Pagina 1-1 van 56
‘m duct
INSTALLATIE HANDLEIDING
Versie ECO DC Inverter
GENERATIE 4
Pagina 1-2 van 56
Inhoudsopgave
1. ALGEMEEN 1-5
1.1 WAARSCHUWINGEN 1-5 1.2 OPLEVERING VAN HET MATERIEEL 1-6 1.3 GEBRUIK 1-6
2. VOORSTELLING VAN HET SYSTEEM 2-7
2.1 SAMENSTELLING VAN HET SYSTEEM 2-7 2.2 WERKING 2-7 2.2.1 ALGEMENE INFORMATIE OVER WARMTEPOMPEN 2-7 2.2.2 ALGEMENE INFORMATIE OVER THERMISCHE ZONNESYSTEMEN 2-7 2.2.3 ALGEMENE INFORMATIE OVER SYSTEMEN DIE AUTOMATISCH WORDEN LEEGGEMAAKT 2-7 2.2.4 KOELPRINCIPE ECO DC-INVERTER-VERSIE 2-8 2.2.4.1 Koelkring 2-8 2.2.4.2 Schema koelprincipe 2-8 2.2.5 PRINCIPE VAN DE WEERSAFHANKELIJKE REGELING VAN DE TEMPERATUREN VAN HET
VERWARMINGSWATER 2-9 2.2.6 COMMUNICATIE TUSSEN DE UNITS 2-10
3. TECHNISCHE GEGEVENS 3-11
3.1 TEMPERATUURBEREIKEN EN WERKINGSLIMIETEN 3-11 3.2 VERMOGENSCURVEN 3-12 3.2.1 6 KW-VERSIE: ECO060/S (MONOFASIG) 3-12 3.2.2 8 KW-VERSIE: ECO080/S (MONOFASIG) 3-13 3.2.3 12 KW-VERSIE: ECO120/S (DRIEFASIG) 3-14 3.2.4 16 KW-VERSIE: ECO160/S (DRIEFASIG) 3-15 3.2.5 18 KW-VERSIE: ECO180/S (DRIEFASIG) 3-16 3.3 WARMTEPOMPEN (BUITENUNITS) 3-17 3.3.1 AFMETINGEN EN SAMENSTELLING 3-17 3.3.2 TECHNISCHE KENMERKEN 3-18 3.3.2.1 Versie 6kW en Versie 8kW: MOU-18 en MOU-24 buitenunits 3-18 3.3.2.2 Versie 12kW: MOU-36 / MOJU-36 buitenunits 3-19 3.3.2.3 Versie 16kW en Versie 18kW: MOU-48 en MOU-60 buitenunits 3-20 3.3.3 INTERN BEKABELINGSSCHEMA 3-20 3.3.3.1 Versie 6/8 kW: MOU-18 en MOU-24 buitenunits 3-21 3.3.3.2 12 kW-versie: MOJU-36 buitenunit 3-22 3.3.3.3 16 kW-versie: MOU-48 buitenunits 3-22 3.3.3.4 18 kW-versie: MOU-60 buitenunits 3-23 3.3.3.5 Aansluitschema 3-23 3.3.4 HYDRAULISCHE MODULE 3-24 3.3.5 AFMETINGEN EN SAMENSTELLING 3-24
Pagina 1-3 van 56
3.3.5.1 Basismodule 3-24 3.3.5.2 Extra module (optie zonne-energie) 3-25 3.3.6 TECHNISCHE KENMERKEN 3-25 3.3.6.1 Basismodule 3-25 3.3.6.2 Extra module (optie zonne-energie) 3-26 3.3.7 INTERN BEKABELINGSSCHEMA 3-27
4. PLAATSING EN INSTALLATIE 4-28
4.1 ZONNECOLLECTOREN (BIJ OPTIE ZONNE-ENERGIE) 4-28 4.2 BUITENUNIT (WARMTEPOMP) 4-28 4.2.1 PLAATSING EN BEVESTIGING 4-28 4.2.2 ELEKTRISCHE AANSLUITING 4-28 4.2.2.1 Aansluiting van de elektrische voeding 4-28 4.2.2.2 Aansluiting van de communicatiebus (BUS GR) 4-29 4.3 HYDRAULISCHE MODULE 4-30 4.3.1 PLAATSING EN BEVESTIGING 4-30 4.3.2 HYDRAULISCHE AANSLUITINGEN 4-32 4.3.2.1 Hydraulische principeschema’s 4-32 4.3.2.2 Aansluiting van het primaire hydraulische net 4-39 4.3.2.3 Aansluiting van het hydraulische zonnenet (bij optie zonne-energie) 4-40 4.3.2.4 Aansluiting van de secundaire hydraulische netten (verwarming en/of koeling) 4-40 4.3.2.5 Hydraulische zonnekring met water vullen (bij optie zonne-energie) 4-42 4.3.2.6 Secundaire hydraulische netten met water vullen (verwarming en/of koeling) 4-43 4.3.3 ELEKTRISCHE AANSLUITING 4-43 4.3.3.1 Algemeen 4-43 4.3.3.2 Elektrische aansluitingen hydraulische module : 4-44 4.3.3.3 Positionering van de aansluitstekkers 4-45 4.3.3.4 Aansluiting van de elektrische voeding 4-45 4.3.3.4.1 Doorsnede van de kabel van de elektrische voeding 4-46 4.3.3.5 Aansluiting van de communicatiebus groep (BUS GR) 4-46 4.3.3.6 Aansluiting van de communicatie bus toebehoren (BUS TR) 4-46 4.3.3.7 Aansluiting van de zonnekit (optie) 4-47 4.3.3.8 Aansluiting van de kringen 4-47 4.3.3.8.1 Kring 1: 4-47 4.3.3.8.2 Kring 2: 4-48 4.3.3.8.3 Kring warm tapwater: 4-48 4.3.3.8.4 Kring zwembad: 4-50 4.3.3.9 Aansluiting bijverwarming van de verwarming en de hulpverwarming met verwarmingsketel 4-50 4.3.3.10 Aansluiting van het verbod (EJP) 4-51 4.4 KOELNET 4-51 4.4.1 PRINCIPESCHEMA VAN DE KOELLEIDINGEN 4-51 4.4.2 ALGEMEEN 4-51 4.4.3 TOEGELATEN LENGTEN EN DIAMETERS VAN DE BUIZEN 4-52 4.4.3.1 Primaire koelleidingen 4-52
Pagina 1-4 van 56
4.4.4 AANSLUITINGEN 4-52 4.4.5 ISOLATIE 4-53 4.4.6 DICHTHEIDSPROEF EN VACUÜMTREKKEN 4-53 4.4.7 EXTRA VULLING VAN KOELVLOEISTOF 4-54 4.4.8 OPERATIONEEL MAKEN VAN DE KOELKRING 4-54
5. INDIENSTSTELLING VAN HET SYSTEEM 5-54
5.1 ALGEMEEN 5-54 5.2 ONDER SPANNING BRENGEN VAN HET SYSTEEM 5-55 5.2.1 ONDER SPANNING BRENGEN VAN DE WARMTEPOMP (BUITENUNIT) 5-55 5.2.2 ONDER SPANNING BRENGEN VAN DE HYDRAULISCHE MODULE 5-55
6. EISEN OP HET VLAK VAN VERWIJDERING EN VERNIETIGING 6-55
Pagina 1-5 van 56
1. ALGEMEEN Wij wijzen iedere verantwoordelijkheid op het vlak van de garantie af als de instructies en de aanbevelingen die in dit document worden vermeld, niet worden nageleefd.
Dit systeem maakt gebruik van het koelmiddel R410A
1.1 Waarschuwingen
In ieder geval moet de Belgische en Europese normeringen verplicht worden nageleefd.
Gebruik nooit een stopcontact voor de voeding.
Dit apparaat is voorzien om te werken met een nominale spanning van:
- Hydraulische module: 230 Volt 50 Hz.
- Buitenunit (warmtepomp): 230 volt 1~ 50 Hz of 400 volt 3~ 50 Hz in functie van het model.
Op geen enkel moment (ook niet tijdens de opstartfases) mag de spanning aan de klemmen van de hydraulische module en de buitenunits onder 198 V zakken of boven 256 V stijgen voor monofasige buitenunits niet onder de 360 V of boven 440 V.
Wanneer een van die twee grenswaarden wordt overschreden, worden de elektronische apparaten van het systeem in de veilige stand geplaatst of er is kans op schade. Er mag slechts een on balans van 2% tussen de verschillende fases zijn.
Controleer bij de aansluiting van de communicatiekabel of de markeringen van de BUS-klemmenblokken (P.Q.E.) van iedere binnen- en buitenunit met elkaar overeenstemmen. Gebruik voor de aansluiting van de onderlinge aansluitingen een afgeschermde kabel (6/10 of 8/10 met minstens 3 paren en scherm).
OPGELET: een aansluitingsfout kan leiden tot een storing van of schade aan het ene of het andere apparaat.
Draai de schroeven van de klemmenblokken perfect vast. Als ze niet perfect vast zitten, kan er oververhitting ontstaan, die uiteindelijk tot een storing of zelfs een brand zou kunnen leiden.
Er moet in ieder geval aarding worden voorzien. Deze warmtepomp kan alleen correct werken als u bij het installeren de aanwijzingen van deze handleiding heel nauwgezet naleeft. De installatie moet verplicht in overeenstemming zijn met de normen, DTU en voorschriften die van kracht zijn.
Verbind de binnen- en de buitenunit uitsluitend met behulp van de koeltechnische leiding met elkaar. Gebruik altijd een afzonderlijke lijn die wordt beschermd door een magnetothermische hoofdzekering met ‘D’-curve met bipolaire onderbreking en met een opening van minstens 3 mm tussen de contacten om het systeem te voeden. Dit geldt meer bepaald voor de warmtepomp (buitenunit). Breng de installatie pas onder spanning nadat de aansluitings- en de vulwerkzaamheden volledig voltooid zijn en nadat u hebt gecontroleerd of de netspanning conform is.
Respecteer zeker de planning voor de geleidelijke opwarming in het geval van een nieuw vloerverwarmingssysteem.
In de binnenunit zijn een expansievat en een veiligheidsklep geïntegreerd. Controleer of het totale volume water van de verwarmingsinstallatie niet meer bedraagt dan 170 liter (dimensionering van het geïntegreerde expansievat).
Pagina 1-6 van 56
1.2 Oplevering van het materieel
Controleer de toestand van de pakketten die worden aangeboden voordat u de levering aanvaardt en een kwijting geeft.
Noteer ‘voorbehouden’ op de transport- en/of de leveringslijst als u ontbrekende producten of schade aan de producten vaststelt. Neem ook zo snel mogelijk contact op met Climacon en bevestig de voorbehouden producten binnen de 48 uur via een aangetekend schrijven aan het transportbedrijf en aan Climacon.
1.3 Gebruik
Alle belangrijke hanteringen (en dan vooral als daarbij kranen moeten worden gebruikt) moeten worden uitgevoerd voordat de producten uit de verpakking worden gehaald.
Tref na het uitpakken alle mogelijke maatregelen om te voorkomen dat het plaatwerk van de apparaten wordt beschadigd. Leg de buitenunit nooit neer voor het vervoer!
Anders zouden de binnenleidingen en de ophangingen van de compressor onherstelbaar kunnen worden beschadigd.
Schade die door deze manier van vervoeren wordt veroorzaakt, wordt niet door de garantie gedekt.
Pagina 2-7 van 56
2. VOORSTELLING VAN HET SYSTEEM
2.1 Samenstelling van het systeem
Het ECO warmtepompsysteem bestaat uit de volgende componenten:
- een hydraulische module;
- een extra module (optie zonne-energie);
- één of meerdere zonnecollectoren (optie zonne-energie);
- een DC Inverter buitenunit (warmtepomp).
2.2 Werking
2.2.1 Algemene informatie over warmtepompen
Een warmtepomp haalt energie uit een koud milieu of een koude bron (de buitenlucht) en brengt die energie over naar een warmer milieu of een warme bron (de verwarmingskring).
In de verwarmingsmodus recupereert de warmtepomp de energie in de lucht – zelfs bij heel lage negatieve temperaturen (bv. – 20°C).
De elektrische energie die door een warmtepomp wordt gebruikt, is altijd kleiner dan de energie die voor de verwarming wordt geproduceerd.
De COP (coëfficiënt of performance) is de verhouding tussen het warmtevermogen dat wordt geleverd ten opzichte van het geabsorbeerde (of verbruikte) vermogen. De Apsilone warmtepompen hebben in hun ECO-versie allemaal een COP van ongeveer 4, afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
2.2.2 Algemene informatie over thermische zonnesystemen
Zonnestraling is een schone en overvloedig voorkomende energiebron die ons kan helpen om een deel van onze energievraag te dekken. Een belangrijk deel van die zonne-energie kan worden gebruikt om warmte op te wekken. In dat geval spreekt men over een thermisch zonnesysteem.
Hierbij bestaat het basisprincipe erin om de gratis calorieën van de zonnestraling te recupereren. De vacuüm zonnecollectoren kunnen voor 60 tot 85% voldoen aan de behoeften aan warm water en voor 50% aan de behoeften aan verwarming. Het resultaat is wel afhankelijk van de streek waarin het systeem wordt opgesteld en de dimensionering van het systeem.
2.2.3 Algemene informatie over systemen die automatisch worden leeggemaakt
Apsilone maakt gebruik van een eenvoudig en intelligent systeem om de installatie telkens wanneer dat nodig is, leeg te maken. Het systeem onderscheidt zich door het feit dat de zonnekring volledig wordt leeggemaakt wanneer hij niet werkt. Daardoor wordt het systeem 's zomers volledig geneutraliseerd wanneer er heel hoge temperaturen worden gehaald zonder dat er vraag is naar warm tapwater. Het systeem gaat dan niet in overdruk staan. En tijdens de winter - wanneer de temperaturen heel laag zijn - is de zonnekring leeg, waardoor er geen enkel risico op barsten ontstaat ten gevolge van de vorst. Er bevindt zich dan geen glycol in de zonnekring.
Pagina 2-8 van 56
2.2.4 Koelprincipe ECO DC-Inverter-versie
2.2.4.1 Koelkring
Dankzij het nieuwe ontwerp van deze warmtepomp met twee blokken op basis van de DC Inverter-technologie worden de binnenunits (hydraulische modules) en de buitenunit (warmtepomp) 'rechtstreeks' gemonteerd en rechtstreeks met elkaar verbonden door de koelkring, zoals dat in het schema hieronder wordt weergegeven:
Module hydrauliqueGroupe
Dankzij deze technologie kunnen de warmtepompen in de ECO-versie voor alle vermogensgamma’s hun vermogen van 50 tot 100% moduleren.
Zo kan een groep van 12 kW tussen 6 kW en 12 kW voortbrengen, en kan hij (vooral in de tussenseizoenen) ook een beter rendement halen dan de andere systemen met een vast toerental, doordat de productie heel nauwkeurig op de reële behoeften aan verwarming of afkoeling in het gebouw wordt afgestemd.
2.2.4.2 Schema koelprincipe
[Switch hoge druk – Condensator – Sonde condensator – Elektronisch gestuurde reduceerklep – Filter – Capillair – Filter – Verdamper – Sonde verdamper – Sonde omgevingstemperatuur –
Sonde omgevingstemperatuur – Vierwegafsluiter – Filter – Compressor – Reserve olie – Reserve vloeistof – Buitenunit – Binnenunit]
Groep Hydraulische module
Pagina 2-9 van 56
2.2.5 Principe van de weersafhankelijke regeling van de temperaturen van het verwarmingswater
De warmtepompen zijn voor iedere verwarmingskring voorzien van een geïntegreerde autonome regeling van de temperatuur van het verwarmingswater in functie van de buitentemperatuur. Deze werking wordt 'weersafhankelijk regeling' genoemd.
Dit betekent dat het regelsysteem bij een bepaalde buitentemperatuur met behulp van de parameters van de 'waterwet' de begintemperatuur van het verwarmingswater berekent die nodig is volgens de ingevoerde zenders (radiatoren, vloerverwarming enz...). Vervolgens vergelijkt het systeem de temperatuur van het water bij het retour van het verwarmingsnet met de temperatuur die het heeft berekend en werkt in functie daarvan in op een regelvoorziening zoals de driewegafsluiter, de warmtepomp enz...
Globaal genomen omvatten de parameters van een weersafhankelijke regeling 3 belangrijke punten:
1 Temperatuur aan het begin van de helling
Globaal genomen betreft dit de referentiebuitentemperatuur die gelijk is aan de gewenste omgevingstemperatuur (bijvoorbeeld 21°C).
2 Maximale vertrektemperatuur
Dit is de maximale vertrektemperatuur van de kring (bijvoorbeeld 35°C voor de vloer of 55°C voor de radiatoren enz...).
3 Basiswintertemperatuur
Dit is niet alleen de basistemperatuur van de klimaatzone, maar ook de temperatuur waaraan de weersafhankelijke regeling de maximale starttemperatuur zal berekenen.
Globaal genomen lijkt de weersafhankelijke op basis van die parameters op het volgende schema:
Kring 2: radiatoren
Kring 1: vloer
Buitentemp: -7°C
Watertemp: 55°C
Watertemp: 35°C
Buitentemp: -7°C
Buitentemp: 21°C
Watertemp: 21°C
Pagina 2-10 van 56
Iedere secundaire kring wordt autonoom geregeld en de primaire kring is de ‘slave’ van de secundaire kringen – d.w.z. dat hij 'reageert' op de belangrijkste vraag om te beantwoorden aan de behoeften op het vlak van het vermogen en van de temperatuur.
2.2.6 Communicatie tussen de units
De drie klemmen P, Q en E in de elektrische aansluitkast van de binnenunit en de buitenunit maken de communicatie van de buitengroep met de binnenunits en de binnenunits onderling mogelijk. Die drie klemmen zijn door middel van een informaticanetwerkkabel parallel aangesloten van de buitenunit naar de binnenunit. Anderzijds sluit u de HP/HP klemmen aan in de elektrische aansluitkast van de binnenunit.
Hydraulische module
Buitentoestel
5 aderig afgeschermd (P, Q, E, HP, HP)
Pagina 3-11 van 56
3. TECHNISCHE GEGEVENS
3.1 Temperatuurbereiken en werkingslimieten
Minimale
buiten-
temperatuur
°C
Maximale
buiten-
temperatuur
°C
Minimale
Vertrektempera-tuur water
°C
Maximale
temperatuur teruggevoerd
water
°C
Verwarmings-
modus- 20°C + 24°C
+ 5°C + 30°C
+ 5°C + 55°C
Koelmodus + 10°C + 43°C + 5°C + 20°C
Pagina 3-12 van 56
3.2 Vermogenscurven 3.2.1 6 kW-versie: ECO060/S (monofasig)
Volgens EN14511
Geproduceerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15 T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 3,72 4,48 5,17 5,86 5,86 45 40 3,13 3,77 4,35 4,93 4,93
55 47 2,33 2,81 4,12 4,68 4,68
Geabsorbeerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15 T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 1,36 1,44 1,52 1,42 1,23 45 40 1,30 1,38 1,45 1,52 1,32
55 47 1,38 1,47 1,59 1,68 1,49
COP
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15 T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,74 3,11 3,40 4,13 4,76 45 40 2,41 2,73 3,00 3,24 3,73
55 47 1,69 1,91 2,59 2,79 3,14
Pagina 3-13 van 56
3.2.2 8 kW-versie: ECO080/S (monofasig)
Volgens EN14511
Geproduceerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 4,93 5,94 6,85 7,77 7,77
45 40 4,15 4,99 5,76 6,53 6,53
55 47 3,08 3,72 5,45 6,20 6,20
Geabsorbeerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 1,79 1,90 2,00 1,88 1,65
45 40 1,72 1,82 1,92 2,01 1,74
55 47 1,89 2,00 2,68 2,18 1,93
COP
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,75 3,13 3,43 4,13 4,71
45 40 2,41 2,74 3,00 3,25 3,75
55 47 1,63 1,86 2,03 2,84 3,21
Pagina 3-14 van 56
3.2.3 12 kW-versie: ECO120/S (driefasig)
Volgens EN14511
Geproduceerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur *(2)
35 30 7,44 8,96 10,34 11,72 11,72
45 40 6,26 7,54 8,70 9,86 9,86
55 47 4,66 5,62 8,25 9,37 9,37
Geabsorbeerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,72 2,89 3,04 2,85 2,47
45 40 2,61 2,77 2,92 3,06 2,65
55 47 2,80 2,97 3,21 3,40 2,99
COP
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,74 3,10 3,40 4,11 4,74
45 40 2,40 2,72 2,98 3,22 3,72
55 47 1,66 1,89 2,57 2,76 3,13
Pagina 3-15 van 56
3.2.4 16 kW-versie: ECO160/S (driefasig)
Volgens EN14511
Geproduceerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur *(2)
35 30 9,69 11,65 14,33 16,10 16,10
45 40 8,35 9,82 12,03 13,67 13,67
55 47 6,03 7,26 11,42 12,98 12,98
Geabsorbeerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 3,55 3,76 4,21 3,90 3,74
45 40 3,48 3,61 4,01 4,23 3,67
55 47 3,63 3,88 5,03 4,79 4,31
COP
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,73 3,10 3,40 4,12 4,30
45 40 2,40 2,72 3,00 3,23 3,72
55 47 1,66 1,87 2,33 2,71 3,01
Pagina 3-16 van 56
3.2.5 18 kW-versie: ECO180/S (driefasig)
Volgens EN14511
Geproduceerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur *(2)
35 30 11,17 13,45 15,53 17,60 17,60
45 40 9,40 11,32 13,06 14,81 14,81
55 47 7,01 8,40 12,39 14,08 14,08
Geabsorbeerd vermogen
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 4,10 4,35 4,57 4,28 4,15
45 40 3,93 4,17 4,39 4,60 3,99
55 47 4,28 4,52 5,10 5,36 4,78
COP
T° buitenlucht °C
-15 -7 2 7 15
T° water °C
Vertrektemperatuur Retourtemperatuur*(2)
35 30 2,72 3,09 3,40 4,11 4,24
45 40 2,39 2,71 2,97 3,22 3,71
55 47 1,64 1,86 2,43 2,63 2,95
Pagina 3-17 van 56
3.3 Warmtepompen (buitenunits)
3.3.1 Afmetingen en samenstelling
Model A B C D E F H
ECO060/S–GroepMOU‐18HFN1‐QRC8 845 560 335 360 312 320 700
ECO080/S–GroepMOU‐24HFN1‐QRC8 900 590 333 355 302 315 860
ECO120/S–GroepMOJU‐36HFN1‐QRC8 990 624 366 396 340 354 966
ECO160/S–GroepMOU‐48HFN1‐RC2 938 634 404 448 370 392 1369
ECO180/S–GroepMOU‐60HDN1 938 634 404 448 370 392 1369
MOU-18/24/36HFN1
MOU-48HFN1 MOU-60HFN1
Pagina 3-18 van 56
3.3.2 Technische kenmerken
3.3.2.1 Versie 6kW en Versie 8kW: MOU-18 en MOU-24 buitenunits
Model MOU-18HFN1 MOU-24HFN1
Voeding V/PH/Hz 230/1/50 230/1/50
Koeling Capaciteit kW 5,5 7,4
Geabs. verm. W 1500 2020
Verwarming +7°C
Capaciteit* kW 5,86 7,77
Geabs. vermogen W 1400 1690
Max. stroom A 10 13
Luchtdebiet m³/h 2500 3500
Geluidsniveau op 3 meter dB(A) 45 60
Buitenunit
Afmetingen (lxhxd) mm 842*695*324 895*862*313
Verpakking (lxhxd) mm 965*755*420 1043*915*395
Netto/Brutogewicht kg 46/50 59/63
Type koelmiddel/Volume g R410A/1,8 R410A/2,2
Diameter Vloeistofleiding 1/4" 3/8”
Gasleiding 1/2" 5/8”
Compressor Type DC Inverter DC Inverter
Max. toegelaten lengte m 20 20
Max. toegelaten hoogteverschil m 10 10
* Watertemperatuur in/uit: 30°C/35°C
Pagina 3-19 van 56
3.3.2.2 Versie 12kW: MOU-36 / MOJU-36 buitenunits
Model MOU-36HFN1 / MOJU-36HFN1
Voeding V/PH/Hz 400/3N/50
Koeling Capaciteit kW 11,2
Geabs. verm. W 2880
Verwarming +7°C
Capaciteit* kW 11,72
Geabs. vermogen W 2800
Max. stroom A 11
Luchtdebiet m³/h 5500
Geluidsniveau op 3 meter dB(A) 50
Buitenunit
Afmetingen (lxhxd) mm 965*990*354
Verpakking (lxhxd) mm 1100*1120*435
Netto/Brutogewicht kg 77/88
Type koelmiddel/Volume g R410a/3
Diameter Vloeistofleiding 3/8”
Gasleiding 5/8”
Compressor Type DC Inverter
Max. toegelaten lengte m 25
Max. toegelaten hoogteverschil m 15
* Watertemperatuur in/uit: 30°C/35°C
Pagina 3-20 van 56
3.3.2.3 Versie 16kW en Versie 18kW: MOU-48 en MOU-60 buitenunits
Model MOU-48HFN1 MOU-60HDN1
Voeding V/PH/Hz 400/3N/50 400/3N50
Koeling Capaciteit kW 14,88 16,92
Geabs. verm. W 3860 4390
Verwarming +7°C
Capaciteit* kW 16,10 17,6
Geabs. vermogen W 3720 4280
Max. stroom A 13 15
Luchtdebiet m³/u 7200 7500
Geluidsniveau op 3 meter dB(A) 54 56
Buitenunit
Afmetingen (lxhxd) mm 938x1369x392
Verpakking (lxhxd) mm 1095x1505x495
Netto/Brutogewicht kg 102,5/116 107/120
Type koelmiddel/Volume G R410a/4,35 R410a/4,6
Diameter Vloeistofleiding 3/8”
Gasleiding 5/8”
Compressor Type DC Inverter
Max. toegelaten lengte m 30
Max. toegelaten hoogteverschil m 20
* Watertemperatuur in/uit: 30°C/35°C
3.3.3 Intern bekabelingsschema
Legenda van de bekabelingsschema's
CODE BESCHRIJVING CODE BESCHRIJVING
COMP compressor H-PRO hoge druk beveiliging
CAP condenswater ventilator EEV elektronisch expansieventiel
FAN 1 /FAN 2 ventilator 1 en 2 XS4-XS8 aansluitstekkers
SV/4 WAY vierwegventiel PTC1/PTC2 PTC element
CT1 detectie gelijkstroom T3 temperatuursonde condensator
HEAT limiet warm condensweerstand
T4 buitentemperatuursonde
LC1 detectie wisselstroom
XT1/XT2 klemmenstrook TD persgastemperatuur
L-PRO lage druk beveiliging KM contactsluiter
RL1 relais TR transformator
Pagina 3-21 van 56
3.3.3.1 Versie 6/8 kW: MOU-18 en MOU-24 buitenunits
Pagina 3-22 van 56
3.3.3.2 12 kW-versie: MOJU-36 buitenunit
3.3.3.3 16 kW-versie: MOU-48 buitenunits
Pagina 3-23 van 56
3.3.3.4 18 kW-versie: MOU-60 buitenunits
3.3.3.5 Aansluitschema
Pagina 3-24 van 56
3.3.4 Hydraulische module
De hydraulische module bestaat uit twee elementen, zoals dat in het schema hieronder wordt voorgesteld.
Het eerste element is de basismodule voor het warmtepompgedeelte en omvat het volledige regelsysteem. Het tweede element is de aanvullende module (optie) voor het zonnegedeelte van het systeem.
3.3.5 Afmetingen en samenstelling
3.3.5.1 Basismodule
Hydraulische module warmtepomp Optionele module (optie zonne-energie)
Automatische ontluchter Klep 3 bar
Expansievat 18l
Inox buizen
Debietmeter met Vortex-effect
Circulatiepomp met variabel debiet
Elektrische kast
INOX platenwarmtewisselaar
Druksensor
Vertrek water – DepartWater retour
Pagina 3-25 van 56
3.3.5.2 Extra module (optie zonne-energie)
3.3.6 Technische kenmerken
3.3.6.1 Basismodule
Model NHM-E180W/N1
Voeding Ph-V-Hz 1Ph-220V/240V-50Hz
Koeling
Capaciteit kW 16
Geabs. vermogen W 168
Nom. stroomsterkte A 0,8
Verwarming
Capaciteit kW 18
Geabs. vermogen W 3168
Nom. stroomsterkte A 14.4
Waterdebiet m³/h 0,9 tot 5,8
Expansievat l 18
Max. waterdruk bar 3
Geluidsniveau dB(A) 42
Basismodule
Afmetingen (lxhxd) mm 500*800*370
Verpakking (lxhxd) mm 592*892*453
Netto/Brutogewicht kg 34/36
Type koelmiddel / R410A
Diameter
Vloeistofleiding 5/8” met binnenschroefdraad
Gasleiding 1/2” met binnenschroefdraad
Ingang water 1” met buitenschroefdraad
Uitgang water 1” met buitenschroefdraad
Automatische ontluchter
Debietmeter Vortex-effect
Inox buizen
Circulatiepomp met variabel debiet
Vulklep
Peilindicator
Inox tank
Pagina 3-26 van 56
3.3.6.2 Extra module (optie zonne-energie)
Model NHM-OS3
Voeding Ph-V-Hz 1Ph-220V/240V-50Hz
Geabs. vermogen W 120
Nom. stroomsterkte A 0,6
Max. aantal collectoren 16
Waterdebiet m³/u 0,05 tot 2
Volume tank l 25
Max. waterdruk bar 1,5
Geluidsniveau dB(A) 32
Module
Afmetingen (lxhxd) mm 350*800*370
Verpakking (lxhxd) mm 442*892*453
Netto/Brutogewicht kg 32/34
Type vloeistof / Water/Water met glycol
Diameter Ingang P ¾” met buitenschroefdraad
Uitgang P ¾” met buitenschroefdraad
Max. toegelaten lengte m 40
Max. toegelaten hoogteverschil m 12
Pagina 3-27 van 56
3.3.7 Intern bekabelingsschema
[Transformator – Vermogensrelais - Sd ingang warmtewisselaar (R410A) – Sd uitgang warmtewisselaar (R410A) – Sd vertrek (verwarming) – Sd retour (verwarming) – Druksensor verwarming – Debietmeter – Druksensor lage druk – Druksensor hoge druk – Spoel reduceerklep – Caleo-ontvanger – Display – Transformator regelkaart – Pomp - Netspanning]
Pagina 4-28 van 56
4. PLAATSING EN INSTALLATIE
4.1 Zonnecollectoren (bij optie zonne-energie)
Bekijk hiervoor de specifieke handleiding van de zonnecollectoren.
4.2 Buitenunit (warmtepomp) 4.2.1 Plaatsing en bevestiging Installeer de unit niet rechtstreeks op de vloer, maar gebruik bij voorkeur een betonnen sokkel of een metalen structuur om de unit op te plaatsen.
Installeer de buitenunit niet op een plaats waar hij rechtstreeks wordt blootgesteld aan de overheersende winden en de weersinvloeden. Installeer de buitenunit niet op een plaats waar hij vuil of heel nat kan worden.
Controleer of de positionering en de doorvoer van de verbindingen van de buitenunit voor de buren geen akoestische, thermische of esthetische hinder veroorzaken. Voorzie voldoende plaats rond de buitenunit (zie schema’s hieronder), zodat het apparaat goed kan verluchten en zodat onderhoudsoperaties gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd. Plaats het apparaat zeker nooit in een krappe ruimte of vlak bij warmtebronnen of ontvlambare producten.
Controleer of de gekozen opstelling voor de installatie het gewicht van het apparaat kan dragen en geen trillingen dreigt te verspreiden. Bevestig de unit op de manier die wordt aangeduid door de pijlen op de schema’s hieronder. Het is aangeraden om de buitenunit altijd op trillingdempende steunen te installeren.
>30cm
>60cm
>30c
m
>200
cm
>60c
m
Mur ou obstacle obstacle
aspirationd ’air
Sortie d ’air
Fixations
Fondations 15cm
60cm
4.2.2 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting van zowel de hoofdvoeding van de warmtepomp (buitenunit) als van de communicatiebus gebeurt rechtstreeks op de klemmenblokken in de elektrische kast.
4.2.2.1 Aansluiting van de elektrische voeding
Dit apparaat is voorzien om te werken onder een nominale spanning van – afhankelijk van het model - 230 volt 50 Hz monofasig of 380 volt 50 Hz driefasig (bekijk hiervoor het typeplaatje van het product).
Muur of hindernis Hindernis
Bevestiginge
Fundering 15cm
Afvoer lucht
Aanzuiging lucht
Pagina 4-29 van 56
Het is aangeraden om de elektrische voeding van de buitengroep van die van de binnenunits te scheiden. Dat is de reden waarom de warmtepomp (buitenunit) moet worden gevoed door een speciale lijn die op de kop wordt beschermd door een bipolaire hoofdzekering met D-curve.
Het is van essentieel belang om een differentieelbeveiliging van 30 mA te voorzien op het systeem, zodat de gebruikers tegen eventuele elektrische schokken worden beschermd.
Dicht bij de buitengroep moet een voorziening worden geïnstalleerd waarmee de elektriciteit kan worden onderbroken, zodat iedereen die een interventie uitvoert op het elektriciteitsnet van het systeem, voldoende wordt beschermd.
Sluit de algemene elektrische voeding van de module op de overeenstemmende fase- (L of L1, L2 en L3), neutraal (N) en aarding (T)-klemmen van het klemmenblok van de voeding aan.
Draai de schroeven van de klemmenblokken perfect vast. Als ze niet perfect vast zitten, kan er oververhitting ontstaan, die uiteindelijk tot een storing of zelfs een brand zou kunnen leiden.
Er moet in ieder geval aarding worden voorzien.
4.2.2.2 Aansluiting van de communicatiebus (BUS GR)
Gebruik voor de aansluiting van de onderlinge aansluitingen een afgeschermde kabel (6/10 of 8/10 met minstens 3 paren en afscherming).
OPGELET: een aansluitingsfout kan leiden tot een storing van of schade aan het ene of het andere apparaat.
Sluit de Bus-kabel van de module op de overeenstemmende P-, Q- en E-klemmen van het communicatieklemmenblok aan.
Anderzijds sluit u de HP/HP klemmen aan in de elektrische aansluitkast van de binnenunit.
Pagina 4-30 van 56
4.3 Hydraulische module
4.3.1 Plaatsing en bevestiging Kies een plaats die aan de volgende voorwaarden voldoet:
- Veilige plaats die het gewicht van de binnenunit kan dragen, die op een verticaal vlak moet worden geïnstalleerd.
- Plaats zonder risico’s op aanwezigheid van ontvlambare gassen.
- Plaats waar voldoende ruimte voorzien is voor het onderhoud.
- Plaats waar de leidingen en de kabels van de buiten- en de binnenunits zich binnen de toegelaten limieten bevinden.
- Respecteer zeker de minimumafmetingen van de ruimte rond het apparaat die in het schema hieronder worden weergegeven.
- Zorg ervoor dat de deur volledig kan opendraaien.
Pagina 4-31 van 56
Bij de hydraulische module en de optie zonne-energie (extra module als optie) wordt een muurbevestigingshaak meegeleverd.
Voor ieder element volstaat het om de haak op de muursteun te bevestigen en het element aan die haak te hangen. Zie het schema hieronder.
5 cm 13 cm 13 cm 5 cm
9 mm
10 cm
25 cm 25 cm
Pagina 4-32 van 56
4.3.2 Hydraulische aansluitingen
Het is aangeraden om de installatie te spoelen voordat u de hydraulische module aansluit. Verwijder in ieder geval het slib in het kader van een installatie in een renovatieproject.
Gebruik bij voorkeur aangepaste pakkingen (vezel of o-ringen) of teflon- of henneptape en dichtingspasta of synthetische pasta, afhankelijk van het geval.
Algemeen gesteld moeten alle afdichtingen worden uitgevoerd volgens de regels van het vak die van toepassing zijn op verwarmingsinstallaties.
Er moet in ieder geval een vuilfilter met magneet worden geïnstalleerd op de moduleretour, zodat iedere afzetting van resten wordt voorkomen. Deze zal dan ook op regelmatige tijdstippen worden gecontroleerd en gereinigd. Op de hoge punten van de waterkringen worden ontluchters voorzien.
De watertoevoer wordt uitgerust met een ontkoppeling of met twee afsluitkleppen.
4.3.2.1 Hydraulische principeschema’s
De hydraulische aansluiting is voor iedere installatie anders: zie in dit verband de principeschema's hierna of neem contact op met de technische dienst van Climacon voor een specifiek schema voor uw project en voor de precieze configuratie van het project.
De lijst van de aanbevolen toebehoren wordt op de schema's aangeduid volgens de lijst hieronder:
Accessoires nécessaires
1 Capteurs Solaires
2 Preparateur ECS Tri-energie
3 Ballon tampon
4 Vanne 3 voies inverseuse
5 Kit Radio 2 Zones
6 Circulateur
7 Vanne 3 voies mélangeuse 0-10V
0 Option solaire
Aansluitschema warmtepomp met één enkele kring zonder warm tapwater en zonder buffervat.
Noodzakelijke toebehoren:
Zonnecollectoren
Optie zonne-energie
Bereider warm tapwater tri-energie
Buffervat
Omkeerdriewegafsluiter
Radiokit 2 zones
Circulatiepomp
Mengdriewegafsluiter 0-10
Ruimte thermostaat 8
Pagina 4-33 van 56
Aansluitschema warmtepomp met één enkele kring met warm tapwater en zonder buffervat.
Groep Gedeelte WP
Verwarmingskring vloerverwarming
zonder mengventiel
Groep Gedeelte WP
Verwarmingskring vloerverwarming
zonder mengventiel
Bereider warm tapwater
Pagina 4-34 van 56
Zonne-energie
Aansluitschema warmtepomp met één enkele kring met warm tapwater, zonder buffervat en met optie zonne-energie (warm tapwater)
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met één vertrek en een buffervat
Zonnecollectoren
Groep
Groep
Gedeelte WP
Bereider warm tapwater
Verwarmingskring vloerverwarming
Zonne-energie
Gedeelte WP
Buffervat verwarming, zwembad, …
Kring nr 1; vb: salon = vloerverwarming water op 30°C
Pagina 4-35 van 56
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met twee vertrekken en een buffervat
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met drie vertrekken en een buffervat
Pagina 4-36 van 56
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met één vertrek (vloerverwarming) en warm tapwater, met buffervat
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met twee vertrekken (vloerverwarming) en warm tapwater, met buffervat
Kring nr 1; vb: salon = vloerverwarming water op 30°C
Bereider warm tapwater
Buffervat verwarming,zwembad, …
Groep Gedeelte WP
Pagina 4-37 van 56
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met drie vertrekken (vloerverwarming) en warm tapwater, met buffervat
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met één vertrek (vloerverwarming) en warm tapwater, met buffervat en optie zonne-energie (warm tapwater + verwarming)
Zonnecollectoren
Kring nr 1; vb: salon = vloerverwarming water op 30°C
Buffervat verwarming,zwembad, …
Bereider warm tapwater
Groep Gedeelte WP
Zonne-energie
Pagina 4-38 van 56
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met twee vertrekken (vloerverwarming en radiatoren) en warm tapwater, met buffervat en optie zonne-energie (warm tapwater + verwarming)
Aansluitschema afzonderlijke warmtepomp met drie vertrekken (vloerverwarming, radiatoren en zwembad) en warm tapwater, met buffervat en optie zonne-energie (warm tapwater + verwarming) en luchtunits (alleen hybride versie)
Zonnecollectoren
Groep Zonne-energie
Gedeelte WP
Bereider warm tapwater
Buffervat verwarming,zwembad, …
Zone vloerverwarming Zone vloerverwarming
1
2
5 5
4
8
6
6
4 3
4
0
Pagina 4-39 van 56
4.3.2.2 Aansluiting van het primaire hydraulische net
Voor optimale prestaties en een goede werking van het systeem, is het aanbevolen om een buffervat te plaatsen. Deze oplossing is alleen facultatief (maar aanbevolen) voor de toepassing met één enkele kring op vloerverwarming, maar is in alle andere gevallen verplicht.
Het minimumvolume van die buffervat wordt in de volgende tabel aanbevolen:
Toepassingen afzonderlijke warmtepomp (of warmtepomp + aflossing/bijkomend systeem)
Vermogen Minimumvolume
tot 12 kW 100 liter
Tot 18 kW 200 liter
Toepassingen warmtepomp + zonne-energie (of warmtepomp + aflossing/bijkomend systeem)
Vermogen Minimumvolume
tot 12 kW 300 liter
Tot 18 kW 500 liter
Sluit de vertrekkende en aankomende leidingen van de module in het onderste gedeelte van de hydraulische module aan en houd daarbij rekening met de stroomrichting in het buffervat.
De hydraulische aansluitingen hebben de volgende diameters:
Ingang/Uitgang Aansluiting
Vertrek module 1” met buitenschroefdraad
Retour module 1” met buitenschroefdraad
Het is verplicht om een vuilfilter met magneet aan de ingang van de hydraulische module te plaatsen. Deze zal op regelmatige tijdstippen worden gecontroleerd en gereinigd.
Gebruik bij voorkeur bochten met een grote straal om het net te optimaliseren en het drukverlies zoveel mogelijk te beperken. Het is eveneens aanbevolen om de hydraulische module aan te sluiten met behulp van aangepaste verbindingsslangen, zodat het geluid en de trillingen niet op het gebouw en de secundaire netten kunnen worden overgebracht.
De primaire circulatiepomp van de hydraulische module laat een maximaal drukverlies toe in overeenstemming met de tabel hieronder.
Vermogen module 6 kW 8 kW 10 kW 12 kW 14 kW 16 kW 18 kW Drukval hydraulische module mWK 0,31 0,54 0,83 1,18 1,59 2,07 2,6 Opvoerhoogte pomp mWK 6,8 6,3 6 5,7 5,2 4,5 3,8 Beschikbare opvoerhoogte mWK 6,49 5,76 5,17 4,52 3,61 2,43 1,2
OPGELET: Als de drukverliezen van het primaire net (of het totale drukverlies van de verwarmingsnetten bij rechtstreekse aansluiting op de vloerverwarming) hoger liggen dan de waarden die in de tabel hierboven worden vermeld, kunnen de prestaties van het systeem veel
Pagina 4-40 van 56
lager liggen - niet alleen op het vlak van het geproduceerde vermogen, maar ook op het vlak van de COP. Tevens is het mogelijk dat het toestel in storing gaat.
Sluit de veiligheidsklep op een afvoer aan en sluit de toevoer van stadswater aan die nodig is om de installatie te vullen.
4.3.2.3 Aansluiting van het hydraulische zonnenet (bij optie zonne-energie)
De hydraulische aansluiting is voor iedere installatie anders: zie in dit verband de principeschema's hierna of neem contact op met de technische dienst van Climacon voor een specifiek schema voor uw project en voor de precieze configuratie van het project.
Sluit de vertrekkende en aankomende buizen van het zonnesysteem in het bovenste en het onderste gedeelte van de extra module aan en respecteer daarbij de stroomrichting naar de collectoren (zonnepanelen) en naar de elementen (voorbereider warm tapwater en/of buffervat).
De hydraulische aansluitingen hebben de volgende diameters:
Ingang/Uitgang Aansluiting
Vertrek module ¾” met buitenschroefdraad
Retour module ¾” met buitenschroefdraad
Gebruik bij voorkeur bochten met een grote straal om het net te optimaliseren en het drukverlies zoveel mogelijk te beperken. Het is eveneens aanbevolen om geringde verbindingen van roestvrij staal te gebruiken en om de hydraulische module aan te sluiten met behulp van aangepaste verbindingsslangen, zodat het geluid en de trillingen niet op het gebouw en de secundaire netten kunnen worden overgebracht.
De zonnecirculatiepomp van de extra module laat een maximaal drukverlies toe in overeenstemming met de tabel hieronder.
Vermogen Max. drukverlies
Alle vermogens 9.000 mm WK
OPGELET: Als de drukverliezen van het zonnenet hoger liggen dan de waarden die in de tabel hierboven worden vermeld, kunnen de prestaties van het systeem veel lager liggen - zowel op het vlak van het geproduceerde vermogen als op het vlak van de werking van de automatische lediging.
Sluit de toevoer van stadswater aan die nodig is om de installatie te vullen.
4.3.2.4 Aansluiting van de secundaire hydraulische netten (verwarming en/of koeling)
In het geval van een renovatie of als de verwarmingsinstallatie al met een driewegafsluiter is uitgerust, moeten verplicht servomotoren van 24v 0-10v worden gebruikt; anders kan de aansluiting op de regeling niet worden uitgevoerd.
De hydraulische aansluiting is voor iedere installatie anders: zie in dit verband de principeschema's hierna of neem contact op met de technische dienst van Climacon voor een specifiek schema voor uw project en voor de precieze configuratie van het project.
Pagina 4-41 van 56
Servomotor Meibes 66341.7
Dipswitch S1 en S2 dienen beide naar boven staan. S1 op inverse werking. S2 op 0-10V.
Pagina 4-42 van 56
Elektrische aansluitingen :
Apsilone 0-10V GND 0V +24V
Meibes 3(wit) 1(zwart) 2(rood) * Op Apsilone tussen GND en 0V brug leggen
4.3.2.5 Hydraulische zonnekring met water vullen (bij optie zonne-energie)
Controleer de bevestiging van de leidingen, de stevigheid van de aansluitingen en de stabiliteit van de binnenunit.
Controleer de stroomrichting van het water.
Controleer of alle kleppen open staan – met uitzondering van de aftap- en de vulkleppen.
Vul de installatie met water en let daarbij op het peil dat op de zonnetank in de optionele module wordt weergegeven.
Laat het water stijgen tot het maximumpeil dat wordt aangegeven en controleer de dichtheid van het net.
Pagina 4-43 van 56
4.3.2.6 Secundaire hydraulische netten met water vullen (verwarming en/of koeling)
Controleer de bevestiging van de leidingen, de stevigheid van de aansluitingen en de stabiliteit van de binnenunit.
Controleer de stroomrichting van het water.
Controleer of alle kleppen open staan – met uitzondering van de aftap- en de vulkleppen.
Vul de installatie met water en controleer of alle kringen van de centrale verwarming volledig ontlucht zijn.
Breng de koude druk op ongeveer 1 bar en controleer de dichtheid van het net.
4.3.3 Elektrische aansluiting
4.3.3.1 Algemeen
De elektrische aansluiting van zowel de algemene voeding van de hydraulische voeding als van de toebehoren van de kringen (circulatiepompen, sonde, V3V enz…) gebeurt rechtstreeks op de vermogenskaart in de elektrische kast met behulp van insteekbare klemmenblokken.
Ontkoppel nooit enige verbinding zolang de module onder spanning staat.
Pagina 4-44 van 56
4.3.3.2 Elektrische aansluitingen hydraulische module :
Benaming Omschrijving
VS SOL Driewegventiel voorrang zonnecollector
Pompe CZ1 Pomp circuit 1
Pompe CZ2 Pomp circuit 2
P-V.ECS Pomp / driewegventiel voorrang san.ww
PP / Aux Pomp zwembad
RA / Acc Uitgang 230V
SECTOR Voeding mono 230V – 16 A
C.P. Drukopnemer optioneel (niet bijgeleverd)
Sd. Sol Sensor zonnecollector (NTC 10K bijgeleverd)
Sd. BT Sensor buffervat (NTC 10K bijgeleverd)
Sd. 1 Sensor vertrek circuit 1 (NTC 10K bijgeleverd)
Sd. 2 Sensor vertrek circuit 2 (NTC 10K bijgeleverd)
Sd. ECS Sensor san.ww (NTC 10K bijgeleverd)
Sd. PP Sensor zwembad (NTC 10K bijgeleverd)
Th. 1 Ruimtethermostaat circuit 1 (contact NO)
Th. 2 Ruimtethermostaat circuit 2 (contact NO)
Sec 1 Veiligheidsthermostaat circuit 1 (contact NC)
Sec 2 Veiligheidsthermostaat circuit 2 (contact NC)
FS PP Flow switch zwembad
V3V (1) Voeding 3WV 0-24V en signaal 0-10V circuit 1
V3V (2) Voeding 3WV 0-24V en signaal 0-10V circuit 2
Int / Forc. Vrijgave warmtepomp
app. ECS Bijverwarming san.ww (opgelet potentiaal vrij contact. Externe relais te gebruiken)
App. Bijverwarming buffervat (opgelet potentiaal vrij contact. Externe relais te gebruiken)
Rel. Verwarmingsketel (contact NO)
BUS GR Busverbinding naar buitenunit PQE
BUS TR Busverbinding naar weersafhankelijke sensor, afstandsbediening, Camanet
Pagina 4-45 van 56
4.3.3.3 Positionering van de aansluitstekkers
Solaire
Circuit 1
Circuit 2
ECS
Piscine
Releve / Appoint
Alim / BUS
4.3.3.4 Aansluiting van de elektrische voeding
Dit apparaat is voorzien om te werken met een nominale spanning van 230 volt 50 Hz.
De hydraulische module moet worden gevoed door een speciale lijn die op de kop wordt beveiligd door een bipolaire hoofdzekering met C-curve van 16 A. De diameter van de voedingskabel bedraagt minstens 2,5 mm².
Sluit de algemene elektrische voeding van de module op de overeenstemmende fase- (L), neutraal- (N) en aardings- (T) klemmen van het klemmenblok van de vermogenskaart aan.
Draai de schroeven van de klemmenblokken stevig vast.
Als ze niet perfect vast zitten, kan er oververhitting ontstaan, die uiteindelijk tot een storing of zelfs een brand zou kunnen leiden.
Er moet een goede aarding worden voorzien.
Zonnecollector
Circuit 1
Circuit 2
San ww
Zwembad
Bijkomende verwarming
Voeding / Bus
Pagina 4-46 van 56
4.3.3.4.1 Doorsnede van de kabel van de elektrische voeding
Referentie hydraulische module Doorsnede in mm² (bv.: 3G…)/Lengte in meter (m)
2,5 mm² 4 mm²
NHM-180W/N1 25 40
4.3.3.5 Aansluiting van de communicatiebus groep (BUS GR)
Gebruik voor de aansluiting van de onderlinge aansluitingen een afgeschermde kabel (6/10 of 8/10 met minstens 2 paren en een afscherming).
OPGELET: een aansluitingsfout kan leiden tot een storing van of schade aan het ene of het andere apparaat.
Sluit de BUS-kabel van de module op de overeenstemmende P-, Q- en E-klemmen van het communicatieklemmenblok aan.
Let op: koppel de communicatie PQE nooit aan of af zolang het toestel onder spanning staat.
Anderzijds sluit u de HP/HP klemmen aan in de elektrische aansluitkast van de binnenunit.
4.3.3.6 Aansluiting van de communicatie bus toebehoren (BUS TR)
Gebruik voor de aansluiting van de onderlinge aansluitingen van de toebehoren een afgeschermde kabel (6/10 of 8/10 met minstens 2 paren en een afscherming).
OPGELET: een aansluitingsfout kan leiden tot een storing van of schade aan het ene of het andere apparaat.
Het is mogelijk om meerdere toebehoren op hetzelfde BUS TR-klemmenblok aan te sluiten.
Aansluiting van de buitensonde
Sluit de buitensonde op een van de twee ‘Bus TR’-klemmen aan en respecteer daarbij de overeenstemmende aanduidingen ‘+ 12V’, ‘G (OV)’ en ‘D(BUS)’ van de regelkaart.
Aansluiting van een externe display (optie)
Sluit de externe display op een van de twee ‘Bus TR’-klemmen aan en respecteer daarbij de overeenstemmende aanduidingen ‘+ 12V’, ‘G (OV)’ en ‘D(BUS)’ van de regelkaart.
Aansluiting van de radio-ontvanger (optie)
Sluit de radio-ontvanger op een van de twee ‘Bus TR’-klemmen aan en respecteer daarbij de overeenstemmende aanduidingen ‘+ 12V’, ‘G (OV)’ en ‘D(BUS)’ van de regelkaart.
Aansluiting van de Camanet-kaart (optie)
Sluit de Camanet-kaart op een van de twee ‘Bus TR’-klemmen aan en respecteer daarbij de overeenstemmende aanduidingen ‘+ 12V’, ‘G (OV)’ en ‘D(BUS)’ van de regelkaart.
Pagina 4-47 van 56
4.3.3.7 Aansluiting van de zonnekit (optie)
Aansluiting van de extra module
Sluit de aansluitstekker ABCDE van de extra module aan op de overeenstemmende aansluitstekker die in de elektrische kast van de basismodule beschikbaar is.
Aansluiting van de zonnesonde Sd.Sol
Plaats de ‘SOL’-sonde op de daarvoor voorziene plaats in de laatste zonnecollector en sluit ze vervolgens aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. Er is geen polariteit.
Aansluiting van de Sd.BT-sonde
Plaats de ‘BT’-sonde aan op de daarvoor voorziene plaats in de buffervat (bij voorkeur het bovenste gedeelte van het buffervat) en sluit ze vervolgens aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. Er is geen polariteit.
Aansluiting van driewegventiel solar/verwarming
Sluit deze aan op VS SOL
4.3.3.8 Aansluiting van de kringen
4.3.3.8.1 Kring 1:
Pomp (circulatiepomp)
Sluit de circulatiepomp van de kring op de overeenstemmende fase- (L), neutraal- (N) en aardings- (T) klemmen van het klemmenblok van de vermogenskaart aan.
Vertreksonde
Plaats de sonde ‘Kring nr. 1’ op de vertrekbuis van de kring na de pomp en de driewegafsluiter en sluit ze vervolgens aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. Er is geen polariteit.
Driewegafsluiter
Sluit de servomotor van de afsluiter aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart.
OPGELET: Het is mogelijk dat bij servomotoren met 3 draden (0, +24 en signaal) of sommige andere servomotoren met 4 draden (zie hiervoor de handleiding van de servomotor) een brug moet worden geplaatst tussen de '0V (-24)/GND'-voeding en het signaal van het insteekbare klemmenblok.
Omgevingsthermostaat
In het geval van een thermostaat met een draad
Sluit de thermostaat aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. (contact NC) In het geval van de ‘CALEO’-thermostaat (optie), er is geen enkele bekabeling nodig.
OPGELET: Als er geen omgevingsthermostaat (met draad of Caleo) wordt gebruikt, moet in ieder geval een brug op de aansluitstekker worden geplaatst.
Pagina 4-48 van 56
Veiligheid
Sluit de veiligheidslijn (veiligheidsthermostaat vloer enz.…) op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart aan. (contact NC)
OPGELET: Als er geen veiligheidsapparatuur of -lijn wordt gebruikt, moet in ieder geval een brug op de aansluitstekker worden geplaatst.
4.3.3.8.2 Kring 2:
De aansluiting van kring nr. 2 is identiek aan kring nr. 1. Bekijk daarom de vorige aanduidingen.
4.3.3.8.3 Kring warm tapwater:
Omschakelventiel of omkeerafsluiter (toepassing ‘prioriteit warm tapwater’)
Sluit het omschakelventiel (met veerbekrachtiging)) van de kring op de overeenstemmende fase- (L), neutraal- (N) en aardings- (T) klemmen van het klemmenblok van de vermogenskaart aan. Bij de omkeerafsluiter type LRA230A (fase bekrachtigd) dient enkel de witte (3) op de op deze kring worden aangesloten, de overige draden dienen van spanning te worden voorzien (bvb: klemmen L en N van aansluitklem RA/ACC)
Warm tapwatersonde
Plaats de ‘ECS’-sonde op de daarvoor voorziene plaats in de voorbereider (buffervat) van het warm tapwater (bij voorkeur het bovenste gedeelte van het buffervat) en sluit ze vervolgens aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. Er is geen polariteit.
Bijverwarming warm tapwater
De regeling van de hydraulische module beheert een elektrische bijverwarming voor het warme tapwater (contact NO).
Het contact is voorzien om te werken onder een nominale spanning van maximaal 230 volt 50 Hz en een maximale stroomsterkte van 3 A. Om die reden moet een extern relais ten opzichte van de module worden gebruikt.
Bovendien, en met het oog op de inachtneming van de geldende normen, moet de externe bijverwarming van het warme tapwater voor de module worden gevoed door een aparte kabel die wordt beveiligd door een hoofdzekering met C-curve, die werd gekalibreerd volgens het vermogen van de bijverwarming (bijvoorbeeld gewoonlijk 16A voor 3 kW standaard elektrische bijverwarming monofasig).
De voedingskabel zal ook worden gekalibreerd volgens het vermogen van de bijverwarming (bijvoorbeeld gewoonlijk 2,5 mm² voor 3 kW elektrische bijverwarming standaard monofasig).
Bekabel de bijverwarming volgens het hieronder afgebeelde schema
Pagina 4-49 van 56
L
N
Résistance électrique
C
B
A
A = DisjoncteurB = RelaisC = Contact appoint
A = Hoofdzekering B = Relais C = Contact bijverwarming
Elektrische weerstand
Pagina 4-50 van 56
4.3.3.8.4 Kring zwembad:
Pomp (circulatiepomp)
Sluit de circulatiepomp van de kring op de overeenstemmende fase- (L), neutraal- (N) en aardings- (T)klemmen van het (PP (Aux)) klemmenblok van de vermogenskaart aan.
Sonde zwembad
Plaats de sonde (Sol. PP) voor het zwembad op de vertrekleiding van het zwembad achter de warmtewisselaar en sluit hem vervolgens aan op de overeenstemmende klemmen van de vermogenskaart. Er is geen polariteit.
Debietcontroller zwembad
Sluit de debietcontroller van het zwembad aan op de overeenstemmende klemmen (FS. PP) van de vermogenskaart. (contact NC)
4.3.3.9 Aansluiting bijverwarming van de verwarming en de hulpverwarming met verwarmingsketel
Elektrische bijverwarming
De regeling van de hydraulische module beheert een elektrische bijverwarming (contact NO).
Het contact is voorzien om te werken onder een nominale spanning van maximaal 230 volt 50 Hz en een maximale stroomsterkte van 3 A. Om die reden moet een extern relais ten opzichte van de module worden gebruikt.
L
N
Résistance électrique
C
B
A
A = DisjoncteurB = RelaisC = Contact appoint
Hulpverwarming met verwarmingsketel
De regeling van de hydraulische module beheert de hulpverwarming met verwarmingsketel (contact NO) en houdt gelijktijdig de regeling van de secundaire kringen (nr. 1, nr. 2 en warm tapwater) actief.
Bekabel voor het beheer van de aflossing het contact ‘Rel.’ (contact NO) aan de ingangen van de omgevingsthermostaat van de verwarmingsketel.
Bekabel het contact ‘’Rel’ (contact NO) in serie met de aquastaat van de verwarmingsketel als er geen ingang van dat type aanwezig is.
A = Hoofdzekering B = Relais C = Contact bijverwarming App. Contact NO
Elektrische weerstand
Pagina 4-51 van 56
4.3.3.10 Aansluiting van het verbod (EJP)
De regeling van de hydraulische module beheert de informatie over de geforceerde aflossing of het verbod zoals het EJP, TEMPO enz... (contact NO) en houdt gelijktijdig de regeling van de secundaire kringen (nr. 1, nr. 2 en warm tapwater) actief.
Sluit voor het beheer van de verboden het contact 'INT/For' (contact NO) aan op de overeenstemmende klemmen van de energiemeter of van een schakelaar.
4.4 Koelnet 4.4.1 Principeschema van de koelleidingen
Module hydrauliqueGroupe
4.4.2 Algemeen
Respecteer de wetgeving met betrekking tot de omgang met koelvloeistoffen.
Hardsolderen op koelkring (indien nodig): zilversoldeersel met een gehalte van minstens 40% en onder binnenflow van droge stikstof als enige en uitsluitende oplossing.
Gereedschap: set manometers met slangen die uitsluitend voor HFC’s voorbehouden zijn.
Het is verboden om gereedschappen te gebruiken die eerder in contact zijn gekomen met HCFC (bv. R22) of CFC.
Speciale vacuümpomp voor HFC (POE-olie).
Koelverbindingen: behandelde, gedesoxydeerde, gedeshydrateerde en verzegelde koperbuizen, ontworpen voor koelinstallaties, uitgegloeid of koud gesmeed.
Buiging: alle bochten van buizen moeten zo weinig hoekig mogelijk worden uitgevoerd. De buizen moeten verplicht met behulp van een plooitang worden gebogen.
Snijd de buizen met behulp van een buissnijder op de gewenste lengte zonder dat ze daarbij worden vervormd. Verwijder zorgvuldig de bramen door de buis naar onderen te richten, zodat er geen bramen in de buis terecht komt. Onmiddellijk na het afsnijden dient men de leidingen af te dichten.
Gebruik droge stikstof om bramen uit de buizen te blazen, zodat er geen vochtigheid in terecht komt, die schadelijk kan zijn voor de werking van het apparaat.
Vocht en stof zijn de grootste vijanden van de koelkring. Tref alle nuttige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er tijdens de werken vocht en stof in de kring terecht komen.
Groep Hydraulische module
Pagina 4-52 van 56
4.4.3 Toegelaten lengten en diameters van de buizen
4.4.3.1 Primaire koelleidingen
Respecteer de wetgeving met betrekking tot de omgang met koelvloeistoffen.
Gebruik geen gewone minerale olie op de ‘Flare’-aansluitingen.
Gebruik POE koelolie en vermijd zoveel mogelijk dat ze in de kring doordringt, zodat het materieel zo lang mogelijk meegaat.
Gebruik geen eerder gebruikte buizen.
Gebruik droge stikstof om bramen uit de buizen te blazen, zodat er geen vochtigheid in terecht komt, die schadelijk kan zijn voor de werking van het apparaat.
Vocht en stof zijn de grootste vijanden van de koelkring. Tref alle nuttige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er tijdens de werken vocht en stof in de kring terecht komen.
Vermogen Gasleiding Vloeistofleiding Max. lengte Max.
hoogteverschil
6 kW 1/2 ‘’ 1/4 ‘’ 20 meter 5 meter
van 8 tot 12 kW 5/8 ‘’ 3/8 ‘’ 25 meter 15 meter
16 kW 5/8 ‘’ 3/8 ‘’ 30 meter 20 meter
18 kW 5/8 ‘’ 3/8 ‘’ 30 meter 20 meter
OPGELET: Als de binnenunit en de buitenunit verder uit elkaar staan dan de maximale afstand die in de tabel hierboven wordt vermeld, kan de werking niet worden gegarandeerd.
4.4.4 Aansluitingen
OPGELET: Het is van essentieel belang dat de koelnetten met behulp van stikstof worden geblazen voordat de aansluitingen worden uitgevoerd.
Gebruik geen gewone minerale olie op de ‘Flare’-aansluitingen.
Gebruik POE koelolie en vermijd zoveel mogelijk dat ze in de kring doordringt, zodat de levensduur van het materieel zoveel mogelijk wordt behouden.
Snijd de buizen met behulp van een buissnijder op de gewenste lengte zonder dat ze daarbij worden vervormd.
Verwijder zorgvuldig de bramen door de buis naar onderen te richten, zodat er geen bramen in de buis terecht komt.
Recupereer de wartels op het toestel voordat u ze verwijdt.
Schroef de wartels op de buizen voordat u ze verwijdt.
Voer de verwijding uit en zorg ervoor dat de buis uit de matrix van het flare-apparaat komt.
Controleer na de verwijding de kwaliteit van de kraag. Dat mag geen enkele kras of begin van breuk vertonen.
Pagina 4-53 van 56
Gebruik droge stikstof om bramen uit de buizen te blazen, zodat er geen vochtigheid in terecht komt, die schadelijk kan zijn voor de werking van het apparaat.
Vocht en stof zijn de grootste vijanden van de koelkring. Tref alle nuttige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat die twee elementen tijdens de werken in de kring terecht komen.
In de onderstaande tabel worden de aandraaimomenten gedefinieerd die moeten worden toegepast in functie van de grootte van de moeren die moeten worden aangesloten.
4.4.5 Isolatie
Alle koelverbindingen moeten worden geïsoleerd met behulp van isolatiemateriaal dat geschikt is voor de diameters van de buizen, zodat alle problemen van thermische verliezen en condensatie kunnen worden vermeden – en dit zowel aan de koelverbindingen als op de verdeelaansluitingen.
4.4.6 Dichtheidsproef en vacuümtrekken
Bij de eerste installatie of bij iedere wijziging en/of tussenkomst op de koelleidingen moet verplicht een dichtheidsproef worden uitgevoerd en moet de installatie vervolgens worden vacuüm getrokken.
De dichtheidsproef (met stikstof) wordt uitgevoerd met een druk van 40 bar en duurt minstens 24 uur.
Laat bij deze dichtheidsproef twee afsluiters dicht staan en sluit de manometer aan op de aansluitingen van de afsluiters van de warmtepomp. Zet het systeem met behulp van stikstof onder druk en controleer of er geen lekken zijn ter hoogte van de aansluitingen van de hydraulische module en de buitenunit.
Voer na de dichtheidsproef de stikstof af uit de kring en trek het systeem vacuüm.
Het vacuüm trekken is in geen enkel geval een controle van de dichtheid van de kring.
Het vacuüm trekken is niet alleen nodig om de lucht, maar ook om het vocht uit de installatie te verwijderen. Hierbij wordt het vocht immers van de vloeibare staat in de dampstaat gebracht wanneer het vacuüm dicht genoeg wordt benaderd. Bij een temperatuur van 15°C moet men bijvoorbeeld een onderdruk van 17 mbar bereiken om van de vloeibare staat naar de dampstaat (verzadiging van het water) over te gaan.
Wartel Aandraaimomenten
Pagina 5-54 van 56
Het is verplicht de onderdruk behulp van een vacuümmeter te controleren. Afhankelijk van de omvang van de installatie kan het vacuüm trekken een half uur tot meerdere uren in beslag nemen.
In de meeste gevallen moet de vacuümmeter na afloop van het vacuüm trekken een onderdruk aanduiden die lager ligt dan de dampspanning die met de gemeten temperatuur overeenstemt (zie tabel hieronder).
4.4.7 Extra vulling van koelvloeistof
Vul extra koelvloeistof bij zodra het net vacuüm is getrokken.
De warmtepomp is vooraf gevuld voor een lengte van maximaal 5 lineaire meter.
Voor de extra lengte moet 30 g koelvloeistof per lineaire meter worden toegevoegd.
4.4.8 Operationeel maken van de koelkring
Open na afloop van de extra vulling de dienstafsluiters van de buitengroep, zodat de lading in de groep vrij komt. Trek de slang terug en zet de dop op de afsluiter terug.
Schroef de moeren los, zodat u bij de opening van ieder van de 2 afsluiters kunt. Draai de afsluiters met behulp van een binnen zeskantsleutel helemaal open (linksom) en laat het gas daarbij geleidelijk vrij.
Plaats de twee doppen terug.
5. INDIENSTSTELLING VAN HET SYSTEEM
5.1 Algemeen
OPGELET: Breng de warmtepomp (buitenunit) minstens 8 uur voordat u het systeem in dienst stelt, onder spanning zodat het oliecarter van de compressor opnieuw kan opwarmen en zodat een eventuele beschadiging van dit onderdeel kan worden voorkomen.
Deze operatie dient na iedere langdurige stilstand van het systeem (meer dan 24 uur) te worden uitgevoerd. De indiensstelling van de warmtepomp dient steeds door Climacon te gebeuren, indien dit niet het geval is zien we af van verdere garantie.
Temp. in graden 0 5 10 15 20 25 30 35
Druk in mbar 6,1 8,73 12,2 17 23,3 31,7 42,4 56,2
Pagina 5-55 van 56
5.2 Onder spanning brengen van het systeem
5.2.1 Onder spanning brengen van de warmtepomp (buitenunit)
Controleer of de kabels goed op de verschillende klemmenblokken zijn aangesloten.
Controleer of de voedingsklemmen en de communicatiebusklemmen met elkaar overeenstemmen.
Schakel de hoofdzekering van de elektrische voeding in en controleer of er spanning aanwezig is.
Als een van de klemmen P, Q of E van de BUS GR bij de installatie werd omgekeerd, zal er een communicatiefout optreden nadat alle componenten van het systeem onder spanning zijn gebracht, waardoor het systeem niet kan worden opgestart. Bij een communicatiefout verschijnt op de display op de elektronische kaart van de buitengroep de melding 'E2'.
Enkele seconden na het onder spanning brengen – en als er geen sprake is van een storing – verschijnt op de display op de elektronische kaart van de groep het aantal units die op het net aanwezig zijn.
Tijdens de werking stemt de waarde op die display overeen met een factor (vermogen) dat door de warmtepomp (buitenunit) wordt geproduceerd.
5.2.2 Onder spanning brengen van de hydraulische module
Controleer of de kabels goed op de verschillende klemmenblokken zijn aangesloten.
Controleer of de voedingsklemmen en de communicatiebusklemmen met elkaar overeenstemmen.
Schakel de hoofdzekering van de elektrische voeding in en controleer of de verklikkerlamp ‘ONDER SPANNING’ goed werkt.
Als een van de klemmen P, Q of E van de BUS GR bij de installatie werd omgekeerd, zal er een communicatiefout optreden nadat alle componenten van het systeem onder spanning zijn gebracht, waardoor het systeem niet kan worden opgestart. De display van de hydraulische module zal dan de melding ‘Storing communicatiebus’ laten zien en de display op de elektronische kaart van de buitengroep zal de melding ‘E2’ weergeven.
Pagina 6-56 van 56
6. EISEN OP HET VLAK VAN VERWIJDERING EN VERNIETIGING
De ontmanteling van het apparaat en de verwerking van het koelmiddel, de olie en andere componenten moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de plaatselijke en nationale voorschriften die daarop van toepassing zijn.
Op dit apparaat is het volgende symbool aangebracht:
Dit symbool betekent dat de elektrische en elektronische apparaten afzonderlijk moeten worden geëlimineerd en niet bij het niet-gesorteerde huishoudelijke afval mogen.
Probeer niet om het apparaat zelf te demonteren. De demontage van het systeem en de verwerking van het koelmiddel, de olie en andere componenten moeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde en gecertificeerd vakman in overeenstemming met de plaatselijke en nationale voorschriften die daarop van toepassing zijn. De units moeten worden verwerkt in gespecialiseerde installaties voor hergebruik of recyclage. Door u te verzekeren dat het apparaat op een correcte manier wordt geëlimineerd, helpt u om de potentieel nefaste effecten op het milieu en de gezondheid te voorkomen. Gelieve voor meer informatie contact op te nemen met de dienst en de klantenservice van Climacon of de plaatselijke overheidsdiensten.
Top Related