Een alternatief voor de WOZ;
kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage
SGO3-onderzoek fiche 10
Een alternatief voor de WOZ;
kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage
SGO3-onderzoek fiche 10
Eindrapport
project 004035
versie 1.0
datum 2 april 2014
Inhoudsopgave
Samenvatting 4
1. Inleiding 7
1.1 Aanleiding 7 1.2 Opdrachtformulering 7 1.2.1 Onderzoeksvraag en deelvragen 7 1.2.2 Reikwijdte 8 1.3 Referentiekader 8 1.4 Werkwijze 10 1.5 Indeling rapport 10
2. De huidige wijze van WOZ-waardebepaling 11
2.1 Historie 11 2.2 Wijze van waardebepaling 11 2.3 Uitvoeringskosten 12 2.4 Gebruik van de WOZ-waarde en opbrengsten 14 2.5 WOZ en basisregistraties 15
3. Varianten 16
3.1 Nuloptie 16 3.2 Waardering op basis van geïndexeerde verkoopprijs 20 3.3 Vastgoedgetal 22 3.4 Waardering enkel op basis van basisregistraties 24
4. Weging van de alternatieven 26
5. Conclusies, advies 28
5.1 Conclusies 28 5.2 Advies 29
Bijlage A Bronnen 30
Bijlage B Gebruikte afkortingen 32
pagina
4 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Samenvatting
SGO-3, het overleg van secretarissen generaal dat verantwoordelijk is voor de versnelde effectieve inzet van
basisregistraties laat enkele onderzoeken uitvoeren naar maatregelen, die mogelijk het gebruik van de
basisregistraties kunnen stimuleren en uiteindelijk tot een besparing van kosten kan leiden. Een van die
onderzoeken betreft een onderzoek naar de bepaling van de WOZ-waarde, dat door SGO-3 de titel “Van
subjectieve naar objectieve WOZ-grondslag” heeft meegegeven. De hoofdvraag die in het onderzoek centraal
staat is:
Geef een advies over de vereenvoudiging en verdere objectivering van de WOZ-grondslag gebaseerd op de
basisregistraties, waardoor de uitvoeringslast lager wordt en de acceptatie bij de burger wordt vergroot.
De eerste conclusie is dat de WOZ-waarde op dit moment voldoet en dat er voldoende
verbeteringsmogelijkheden in het huidige systeem zijn om tot een verlaging van de uitvoeringskosten te komen
en betrokkenheid en acceptatie door de burger te vergroten. Er zou vooral actief ingezet moeten worden op het
verlagen van de kosten voor bezwaar en beroep.
Geconcludeerd is dat de WOZ, gelet op de doelstelling van SGO-3, al veel gebruik maakt van basisgegevens
en relaties legt tussen objecten in de BAG, BRK, GBA en NHR. Vanuit het belastingproces zelf worden daar
nog gegevens aan toegevoegd. De WOZ-waarde en bijbehorende gegevens worden steeds breder gebruikt en
daarmee zijn de WOZ-gegevens ook basisgegevens voor andere processen. Diverse andere belastingsoorten
en beleidsterreinen zijn hier van afhankelijk. Ook het gebruik buiten de overheid groeit.
In het algemeen vindt men de kosten/baten verhouding van de WOZ-waarde (kosten: € 150 miljoen vs. baten:
meer dan €9 miljard) geen reden tot zorg. Op basis van de gerealiseerde kosten tot en met 2012 voorzien wij
ook voor de komende vier jaar (vanaf 2013, zonder meeneming van de kosten Bezwaar en beroep) een
trendmatige kostendaling van ca. 2,5% per jaar (meer dan 15 miljoen in de komende 4 jaar).
De WOZ-waarde levert relatief weinig bezwaar (ca 3%) op en kan daarmee als een geaccepteerde
heffingsgrondslag worden beschouwd. Deze conclusie kan ook getrokken worden op basis van het rapport van
de Vereniging Eigen Huis.
De kosten voor Bezwaar en Beroep zijn sterk gestegen en maken al ruim 25% uit van de totale
uitvoeringskosten. Dit komt voor een belangrijk deel door bezwaren die worden ingediend via no-cure-no-
paybureaus, waardoor het erg laagdrempelig is om bezwaar te maken. En overigens zijn in veel gevallen de
gemiddelde baten voor de burger (een lagere OZB aanslag) hierbij aanmerkelijk lager dan de kosten die de
gemeente maakt voor het behandelen van bezwaar en beroep en de proceskosten.
De gemeenten en de Waarderingskamer werken aan manieren om de kosten te besparen en de
informatievoorziening aan de burger te verbeteren. Hierbij valt te denken aan “Doorbraak in Dienstverlening”,
vergaande digitalisering, zoals het gebruik van MijnOverheid, en samenwerkingsverbanden. Hierbij wordt er
echter niet op landelijke implementatie gestuurd.
pagina
5 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Het loskoppelen van het moment van verzenden van de WOZ-waarde en het versturen van de OZB aanslag
leidt mogelijk ook tot minder bezwaar en ook tot een meer gespreide werkdruk bij gemeenten. Ook het
afronden van WOZ-waarden op €5000 nauwkeurig kan helpen om minder bezwaarschriften te krijgen. Hier zal
wel een wetswijziging voor nodig zijn.
Vervolgens is aan de hand van vier varianten onderzocht in hoeverre de heffingsgrondslag voor OZB en
andere belastingen goedkoper kan worden vastgesteld en de grondslag zelf acceptabeler is voor de
belastingbetaler. De reikwijdte is hierbij beperkt tot een grondslag voor woningen. In onderstaande tabel
hebben we de varianten naast elkaar gezet:
Nulvariant Variant 1
Gecorrigeerde
verkoopprijs
Variant 2
Vastgoedgetal
Variant 3
Basisregistratie-
variant
Uitvoeringskosten
Overgangskosten
n.v.t.
Vervangingskosten
n.v.t. n.v.t.
Herverdeeleffecten
n.v.t. ?
Objectiviteit
gemiddeld goed goed goed
Transparantie en
controleerbaarheid
gemiddeld
goed gemiddeld
goed
Gelijkheidsbeginsel
goed
slecht slecht
?
Draagkrachtbeginsel Goed goed n.v.t. ?
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
Een andere methode van waardebepaling moet ook voldoen aan de doelstellingen en uitgangspunten van alle
formele gebruikers, om zodoende het meervoudig gebruik van de heffingsgrondslag voort te kunnen zetten. Zo
worden investeringen voorkomen en wordt de burger niet geconfronteerd met verschillende waardebegrippen.
Hoewel het draagvlak voor een stelselwijziging beperkt is, is het zinvol om te kijken naar alternatieve methoden
die breed toepasbaar zijn, maar de haalbaarheid moet ook niet worden overschat.
De tweede conclusie is dat alternatieve heffingsgrondslagen leiden op het eerste gezicht tot eenvoud, maar de
haalbaarheid ervan moet niet worden overschat. Een breed bruikbare grondslag, die optimaal voldoet aan de
criteria voor zorgvuldige belastingheffing wordt al vlug toch complex en bovendien is er geen draagvlak voor
grote wijzingen in het huidige stelsel. Verwacht kan worden dat een simpeler en transparanter methode voor
het bepalen van de heffingsgrondslag leidt tot een beter begrip. Het is echter niet zonder meer te bepalen
pagina
6 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
wanneer een heffingsgrondslag acceptabeler is voor de belastingplichtige en of dit zich dan zal uiten in minder
bezwaarschriften.
Een andere methode van waardebepaling moet bij voorkeur voldoen aan de doelstellingen en uitgangspunten
van alle formele gebruikers, om zodoende het meervoudig gebruik van de heffingsgrondslag voort te kunnen
zetten. Zo wordt voorkomen dat gebruikers die een waardebegrip nodig hebben zelf moeten investeren in een
methodiek, waarbij de totale kosten hoogstwaarschijnlijk zullen stijgen. Ook wordt de burger dan niet
geconfronteerd met verschillende waardebegrippen.
Simpeler methoden voor waardebepaling leiden bij nadere beschouwing ook weer tot de behoefte aan meer
detail en dus meer complexiteit.
Korte termijn besparingen zijn niet te behalen, het invoeren van een nieuwe grondslag vergt nader onderzoek,
uitvoeringstoetsen en het inzichtelijk maken van de financiële consequenties.
Draagvlak voor een stelselwijziging is beperkt, de WOZ-waarde wordt juist breder toegepast, ook op terreinen
buiten de belastingheffing.
Verwacht kan worden dat een simpeler en transparanter methode voor het bepalen van de heffingsgrondslag
leidt tot een beter begrip. Het is echter niet zonder meer te bepalen wanneer een heffingsgrondslag
acceptabeler is voor de belastingplichtige en of dit zich dan zal uiten in minder bezwaarschriften.
Op grond van het onderzoek en de conclusies komen wij tot de volgende vijf aanbevelingen. Deze
aanbevelingen zijn vooral gebaseerd op de conclusie dat er voldoende ruimte in het bestaande systeem zit om
tot kostenbesparing te komen:
Versterk de kwaliteit en de koppelingen van de basisregistraties waardoor het gebruik van de
basisregistraties verder toeneemt.
Zet stevig in op het terugdringen van de kosten voor bezwaar en beroep. Oplossingen kunnen gevonden
worden in het verbeteren van de communicatie, maar ook in het opleggen van drempels bij het indienen
van bezwaar. De juridische mogelijkheden hiervoor moeten worden onderzocht.
Stimuleer het verder digitaliseringen van processen, bijvoorbeeld door het gebruik van MijnOverheid, en
het creëren van samenwerkingsverbanden om zodoende verder kosten te besparen. Bekijk de
mogelijkheden voor een landelijke invoering van kostenbesparende maatregelen.
Een aantal maatschappelijke processen om tot procesverbetering te komen, zoals Doorbraak in
Dienstverlening lopen al. Biedt daarnaast ruimte aan ontwikkelingen zoals de werkgroep Beter en
concreter die juist ideeën ontwikkelt ten aanzien van een andere methode van waardebepaling. Beter en
concreter levert over ca. een jaar een resultaat op en kan een volgende stap zijn in de ontwikkeling van
een goedkopere en algemeen aanvaarde heffingsgrondslag.
Onderzoek (a) de haalbaarheid om het moment van bekendmaken van de WOZ-waarde en het moment
waarop de OZB-aanslag wordt verstuurd uit elkaar te halen en (b) de haalbaarheid van het naar beneden
afronden van de WOZ-waarde op (bijvoorbeeld) €5000 nauwkeurig. Gekeken dient te worden naar
juridische-/wetgevingsconsequenties en of dit inderdaad leidt tot een grotere acceptatie en minder
bezwaar.
pagina
7 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
SGO-3, het overleg van secretarissen generaal dat verantwoordelijk is voor de versnelde effectieve inzet van
basisregistraties laat enkele onderzoeken uitvoeren naar maatregelen, die mogelijk het gebruik van de
basisregistraties kunnen stimuleren en uiteindelijk tot een besparing van kosten kan leiden. Een van die
onderzoeken betreft een onderzoek naar de bepaling van de WOZ-waarde, dat door SGO-3 de titel “Van
subjectieve naar objectieve WOZ-grondslag” heeft meegegeven.
Hierbij is door SGO-3 de volgende toelichting geformuleerd: “De WOZ waarde is op dit moment de basis voor
verschillende belastingheffingen, waarbij de nauwkeurigheid belangrijk wordt gevonden. Dit maakt het voorstel
kwetsbaar voor politiek-bestuurlijke bezwaren. Omdat een grovere werkwijze besparingen oplevert bij
gemeenten is het belangrijk te onderzoeken wat de opbrengsten en kosten zijn van een dergelijke nieuwe
manier van vaststellen van de WOZ-grondslag.”
1.2 Opdrachtformulering
1.2.1 Onderzoeksvraag en deelvragen
PBLQ heeft de opdracht gekregen om bovenstaand onderzoek uit te voeren. Daarbij is de volgende
opdrachtformulering gekozen:
Geef een advies over de vereenvoudiging en verdere objectivering van de WOZ-
grondslag gebaseerd op de basisregistraties, waardoor de uitvoeringslast lager
wordt en de acceptatie bij de burger wordt vergroot
Hierbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Beschrijf de huidige methode van WOZ-waardebepaling en op welke wijze deze tot stand is gekomen;
2. Onderzoek in ieder geval de volgende methoden:
a. Nul alternatief.
b. Alternatief 1: Waardebepaling op basis van de gecorrigeerde verkoopprijs (op basis van
prijsontwikkeling in een geografisch gebied).
c. Alternatief 2: Het vastgoedgetal.
d. Alternatief 3: Waardebepaling zuiver op basis van enkele objectieve, in basis- of andere
registraties vastgelegde gegevens.
3. Geef een globale kwantitatieve indicatie van de financiële consequenties van ieder van de
Waarderingsmethoden.
4. Geef een beschrijving van de politiek-bestuurlijke, maatschappelijke en beleidsmatige haalbaarheid
van de voorstellen.
5. Geef een advies aan SGO-3 over de haalbaarheid van ieder van de alternatieven.
pagina
8 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
1.2.2 Reikwijdte
Aangezien SGO-3 primair de doelstelling heeft om besparingen te realiseren door de inzet van
basisregistraties, ligt de focus voor dit onderzoek op potentiële kostenbesparingen bij de uitvoering van de Wet
WOZ. Daarnaast wordt gekeken naar de acceptatie van de WOZ-waarde (en alternatieve heffingsmaatstaven)
als belastinggrondslag. Een transparante en eenvoudige wijze voor het bepalen van een belastinggrondslag
maakt het voor belastingplichtigen duidelijker waarom er verschillen tussen waarden bestaan. Een belangrijke
kostenbesparing is te realiseren door twijfels over de juistheid van de waarde en onbegrip over de wijze van
waardebepaling te verminderen, wat zal leiden tot minder bezwaarschriften.
De WOZ-waarde wordt op dit moment voor diverse belastingsoorten en andere werkprocessen gebruikt.
Zodoende is het te beperkt om
alleen te kijken naar de effecten van
de WOZ-waarde in relatie tot de
OZB. Ook andere processen worden
in de afweging betrokken. We
maken hierbij onderscheid in eerste
orde gebruikers (Gemeenten,
Waterschappen en Belastingdienst),
tweede orde gebruikers (andere
formele, later toegetreden
gebruikers, zoals de andere
gemeentelijke heffingen en het
Ministerie van BZK) en overige
gebruikers, zoals CBS en banken.
Er zijn twee beperkingen gesteld
aan het onderzoek. Ten eerste is
bepaald dat het onderzoek zich richt op de belastinggrondslag voor Woningen. Hiervoor is gekozen om de
complexiteit te beperken, aangezien de waardering van niet-woningen (o.a. bedrijfs- en industriepanden) vaak
ingewikkelder is door de grotere diversiteit dan bij woningen. Daarnaast wordt bij de waardering van niet-
woningen van andere methoden gebruik gemaakt.
Ten tweede maakt de discussie over de toekomst van de onroerendezaakbelastingen, tariefbepaling door
gemeenten en over eventuele uitbreiding van het gemeentelijke belastinggebied geen onderdeel uit van dit
onderzoek. Het bepalen van de heffingsgrondslag en de feitelijke belastingheffing (het gebruik van die
grondslag) zijn twee verschillende zaken en moeten niet vermengd worden.
1.3 Referentiekader
In dit onderzoek wegen wij enkele varianten voor heffingsgrondslagen tegen elkaar af. Om de varianten goed
te kunnen beoordelen zijn wij gekomen tot enkele criteria. Vanwege de doelstelling van SGO-3 is het uiteraard
van belang de financiële consequenties van ieder van de varianten op hoofdlijnen te kennen. Daarbij maken wij
zoveel mogelijk inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor de uitvoeringskosten bij gemeenten, maar ook bij andere
pagina
9 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
huidige gebruikers van de WOZ-waarde. Hierbij speelt doelmatigheid een rol, oftewel worden de middelen
efficiënt en effectief ingezet. Als voorbeeld: wellicht gaan de uitvoeringskosten voor een heffingsgrondslag
omlaag, maar leidt dat tot extra kosten bij andere gebruikers van die grondslag.
Onderscheiden worden uitvoeringskosten, overgangskosten en vervangingskosten. De uitvoeringskosten zijn
alle kosten die gemeenten maken om een heffingsgrondslag vast te stellen. In paragraaf 2.3 is een uitsplitsing
van de huidige kosten opgenomen. Met overgangskosten bedoelen wij de kosten van invoering en incidentele
kosten die optreden nadat een andere heffingsgrondslag is ingevoerd. Met vervangingskosten bedoelen wij
kosten die andere overheden moeten maken, op het moment dat een nieuwe grondslag voor hen niet
bruikbaar is. Verder speelt mee dat een andere grondslag mogelijk leidt tot herverdeeleffecten. Indien dat het
geval is worden deze ook benoemd.
Daarnaast zijn er andere criteria voor het beoordelen van heffingsgrondslagen. Een belangrijke referentie voor
het beoordelen van een grondslag zijn algemeen aanvaarde principes voor belastingheffing en de eisen die dat
stelt aan die grondslag. Deze criteria dragen ook in belangrijke mate bij aan het draagvlak en de acceptatie van
de heffingsgrondslag. De belasting en daarmee tevens de grondslag moeten tenminste voldoen aan de
volgende door ons geïdentificeerde uitgangspunten:
Een heffingsgrondslag moet zoveel mogelijk een objectief gegeven zijn. Wanneer in dit onderzoek het
begrip objectief wordt gebruikt, dan wordt daarbij de taalkundige definitie gehanteerd: belasting en
grondslag zijn objectief als zij onbevooroordeeld zijn (zoveel mogelijk onafhankelijk van de mening van
mensen.
De wijze waarop de belasting wordt geheven en de grondslag tot stand komt is zoveel mogelijk transparant
en controleerbaar. Een zo eenvoudig mogelijke methode om de heffingsgrondslag te bepalen bevordert
dit.
Er is sprake van het gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden gelijk belast en ongelijke gevallen worden
verschillend belast.
De aanname is hierbij dat als een belastinggrondslag voldoet aan de genoemde criteria van objectiviteit,
transparantie, controleerbaarheid en gelijkheid het draagvlak en de mate van acceptatie voor die grondslag bij
belastingplichtigen groter is. Dat zou zich bijvoorbeeld kunnen uiten in minder bezwaarschriften. Daarbij is
tevens de veronderstelling dat wanneer objectieve – meetbare – gegevens worden gebruikt, de vaststelling van
een heffingsgrondslag minder discutabel is.
Bij het komen tot de WOZ-grondslag is ook het draagkrachtbeginsel van belang. Doordat de WOZ-waarde
zoveel mogelijk de marktwaarde in het vrije verkeer tracht te benaderen, worden hoger gewaardeerde objecten
zwaarder belast dan objecten met een lagere waarde. Om deze reden wordt ook in de afweging met andere
alternatieven het aspect draagkracht meegewogen.
De combinatie van financiële consequenties en de mate waarin aan enkele beginselen of uitgangspunten
wordt voldaan geeft de mogelijkheid om een antwoord te geven op de vraag of een variant haalbaar wordt
geacht.
pagina
10 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
1.4 Werkwijze
Op basis van een aantal interviews is informatie verzameld over de uitvoering van de Wet WOZ en zijn de
alternatieven zoals die in de deelvragen zijn geformuleerd verder uitgewerkt. Uitgangspunten, aannames en
voorlopige conclusies zijn besproken in de daarvoor samengestelde begeleidingscommissie1. Daarnaast zijn
enkele expertsessies georganiseerd om varianten op haalbaarheid te toetsen.
1.5 Indeling rapport
In hoofdstuk twee van dit rapport wordt de huidige manier van waardevaststelling toegelicht. Daarbij worden
het gebruik van de WOZ-waarde, de kosten en opbrengsten uitgewerkt. In hoofdstuk drie worden, naast het
nulscenario, de alternatieve scenario’s uitgewerkt en geanalyseerd. In hoofdstuk vier worden de bevindingen
tegen elkaar afgezet en leidt dit tot een globale business case op hoofdlijnen. In hoofdstuk vijf zijn de
conclusies en aanbevelingen voor SGO-3 geformuleerd.
1 Het onderzoek is uitgevoerd door E. Dolle en M. Meijerink, adviseurs bij PBLQ. Namens SGO-3 heeft dhr. J.A.A. Dikmans, ministerie van SZW,
opgetreden als opdrachtgever. De begeleidingscommissie is drie keer bijeen geweest. Leden zijn: R. Kathmann (Waarderingskamer), R. Vonk
(VNG), R. Koning (ministerie van Financiën), P. van den Heuij (ministerie van Financiën), S. Wolff (BZK) en E. Jonker (namens secretariaat SGO-3)
pagina
11 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
2. De huidige wijze van WOZ-waardebepaling
Voor een gedetailleerde beschrijving van de manier waarop WOZ-waarden worden bepaald, verwijzen wij naar
de waarderingsinstructies van de Waarderingskamer. Voor een goed begrip van dit onderzoek en de afweging
van verschillende alternatieven is het zinvol om een beeld te hebben van de WOZ-waardering, zodoende
hebben wij in dit hoofdstuk een aantal hoofdlijnen opgenomen.
2.1 Historie
De Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ) is in werking getreden op 1 januari 1995 en stelt regels
voor de waardering van onroerende zaken. Oorspronkelijk was deze waardering bedoeld voor belastingheffing,
maar inmiddels is het doel van deze wettelijke waardering breder. Vanaf 1997 moet voor onder andere de
gemeentelijke onroerendezaakbelasting (OZB) verplicht deze WOZ-waarde worden gebruikt. Vóór 1997
werden er door gemeenten ook al OZB geheven, waarbij gemeenten tot 1995 de keuze hadden uit twee
heffingsgrondslagen. Zij konden kiezen uit de oppervlaktemaatstaf en de waardemaatstaf. De waardemaatstaf
betekende dat de gemeenten tenminste eenmaal per vijf jaar de waarde in het economische verkeer moest
taxeren. De oppervlaktemaatstaf betekende dat de gemeente de oppervlakte moest kennen en deze
oppervlakte moest vermenigvuldigen met factoren voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik, "zulks ten einde
op benaderende wijze rekening te houden met verschillen in waarde in het economische verkeer".
Het toenemend aantal bezwaren tegen deze oppervlaktegrondslag en de eisen die de belastingrechter stelde
aan de "benaderende wijze" brachten ertoe dat steeds meer gemeenten overstapten van de
oppervlaktegrondslag naar de waardegrondslag. Uiteindelijk is in 1995 de oppervlaktegrondslag geheel uit de
Gemeentewet verwijderd. Omdat vanaf 1995 dus alle gemeenten voor de belastingheffing een schatting van
de waarde in het economische verkeer nodig hadden, de waterschappen deze waarde ook nodig hadden voor
hun belastingheffing in verband met de afschaffing van de heffingsmaatstaf "belastbare opbrengst gebouwd"
en de Belastingdienst een geloofwaardige controle op de aangifte van het eigenwoningforfait (toen nog
huurwaardeforfait geheten) nodig had is de Wet WOZ gekomen.
Doelstellingen van de Wet WOZ was onder meer om te komen tot een uniforme wijze van waardebepaling in
Nederland leidend tot een kwalitatief goede waarde op een doelmatige wijze.
2.2 Wijze van waardebepaling
Het waardebegrip in de Wet WOZ is een voortzetting van het waardebegrip dat werd gehanteerd voor de OZB
voordat de Wet WOZ tot stand kwam. De waarde van onroerende zaken is, op grond van artikel 17, tweede lid,
van de Wet WOZ, de waarde die aan een onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en
onbezwaarde eigendom daarvan zou worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin deze
pagina
12 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Dit wordt ook wel de waarde in het
vrije economische verkeer genoemd.
De gemeenten bepalen de WOZ-waarde van alle woningen (eigendom en huur) op basis van twee
zogenaamde ficties: dat bij een verkoop de woning onmiddellijk in gebruik kan worden genomen en dat de
verkoop betrekking heeft op het volle eigendom. Met informatie over gerealiseerde verkopen (verkoopprijzen)
en de kenmerken van de woningen, bepaalt de gemeente de WOZ-waarde voor de verkochte woningen en
voor de niet-verkochte woningen.
De gemeenten analyseren continu wat er op de woningmarkt gebeurt. Daarvoor krijgt de gemeente van het
Kadaster inzicht in alle verkochte woningen met bijbehorende verkoopprijzen. Om te weten waarvoor deze
verkoopprijs is betaald, moet de gemeente de kenmerken van de verkochte woning kennen. Hierbij worden
primaire objectkenmerken bijgehouden, zoals type, oppervlakte of inhoud en bouwjaar. Daarnaast worden
secundaire objectkenmerken bijgehouden, zoals ligging, kwaliteit en staat van onderhoud. Naast de informatie
die de gemeente al heeft over de woningen, geregistreerd in de BAG en in de afgegeven bouwvergunningen,
worden ook aanvullende gegevens zoals luchtfoto’s en gegevens van bijvoorbeeld Funda gebruikt. Gemeenten
combineren deze gegevens (inclusief foto’s en geografische gegevens) en zo ontstaat er een goed beeld van
de verkochte woning.
De marktgegevens en objectkenmerken komen samen in het geautomatiseerde taxatiemodel, waarmee de
gemeente de WOZ-waarde bepaalt. In dit model worden woningen en verkopen met elkaar vergeleken. Deze
werkwijze wordt modelmatige waardebepaling genoemd. Een voordeel hiervan is dat het efficiënter is dan
individuele waardebepaling. Een nadeel is dat het voor de belastingbetaler niet altijd inzichtelijk is hoe de
waarde is bepaald.
2.3 Uitvoeringskosten
De kosten van de uitvoering van de Wet WOZ worden betaald door de overheden die de WOZ-gegevens voor
de heffing van hun belastingen gebruiken. De gemeenten, de waterschappen en het Rijk betalen elk hun
aandeel in de verhouding 45:15:40. Regels hiervoor zijn gesteld in het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en
gegevensuitwisseling Wet Waardering Onroerende Zaken.
De totale kosten voor de uitvoering van de Wet WOZ (voor Woningen en Niet-woningen) bedragen circa € 150
miljoen per jaar. Enkele jaren geleden bedroegen de kosten nog circa € 190 miljoen per jaar. In 2012 kostte het
gemiddeld circa € 17 per object om een object te waarderen en bezwaren af te handelen, terwijl deze kosten in
2005 nog € 22 per object bedroegen. De daling van de kosten is vooral gerealiseerd door innovaties,
samenwerking en procesvernieuwing. Opvallend is dat de kosten van het modelmatig taxeren sterk zijn
afgenomen.
De kosten voor bezwaar en beroep zijn de afgelopen jaren explosief gestegen, vooral doordat zogenaamde
no-cure-no-paybureaus zich hierop hebben gericht. De VNG heeft becijferd dat de totale kosten die gemeenten
in 2011 aan dergelijke bureaus vergoeden ruim € 17 miljoen bedroegen. Dat is exclusief de kosten die
gemeenten zelf moeten maken om de bezwaren en beroepen af te handelen en exclusief de kosten die de
rechterlijke macht maakt voor het afhandelen van de beroepszaken. Een voorzichtige inschatting van de totale
maatschappelijke kosten voor NCNP bedraagt € 20 miljoen (2011), of ruim 100 euro per bezwaar. DIt terwijl de
pagina
13 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
gemiddelde baten voor de belastingplichtige (een lagere OZB-aanslag) ongeveer € 20 bedroegen. De kosten
voor het behandelen van bezwaar en beroep zijn daarmee onevenredig hoog in vergelijking met de
opbrengsten voor de burger en daarmee lijkt het evenwicht zoek.
Redenen voor een burger om bezwaar te maken kunnen divers zijn. Het kan uiteraard een gerechtvaardigd
bezwaar zijn. Een belastingplichtige is van mening dat de waarde van zijn woning onjuist is. Ook kan een
bezwaar principieel zijn, of vanwege problemen met de inzichtelijkheid van de taxatiemethode. Niet uit te
sluiten valt dat er bezwaar wordt gemaakt tegen de waarde, omdat bezwaar tegen de belasting zelf niet
mogelijk is. Ook hier kan sprake zijn van onbegrip omdat de WOZ-waarde voor de OZB slechts een
verdeelsleutel is. Sommige mensen begrijpen niet dat als de woningwaarde daalt, gemeenten de OZB-tarieven
zodanig vaststellen dat de OZB opbrengst gelijk is of met de inflatie meegroeit.
In onderstaande grafiek is te zien hoe de kostenontwikkeling vanaf 2005 tot 2012 is geweest (Benchmark WOZ
2012).
In dit onderzoek richten wij ons alleen op de heffingsgrondslag voor woningen. Bij voorkeur zouden we per
kostencomponent een onderscheid maken in kosten voor de waardering van woningen en niet-woningen. Het
blijkt dat gemeenten dit onderscheid niet maken aangezien voor veel activiteiten de activiteiten in één proces
verlopen, zoals het verwerken van kadastrale gegevens, mutatiesignalering uit luchtfoto’s en het inboeken van
bezwaarschriften.
Vastgesteld kan worden dat het kostenaandeel van niet-woningen groter is dan naar rato van het aantal
objecten verwacht mag worden (1:8 objecten is een niet-woning). Naar verwachting is dit aandeel voor niet-
woningen nog groter voor de WOZ-waarde (1:4 waarde niet-woningen versus waarde woningen). Voor de
uitkomsten van dit onderzoek zijn wij tot de conclusie gekomen dat een nadere toedeling van de kosten over
woningen en niet-woningen niet van invloed is op de uitkomsten. Wij presenteren zodoende de totale kosten
per kostensoort.
pagina
14 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
2.4 Gebruik van de WOZ-waarde en opbrengsten
De WOZ-waarde wordt voor een aantal belastingen en andere heffingen gebruikt. Primair was de WOZ-waarde
bedoeld als heffingsgrondslag voor de gemeentelijke OZB, de waterschapsbelasting (watersysteemheffing
gebouwd) en het huurwaardeforfait. In de loop der jaren zijn er meerdere wettelijke gebruikers bijgekomen:
rioolheffing, maar ook reclame- en forensenbelasting (in sommige gemeenten), inkomstenbelasting (Box 3) en
schenk- en erfbelasting. Sinds 1 januari 2013 wordt de WOZ-waarde ook gebruikt voor de verhuurderheffing.
Verder is het kabinet van plan de WOZ-waarde te gaan gebruiken bij de bepaling van de maximale huurprijs
van woningen beneden de liberalisatiegrens (sociale huurgrens). Daarnaast wordt de waarde gebruikt als een
indicator bij bestrijding van vastgoedfraude. Hiermee krijgt de WOZ-waarde, als benadering van de waarde van
een object in het vrije economische verkeer een steeds bredere ingang en is daarmee onomstreden.
Bij Wet verhuurderheffing is bijvoorbeeld gekozen voor de WOZ-waarde omdat men een gegeven wilde dat
zo dicht mogelijk in de buurt komt van de werkelijke waarde. Een alternatief zou zijn geweest om een vast
bedrag per woning te vragen, maar dan zouden landelijke verschillen in woningwaarden en huurprijzen niet zijn
meegenomen in de heffing. Het was een uitgangspunt om wel met lokale marktomstandigheden rekening te
houden en daarmee ook met het verband tussen de huur/verdiencapaciteit van de woning en de heffing.
Bij het vaststellen van de maximale huurprijs gaat de WOZ-waarde ook een (beperkte) rol spelen. Het was
hierbij het streven om de marktpositie van de woning sterker tot uiting te laten komen in de huur. Door het
gebruik van alleen meetbare kenmerken zoals woonoppervlakte (in het ‘puntensysteem’), waren verschillen in
de marktpositie van een woning niet uit te drukken. Door de WOZ-waarde mee te nemen is dat wel mogelijk.
De WOZ-waarde wordt ook voor processen buiten de overheid gebruikt. Bijvoorbeeld voor financierings-
aanvragen bij de aankoop van woningen en het afsluiten van verzekeringen voor een onroerende zaak. Aparte
taxaties zijn minder vaak nodig en dat bespaart de burger kosten.
Op basis van de WOZ-waarde worden verschillende opbrengsten gegenereerd:
Opbrengsten die gegenereerd worden met de WOZ-waarde (in miljoenen euro’s)
OZB (woningen en niet-woningen) 3.400
Watersysteemheffing gebouwd (woningen en niet-woningen) 600
Inkomstenbelasting eigenwoning forfait (IB Box 1) 2.500
Vermogensrendement heffing (IB Box 3) 1.000
Rioolheffing naar WOZ waarde (in beperkt aantal gemeenten) Niet bekend
Forensenbelasting (in beperkt aantal gemeenten) Niet bekend
Reclamebelasting (in beperkt aantal gemeenten) Niet bekend
Schenk- en erfbelasting 650
Verhuurderheffing (Verwachting 2014: €760 miljoen, 2015: €1,75 miljard euro) 50
Huurprijsvaststelling n.v.t.
Wet werken aan winst (voor niet woningen, raming, geen netto belastingopbrengst) 1.500
TOTAAL Meer dan 9 miljard Euro per jaar
Afkomstig uit het concept-jaarverslag 2013 van de Waarderingskamer (Hierin is de Wet werken aanwinst buiten beschouwing gelaten)
pagina
15 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
2.5 WOZ en basisregistraties
In het kader van de doelstelling van SGO-3 (de versnelde effectieve inzet van basisregistraties) hebben we
gekeken hoe de basisregistraties op dit moment in het WOZ-proces worden gebruikt.
Voor de huidige wijze van grondslagbepaling wordt gebruik gemaakt van verschillende basisregistraties: BAG,
BRK, BRP en NHR. Het gebruik van deze basisregistraties wordt hieronder kort toegelicht:
BAG: Deze basisregistratie wordt gebruikt om basale objectkenmerken over WOZ-objecten te verkrijgen.
Het gaat dan vooral om bouwjaar, de oppervlakte, gebruiksdoel en pandstatus. Deze gegevens worden in
het WOZ-proces verder aangevuld met meer gedetailleerde informatie over de objecten op grond van de
bouwvergunning of waarnemingen. Het is belangrijk te constateren dat de BAG en de WOZ wat betreft
objectsoorten en kenmerken niet volledig op elkaar aansluiten. Zo kent de WOZ een opdeling in
objectsoorten en deelobjecten die verfijnder is dan de BAG. Een BAG-object kan bestaan uit meerdere
WOZ-deelobjecten, die bijvoorbeeld ieder een verschillende functie hebben
BRK: Deze basisregistratie wordt gebruikt om zakelijk gerechtigden van objecten te identificeren en de
grenzen van WOZ-objecten af te bakenen;
BRP: De BRP draagt niet direct bij aan de afbakening en waardering van woningen, maar wordt wel
gebruikt bij de aanslagoplegging. Dit wordt deels veroorzaakt omdat het Kadaster in haar
bijhoudingsproces eigenareninformatie valideert tegen de BRP. Wel worden de gegevens van
belastingplichtigen door gemeenten overgenomen uit de BRP;
NHR: het Handelsregister levert gegevens over de belastingplichtige niet-natuurlijke personen. Deze
worden vooral gebruikt bij de aanslagoplegging. Ten aanzien van signalen ten behoeve van de WOZ-
objectafbakening en bijhouding van objectkenmerken van niet-woningen kan eveneens gebruik worden
gemaakt van het NHR. De berichten die het NHR levert aan gemeenten maken het mogelijk om op basis
van gebeurtenissen signalen te generen op basis waarvan gehandeld moet worden. Dit is een
toegevoegde waarde voor niet-woningen in vergelijking met de huidige gegevensstroom vanuit de KvK.
KING stimuleert op dit moment gemeenten om aan te sluiten op het NHR. Het gebruik van het NHR maakt
verder geen deel uit van dit onderzoek.
BGT: Topografie worden gebruikt bij de afbakening van belastingobjecten en voor het signaleren van
wijzigingen.
Geconstateerd kan worden dat een aantal basisregistraties wordt gebruikt in het WOZ-proces. Hiermee is de
WOZ ook een integrerende registratie, waarin relaties tussen objecten in verschillende basisregistraties
worden gelegd. Verder kan geconstateerd worden dat in het bijzonder de BAG en de WOZ niet volledig op
elkaar aansluiten. Het is zinvol om verder te investeren op de kwaliteit en koppeling van de basisregistraties.
Daarnaast ontstaat er een steeds breder gebruik van de WOZ-gegevens. Hierbij speelt juist niet de waarde
een rol, maar zijn afnemers vooral geïnteresseerd in kenmerken als het feitelijk gebruik. Dit gegeven wordt niet
in de BAG bijgehouden, terwijl hier bijvoorbeeld vanuit hulpdiensten wel vraag naar is. Hiermee krijgt de WOZ
registratie ook een andere, zelfstandige functie in de overheidsinformatievoorziening buiten het
belastingdomein.
pagina
16 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
3. Varianten
3.1 Nuloptie
Bij een business case is het gebruikelijk om enkele varianten of ontwikkelrichtingen tegen elkaar af te wegen.
Startpunt hierbij is altijd de nuloptie. In de nuloptie wordt de vraag beantwoord wat er gebeurd als we niets
doen. Waarbij onder ‘niets doen’ wordt verstaan dat de regelgeving niet wijzigt, de normale autonome
ontwikkeling wordt gevolgd en er geen extra aanvullende maatregelen worden genomen.
De nulvariant in het kader van dit onderzoek wordt gevormd door de huidige wijze van WOZ waardebepaling
gecombineerd met enkele relevante ontwikkelingen en innovaties en eventueel aanpassingen binnen het
bestaande systeem, die hun effect hebben op het kostenverloop gedurende de komende jaren. In het licht van
de onderzoeksvraag en de kostenontwikkeling hebben wij gesteld dat de post Bezwaar en beroep de
belangrijkste kostenpost is waar besparingen te realiseren zijn. In de praktijk hebben veel activiteiten daar ook
al mee te maken. Al deze ontwikkelingen bij gemeenten zijn op basis van vrijwilligheid en er wordt niet direct
gestuurd op landelijke implementatie. De door ons geïdentificeerde belangrijke ontwikkelingen en innovaties
hebben betrekking op:
Aanpassen proceskostenregeling bezwaar en beroep
Veel inspanningen zijn op dit moment gericht op het verbeteren van de communicatie met de
belastingplichtige. Hierbij is de belangrijkste drijfveer om het aantal bezwaarschriften terug te dringen en de
kosten van bezwaar en beroep te verminderen.
Gemeenten zijn het er over eens dat bij ongewijzigd beleid ten aanzien van no-cure-no-pay en de
proceskostenregeling het aantrekkelijk blijft voor de ncnp-bureaus om bezwaar te maken. De VNG heeft
daarom al enige tijd geleden een voorstel ingediend om de kostenvergoedingsregeling voor de Wet WOZ aan
te passen. Dit voorstel ligt op dit moment (eerste kwartaal 2014) bij de RvS en zal moeten leiden tot minder
bezwaarschriften en dus een aanzienlijke kostenbesparing. Het advies van de RvS is bij het schrijven van dit
eindrapport nog niet bekend. Vooralsnog moeten wij er vanuit gaan dat dit op korte termijn nog geen baten
oplevert.
Informatievoorziening en communicatie
In het project:”Doorbraak WOZ” krijgen belastingplichtigen de mogelijkheid om, al voordat het taxatieverslag
officieel wordt opgemaakt, zelf aanpassing of correcties van de WOZ-gegevens voor te stellen. Het doel
hiervan is om de informatievoorziening aan de burger te verbeteren en onbegrip over de totstandkoming van
de waarde weg te nemen. Daarnaast wil men het klantcontact gebruiken om de belastingplichtige zelf (mede-)
verantwoordelijk te maken voor zijn objectkenmerken. Deze voormelding is in enkele gemeenten uitgeprobeerd
en wordt als een succes ervaren. De terugmeldingen door de belastingplichtige zijn waardevol voor de WOZ,
maar kunnen ook leiden tot kwaliteitsverbetering van de BAG. Het blijkt echter lastig te zijn om de baten c.q.
kostenbesparingen van de methodiek van voormelding te kwantificeren.
pagina
17 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Het openbaar maken van de WOZ-waarde via de Landelijke Voorziening WOZ kan eveneens leiden tot een
grotere acceptatie van de WOZ-waarde. In de praktijk moeten blijken of dit zal leiden tot een afname van het
aantal bezwaarschriften.
Een andere manier om tot vermindering van kosten te komen is het verder c.q. volledig digitaliseren van de
communicatie met de burger. Dit past binnen de doelstellingen van minister Plasterk om in 2017 digitaal te
gaan werken. In het kader van de WOZ betekent dit dat de verspreiding van taxatieverslagen en aanslagen en
het afhandelen van bezwaar en beroep digitaal zal gaan verlopen. Een grote gemeente heeft becijferd dat dit
circa 15% van de kosten van de gemeentelijke heffingen kan besparen.
Samenwerking
Op verschillende vlakken kunnen gemeentelijke belastingorganisaties door samenwerking kosten besparen.
Samenwerking tussen gemeenten kan leiden tot schaalvoordelen en meer slagkracht. Op het gebied van ICT
zal er de komende jaren best fors geïnvesteerd moeten worden en naar verwachting zijn deze investeringen
voor kleine en zelfs middelgrote gemeenten niet altijd op te brengen. Daarbij komt dat gemeentelijke afdelingen
door bezuinigingen op het personeel soms kwetsbaar zijn geworden. Grotere organisaties maken het beter
mogelijk om dat op te vangen en de noodzakelijke investeringen te kunnen doen.
Door interne samenwerking binnen een gemeente valt naar verwachting eveneens winst te halen. In de praktijk
blijkt dat verschillende afdelingen bezig zijn met het inwinnen en beheren van overlappende
vastgoedgegevens. In een enkele gemeente is al aangetoond dat het beter op elkaar afstemmen van
processen rondom vastgoed efficiencywinst oplevert.
Tot slot kunnen gemeenten beter van elkaar leren. Benchmarks die door de Waarderingskamer en de
Landelijke Vereniging van Lokale Belastingen worden georganiseerd, geven inzicht in de prestaties van de
eigen en andere gemeenten.
Proces
Er wordt door verschillende partijen, bijvoorbeeld door de vier grote steden, nagedacht over aanpassingen aan
het WOZ-proces. Hierbij worden er vanuit gemeenten ideeën voorgesteld om WOZ en OZB uit elkaar te halen
en om de WOZ-waarden af te ronden.
Een belangrijke reden om dit te doen is de beleving bij de burger. Als voorbeeld: In dezelfde periode dat de
WOZ-waarde per 1/1/2013 en de OZB-aanslag voor 2014 worden toegezonden, dienen burgers ook hun
aangifte inkomstenbelasting 2013 in, waarin bij het bezit van een eigen huis de WOZ-waarde per 1/1/2012
wordt gebruikt. Dit kent een psychologisch effect omdat dit in de in de ogen van de belastingplichtige niet
logisch lijkt. Daar komt bij dat voor de Inkomstenbelasting een onherroepelijke waarde gebruikt, terwijl voor de
OZB-aanslag nog bezwaar gemaakt kan worden tegen de waarde. Dit geeft tevens een korte periode met erg
hoge werkbelasting bij gemeenten.
pagina
18 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Men verwacht dat door de WOZ-waarde in de tijd los te koppelen van het verzenden van de OZB-aanslag het
aantal bezwaren wordt teruggedrongen. Immers toezending van de nieuwe WOZ-waarde zit niet meer
vastgekoppeld aan het toezenden van de OZB-aanslag. Dit maakt het ook mogelijk het controleren van de
waarden en het afdoen van bezwaar in de tijd meer uit te smeren, waar de piekbelasting bij gemeenten
afneemt.
Een andere procesaanpassing is de afronding van de WOZ-waarde. De grote steden onderzoeken de
mogelijkheid om WOZ-waarden naar beneden af te ronden op bijvoorbeeld €5000 nauwkeurig. Door dit te
doen wordt de schijn van nauwkeurigheid van de waardebepaling weggenomen en mogelijk ook de acceptatie
vergroot.
Deze aanpassingen vragen overigens wel een wetswijziging.
Te verwachten kostenontwikkeling nulvariant
Zoals eerder aangegeven bleek het niet mogelijk te zijn om op betrouwbare wijze de kosten te verbijzonderen
naar woningen en niet-woningen. Daarnaast bleek dat het niet goed c.q. onvoldoende mogelijk is om een
breed gedragen indicatie te geven van de specifieke kostenontwikkelingen uitgedrukt in Euro’s. Zodoende
hebben wij ervoor gekozen op basis van de kostentrends van de afgelopen jaren de kostenontwikkeling te
extrapoleren. Op basis van de gerealiseerde kosten voorzien wij ook voor de komende vier jaar (vanaf 2013,
zonder meeneming van de kosten Bezwaar en beroep) een trendmatige kostendaling van ca. 2,5% per jaar.
Als dat gerealiseerd wordt dan dalen de uitvoeringskosten van de Wet WOZ in 4 jaar met meer dan 10% (ca.
€15 miljoen, exclusief bezwaar en beroep).
In de trendontwikkeling zijn de kosten van bezwaar en beroep niet meegenomen. Deze kostenpost is juist de
afgelopen jaren sterk opgelopen, vooral door no-cure-no-paybureaus die namens grote groepen
belastingplichtigen bezwaar aantekenen tegen de WOZ-waarde (zie ook paragraaf 2.3). Er zijn maatregelen
voorgesteld om de kosten voor bezwaar en beroep te gaan beperken, maar vooralsnog is er geen zicht op
verdere toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van de kosten bezwaar en beroep. Als de maatregelen die
men wil nemen helpen en het animo om via ncncp-bureaus bezwaar te maken afneemt, dan zal dat naar
verwachting tot een kostendaling leiden. Helpen de maatregelen onvoldoende, dan kan verwacht worden dat
de kosten nog verder zullen stijgen. In onderstaande grafiek staan daarom een negatief (kostenstijging zal
doorzetten met 4,5% per jaar)en een positief scenario voor de kostenontwikkeling van bezwaar en beroep
(door maatregelen dalen de kosten van bezwaar en beroep scherp met ca 10% per jaar). Om die reden is het
aan te bevelen echt op het terugdringen van de kosten en mogelijkheden van bezwaar en beroep te sturen.
pagina
19 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Voor de afweging tussen de verschillende varianten is de ontwikkeling voor de totale kosten in per variant
hieronder uitgedrukt in positieve, negatieve of geen effecten.
Effect op Nulvariant Opmerkingen
Uitvoeringskosten Alle partijen lijken het erover eens te zijn dat de kosten voor uitvoering van
de Wet WOZ acceptabel zijn, er wordt niet expliciet gestuurd op
kostenverlaging. De uitvoeringskosten zijn afgelopen jaren teruggebracht
van €190 naar €150 miljoen; voor de toekomst richten gemeenten zich nu
op verlaging van de uitvoeringskosten die verband houden met bezwaar en
beroep. Kostenbesparingen kunnen deels door gemeenten gerealiseerd
worden, maar de kostensoort die op dit moment het sterkst stijgt (Bezwaar
en beroep) zal naar verwachting alleen door aangepaste regelgeving onder
controle gebracht kunnen worden. Al met al verwachten we dat de kosten
ongeveer gelijk zullen blijven.
Overgangskosten n.v.t. Er is geen sprake van overgangsmaatregelen, het stelsel wordt in
ongewijzigde vorm voortgezet.
Vervangingskosten n.v.t. Er is geen sprake van vervangingskosten. Het huidige systeem wordt niet
gewijzigd.
Herverdeeleffecten n.v.t. Er is geen sprake van herverdeeleffecten, er worden geen wijzigingen in de
waarderingsmethodiek voorzien.
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
pagina
20 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Toetsing aan criteria voor zorgvuldige belastingheffing
Voldoen aan: Nulvariant Opmerkingen
Objectiviteit
gemiddeld Er zitten elementen aan de huidige waardebepaling, zoals ligging, kwaliteit,
die door verschillende personen verschillend kunnen worden beleefd.
Transparantie en
controleerbaarheid
gemiddeld
Er zijn vele initiatieven om de transparantie te verbeteren. Een moeilijk punt
wat dit betreft is het vergroten van de inzichtelijkheid voor de burger van het
taxatiemodel.
Gelijkheidsbeginsel
goed
Vergelijkbare objecten krijgen in beginsel een gelijke waarde, rekening
houdend met alle relevante objectkenmerken.
Draagkrachtbeginsel goed De marktwaarde maakt in beginsel dat naar draagkracht belasting wordt
geheven, echter niet bij woningen die bijv. geërfd zijn.
3.2 Waardering op basis van geïndexeerde verkoopprijs
In deze variant wordt de waarde van een woning gebaseerd op de oorspronkelijke verkoopprijs en wordt deze
prijs geïndexeerd op basis van verkopen van vergelijkbare objecten gedurende de periode sinds de verkoop.
Deze methode is te vergelijken met de prijsindex bestaande koopwoningen die door het Kadaster en het CBS
wordt bijgehouden. Hierbij worden zes typen koopwoningen onderscheiden. De prijsindex is ingericht op
landsregio of provinciaal niveau. Omdat lokale verschillen daarin onvoldoende tot uiting zullen komen is deze
index nog niet direct geschikt om als alternatief voor de WOZ-waarde te dienen. Een prijsindex op wijk of buurt
niveau ligt meer voor de hand. De vraag hierbij is wel hoe betrouwbaar dit is, vooral ten tijde van
laagconjunctuur, waarbij er maar weinig woningen in een buurt worden verkocht. In deze variant is verder de
aanname gedaan, dat er naast de verschillende objecttypen geen uitgebreide WOZ-registratie meer hoeft te
worden beheerd.
Door een eenvoudiger registratie en een eenvoudiger berekening is dit een veel simpeler methode om tot een
waarde te komen. Ter illustratie: uit verkoopcijfers blijkt dat de gemiddelde verkoopprijzen van geschakelde
woningen in buurt X sinds 2008 met 10% zijn gedaald. Een geschakelde woning in diezelfde buurt die in 2008
is verkocht voor €200.000, zal een waarde worden toegekend van €180.000. Het is hiervoor niet nodig om de
objectkenmerken exact te kennen. Een globale objectenregistratie, te baseren op de BAG, volstaat.
De voordelen die deze wijze van waardebepaling kent zijn onder meer eenvoud, transparantie en een grote
besparing op de uitvoeringslasten. Een uitgebreide objectenregistratie hoeft niet meer te worden bijgehouden.
Daarbij zijn de berekende waarden mogelijk nog steeds bruikbaar voor andere gebruikers, zoals inkomsten-,
erf- en schenkbelasting en voor het verkrijgen van financiering.
Bij deze variant zijn ook enkele kanttekeningen te plaatsen:
De prijsindex van Kadaster en CBS registreert de verkoopprijzen van eigendomsrechten. Het
eigendomsrecht bevat de woning zelf, maar tevens de grond. Aan de verkoopprijzen zelf is niet te zien in
hoeverre objecten echt vergelijkbaar zijn;
Er wordt in deze methode vooralsnog geen rekening gehouden met de ficties zoals de Wet WOZ die kent.
Hierdoor worden woningen op erfpachtgrond zonder meer vergeleken met woningen op eigen grond;
pagina
21 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Het is onduidelijk of de prijsindexactie zonder meer op toe te passen is op koopwoningen die langere tijd
niet verkocht zijn. Het risico bestaat dat de onderlinge waardeverhoudingen wijzigen;
Om huurwoningen van een waarde te voorzien zal een alternatief bedacht moeten worden;
Met tussentijdse wijzigingen aan objecten (zoals verbouw, renovatie, achterstallig onderhoud, gedeeltelijke
perceelsverkoop), of de omgeving (nieuwe snelweg, hoogspanningsmast in de naaste omgeving) wordt
geen rekening gehouden. Deze worden pas bij een volgende verkoop in de waarde verwerkt.
Effecten op de uitvoeringskosten
Door de verschillende partijen wordt aangegeven dat een dergelijke stelselwijziging zal leiden tot een forse
kostenstijging, tenminste in het jaar van invoering. Variant 1 zal op langere termijn diverse besparingen
opleveren op het gebied van modelmatig taxeren, beheer van de administratie en marktanalyse. Het is te
verwachten dat in het jaar van invoering de totale kosten hoger zullen uitvallen dan bij de nuloptie. Mogelijk
zullen de kosten in de daaropvolgende jaren harder dalen dan in de nuloptie.
Effect op Variant 1 Opmerkingen
Uitvoeringskosten
Een stelselwijziging leidt tot substantiële trendbreuk ook al staan daar
aanzienlijke kostenbesparingen in het beheer van de WOZ administratie
tegenover. Op de langere termijn zullen de uitvoeringskosten substantieel
lager kunnen zijn.
Overgangskosten Een nieuw systeem en werkwijze moeten geïmplementeerd worden.
Verwacht wordt dat een nieuwe methode van waardebepaling in de
beginfase veel bezwaarschriften zal opleveren.
Vervangingskosten Wij schatten de noodzaak voor vervangingsmaatregelen vrij groot in. Omdat
een deel van de objecten met deze methode niet van een betrouwbare
waarde kan worden voorzien, zullen aanvullende maatregelen door
gemeenten, waterschappen en rijksoverheid getroffen moeten worden.
Op het moment dat blijkt dat deze waarde in ieder geval niet bruikbaar is
voor andere belastingsoorten, dan zijn veel extra vervangingsmaatregelen
nodig. Zo kan verwacht worden dat voor andere beleidsterreinen (m.n.
gebruikers 2e orde) dan zeer hoge kosten gemaakt moeten worden.
Herverdeeleffecten ? Het is niet duidelijk in hoeverre hier herverdeeleffecten optreden.
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
Toetsing aan criteria voor zorgvuldige belastingheffing
Voldoen aan: Variant 1 Opmerkingen
Objectiviteit
goed Er wordt in deze methode uitgegaan van geregistreerde en objectief vast te
stellen gegevens. Verkoopprijzen spelen een grote rol. Hoewel het proces
om tot een verkoopprijs te komen subjectief is, is de verkoopprijs zelf niet
betwistbaar. Wel zijn de omstandigheden waaronder die prijs tot stand is
gekomen niet bekend. Zo zal de verkoopprijs anders zijn bij een gedwongen
verkoop, of een familieverkoop.
pagina
22 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Een zwak punt van deze methode is dat er ook woningen zijn die niet of
nauwelijks worden verkocht.
Transparantie en
controleerbaarheid
goed De formule is in beginsel eenvoudig. Gewaakt moet worden voor een wens
tot verfijning en daarmee de introductie van ingewikkelder methoden.
Gelijkheidsbeginsel
slecht Dit is een zwak punt van deze methode. Wijzigingen van een object of zijn
omgeving (zowel in positieve als in negatieve zin) tellen niet mee en worden
pas na een verkoop verwerkt.
Draagkrachtbeginsel goed In beginsel worden duurdere woningen (hogere verkoopprijzen) zwaarder
belast. Aangenomen wordt dat in het algemeen eigenaren met hogere
inkomens duurdere woningen bezitten.
3.3 Vastgoedgetal
Het vastgoedgetal is een initiatief uit 2012 van VBO-makelaars en het bedrijf MSC Nederland BV. Het
vastgoedgetal is geen waarde, maar een getal dat is gebaseerd op de ruimteconsumptie van een woning en
niet van de marktwaarde van de wijk of de woning. Het Vastgoedgetal heeft het ruimtegebruik van een woning
als basis. Aan de hand van de meetbare kenmerken zoals vloer- en perceeloppervlak (uit de BAG en het
Kadaster) en de CBS omgevingsadressendichtheid wordt een getal berekend dat als basis kan dienen voor de
OZB. Door deze methode worden woningen van gelijke grootte (zowel als het gaat om woonoppervlak en
perceeloppervlak) en in een wijk met een gelijke adressendichtheid voorzien van een zelfde vastgoedgetal en
daarmee van eenzelfde belastingaanslag. Bronnen voor de bepaling van het vastgoedgetal zijn BAG en BRK.
Uitgangspunten bij deze methode zijn:
Het vastgoedgetal is een methode om tot een verdeling van de gemeentelijke belastingen te komen. Het
totaal aan OZB opbrengst blijft gelijk;
Ruimtegebruik is een redelijk alternatief, zoals bij de motorrijtuigenbelasting het gewicht een belangrijke
factor is en niet de kwaliteit, prijs of het gebruik van de auto.
Door de TU Delft is nagegaan in hoeverre er herverdeeleffecten ontstaan wanneer het vastgoedgetal als
grondslag voor de OZB wordt gebruikt. Berekend is dat door het gebruik van het vastgoedgetal circa
tweederde van de woningen een hogere OZB aanslag krijgt en een derde een lagere aanslag. In 75% van de
gevallen is de afwijking in de aanslag beperkt tot maximaal 25%. De grootste afwijkingen doen zich aan de
onderkant en bovenkant van de woningmarkt voor. Belastingplichtigen met een goedkopere woning gaan meer
belasting betalen en die met een duurdere woning juist minder.
Een essentieel punt van deze variant is dat de introductie van het vastgoedgetal als heffingsgrondslag voor de
OZB en wellicht ook voor de waterschapsheffing een ingrijpende stelselwijziging betekent. De OZB zou niet
meer gebaseerd worden op de marktwaarde, maar op een andere grondslag, waarvoor een wetswijziging
noodzakelijk is.
Deze alternatieve grondslag zou voor gemeenten en waterschappen bruikbaar kunnen zijn. Er wordt op een
andere manier een verdeelsleutel bepaald voor het heffen van OZB en waterschapsbelasting. Met het
vastgoedgetal wordt de aansluiting met de marktwaarde losgelaten. Het vastgoedgetal heeft grote
pagina
23 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
consequenties voor andere gebruikers. Deze formele gebruikers baseren zich expliciet op een waarde en
zullen nu op een andere wijze tot een heffingsgrondslag moeten komen. Voor de huurprijsvaststelling, de
verhuurderheffing en andere belastingen is deze methode vooralsnog ongeschikt.
Een van de uitgangspunten van de Wet WOZ, namelijk het meervoudig gebruik van de WOZ-waarde, wordt
hiermee niet gerealiseerd. Ook overige gebruikers, zoals banken en verzekeraars zullen nu op een andere
wijze tot waarden moeten komen. Dat zal inhouden dat taxatiebureaus weer een deel van de markt terug
krijgen.
Effecten op de uitvoeringskosten
Effect op Variant 2 Opmerkingen
Uitvoeringskosten
Deze methode maakt gebruik van maar weinig gegevens die al zijn
vastgelegd in bestaande (basis-)registraties. De berekeningsmethode is vrij
eenvoudig en eenduidig.
Overgangskosten Kosten voor een nieuwe systeemimplementatie zijn mogelijk niet heel hoog.
Wel zal er geïnvesteerd moeten worden op communicatie met de
belastingplichtige om uit te leggen wat de verschillen zijn en hoe de
methode werkt.
Vervangingskosten Het vastgoedgetal leidt niet tot een waarde. Wanneer andere gebruikers
(Inkomstenbelasting, verhuurdersheffing) vast blijven houden aan een
waardebegrip, dan zullen zij zelf moeten investeren in een
waarderingsmethode.
Herverdeeleffecten Zijn er relatief veel (75% van de gevallen krijgt een hogere of lagere aanslag
van maximaal 25%).
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
Toetsing aan criteria voor zorgvuldige belastingheffing
Voldoen aan: Variant 2 Opmerkingen
Objectiviteit
goed De methode is gebaseerd op objectief vast te stellen kenmerken, zoals
woonoppervlakte. Dat maakt het vastgoedgetal erg objectief.
Transparantie en
controleerbaarheid
gemiddeld
Het vastgoedgetal wordt middels een vrij eenvoudige formule berekend en
is daardoor goed controleerbaar. Inzicht wat dit getal nu precies betekent, is
er nauwelijks.
Gelijkheidsbeginsel
slecht
Zeer verschillende woningen, ook met een zeer verschillende staat van
onderhoud of ligging kunnen een zelfde vastgoedgetal krijgen.
Draagkrachtbeginsel n.v.t. Er is geen sprake van een waarde. Met draagkracht wordt geen rekening
gehouden.
In een brief van 8 april 2013 heeft de toenmalige staatssecretaris van Financiën aan VBO makelaars laten
weten het vastgoedgetal niet als een aantrekkelijk alternatief te zien. Argumenten hiervoor waren onder andere
de herverdelingseffecten en de noodzaak voor de Belastingdienst om een eigen proces voor waardering in te
gaan richten.
pagina
24 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
3.4 Waardering enkel op basis van basisregistraties
De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft aan de interbestuurlijke taskforce ‘Beter & Concreter’ een casus
aangeleverd met als doel te komen tot een andere wijze van waardebepaling die eenduidiger en eenvoudiger
is. Ongetwijfeld heeft hier meegespeeld dat de Nationale Ombudsman een klacht van een inwoner van de
gemeente ’s-Hertogenbosch heeft behandeld. Hierbij is geoordeeld dat de gemeente niet tekort schiet met het
verstrekken van informatie en heeft gehandeld in overeenstemming met het motiveringsvereiste en het vereiste
van adequate organisatorische voorzieningen. Echter de Ombudsman heeft begrip voor de opvatting van
burgers die vinden dat er iets ‘onnavolgbaars’ gebeurt bij modelmatige waardering van woningen.
Het voorstel bevat geen concreet uitgewerkte methode, maar is een voorstel om te onderzoeken in hoeverre
een alternatief voor de WOZ-waarde te berekenen met behulp van enkel gegevens uit basisregistraties.
Uitgangspunt bij deze methode is dat het wel moet leiden tot een waarde, zodat geen omvangrijke
wetswijziging nodig is. Een ander uitgangspunt is dat deze marktwaarde wordt vastgesteld voor een bepaald
type object in een bepaalde wijk, met een bepaalde omvang (woon- en perceeloppervlakte). Gevarieerd zal
worden naar het type woning en er wordt gebruik gemaakt van de factor ‘ligging’. Hoewel het niet verder is
uitgewerkt, verwacht men gebruik te kunnen maken van statistische gegevens over wijken. Naar verwachting is
een correctiefactor nodig om te zorgen dat de berekende waarden aansluiten bij de huidige WOZ-waarden.
Hier lijkt het een mengvorm van alternatief 1: de geïndexeerde verkoopprijs en alternatief 2: het vastgoedgetal.
Voordelen hiervan zijn objectiviteit (alle gegevens komen uit basisregistraties of zijn gerelateerd aan
gerealiseerde verkoopprijzen), deregulering en de verwachting dat maatschappelijke ontevredenheid en
onbegrip over de WOZ-waarde zullen dalen.
Er zijn ook enkele nadelen benoemd. Hiervan zijn de belangrijkste een eenmalig schokeffect op de waarden in
verband met het toepassen van een fundamenteel andere wijze van waardebepaling, een verwacht
nivelleringseffect zoals bij het vastgoedgetal en de verminderde toepasbaarheid van deze waarde voor
derdengebruikers. Er is nog niet onderzocht in hoeverre deze heffingsgrondslag bruikbaar is voor de
Belastingdienst en het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
‘Beter en concreter’ wil met enkele gemeenten en ondersteund door belastingdeskundigen van een universiteit
onderzoeken of dit een levensvatbaar idee is. Het project bevindt zich nog in de ideefase, maar is wellicht
interessant om het komende jaar te blijven volgen.
Er is ook nog geen juridisch advies in hoeverre deze methode tegemoet komt aan de algemene vereisten die
gesteld worden aan een grondslag voor OZB en andere belastingen.
Effecten op de uitvoeringskosten
Omdat deze variant nog veel vraagtekens kent qua uitvoerbaarheid, waarvoor nader onderzoek vereist is, is
het lastig om de financiële consequenties in te schatten. De initiatiefnemers voorzien uiteraard een aanzienlijke
kostendaling op middellange en lange termijn, maar verwachten ook een lichte kostenstijging op korte termijn
door benodigde investeringen in ICT waaronder het realiseren van de benodigde datakoppelingen. Door
vergaande transparantie in de waarderingsmethodiek is een daling van de kosten voor bezwaar en beroep op
korte termijn te voorzien. Op basis van een grove inschatting verwachten de initiatiefnemers een kostendaling
van €100 miljoen per jaar. Wij hebben geen onderbouwing van dit bedrag gevonden. Bovendien lijkt het aan de
pagina
25 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
ruime kant, gelet op het feit dat de totale waarderingskosten voor woningen en niet-woningen nu €150 miljoen
bedragen. De conclusie over de vermindering van de kosten kunnen we daarom niet delen.
Effect op Variant 3 Opmerkingen
Uitvoeringskosten Er is geen sprake van een stelselwijziging (dit is een uitgangspunt van het
voorstel), er worden voornamelijk positieve effecten op de
kostenontwikkeling voorzien, bijvoorbeeld afname van het aantal bezwaren
en vereenvoudiging van het modelmatig taxeren.
Overgangskosten Een nieuw systeem en werkwijze moeten geïmplementeerd worden.
Verwacht wordt dat een nieuwe methode van waardebepaling in de
beginfase veel bezwaarschriften zal opleveren.
Vervangingskosten n.v.t. Wij voorzien geen financiële effecten van de opvangmaatregelen.
Uitgangspunt is dat een waardebegrip wordt ontwikkeld dat de marktwaarde
benaderd en zo ook voor andere belastingen bruikbaar is.
Herverdeeleffecten Het is de bedoeling om tot een methode te komen die niet of nauwelijks leidt
tot herverdeeleffecten
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
Toetsing aan criteria voor zorgvuldige belastingheffing
Voldoen aan: Variant 3 Opmerkingen
Objectiviteit
goed Er wordt alleen gebruik gemaakt van gegevens uit (basis-) registraties en
correctiefactoren die bij verordening worden vastgesteld en waar in beginsel
geen bezwaar tegen mogelijk is.
Transparantie en
controleerbaarheid
goed Uitgangspunt is dat gegevens afkomstig zijn uit een controleerbare bron en
parameters voor het berekeningsmodel zijn vastgesteld via een besluit van
algemene strekking.
Gelijkheidsbeginsel
? Onduidelijk, de methode is nog niet uitontwikkeld
Draagkrachtbeginsel ? Onduidelijk, de methode is nog niet uitontwikkeld
pagina
26 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
4. Weging van de alternatieven
Voorafgaand aan het onderzoek zijn 4 te onderzoeken varianten geformuleerd. In onderstaande tabel hebben
wij de beredeneerde financiële effecten en de beoordeling van de varianten naar kwalitatieve criteria –
aspecten voor zorgvuldige belastingheffing – van ieder van de overige varianten naast elkaar gezet.
Nulvariant Variant 1
Gecorrigeerde
verkoopprijs
Variant 2
Vastgoedgetal
Variant 3
Basisregistratie-
variant
Uitvoeringskosten
Overgangskosten
n.v.t.
Vervangingskosten
n.v.t. n.v.t.
Herverdeeleffecten
n.v.t. ?
Objectiviteit
gemiddeld goed goed goed
Transparantie en
controleerbaarheid
gemiddeld
goed gemiddeld
goed
Gelijkheidsbeginsel
goed
slecht slecht
?
Draagkrachtbeginsel goed goed n.v.t. ?
= kosten/effecten hoog of hoger, = kosten/effecten laag of lager, = kostenontwikkeling onduidelijk
Binnen de nulvariant zijn allerlei kostenbesparende maatregelen denkbaar. Door het verbeteren van
samenwerking, optimaliseren van processen en vergaande digitalisering is het mogelijk om de komende jaren
verder te besparen op de uitvoeringskosten. De grootste kostendaling zal echter pas gerealiseerd kunnen
worden door het beperken van de kosten voor bezwaar en beroep. De huidige wijze van WOZ-waardebepaling
voldoet in hoge mate aan de kwalitatieve criteria voor zorgvuldige belastingheffing.
Bij het nader beschouwen van eenvoudiger varianten voor het bepalen van een heffingsgrondslag valt op dat
het in een vereenvoudigd systeem lastig is om rekening te houden met specifieke verschillen tussen woningen
of met tussentijdse wijzigingen. Zo wordt niet altijd hele populatie aan woningen meegenomen (bv.
huurwoningen, omdat die niet worden verkocht), wijzigingen aan de woning of omgeving (bv. verbouwing met
pagina
27 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
effect op de waarde) en alle transacties (bv. het erven van een woning). Dat zal bij verdere uitwerking leiden tot
het toevoegen van verfijningen en dus complexiteit.
Variant 1 leidt mogelijk tot extra overgangs- en vervangingskosten en het is onduidelijk wat de
herverdeeleffecten zullen zijn. Politiek gezien is dit ook een belangrijk aspect. Op grond van onze redenering
voldoet het systeem wel aan een aantal kwalitatieve criteria. De effecten op de waarde ontwikkeling voor de
lange termijn zijn echter niet bekend.
Variant 2 leidt tot veel herverdeeleffecten. Belangrijk is ook dat het geen waarde oplevert, maar een ‘neutraal’
getal. Voor de OZB kan een getal als verdeelsleutel bruikbaar zijn, voor andere toepassingen, zoals de
verhuurdersheffing, is dat niet het geval. De staatssecretaris heeft al in 2013 geconcludeerd dat het
vastgoedgetal geen realistisch alternatief is.
Variant 3 is op dit moment het meest onduidelijk. Er zijn wel enkele heldere uitgangspunten vastgesteld, zoals
gebruik van basisregistraties, geen grote herverdeeleffecten en brede bruikbaarheid. Echter de haalbaarheid
hiervan is nog niet aangetoond. Er zullen hoe dan ook overgangskosten zijn. Op basis van de uitgangspunten
kan het interessant zijn deze ontwikkeling te volgen. De uitdaging zal zijn om bij het ontwerp van deze nieuwe
heffingsgrondslag een juiste balans te vinden tussen de verschillende kwalitatieve aspecten, zodat een
eenvoudiger methode ook blijft voldoen aan minimum eisen op het gebied van objectiviteit, transparantie,
controleerbaarheid, gelijkheid en belasting naar draagkracht.
Draagvlak voor aanpassingen aan het systeem
Uit de diverse gesprekken die zijn gevoerd menen wij te kunnen concluderen dat er geen groot draagvlak is
voor grote (stelsel-)wijzigingen met betrekking tot de heffingsgrondslag OZB en andere heffingen. Er is
tevredenheid over de bruikbaarheid van de WOZ-gegevens en de stappen die Waarderingskamer en
gemeenten zetten om de gegevens nog verder te verbeteren en openbaar te maken. Men vindt daarbij de
uitvoeringskosten van € 150 miljoen per jaar in verhouding tot de opbrengsten van meer dan € 9 miljard per
jaar goed in balans. Daarbij heeft de Belastingdienst de zorg uitgesproken dat een andere methode zal leiden
tot herverdeeleffecten waar juist veel extra werk uit ontstaat. Voor het huurbeleid heeft het Kabinet daarbij juist
gekozen om beleidsinstrumenten (verhuurdersheffing, vaststelling maximale huurprijs) mede te baseren op de
marktwaarde. Zodra er geen nieuwe waardering komt die de marktwaarde weergeeft, ontstaat er een probleem
ten aanzien van het huurbeleid. Ook de Vereniging Eigen Huis trekt op basis van een onderzoek onder haar
leden de conclusie dat een meerderheid de waarde van de woning voor het bepalen van de OZB als een
acceptabele grondslag ziet.
Tevens hebben gesprekspartners aangegeven dat het weliswaar altijd goed is om kritisch naar uitvoerende
werkzaamheden te kijken, maar dat er nu juist stappen worden gezet om met basisregistraties tot een
verbeterd WOZ-proces te komen. Er is waardering voor de vraag om te onderzoeken waar het eenvoudiger –
en dus goedkoper kan – maar men onderkent ook de tendens bij beleidsmakers en politiek om
uitvoeringsmaatregelen zoveel mogelijk te richten op individuen, zodat burgers hun eigen situatie heel duidelijk
herkennen. Dat vraagt om extra verfijning in plaats van vergaande vereenvoudiging, waardoor de
kostenbesparing toch weer minder zal blijken. Wel is de vraag gesteld of de grote hoeveelheid gegevens die
verzameld en verwerkt worden echt nodig zijn om te komen tot een WOZ-waarde die de vrije verkoopwaarde
moet benaderen.
pagina
28 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
5. Conclusies, advies
5.1 Conclusies
Wij komen tot de volgende conclusies:
(1) De WOZ-waarde voldoet op dit moment en er zijn voldoende verbeteringsmogelijkheden in
het huidige systeem om tot een verlaging van de uitvoeringskosten te komen en
betrokkenheid en acceptatie door de burger te vergroten. Er zou vooral actief ingezet moeten
worden op het verlagen van de kosten voor bezwaar en beroep.
Het bestaande WOZ-proces maakt al veel gebruik van basisgegevens en legt relaties tussen verschillende
objecten in de BAG, BRK, GBA en NHR. De WOZ-waarde en de WOZ-administratie wordt steeds breder
gebruikt. Investeren op de kwaliteit van de basisregistraties en op koppelingen tussen de registraties is
voor de huidige situatie, maar ook voor toekomstige ontwikkelingen altijd verstandig.
In het algemeen vindt men de kosten/baten verhouding van de WOZ-waarde (kosten: € 150 miljoen vs.
baten: meer dan €9 miljard) geen reden tot zorg. Op basis van de gerealiseerde kosten tot en met 2012
voorzien wij ook voor de komende vier jaar (vanaf 2013, zonder meeneming van de kosten Bezwaar en
beroep) een trendmatige kostendaling van ca. 2,5% per jaar (meer dan 15 miljoen in de komende 4 jaar).
De WOZ-waarde levert relatief weinig bezwaar (ca 3%) op en kan daarmee als een geaccepteerde
heffingsgrondslag worden beschouwd. Deze conclusie kan ook getrokken worden op basis van het rapport
van de Vereniging Eigen Huis.
De kosten voor Bezwaar en Beroep zijn sterk gestegen en maken al ruim 25% uit van de totale
uitvoeringskosten. Dit komt voor een belangrijk deel door bezwaren die worden ingediend via no-cure-no-
paybureaus, waardoor het erg laagdrempelig is om bezwaar te maken. En overigens zijn in veel gevallen
de gemiddelde baten voor de burger (een lagere OZB aanslag) hierbij aanmerkelijk lager dan de kosten
die de gemeente maakt voor het behandelen van bezwaar en beroep en de proceskosten.
De gemeenten en de Waarderingskamer werken aan manieren om de kosten te besparen en de
informatievoorziening aan de burger te verbeteren. Hierbij valt te denken aan “Doorbraak in
Dienstverlening”, vergaande digitalisering, zoals het gebruik van MijnOverheid, en
samenwerkingsverbanden. Hierbij wordt er echter niet op landelijke implementatie gestuurd.
Het loskoppelen van het moment van verzenden van de WOZ-waarde en het versturen van de OZB
aanslag leidt mogelijk tot minder bezwaar en ook tot een meer gespreide werkdruk bij gemeenten. Ook het
afronden van WOZ-waarden op €5000 nauwkeurig kan helpen om minder bezwaarschriften te krijgen. Hier
zal wel een wetswijziging voor nodig zijn.
(2) Alternatieve methoden om een heffingsgrondslag te komen leiden op het eerste gezicht tot
eenvoud, maar de haalbaarheid ervan moet niet worden overschat. Een breed bruikbare
pagina
29 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
grondslag, die optimaal voldoet aan de criteria voor zorgvuldige belastingheffing wordt al vlug
toch complex en bovendien is er geen draagvlak voor grote wijzingen in het huidige stelsel.
Een andere methode van waardebepaling moet bij voorkeur voldoen aan de doelstellingen en
uitgangspunten van alle formele gebruikers, om zodoende het meervoudig gebruik van de
heffingsgrondslag voort te kunnen zetten. Zo wordt voorkomen dat gebruikers die een waardebegrip nodig
hebben zelf moeten investeren in een methodiek, waarbij de totale kosten hoogstwaarschijnlijk zullen
stijgen. Ook wordt de burger dan niet geconfronteerd met verschillende waardebegrippen.
Simpeler methoden voor waardebepaling leiden bij nadere beschouwing ook weer tot de behoefte aan
meer detail en dus meer complexiteit.
Korte termijn besparingen zijn niet te behalen, het invoeren van een nieuwe grondslag vergt nader
onderzoek, uitvoeringstoetsen en het inzichtelijk maken van de financiële consequenties.
Draagvlak voor een stelselwijziging is beperkt, de WOZ-waarde wordt juist breder toegepast, ook op
terreinen buiten de belastingheffing.
Verwacht kan worden dat een simpeler en transparanter methode voor het bepalen van de
heffingsgrondslag leidt tot een beter begrip. Het is echter niet zonder meer te bepalen wanneer een
heffingsgrondslag acceptabeler is voor de belastingplichtige en of dit zich dan zal uiten in minder
bezwaarschriften.
5.2 Advies
Op grond van het onderzoek en de conclusies komen wij tot de volgende vijf aanbevelingen. Deze
aanbevelingen zijn vooral gebaseerd op de conclusie dat er voldoende ruimte in het bestaande systeem zit om
tot kostenbesparing te komen:
Versterk de kwaliteit en de koppelingen van de basisregistraties waardoor het gebruik van de
basisregistraties verder toeneemt.
Zet stevig in op het terugdringen van de kosten voor bezwaar en beroep. Oplossingen kunnen gevonden
worden in het verbeteren van de communicatie, maar ook in het opleggen van drempels bij het indienen
van bezwaar. De juridische mogelijkheden hiervoor moeten worden onderzocht.
Stimuleer het verder digitaliseringen van processen, bijvoorbeeld door het gebruik van MijnOverheid, en
het creëren van samenwerkingsverbanden om zodoende verder kosten te besparen. Bekijk de
mogelijkheden voor een landelijke invoering van kostenbesparende maatregelen.
Een aantal maatschappelijke processen om tot procesverbetering te komen, zoals Doorbraak in
Dienstverlening lopen al. Biedt daarnaast ruimte aan ontwikkelingen zoals de werkgroep Beter en
concreter die juist ideeën ontwikkelt ten aanzien van een andere methode van waardebepaling. Beter en
concreter levert over ca. een jaar een resultaat op en kan een volgende stap zijn in de ontwikkeling van
een goedkopere en algemeen aanvaarde heffingsgrondslag.
Onderzoek (a) de haalbaarheid om het moment van bekendmaken van de WOZ-waarde en het moment
waarop de OZB-aanslag wordt verstuurd uit elkaar te halen en (b) de haalbaarheid van het naar beneden
afronden van de WOZ-waarde op (bijvoorbeeld) €5000 nauwkeurig. Gekeken dient te worden naar
juridische-/wetgevingsconsequenties en of dit inderdaad leidt tot een grotere acceptatie en minder
bezwaar.
pagina
30 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Bijlage A Bronnen
Interviews
# Datum Naam Organisatie
1 10/1/2014 Ruud Kathmann Waarderingskamer
2 22/1/2014 Robin Vonk VNG
3 4/2/2014 Herman Broekhuis en Bart Lassche Gemeentelijk Belastingkantoor Twente
4 5/2/2014 Rob Koning Ministerie van Financiën
5 6/2/2014 Harry Boumeester TU Delft
6 17/2/2014 Fred Dukel Voorzitter Landelijke Vereniging voor Lokale
Belastingen; directeur Belastingzaken gemeente Den
Haag
7 7/3/2014 Wiebe Tamminga MSC Nederland BV
Expertsessies
# Datum Organisatie Deelnemers
1 3/3/2014 Ministerie van Financiën Peter van den Heuij
Gert Kok
Stephan Ip
2 4/3/2014 Gemeenten en Waarderingskamer Ruud Kathmann (Waarderingskamer)
Dick Meijer (Belastingen, Gem. ’s-Hertogenbosch)
Claudia Toet (Belastingdienst, Gem. Rotterdam)
Robin Vonk (VNG)
3 4/3/2014 Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties
Jaap Pot
Stephan Wolff
Bestudeerde documentatie
# Documentnaam Versie Datum
1 Benchmark WOZ kosten 2011-2012. Van: Waarderingskamer Definief 2013
2 Brief van de Staatssecretaris van Financiën aan VBO-
makelaars over het vastgoedgetal
Definitief 8 april 2013
3 De geschiedenis van de onroerende zaak belasting:
wetenschap.infonu.nl/recht-en-wet/35471-de-geschiedenis-van-
de-onroerende-zaak-belasting-ozb.html
Website Feb 2014
4 Doorbraak WOZ; Naar een betere dienstverlening en uitvoering
Wet WOZ. Van: Onderzoekscentrum Drechtsteden
Juni 2013
5 Gemeentelijke belastingen OGB naar de oppervlaktegrondslag,
Hoge Raad
1988/2072, 39 22-6-1988
pagina
31 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
6 http://www.kadaster.nl/web/pagina/Prijsindex-bestaande-
koopwoningen-2.htm
Website Feb 2014
7 http://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_waardering_onroerende_zaken Website Feb 2014
8 http://www.waarderingskamer.nl Website Feb 2014
9 OZB peiling 2013-2014. Van: Vereniging Eigen Huis Definitief Feb 2014
10 Project ‘Formula WOZ’, een gewijzigde marktwaarde
berekening voor de WOZ, plan van aanpak. Van:
programmateam Beter & Concreter
Concept 17-1-2014
11 Standard on Property Tax Policy. Van: International Association
of Assessing Officers
Definitief Jan 2010
12 Transparantie van WOZ-waarden. Van: de Nationale
ombudsman
Definitief 7-2-2012
13 Vastgoedgetal als grondslag voor de OZB-heffing. Van:
Technische Universiteit Delft
Definitief 19-6-2012
14 Voortgang uitvoering Wet WOZ. Brief van de
Waarderingskamer aan de Staatssecretaris van Financiën
Definitief 26-6-2013
15 Wet Waardering onroerende zaken; Wet van 15 december
1994, houdende algemene regels inzake de waardering van
onroerende zaken
Wetten.nl Feb 2014
pagina
32 / 32 2 april 2014
PBLQ - Een alternatief voor de WOZ; kan het objectiever en
transparanter? Eindrapportage SGO3-onderzoek fiche 10
Bijlage B Gebruikte afkortingen
BAG: Basisadministratie Adressen en Gebouwen
BGT: basisregistratie grootschalige topografie
BRK: Basisregistratie Kadaster
BRP: Basisregistratie Personen
BZK: ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek
Funda: verkoop- en verhuursite voor onroerend goed
GBA: Gemeentelijke Basisadministratie
KING: Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten
KvK: Kamer van Koophandel
NCNP: no cure no pay
NHR: Nieuw Handelsregister
OZB: Onroerendezaakbelasting
RvS: Raad van State
SGO-3: Secretarissen generaal overleg 3
SZW: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TU: Technische Universiteit
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
WOZ: Waardering onroerende zaken