De Energie Update is een uitgave van het Energy Team van Loyens & Loeff. Deze digitale update verschijnt tweewekelijks. De uitspraken zijn voorzien van een beknopte samenvatting waarbij de vindplaats (inclusief hyperlink) onderaan elke uitspraak is opgenomen.
Rechtspraak
WOZ-waarde van windturbines (van een type dat niet meer gemaakt wordt) is door heffingsambtenaar, ook na vermindering door de Rechtbank, te hoog vastgesteld. Bij de waardebepaling zijn onjuiste percentages gehanteerd voor de technische en functionele veroudering alsmede voor de werktuigenvrijstelling.In hoger beroep is in geschil of de WOZ-waarde van de windturbines met ondergrond per waardepeildatum
1 januari 2009 ook na vermindering door de Rechtbank, te hoog is vastgesteld. Belanghebbende voert aan dat de
heffingsambtenaar bij de waardebepaling onjuiste percentages heeft gehanteerd voor de technische en functionele
veroudering alsmede voor de werktuigenvrijstelling, welke percentages door de Rechtbank in haar uitspraak onverkort
zijn overgenomen. Daarnaast dient volgens belanghebbende van een lagere vervangingswaarde te worden uitgegaan.
Ingevolge art. 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onroerende zaak worden bepaald op de waarde
die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend als de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen
worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in
gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt in het onderhavige geschil als waardepeildatum 1 januari 2009. Bij onroerende
zaken die niet dienen als woning, geldt art. 17, lid 3, Wet WOZ, waarin is bepaald dat in afwijking van het tweede lid
van art. 17, de waarde van de onroerende zaak wordt bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere
waarde dan die ingevolge het tweede lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met
de aard en de bestemming van de zaak en de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele
veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. Tussen partijen is niet in geschil
dat de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2009 dient te worden bepaald op de wijze als bedoeld in art. 17,
derde lid, Wet WOZ.
Oktober 2013 - nummer 19
(23 september tot en met 7 oktober 2013)
Energie Update
2
Anders dan de heffingsambtenaar betoogt, acht het Hof belanghebbende in het kader van de waardering van de
onroerende zaak niet gebonden aan de uitkomsten zoals neergelegd in de ten processe bedoelde taxatiewijzers.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt
dat belanghebbende in het overleg dat heeft geleid tot de totstandkoming van de taxatiewijzers, of de aanpassing
daarvan, op enigerlei wijze (juridisch bevoegd) werd vertegenwoordigd door één van de betrokken overlegpartners,
noch dat belanghebbende zich tegenover de heffingsambtenaar op enigerlei andere wijze zou hebben gebonden aan
de uitkomsten van dat overleg. Voorts dient te worden benadrukt dat de bedoelde taxatiewijzers slechts hulpmiddelen
vormen ter bepaling van de gezochte waarde.
Het Hof acht de heffingsambtenaar met het louter verwijzen naar de taxatiewijzer niet erin geslaagd de nader door hem
vastgestelde waarde aannemelijk te maken. Nu de windturbines van het type E-66 niet meer worden gemaakt, kunnen
naar het oordeel van het Hof de vervangingskosten van dit type in het kader van de beantwoording van de in geschil
zijnde vraag worden gevonden in de opgave van de producent van de windturbines waarbij de aanschafprijs van de
Enercon windturbine type E-66 in 2006 € 1.452.000 bedroeg. Nu dit een prijsopgave van de producent betreft met
betrekking tot hetzelfde type windturbine als dat van belanghebbende acht het Hof dit het meest juiste uitgangspunt.
Voor wat het percentage van de werktuigenvrijstelling betreft, stelt de heffingsambtenaar zich, onder verwijzing naar de
taxatiewijzer, op het standpunt dat dit voor de onderhavige windturbines 30 bedraagt. Belanghebbende stelt, volgens het
Hof terecht, dat dit te laag is omdat de windturbines van het type Enercon, zoals bij de onderhavige onroerende zaak,
een geheel andere energie-overbrengingstechniek hebben welke gepaard gaat met een beduidend grotere hoeveelheid
elektronica dan vergelijkbare windturbines van andere producenten. Het Hof acht voor de werktuigenvrijstelling van de
windturbines een percentage van 35 aannemelijk.
Tot slot dient te worden gekeken naar de bepaling van de omvang van de technische afschrijving en het geschil omtrent
de restwaarde van de windturbines. Het Hof acht aannemelijk – zoals belanghebbende heeft gesteld – dat het op grond
van gemeentelijk en provinciaal beleid uitgesloten is dat na ommekomst van de gebruiksduur van de onderhavige
windturbines op de huidige locatie van de onroerende zaak wederom windturbines zullen kunnen worden geplaatst.
Derhalve dient bij de bepaling van de restwaarde niet alleen rekening gehouden te worden met de verkoopopbrengst
van de na buitengebruikstelling resterende materialen, maar dient eveneens rekening te worden gehouden met de aan
de verwijdering van de fundering van de windmolens verbonden kosten ten einde de ondergrond weer in de oude staat
(weiland) terug te brengen. Hoger beroep gegrond.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 september 2013, zaak 12/00012, ECLI:NL:GHARL:2013:7343
Hoge Raad bevestigt oordeel Hof dat de warmtekrachtkoppelingsinstallatie een onroerende zaak is: zij is naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, en die bestemming is naar buiten kenbaar. Bij verkoop van de warmtekrachtkoppeling is derhalve overdrachtsbelasting verschuldigd.Belanghebbenden X1 en X2 B.V. hebben bezwaar gemaakt tegen de voldoening van overdrachtsbelasting in het kader
van een sale-en-lease-backtransactie met betrekking tot een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (hierna: WKK) met
toebehoren. Het Hof heeft in haar arrest van 7 maart 2012 (zaak BK-11/002655) overwogen dat de WKK deel uitmaakt
van een complex waarin belanghebbende haar onderneming ter plaatse exploiteert en dat de WKK zowel visueel
als functioneel een geheel vormt met de overige onderdelen van het complex en dat derhalve de WKK naar aard en
inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en dat die bestemming naar buiten kenbaar is. Het Hof heeft
voorts geoordeeld dat de WKK moet worden aangemerkt als hetzij een zelfstandige onroerende zaak dan wel een
bestanddeel van het gebouw waarin de WKK is geplaatst, een en ander in de zin van artikel 3:3 BW.
3
De vraag of een object een onroerende zaak is in de zin van art. 2, lid 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer
moet worden beantwoord naar civielrechtelijke maatstaven. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 1997,
nr. 16404, NJ 1998/97 (Portacabin), is daarbij in een geval als het onderhavige van belang of de WKK naar aard en
inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, waarbij moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor
zover deze naar buiten kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van de WKK:
verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2005. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid
bestaat om de WKK te verplaatsen. Het oordeel van het Hof is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk of onvoldoende
gemotiveerd.
In cassatie bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het Hof. Beroep in cassatie ongegrond.
Hoge Raad 27 september 2013, zaak 12/01929, ECLI:NL:HR:2013:CA0813
Autoriteit Consument en Markt (ACM)
Methodebesluiten Zaak 103998 – Methodebesluit regionale netbeheerders gas voor de periode 2014-2016.Methodebesluit regionale netbeheerders gas (2014-2016), 26 september 2013
Bijlage 1 Uitwerking van de methode in formules (zaak 103998)
Bijlage 2 WACC-methode bij methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage 3 Reactie ACM op zienswijzen belanghebbenden ontwerp methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage: Staatscourantpublicatie (Staatscourant 2 oktober 2013, nr. 27304)
Zaak 103999 – Methodebesluit regionaal netbeheer elektriciteit voor de periode 2014-2016.Methodebesluit regionaal netbeheer elektriciteit (2014-2016), 26 september 2013
Bijlage 1 Uitwerking van de methode in formules (zaak 103999)
Bijlage 2 WACC-methode bij methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage 3 Reactie ACM op zienswijzen belanghebbenden ontwerp methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage: Staatscourantpublicatie (Staatscourant 2 oktober 2013, nr. 2730)
Zaak 12.0238.52 – Methodebesluit Transporttaken TenneT 2014-2016.Methodebesluit Transporttaken TenneT 2014-2016, 26 september 2013
Bijlage 1 Uitwerking van de methode in formules (zaak 12.0238.52)
Bijlage 2 WACC-methode bij methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage 3 Reactie ACM op zienswijzen belanghebbenden ontwerp methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage: Staatscourantpublicatie (Staatscourant 2 oktober 2013, nr. 27311)
Zaak 12.0238.52 – Methodebesluit Systeemtaken TenneT 2014-2016.Methodebesluit Systeemtaken TenneT 2014-2016, 26 september 2013
Bijlage 1 Uitwerking van de methode in formules (zaak 12.0238.52)
Bijlage 3 Reactie ACM op zienswijzen belanghebbenden ontwerp methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage: Staatscourantpublicatie (Staatscourant 2 oktober 2013, nr. 27310)
4
Zaak 12.0246.52 – Methodebesluit GTS 2014-2016.Methodebesluit GTS 2014-2016, 26 september 2013
Bijlage 1 Uitwerking van de methode in formules (zaak 12.0246.52)
Bijlage 2 WACC-methode bij methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage 3 Reactie ACM op zienswijzen belanghebbenden ontwerp methodebesluiten (2014-2016)
Bijlage: Staatscourantpublicatie (Staatscourant 2 oktober 2013, nr. 27308)
X-factorbesluiten – Elektriciteit.Zaak 13.0782.52 – Vaststelling x-factor TenneT (2014-2016), 26 september 2013
Bijlage: x-factormodel TenneT 2014-2016 (Excel)
Zaak 13.0789.52 – Vaststelling x-factor Cogas Infra & Beheer B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0791.52 – Vaststelling x-factor DELTA Netwerkbedrijf B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0793.52 – Vaststelling x-factor Enexis B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0795.52 – Vaststelling x-factor Liander N.V., 30 september 2013
Zaak 13.0797.52 – Vaststelling x-factor Endinet B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0799.52 – Vaststelling x-factor N.V. Rendo, 30 september 2013
Zaak 13.0801.52 – Vaststelling x-factor Stedin Netbeheer B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0803.52 – Vaststelling x-factor Westland Infra Netbeheer B.V., 30 september 2013
X-factorbesluiten – Gas.Zaak 13.0840.52 – Vaststelling x-factor GTS (2014-2016), 26 september 2013
Bijlage: x-factormodel GTS 2014-2016 (Excel)
Zaak 13.0790.52 – Vaststelling x-factor Cogas Infra & Beheer B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0792.52 – Vaststelling x-factor DELTA Netwerkbedrijf B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0794.52 – Vaststelling x-factor Enexis B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0796.52 – Vaststelling x-factor Liander N.V., 30 september 2013
Zaak 13.0798.52 – Vaststelling x-factor Endinet B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0800.52 – Vaststelling x-factor N.V. Rendo, 30 september 2013
Zaak 13.0802.52 – Vaststelling x-factor Stedin Netbeheer B.V., 30 september 2013
Zaak 13.0804.52 – Vaststelling x-factor Westland Infra Netbeheer gas, 30 september 2013
Zaak 13.0805.52 – Vaststelling x-factor Zebra Gasnetwerk B.V., 30 september 2013
5
Publicaties
Documenten gepubliceerd inzake ontwerpbesluit codewijziging criteria spanningsdips.Het ontwerpbesluit (zaak 103556) heeft betrekking op een wijziging van de NetCode Elektriciteit als bedoeld in art. 31,
eerste lid, onderdelen a en f van de E-wet 1998 en de TarievenCode Elektriciteit als bedoeld in art. 27, eerste lid van
de E-wet 1998. Het ontwerpbesluit is gebaseerd op een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders (via Netbeheer
Nederland) van 1 november 2011. ACM heeft een reactie van Energie-Nederland naar aanleiding van (de hoorzitting die
gehouden is op 5 september 2013 in het kader van) het ontwerpbesluit op haar website gepubliceerd. Een verslag van
deze hoorzitting is eveneens gepubliceerd, evenals de zienswijze van VEMW.
Zaak 103556 – Zienswijze Energie-Nederland inzake ontwerpbesluit codewijziging criteria voor spanningsdips,
12 september 2013
Zaak 103556 – Zienswijze VEMW inzake ontwerpbesluit criteria spanningsdips hoogspanningsnetten,
12 september 2013
Verslag hoorzitting inzake codewijziging criteria spanningsdips hoogspanningsnetten, 5 september 2013
Ontwerpbesluiten meettarieven elektriciteit (zaak 13.0836.52) en gas (zaak 13.0835.52).Zaak 13.0835.52 – Ontwerpbesluit meettarieven gas 2014
Zaak 13.0836.52 – Ontwerpbesluit meettarieven elektriciteit 2014
Ter inzagelegging van de ontwerpbesluiten tot vaststelling van de meettarieven elektriciteit en gas 2014 (Staatscourant
30 september 2013, nr. 27223)
Nieuwsberichten ACM: afspraak sluiting kolencentrales nadelig voor consument, 26 september 2013.Nieuwsbericht, 26 september 2013
Notitie ACM over sluiting 5 kolencentrales in SER Energieakkoord
Externe notitie ECN, Effecten van versneld sluiten van de vijf oudste kolencentrales, 24 september 2013
ACM: consumenten en bedrijven besparen 2,1 miljard op energiekosten, 2 oktober 2013.Nieuwsbericht 2 oktober 2013
6
Wet- en regelgeving
Besluit van 10 september 2013, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 17 juni 2013 tot wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen (Stb. 2013, 326) en de Warmtewet.Met dit besluit is vastgesteld dat de wijzigingen in art. I van de Wet tot wijziging van de Warmtewet in verband
met enkele aanpassingen (Staatsblad 2013, 326), zoals in de nota van toelichting wordt gesteld, beslag krijgt per
28 september 2013 (de dag na uitgifte van het besluit in het Staatsblad). De Warmtewet zelf, met uitzondering van
enkele artikelen, zal in werking treden per 1 januari 2014. De uitgezonderde artikelen zien op de rendementstoets zoals
opgenomen in art. 7 van de Warmtewet en op art. 8 dat betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur over
metereisen.
Staatsblad 2013, 358
Besluit van 10 september 2013, houdende regels ter uitvoering van de Warmtewet (Warmtebesluit).Het Warmtebesluit zoals gepubliceerd in het Staatsblad treedt overeenkomstig het daarin vermelde art. 13 in werking
met ingang van 1 januari 2014. Het in het Staatsblad gepubliceerde Warmtebesluit komt vrijwel overeen met het concept
Warmtebesluit (zie de bijlage bij Kamerstukken II, 2010/11, 32 839, nr. 5); slechts is in art. 4 van het besluit bij de
gemiddelde gebruiksafhankelijke gasprijs naast energiebelasting tevens opslag duurzame energie als bedoeld in de Wet
opslag duurzame energie opgenomen.
Staatsblad 2013, 359
Besluit van 17 september 2013 tot vaststelling van de waarde van de economische eigendom bij overdracht van een net voor transport van elektriciteit of een gastransportnet (Besluit waardevaststelling netten voor elektriciteit en voor gastransport).Dit besluit heeft betrekking op de wijze waarop de waarde van de economische eigendom bij overdracht van een
transportnet moet worden vastgesteld in situaties waar de Minister van EZ een netbeheerder heeft aangewezen. Het
uitblijven van de vaststelling van de waarde bij overdracht kan volgens de Minister de bescherming van belangen
van afnemers schaden. In de nota van toelichting bij dit besluit worden voorbeelden gegeven van netten waar bij de
vaststelling van waarde ervan problemen op kunnen leveren. Dit kunnen netten zijn die ofwel niet meer in aanmerking
komen voor een ontheffing op grond van het oude art. 15, tweede lid, E-wet 1998 of art. 2a, tweede lid, Gaswet; ofwel
onder de oude vrijstellingsbepaling vielen vanwege hun beperkte omvang; ofwel behoorden bij recreatieparken waarvoor
in het verleden geen netbeheerder is aangewezen. Het Besluit waardevaststelling netten voor elektriciteit en voor
gastransport treedt volgens art. 10 in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte in het betreffende Staatsblad,
derhalve op 28 september 2013.
Staatsblad 2013, 361
7
Kamerbrieven & Kamervragen
Liberalisering energiemarkten; brief van de Minister van EZ over de vervolgstap met betrekking tot schaliegas, 18 september 2013.In zijn brief aan de Tweede Kamer van 18 september jl. geeft de Minister van EZ aan dat hij heeft besloten over
te gaan tot het opstellen van een structuurvisie/plan-MER voorafgaand aan de besluitvorming over een eventuele
proefboring naar schaliegas waarbij naar heel Nederland gekeken zal worden. Tevens zal de Minister aanvragen voor
opsporingsvergunningen pas weer in behandeling nemen zodra hij kennis heeft genomen van de structuurvisie/plan-
MER.
Kamerstukken II, 2013/14, 28 982, nr. 133
Bijlage: Samenvatting onderzoek naar houding en kennis van Nederlandse burgers ten aanzien van schaliegas
Voorzienings- en leveringszekerheid energie; brief van de Minister van EZ ter aanbieding van de “Rapportage Projectbureau Nieuw Aardgas – status van de transitie hoogcalorisch gas”, 26 september 2013.De Minister geeft in zijn brief van 26 september jl. aan de Tweede Kamer aan dat hij op basis van het rapport heeft
besloten om de transitieperiode voor hoogcalorisch gas (H-gas) voor een laatste keer te verlengen en wel tot 1 oktober
2014. Per die datum zal de limiet aan het gehalte hogere koolwaterstoffen (PE waarde van 8,7%) komen te vervallen
en wordt de maximale Wobbe-index vastgelegd op 55,7 MJ/m3. Dit besluit wordt door de Minister verder in de brief
toegelicht. Daarnaast gaat de Minister in op de onderzoeksresultaten van het Projectbureau Nieuw Aardgas.
Kamerstukken II, 2013/14, 29 023, nr. 149
Bijlage: Rapportage Projectbureau Nieuw Aardgas. Status van de transitie hoogcalorisch gas
Kernenergie; brief van de Minister van EZ over de stand van zaken van een aantal onderwerpen betreffende nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, 30 september 2013.
Kamerstukken II, 2013/14, 32 645, nr. 55
Bijlage: Rapportage van ongewone gebeurtenissen in Nederlandse nucleaire instellingen in 2012
Bijlage: De veiligheid van de kerncentrale Borssele
Bijlage: The Safety of Borssele Nuclear Power Station
Bijlage: De stresstestanalyses van Urenco
Bijlage: Beoordeling stresstestrapport Urenco
Diversen
Nieuwsbericht Belastingdienst.nl: Particulieren met zonnepanelen kunnen ondernemer voor de btw zijn.Nieuwsbericht Belastingdienst.nl, 26 september 2013
8
Nieuwsbericht AgentschapNL: Stand van zaken SDE+ op 19 september 2013.Nieuwsbericht Agentschap NL, 27 september 2013
Nieuwsbericht AgentschapNL: Geen accijnsverhoging op gasvormige brandstoffen.
Nieuwsbericht AgentschapNL, 2 oktober 2013
Nieuwsbericht AgentschapNL: Een nieuw restwarmtenet.Nieuwsbericht AgentschapNL, 2 oktober 2013
Europese ontwikkelingen
Hof van Justitie EU
Arrest in de zaak Industrie du bois de Vielsalm & Cie (IBV) NV tegen Waals Gewest waarbij voor het Hof voor recht wordt verklaard dat art. 7 van Richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling moet worden uitgelegd dat het niet alleen van toepassing is op installaties voor warmtekrachtkoppeling die hoogrenderende installaties zijn in de zin van deze richtlijn. Voorts handelen lidstaten die bij de invoering van nationale steunregelingen voor warmtekrachtkoppeling en de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in art. 7 van Richtlijn 2004/8 en art. 4 van Richtlijn 2001/77, voorzien in versterkte steun, waarvoor alle installaties voor warmtekrachtkoppeling die voornamelijk biomassa valoriseren, met uitsluiting van installaties die voornamelijk hout en/of houtafvalstoffen valoriseren, in aanmerking komen, niet in strijd met het in het Handvest neergelegde beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie.Industrie du bois de Vielsalm & Cie (hierna: IBV) houdt zich met houtzagerij bezig en exploiteert een centrale voor
warmtekrachtkoppeling waarmee zij residuen die voornamelijk afkomstig zijn van deze activiteit valoriseert om in haar
eigen energiebehoeften te voorzien.
De Waalse regering heeft het verzoek van IBV om aanvullende groene certificaten (in de zin van art. 38, § 3, van het
decreet van 2001) bij besluit van 18 juni 2009 afgewezen op grond dat de installatie van IBV niet voldoet aan drie van de
in deze bepaling gestelde voorwaarden, aangezien zij: i) hout gebruikt voor de warmtekrachtkoppeling, ii) geen bijzonder
vernieuwend proces toepast en, iii) zich niet in een perspectief van duurzame ontwikkeling situeert. IBV heeft vervolgens
een beroep tot nietigverklaring van dit besluit ingesteld bij de Raad van State, die heeft geoordeeld dat de Waalse
regering ten onrechte heeft vastgesteld dat in casu niet is voldaan aan de voorwaarden inzake het vernieuwende
karakter van het toegepaste proces en het perspectief van duurzame ontwikkeling waarin de betrokken installatie zich
moet situeren.
De uitsluiting van de installatie van IBV van de betrokken aanvullende steun is gebaseerd op het feit dat deze
installatie hout gebruikt. De Raad van State, die twijfels heeft over de grondwettigheid van deze uitsluiting, heeft
vervolgens de behandeling van de zaak geschorst en het Grondwettelijk Hof verzocht om een prejudiciële beslissing
over de vraag of art. 38, § 3, van het decreet van 2001 art. 10 en 11 van de Grondwet schendt door een verschil in
behandeling in te voeren onder installaties die voornamelijk biomassa valoriseren, aangezien het de installaties voor
warmtekrachtkoppeling uit biomassa waarbij hout of houtafvalstoffen worden gevaloriseerd, uitsluit van het voordeel van
het litigieuze steunmechanisme, terwijl het de installaties voor warmtekrachtkoppeling uit biomassa waarbij alle andere
soorten van afvalstoffen worden gevaloriseerd, in dat mechanisme opneemt.
9
De Waalse regering heeft ondanks het oordeel van de Commission wallone pour l’énergie (CWaPE) dat deze
steunregeling discriminerend zou kunnen zijn, de regeling toch ingevoerd. Zij heeft met name opgemerkt dat het
bestaande systeem volstond om de ontwikkeling van talrijke projecten voor warmtekrachtkoppeling uit hout te
verzekeren, wat niet het geval was voor andere vernieuwende projecten, en dat het inherent is aan het systeem van de
groene certificaten dat de toegekende steun verschilt naargelang van de betrokken sector, de gebruikte brandstof, of
nog, het vermogen van de installatie.
Het Grondwettelijk Hof wenst van het Hof van Justitie EU (hierna: het Hof) te vernemen:
“1) Dient art. 7 van Richtlijn 2004/8, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de art. 2 en 4 van Richtlijn 2001/77
en met art. 22 van Richtlijn 2009/28, in het licht van het algemeen gelijkheidsbeginsel, van art. 6 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie en van de art. 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
(hierna: Handvest), in die zin te worden geïnterpreteerd dat het:
a) alleen van toepassing is op de installaties voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling in de zin van bijlage III van
Richtlijn 2004/8;
b) oplegt, toestaat of verbiedt dat een steunregeling zoals die welke is vervat in art. 38, § 3, van het decreet van
2001, toegankelijk is voor alle installaties voor warmtekrachtkoppeling die voornamelijk biomassa valoriseren
en beantwoorden aan de in dat artikel vastgestelde voorwaarden, met uitsluiting van de installaties voor
warmtekrachtkoppeling die voornamelijk hout of houtafvalstoffen valoriseren?
en 2) Is het antwoord verschillend indien de installatie voor warmtekrachtkoppeling voornamelijk alleen hout dan wel
integendeel houtafvalstoffen valoriseert?”
Het Hof beantwoordt de eerste vraag van het Grondwettelijk Hof zo dat art. 7 van Richtlijn 2004/8 aldus moet worden
uitgelegd dat het niet alleen van toepassing is op installaties voor warmtekrachtkoppeling die hoogrenderende
installaties zijn in de zin van deze richtlijn. Een dergelijke beperking blijkt niet uit de bepalingen welke zien op de
definities en het toepassingsgebied van de Richtlijn 2004/8 en anders dan de Belgische regering stelt, wordt aan
deze uitlegging niet afgedaan door het feit dat in art. 7, lid 2, van de richtlijn wordt verwezen naar de bepalingen van
het Verdrag inzake staatssteun en dat in punt 24 van de considerans van deze richtlijn is verklaard dat staatssteun in
overeenstemming moet zijn met de bepalingen van de communautaire kaderregeling, die inmiddels is vervangen door
de richtsnoeren, waarvan de punten 70 en 112 bepalen dat steun voor warmtekrachtkoppeling verenigbaar is met de
gemeenschappelijke markt wanneer zij betrekking heeft op hoogrenderende warmtekrachteenheden in de zin van
bijlage III bij deze richtlijn.
Een nationale regeling waarbij steun wordt verleend voor warmtekrachtkoppeling moet immers weliswaar, wanneer zij
tevens staatssteun vormt, gelet op deze kwalificatie, ook worden getoetst aan de Unierechtelijke bepalingen inzake
staatssteun, waarvan de toepasselijkheid overigens volledig onverlet wordt gelaten door richtlijn 2004/8, zoals met
name in art. 7, lid 2, ervan is bepaald, maar deze omstandigheid kan geen afbreuk doen aan de afbakening van het
toepassingsgebied van art. 7 die voortvloeit uit het onderzoek in de punten 36 tot en met 38 van het onderhavige arrest.
Ten aanzien van de tweede vraag van het Gemeenschappelijk Hof moet volgens het Hof op het tweede deel van
de eerste vraag en op de tweede vraag worden geantwoord dat het met name in de art. 20 en 21 van het Handvest
neergelegde beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie in de huidige stand van het Unierecht niet eraan in
de weg staat dat de lidstaten bij de invoering van nationale steunregelingen voor warmtekrachtkoppeling en de productie
van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in art. 7 van Richtlijn 2004/8 en art. 4 van Richtlijn
2001/77, voorzien in versterkte steun zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarvoor alle installaties voor
warmtekrachtkoppeling die voornamelijk biomassa valoriseren, met uitsluiting van installaties die voornamelijk hout en/of
houtafvalstoffen valoriseren, in aanmerking komen.
10
Het Hof stelt dat met name op de door de Richtlijnen 2001/77 en 2004/8 nagestreefde doelstellingen en de
doelstellingen van de Unie op milieugebied, de ruime beoordelingsmarge waarover de lidstaten krachtens
deze richtlijnen beschikken bij de vaststelling en de uitvoering van de steunregelingen ter bevordering van
warmtekrachtkoppeling en de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, en de specifieke kenmerken
van deze verschillende soorten biomassa, moet worden vastgesteld dat de verschillende soorten biomassa die voor
warmtekrachtkoppeling kunnen worden gebruikt, zich in het kader van deze steunregelingen niet in een vergelijkbare
situatie bevinden vanuit het oogpunt van een eventuele toepassing van het gelijkheidsbeginsel, waarvan het Unierecht
de eerbiediging verzekert.
HvJ EU, zaak C-195/12 (Industrie du bois de Vielsalm & Cie (IBV) NV tegen Waals Gewest), 26 september 2013
EU Publicatieblad
Mededelingen van de Commissie – Richtsnoeren voor de toepassing van Besluit nr. 377/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad tot tijdelijke afwijking van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.De richtsnoeren zoals opgesteld door de Commissie zien op een consistentere toepassing door de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten van het Besluit nr. 377/2013/EU (“stop-de-tijd”-besluit) dat alleen betrekking heeft op
luchtvaartemissies in 2012. Onder meer wordt aangegeven wanneer verplichtingen in het kader van de ETS (handel in
emissierechten) gehandhaafd dienen te blijven (geografische omvang van de afwijking) en welke gevallen (/vluchten)
onder de afwijking kunnen vallen.
PbEU 4 oktober 2013 C 289/01
Europese Commissie
Speech EU Commissioner for Energy G. Oettinger: ‘The future of TSOs – electricity and gas highways.In zijn speech van 24 september jl. heeft de EU Commissaris voor Energie, Gunther Oettinger, uiteengezet wat de rol
is van transmissiesysteembeheerders (TSOs) in elektriciteit en gas bij veranderingen in de interne energiemarkt, op het
gebied van energie-efficiëntie en met betrekking tot investeringen in nieuwe (slimme) netwerken.
Oettinger gaat daarnaast in op de ontwikkelingen in het kader van de Europese netwerkcodes en de nauwere
samenwerking tussen lidstaten, waarbij onder andere de “Connecting Europe Facility” kan bijdragen aan een betere
integratie van netwerken.
Hij benadrukt tot slot het belang van TSOs om te innoveren en stelt dat het voor TSOs in de gassector een uitdaging zal
worden om bronnen en routes te diversificeren.
Speech EU Commissioner for Energy G. Oettinger, 24 September 2013
11
Europees Parlement
Nieuwsbericht: Schaliegas – ‘fracken’ alleen na milieueffectstudieHet voorstel tot aanpassing van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011
betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals voorgesteld door het
Italiaanse EP-lid Andrea Zanoni is woensdag 9 oktober jl. in stemming gebracht en door het Europees Parlement
aangenomen. Exploratie en winning van niet-conventionele koolwaterstoffen middels ‘fracken’ dient te worden
voorafgegaan door een verplichte milieueffectrapportage.
Persbericht Europees Parlement, 9 oktober 2013
Amendments adopted by the European Parliament on 9 October 2013 on the proposal for a directive of the European
Parliament and of the Council amending Directive 2011/92/EU of the assessment of the effects of certain public and
private projects on the environment
Voor meer informatie over de inhoud van deze update of andere energiegerelateerde vragen, kunt u terecht bij de
contactpersonen voor deze nieuwsbrief:
Loyens & Loeff Energie Team
Elisabetta Aarts (Legal), T +31 20 578 54 50, [email protected]
Léone Klapwijk (Legal), T +31 10 224 66 46, [email protected]
Max Oosterhuis (Legal), T +31 10 224 67 30, [email protected]
Roland de Vlam (Legal), T +31 20 578 55 17, [email protected]
Jeroen Janssen (Tax), T +31 20 578 54 00, [email protected]
Waldo Kapoen (Tax), T +31 20 578 51 14, [email protected]
Niels Muller (Tax), T +31 20 578 52 33, [email protected]
www.loyensloeff.com
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
Disclaimer
Top Related