van onszelf die we hopen te zijn (Barthes, 1981; Jacobs,
1981; Slater, 1995). Mensen geven een “performance” als ze
toestemming geven om gefotografeerd te worden.
De presentatie van persoonlijke foto’s is tevens
geritualiseerd. Het sociale proces zegt niet enkel hoe deze
foto’s gemaakt worden, maar ook aan wie men ze toont.
Deze zijn niet bestemd voor het grote publiek, maar voor
mensen die het onderwerp van de foto persoonlijk kennen
(Chalfen, 1987; King, 1986). Foto’s van de meeste mensen
zijn bewerkt naargelang het publiek dat er naar kijkt. Op het
werk, ingekaderd in huis, in albums enkel voor persoonlijk
gebruik. Persoonlijke fotoalbums zijn meestal gerangschikt
TheorieTheorie
16 Into photography : Young people and their identity
van oud naar nieuw en niet volgens een bepaald narratief
(Miller & Edwards, 2007). Het narratieve blijft in de hoofden
mensen die de foto’s maken om het verbaal te vertellen
(Chalfen,1987).
De productie en presentatie van persoonlijke foto’s is
gerelateerd aan wat Carey (1975) zegt over de rituele kant
van communicatie: ”Communicatie is gelinkt aan termen
zoals delen, participatie, associatie en gemeenschappelijke
dingen”. Dit soort foto’s helpt bij het bouwen en onderhouden
van sociale groepen door gedeelde waarden en verhalen te
communiceren. Ze spelen een belangrijke rol bij het in stand
houden van herinneringen in groepen, het roept op tot een
moment van reflectie. Ze zijn een visuele mythe die de beste
momenten vastlegt om over te vertellen en opnieuw te
vertellen.
Tot voor kort hadden jongeren weinig te zeggen over hoe
ze op een beeld stonden. Vandaag hebben jongeren meer
mogelijkheden om zichzelf te visualiseren op foto’s door de
aanwezigheid van vele goedkopere fotocamera’s. Facebook en
andere netwerksites laten ook toe om zeer makkelijk foto’s te
delen met elkaar (Tinkler, 2008). In genetwerkte omgevingen,
die de grenzen van privé en publiek doen vervagen, komt
beeldmateriaal bij meerdere publieken terecht, ook bij mensen
waarvoor de inhoud minder relevant kan zijn.
SLOW PHOTOGRAPHY
In dit item van de literatuurstudie bespreken we technologie
om mensen te laten stilstaan en reflecteren over een andere
technologie. Dit heet in het algemeen de ‘Slow technology
movement’ die voor een bewustere manier van omgang met
zaken uit onze omgeving pleit. Binnen de Slow movement
bestaat er de afdeling Slow Photography die een reeks
interessante aandachtspunten om te integreren in het
onderzoek.
Sinds het ontstaan van de iPhones, smartphones en talloze
retro foto-applicaties zijn mensen wereldwijd in de ban van
vintage fotografie. Het lijkt wel een tegenreactie op de huidige
high-definition camera’s die elk klein detail kunnen vastleggen.
Een andere reden kan ook de nostalgie zijn die speelt bij de
mensen om de wazige tienerfoto’s terug boven te halen.
Naast deze trend is er nu ook een slow photography beweging
die de nadruk legt op kwaliteit en betekenisvolle beelden. Tim
Wu, professor communicatie en journalist heeft het over het
feit dat fotografie een onbewust deel van ons dagelijks leven
is geworden: “I don’t begrudge the natural desire to take holiday
or party pictures. But I’m interested in how much our relationship
with photography has become like our attitude to food and so much
else: Speed has gained ascendance over everything.”
De conclusies van Tim sluiten nauw aan bij mijn eigen ervaring.
Toeristen die foto’s nemen van monumenten kijken gewoon
naar hun schermpje, nemen wat foto’s en gaan verder zonder
ook maar na te denken of te kijken wat er juist op de foto staat.
Ook sociale media spelen een belangrijke rol in slow
photography. Foto’s nemen ging steeds over het vastleggen
van een speciaal moment, maar nu staat elk moment op foto en
vervolgens op Facebook. Iedereen kan wel een Facebookvriend
aanhalen bij wie er 300 foto’s staan over de laatste zomerreis.
Door het nemen van zoveel foto’s van hetzelfde lijkt een zekere
betekenis te verdwijnen.
Voor veel mensen is fotografie meestal bedoeld om iets te
documenteren of om een moment vast te leggen dat ons voorbij
komt. Maar als fotografie ooit ging over speciale momenten
fotograferen, dan hebben we tegenwoordig de mogelijkheden
om elk moment te documenteren. De ganse wereld weet bijna
hoe je er uitziet.
Mooie foto’s nemen vergt op zijn minst een klein beetje
vertraging, alhoewel snelle fotografie niet het complete
tegenovergestelde is want als je duizend foto’s neemt zullen
er ook enkele goede uitkomen. Het is niet de kwaliteit die het
echte slachtoffer is van snel foto’s nemen, maar wij zelf. De
ervaring en het plezier van fotograferen gaat verloren. Het
benaderen van fotografie als een ervaring is kortweg wat slow
photography betekent. Het kan ook geïnterpreteerd worden
als een poging om de relatie tussen proces en resultaat om te
keren. Bij slow photography is het resulaat secundair en ligt de
nadruk eerder op het proces. Het doel bestaat uit de ervaring
om een object te bestuderen en creatieve keuzes te maken.
Er zijn enkele stappen die worden vooropgesteld bij het
beoefenen van slow photography:
• Neem meer tijd om het onderwerp te bestuderen. Het
is belangrijk om de ogen te laten werken en om kleuren en
vormen op te merken die eerst niet opvallen.
• Het oefenen van creatieve keuzes. Door automatische
camera’s worden we hierin beperkt. Het is natuurlijk moeilijk
voor onervaren mensen, maar sluitertijd, diafragma en
andere technische zaken kunnen tot verrassende resultaten
leiden als men er mee speelt. Het vergt ook moed om daarin
veranderingen aan te brengen bij vastleggen van bepaalde
unieke momenten. Als de foto mislukt is het de eigen fout.
‘JE LAATSTE FOTO’ (LAURENT GRAFF, 2010)
Als inspiratiebron en aansluiting bij slow technology las ik het
fictieboek ‘Je laatste foto’. Dit gaat over Alain Neigel die lang
na het overlijden van zijn vrouw een nieuwe dame tegenkomt.
Into photography : Young people and their identity 17
Ze gaan samen op citytrip naar Rome met zijn oude analoge
camera die hij 20 jaar weigerde te gebruiken. Voor de
Trevifontein wordt het koppel benaderd door een man in een
grijze overjas met de geladen boodschap: ‘U heeft nog maar
één foto over.’
Alain bleek beland in een bovenwerkelijk spel, met vier andere
deelnemers, allen met nog één foto op het rolletje. Het doel
was om tijdens een wonderbaarlijke reis deze laatste foto
te maken vol betekenis. Ze maken allen hun foto op zeer
diepzinnige wijze. Voorbeeld: de Japanner, fanatieke visser,
gooit ergens zijn vislijn uit en vangt een hele grote karper. Hij
neemt geen foto en laat de droomvis terug in het water glijden,
en zijn fototoestel erachteraan. Graff legt geduldig uit: die foto
zou ‘het einde van zijn dromen ingeluid hebben en grenzen
hebben gesteld aan wat hij verder nog kon nastreven’.
Alain zelf is te water en glijdt in een ‘grandioze en intieme stilte’
door een ‘ontastbare nevel’. Hij ziet schimmen die toebehoren
aan de overleden geliefde die Alain tegemoet zweven. Hij
verwerkt haar door ze nog één keer te fotograferen in de
dichte mist. De laatste foto had een bijzondere status, vaak
werd die laatste foto zorgvuldig gewikt en gewogen voor een
mooi slot.
DIGITALE REPRODUCEERBAARHEID
Bij Jos de Mul, hoogleraar filosofie, staat de wereld in het
tijdperk van zijn digitale reproduceerbaarheid centraal in zijn
essay ‘Cyberspace Odyssee’ (2009). Deze omschrijving lijkt
veel op het werk van Walter Benjamin: “Het kunstwerk in het
tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid” (1937).
Zoals we dadelijk zullen zien is dit geen toevalligheid want de
Mul ziet met de komst van de digitalisering een terugkeer van
de aura.
De aura van een kunstwerk verwijst naar een aantal
verschillende, maar samenhangende elementen. Zo heeft de
aura van een kunstwerk betrekking op het hier en het nu van
het kunstwerk en is het geworteld in zijn hoogst gevoelige
kern, namelijk zijn echtheid of authenticiteit als origineel.
Ook het zelfstandige karakter ofwel de autoriteit van het
originele kunstwerk is een grond van zijn aura. Zo schrijft
Benjamin: Doordat de reproductietechniek het kunstwerk
vermenigvuldigt, stelt ze in de plaats van het unieke bestaan
het seriële bestaan van het kunstwerk.
Ook de geschiedenis van het kunstwerk vormt de aura, dat wil
zeggen ‘het geheel van de veranderingen in fysieke structuur
en juridisch eigendom. De aura van een kunstwerk wordt
Theorie
18 Into photography : Young people and their identity
De aura van een kunstwerk wordt dus naast zijn uniciteit
ook bepaald door zijn historische getuigenis. Zo brengt een
klassiek werk als De Mona Lisa het verleden dichterbij. De
technische reproductie maakt door vermenigvuldiging het
kunstwerk los uit zijn historische traditie en tast dus ook om
deze reden zijn aura aan.
Volgens de Mul is met de digitalisering een proces van
transformatie in gang gezet waarbij de objectieve betekenis
of denotatie van de fotografische representatie wordt
gedeconstrueerd. Het gevolg van deze deconstructie is
volgens de Mul de terugkeer van de aura en dus de uniciteit
van het beeld. De terugkeer hiervan is volgens de Mul volledig
te wijten aan de veranderbaarheid van het digitale beeld.
Ten opzichte van de schilder- en de beeldhouwkunst, kan
de fotografie een moderne representatievorm worden
genoemd. De reden hiervoor is onder meer te wijten aan
haar mechanische totstandkoming. Deze aspecten van het
fotografische beeld verlenen haar een zogenaamd zuivere
denotatieve status. Beeld en afgebeelde tonen een zeer
sterke gelijkenis en de constructie van het beeld wordt naar
de achtergrond verdrongen. Het fotografische beeld krijgt
hierdoor een sterk objectief karakter.
Deze ideeën brengen de Mul in verband met het begrip aura
zoals dat geformuleerd is door Walter Benjamin. Volgens de
Mul heeft de digitale deconstructie van het fotografische
beeld als gevolg dat de aura terugkeert en daarmee de
uniciteit van het beeld. Dit kan verklaard worden doordat de
digitale foto gekenmerkt wordt door haar veranderbaarheid.
Vanwege de digitale code die ten grondslag ligt aan het beeld
bestaat de mogelijkheid oneindig variaties in het beeld aan te
brengen. Elk beeld is dus uniek. Deze constatering van de Mul
over de aura doet niet geheel recht aan de oorspronkelijke
opvatting van Benjamin. Volgens Benjamin moet het unieke
van een kunstwerk ook opgevat worden als de inbedding van
dat werk in een bepaalde traditie. De traditie van het ritueel
waar het werk haar eerste en oorspronkelijke waarde had. Van
zo’n rituele functie lijkt in de opvatting van de Mul geen sprake
te zijn.
Volgens de Mul is de digitalisatie van de fotografie een logische
stap en het sluitstuk van de deconstructie van de denotatieve
status van het fotografische beeld. In plaats van de objectiviteit
en het fixerende karakter van de analoge fotografie plaatst hij
de virtualiteit en de veranderlijkheid van de digitale fotografie.
Hoewel het digitale beeld een zekere objectieve kwaliteit
kan bezitten zal deze verdwijnen zodra beeldmanipulatie
wordt toegepast. In het digitale beeld onthulde de fotografie
haar constructieve karakter. Barthes beschouwt de foto
als een boodschap. Dit heeft te maken met het feit dat hij te
plaatsen is in de wetenschappelijke stroming van de semiotiek.
In de semiotiek staat de bestudering van tekens centraal.
Tekens kunnen onder meer de vorm aannemen van woorden,
kleuren, afbeeldingen, etc. Een belangrijk uitgangspunt van
de semiotiek is dat tekens geen intrinsieke betekenis hebben.
Betekenis ligt niet besloten in het teken zelf. Betekenis wordt
dus niet overgedragen maar geconstrueerd door individuen
aan de hand van tekens. Aanhangers van de semiotiek vatten
de realiteit dan ook niet op als een objectief gegeven maar als
iets dat betekenis krijgt op basis van tekens.
Into photography : Young people and their identity 19
Als laatste onderdeel van de literatuurstudie bekijken we het begrip participatieve cultuur. Participatie
zelf is een zeer ruim begrip dat naargelang de gebruikte context sterk verschilt van betekenis. Participatie
in het algemeen betekent letterlijk actieve deelname. Dit omvat steeds een individu of een groep (subject)
en datgene waaraan zij deelnemen (object). Participatie kan betrekking hebben op diverse subjecten en op
allerlei objecten zoals politiek, arbeid, design,… .
Mijn onderzoek kadert zich algemeen binnen design door middel van nieuwe media. Daarbij kunnen
participatieve processen geplaatst worden onder de term participatieve cultuur. Deze cultuur wordt
gedefinieerd door de manier waarop mensen met objecten omgaan en deze interpreteren in collaboratie met
elkaar. Door de technologische vooruitgang kunnen steeds meer mensen media creëren en publiceren via
het internet. Deze toename speelt een grote rol in de expansie van de participatieve cultuur omdat iedereen
ideëen, nieuws, en creaties kan uitwisselen alsook verbonden zijn met mensen die dezelfde interesses hebben.
De mogelijkheden van publiek engagement en creatieve zelfexpressie binnen een participatieve cultuur zijn
onderzocht door Henry Jenkins (2006). Hij kwam tot de omschrijving van een participatieve cultuur met
volgende eigenschappen:
01. Lage barrières voor artistieke uitdrukking en publiek engagement;
02. Sterke ondersteuning voor het maken en delen van creaties met anderen;
03. Informele begeleiding waarbij kennis wordt overgedragen van ervaren personen naar beginners;
04. Het geloof dat de bijdrage een toegevoegde waarde heeft;
05. Een zekere vorm van sociale connectie met elkaar.
Er zijn verschillende vormen van participatieve cultuur (Jenkins, 2006):
• Affiliaties: Lidmaatschappen, formele of informele, in online communities die werken rond allerlei vormen
van media, zoals Facebook.
• Expressies: Deze produceren nieuwe creatieve vormen, zoals digitale sampling, fanfictie, zines,…
• Collaboratieve probleemoplossing: Samenwerken in teams, formeel en informeel, om een opdracht op te
lossen of om nieuwe kennis te ontwikkelen zoals Wikipedia, Alternative reality gaming,..
• Circulaties: De flow van media vormgeven zoals bloggen, podcasten,…
Participatie kan in al deze vormen zowel expliciet als impliciet zijn (Jenkins, 2006). Expliciete of formele
participatie wijst op een georganiseerde samenwerking van verschillende mensen in tijd rond vastgelegde
objecten. Informele, impliciete of niet- bewuste vormen van participatie maken daarentegen niet noodzakelijk
gebruik van verschillende methoden in collaboratieve communicatie en zijn vaak het resultaat van bepaalde
(software)-designs of interfaces die activiteiten van gebruikers automatiseren, een goed voorbeeld hiervan
zijn sociale netwerksites en online community platformen. De formele, zeer expliciete vorm van participatie
vindt in de meeste gevallen plaats voor de lancering van een creatie. De informele vorm ontwikkelt zich
hiernaast en na het formele creatieproces.
Participatieve cultuur
OnderzoekIn het eerste deel van de thesis kwam een grondige studie van bestaande onderzoeken & theorie over de doelgroep en domeinen aan bod. De rest van mijn onderzoek bouwt hierop verder en heeft als doel om op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te vinden:
Hoe wordt het medium fotografie vandaag gebruikt door jongeren van 15 tot 18 jaar om een eigen identiteit te vormen?
Hoe kunnen we jongeren in een participatieve cultuur engageren om reflecterend aan de slag te gaan met fotografie en hun identiteit?
ONDERZOEKSMETHODEN
Elk onderzoek is uniek en bevat een specifieke mix van onderzoeksmethoden die aan de noden van het onderzoek voldoet. Als vooronderzoek heb ik voor een grondige literatuurstudie gekozen om tot een theoretische onderbouwing te komen. Deze eerste stap zorgt ervoor dat in de verdere loop van mijn onderzoek de theorie en de praktijk elkaar kunnen aanvullen en versterken.
Na deze eerste fase werd het volgende stadium van mijn onderzoek ingezet met de volgende onderzoeksmethoden: Gesprekken met experts, observaties tijdens fotografie-experimenten, een party group, visuele antropologie, structurering van data, een case study, en intensieve workshops met Vlaamse jongeren. De resultaten van deze onderzoeksmix worden gebruikt voor het ontwikkelen van een prototype. Hierbij poog ik verder te gaan dan het louter analyseren van de gevonden resultaten en probeer ik op een creatieve manier inhouden en inzichten te combineren.
20 Into photography : Young people and their identity
Into Photography : Young people and their identity 21
Een duidelijke context is belangrijk om deze onderzoeksvragen
te beantwoorden, daarom koos ik om samen te werken met
In Petto, een landelijke jeugddienst uit Antwerpen die het
welzijn van jongeren wil bevorderen. Jongereninformatie,
jongerenparticipatie en pro-actie zijn de 3 activiteiten
waarmee deze organisatie bezig is.
In Petto luistert naar jongeren tussen 14 en 25 jaar en wil niet
de volwassene zijn die bepaalt welke thema’s aan bod moet
komen. De vorming van het welzijn vertaalt zich concreet in de
volgende acties:
Informeren: Het uitgeven van publicaties voor en met
jongeren;
Vormen: Het organiseren en geven van vorming en het
ontwikkelen van vormingspakketten;
Onderzoeken: Onderzoekswerk, dikwijls ter voorbereiding
van een publicatie, van welzijnsthema’s waarbij jongeren
centraal staan. Bij al deze acties zijn jongeren en ook
omgevingsfiguren betrokken.
Er zijn een heleboel thema’s die het welzijn van jongeren
beïnvloeden. De thema’s die In Petto behandelt hebben altijd
gemeenschappelijk dat ze moeilijk bespreekbaar zijn en dat ze
betrekking hebben op de ontwikkeling van waarden, normen,
vaardigheden en kennis. Verschillende mensen hebben
voor deze thema’s vaak verschillende definities, met andere
accenten en diverse oplossingen. De persoonlijke ontplooiing
van elke jongere staat in elk van de thema’s centraal. In Petto
probeert alle thema’s vanuit een positieve invalshoek te
bekijken.
In Petto wil bruggen slaan tussen verschillende terreinen,
over de landsgrenzen heen en tussen verschillende culturen.
De verschillende terreinen zijn:
Vrije tijd: Met aandacht voor het belang van de leeftijdsgenoten
(peer group) voor jongeren. Wij leggen de focus op de
vrienden als positieve beïnvloedingsfactoren, waar jongeren
heel veel van opsteken: vriendschap, geborgenheid, steun.
Het welzijnswerk: De thema’s van In Petto zijn sterk gelinkt
aan dit terrein.
Het onderwijs: Tijdens de schooluren wordt er aandacht
besteed aan het vormen van waarden, kennis en vaardigheden
rond welzijnsthema’s.
De organisatie brengt op regelmatige basis een
actieprogramma uit rond een bepaald thema. Dit programma
bestaat uit een onderzoeksrapport, een jongerenmagazine,
een vormingspakket en beleidsaanbevelingen. Het volledige
actieprogramma moet jeugd(welzijn)werkers methodieken
aanreiken en ondersteuning bieden om het welzijn van de
jongeren waarmee zij werken te bevorderen op vier manieren:
01. Jongeren een instrument aanreiken waarmee ze zelf hun
zorgen en/of problemen kunnen analyseren en definiëren.
02. Jongeren, individueel of in groep, informeren over oplos-
singsmechanismen die geformuleerd werden door hun
peer group en hen vertrouwd maken met hulpverlening-
sinstellingen.
03. Jongeren als groep versterken zodat ze elkaar beter kun-
nen ondersteunen.
04. Het beleid structurele maatregelen voorstellen over het
welzijn van jongeren.
Samenwerking met In Petto
Onderzoek & prototype
22 Into photography: Young people and their identity
KENNISMAKING MET IN PETTO
Om meer te weten te komen over jongerenparticipatie en
sociale thema’s zoals identiteit, zelfbeeld en persoonlijkheid
maakte ik een afspraak met In Petto. Het eerste contact
vond plaats in Berchem (Antwerpen) met coördinator Peter
de Koster en een grafisch vormgever Klaas Van de Moortel
(zie foto). Er werd eerst door mezelf uitgelegd wat de thesis
concreet inhoud en waar het thesisonderzoek momenteel
staat. Daarna ontstond er een dialoog over de manier waarop
jongeren een bijdrage kunnen leveren in een participatieve
cultuur door middel van zelfgemaakte foto’s die draaien rond
de thematiek die ook In Petto aanhaalt, namelijk identiteit.
Ze waren verheugd met mijn onderwerpkeuze en zagen het
uitwerken van een participatieve cultuur/community met
deze jongeren zitten. In Petto zat zelf een tijd geleden ook met
dit idee om een jongerenplatform op te starten. Een online
community platform (affiliatie) leek ons beide een interessante
invulling voor die participatieve cultuur. Daarom haalde ik
de criteria voor zo een impliciete en expliciete cultuur uit de
literatuurstudie naar boven om te bespreken hoe de theorie en
het onderzoek hier in kan passen:
Lage barrières voor artistieke uitdrukking en engagement.
Als men iets ontwikkelt voor jongeren moet dit binnen hun
leefwereld passen. Op die manier ligt de drempel veel lager en
zijn ze sneller te overtuigen om deel te nemen. Het is belangrijk
om te kijken naar communities waarbinnen ze nu actief zijn om
daar inspiratie uit te halen voor de opbouw. De integratie van
deze bestaande communities zoals Facebook zorgt er ook voor
dat interactie tussen de twee mogelijk is, dit verhoogt tevens
de activiteit op het platform.
Sterke ondersteuning voor het maken en delen van creaties
met anderen.
Dit sluit deels aan met het vorige punt. De omkadering en het
framework moet heel goed zitten en jongeren aanspreken. Het
moet een uitdaging worden en mag weinig moeite kosten om
iets te uploaden of om aan te melden.
Informele begeleiding waarbij kennis wordt overgedragen.
Het online platform moet voorzien zijn van voldoende
informatie over de bedoeling en wat er juist verwacht wordt
van de jongeren.
Het geloof dat hun bijdrage een toegevoegde waarde heeft
en een zekere vorm van sociale connectie.
Een beloning is een te snelle weg om als motivatie te werken.
Als deze meer intrinsiek is, des te beter. Laat jongeren intensief
bezig zijn met hun identiteit en alles wat er komt bij kijken.
Er wordt best gekeken naar sociale connectie op bestaande
platformen.
Into photography: Young people and their identity 23
Het eerste deel van het onderzoek bestond uit een reeks
onderbouwde experimenten. Jongeren uit verenigingen
(Scouts, Chiro) werden geobserveerd tijdens het uitvoeren
van drie experimenten waarbij ze aan de slag gingen met het
medium fotografie. Tijdens de voorbereiding hiervan werden
er een aantal onderzoeksdoelstellingen geformuleerd:
• Kennis maken en contact leggen met gemotiveerde
jongeren uit de leeftijdscategorie van 15 tot 18 jaar en een
netwerk bouwen voor later onderzoek.
• Observeren van jongeren op volgende vlakken: Omgang
met het medium fotografie, reflectie tijdens het maken van de
beelden en motivatie.
• Rondvragen naar mogelijkheden van de gemaakte
beelden.
Om de experimenten uit te voeren, contacteerde ik een aantal
lokale jeugdverenigingen. De scoutsvereniging Laetitia uit
gemeente Geetbets reageerde zeer snel en was geïnteresseerd
om dit 2 weken als zondagsactiviteit in te plannen van 14 uur
tot 17 uur.
Voor de eerste zondagnamiddag werd er afgesproken met een
groep van 8 jongeren tussen 17 en 18 jaar uit Scouts Laetitia
te Geetbets. 1 week later vond de tweede namiddag plaats
waarbij 15 jongeren tussen 15 en 17 jaar meewerkten. Zoals
de gemailde briefing het uitlegde, beschikte elke deelnemer
over een camera (gsm of digitale fotocamera). Alvorens aan
te vangen met de opdrachten gaf ik een duidelijke presentatie
over de 3 experimenten zodat iedereen meteen wist wat ze
konden verwachten.
Experiment 1: Image reaction
Een eerste experiment was de image reaction of beeldenreactie
die vormelijke of inhoudelijke elementen overneemt uit de
vorige genomen foto. Bvb. Foto 1 bevat een kerstbal, dan gaat
foto 2 verder met een beeld in de kleur van die kerstbal in een
andere context. Dit principe is geïnspireerd op het online
spel ‘Photo chain’ van het bedrijf Canon in Australië en het
‘Cadavre exquis’, een dichtvorm waarbij verschillende dichters
een versregels toevoegen aan één gedicht om tot één geheel
te komen.
Dit was een individuele opdracht waarbij telkens 1 persoon
naar buiten ging om in de directe omgeving een beeld te
maken en zijn of haar bijdrage te leveren aan de hele sequentie
van beelden. Ik stelde zelf een eerste beeld voor waarmee de
eerste deelnemer aan de slag kon gaan. Bij de uitleg van dit
experiment werd benadrukt dat ze max. 2 beelden mochten
maken waaruit het betere moest geselecteerd worden.
Experiment 2: We take stories
Het tweede experiment wil een thematiek bij een specifieke
doelgroep in kaart brengen. In dit geval was dit “Wat maakt
oudere mensen gelukkig in de gemeente Geetbets?” Hierbij
gingen de jongeren per 2 aan de slag met krijt, bord en camera
om mensen op straat of thuis te bevragen en op foto vast te
leggen met het beschreven bord in de handen. Deze laatste
opdracht komt voort uit een workshop ‘The Methods Lab’
die ik eerder volgde aan The Royal College of Art in Londen.
Hierbij brachten we oudere mensen in Kensington en hun
passie in beeld door ze te fotograferen en daarna te afficheren
in het straatbeeld.
Experiment 3: Catching images
Het laatste experiment gaf jongeren de kans om een
vooropgesteld beeld na te bootsen met hun eigen interpretatie.
Dit is geïnspireerd op het project ‘Vang een beeld’ van Museum
Boijmans Van Beuningen en laat de deelnemers tegelijkertijd
foto’s nemen met dezelfde attributen uit het vooropgestelde
beeld van fotografe Marijke van Warmerdam (zie foto). Zij
maakt gebruikt van spiegels in haar beelden om het effect van
een reflectie en kader binnen het normale kader te vormen. De
scoutsjongeren gingen hierbij per twee op pad met spiegelend
materiaal en dezelfde beperking in aantal foto’s als in het
eerste experiment.
Explorerend onderzoek
Bron: www.boijmans.nl/beeldvangen
Experiment 1: Image reaction - Beeld 1 Experiment 1: Image reaction - Beeld 2
Experiment 2: Taking stories Experiment 2: Taking stories
Experiment 3: Catching images Experiment 3: Catching images
Into Photography: Young people and their identity 25
ANALYSE
Deze experimenten werden in de eerste plaats
gevoerd om jongeren te laten reflecteren over
inhoudelijke en vormelijke aspecten van beelden.
De koppeling met sociale thema’s werd hier nog
even buiten beschouwing gelaten. Ik ga nu in op
de bevindingen uit de observaties met daarna
een terugkoppeling naar de vooropgestelde
doelstellingen.
Het viel op dat beide groepen jongeren zeer
gemotiveerd waren om met fototoestellen aan de
slag te gaan. Hun inlevingsvermogen was groot
en dat resulteerde in veel beeldmateriaal. De
leidinggevenden vertelden me dat er meestal weinig
enthousiasme van de jongeren is om deel te nemen
aan de activiteiten. Ze hangen liever rond om te
praten en lui te wezen in de lokalen. Dat merkte ik
ook bij het eerste experiment, daarbij moest telkens
1 persoon naar buiten om een foto te nemen terwijl
de rest binnen in de zetels zat. Ze namen veel foto’s
van zichzelf en vrienden tussendoor en plaatsten
deze nog dezelfde avond op Facebookprofiel
waarbij ze opnieuw een dialoog startten.
De jongeren vroegen me waar ze de foto’s konden
vinden omdat het ‘wel leuke opdrachten’ waren.
Alleen kwam er weinig feedback toen gevraagd
werd wat ze dan eventueel met de beelden
zouden kunnen doen. De toegevoegde waarde
van een visualisatie bleek niet duidelijk te zijn.
Ook waren veel resultaten op een ludieke manier
geïnterpreteerd en niet serieus genomen.
Het spontaan fotograferen van zichzelf en vrienden
bleef me sterk bij na de eerste week. Ook tijdens
de drie experimenten waren een groot deel van
de resultaten beelden waarbij de jongeren zichzelf
en vrienden mee in het kader plaatsten. Dit
fenomeen bevestigt wat eerder beschreven is in
de literatuurstudie over jongeren en de vorming
van hun identiteit en zelfbeeld in de huidige
beeldcultuur.
De experimenten waren een verhelderende
methode om het onderzoeksproces open te gooien,
om kennis maken en contact te leggen met deze
jongeren uit de leeftijdscategorie van 15 tot 18
jaar en een netwerk te bouwen voor de volgende
specifieke onderzoeksmethode. Er wordt samen
met een selectie van deze jongeren dieper ingegaan
op de domeinen fotografie en identiteit tijdens een
party group.
Experiment 1: Image reaction - Beeld 3
Experiment 2: Taking stories
Experiment 3: Catching images
Onderzoek & prototype
26 Into photography: Young people and their identity
Een party group brengt een groep mensen die elkaar reeds
kennen samen om gedurende ongeveer 2 à 3 uur over
een bepaald onderwerp of thema met elkaar te praten
en in discussie te treden. Het grootste voordeel van deze
onderzoeksmethode is dat de deelnemers elkaar kennen,
waardoor ze zich meer op hun gemak voelen en gemakkelijker
een discussie durven aangaan, waardoor men sneller resultaten
boekt. Het grootste nadeel is dat de gemoedelijke sfeer ervoor
kan zorgen dat het te weinig kritisch wordt en er geen zinnige
resultaten uit het onderzoek voortkomen. Mijn party group
bestaat uit vier jongeren van dezelfde jeugdbeweging als de
voorgaande fotografie-experimenten. Als keuzecriteria keek
ik naar hun positie binnen de groep en de actieve inbreng in de
fotografie-experimenten.
Met deze party group wou ik het volgende te weten komen:
• Hoe gaan jongeren tegenwoordig algemeen om met het
medium fotografie?
• Wat zijn de hoofdelementen van de visuele retoriek
gepresenteerd door Facebook fotoalbums?
• Welke soorten visuele verhaallijnen gebruiken jongeren
in fotoalbums op Facebook en welk beeld vormen ze hier
van zichzelf?
Na de deelnemers aan de hand van een kleine introductie in
te lichten over het onderwerp van de party group, konden we
beginnen. Als moderator bracht ik de discussie op gang met
gerichte vragen, er was ook een assistent ingeschakeld die me
hielp met het organiseren en notuleren van de antwoorden.
Hier is een selectie van de meest interessante dialogen:
DEEL 1
Het gesprek startte met de rondvraag via welke mogelijke
tools de jongeren al ooit foto’s genomen hebben:
Kimberly: “Bijna altijd met mijn gsm omdat die foto’s er wel goed
uitzien, soms een fototoestel van thuis voor op school want daar
mogen geen gsm’s op de speelplaats. Vroeger toen ik klein was hadden
mijn ouders nog een analoog fototoestel waar ik nog een paar foto’s
van liggen heb thuis, maar dat heb ik nooit gebruikt.“
Liz: “Mijn gsm heeft geen goede camera, maar ik heb zelf een compact
digitaal toestel dat ik vaak meeneem naar school of in het weekend
naar een fuif, meestal is daar ook wel iemand die foto’s neemt dus die
komen terecht op Facebook.”
Jeroen: “Ik heb vorig jaar een spiegelreflex gekregen/gekocht,
daarvoor had ik een compact toestelletje. Maar ik moet toegeven dat
ik hem te weinig gebruik.”
Ward: “Zoals Kimberly met m’n smartphone. Ik gebruik vaak de
Party group
Into photography: Young people and their identity 27
applicatie Instagram zo kan ik ze gemakkelijker doorsturen naar
Facebook en er staat ook meteen een leuke retrofilter op. Ik wil
misschien ook nog wel een spiegelreflex kopen...”
Deze verschillen in het gebruik fototoestellen wou ik
gebruiken om een onderlinge discussie op gang te brengen
door de deelnemers volgende vraag voor te schotelen:
Hoe zien jullie andere jongeren meestal foto’s nemen?
Kimberly: “Mijn vriendinnen en ik staan wel eens vaker samen op
de foto. Dat gebeurt meestal met een gsm of compact toestel. Andere
jongeren doen volgens mij juist hetzelfde. Op Facebook zie je toch
steeds nieuwe foto’s van mensen opduiken die zichzelf fotograferen
in de spiegel van de badkamer enzovoort.”
Liz: “Ja inderdaad, bij mij ook zoals Kimberly. Wij staan wel eens
samen op Facebookfoto’s. (gelach) Van andere mensen zie ik soms
foto’s die te fel bewerkt zijn, juist alsof ze zich voordoen als iemand
ander, een celebrity ofzo.”
Jeroen: “Sommige van mijn vrienden zetten soms veel te veel foto’s
op internet. Ze nemen dan 400 foto’s op Romereis van gebouwen en
gooien die allemaal online in een album, ook de wazige.”
Ward: “Ja inderdaad net zoals Jeroen zegt en ook veel van zichzelf
om online te zetten.”
Zijn er nog andere foto’s die verschijnen op je profielpagina?
Door andere mensen genomen?
Kimberly: “Gewoon getagde foto’s, van vriendinnen.”
Liz: “Foto’s vanop fuiven, maar die zijn niet altijd even flaterend.”
Jeroen: “Ja vanop feestjes in het weekend. Of van vrienden die oude
foto’s terug bovenhalen en online zetten.”
Ward: “Juist hetzelfde als de rest ja, soms ook van die vervelende
foto’s waar ik liever niet op getagd ben. Rest: Bevestiging, Ja dat is
wel waar.”
Deze discussie ging nog een tijdje door en zorgde ervoor dat
het onderwerp stilaan breder werd met gesprekken over
online gedrag van jongeren. Dit was een gewenste situatie om
te starten met het tweede deel van de sessie.
DEEL 2
Vervolgens werd er toestemming verkregen van de 4
deelnemers om hun foto’s te bekijken die ze op sociaal
netwerk Facebook hebben geplaatst. Met dit deel van de
party group wou ik namelijk de foto’s van deze jongeren
kwalitatief analyseren door methoden te hanteren gebaseerd
op visuele antropologie en semiotiek. Visuele antropologie
problematiseert beeldvorming over culturele groepen. Het
specifieke van een beeld bestaat erin dat het geen strikte
bepaling van een onderwerp kan geven. Het beeld laat zich
lezen als een open betekenaar, waardoor er verschillende
interpretaties mogelijk zijn. Semiotiek, zoals eerder
aangehaald in de literatuurstudie, is de studie naar het gebruik
van tekens en tekensystemen. Het gaat daarbij vooral om
tekens die door de mens worden gebruikt. Dit om de rijkheid
van hun beelden te achterhalen en detailaspecten van hun
presentatie. Deze analyse werd voornamelijk gestuurd door
het event-component kader van Chalfen (1987), degene die
ook eerder in de literatuurstudie vernoemd werd.
Dat kader is gebaseerd op 2 assen, events en components,
elk bestaande uit 5 onderdelen. De events zijn als volgt
opgebouwd:
• Planning: Elke actie met een formele of informele beslissing
om een foto te nemen.
• Shooting on-camera: Elke actie die de mensen of dingen
die gebeuren voor de camera structureert.
• Shooting behind camera: Elke actie die niet voor de
camera gebeurt, maar die op een bepaalde manier helpt bij het
structureren.
• Editing: Elke actie die beelden transformeert,
vermeerdert, elimineert of verandert van plaats.
• Exhibition: Elke actie na het fotograferen waarbij
beeldmateriaal wordt getoond in publieke context. Met
‘publiek’ wordt het volgende bedoeld: Elk publiek dat bestaat
uit meer dan de fotograaf en bewerker. (Chalfen, 1987)
De focus ligt vooral op het laatste event exhibition in onze
analyse van fotoalbums op Facebook. Ook de 5 components
worden gebruikt als leidraad voor de analyse:
• Participants: Het identificeren wie deze foto’s heeft
genomen, wie op de foto staat en wie ernaar kijkt.
• Topic: De inhoud van de beelden.
• Setting: Waar en wanneer vindt het plaats?
• Message form: De fysieke vorm en het type.
• Code: Omvat de karakteristieken die een bepaalde
boodschap of stijl definieert en focust op conventies uit de beginselen van fotografische beelden.
Onderzoek & prototype
28 Into photography: Young people and their identity
Enkel het visuele is niet voldoende om te verstaan hoe deze
communicatievormen gebruikt worden. Ook de verbale
informatie, zoals titels of bijschriften, moet onderzocht
worden samen met de beelden (Chalfen). Concreet zijn dit op
Facebook tags, captions en reacties.
Naast dit kader van Chalfen kijken we ook naar semiotiek die
het onderzoek in een grotere context plaatst om terugkerende
patronen te zoeken (Hall, 1975; Rose, 2001). De keuze van een
specifiek onderwerp in plaats van een ander laat ons een event
verstaan, daarom is het belangrijk om te achterhalen wat de
deelnemers achterwege lieten in de foto’s (Van Leeuwen,
2001). Alles moet in beschouwing genomen worden om
patronen te herkennen van manieren waarop jongeren zich
representeren. Terwijl mensen vrij zijn om alles vast te leggen
en te uploaden, zijn er beperkingen gebaseerd op normen van
wat acceptabel is.
Gebaseerd op Chalfen’s kader keken we samen de components
door te klikken op de foto-tab via het profiel van de deelnemers.
In praktijk sloot ik hiervoor een beamer aan op de laptop zodat
iedereen alles duidelijk kon zien. Alle deelnemers waren ook
onderling vrienden op Facebook. Momenteel groepeert
Facebook alle getagde foto’s van een persoon zonder te kijken
of de persoon zelf of iemand anders deze heeft genomen.
ANALYSE
Participants, topics, settings
Relaties zijn een zeer pertinente onderwerp. Een grote
meerderheid van de foto’s bevatten 2 of meerdere personen,
meestal van hetzelfde geslacht maar soms ook gemengd. Ze
poseren voor de camera op allerlei plaatsen zoals thuis, fuiven
en activiteiten. Het zijn foto’s genomen door iemand apart
ofwel door iemand die zelf op de foto staat en de camera met
een arm veraf houdt. Dit geldt voor zowel jongens als meisjes.
De dominerende foto’s van mensen van hetzelfde geslacht
valt het meeste op bij fuiffoto’s. De foto’s lieten het belang zien
van iemands peer group. Bij enkele van de deelnemers met
een liefdesrelatie veranderde de inhoud van de foto waarbij
de verliefdheid centraal staat, door het frequent updaten met
foto’s van het koppel samen in romantische poses.
Fuiven waren het meest vertegenwoordigd als setting voor
foto’s, deze worden wekelijks georganiseerd door verenigingen
in heel Vlaanderen en zijn dé vrijetijdsbesteding van jongeren
binnen mijn leeftijdscategorie. Deze bevatten meestal foto’s
van poserende groepen vrienden met plastic bierbekers of
frisdrank, maar zelden met sigaretten in de hand. Wat hier ook
opviel waren de stoerdere poses met jongeren die door middel
van de vingers een vredesteken nabootsten. Ook uiterlijke
kenmerken zoals kleding, accessoires, haarstijl en type drank
was uiteenlopend in deze foto-albums. Deze refereren naar de
identiteit van de peer group waarbij ze horen en graag wensen
te blijven.
Een groot verschil in geslacht was op te merken bij foto’s
tijdens ontspanning. De meisjes hadden vooral foto’s waarop
ze samen lachen, eten, praten of film kijken. Een ander typisch
beeld was de fotoreeks in de badkamerspiegel met een
vriendin waarbij ze verschillende poses probeerden. Bij de
jongens zagen we eerder foto’s van gebeurtenissen en foto’s
geplukt van het internet of zelfgemaakt, waarop een bepaald
beeld samengaat met een stuk tekst dat een specifieke
humoristische boodschap draagt, genaamd internet memes.
Portretfoto’s van deelnemers zelf waren massaal te zien. Deze
werden genomen door de persoon zelf met uitgestoken arm,
met een spiegel of met de webcam. Enkelen experimenteerden
met poses en deelden een serie van verschillende foto’s gemaakt
op dezelfde moment met verschillende gelaatsuitdrukkingen.
We maken het volgende onderscheid:
Into photography: Young people and their identity 29
Uit de hand genomen
Deze foto’s werden gemaakt door het fototoestel in de hand te
houden en te richten op zichzelf. Men kan meestal erg duidelijk
zien dat de arm van de fotograaf tot aan het fototoestel reikt.
Dit soort foto’s is zeker niet nieuw maar kent wel een enorme
groei sinds de digitale fotografie. Dit kan twee verklaringen
hebben. Ten eerste: doordat de prijs van een foto gedaald
is daalt ook vaak de fotografische kwaliteit. Mensen zullen
sneller proberen een snapshot van zichzelf te maken alvorens
aan een voorbijganger te vragen een foto te maken. Ten tweede
is het door de komst van kleine en lichte digitale fototoestellen
veel gemakkelijker geworden om zulke foto’s te maken. Met
een spiegelreflex fototoestel is het aanzienlijk moeilijker.
De foto’s uit deze categorie zijn bijna altijd geposeerd en
zelden spontaan. De glimlach is een bevroren pose die wordt
aangehouden totdat de foto gemaakt is. Veel van deze foto’s
stralen ook een bepaalde eenzaamheid uit. Men kan aannemen
dat wanneer de foto gemaakt werd, de jongeren toen alleen
waren. Het subject poseert en lacht niet naar een fotograaf
maar enkel naar een toestel.
Voor de spiegel genomen
Een andere categorie binnen de zelfportretten omvat al de
foto’s die gemaakt werden door gebruik te maken van een
spiegel. Indien de fotograaf op zijn fototoestel exact wil zien
wat de kijker te zien krijgt, is hij al naargelang de aard van het
fototoestel verplicht het toestel wel of niet voor het gezicht
te houden. Bij digitale compact camera’s en gsm-toestellen is
dit echter niet nodig. Hier kan men het fototoestel op afstand
houden en zo de foto nemen. Wat opvalt binnen deze reeks
foto’s is de andere relatie tussen het subject en de kijker. Bij
vele van deze foto’s kijkt de fotograaf (is hier gelijk aan het
subject) niet in de lens van het fototoestel maar eerder naar
het scherm van de digitale camera. Bij deze foto’s gaat de
interactie met de kijker gedeeltelijk verloren. Het subject kijkt
de kijker niet aan.
Voor het gezicht
Deze categorie toont jongeren die al dan niet schaars gekleed
poseren voor een spiegel. De foto’s werden gemaakt in een
huiselijke omgeving. Meestal in een slaap- of badkamer. Het
fototoestel (of telefoontoestel) bevindt zich tussen het gezicht
en het spiegelbeeld van het gezicht. Hierdoor worden het
gezicht en vooral de ogen geheel of gedeeltelijk afgeschermd.
De fotograaf lijkt zich anoniem te willen afbeelden.
Opmerkelijk bij deze beelden is dat het subject ervoor kiest
om wél zijn (naakte) lichaam te tonen maar niet zijn ogen. Bij
vele beelden is duidelijk zichtbaar dat het subject zijn spieren
opspant. Ook is het opvallend dat het merendeel van de foto’s
niet met een fototoestel maar met een smartphone gemaakt
werden.
Er kunnen veel verklaringen gevonden worden waarom
jongeren zich verbergen achter hun fototoestel. Het
zou kunnen dat de maker van de foto erg trots is op zijn
lichaamsbouw maar minder tevreden is van zijn gezicht. Het
zou ook kunnen dat de fotograaf zich niet goed bewust is van
het ontbreken van de ogen op de foto.
Sommige dingen waren amper te zien zoals foto’s met
familieleden of mensen uit andere leeftijdscategorieën,
abstracte landschappen. Ook negatieve dingen zoals ziekte
of accidenten waren afwezig. Andere meer beschamende of
gewoonweg “slechte” foto’s bleven wel staan, zelfs wanneer
iemand erop reageerde dat dit ongepast was. Een voorbeeld
hiervan dat ik onlangs zag verschijnen, was van een jongen met
een neppistool gericht naar het hoofd en daarna een beeld met
het pistool naar de lens. Een ander voorbeeld komt van een
meisje dat zichtbaar teveel had gedronken en getagd werd op
haar profiel. Het feit dat deze afbeelding en de reacties blijven
staan laat suggereren dat ze niet beschaamd was, mogelijk met
een soort van betekenis voor haar peer group.
Gedrag
De jongeren waren zich steeds bewust van het feit dat ze
gefotografeerd werden en waren voorbereid met een pose en
gezichtsuitdrukking. Meisjes gaven vaker knuffels aan iemand
en jongens stonden eerder kort naast elkaar met de armen
rond mekaars nek alhoewel het alcoholgebruik soms misschien
wel het geven van een knuffel deed vermoeden. Er was zelden
sprake van seksueel gedrag, enkel foto’s met kussen op de lip
maar dat wees eerder op een serieuze liefdesrelatie. Er is ook
sprake van overdreven gedrag op de foto’s.
Esthetiek
De meerderheid van de foto’s waren gecentreerd en recht
voor het subject genomen met jongeren die recht in de lens
keken. Dit is vrij normaal aangezien de fotografen meestal niet
professioneel waren en niet in het bezit van dure apparatuur.
Gevorderde composities kwamen niet tevoorschijn (Selectief
gebruik van focus, gulden snede, ...). De context van de
beelden speelde zich hoofdzakelijk af in de hoofden van de
fotograaf en het subject. Veel feestjes lijken bijvoorbeeld op
elkaar maar kunnen zeer specifiek zijn met een bijschrift. Qua
formaat was het zelfportret zeer populair. Geknipt uit een
groepsfoto, zelf genomen uit de hand, in een spiegel of door
iemand anders. Webcamshots waren vaak gemanipuleerd
met effecten die toelaten om te spelen met de identiteit. Ook
slechte composities stonden online waarop amper herkenbare
mensen ook getagd werden.
Onderzoek & prototype
30 Into photography: Young people and their identity
Organisatie
De albums zijn een grote verzameling van diverse foto’s en tags.
De foto’s van elke deelnemer waren omgekeerd chronologisch
geordend met de meest recente afbeelding eerst, er was geen
duidelijke verhaallijn. Veel jongeren gebruiken hun camera op
events en leveren dus verschillende beelden op van hetzelfde
tafereel.
Reacties
Reacties van vrienden versterken de cohesie en nabijheid
van de groep. De gewoonte van een groep jongeren om te
reageren op foto’s valt op door het consistent gebruik van
nicknames, binnenpretjes, statements of complimenten.
Reacties kunnen het moment even opnieuw laten beleven
door de positieve kanten er van te benadrukken. Ze blijven
ook niet steeds gekoppeld aan de foto en er ontstaan wel eens
nieuwe conversaties onder 1 beeld. Deze fotocollecties laten
participatie toe vanop afstand in het leven van vrienden. Ze
laten commentaren achter op foto’s om op de hoogte te blijven
en om oude contacten terug aan te spreken.
CONCLUSIE
We zijn deze party group gestart met de intentie een
antwoord te vinden op de vraagstelling “hoe men in contact
komt met het medium fotografie en welke rol dit speelt in
het vormen van de identiteit bij jongeren.” Het algemeen
resultaat van dit onderzoeksluik is het besef dat het delen
van gemeenschappelijke ervaringen en waarden de integratie
van een community versterkt. Dit komt duidelijk voor bij de
fotocollecties van de deelnemers en tevens bij hun vrienden
waarbij je soms zonder enige connectie alle foto’s kon zien. De
gemeenschappelijke elementen in de foto’s van de deelnemers
zijn groot, naast de verschillende outfits en locaties blijven
de inhoud en poses vaak hetzelfde. De beelden leggen
verschillende sociale rituelen vast van hun leven tijdens de
middelbare school, vooral buiten de schoolmuren.
De Facebookfoto’s geven niet zozeer alle genomen foto’s weer.
Enkel de foto’s die de jongere heeft gekozen om te posten of
te taggen verschijnen voor anderen. Ze dienen om hun sociale
groep weer te geven en laten toe om visueel met elkaar te
praten. De beelden doen meer dan rituelen documenteren
omdat ze sommige aspecten van hun leven niet visueel tonen
zoals ouders. Dit helpt om hun onafhankelijkheid van familie
en zelfstandigheid te bevestigen en dat leunt sterk aan bij de
vorming van een eigen identiteit.
Natuurlijk schept deze zeer kleine steekproef geen volledig
representatief beeld van alle jongeren tussen 15 en 18 jaar,
maar het geeft toch de mogelijkheid om bepaalde consistente
elementen op te merken in de foto’s. Al deze elementen
die hierop inspelen zijn interessant in de ontwerpfase
van deze thesis, namelijk bij het ontwikkelen van een
multimediaprototype.
Na deze analyse werd de party group afgesloten en kreeg ik
later nog online toegang tot de foto’s van de deelnemers. Er
werd afgesproken dat deze confidentieel waren en enkel
gebruikt konden worden binnen het onderzoek.
STRUCTURERING VAN DATA
Om een gestructureerd beeld te krijgen van het vorige
onderzoek tracht dit deel een aantal categorieën te maken
waarbinnen al het onderzochte materiaal kan passen. Daaruit
worden vervolgens gerichte opdrachten afgeleid waarmee
jongeren aan de slag gaan binnen de participatieve cultuur.
Vaak hebben de beelden iets banaals en alledaags in zich maar
we komen tot de volgende indeling:
Mezelf: Individuele zelfportretten zoekende naar emoties,
competenties, mogelijke identiteiten, fysieke lichaam,...
Mezelf en anderen: Zelfportretten van één-op-één relaties
met liefde, vrienden,...
Mezelf en de wereld: Zelfportretten die de relatie met eigen
en onbekende groepen , communities of personen uitdrukken.
Deze indeling vat alle beelden samen en vormt een geschikte,
duidelijke basis om opdrachten rond te formuleren voor
jongeren in een participatieve cultuur. Om dit in goede banen
te leiden heb ik opnieuw contact opgenomen met In Petto om
de mogelijkheden te bespreken.
Prototype
Onderzoek & prototype
32 Into photography: Young people and their identity
Naar aanleiding van het prototype wordt er in dit deel dieper ingegaan op de tweede
onderzoeksvraag:
“Hoe kunnen we jongeren in een participatieve cultuur engageren om reflecterend aan de
slag te gaan met fotografie en hun identiteit?”
In de literatuurstudie zijn een aantal vormen van participatieve cultuur aangehaald. Als
multimediadesigner kies ik voor een interactief, online platform (affiliatie) waarop jongeren
kunnen deelnemen. Het prototype wordt specifiek ontworpen voor In Petto. Zij zien
hierin namelijk potentieel om de sociale thema’s die ze aanhalen rechtstreeks in de online
leefwereld van jongeren te betrekken op een creatieve manier.
INVULLING
Uit het voorgaande onderzoek werd afgeleid dat jongeren tegenwoordig vaak aan de hand van
beelden zichzelf online presenteren, communiceren met elkaar en hun identiteit opbouwen.
Deze vaststelling werd gebruikt om in samenspraak met In Petto de volgende invulling te
formuleren:
Op het online platform dagen jongeren elkaar uit door vragen over sociale thema’s aan
elkaar voor te leggen waarop ze moeten antwoorden met een zelfportret en bijhorende
uitleg. Tijdens het maken van dit beeld denken de jongeren na over hun visie rond de
gestelde uitdaging en nemen ze de nodige tijd om een weloverwogen resultaat te uploaden.
De eerste reeks uitdagingen voor dit prototype zijn geïnspireerd op het onderdeel
‘identiteitsvorming‘ van de literatuurstudie en voorstellen van In Petto zelf:
Fake & echt - Wat is fake zijn volgens jou?
Vertrouwen - Wat is vertrouwen volgens jou?
Een wereld zonder jou - Hoe zou de wereld eruit zien zonder jou?
Eenzaamheid - Wat versta jij onder eenzaamheid?
Jouw blik op de wereld - Hoe ziet de wereld eruit door jouw ogen?
Gezien worden - Hoe denk je dat anderen jou zien?
Eigen voorstellen - Zit je boordevol creativiteit? Formuleer dan eens zelf een uitdaging!
De techniek om hierop te antwoorden blijft eenvoudig zodat jongeren met en zonder
fotografische vaardigheden kunnen deelnemen met compacte toestellen en smartphones.
Creatieve uitdrukking is altijd mogelijk als alle aandacht gericht is op de innerlijke beleving,
dit benadrukt de menselijkheid. Kijken naar de zelfportretten en ze kiezen is een belangrijk
onderdeel van de beleving die een open geest, tijd en reflectie vereisen. Er wordt wel de
nadruk gelegd op een aantal aandachtspunten die kunnen helpen bij het maken van een foto.
Dat zijn kader, compositie, standpunt, afsnijding, kleur, licht/ schaduw, achtergrond, focus en
moment. De inbreng van deze aandachtspunten werden geïnspireerd door slow photography.
Invulling participatieve cultuur
Into photography: Young people and their identity 33
VERANTWOORDING VAN ALLEENSTAAND PLATFORM
Het online deelplatform zal de juiste handvatten moeten bieden voor het uitdagen van
anderen, het maken en het bespreken van de zelfgemaakte foto’s. De keuze voor het
ontwikkelen van een nieuw platform is gebaseerd op volgende redenen:
• Uit de eerdere observaties is gebleken dat jongeren een opdracht soms op een incorrec-
te of ludieke manier uitvoeren. In Petto kan alle interactie op het platform daarom op een ge-
controleerde manier opvolgen en zelf de rol van moderator spelen. Het gebruik van een bes-
taand platform zoals Facebook zou daarentegen meerdere vormen van media toelaten dan
enkel foto’s en uitdagingen. Deze afleidende, moeilijk controleerbare en sterk afhankelijke
omgeving is daarom niet geschikt om de gewenste ervaring op te bouwen voor de jongeren.
• Het prototype zal op korte termijn verder worden uitgewerkt als een vormingspakket
binnen een educatieve context of onder de vorm van een open platform op Vlaams niveau
mits het betrekken van de nodige partners zoals de Vlaamse Overheid, investeerders en
sponsors,... (Meer info over deze toepassingen is achteraan in het document te vinden bij
‘Uitbreidingen’).
Het platform werkt met een tijdlijn waarop jongeren de beelden kunnen plaatsen en andere
jongeren volgen/uitdagen. Dit is geïnspireerd op de Facebook tijdlijn waarmee de meeste
jongeren dagelijks in contact komen. Om het platform verder laagdrempelig te maken, is
er op 2 plaatsen wel Facebookintegratie mogelijk nl. aanmelden met Facebook Connect
en reageren op elkaars tekst en beelden met Facebook Comments. Het gebruik van deze
plugins heeft in de testsessies bewezen om de aantrekkelijkheid te bevorderen. In het
volgende onderdeel wordt er gestart met de paper prototyping en technologiekeuze voor
de ontwikkeling dit framework.
Onderzoek & prototype
34 Into photography: Young people and their identity
De opbouw van een eerste ‘proof of concept’ start met het
schetsen van de omgeving door middel van paper prototyping.
Dit is een efficiënte onderzoeksmethode die gebruikt wordt
om een simpele visuele voorstelling van een ontwerp te
creëren op papier. Daardoor kan men snel het ontwerp
aanpassen indien nodig. Carolyn Snyder (2003, p. 3) noemt
het de beste methode “for designing, testing and refining user
interfaces“.
Het scenario van het platform gaat als volgt:
Bij het eerste bezoek van het platform krijgen de jongeren
meer uitleg over de inhoud van het platform door middel
van een introductievideo die hen moet overtuigen om te
registreren via een knop. De registratie gebeurt laagdrempelig
via Facebook connect of door het ingeven van een e-mailadres.
Elke jongere krijgt een persoonlijk profiel met tijdslijn,
mogelijkheid om anderen te volgen, foto’s als favoriet aan
te duiden en te reageren. De content die men kan uploaden
bestaat uit foto’s en tekst om anderen uit te dagen.
Om dit te realiseren is er een uitgebreid gebruikerssysteem
nodig dat bestaat uit zowel statische als dynamische pagina’s.
De geschetse pagina’s werden overlopen met enkele jongeren
van de scoutsvereniging in Geetbets.
Concreet ging het over de volgende basispagina’s :
• Introductiepagina
• Registratieformulier
• Algemene tijdslijn
• Uitdagingen
• Persoonlijk menu (tijdslijn, Volgers/volgend, profiel, toevoegen, favorieten)
• Individuele fotopagina’s
• Commentaarsysteem (Facebook)
• Uploaden van afbeeldingen en tekst (uitdagingen)
Enkele bevindingen
• In het persoonlijke menu ontbreekt een pagina met instellingen die toelaat om de profielfoto, het wachtwoord en extra informatie aan te passen.
• De jongeren kunnen vinden het interessant om met de tijdlijn te werken. Hun eerste reactie bij het lezen van ‘tijdlijn’ was heel positief.
• Gebruik het woord uitdaging in plaats van challenge.
Deze eenvoudige paper prototyping zorgde voor een beter zicht op stabiele technologie die kan gebruikt geworden om dit volledig te ontwikkelen. In het volgende onderdeel wordt deze technologiekeuze meer toegelicht.
Paper prototyping
Er werd de keuze gemaakt om het platform te ontwikkelen
in Wordpress. Dit Content Management Systeem biedt een
uitermate stabiel framework om een community op te bouwen
met verschillende gebruikers.
WordPress is vrije weblog-software, ontwikkeld door Matthew
Mullenweg, maar het wordt door een flinke groep ontwikkelaars
ondersteund. Het maakt gebruik van de PHP-programmeertaal.
Alle content wordt opgeslagen in een MySQL-database.
Door middel van thema’s of zelfgemaakte template files is de
opmaak van pagina’s aan te passen, zodat er geen gebruik hoeft
te worden gemaakt van de standaardvormgeving. Ook zijn vele
plugins beschikbaar die functies aan het weblog toevoegen. Een
aantal daarvan zijn bijvoorbeeld spamfilters, kleinschermdetectie,
Buddypress (communities) en sociale media.
Wordpress wordt voor deze thesis op een aparte server geplaatst
zodat er de volledige vrijheid is om alle beschikbare functies te
benutten.
Technologie
Theorie
Screenshot van Identity.me: Pagina met geüploade foto
36 Into photography: Young people and their identity
Theorie
Het eerste prototype draagt de naam Identity.me. Hierin zijn
de belangrijkste basisfuncties ontwikkeld om het platform op
een correcte manier te laten functioneren. De vormgeving
is nog bewust minimalistisch gehouden, zo kan er gevraagd
worden aan de testende jongeren wat hen zou aantrekken.
Het geheel is opgebouwd voor Wordpress versie 3.3 en getest
in alle moderne browsers: IE 7, IE 8, IE 9, Mozilla Firefox, Safari
en Google Chrome.
De indeling van het platform is gemaakt in een 960-grid en
bestaat uit 2 tot 4 kolommen, aan de linkerkant uitgelijnd.
Dat zorgt voor een correcte weergave in alle recente
schermresoluties.
Elementen van Identity.me:
Front-end omgeving
Geregistreerde gebruikers komen niet in contact met de
standaard Wordpressomgeving om zich te registreren of om
een update te doen. Dit gebeurt reeds vanaf de front-end
omgeving. Het is ook reeds mogelijk om updates te doen op
de tijdslijn. De tijdslijn is ingesteld op de lokale tijd van de
gebruiker zodat deze steeds weet wanneer een bepaalde
update plaats heeft gevonden.
Persoonlijke omgeving
Elke jongere heeft een uitgebreide persoonlijke omgeving
met een tijdslijn waarop alle updates te zien zijn van andere
jongeren die hij of zij volgt. Deze omgeving met tijdslijn geeft
een hoger gevoel van sociale connectie door het zien van alle
updates van andere gebruikers.
Profielinstellingen
De geregistreerde gebruiker kan hier zijn profielfoto en
persoonlijke gegevens aanpassen.
Feedbacksysteem
Beelden kunnen door alle gebruikers en niet-gebruikers als
favoriet worden ingesteld door te klikken op het hart-icoon.
Reactie’s zijn mogelijk via Facebook comments, een populair
alternatief van de gewone reactiesectie die de reacties ook op
Facebook kan plaatsen.
Prototype 1.0
Into photography: Young people and their identity 37
USABILITY TEST
Om het eerste prototype te testen op gebruiksvriendelijkheid
kreeg ik de medewerking van Kenny en Nicolas (foto). Er werd
hen onder andere gevraagd om een account aan te maken,
mekaar een vraag te stellen en hun fotografische antwoord te
uploaden. Hieruit kreeg ik de volgende feedback:
Positief
• Het ziet er goed uit qua structuur met tijdslijn.
• Een video zou leuk zijn die ons alles stapsgewijs uitlegt.
• Het inloggen met Facebook is makkelijk, gewoon één keer
klikken en je bent vertrokken.
• De functies werken goed en snel (registreren, uploaden,
reageren via Facebook).
Negatief
• Het is moeilijk om elkaar terug te vinden op het platform
als we mekaar nog niet volgen.
• Het fotobestand was te groot bij Kenny om te uploaden.
• Er kwam geen waarschuwing bij het krijgen van een
uitdaging.
• Geen mogelijkheid om foto te delen met sociale
media, wel ‘liken’.
• Het platform straalt nog niet het juiste gevoel uit voor
jongeren. Er wordt best gewerkt met felle kleuren
en opvallende beelden.
• Het paswoord dat de jongere aankreeg is veel te lang en
onmogelijk om te onthouden.
Onderzoek & prototype
38 Into photography: Young people and their identity
In het weekend van 5 en 6 mei 2012 testte ik de eerste
opdrachten in de vorm van een workshop op het J@
ontmoetingsweekend in jongerencentrum De Brink te
Herentals georganiseerd door In Petto. Daarbij waren
verschillende jongeren tussen 15 en 18 jaar aanwezig. Er
werd het eerste prototype voorgesteld en beeldmateriaal
verzameld voor de invulling.
Alle workshops van dit weekend draaiden inhoudelijk rond
uiteenlopende thema’s waaronder zelfstandigheid, drugs,
seks en relaties,… . Binnen 1 van die workshops konden de
opdrachten getest worden met een groep jongeren.
Ter introductie stelde ik de volgende vragen:
• Wat is een portret volgens jullie?
Antwoord: “Een portret is een afbeelding van een persoon.“
Aanvulling: Men denkt bij een portret vaak aan een pasfoto:
het model wordt recht van voren gefotografeerd en kijkt recht
in de camera. Maar een portret kan juist heel onderzoekend en
verassend zijn en lijkt dan niet op een pasfoto.
• Is elke afbeelding van een mens een portret?
Antwoord: “Nee, wanneer je een foto maakt van een onderwerp
(bijvoorbeeld de Eiffeltoren) kunnen er best mensen op staan zonder
dat je een portret van hen maakt. “
• Zijn er portretten met meer dan één persoon?
Antwoord: “Ja, denk maar aan een groepsportret, familieportret,
klassenfoto of een foto van jou met je beste vriendin. “
• Sta je bij een portret altijd herkenbaar op de foto?
Antwoord: “Nee, een portret kan ook bijzonder zijn wanneer je
onherkenbaar op de foto staat. Bijvoorbeeld doordat je van de
achterkant of de zijkant bent gefotografeerd, door het gebruik van
schaduw of door overlapping.“
Aanvulling: Een persoonlijk portret kan ook bestaan uit
persoonlijke spullen die een verhaal vertellen of herkenbare
kenmerken die gedetailleerd gefotografeerd zijn (je lange
haar, de schoenen die je altijd draagt).
• Kan je een bijzondere foto maken van iets dat niet
mooi is?
Antwoord: “Jazeker. Er zijn prachtige foto’s van minder mooie
onderwerpen, zoals nieuwsfoto’s van armoede of oorlog. Ook zijn er
mooie portretten van mensen die geen topmodel zijn en niet stralend
lachen, maar bijvoorbeeld verdrietig of serieus kijken.”
Aanvulling: Vaak zijn dit juist bijzondere foto’s en dat komt
niet omdat het model ‘leuk’ op de foto staat.
Na deze korte introductie aan de jongeren kon ik een vier
deelnemers verzamelen om in duo’s elkaar uit te dagen met
de verschillende opdrachten. We beschikten over een aantal
compacte fototoestellen en smartphones om in de directe
omgeving aan de slag te gaan. Het viel op dat een aantal
uitdagingen veel toegankelijker waren en makkelijker te
beantwoorden. Toch gingen de jongeren moeilijkere stellingen
zeker niet uit de weg. De afbeeldingen op de volgende pagina
zijn enkele van de resultaten.
Ondanks de beperking van de tijd en de omgeving gaf deze
sessie me meer inzicht op de manier waarop jongeren omgaan
met zulke vragen. Op het platform zal er meer vrijheid zijn om
zelfstandig met meer tijd en ruimte de foto te nemen.
Workshop: Identity.me
Into photography: Young people and their identity 39
Kenny - Wat is vertrouwen? Hoe ziet dat eruit?
Met de rug naar andere mensen kunnen staan, mij laten vallen en weten dat ze mij opvangen. Weten dat er niks ergs gebeurt zonder dat ik ervan op de hoogte ben.
Nicolas - Hoe denk je dat anderen jou zien?
De onzekere persoon vol verborgenheid.
Sacha - Hoe denk je dat anderen jou zien?
Ik kijk vaak onbewust boos terwijl ik evengoed blij kan zijn op dat moment.
Anouar - Hoe zou de wereld er zonder mij uit zien?
Zelfportret gebaseerd op the Invisible Man.
Onderzoek & prototype
40 Into photography: Young people and their identity
Voor de verdere ontwikkeling en vormgeving van het
prototype maakte ik een moodboard. Dit is een beeldcollage
die in dit geval een algemene visualisatue weergeeft van de
sfeer die bij jongeren online heerst.
Hiervoor werd op zoek gegaan naar dingen binnen de
leefwereld van jongeren zoals populaire websites, tv-
zenders, magazines en campagnes. Deze zijn daarna
samengebracht in de bovenstaande afbeelding.
Met deze collage was het mogelijk om onder meer een richting
te geven aan de huisstijl van het prototype (kleurgebruik,
beeldmateriaal, tone of voice, lettertype,...). Uiteraard werd
ook met de jongeren tijdens de workshopsessies besproken
wat zij aantrekkelijk vinden. Bij het tonen van het eerste
prototype kreeg ik bijvoorbeeld de commentaar dat het
meteen overkwam ‘alsof men jongeren iets wou leren’
vanwege het strakke en minimalistische ontwerp.
In het bovenstaande moodboard valt het op dat voor
jongeren vaak felle kleuren gebruikt worden in combinatie
met strakke logo’s en opvallend beeldmateriaal. Daarom
werd vervolgens een mogelijk kleurenpallet en enkele
schreefloze lettertypes. Dit moodboard komt zeker nog van
pas in de verdere vormgeving van het finale prototype.
Moodboard
Bron: www.invisiblechildren.com
Into photography: Young people and their identity 41
Als inspiratie voor manieren om te communiceren met
jongeren via het internet kijken we naar recent, populair
voorbeeld dat dit zeer goed aanpakt. Er wordt nadrukkelijk
gekeken naar de manier waarop de niet-gouvernementele
organisatie ‘Invisible Children’ publieke participatie stimuleert
via hun participatieve cultuur.
INVISIBLE CHILDREN (IC, www.invisiblechildren.com)
Binnen de uitwerking van mijn finaal prototype is dit project
relevant door de innovatieve manier waarop de organisatie
jongeren wereldwijd in contact brengen met maatschappelijke
en sociale thema’s. Ze lanceren onder meer populaire video’s
om het bewustzijn te vergroten over ontvoeringen en
kindsoldaten. IC zet, voornamelijk aangestuurd door jongeren,
projecten op in Centraal-Afrika, die zich richten op revalidatie,
onderwijs en micro-economische ontwikkelingshulp.
De organisatie herdefinieert humanitaire hulp door middel
van transmediale storytelling geïnspireerd op popcultuur. IC
neemt hun video’s mee over de hele wereld om deelnemers te
rekruteren in scholen, concerten,... . Deze events komen voort
uit lokale actiegroepen gevormd via sociale netwerksites.
Een constante stroom aan podcasts en andere media houden
mensen op de hoogte van hun laatste campagnes die meestal
gefocust zijn op het organiseren van grote, spectaculaire
evenementen. Deze worden dan gefilmd en gebruikt als
beeldmateriaal voor de video’s.
IC’s vormen van storytelling laten dus evenzeer de avonturen
van Westerse jongeren zien als opgezette activiteiten in
Uganda. Video werd reeds decennia lang gebruikt in dit soort
acties, toch onderscheidt IC zich sterk door het engageren
van jongerencultuur via populaire kanalen in plaats van het
typische afbeelden van gruwelijke taferelen en lijdende
mensen. IC gebruikt in hun media elementen zoals zelfspot,
intertekstualiteit en pastiche. Ze gebruiken hun vorm van
storytelling niet alleen om vrede te brengen en om communities
in Uganda te steunen, maar ook om tot de verbeelding te
spreken van jongere generaties en hen te mobiliseren als
creatieve activisten.
IC heeft manieren onderzocht om hun humanitaire plan op
de markt te brengen als een hip en avontuurlijke levensstijl.
Hun campagne omvat naast de video’s, veel merchandising
die wordt verkocht op jongerenevents. Hun beweging is
opgebouwd als een vorm van participatieve cultuur waarin
jongeren zich engageren om op een innovatieve manier de
boodschap van IC te verspreiden. De jongeren leggen dit
massaal vast op video en foto’s en delen op het internet om nog
meer awareness te creëren.
Case study: Invisible Children
Onderzoek & prototype
Het uiteindelijke prototype draagt de naam Identigraphs.
Deze omschrijving koppelt een bewuste omgang met
fotografie aan de sociale vragen waarmee jongeren elkaar
uitdagen. Een identigraph laat hen creatief bouwen aan de
eigen visuele identiteit, vandaar de bijhorende baseline:
“Build your visual identity” en het gebruik van 3D-blokken die
bouwstenen symboliseren. Deze identigraph doet jongeren
zoeken naar een eigen interpretatie van de sociale thema’s
door het maken van een bijzondere foto waarin ze steeds
zichzelf portretteren.
Een bijzondere foto maken ze door goed te kijken alvorens
een foto te maken. Hiervoor zijn een aantal aandachtspunten
(introductievideo) die kunnen helpen bij het herkennen
en maken van een bijzondere foto: kader, onderwerp,
compositie, standpunt, afsnijding, kleur, licht/ schaduw,
achtergrond, focus en moment. Naast fotograferen is ook
het praten over en het presenteren van foto’s een belangrijk
onderdeel. Het online deelplatform biedt de juiste
handvatten voor het maken en bespreken van foto’s.
Identigraphs biedt voor jongeren:
01. een tocht naar de diepere zelf door het stimuleren van
creatieve zelfexpressie en het laten uitdrukken van
meningen, emoties, relaties en hun plek in de wereld.
De aangehaalde thema’s zijn in realiteit meestal moeilijk
bespreekbaar. Op deze manier staan de jongeren stil en
reflecteren ze over deze thema’s tijdens het nemen van
de foto’s alsook door het kijken naar en het interageren
met de foto’s van anderen.
02. de mogelijkheid tot reflectie over de eigen identiteit
en die van anderen. Identigraphs dagen jongeren uit
om zichzelf weer te geven in een beeld waarop ze een
bepaalde pose, stijl en gelaatsuitdrukking hanteren.
03. een verschillende benadering van andere jongeren.
Aan de hand van deze werkmethode kan het cliché van
de eerste indruk worden doorbroken. Jongeren komen
op een andere manier in contact met elkaar door het
zien van gelijkenissen en verschillen via de inhoud en de
vormgeving van andermans beelden.
04. Een andere kennismaking met de thema’s waar In Petto
rond werkt.
05. Bewustwording rond beeldcultuur en fotografie.
Iedere foto vertelt een verhaal. Iedereen ziet een ander
verhaal in een foto en juist dat maakt fotografie bijzonder.
Een serieus onderbouwd antwoord is altijd goed, ook al zie
je het zelf anders. Iedereen vertelt zijn eigen verhaal en al
die verhalen kunnen naast elkaar bestaan.
Finaal prototype: Identigraphs
42 Into photography: Young people and their identity
Registratie
Na het klikken op de registreerknop kan de
jongere met een e-mailadres een account
aanmaken. Als de jongere zich inschrijft via
dan krijgt hij of zij een persoonlijke bericht
toegestuurd met daarin de gebruikersnaam
en het paswoord. Met deze gegevens of
simpelweg via Facebook Connect kan hij of zij
daarna zichzelf aanmelden op het platform.
Facebook Connect bleek uit de gebruikerstest
zeer handig te zijn omdat het de jongere in 1
muisklik kan aanmelden.
Into photography: Young people and their identity 43
USER EXPERIENCE
Dit deel legt stapsgewijs uit hoe jongeren aan de slag gaan met Identigraphs. Door een duidelijk overzicht te schetsen
van de verschillende stappen krijgen we een beter beeld van bepaalde keuzes die gemaakt zijn alsook de ervaring die het
prototype meegeeft aan jongeren.
Introductie
Wanneer jongeren zich de eerste keer naar het platform begeven, komen ze op de introductiepagina terecht. Deze heeft
als doel om de jongeren te overtuigen van hun deelname en is opgebouwd uit 2 belangrijke elementen: een video en
registreerbutton. De video legt op een leuke manier uit wat Identigraphs juist zijn en hoe ze het gemaakt kunnen worden,
verder illustreert deze video ook hoe men aan de slag gaat met het platform en het nodigt uit om te registreren.
Onderzoek & prototype
44 Into photography: Young people and their identity
Kennismaking met de interface
De menubalk bovenaan de pagina is een element dat vast staat doorheen het hele platform. Hierop kan de jongere de startpagina,
de introductievideo, alle uitdagingen en de toegang tot de persoonlijke opties terugvinden. Aan de linkerkant situeert zich steeds
de persoonlijke omgeving waarbinnen de jongere zijn persoonlijke tijdslijn, volgers/volgend, favorieten en instellingen kan
raadplegen. Om aan de slag te gaan met het platform moeten eerst andere jongeren gevolgd worden. Deze kunnen makkelijk
teruggevonden worden in de gebruikerslijst links onder de persoonlijke omgeving. De algemene tijdslijn geeft updates van alle
actieve jongeren op het platform weer, met zowel uitdagingen als identigraphs.
Profiel instellen
Bij de eerste aanmelding komt er eenmalig een
scherm met persoonlijke gegevens die men
kan aanvullen. De jongere kiest hier onder
andere zijn profielfoto en indien gewenst een
nieuw persoonlijk paswoord in plaats van de
automatisch gegenereerde code die moeilijk te
onthouden is. Al deze instellingen zijn achteraf
ook terug op te roepen en aan te passen vanuit
de persoonlijke omgeving.
Into photography: Young people and their identity 45
De uitdagingen
Deze pagina kan worden geraadpleegd
vanuit het menu. Hierop staan alle vragen
gecategoriseerd waarmee jongeren
elkaar kunnen uitdagen. Onder elke
uitdaging staan tips en meer info over
wat de vraag allemaal kan inhouden.
Elke uitdaging wordt geïllustreerd met
een passende ‘internet meme’. Uit de
party bleek dat deze humoristische
afbeeldingen vaak gebruikt worden om
online te reageren op mekaars updates en
om een bepaalde emotie te koppelen aan
tekst.
Uitdagen en een identigraph uploaden
Iemand uitdagen kan vanaf de algemene
tijdslijn door de vraag te stellen in het
tekstvak of en door een beeld te uploaden
vanop de computer. In Petto zal, zoals
eerder vermeld, iemand intern aanstellen
met een moderatorfunctie. Deze persoon
zorgt ervoor dat er geen misbruik gemaakt
wordt en dat de kwaliteit primeert.
Reageren / als favoriet instellen
Het platform bevat 2 feedback-
instrumenten:
Elke update kan door iedereen (ook niet-
gebruikers) als favoriet ingesteld worden
via een hart-icoon.
Reactie’s worden via Facebook
comments geplaatst op de individuele
pagina’s met een Identigraph. Er is de
keuze om dit beeld en de reactie ook op
de persoonlijke Facebookpagina te laten
verschijnen. Er werd gekozen voor de
integratie van dit systeem vanwege de
hogere aantrekkelijkheid om te reageren
op identigraphs en uitdagingen.
Onderzoek & prototype
46 Into photography: Young people and their identity
De persoonlijke omgeving
De persoonlijke omgeving bevat alle tools die de jongere nodig heeft om actief te zijn op Identigraphs. Wanneer een jongere in
de linkse kolom op een item klikt, komt aan de rechterkant een uitgebreide weergave van de persoonlijke omgeving. Hier kan
de jongere de gepersonaliseerde tijdslijn met updates van volgers bekijken alsook de lijst van eigen updates, de favorieten,
de volgers en de gevolgden. Updates kunnen momenteel echter alleen vanaf de algemene tijdslijn op de startpagina worden
gedaan. rechtsboven in de menubalk kan deze omgeving ook worden opgeroepen door te bewegen over de naam met de
cursor.
EenzaamheidEen wereld zonder jou
Jouw blik op de wereld
De laatste workshop vond plaats bij In Petto in Berchem.
Hiervoor waren 2 jongerenadviseurs uitgenodigd genaamd
Soumya en Anaour. Deze sessie was bedoeld als testing en
eventuele verfijning van het finale prototype.
In het nabijgelegen park gingen we aan de slag met het
platform, 2 laptops, een digitaal fototoestel en een mobiele
telefoon met camerafunctie. De jongeren zouden eerst door
mekaar uitgedaagd worden om een identigraph te maken rond
een gestelde vraag en deze ook te uploaden op het platform.
Het viel meteen op dat het maken van een identigraph niet
zomaar op 5 minuten kan gedaan worden. Daarom spraken
we af om mekaar enkel uit te dagen en het platform verder te
overlopen. Soumya en Anouar kregen daarna meer ruimte in
de daaropvolgende dagen om hun indentigraphs te uploaden
en om commentaar te geven.
EVALUATIE
Enkele dagen later waren ze beiden klaar met de uitdagingen
die ze van elkaar hadden gekregen. We spraken online af via
een chatsessie om het proces en de resultaten te overlopen.
Het gesprek bevatte de volgende vragen:
Kan je vertellen wat jouw foto bijzonder maakt? Waarom sluit
het resultaat aan bij de uitdaging?
Anouar: (eenzaamheid) “Eenzaamheid kan heel veel zijn. Voor
mezelf is het vooral niet geaccepteerd voelen door anderen.” (Een
wereld zonder jou ) “Deze identigraph heeft voor mij weinig
woorden nodig en spreekt vanzelf tot de verbeelding.”
Soumya: (Jouw blik op de wereld) “Ik gebruik mijn muziek en
hoofdtelefoon om me af te zonderen van de wereld. Zo kan ik voor
een stuk mijn eigen wereld creëren.”
Hoe ging je tewerk bij het selecteren van de uiteindelijke
foto?
Anouar: (Een wereld zonder jou ) “Ik moest de tram nemen
naar een plek met een groot hek waar ik op zou kunnen klimmen.
Soumya was meegekomen om de foto te nemen omdat dit
onmogelijk zelf te doen was. Deze identigraph vond ik het
meest geslaagd qua belichting en compositie.” (eenzaamheid)
“Voor deze uitdaging dacht ik gewoon naar beneden te kijken
en een wazige achtergrond in te stellen om mezelf meer op de
voorgrond te krijgen. Ik gebruikte daarvoor een statief.”
Soumya: (Jouw blik op de wereld) “Mijn vriendin hielp mij
om deze foto te nemen na school, zij heeft namelijk een goed
fototoestel. Ik nam mijn hoofdtelefoon mee en keek door een
tralie om een opgesloten gevoel te creëren.”
Hoe viel het werken met het platform mee?
Opmerkingen: “Ik vind dat het vooral een leuke, hippe sfeer
uitstraalt. Het logo doet me denken aan een coole fuifaffiche
en die internet memes zijn echt grappig. Het filmpje zal correct
moeten uitleggen hoe het werkt opdat jongeren het opzet
snappen. Misschien zou het beter zijn om ook meldingen te
krijgen van nieuwe uitdagingen voor jou in plaats van dat je ze
zelf moet gaan zoeken.”
Workshop & Testing
Into photography: Young people and their identity 47
Onderzoek & prototype
48 Into photography: Young people and their identity
Identigraphs is een proof of concept waarbij het vooral draait om de kern goed te laten
werken. Nu die kern goed functioneert, is er plaats voor uitbreiding. Voor dit finale
prototype is de focus gelegd op een eerste reeks van 6 uitdagingen en een sterk framework
dat jongeren de kans biedt om vlot aan de slag te gaan. Een sterktepunt van Identigraphs is
het feit dat het platform reeds stabiel en zelfstandig zou kunnen werken binnen besloten
groepen. Voor een open platform is er de moderatorfunctie voorzien.
Een online deelplatform heeft steeds ruimte voor verbetering en uitbreiding. Net zoals
andere platformontwikkelaars, hebben In Petto en ik samen nog plannen voor verbetering
om Identigraphs uit te breiden tot een complete toepassing. In overleg met hun team
kwamen we tot volgende twee mogelijke toepassingen:
Een (educatief) platform voor besloten groepen
Met een degelijke theoretische omkadering kan het platform verder uitgewerkt worden
als een pakket dat wordt aangeboden binnen een schoolomgeving. Leerlingen uit de derde
graad van het secundair onderwijs kunnen dan op een nieuwe, creatieve manier aan de slag
tijdens lessen zoals esthetica of godsdienst. Identigraphs kan ook gebruikt worden door
verenigingen. Op korte termijn start er alvast een demoversie met de scoutsvereniging
waarbij het explorerend onderzoek werd uitgevoerd.
De lancering van een open platform
Door een samenwerking met partners (bvb. Vlaamse Overheid, JIM tv, KBC,...) is er de
mogelijkheid om dit platform te lanceren onder de vorm van een sociaal netwerk. Hiervoor
zijn echter wel verschillende extra stappen nodig om het framework uit te breiden zodat
er een beter overzicht is bij een groot aantal gebruikers.
Uitbreidingen
Into photography: Young people and their identity 49
ConclusieDeze thesis onderzocht hoe het medium fotografie vandaag wordt gebruikt door jongeren
van 15 tot 18 jaar om een eigen identiteit te vormen. Vervolgens werd er bestudeerd hoe
we jongeren binnen een participatieve cultuur kunnen engageren om reflecterend aan
de slag te gaan met fotografie en hun identiteit. Uit de literatuurstudie en het gevoerde
kwalitatieve onderzoek is gebleken dat het online delen van gemeenschappelijke
ervaringen en waarden bij jongeren de integratie van een community versterkt. Dit komt
duidelijk voor bij fotocollecties op sociale netwerksites. Foto’s die de jongeren zelf hebben
geselecteerd verschijnen voor anderen en dienen om hun sociale groep weer te geven, om
visueel met elkaar te praten en vooral om te bouwen aan een eigen identiteit.
Het ontwikkelen van een multimediaprototype voor de landelijke jeugddienst In Petto
was een grote uitdaging. Hun organisatie was op zoek naar een manier om de sociale
thema’s die ze aanhalen rechtstreeks in de online leefwereld van jongeren te betrekken
op een creatieve manier. Via het uiteindelijke online deelplatform ‘Identigraphs’ worden
de juiste handvatten aangeboden aan jongeren tussen 15 en 18 jaar voor het bouwen aan
een eigen visuele identiteit. De gebruikerstests leverden alvast positieve resultaten op en
we verwachten nog meer resultaten uit de eerste demosessies. Identigraphs is een goed
voorbeeld van hoe een participatieve cultuur jongeren actief laat bezig zijn met fotografie
en hun identiteit door het betrekken van sociale thema’s als onderwerp. Hopelijk laat
dit prototype ook andere ontwerpers zien hoe een participatieve cultuur gebruikt kan
worden om jongeren te laten reflecteren over specifieke onderwerpen.
BARTHES, R. (1981). Camera Lucida: Reflections on photography. New York: Hill and Wang
BENNET, S., MATON K.& KERVIN L. (2008). The ‘digital natives’ debate: a critical review of the evidence. British Journal of
Educational Technology
BENNET, S., Maton, K. (2010). Beyond the ‘digital natives’ debate: Towards a more nuanced understanding of students’
technology experiences, University of Sydney.
BOERDAM, J. & MARTINIUS, W.O. (1980). Family photographs – A sociological approach. The Netherlands journal of
sociology.
BOOGERT, E. (2010). Scoren met Social Media (1e druk) Entopic, Nijmegen.
BOSCHMA, J. & GROEN, I. (2010). Generatie Einstein: slimmer, sneller en socialer: communiceren met jongeren van de
21ste eeuw.(1e druk) Amsterdam: Pearson Education Benelux.
BOUMA, M., (10-07-2008). geraadpleegd op 14 januari 2012, http://mennobouma.wordpress.com/2008/09
BOURDIEU, P. (1990). Photography: A Middle-brow Art. Cambridge: Polity.
BOYD, D.M. (2004). Friendster and publicly articulated social networking. CHI 2004 Proceedings.
BOYD, D.M. & Ellison, N.B. (2007). Social network sites: Definition, history and scholarship, Journal of Computer-Mediated
Communication, artikel 11.
BUCKINGHAM, D. (2008). Introducing Identity, Youth, identity and digital media. Cambridge: The MIT Press.
BURGESS, J. (2007). ‘‘Vernacular Creativity and New Media.’’ Diss. Queensland U of Technology.
CAIN, S. (2012). The power of introverts, TED2012 (geraadpleegd op 6 april 2012)
CAREY, J.W., (1975). A cultural approach to communication. Communication.
CHALFEN, R. (1981). Redundant imagery: Some observations on the use of snapshots in American culture. Journal of
American culture.
CHALFEN, R. (1987). Snapshot versions of life. Bowling Green, Ohio: Bowling Green State University Press.
DELFOS, F. M. (2009). Ik heb ook wat te vertellen! : communiceren met pubers en adolescenten. (5e druk). Amsterdam:
SWP.
DE MUL, J. (2005). Cyberspace Odyssee. Kampen: Klement.
DE WIT, J., SLOT, W., VAN AKEN, M. (2010). Psychologie van de adolescentie: basisboek (23e druk) Zutphen, Thieme
Meulenhoff.
DONATH, J., BOYD, D.M. (2004). Public displays of connection. BT Technology journal.
Bibliografie
GOFFMAN, E. (1959). The presentation of self in everyday life. New York: Anchor books.
GRAFF, L. (2010). Je laatste foto. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
HALLNAS, L. & REDSTROM, J. (2001). Slow Technology; Designing for Reflection. To appear in: Personal and
Ubiquitous Computing. Springer, London.
HOLLAND, P. (1991). Introduction: History, memory and the family album. Family snaps: The meaning of domestic
photography. Londen: Virago
HOLLAND, P. (1997). ‘Sweet it is to scan...’: Personal photographs and popular photography. Photography: A critical
introduction. Londen: Routledge
HUYBRECHTS, L. (2011). Participatory creation is risky. A roadmap of participatory creation processes and the shifting
role of creative ‘things’. KULeuven: Faculteit Letteren.
JACOBS, D.L. (1981). Domestic snapshots: Toward a grammar of motives. Journal of American culture.
JENKINS, H. (2011) Confronting the Challenges of Participatory Culture: Media Education for the 21st Century.
JORG & OLIF, What is the slow photography movement? ( geraadpleegd op 30 november 2011) http://jorgandolif.com/
think/slow-photography-movement/.
KING, G. (1986). Say cheese! The snapshot as art and social history. Londen: William Collins Sons and Co
KUNDERA, M. (1997). Identiteit (vertaald door Martin de Haan)
LENHART, A. & MADDEN, M. (2007). Teens, privacy & online social networks: How teens manage their online identities
and personal information in the age of Myspace. Pew internet & American life project.
LIU, H. (2007). Social network as taste performances. Journal of Computer-Mediated Communication, article 13.
FRANSSEN, V. (2012) Facebook, habitat voor narcisten. Stampmedia, http://www.stampmedia.be/?p=8665
(geraadpleegd op 4 april 2012)
MEIJER, I. (2006). De toekomst van het nieuws. Amsterdam: Otto (Cramwinkel uitgeverij)
MILLER, A.D. & EDWARDS, W.K. (2007). Give and take: A study of consumer photo-sharing culture and practice. CHI
2007 Proceedings.
OKABE,D. & ITO, M. (2003). Camera phones changing the definition of picture-worthy. Japan media review, 23
augustus 2003. Geraadpleegd op 28 maart 2012. http://www.japanmediareview.com/japan/wireless/1062208524.php
OLOF, C. (2012). Someone’s watching: Afterthoughts on the exhibition Showroom girls by Willem Popelier in Foam 3h
(Foam Magazine: What’s Next) Great Britain: Central books.
PAPACHARISSI, Z. (2009). The virtual geographies of social networks: a comparative analysis of Facebook, LinkedIn
and a small world. New media & Society.
PAPACHARISSI, Z. & MENDELSON, A.L. (2008). Friends, networks and zombies: The social utility of Facebook. Paper
presented to the association of internet researchers 9.0, Copenhagen, Denmark.
PRENSKY, M. (2001). Do They Really Think Differently?, NCB University Press.
QUALMAN, E. (2011). Socialnomics: How Social Media Transforms the Way We Live and Do Business. (1e druk) John
Wiley&Sons, Inc. Hoboken: New Yersey.
RUBINSTEIN, D., SLUIS, K. (2008). A life more photographic: Mapping the networked image. Londen: South Bank
University.
SHIRKY, C. (2008) Here Comes Everybody: The Power of Organizing Without Organizations.
SLATER, D. (1995). Domestic photography and digital culture. The photographic image in digital culture. Londen:
Routledge.
SONTAG, S. (1977). On photography. New York: Anchor books.
SCHÄFER, M. (2006). Digital material. Tracing New media in Everyday Life and Technology, Amsterdam: Amsterdam
University Press
SCHÄFER, M. (2011). Bastard culture! How user participation transforms cultural production, Amsterdam: Amsterdam
University Press
TASSINARI, V. (2010). Beeldanalyse. Genk: MAD-Faculty.
TATSUNO, K. (2006). Current Trends in Digital Cameras and Camera-phones.Science and Technology Trends 18. http://
www.nistep.go.jp/achiev/ftx/eng/stfc/stt018e/qr18pdf/STTqr1803.pdf.
TINKLER, P. (2008). A fragmented culture: reflections on the photographic practives of young people. Visual studies.
TOMLINSON, J. (2007). The Culture of Speed: The Coming of Immediacy, Londen: Sage Publiciations.
TURKLE, S. (1996). Parallel lives: Working on identity in virtual space. Constructing the self in a mediated world: Inquiries
in social construction. Thousand Oaks, CA: Sage.
TWENGE, J.M. & CAMPBELL, W.K. (2009) The narcissism epidemic. Free Press
VAN CRAEN, W., geraadpleegd op 07-04-2012, Fake bij jongeren, http://fakemagazine.be/?p=171
VERSCHUREN, D. (2010). Onderzoeksrapport Fake. In Petto vzw.
VERSCHUREN, D. (2011) “Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch” . http://dominique-verschuren.
blogspot.com/2012/01/psychotherapeut-wilfried-van-craen.html
WU, T., The Slow photography movement, what is the point of taking pictures (geraadpleegd op 30 november 2011) http://
www.slate.com/articles/life/obsessions/2011/01/the_slowphotography_movement.html)
Voor bijkomende informatie en extra beeldmateriaal van het
onderzoek kan u steeds terecht op de blog van deze thesis:
www.intophotography.be
Bijlagen