Download - 1031 Bevoegdheid Kinderrechter Over Geschil Inzake AWBZ-Zorg Voor Jeugdigen Met Psychiatrische Problemen

Transcript
Page 1: 1031 Bevoegdheid Kinderrechter Over Geschil Inzake AWBZ-Zorg Voor Jeugdigen Met Psychiatrische Problemen

stelsel

50 8-2008 > zorg & financiering

De kinderrechter van de Rechtbank Leeuwar-den wees op 3 maart 2008, onder nummer83553 FJ RK 07-519, vonnis in een geschil meteen Bureau Jeugdzorg over een verleende indi-catie voor ondersteunende begeleiding en eengeweigerde indicatie voor tijdelijk verblijf.

Ten aanzien van het besluit van het BureauJeugdzorg overwoog de rechter dat het BureauJeugdzorg tot taak heeft om vast te stellen of eenjeugdige in verband met psychiatrische proble-men is aangewezen op vormen van geestelijkegezondheidszorg ingevolge de AWBZ (Algeme-

ne wet bijzondere ziektekosten) of een zorgver-zekering. Voor beroep tegen deze indicatiebe-sluiten is de kinderrechter bevoegd, die oordeeltals bestuursrechter. Tegen de uitspraak van dekinderrechter staat hoger beroep open bij deAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad vanState.Het Bureau Jeugdzorg hanteerde terecht degedragslijn dat het verlenen van respijtzorg aanmantelzorgers, in dit geval de ouders, nietmogelijk is als de jeugdige permanent verblijftin het gezin van de pleegouders.Bron: RZA 2008, 65<

1031 bevoegdheid kinderrechter over geschil inzake awbz-zorgvoor jeugdigen met psychiatrische problemen

1032 geen rechtsplicht tot voortzetting ‘bovenbudgettair’ pgb

De Sector bestuursrecht van de Rechtbank ’s-Gravenhage wees op 21 februari 2008, onderde nummers AWB 06/4958 AWBZ, AWB 06/4961AWBZ en AWB 07/2219 AWBZ, vonnis in eengeschil met zorgkantoor over de hoogte van eenpersoonsgebonden budget (PGB) voor de func-tie verblijf voor de periode na 1 december 2005.

Aangevoerd werd dat de hoogte van de PGB-toe-kenning voor het onderdeel verblijf ten enenma-le ontoereikend was om te voorzien in de ver-eiste 24 uur aanwezigheid van een zorgverlenergedurende zeven etmalen per week. Die 24 uurs-verzorging was een voorwaarde bij haar ontslaguit de Verpleeginrichting op 17 december 2001.Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had inde indicatiebesluiten van 18 oktober 2005 en13 februari 2006 een indicatie afgegeven voorzeven etmalen verblijfsduur. Ook de huisartshad aangegeven dat betrokkene was aangewe-zen op zeven dagen per week, 24 uur per dagthuiszorg. In beroep was er voorts op gewezen

dat over de periode vóór 1 december 2005 eenaanzienlijk hoger PGB was toegekend en dat vande zijde van verweerder er nimmer een afdoendeverklaring is gegeven voor de verlaging van hetPGB per 1 december 2005, terwijl al sedertdecember 2001 bekend was dat de gezond-heidstoestand van betrokkene aan het verslech-teren was.De rechtbank overwoog dat, gelet op het toepas-selijke wettelijke kader, het zorgkantoor voor deperiode na 1 december 2005, op basis van eenindicatie voor langdurig verblijf, terecht eenPGB voor twee etmalen verblijf per week hadtoegekend. Het in de periode vóór 1 december2005 toegekende, veel hogere PGB vond geengrond in een indicatiestelling van het CIZ. Vanhet zorgkantoor kon rechtens niet worden ver-langd de toekenning van een bovenbudgettairPGB voort te zetten. Verlaging van het PGBleverde geen strijd op met het rechtszekerheids-beginsel, zodat het beroep ongegrond was.Bron: RZA 2008, 66<

ZenF-0808-cyaan.qxd 12-9-2008 10:23 Pagina 50