Download - DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Transcript
Page 1: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Vlaamse overheid

Koning Albert II-laan 35 bus 33

1030 BRUSSEL

T 02 553 35 00

[email protected]

www.zorg-en-gezondheid.be

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK JUNI 2021

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Page 2: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 2 van 41

Versie Belangrijkste aanpassingen Datum

1.0 Eerste versie voor draaiboek clusteronderzoek. 28/05/2021

2.0 Aanpassingen aan hoofdstuk 4 tabel 1 onder verantwoordelijken

clusteronderzoek, definities en zinsconstructies 21/06/2021

Page 3: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 3 van 41

INHOUDSTAFEL

1 Inleiding .................................................................................................................................................................................................... 4

2 Doelstelling ............................................................................................................................................................................................. 4

3 Definities.................................................................................................................................................................................................. 5

4 Type clusters ......................................................................................................................................................................................... 7

5 Types detectie .................................................................................................................................................................................... 10

5.1 Proactieve detectie van een potentiële cluster in Script 1A ........................................................................ 11

5.2 Datagedreven clusterdetectie ........................................................................................................................................ 13

5.2.1 Gebruikte databronnen .......................................................................................................................................... 13

5.3 Lokale detectie van clusters door verantwoordelijke actoren ................................................................. 14

6 Schematisch overzicht rollen en verantwoordelijkheden....................................................................................... 15

6.1 Stroomschema 1: Onderzoek van cluster zonder (medische) collectiviteitsverantwoordelijke ................................................................................................................................................... 16

6.2 Stroomschema 2: Onderzoek van cluster met (medische) collectiviteitsverantwoordelijke .. 17

6.2.1 Stroomschema 2a: Precaire zorginstellingen ............................................................................................ 19

6.2.2 Stroomschema 2b: Kleuter-, lagere, secundaire scholen en internaten .................................... 21

6.2.3 Stroomschema 2c: Bedrijven .............................................................................................................................. 22

6.2.4 Stroomschema 2d: Kinderopvang .................................................................................................................... 25

7 Handleiding clusteronderzoek ................................................................................................................................................. 27

7.1 Algemeen proces ................................................................................................................................................................... 27

STAP 1: Bevestig de diagnose en verzamel basisgegevens bij initiële indexpatiënten ......................... 27

STAP 2: Stel “no regret” maatregelen in ............................................................................................................................ 29

STAP 3: Bevestig dat het om een cluster gaat .............................................................................................................. 30

STAP 4: Analyse van de cluster ............................................................................................................................................... 32

STAP 5: Maatregelen om de cluster in te dijken .......................................................................................................... 32

STAP 6: Melding en registratie van de cluster ............................................................................................................... 40

STAP 7: Opvolging van de cluster .......................................................................................................................................... 40

STAP 8: Delen van de onderzoeksresultaten .................................................................................................................. 40

8 Afkortingen .......................................................................................................................................................................................... 41

Page 4: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 4 van 41

1 INLEIDING Vlaanderen zoekt continu naar manieren om de COVID-19 epidemie zo goed mogelijk te beheersen.

Contactopsporing wordt als de belangrijkste actie aanzien om de verspreiding van het virus terug te dringen (door de contacten van besmette personen te identificeren, te contacteren, te informeren en in quarantaine te plaatsen bij een nauw contact). De procedure van het contactonderzoek is al sinds mei 2020 uitgeschreven in een script om een zo uniform mogelijke manier van contactname te kunnen garanderen. In situaties waar individuele contactopsporing moeilijk is (bv. sportactiviteiten of feesten) gebeurt het contactonderzoek sinds kort door dossierbehandelaars, ook ‘casemanagers’ genoemd, aan de hand van procedures toegepast op de specifieke situatie. Systematisch brononderzoek biedt dan weer de mogelijkheid om informatie te verzamelen over de meest voorkomende infectiebronnen. Dit is belangrijk om het beleid te informeren. Hierdoor kunnen gerichte preventieve maatregelen genomen worden om toekomstige besmettingen tegen te gaan. Diepgaand en uitgebreid individueel brononderzoek kan, indien dit systematisch en gestructureerd gebeurt, ook gebruikt worden om vroegtijdig clusters op te sporen. Handvaten voor het uitvoeren van een brononderzoek worden beschreven in de handleiding ‘brononderzoek’, die weldra beschikbaar zal zijn. Elke infectie komt ergens vandaan en leidt potentieel naar meerdere gevallen. Zowel tijdens het bron- en contactonderzoek als tijdens de verwerking van de data van beide onderzoeken, kan men dus op een reeks gelinkte infecties stuitten, een cluster. Er is daarom dus ook nood aan gestructureerde werkwijzen, processen en systemen om nieuwe clusters van het virus zo snel en effectief mogelijk te detecteren en in te dijken. Het draaiboek clusteronderzoek komt tegemoet aan deze nood. Een performant systeem van clusteronderzoek moet toelaten nieuwe uitbraken (vroegtijdig) te identificeren, te onderzoeken en in kaart te brengen om vervolgens de nodige acties te ondernemen om te vermijden dat het virus zich verder verspreidt in de bevolking, alsook om onderbouwde beleidsmaatregelen te kunnen nemen om het infectierisico te beperken.

2 DOELSTELLING De doelstelling van dit draaiboek is drieledig. Ten eerste wil het draaiboek bijdragen tot een uniforme aanpak van clusteronderzoek. Het definieert daarom veel voorkomende termen, diept deze verder uit en de types clusters worden beschreven. Het biedt tevens algemene richtlijnen en een structuur voor werkwijzen in de aanpak van een clusteronderzoek. Ten tweede tracht dit draaiboek duidelijkheid te scheppen in welke situatie welke partij verantwoordelijk is voor het uitvoeren en de coördinatie van het clusteronderzoek met de bedoeling om de communicatie en complementariteit tussen de betrokken actoren te verbeteren. Ten slotte streeft dit draaiboek naar een alignering en stroomlijning van de dataoutput van clusteronderzoek. Uniforme en gestroomlijnde output laat toe om op een automatische en gerichte wijze inzichten te vergaren uit grote hoeveelheden data. Deze inzichten laten op hun beurt toe om op een onderbouwde manier beleidsmaatregelen te nemen in de strijd tegen COVID-19.

Page 5: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 5 van 41

3 DEFINITIES

Attack rate: of cumulatieve incidentie genoemd - is het aantal nieuwe ziektegevallen ten opzichte van het aantal personen aanwezig in de bestudeerde populatie (vb bedrijf, afdeling van een bedrijf, school, enz) sinds het begin van de beschouwde tijdsperiode.

Besmettings- of tranmissieketen: sequentie van opeenvolgende besmettingen met COVID-19.

Bronbevraging in script: bevraging van elke indexpatiënt tijdens het script waar hij/zij in de incubatieperiode is geweest (o.a. reisgeschiedenis), en of er contact is geweest met iemand met een bevestigde COVID-19-infectie op die plaats, zodat een mogelijke bron kan worden vastgesteld.

Brononderzoek: analyse van de gegevens van de twee types bronbevragingen om enerzijds mogelijke clusters (verschillende indexen kwamen samen in tijd en ruimte) te detecteren en clusteronderzoek op te starten en anderzijds data aan te leveren noodzakelijk voor beleidsmatige adviezen.

Case-by-case bronbevraging door veldwerkers: het zoeken naar de (waarschijnlijke) infectiebron voor een indexpatiënt, door een exhaustieve bevraging en registratie van alle bezochte plaatsten in de tijd tot aan de vermoedelijke besmettingsperiode (= tot 10 dagen voor start van de Covid-19 symptomen of positieve test indien asymptomatisch).

Casemanagement: Het nader onderzoeken van een situatie door het uitvoeren van bijkomend intensief contactonderzoek door een dossierbehandelaar (indien er geen aanspreekpunt is voor contactonderzoek), het bevragen van bijkomende verzamelde contacten, het inschatten van het risico voor besmetting voor de contacten en het injecteren van deze contacten in het systeem.

Casemanager (dossierbehandelaar): Centrale of lokale veldwerker welke casemanagement onderneemt.

Cluster: twee of meer besmettingen met COVID-19 welke epidemiologisch gelinkt zijn aan elkaar in een groep of bijeenkomst van personen binnen een periode van 14 dagen. De term ‘uitbraak’ en ‘cluster’ wordt dikwijls door elkaar gebruikt.

Clusterdetectie door centraal niveau: de identificatie van clusters door teams van het VAZG.

Clusterdetectie door lokaal niveau: de identificatie van clusters door de terreinexperten bijvoorbeeld CLB-arts, CRA, arbeidsgeneeskundige dienst, specifieke medisch verantwoordelijke, lokaal bestuur of COVID-19 team van de ELZ.

Clusterdetectie: het vaststellen dat een cluster is uitgebroken of aan het uitbreken is.

Clustergebonden contactonderzoek: contactonderzoek rond twee of meerdere met elkaar gelinkte COVID-19 cases, met het oog op het identificeren van bijkomende nog niet gedetecteerde patiënten en risicocontacten om adequate maatregelen te kunnen nemen om verdere uitbreiding van de cluster te voorkomen.

Clusteronderzoek: een (contact)onderzoek rond twee of meer met elkaar gelinkte COVID-19 cases, met het oog op het identificeren van bijkomende nog niet gedetecteerde patiënten en risicocontacten om adequate maatregelen te kunnen nemen en zo de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.

Cohort: organiseren van de verzorging/instelling zodat personen met een COVID-19 besmetting strikt gescheiden worden van niet besmette personen. In een WZC spreken we van cohorteren of cohortzorg wanneer de COVID-19 besmette bewoners strikt gescheiden (wat betreft infrastructuur en personeel) worden verzorgd van de niet-besmette bewoners.

Collectiviteit: een groep van mensen waarbij niet alle leden interactie hebben met elkaar, maar waarbij er een gedeeld kenmerk is van sociale, beroepsmatige of andere aard. (vb. woon- en zorgcentra; instellingen voor personen met een handicap; onderwijsinstellingen; kinderdagverblijven; asielcentra; centra voor daklozen; gevangenissen; openbare jeugdinstellingen).

Page 6: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 6 van 41

Hoog-risico contact (HRC): nauw contact tussen 2 personen, in tijd, ruimte of persoon - gedurende de besmettelijke periode van een van beide personen - met een hoog risico op ziektetransmissie. Dit wordt ook vaak een nauw contact genoemd. Zie Sciensano voor definitie van besmettelijke periode en voor de voorwaarden van HRC.

Indexpatiënt: besmet persoon die zelf de bron vormt voor een nieuwe besmetting. Ieder persoon die besmet geraakt kan zelf ook een indexpatiënt worden bij doorgeven van die besmetting.

Laag-risico contact (LRC): contact tussen 2 personen, in tijd, ruimte of persoon - gedurende de besmettelijke periode van een van beide personen - met bijhorend een laag risico op ziektetransmissie. Zie Sciensano voor de voorwaarden van LRC.

Niet-structurele collectiviteit: collectiviteit die eenmalig voorkomt, en beperkt is tot een bepaalde tijdspanne (al dan niet vooraf bepaald). Bij niet-structurele collectiviteiten is er meestal geen vast aanspreekpunt voor het uitvoeren van clusteronderzoek.

Onpersoonlijke samenkomst: samenkomst (zie definitie) van mensen die elkaar niet kennen maar die zich toevallig samen op dezelfde plaats bevinden gedurende eenzelfde tijdstip (vb. in theater, pretpark, betoging, fitness, …).

Persoonlijke samenkomst: samenkomst (zie definitie) van mensen die elkaar kennen tijdens een gebeurtenis van een bepaalde duur in een reeds bestaand sociaal netwerk (vb. begrafenis, (huwelijks)feest, …), of tijdens een al dan niet recurrente activiteit van bepaalde duur (vb. stage, training van een sportclub, repetities van een orkest …).

Proactief clusteronderzoek: onderzoek gevoerd door een casemanager die contacten zal oplijsten gelinkt aan een samenkomst voordat bijkomende besmettingen plaatsvinden en/of bevestigd worden door testing bij een vermoedelijke besmettingsbron vastgesteld door data-analyse.

Proactieve clusterdetectie: het vaststellen dat een cluster is uitgebroken of aan het uitbreken is op basis van een gesprek met de indexpatiënt. Hierbij is de sectie samenkomsten waaraan de index heeft deelgenomen tijdens de besmettelijke periode van belang (trigger script 1A).

Reactief clusteronderzoek: het oplijsten van alle contacten na het vaststellen van de oorspronkelijke bron en/of indexpersoon. Detectie van mogelijke clusters gebeurt hier op basis van de beschikbare data dat kan leiden tot verder onderzoek door een verantwoordelijke actor.

Reactieve clusterdetectie: het vaststellen in de praktijk of op basis van verzamelde data dat een cluster is uitgebroken of aan het uitbreken.

Residentiële collectiviteit: een voorziening waar personen uit een collectiviteit (tijdelijk) gehuisvest zijn, of die beroepsmatig aanwezig zijn in de desbetreffende huisvesting.

Risicoanalyse: het oplijsten en evalueren van risico’s tot virusoverdracht : vb. aantal contacten, duur van contacten, gebruik van PBM’s, naleven van social distancing….

Risicocontact analyse: het oplijsten van de contacten vastgesteld tijdens het clusteronderzoek volgens hoog- of laag-risico contact.

Samenkomst: een samenkomst brengt minstens 2 personen eenmalig samen op een bepaalde plaats (openbaar of privé) op dezelfde dag en gedurende dezelfde periode (ochtend, middag, avond). De plaats van samenkomst heeft geen betrekking tot een gestructureerde collectiviteit. Men maakt een onderscheid tussen persoonlijke en onpersoonlijke samenkomsten (zie definitie).

Script 1a: script gebruikt voor het gestructureerd informeren en bevragen van een indexpatiënt door een call agent of veldagent in het kader van contacttracing.

Script 2a: script gebruikt voor het gestructureerd informeren en bevragen van een hoog-risico contact door een call agent of veldagent in het kader van contacttracing.

Page 7: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 7 van 41

Script 2b: script gebruikt voor het gestructureerd informeren en bevragen van een laag-risico contact door een call agent of veldagent in het kader van contacttracing.

Structurele collectiviteit: een gemeenschap waarbij personen gebonden zijn aan een permanente structuur doorheen de tijd door o.a. een contract, registratie of inschrijving en er een vast aanspreekpunt aanwezig is welke clusteronderzoek kan uitvoeren (bijvoorbeeld een woonzorgcentrum, school, bedrijf, gevangenis, …).

Uitbraak: zie cluster.

4 TYPE CLUSTERS Bij clusteronderzoek wordt men geconfronteerd met een verscheidenheid aan clusters dewelke kunnen worden ingedeeld in één van de zes clustertypes zoals daar zijn structurele residentiële collectiviteit, structurele niet-residentiële collectiviteit, niet-structurele collectiviteit, samenkomst, gemeenschap en familie. Tabel 1 voorziet een overzicht voor deze clustertypes en subcategorieën met voor elke subcategorie respectievelijk een beschrijving en de verantwoordelijke voor het clusteronderzoek. De verantwoordelijke voor het clusteronderzoek is afhankelijk van de subcategorie en draagt de initiële verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van clusteronderzoek voor een gedetecteerde cluster van desbetreffende subcategorie. Indien een cluster wordt vastgesteld zal clusteronderzoek steeds vereist zijn, met uitzondering van clusters van het type familie. Tabel 1: Overzicht type clusters, subcategorie, beschrijving en verantwoordelijke clusteronderzoek

Type cluster Subcategorie Beschrijving Verantwoordelijke clusteronderzoek

Structurele residentiële collectiviteit

Woonzorgcentra (WZC), centra voor kortverblijf type 1, centra voor herstelverblijf

Minimum 2 personen

(medewerker en/of

resident) van eenzelfde

leefgroep/bubbel/afdeling,

testen positief < 14 d.

CRA en interne/externe preventiedienst voor personeel

Groep van Assistentiewoningen (GAW)/Serviceflatgebouwen (SFG)

Soms CRA beschikbaar. Indien niet, dan MSPOC, lokale of centrale FA

Begeleiding en opvang voor personen met een handicap (VAPH)

Verantwoordelijke arts en interne/externe preventiedienst voor personeel

Revalidatiecentrum (residentieel) Verantwoordelijke arts en interne/externe preventiedienst voor personeel

Internaat CLB en interne/externe preventiedienst voor personeel

Studentenhome/studentenresidentie

Interne/externe preventiedienst van de betrokken hogeschool/ universiteit via contactcentrum van deze instelling

Gevangenis Medische verantwoordelijke en interne/externe preventiedienst voor personeel

Vluchthuis/Opvang voor slachtoffer van partnergeweld

(Medische) verantwoordelijke

Voorziening voor jeugdhulp (bijzondere jeugdzorg)

(Medische) verantwoordelijke

Asielcentrum Medische verantwoordelijke

Gesloten centrum Dienst Vreemdelingenzaken

Medische verantwoordelijke

Psychiatrische instelling of centrum/-ziekenhuis

Verantwoordelijke arts of team infectiepreventie en interne/externe preventiedienst voor personeel

Page 8: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 8 van 41

Verslavingszorg (Medische) verantwoordelijke

Initiatief voor beschut wonen (Medische) verantwoordelijke

Klooster of andere religieuze residentiële gemeenschap

MSPOC, lokale of centrale FA, CRA indien zij vallen onder een WZC

Structurele niet-residentiële collectiviteit

Kinderdagverblijf (KDV)

Minimum 2 personen

(medewerker en/of kind) -

die deel uitmaken van

eenzelfde leefgroep

/bubbel - testen positief

<14 d.

Verantwoordelijke KDV en Opgroeien en interne/externe preventiedienst voor personeel

School (kleuter, lager en secundair) Minimum 2 personen

(leerkracht en/of

leerling/student) - die deel

uitmaken van eenzelfde

klas/bubbel (school in

geval van leerkracht) -

testen positief <14 d.

CLB en interne/externe preventiedienst voor personeel

Hoger onderwijs (hogeschool/universiteit)

Interne/externe preventiedienst van de betrokken hogeschool/ universiteit via contactcentrum van deze instelling. MSPOC, lokale of centrale FA indien geen contactcentrum.

Deeltijds kunstonderwijs/Volwassen onderwijs

Minimum 2 personen

(leerkracht en/of

leerling/student) - die deel

uitmaken van eenzelfde

klas/bubbel (school in

geval van leerkracht) -

testen positief <14 d.

MSPOC, lokale of centrale FA

Bedrijf

Minimum 2 besmettingen

die hebben

plaatsgevonden op de

werkvloer of tijdens het

woon-werkverkeer <14d.

Interne/externe preventiedienst

Ziekenhuis

Minimum 2 personen

(patiënt en/of

medewerker) van

eenzelfde afdeling, testen

positief <14 d.

Team ziekenhuishygiëne en interne/externe preventiedienst voor personeel

Geïntegreerde diensten thuisverzorging

Minimum 2 personen

(patiënt en/of

medewerker) van de

thuiszorg testen positief

<14 d.

Contacttracing door het

callcenter indien de namen van

HRC/LRC gekend zijn.

Indien ‘complex’ dan MSPOC,

lokale of centrale FA

Centrum voor dagverzorging

Minimum 2 personen

(patiënt en/of

medewerker) van

eenzelfde bubbel, testen

positief <14 d.

Contacttracing door het

callcenter indien de namen van

HRC/LRC gekend zijn.

Indien ‘complex’ dan MSPOC,

lokale of centrale FA

Page 9: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 9 van 41

Niet-structurele collectiviteiten

Medisch centrum/WGC/groepspraktijk

Centrum Geestelijke

gezondheidszorg

Minimum 2 personen

(patiënt en/of

medewerker) van

eenzelfde afdeling, testen

positief <14 d.

MSPOC, lokale of centrale FA

Georganiseerde groepsreis

Minimum 2 personen

(medewerker en/of

deelnemer) die

deelnamen aan de

activiteit op hetzelfde

moment, testen positief

<14 d.

MSPOC, lokale of centrale FA

Sportstage, stage buiten de school,

korte opleiding

Speelpleinwerking

Opvang voor daklozen/mensen

zonder papieren

Jeugdkamp

Jeugdherberg

Samenkomst

Persoonlijke samenkomst:

Feest (vb. bruiloft, verjaardag)

Begrafenis

Religieuze ceremonie

Activiteit van een

sportvereniging

Activiteit van een culturele

vereniging (vb. boekenclub)

Activiteit van een

jeugdbeweging (zonder

overnachting)

Ander type activiteit met

vrienden/kennissen waar u veel

van de deelnemers kende

Minimum 2 personen

(medewerker en/of

deelnemer) die deelnamen

aan de samenkomst (privé

of publiek) op hetzelfde

moment, testen positief

<14 d.

Contacttracing door het

callcenter indien de namen van

HRC/LRC gekend zijn.

Indien ‘complex’ dan MSPOC,

lokale of centrale FA

Niet persoonlijke samenkomst:

Pretpark, natuurpark, dierenpark

Bioscoop, theater, concertzaal

Zwembad en speeltuin

Museum, bibliotheek

Conferentie, beurs, evenement

Restaurant, Café

Markt, kermis

Sauna, kapper, schoonheidssalon, massagesalon, tatoeage-salon,

Minimum 2 personen

(medewerker en/of

deelnemer) die de

samenkomst (privé of

publiek) op hetzelfde

moment bezochten,

testen positief <14 d.

Contacttracing door het

callcenter indien de namen van

HRC/LRC gekend zijn.

Indien ‘complex’ dan MSPOC,

lokale of centrale FA

Page 10: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 10 van 41

manicure-/pedicure-salon, wellness-centrum

Hotel, Bed & Breakfast, camping, vakantie-verhuur

Fitness

Casino

Overige

Gemeenschap Flatgebouw, GAW/SFG, buren,

studentenkot, …

Minimum 2 personen

behorend tot dezelfde

gemeenschap testen

positief < 14d. In deze

gemeenschap is iedereen

verantwoordelijk voor

eigen basisbehoeften.

MSPOC, lokale of centrale FA

Familie Gezin Minimum 2 huisgenoten

testen positief < 14 d.

Via reguliere contactopsporing

en huisarts

5 TYPES DETECTIE Het detecteren van een bestaande of potentiële cluster leidt tot een clusteronderzoek. Afhankelijk van de oorsprong van de data (=’data oorsprong’) en het moment van clusterdetectie (=’timing’) zijn er drie verschillende types detectie te onderscheiden (zie matrix in Figuur 1).

Enerzijds kan er in termen van ‘timing’ een onderscheid gemaakt worden tussen proactieve en reactieve clusterdetectie. In het geval van proactieve detectie worden mogelijke clusters vastgesteld voordat zij zich manifesteren en verder uitdijen. In het geval van reactieve detectie worden clusters vastgesteld die zich al manifesteren in de praktijk. Anderzijds kan er in termen van ‘data oorsprong’ een onderscheid gemaakt worden tussen datagedreven of niet-datagedreven clusterdetectie.

Figuur 1: Matrix types clusterdetectie

Figuur 1: Matrix types detectie

Page 11: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 11 van 41

In het geval van datagedreven detectie wordt een (potentiële) cluster gedetecteerd o.b.v. (geautomatiseerde) data-analyse op grote hoeveelheden verzamelde data uit bijvoorbeeld contactonderzoek (zie hoofdstuk 5.2), eerder clusteronderzoek of brononderzoek. In het geval van niet-datagedreven detectie wordt een (potentiële) cluster in de praktijk opgemerkt. Onderhavige hoofdstukken diepen het verschil tussen deze types van clusterdetectie verder uit en behandelen enkele specifieke gevallen van clusterdetectie afhankelijk van het type cluster.

5.1 Proactieve detectie van een potentiële cluster in Script 1A

In het kader van contacttracing zal een indexpatiënt opgebeld worden door een call agent. Het bevragen en informeren van de indexpatiënt door een call agent gebeurt via een vooraf vastgelegd Script 1a. Dit script is onderverdeeld in verschillende secties waaronder patiëntinformatie, contacten, collectiviteiten, bedrijven, samenkomsten en vermoedelijke bron. Met betrekking tot de proactieve detectie van een potentiële cluster door een call agent is de sectie samenkomsten van belang.

In de sectie samenkomsten wordt bevraagd aan welke samenkomsten de indexpatiënt heeft deelgenomen tijdens de besmettelijke periode: vanaf 2 dagen voor de testafname of voor de start van de symptomen, tot 7 dagen na de testafname of na de start van de symptomen (of langer als de symptomen langer aanhielden). Dit betreft zowel persoonlijke als onpersoonlijke (publieke) samenkomsten (zie Hoofstuk 3 voor definities). Tabel 1 geeft een overzicht van mogelijke samenkomsten opgedeeld volgens onpersoonlijke en persoonlijke samenkomsten.

Een call agent zal gedurende het gesprek met de indexpatiënt bijkomende vragen stellen betreffende de persoonlijke en een aantal onpersoonlijke bijeenkomsten waaraan de indexpatiënt heeft deelgenomen en kan proactief aangeven in het Script 1a dat er verder onderzoek moet gebeuren. Dit leidt tot de opstart van casemanagement waarbij een casemanager wordt uitgestuurd om het contactonderzoek uit te voeren en bijkomende contacten (inclusief contactinformatie) te verzamelen. Vervolgens worden deze contacten bevraagd door de casemanager, wordt er een risico-inschatting uitgevoerd en worden de contacten opgeladen in het systeem van het callcenter. Op deze manier kan de casemanager opvolgen welke contacten uiteindelijk zelf indexpatiënten geworden zijn en kunnen potentiële clusters geïdentificeerd en ingedamd worden.

Casemanagement wordt niet bij elke samenkomst opgestart, maar enkel als het een meerwaarde heeft (zie Tabel 1). Dit hangt af van het type samenkomst: alle persoonlijke samenkomsten, maar slechts een beperkt aantal onpersoonlijke samenkomsten met een groter potentieel voor clustervorming (vb. indien binnen-activiteiten, en/of samenkomsten waar het moeilijk is om de maatregelen op te volgen, samenkomsten zonder vaste plaatsen). Bij deze samenkomsten worden er vervolgens tot twee bijkomende vragen gesteld door de call agent zoals weergegeven in Figuur 2. Indien vraag 1 leidt tot casemanagement, is het overbodig om vraag 2 te stellen.

Het proactief aangeven door de call agent in Script 1a dat voor een bepaalde samenkomst verder onderzoek moet gebeuren o.b.v. de bijkomende vragen, wordt de trigger in Script 1a genoemd. Deze trigger wordt op een automatische wijze omgezet tot een werkorder voor casemanagement dat op basis van de locatie van de samenkomst wordt toegewezen aan de betrokken eerstelijnszone en lokaal bestuur. Deze voert casemanagement uit in het Samenwerkingsplatform voor Uitbraakmanagement (SUM) volgens de voorgestelde werkwijzen en procedures zoals beschreven in het draaiboek voor casemanagement.

Page 12: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 12 van 41

Tabel 2: Meerwaarde casemanagement

Onpersoonlijke samenkomsten Meerwaarde casemanagement

Pretpark, natuurpark, dierenpark Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Bioscoop, theater, concertzaal Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Zwembad, speeltuin Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Museum, bibliotheek Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Markt, kermis Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Schoonheidssalon, massagesalon, kapper, tatoeage-salon, manicure-/pedicure-salon

Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Hotel, camping, vakantie-verhuur Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Casino Casemanagement zal beperkte meerwaarde hebben

Conferentie, beurs, evenement Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Restaurant, café Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Fitness, sauna, wellness Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Bed & Breakfast, hostel Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Overige Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Persoonlijke samenkomsten Meerwaarde casemanagement

Een feest (vb. bruiloft, verjaardag) Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een begrafenis Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een religieuze ceremonie Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een activiteit van een sportvereniging Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een activiteit van een culturele vereniging Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een ander type activiteit met vrienden of kennissen waar u veel van de deelnemers kende

Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Een activiteit met een jeugdbeweging (jeugdkampen worden genoteerd als collectiviteit)

Afhankelijk van situatie die indexpatiënt schetst

Page 13: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 13 van 41

5.2 Datagedreven clusterdetectie

Onder datagedreven clusterdetectie beschouwen we de automatisch gegenereerde clustersignalen die bekomen worden door de verwerking van beschikbare gegevens uit het covid-19 proces van “testing en tracing (T&T)” op het centrale niveau (https://covid19lab.healthdata.be/nl en https://www.corona-tracking.info/).

Deze gegevens kunnen zowel gebruikt worden voor proactieve als reactieve clusterdetectie. In praktijk, en in de huidige context, zal het datagedreven luik vooral gebruikt worden voor reactieve clusterdetectie, m.a.w. detectie van clustersignalen die zich reeds manifesteren in de T&T data en vervolgens de nood aan clusteronderzoek in een specifieke setting aanduiden. Proactieve clustersignalen uit de data kunnen wel van toepassing zijn bij erg specifieke criteria (vb. detectie van een problematische virusvariant of een extreem lage CT-waarde voor één patiënt die infectieus aanwezig was).

Wanneer, op basis van de beschikbare data, een mogelijke cluster (zie beschrijving per clustertype) wordt gedetecteerd, dan wordt dit vertaald in een clustersignaal. Dit signaal wordt naar de verantwoordelijke actor uitgestuurd voor verder onderzoek, dit kan expliciet (bijvoorbeeld via werkorder in SUM, of impliciet via een dashboard in de Zorgatlas). Op dit moment ligt de prioriteit ook hier op de detectie van signalen voor samenkomsten die aan de casemanagers worden doorgegeven. Deze samenkomsten hebben immers geen verantwoordelijke actor die standaard het interne contactonderzoek zal opnemen.

Op termijn zouden ook voor collectiviteiten en bedrijven dergelijke reactieve clustersignalen uit de data voorbereid worden. Zoals reeds beschreven in Sectie 5.3, wordt echter verwacht dat de meeste clusters binnen collectiviteiten en bedrijven met een verantwoordelijke arts voor intern contactonderzoek, lokaal gedetecteerd zullen worden.

5.2.1 Gebruikte databronnen

De, op dit moment, beschikbare gegevens kunnen als volgt samengevat worden:

• Gegevens uit het centrale contactonderzoek (script 1A, 2A, 1B,2B) ▫ Een persoon geeft aan dat er een infectieuze aanwezigheid was met betrekking tot

een collectiviteit, bedrijf of samenkomst. De hoedanigheid waarin de persoon contact had met een collectiviteit of bedrijf (personeel, bezoeker, bewoner…) kan hier ook meegenomen worden.

▫ Er worden secundaire gevallen geïdentificeerd binnen de contacten die werden opgelijst door een index in een setting.

▫ Een persoon geeft de setting aan als de vermoedelijke bron van infectie.

Figuur 2: Bijkomende vragen m.b.t. samenkomsten in Script 1a

Page 14: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 14 van 41

• Gegevens uit de CTPC-tool: Op basis van deze gegevens kunnen aangevraagde testen in het kader van interne contacttracing door de verantwoordelijke actor in een collectiviteit of bedrijf opgevolgd worden.

• Gegevens uit de RSZ-databank: Positieve testresultaten worden gekoppeld d.m.v. informatie over de werkgever en locatie van tewerkstelling. Deze informatie is voorlopig beperkt voor verwerking door het VAZG als gevolg van GDPR-beperkingen.

• Gedetailleerde gegevens die rechtstreeks worden doorgegeven vanuit collectiviteiten. Dit is specifiek van toepassing voor scholen die binnen de opvolging van CLB vallen (kleuter-, lager en secundair onderwijs) en waarvan de registratiegegevens rechtstreeks naar VAZG stromen vanuit het CLB-registratiesysteem LARS.

• Toekomst: gegevens met betrekking tot virus varianten en Ct-waarden die beschikbaar zijn in de testdatabases.

• Toekomst: Gegevens uit het gedetailleerde brononderzoek waaruit settings geïdentificeerd kunnen worden als vermoedelijke bron van infectie.

5.3 Lokale detectie van clusters door verantwoordelijke actoren

In veel gevallen is er sprake van een collectiviteit of bedrijf met een verantwoordelijke die het interne contactonderzoek, volgend op de registratie van een infectieuze persoon, uitvoert. Hier is het waarschijnlijk dat het deze verantwoordelijke zal zijn die in eerste instantie een mogelijke cluster detecteert binnen de collectiviteit of het bedrijf. Vervolgens zal deze verantwoordelijke actor ook het clusteronderzoek zelf uitvoeren volgens de procedures en specifieke richtlijnen zoals aangegeven in hoofdstuk 7.

Het kan ook zijn dat de lokale werkingen (Covid-19 teams van de eerstelijnszone of lokale besturen) clusters binnen samenkomsten of gemeenschappen detecteren omdat gevallen onder de radar van het centrale contactonderzoek blijven en zodoende niet gedetecteerd worden door de datagedreven clusterdetectie. Men verwijst hiernaar als detectie in de praktijk of detectie door alertheid op het veld.

Page 15: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 15 van 41

6 SCHEMATISCH OVERZICHT ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Bij de uitvoering en opvolging van clusteronderzoek zijn verschillende partijen betrokken, waaronder bijvoorbeeld (medische) collectiviteitsverantwoordelijken, Covid-19 cel van de zorgraad van de eerstelijnszones (ELZ) en teams van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG). Afhankelijk van het type cluster en het type van detectie zal een andere partij een voortrekkende rol opnemen in het uitvoeren van clusteronderzoek. Onderhavig hoofdstuk tracht, gestructureerd op basis van welgekozen parameters, visueel weer te geven welke partij in welke situatie verantwoordelijk is voor de uitvoering van clusteronderzoek.

Teneinde zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de realiteit werden verschillende stroomdiagrammen opgesteld rekening houdend met onder meer het type van de cluster, de aan- of afwezigheid van een (medische) collectiviteitsverantwoordelijke, eventuele hulpvragen die ingeroepen kunnen worden en specifieke wisselwerkingen tussen betrokken actoren in het geval van bijvoorbeeld een cluster binnen een school, bedrijf, kinderopvang of woonzorgcentrum.

De verhouding tussen de verschillende stroomdiagrammen wordt weergegeven in Figuur 3. Het scenario waarin er geen (medische) collectiviteitsverantwoordelijke is welke clusteronderzoek kan uitvoeren geldt stroomschema 1. Wanneer een collectiviteit wel een (medische) verantwoordelijke heeft dewelke clusteronderzoek kan uitvoeren geldt stroomschema 2. Gezien de specificiteit van het ondernemen van clusteronderzoek in precaire zorginstellingen (WZC, GAW, …), scholen, bedrijven en kinderopvang werd voor deze collectiviteiten respectievelijk een afzonderlijk stroomschema 2a, 2b, 2c en 2d uitgewerkt. Een gedetailleerde beschrijving voor elk stroomschema is terug te vinden in hoofdstukken 6.1 tot en met 6.2.4.

Figuur 3: Overzicht stroomschema's

Page 16: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 16 van 41

Onderstaande Figuur 4 betreft de legende bij de verschillende stroomschema’s. Concreet wordt iedere actor (collectiviteitsverantwoordelijke, Covid-19 cel van de zorgraad van de ELZ of VAZG) met een afzonderlijke kleur weergegeven. Daarnaast wordt tevens gewerkt met verschillende symbolen voor de diverse manieren van communicatie en formele meldingen van een cluster.

6.1 Stroomschema 1: Onderzoek van cluster zonder (medische) collectiviteitsverantwoordelijke

Stroomschema 1 is van toepassing op alle situaties waarbij er niet kan worden teruggevallen op een (medische) collectiviteitsverantwoordelijke voor clusteronderzoek. Het clusteronderzoek zal hier bijgevolg dienen te worden opgenomen door de Covid-19 cel of door VAZG.

Een (potentiële) cluster kan door het lokaal bestuur of de Covid-19 cel worden gedetecteerd met behulp van dashboards in de Zorgatlas van VAZG of in de praktijk via alertheid op het veld. De Covid-19 cel zal de cluster formeel melden via het UVS webform. Zij heeft de mogelijkheid om dan reeds een hulpvraag richting VAZG aan te duiden. Het initiatief voor het uitvoeren van clusteronderzoek ligt bij de Covid-19 cel. Wanneer de Covid-19 cel het clusteronderzoek uitvoert, kan deze tijdens het uitvoeren steeds VAZG contacteren voor hulp. Indien de Covid-19 cel het clusteronderzoek doorgeeft aan VAZG, kan VAZG een centrale field agent uitsturen om het clusteronderzoek uit te voeren.

Figuur 5 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld 1: Begrafenis. Een lokaal bestuur merkt een mogelijke cluster op gelinkt aan een begrafenis. Het lokaal bestuur verwittigt haar Covid-19 cel betreffende deze cluster. De Covid-19 cel zal vervolgens deze cluster formeel melden via het UVS webform op de website van VAZG. Indien de Covid-19 cel op dat moment inschat dat er hulp nodig zal zijn van VAZG, kan zij reeds bij de melding bijkomend een hulpvraag meesturen. Van zodra de cluster gemeld wordt via het UVS webform, wordt deze cluster zichtbaar in het UVS 2.0. De Covid-19 cel beslist om het clusteronderzoek zelf uit te uitvoeren of om het door te geven aan VAZG. In dit voorbeeld beslist de Covid-19 cel het clusteronderzoek zelf uit te voeren. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kan de Covid-19 cel steeds advies vragen van VAZG door een formele hulpvraag te lanceren richting het team infectieziekten (IZ) van VAZG via een aanpassing in de UVS 2.0 melding. Team IZ zal contact opnemen met de Covid-19 cel voor het nodige advies.

Figuur 4: Legende

Page 17: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 17 van 41

6.2 Stroomschema 2: Onderzoek van cluster met (medische) collectiviteitsverantwoordelijke

Stroomschema 2 is van toepassing op alle collectiviteiten waarbij er een (medische) collectiviteitsverantwoordelijke beschikbaar is dewelke clusteronderzoek kan uitvoeren. Ongeacht het type van detectie (detectie door centraal niveau of detectie door lokaal niveau) zal de collectiviteitsverantwoordelijke verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van clusteronderzoek.

Indien de (potentiële) cluster door VAZG wordt gedetecteerd (=detectie door centraal niveau), zal VAZG de cluster formeel melden via het UVS webform. Op deze manier wordt de betrokken Covid-19 cel op de hoogte gebracht. De Covid-19 cel brengt vervolgens de collectiviteitsverantwoordelijke op de hoogte. Indien de (potentiële) cluster door de collectiviteitsverantwoordelijke wordt gedetecteerd (=detectie door lokaal niveau), zal de collectiviteitsverantwoordelijke, met uitzondering van CLB-arts of CRA, de cluster formeel melden via het UVS webform. Hij of zij heeft de mogelijkheid om dan reeds een hulpvraag richting VAZG en/of de betrokken Covid-19 cel aan te duiden. Afhankelijk van het type collectiviteitsverantwoordelijke kan er enkel een hulpvraag gesteld worden richting de Covid-19 cel of

Figuur 5: Stroomschema 1 – Onderzoek van cluster zonder (medische) collectiviteitsverantwoordelijke

Page 18: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 18 van 41

heeft de collectiviteitsverantwoordelijke de keuze om de hulpvraag te stellen richting de Covid-19 cel of VAZG.

De collectiviteitsverantwoordelijke voert clusteronderzoek uit voor de gedetecteerde cluster. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de betrokken Covid-19 cel welke steeds geraadpleegd kan worden voor advies door de collectiviteitsverantwoordelijke. De Covid-19 cel kan op haar beurt hulp inroepen van VAZG betreffende dit advies via UVS 2.0. Daarnaast kan de collectiviteitsverantwoordelijke ook steeds VAZG contacteren voor bijkomende hulp tijdens het clusteronderzoek.

Figuur 6 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld: Ziekenhuis. Er wordt een potentiële cluster gedetecteerd door een ziekenhuis (=detectie door lokaal niveau). Het team ziekenhuishygiëne wordt als collectiviteitsverantwoordelijke hiervan op de hoogte gebracht. Het team ziekenhuishygiëne zal vervolgens deze cluster formeel melden via het UVS webform op de website van VAZG. Indien deze op dat moment inschat dat er hulp nodig zal zijn van VAZG, of de Covid-19 cel kan zij reeds bij de melding bijkomend een hulpvraag meesturen. Van zodra de cluster gemeld wordt via het UVS webform, wordt deze cluster zichtbaar in het UVS 2.0. Het team ziekenhuishygiëne voert het clusteronderzoek voor de gedetecteerde cluster uit. Wanneer nodig betrekt het de Covid-19 cel voor advies. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kan het team ziekenhuishygiëne advies vragen van VAZG via [email protected]. VAZG zal het team ziekenhuishygiëne en de betrokken Covid-19 cel contacteren voor het nodige advies.

Page 19: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 19 van 41

6.2.1 Stroomschema 2a: Precaire zorginstellingen

Precaire zorginstellingen volgen vandaag reeds een specifieke aanpak voor het uitvoeren van clusteronderzoek. Onder precaire zorginstellingen wordt onder meer verstaan WZC, CVK, CVH, PVT, PZ, RESREV, RZ, IBW, Project Zorg en Gezondheid, GAW en SFG (zie Appendix). Deze collectiviteitentypes zullen data m.b.t. besmettingen en clusters rechtstreeks rapporteren via het VAZG e-loket of via het OST (Outbreak Support Team) van VAZG. Zij maken bijgevolg geen gebruik van het UVS webform en het UVS 2.0 voor de melding van clusters. Stroomschema 2a is van toepassing op deze specifieke collectiviteiten. Ongeacht het type van detectie (detectie door centraal niveau of detectie door lokaal niveau) zal de CRA of verantwoordelijke arts in samenwerking met de arbeidsgeneeskundige dienst (AGD) wanneer er ook werknemers betrokken zijn bij de cluster de verantwoordelijkheid hebben voor clusteronderzoek in deze collectiviteiten.

Indien de (potentiële) cluster door het OST wordt gedetecteerd (=detectie door centraal niveau), zal het OST de CRA of verantwoordelijke arts op de hoogte brengen betreffende de gedetecteerde cluster. Daarnaast wordt de betrokken Covid-19 cel op de hoogte gesteld. Indien de (potentiële) cluster door de CRA of verantwoordelijke arts wordt gedetecteerd (=detectie door lokaal niveau), zal deze de Covid-19 cel verwittigen.

Figuur 6: Stroomschema 2 – Onderzoek van cluster met (medische) collectiviteitsverantwoordelijke

Page 20: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 20 van 41

De CRA of verantwoordelijke arts voert, in mogelijke samenwerking met de AGD, het clusteronderzoek uit. Dit kan in nauwe samenwerking met de betrokken Covid-19 cel welke steeds geraadpleegd kan worden voor advies door de CRA of verantwoordelijke arts en mogelijks de AGD. De Covid-19 cel kan op haar beurt hulp inroepen van het OST betreffende dit advies. Daarnaast kan de CRA of verantwoordelijke arts en mogelijks de AGD ook steeds het OST contacteren voor bijkomende hulp tijdens het clusteronderzoek.

Figuur 7 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld: Woonzorgcentrum. Een CRA detecteert een mogelijke cluster in een woonzorgcentrum (=detectie door lokaal niveau). De CRA dient de betrokken Covid-19 cel te verwittigen betreffende deze cluster. De CRA zelf bezorgt de nodige data aan het OST via het e-loket. De CRA voert in samenwerking met de AGD het clusteronderzoek uit. Wanneer nodig betrekken zij de Covid-19 cel. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kunnen de CRA en AGD advies vragen van het OST via [email protected]. Het OST zal de CRA, AGD en betrokken Covid-19 cel contacteren voor het nodige advies.

Figuur 7: Stroomschema 2a - Precaire zorginstellingen

Page 21: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 21 van 41

6.2.2 Stroomschema 2b: Kleuter-, lagere, secundaire scholen en internaten

De CLB’s in kleuterscholen, lagere scholen, secundaire scholen en internaten volgen vandaag tevens een specifieke aanpak voor het uitvoeren van clusteronderzoek1. Voor het rapporteren en opvolgen van besmettingen en hun contacten gebruiken zij in eerste instantie de online toepassing LARS in plaats van het UVS webform en het UVS 2.0. Stroomschema 2b is van toepassing op deze specifieke situatie. Ongeacht het type van detectie (detectie door centraal niveau of detectie door lokaal niveau) zal het CLB en/of de AGD de verantwoordelijkheid hebben voor het uitvoeren van clusteronderzoek in deze collectiviteiten, afhankelijk van de hoedanigheid van de personen betrokken bij de cluster. Wanneer het gaat om leerlingen ligt het initiatief voor clusteronderzoek bij de CLB’s, wanneer het gaat om personeelsleden ligt het initiatief voor clusteronderzoek bij de AGD (een combinatie van leerlingen en personeelsleden is uiteraard ook mogelijk).

Indien de (potentiële) cluster door VAZG wordt gedetecteerd (=detectie door centraal niveau), zal VAZG de cluster melden richting het CLB. Daarnaast wordt de betrokken Covid-19 cel op de hoogte gesteld. Indien de cluster door het CLB wordt gedetecteerd op basis van de opvolging van indexen en contactonderzoek ter hoogte van de school, zal deze de betrokken Covid-19 cel verwittigen. Indien er personeelsleden betrokken zijn bij de cluster wordt de AGD van de school betrokken.

Het CLB en/of de AGD voert clusteronderzoek uit voor de gedetecteerde cluster. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de betrokken Covid-19 cel welke steeds geraadpleegd kan worden voor advies door het CLB en/of de AGD. De Covid-19 cel kan op haar beurt hulp inroepen van VAZG betreffende dit advies. Daarnaast kan het CLB en/of de AGD ook steeds VAZG contacteren voor bijkomende hulp tijdens het clusteronderzoek.

Figuur 8 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld: Secundaire school. Het CLB van een secundaire school detecteert een mogelijke cluster op basis van contactonderzoek ter hoogte van de school (=detectie door lokaal niveau). Het CLB dient de betrokken Covid-19 cel te verwittigen betreffende deze cluster. Aangezien in dit voorbeeld bij de cluster zowel leerlingen als personeel betrokken zijn, betrekt het CLB de AGD van de school. Het CLB en de AGD voeren in nauwe samenwerking clusteronderzoek uit. Wanneer nodig betrekken zij de Covid-19 cel. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kunnen het CLB en de AGD advies vragen van VAZG via [email protected]. VAZG zal het CLB, de AGD en de betrokken Covid-19 cel contacteren voor het nodige advies.

1 Onder clusteronderzoek in een schoolcontext wordt proactief intern contactonderzoek verstaan.

Page 22: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 22 van 41

6.2.3 Stroomschema 2c: Bedrijven

Stroomschema 2c is specifiek van toepassing op bedrijven waar een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (EDPBW) de verantwoordelijkheid heeft voor het uitvoeren van clusteronderzoek ongeacht het type van detectie (detectie door centraal niveau of detectie door lokaal niveau).

Indien de potentiële cluster door VAZG wordt gedetecteerd (=detectie door centraal niveau), zal VAZG de arbeidsgeneeskundige dienst (AGD) op de hoogte brengen. De AGD gaat na of de gedetecteerde cluster effectief bestaande is. Indien dit het geval is, meldt de AGD de cluster formeel via het UVS webform en heeft deze de mogelijkheid om reeds een hulpvraag richting VAZG of de Covid-19 cel aan te duiden. Indien de (potentiële) cluster door de AGD wordt gedetecteerd (=detectie door lokaal niveau), zal de AGD de cluster formeel melden via het UVS webform en heeft deze de mogelijkheid om dan reeds een hulpvraag richting VAZG of de Covid-19 cel aan te duiden. De Covid-19 cel zal expliciet op de hoogte gebracht dienen te worden door de AGD via een hulpvraag in het geval de

Figuur 8: Stroomschema 2b - Scholen

Page 23: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 23 van 41

context betrekking heeft op bouwwerven, collega’s die verblijven in dezelfde accommodatie of wanneer er een kinderdagverblijf verbonden is aan de werkomgeving.

De AGD voert clusteronderzoek uit voor de gedetecteerde cluster. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de betrokken Covid-19 cel welke steeds geraadpleegd kan worden voor advies door de AGD. De Covid-19 cel kan op haar beurt hulp inroepen van VAZG betreffende dit advies via UVS2.0. Daarnaast kan de AGD ook steeds VAZG contacteren voor bijkomende hulp tijdens het clusteronderzoek.

Figuur 9 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld: Bedrijf. VAZG detecteert een mogelijke cluster in een bedrijf door analyse van RSZ-data (=detectie door centraal niveau). VAZG zal vervolgens de betrokken AGD op de hoogte brengen. In dit geval bevestigt de AGD dat het om een effectieve cluster gaat en zal het deze cluster formeel melden via het UVS webform op de website van het Agentschap. Vervolgens voert de AGD het clusteronderzoek voor de gedetecteerde cluster uit. Wanneer nodig betrekt deze de Covid-19 cel bij het clusteronderzoek voor advies. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kan de AGD advies vragen van VAZG via [email protected]. VAZG zal de AGD en de betrokken Covid-19 cel contacteren voor het nodige advies.

Page 24: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 24 van 41

Figuur 9: Stroomschema 2c - Bedrijven

Page 25: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 25 van 41

6.2.4 Stroomschema 2d: Kinderopvang

Stroomschema 2d is specifiek van toepassing op collectiviteiten gericht op kinderopvang. Het Agentschap Opgroeien (AG Opgroeien) heeft de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van clusteronderzoek in deze collectiviteiten ongeacht het type van detectie (detectie door centraal niveau of detectie door lokaal niveau). De collectiviteitsverantwoordelijke brengt het AG Opgroeien op de hoogte via een e-meldformulier.

Indien de (potentiële) cluster door VAZG wordt gedetecteerd (=detectie door centraal niveau), zal VAZG de cluster formeel melden via het UVS webform. Op deze manier wordt de betrokken Covid-19 cel op de hoogte gebracht. De Covid-19 cel brengt vervolgens de collectiviteitsverantwoordelijke op de hoogte. De collectiviteitsverantwoordelijke meldt op haar beurt de cluster richting AG Opgroeien via het e-meldformulier. Indien de (potentiële) cluster door de collectiviteitsverantwoordelijke wordt gedetecteerd (=detectie door lokaal niveau), zal deze de cluster melden via het e-meldformulier richting AG Opgroeien. Het AG Opgroeien zal de cluster formeel melden via het UVS webform en heeft de mogelijkheid om dan reeds een hulpvraag richting VAZG aan te duiden. Indien er personeelsleden betrokken zijn bij de cluster wordt de AGD betrokken.

AG Opgroeien en/of de AGD voert clusteronderzoek uit voor de gedetecteerde cluster. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de betrokken Covid-19 cel welke steeds geraadpleegd kan worden voor advies door AG Opgroeien en/of de AGD. De Covid-19 cel kan op haar beurt hulp inroepen van VAZG betreffende dit advies. Daarnaast kan AG Opgroeien en/of de AGD ook steeds rechtstreeks VAZG contacteren voor bijkomende hulp tijdens het clusteronderzoek.

Figuur 10 geeft de hoger omschreven stromen in dit scenario visueel weer. Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken partijen vanaf de clusterdetectie tot de uitvoering van het uiteindelijke clusteronderzoek. De verschillende mogelijke interacties tussen de betrokken partijen worden eveneens weergegeven.

Voorbeeld: Kinderdagverblijf. De verantwoordelijke van een kinderdagverblijf detecteert een mogelijke cluster (=detectie door lokaal niveau). Hij/zij dient deze cluster te melden richting AG Opgroeien via het e-meldformulier. AG Opgroeien zal vervolgens deze cluster formeel melden via het UVS webform op de website van VAZG. Indien deze op dat moment inschat dat er hulp nodig zal zijn van VAZG kan zij reeds bij de melding bijkomend een hulpvraag meesturen. Aangezien in dit voorbeeld geen personeelsleden betrokken zijn, dient de AGD niet betrokken te worden. Het AG Opgroeien voert clusteronderzoek uit. Wanneer nodig betrekt het de Covid-19 cel. Indien er tijdens het clusteronderzoek bijkomende hulp nodig is, kan het AG Opgroeien advies vragen van VAZG via [email protected]. VAZG zal AG Opgroeien en de betrokken Covid-19 cel contacteren voor het nodige advies.

Page 26: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 26 van 41

Figuur 10: Stroomschema 2d - Kinderopvang

Page 27: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 27 van 41

7 HANDLEIDING CLUSTERONDERZOEK Wanneer door een (arts van een) collectiviteit, een lokaal bestuur, een (mSPOC van een Covid-19 cel van een) eerstelijnszone of het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid een (potentiële) cluster (≥ 2 personen) wordt vastgesteld, zal actie ondernomen moeten worden door de verschillende betrokken actoren.

Dit hoofdstuk van het draaiboek gaat dieper in op de stappen van het clusteronderzoek, met het oog op het bevestigen van de cluster, het identificeren van bijkomende gevallen en risicocontacten en het instellen van adequate controlemaatregelen.

Afhankelijk van de afspraken binnen iedere collectiviteit, lokaal bestuur of ELZ en van de actor die de cluster heeft gedetecteerd, zal de uitwerking van het clusteronderzoek verschillend zijn.

Zo zal bij een cluster in een WZC de CRA steeds instaan voor het contactonderzoek binnen deze collectiviteit. Een cluster binnen een sportvereniging of een bruiloft verdient dan weer een andere aanpak aangezien er hier geen (para)medisch verantwoordelijke is die het contactonderzoek kan coördineren. In de praktijk zullen medewerkers van het lokale bestuur, de eerstelijnszone of VAZG / centrale veldwerker deze clusters onderzoeken. Voor sommige specifieke settings zijn er reeds afzonderlijke draaiboeken (bv. WZC, VAPH instelling) of procedures (bv. samenkomsten) gemaakt.

7.1 Algemeen proces

De aanpak van het clusteronderzoek hangt sterk af van de concrete context en eigenheid van de instantie waar de cluster wordt vastgesteld. Desalniettemin zijn er steeds enkele basisstappen die wederkeren in elk clusteronderzoek. Figuur 11 geeft een overzicht van deze basisstappen, van het verzamelen van basisgegevens van de indexpatiënt tot het melden en verder opvolgen van de cluster.

Figuur 11: Basisstappen clusteronderzoek

STAP 1: Bevestig de diagnose en verzamel basisgegevens bij initiële indexpatiënten

Bij de detectie van een (potentiële) cluster moet er in de eerste plaats gekeken worden of het gaat om bevestigde gevallen en hoe de initieel gemelde indexpatiënten zich tegenover elkaar verhouden. Hierbij kan men een aantal basisgegevens van de indexpatiënten oplijsten in de Excel template beschikbaar op de website van Het Agentschap.

Deze basisgegevens kunnen meestal uit het S&F (script & form gehanteerd door het call center) of de controletoren gehaald worden, of worden verzameld door de collectiviteitsverantwoordelijke. Ze worden opgedeeld in persoons-, tijds- en plaats/clustergebonden gegevens. Ook het naleven van de maatregelen moet bevraagd worden om een zo volledig mogelijk beeld van de cluster te kunnen vormen.

Page 28: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 28 van 41

Persoonsgebonden gegevens:

• Naam, geboortedatum, rijksregisternummer, adres

• Aanwezigheid symptomen

• Type test: PCR, sneltest, speekseltest, zelftest

• Bron van de infectie volgens de indexpatiënt: thuis (andere eerdere indexpatiënten in gezin?),

werk, reis, andere, …

• Gevaccineerd: volledig, onvolledig, niet? Datum laatste vaccin

• Link tussen de initieel gemelde indexen: HRC op werkplaats, LRC op werkplaats, carpool,

huisgenoot, vergadering, gedeelde pauze, hobby, school kinderen …

Tijdsgebonden gegevens:

• Indien van toepassing: datum start symptomen

• Datum van testafname

• Laatste dag van aanwezigheid in de clustersetting

Plaats/clustergebonden gegevens:

Deze gegevens kan men niet terugvinden in de S&F of de controletoren. Hiervoor is een nieuwe contactname met de indexpatiënten nodig.

• Situering binnen de clustersetting bv.:

o Personeelslid, bewoner

o Exacte afdeling(en) waar men de laatste periode werkte of verbleef

o Functie, zowel bij werk- als vrijetijdsclusters van toepassing (bandwerk, administratie,

trainer, speler, leider, lid van de jeugdvereniging, …)

Naleven van de maatregelen:

Speciale omstandigheden die van invloed zijn op de risicoanalyse zoals:

• Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM),

• Ventilatie

• Respecteren van de afstandsmaatregel tijdens werk/activiteit, idem voor en na de activiteit

(pauze, woon/werk, …)

• Contacten met andere personen binnen de cluster, buiten de clustersetting (bv. carpoolen,

samen wonen, …)

Het is belangrijk om alle gegevens gestandaardiseerd te bevragen en te registeren om verdere analyse te vereenvoudigen.

Bij een clusteronderzoek vraag men bovendien steeds na of er een andere mogelijke besmettingsbron gekend is. De bedoeling is om uit te sluiten of er geen toevallige samenloop van omstandigheden is en de indexpatiënten in werkelijkheid dus niet aan elkaar gelinkt zijn. Zeker bij een hoge gemeentelijke / stedelijke / regionale / landelijke incidentie is het niet uitgesloten dat er twee of meerdere indexpatiënten met een verschillende bron toch op éénzelfde locatie zijn geweest.

Page 29: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 29 van 41

Figuur 12: Bronbevraging

Bijvoorbeeld: Denk aan een groot bedrijf met vijf positieve werknemers waarvan er uiteindelijk slechts drie daadwerkelijk aan elkaar gelinkt kunnen worden in tijd en ruimte, en de andere twee besmet blijken te zijn door een reeds eerder positief getest gezinslid. Tussen de twee werknemers die naar alle waarschijnlijkheid via het gezin besmet zijn geraakt, bestaat er dus geen onderlinge link noch een link met de andere drie gevallen. In Figuur 12 vallen dus enkel werknemer 1, 2 en 4 binnen de bedrijfscluster.

STAP 2: Stel “no regret” maatregelen in

Van zodra men een cluster vermoed, kunnen “no regret” maatregelen worden vastgelegd. Deze urgente controlemaatregelen omvatten het geheel van voorzorgsmaatregelen die in de aanvangsfase of bij een vermoeden van een cluster genomen moeten worden.

2.1 Aanscherpen en/of opschalen van bestaande maatregelen

• Op basis van de reeds bestaande risicoanalyse van de setting kan men maatregelen

aanscherpen of bijsturen waar nodig, zoals incorrect gebruik van persoonlijke

beschermingsmiddelen (PBM), niet respecteren van de afstandsmaatregel, vervallen van de

voorzorgsmaatregelen tijdens de pauzes, …

• Men kan ook de huidige preventieve maatregelen gaan opschalen, zoals stimuleren van

telewerk daar waar mogelijk, afstandsregels aanscherpen (ook tijdens informele contacten

zoals rook- of lunchpauzes), plaatsen van plexiglas, verbeteren van de ventilatie, stewards

inzetten die naleving van maatregelen stimuleren, vermijden van carpoolen …

2.2 Casefinding en forward tracing

Alle personen met klachten dienen direct geïsoleerd en getest te worden.

• Er moet ook extra gecheckt worden of alle reeds eerder verwezen HRC (naar aanleiding

van reeds gemaakte risicoanalyses voor initiële indexen) ook daadwerkelijk in quarantaine

zijn, zich lieten testen en of de resultaten van de test al gekend zijn.

• Voor elke index dient er steeds een individuele risico-inschatting gemaakt te worden rond

deze index binnen die samenkomst/collectiviteit zodat HRC en LRC kunnen worden

geïdentificeerd. Dit geldt niet enkel bij een cluster, maar ook bij een individuele melding.

Page 30: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 30 van 41

Alle contacten tot twee dagen voor de start van de symptomen of indien asymptomatisch tot twee dagen voor de positieve test moeten geïdentificeerd worden.

o Alle contacten worden in kaart gebracht. Voor een bedrijf is dit bv. collega’s werkzaam

in dezelfde kantoorruimte, vergaderingen, pauzes, … Het is ook belangrijk om na te

gaan of er andere contacten zijn die meer buiten de werksfeer liggen zoals woon-

werkverkeer, vergaderingen, carpoolen, privé-linken tussen de werknemers (hobby,

vrienden, familiebanden…) …

o Vervolgens worden deze contacten opgedeeld in HRCs en LRCs. HRCs worden

doorverwezen voor testing en quarantaine volgens de geldende richtlijnen. Op de

template in bijlage onder het tabblad casefinding kunnen deze contacten opgelijst

worden.

STAP 3: Bevestig dat het om een cluster gaat

Van zodra men de basisgegevens heeft verzameld, kan men deze gaan verwerken. Het doel is om een zo volledig mogelijk overzicht van de cluster te verkrijgen zodat men een eerste mogelijke hypothese naar voor kan schuiven.

3.1 Maak een tijdlijn

Op basis van de informatie verkregen in stap 1, kan men de besmettingen chronologisch gaan rangschikken. Zo krijgt men informatie over de tijdsspreiding en de wijze van transmissie (wie heeft wie besmet), maar ook over hoe deze mensen zich ten opzichte van elkaar verhouden (zijn de volgende indexpatiënten HRC/LRC/NRC van de vorigen). Zo kan men de initiële indexpersonen hergroeperen tot eenzelfde bron:

• Alle indexen die quasi gelijktijdig klachten kregen (binnen de 48u) kunnen mogelijk tot

dezelfde bron gerekend worden.

• Indexen zonder klachten worden tot dezelfde bron gerekend als ze binnen de 24u van

elkaar positief getest zijn (al dan niet in een groepsscreening).

Figuur 13: Groeperen van de besmettingen

Page 31: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 31 van 41

3.2 Maak een gevalsdefinitie voor de cluster

Om de cluster goed te omschrijven stelt men best een gevalsdefinitie op in persoon, tijd en plaats.

De gevalsdefinitie geldt enerzijds als richtlijn om personen die mogelijk tot de cluster behoren te identificeren en anderzijds om de epidemiologische opvolging van de cluster mogelijk te maken.

Bijvoorbeeld: Voor een vleesverwerkend bedrijf met cluster op 01/04/2021 in de snijderij kan een dergelijke gevalsdefinitie zijn:

• Persoon: alle nieuwe COVID-19 gevallen (bevestigd of waarschijnlijk)

• Plaats: werkend in de snijderij of een indirecte link met een persoon die werkzaam is in

de snijderij (bv. huisgenoot, carpoolen, pauzes, …)

• Tijd: optredend van 01/04/2021 tot 14 dagen na de datum van detectie van de laatste

nieuwe casus

Door de tijdslijn in stap 3.1 kan men makkelijk de begintijd van de cluster bepalen. De cluster start op het moment dat index 0 symptomen kreeg.

3.3 Bereken de attack rate

Een attack rate - ook cumulatieve incidentie genoemd - is het aantal nieuwe ziektegevallen ten opzichte van het aantal personen aanwezig in de bestudeerde populatie (bv. bedrijf, afdeling van een bedrijf, school, …) sinds het begin van de beschouwde tijdsperiode:

[aantal initiële indexen] x 100%/ [totaal aantal blootgestelden]

De noemer omvat het aantal “vatbare” (at risk) personen bij de aanvang van de cluster. Het omvat dus zeker de HRC en de LRC maar soms zal men dit uitbreiden naar alle aanwezigen op een bepaalde plaats (bv. afdeling van het bedrijf waar de infecties gelokaliseerd zijn). Deze uitbreiding naar alle aanwezigen gebeurt als men een hoge attack rate heeft wat wijst op een brede circulatie van het virus in de bestudeerde populatie, of wanneer bij de risico-inschatting veel HRC worden vastgesteld door gebrekkige naleving van de voorzorgsmaatregelen.

3.4 Maak een epicurve

Bij diepgaand bron- en clusteronderzoek maakt men ook een epicurve op. Dit is een grafische voorstelling van het aantal nieuwe ziektegevallen in functie van de tijd (histogram). Zie Figuur 14.

• De X-as stelt de datum van start symptomen of test (bij afwezigheid van symptomen)

voor.

• De Y-as omvat het aantal gevallen.

Figuur 14: Voorbeeld van een epicurve

Page 32: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 32 van 41

Het vroegtijdig uittekenen van een dergelijke curve kan belangrijke informatie opleveren qua besmettingsbron en besmettingsroute. Het laat ook toe om de verdere uitbreiding van de cluster op te volgen en de controlemaatregelen aan te passen indien nodig.

Alhoewel state of the art in veldepidemiologie, zal men in de praktijk niet steeds de tijd hebben om een dergelijke epicurve op te stellen, maar dit wordt wel haalbaarder indien de incidentie van nieuwe infecties en dus ook de werkdruk lager is.

STAP 4: Analyse van de cluster

Op basis van de gegevens van de risico-inschattingen (beschreven in stap 2) gaat men nu per index onderstaande vragen stellen:

• Is een index een gekende HRC van (één van) de vorige index(en)?

• Indien nee, is een index een gekende LRC van (één van) de vorige index(en)?

• Indien nee, is een index nooit eerder als contact genoteerd (= NRC, niet-risicocontact)?

Vul de Excel template verder aan met deze individuele risicoanalyse zodat de attack rate kan geactualiseerd worden.

Op basis van de antwoorden op de bovenstaande vragen, zijn volgende scenario’s mogelijk:

• Scenario 1: Indexen zijn HRC van voorgaande indexen

• Scenario 2: Indexen zijn LRC of NRC (niet-risicocontact) van voorgaande indexen

In de praktijk is het niet altijd een zwartwit verhaal en zal de analyse van de cluster vaak een combinatie zijn van scenario 1 en 2.

Bijvoorbeeld: Index 1 is een HRC van index 0, maar index 2 is een LRC van index 1 en 0. Op dat moment is het belangrijk om het hoogste scenario van de hele analyse te volgen voor het bepalen van de verdere acties rond de clusterindijking in stap 5. In dit voorbeeld dus scenario 2.

STAP 5: Maatregelen om de cluster in te dijken

Afhankelijk van de analyses in STAP 4 zijn er verschillende scenario’s en acties mogelijk.

Zoals reeds eerder vermeld, is het belangrijk om het hoogste scenario van de hele analyse te volgen voor de acties rond de clusterindijking2.

5.1 Scenario 1: Indexen zijn HRC van voorgaande indexen

Dit scenario gaat men volgen als er ENKEL HRC van de vorige indexen positief zijn geworden. Men heeft een correcte risicoschatting gemaakt, men spreekt van een ‘te verwachten cluster’.

Verder te nemen acties:

Acties rond de opvolging van de individuele positieven en hun contacten:

• Verifieer of positief geworden HRC tot de cluster behoren en of er geen andere bron

gedetecteerd kan worden.

2 Specifieke richtlijnen en/of draaiboeken voor isolatie, cohortering en quarantaine kan men per sector terugvinden op de website van Zorg en Gezondheid.

Page 33: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 33 van 41

• Vraag de resultaten van de overige HRC actief op en vul ook hun resultaten op de template

aan

• Was de nieuwe index infectieus aanwezig in de clustersetting? Voer dan ook voor hem

een individuele risicoanalyse uit en vul aan in de Excel template.

• Overloop de reeds gekende contacten en bekijk of deze nog steeds juist geclassificeerd

staan:

o LRC kunnen immers ondertussen HRC geworden zijn. Reeds gekende HRC van

eerdere indexen kunnen opnieuw een HRC worden van de nieuwe index. Het is

daarom belangrijk om bij deze reeds gekende HRC de duur van de quarantaine te

herbekijken omdat deze soms aangepast moet worden.

Acties rond de cluster in zijn geheel:

• Indien er een indicatie is van een snelle verspreiding, moeten de LRC getest worden met

snelle Ag testen3. Met spreekt van een snelle verspreiding indien:

o er 4 of meer positieve gevallen zijn met een link naar de collectiviteit

o of wanneer meer dan ¼ van de blootgestelden positief is (attack rate 25%) binnen

de 14 dagen (of 7 dagen als er een hoge incidentie is)

• Indien de resultaten van de sneltest niet wijzen op brede verspreiding:

o herhaal testing van LRC na 2-4 dagen

• Indien resultaten van de sneltest wijzen op snelle of brede verspreiding:

o beschouw alle LRC als HRC: Zij gaan allen in quarantaine en worden opnieuw

getest volgens de geldende richtlijn. Dag 0 = dag van het laatste contact met de

index(en) die het laatst positief is (zijn) geworden.

3 Let op: In sommige draaiboeken van specifieke settings (bv. scholen en bedrijven) is dit standaard opgenomen. Indien de attack rate hoog is in een bepaalde setting (bv. afdeling van een bedrijf, klas) dan zal men iedereen als HRC beschouwen. Bekijk hiervoor de draaiboeken van de desbetreffende setting.

Figuur 15: Voormalige HRC test positief

Page 34: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 34 van 41

5.2 Scenario 2: Indexen zijn LRC of NRC van voorgaande indexen

Bij dit scenario is het eerst en vooral belangrijk om te begrijpen waarom de LRC of NRC positief geworden zijn. Was de eerdere risico inschatting foutief of liggen er onbekende factoren aan de basis voor de uitbraak.

• Verifieer of positief geworden LRC/NRC tot de cluster behoren en of er geen andere bron

gedetecteerd kan worden.

o Enkel indien het LRC/NRC een zeer duidelijke bron heeft buiten de cluster kan

men besluiten dat de bron buiten de cluster valt. Bij twijfel, blijft hij onderdeel

van de cluster en dient de mogelijke bron verder onderzocht te worden.

o Noot: ook indien de bron buiten de cluster ligt, blijft dit een nieuwe index waarrond een individuele risico inschatting gemaakt moet worden.

• Bekijk of de eerdere risico inschatting rond de LRC/NRC correct was.

o Was er een duidelijk individueel risicocontact die over het hoofd werd gezien (vb.

carpoolen), vriend of vaste collega van een eerdere index…? Welke contacten heeft

de nieuwe index met de eerdere indexen? Waren er risicomomenten die eerder

over het hoofd zijn gezien (bv. samen eten, in éénzelfde ruimte werken, …)? Waren

er momenten waarop de algemene voorzorgsmaatregelen (afstand,

mondmaskerdracht) niet werden nageleefd.

Page 35: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 35 van 41

5.2.1 De eerdere risicoanalyse lijkt fouten te bevatten

Een LRC/NRC is eigenlijk een foutief gecatalogeerde HRC.

• Evalueer de fout in de risico inschatting. Was het een duidelijk individueel risicocontact

dat foutief werd ingeschat of waren er andere risicomomenten?

o Indien er een duidelijk individueel risicocontact was kan men scenario 1 van punt

5.1 volgen en hoeft men onderstaande acties niet meer verder te volgen.

o Let wel: ook rond deze nieuwe index dient een individuele risico inschatting gemaakt moet worden.

• Overloop alle LRC/NRC, ook de reeds gekende contacten, en herbekijk of deze wel juist

gecatalogeerd zijn.

• De eventuele nieuwe HRC moeten zich zo snel mogelijk laten testen met een PCR test en

in quarantaine gaan volgens de geldende maatregelen.

• Test alle LRC met een sneltest

o Indien de resultaten van de sneltest niet wijzen op brede verspreiding:

▪ herhaal testing van LRC na 2 tot 4 dagen

o Indien resultaten wijzen op snelle of brede verspreiding (AR 25% in kleine setting

of >4 positieve gevallen in < 14 dagen (of < 7 dagen bij een hoge 14-daagse

incidentie)):

▪ beschouw dan alle LRC als HRC.

▪ Zij gaan allen in quarantaine en worden opnieuw getest volgens de

geldende richtlijn. Dag 0 = dag van het laatste contact met de index(en)

die het laatst positief is (zijn) geworden.

5.2.2 De eerdere risicoanalyse lijkt correct

• Indien er slechts 1 LRC positief testte en er niets op wijst dat er andere factoren in het

werk zijn, kan men afwachten en concluderen dat hier toeval in het spel is. Desalniettemin

raden we aan om alle LRC alsnog te testen met een sneltest.

• Indien bij deze testing (een) andere LRC positief test(en), dient men over te gaan naar één

van de andere onderstaande opties.

• Indien er echter geen argumenten zijn om aan te nemen dat de voorgaande risicoanalyses

niet correct waren, maar er zijn echter meerdere onder de LRC of er zijn besmettingen

onder de NRC, dan is de hypothese over de wijze van de transmissie waarschijnlijk niet

correct of is er een ongekende indexpatiënt.

• Doe een plaatsbezoek om de naleving van de voorzorgsmaatregelen en risicopunten in

kaart te brengen:

o Gezamenlijk gebruik van ruimtes waar afstand of maskerdracht niet steeds

gerespecteerd worden zoals koffie- of eetruimtes, rookruimtes, klas- of

vergaderlokalen, kleedruimtes, sanitair, douches, …

o Foutief gebruik PBM

o Ontoereikende ventilatie

o Lawaaierige omgeving waar er veel geroepen wordt

o Carpooling

• Besluit op basis van het plaatsbezoek wat de meest waarschijnlijke oorzaak van de

uitbraak is: kan er een andere transmissiewijze zijn dan eerder gedacht of lijkt alles er op

dat er een onbekende index aan de basis ligt voor bijkomende besmettingen.

• Bij twijfel en/of indien men direct het gevoel heeft dat men (verschillende) indexen dreigt

te missen, gebeurt best direct een bredere groepstesting met PCR

Page 36: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 36 van 41

o Het testen van personen zonder klachten in welomschreven groepen geeft een

dwarsdoorsnedebeeld en kan zo helpen de omvang van een cluster in kaart te

brengen. Dit beeld kan sturend zijn in het beleid, bv. wanneer een gedeeltelijke of

volledige sluiting overwogen wordt.

o De afbakening van de te testen personen hangt af van de situering van de indexen

in de collectiviteit / samenkomst (bv. op 1 afdeling, of over de volledige

collectiviteit / samenkomst).

5.2.2.1 De wijze van transmissie is waarschijnlijk niet correct

• Maak op basis van de bevindingen van het plaatsbezoek een nieuwe risicoanalyse.

• De eventuele nieuwe HRC moeten zich zo snel mogelijk laten testen met een PCR test

en in quarantaine gaan volgens de geldende maatregelen.

• Test alle LRC met een sneltest

o Indien de resultaten van de sneltest niet wijzen op brede verspreiding: herhaal

testing van LRC na 2 tot 4 dagen.

• Indien resultaten wijzen op snelle of brede verspreiding (AR 25% in kleine setting of >4 positieve gevallen in < 14 dagen (of < 7 dagen bij een hoge 14-daagse incidentie)): beschouw dan alle LRC als HRC. Zij gaan allen in quarantaine en worden opnieuw getest volgens de geldende richtlijn. Dag 0 = dag van het laatste contact met de index(en) die het laatst positief is (zijn) geworden.

• Stel een aanbevelingsrapport op en adequate maatregelen voor om de transmissie in

de toekomst zoveel mogelijk te beperken.

Page 37: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 37 van 41

5.2.2.2 Vermoeden van een ongekende indexpatiënt

Indien uit het plaatsbezoek blijkt dat men een juist inschatting heeft gemaakt van de transmissiewijze, ligt er mogelijk een ongekende indexpatiënt aan de basis van de cluster.

Hoe een onbekende bronpatiënt er voor kan zorgen dat een hele groep risicocontacten initieel uit het vizier blijven, wordt in Figuur 16 duidelijk.

Bijvoorbeeld: er wordt aangenomen dat werknemer 1 de bron van de cluster is. Op zaterdag 21/02 laat hij zich testen omwille van klachten en test positief. Hierdoor worden werknemer 2 tot 5 HRC. Werknemer 2 en 4 testen vervolgens positief op maandag 23/02 bij hun eerste test n.a.v. dit HRC. Beiden zijn op dat moment asymptomatisch. Doordat er niet gewerkt wordt in het weekend, worden er geen risicocontacten van werknemer 2 en 4 ingeschaald. Het positief worden van werknemer 6, 7, 8 en 9 kan dus helemaal niet verklaard worden. Stel nu echter dat werknemer 2 elders besmet is en reeds langer asymptomatisch (en besmettelijk) was. Zij zou dan de bron zijn van werknemer 1. Als we de risicoanalyse rond haar doen vanaf 19/2 blijkt dat zij carpoolde met werknemer 6 en twee meetings had, één met werknemer 1 en 4 en één met werknemer 7, 8 en 9. Dit verklaart plots heel wat besmettingen.

Figuur 16: Onbekende bronpatiënt

Page 38: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 38 van 41

Vaak kan men aan de hand van de tijdslijn en de epicurve zien of er een vermoeden is van een ongekende indexpatiënt. Er zijn dan meerdere personen die ongeveer gelijktijdig klachten ontwikkelen, zonder dat er eerder een besmetting gekend is.

Ook het positief worden van NRC, duidt vaak op een ongekende indexpatiënt.

Op zich is het niet de bedoeling dat men nu de onbekende indexpatiënt gaat zoeken, maar wel dat men ruimer gaat testen zodat alle contacten rond deze onbekende indexpatiënt zeker getest (en zo nodig in quarantaine geplaatst) worden.

• Start op basis van de overeenkomsten in tijd en ruimte tussen de verschillende

indexen een uitgebreider contactonderzoek op: het clustergebonden

contactonderzoek. Net zoals in het reguliere contactonderzoek moeten de LRC en

HRC in kaart gebracht worden en getest worden. In de praktijk zal dit vaak

betekenen dat de volledige clustersetting getest zal worden.

• Lijst alle momenten op waarop de indexen op de locatie van de cluster aanwezig

waren (dagen, uren, …) Zowel in de 14 dagen voor de start van de symptomen als in

de periode tussen de start van de klachten en het in isolatie gaan van de index.

• Alle personen in dezelfde tijd en ruimte als de (2 of meer aan elkaar gelinkte) indexen

aanwezig, worden HRC.

o Deze HRC moeten zich zo snel mogelijk laten testen met een PCR test en in

quarantaine gaan volgens de geldende maatregelen.

o De laatste dag aanwezig op de clustersetting, zal als startpunt dienen om de

quarantaineduur en de datum van de hertest te bepalen.

• Alle personen waarbij het criterium ‘in tijd en ruimte’ maar deels voldaan is, worden

LRC.

o Denk hierbij aan eerder vluchtige contacten of beschermde contacten, mensen

die niet gelijktijdig maar wel in dezelfde tijdsspanne (bv. andere shift) in

dezelfde ruimte aanwezig waren, of wel gelijktijdig maar in aangrenzende

ruimtes aanwezig waren.

o Ook zij worden getest met een PCR test maar moeten niet in quarantaine.

De te nemen acties en beslissingen uitgebreid toegelicht onder ‘Stap 4: Analyse van de cluster’ worden op een compacte manier samengevat in onderstaand stroomdiagram in Figuur 17.

Page 39: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 39 van 41

Figuur 17: Stroomdiagram clusteranalyse

Page 40: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 40 van 41

STAP 6: Melding en registratie van de cluster

Clusters moeten steeds gemeld worden aan het Agentschap Zorg en Gezondheid en de lokale COVID 19-teams van de zorgraden.

Een cluster kan men melden via een webformulier (beschikbaar op de website van Het Agentschap). Vervolgens komen deze automatisch via het Uitbraakvolgsysteem (UVS) terecht bij de COVID 19-teams van de zorgraden en het team infectieziektebestrijding van Zorg en Gezondheid.

Bij de melding van de cluster kan men aanvinken dat men hulp vraagt (een “hulpvraag”) bij de aanpak van de cluster. Een hulpvraag kan zowel een vraag om informatie zijn als een vraag om praktische hulp. Wanneer men aanvinkt een hulpvraag te stellen, wordt men zo spoedig mogelijk gecontacteerd door het COVID 19-team van de Zorgraad en/of het team infectieziekten van AZG.

Men kan ook een melding doen van een vermoeden van een cluster wanneer men nog niet over alle informatie beschikt. Wanneer nadien meer info bekend is, moet men dit wel meedelen aan het COVID 19-team van uw zorgraad of via [email protected], zodat de registratie up-to-date blijft.

Clusters in een gezin op hetzelfde adres hoeven niet gemeld te worden (wegens een te groot aantal). Uitbraken in grote gezinnen die zich uitbreiden over verschillende adressen, zijn wel nuttig om te melden.

STAP 7: Opvolging van de cluster

Volg het verdere verloop van de cluster op en vul de Excel template (casefinding contacttracing) steeds verder aan zodat de epicurve en de attack rate verder worden geactualiseerd.

Zorg bij groepen met een verhoogd risico op transmissie voor een extra communicatie over het belang van de algemene voorzorgsmaatregelen.

De communicatie moet aansluiten op de doelgroep waarin de cluster zich voordoet. Hierbij kan men samenwerken met personen die nauw in contact staan met de doelgroep (bv. verantwoordelijke van een studentenvereniging, imam van een moskee, straathoekwerkers…). Het doel hiervan is om hen te informeren over de huidige situatie en een draagvlak te creëren voor het naleven van de maatregelen en de compliance te vergroten.

Bij grotere clusters is het aangewezen om een persbericht op te maken.

De opvolging van een cluster kan worden afgesloten op het moment dat alle (nieuwe en oude) HRC negatief getest zijn (of 10d in quarantaine gebleven zijn indien ze zich niet lieten testen) en er gedurende 14 dagen geen nieuwe positieve gevallen meer zijn bijgekomen.

STAP 8: Delen van de onderzoeksresultaten

Overweeg een rapport over de cluster te publiceren. Het op deze wijze uitschrijven en delen van informatie helpt de algemene kennis rond clustering te vergroten. Eventuele eerder niet vastgestelde transmissie-elementen kunnen deel gaan uitmaken van ander clusteronderzoek; succesvolle beheersstrategieën kunnen ook op andere plaatsen gebruikt worden.

Page 41: DRAAIBOEK CLUSTERONDERZOEK

Draaiboek Clusteronderzoek Pagina 41 van 41

8 AFKORTINGEN AZG: Agentschap Zorg & Gezondheid

BCO: Bron- en contactonderzoek

CO: contactonderzoek of contactonderzoeker

COVID-19: Corona Virus Disease 19

CRA: coördinerend en raadgevend arts (arts verbonden aan WZC)

CTC: centrale contacttracing

CTPC: Corona Test Prescription & Consultation

CVH: Centrum Voor Herstelverblijf

CVK: Centrum Voor Kortverblijf

DKO: deeltijds kunstonderwijs

DTC: decentrale contacttracing

ELZ: eerstelijnszone

GAW: groepen van assistentenwoningen

HRC: hoog-risico contact

IV: infectieziekten en vaccinatie

KDV: kinderdagverblijf

LARS: Leerling Activiteiten en Registratie Systeem

LB: lokaal bestuur

LRC: laag-risico contact

PBM: persoonlijke beschermingsmiddelen

PT: Psychiatrische Thuiszorg

PVT: Psychiatrische Verzorgingstehuizen

RSZ: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

SFG: serviceflatgebouwen

UVS: uitbraakvolgsysteem

VAPH: Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

VAZG: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

VWO: volwassenonderwijs

WZC: Woon- en ZorgCentrum

ZR: zorgraad