Zomer 2011 nr. 171 - Bever

12
60 ‘Kleine Broeder van de Mens’ De Voor-Beeldige Bovenste Beste Brave Bever Door Dick Klees landschap te kijken. Hoewel ze daarna op meerdere plaatsen ter ondersteuning zijn uitge- zet en al in de meeste provincies voorkomen, is Noordwest Brabant een belangrijk bolwerk gebleven. Door de Zoogdiervereniging is 2012 uitgeroe- pen tot het jaar van de bever. Een goed moment om bijna een kwart eeuw na het uitzetten van de eerste bevers in de Biesbosch in 1988, eens uitgebreid naar deze constructeurs van het De bever is best wel een stoer beest.

description

 

Transcript of Zomer 2011 nr. 171 - Bever

60

‘Kleine Broeder van de Mens’De Voor-Beeldige Bovenste Beste Brave BeverDoor Dick Klees

landschap te kijken. Hoewel ze daarna op meerdere plaatsen ter ondersteuning zijn uitge-zet en al in de meeste provincies voorkomen, is Noordwest Brabant een belangrijk bolwerk gebleven.

Door de Zoogdiervereniging is 2012 uitgeroe-pen tot het jaar van de bever. Een goed moment om bijna een kwart eeuw na het uitzetten van de eerste bevers in de Biesbosch in 1988, eens uitgebreid naar deze constructeurs van het

De bever is best wel een stoer beest.

winter 2012

61

Brabants Landschap

VoorkomenBevers komen van nature zo’n beetje overal voor in de gematigde zone waar bomen groeien en (zoet) water in ruime mate voor-handen is. Dat is aan rivieren en beken, maar ook aan meren en moerassen. De voorkeur gaat uit naar rustige rivieren en meren. Het maakt ze niet uit of het water nu stromend of stilstaand is, als de waterdiepte maar mini-maal 50 cm bedraagt. Dit voorkomt droogval-len in de zomer en tot de bodem dichtvriezen in de winter. Het is een hardnekkige maar foutieve gedachte dat het hier louter om een noordelijk soort zou gaan. Door toedoen van de mens - overbejaging - is de bever in de negentiende eeuw in grote delen van zijn leefgebied uitgeroeid en kon hij enkel stand houden in het dunbevolkte Noorden. Nadat er een einde was gekomen aan de intensieve jacht, kon de bever dankzij doordachte herin-troductieprojecten delen van zijn oorspron-kelijk leefgebied heroveren, dat zo ongeveer heel Europa en grote delen van Azië beslaat.

Een voor zijn taak berekende … Met een gewicht van 15 tot 35 kg is de bever na

de Zuid-Amerikaanse capibara het grootste knaagdier ter wereld. Het dier sleept om hutten en dammen te bouwen met zwaar materiaal als takken en bomen. Hiervoor zijn krachtige spieren nodig, die weer gehecht zijn aan een stevig skelet. Om de brede bijtel-vormige tanden te ondersteunen bij het bij-ten door dik hout - hij kan vrijwel alle houtige gewassen aan - is de schedel zelfs bijna massief te noemen. Omdat de tanden aan de voorzijde zijn bekleed met een hard glazuur, slijten ze aan de binnenzijde sneller af, met als resul-taat een schuin, immer vlijmscherp snijvlak. De slijtage wordt gecompenseerd door de gestage levenslange groei van de tanden, een kenmerk van alle knaagdieren. Als aanpassing aan het leven in het water heeft de bever zwemvliezen tussen de tenen van zijn achter-poten, welke beduidend groter en breder zijn dan de voorpoten. Ze steunen hem bij het zitten en hij gebruikt ze als roeispaan bij het zwemmen. Heel apart is een teen met een dubbele nagel aan beide achterpoten om zijn haren te kammen, wat geen ijdele bezigheid is maar noodzaak om zijn vacht in topconditie te houden. Zijn dichtbehaarde pels - 23.000

Door met zijn staart op het water te slaan, waar-schuwt de bever zijn vriendjes voor gevaar.

62

haren per cm² tegen 300 per cm² bij de mens - moet hem namelijk warm houden in water dat altijd kouder is dan zijn lichaamstempera-tuur. Om het binnendringen van water te voorkomen, zijn zelfs zijn oren en neusgaten afsluitbaar met kleppen. Bij het kauwen on-der water sluiten zich zijn lippen en heeft hij over zijn ogen - hij moet natuurlijk kunnen zien wat hij eet - een beschermend vlies. Is zijn staart aan de wortel nog rond en behaard, verder is hij sterk afgeplat en met schubben bezet; en bovendien gespierd om bij het zwemmen te dienen als roer. Bij gevaar geeft de bever er een klap mee op het water, als signaal voor zijn soortgenoten. Zoals bij meer waterdieren als otter en krokodil staan ogen, neus en oren op één lijn, alle net boven de waterspiegel uitstekend, terwijl de rest van het dier daaronder schuil gaat.

… BouwmeesterMeer nog dan om zijn fysieke aanpassingen aan het water, heeft de bever naam verwor-ven door zijn bouwkunst. Als enig dier is hij in staat zijn omgeving aan zijn wensen aan te passen. Wat mensen overal doen, het bou-wen van huizen en aanleggen van (water)wegen, doen bevers op hun eigen wijze plaat-selijk ook: ze bouwen hutten en leggen bij een te lage waterstand een eigen meer aan door waterstromen af te dammen. Voor het transport van voedsel en bouwmateriaal graven ze met hun sterke voorpoten kanalen uit, die wel een 0,5 meter breed en 100 meter lang kunnen zijn. Ze verplaatsen zichzelf en hun lading nu eenmaal makkelijker zwem-mend dan lopend. Om beter weerstand te

kunnen bieden aan de druk van het water, worden de dammen aangelegd in bogen met de bolle zijde in stroomopwaartse richting. Dit principe is afgekeken door de mens bij de aanleg van stuwdammen in rivieren. Ligt de dam er eenmaal, dan zijn een paar wensen van de bever vervuld, zoals veiligheid. Die geldt vooral voor de burcht, waarvoor een voldoende waterpeil is vereist om de ingang onder water te houden. Terwijl ze zelf al dui-kend probleemloos binnen komen, houdt dit predators efficiënt buiten. De verhoogde waterstand maakt dat een groter voedselge-bied zwemmend te bereiken is. Wat ook al meer veiligheid biedt, want zoals gezegd zijn ze lopend over land kwetsbaarder. Bovendien kost het minder energie wanneer stammen en takken varend in plaats van slepend wor-den vervoerd. Een beverhut bestaat uit een natte entree en een droge kamer, waar wordt geslapen en de jongen ter wereld komen. Om predators buiten te houden worden bovenop de hut grote hoeveelheden stammen en takken gedeponeerd. Burchten zijn alleen bekend van meren waar ze als een eiland midden in liggen. In ons land wordt een be-verhut meestal uitgegraven in de oever. In koude streken leggen ze een wintervoorraad aan. (Bij ons gebeurt dat lang niet altijd, om-dat er geen noodzaak toe is.) De meeste bo-men - tot een doorsnede van 60 cm - gaan dan ook om vlak voor of tijdens de winter. Ze verzamelen er de takken van die ze verzwaren met modder en stenen zodat ze onder water op de bodem blijven liggen. Dan zijn ze later onder het ijs nog bereikbaar. De bevers eten er vooral de bast van, die niet heel erg voed-

winter 2012

63

Brabants Landschap

De constructies van de bever bijeen: dam (boven), burcht (onder) en kanaal (inzet).

64De bever knaagt bomen on (boven) - ‘timber’ - om aan de bladeren en takjes te kunnen komen (onder).

winter 2012

65

Brabants Landschap

zaam is, maar toch goed genoeg in een peri-ode dat er weinig anders beschikbaar is. Spe-ciale bacteriën in hun darm maken het moge-lijk dergelijk taai spul te verteren. Bevers kennen geen winterslaap, maar moeten in de winter soms noodgedwongen een poos in hun hut blijven, wanneer er een ijslaag op het water ligt. Dan komt die wintervoorraad goed van pas. De rest van het jaar eten ze moeras- en waterplanten - ook hun wortelstokken - aangevuld met bladeren van bomen, die daarvoor worden omgeknaagd.

Sociale zinAlle bouw-, graaf- en knaagactiviteiten sorte-ren alleen effect als de bevermaatschappij goed is georganiseerd. In groepen van ver-wante dieren bezetten ze een eigen leefge-bied, waarbij elk (volwassen) dier deelt in de werkzaamheden, die onder meer bestaan uit inspectie, onderhoud, nieuwbouw, reparatie en het aanleggen van een voedselvoorraad. Bovendien is er altijd de dreiging van kapers op de kust, tegen wie je je moet wapenen. Afhankelijk van de kwaliteit van een gebied - die hoger uitvalt naarmate de variatie aan bomen, struiken en (water)planten groter is - beslaat een territorium 100 meter tot 3 km langs waterlopen. Normaal gesproken be-staat een kolonie uit een beverpaar en hun jongen, ook die van voorgaande jaren zolang ze nog niet zijn weggetrokken om een eigen leven te beginnen. Afhankelijk van de kwali-teit van het territorium kunnen de jongen ruim twee jaar blijven hangen. Bevers herken-nen elkaar aan de geur, die regelmatig wordt afgezet aan de randen van het territorium,

vaak op zelf aangelegde hoopjes blad of tak-ken. Tegen hardleerse indringers (soortgeno-ten) die zich niets van deze geur aantrekken, wordt hard opgetreden, met soms zelfs de dood tot gevolg. Van predators als wolf en lynx hebben bevers in ons land (nog) geen last. Onvoorzichtige jonge dieren kunnen ten prooi vallen aan otter en vos. De voornaamste bedreiging voor deze soort zijn (te) kleine populaties die (te) ver van elkaar liggen. Zo kunnen ze bij ziekte in hun geheel (blijvend) worden weggevaagd. Het menu moet gevari-eerd genoeg zijn en ook de waterkwaliteit doet er toe. Lange tijd werd gedacht dat de dieren gevoelig waren voor stress, een doodsoorzaak, veroorzaakt door menselijke activiteiten als pleziervaart en werken aan waterwegen. Maar volgens ecoloog Gijs Kurstjens, gespecialiseerd in dynamische riviernatuur, is de bever nauwelijks gevoelig voor verstoring. Locaties die zeer regelmatig door toeristen worden bezocht, laten deson-danks bloeiende populaties zien. Zelfs bouw-werkzaamheden op slecht enkele tientallen meters van een burcht hoeven niet tot versto-ring te leiden. In Flevoland houdt zelfs stads-uitbreiding de bever niet tegen, mits de groenblauwe dooradering van de bebouwde omgeving gerespecteerd blijft. De bronsttijd valt in januari en februari en er wordt door deze monogame dieren gepaard onder water, buik tegen buik. De 2 tot 4 jongen worden - met de oogjes open - geboren tussen maart en mei en blijven 4 tot 6 weken in het nest. Wanneer ze naar buiten komen, beginnen ze planten te eten. De ouders zijn erg bescher-mend en helpen de jongen door ze voort te

66

Bitterzoet Gele waterkers

Grote waterweegbreePijlkruid

Het voedselpakket van de bever is veel gevarieerder dan men doorgaans denkt. Boombast eten ze eigenlijk alleen maar in de winter, als er niets anders voorradig is. Het liefst eten ze moeras- en waterplanten, (soms) aangevuld met cultuurgewassen.

winter 2012

67

Brabants Landschap

Penningkruid

Peen Appel

Klaver

Het voedselpakket van de bever is veel gevarieerder dan men doorgaans denkt. Boombast eten ze eigenlijk alleen maar in de winter, als er niets anders voorradig is. Het liefst eten ze moeras- en waterplanten, (soms) aangevuld met cultuurgewassen.

68

duwen of in de voorpoten te dragen. Tot drie maanden worden ze gezoogd en ze worden niet alleen verzorgd door hun ouders, maar ook door de jongen van voorgaande jaren. Willen de jongen een goede kans maken te overleven, dan moeten ze bij aanvang van de winter 6 kg wegen. Aan het einde van hun tweede levensjaar trekken de jongen weg, op zoek naar een partner en een eigen territo-rium. Gemiddeld worden bevers acht jaar oud, maar onder gunstige omstandigheden kunnen ze ook wel het viervoudige halen. Bevers zijn vooral ’s nachts actief. Omdat het ’s zomers ’s avonds langer licht is, zijn ze het best waar te nemen in de laatste paar uren daglicht. Als ze ’s avonds actief worden, is hun maag doorgaans leeg en moeten ze die zien te vullen, vandaar. Is dat eenmaal gebeurd - ge-middeld 1 kg per dag - dan hebben ze tijd voor andere dingen. De dag brengen ze slapend door. Een bever is een proper dier dat regel-matig de houtsnippers in zijn leger, hol of burcht ververst. Hij vlooit en poetst zijn vacht en voorziet deze van waterafstotende olie.

Biodiversiteit Bevorderend BeestIn de regel pakt de aanwezigheid van bevers positief uit voor de natuur. De ecologische impact van hun activiteit is groot. Ze verrijken hun omgeving met kleine stroomversnellin-gen, moerassige delen en open plekken. Onder water gezette gebieden zijn ideale voortplantingsplaatsen voor waterdieren als amfibieën en libellen. Wat dan weer ideale prooidieren zijn voor de zwarte ooievaar. Deze hoogbenige schoonheid ging tenminste met sprongen vooruit na herintroductie van

de bever in de Ardennen. Een andere verdien-ste van hun activiteit zit hem in de vergroting van de structuurvariatie: droog bos verandert (deels) in moerasbos en grote gevelde bomen maken plaats voor open plekken waar op-nieuw vegetatiesuccessie kan plaatsvinden. Omdat bevers een voorkeur hebben voor snelgroeiende zachte houtsoorten - wilg, populier - worden de kansen voor minder snel groeiende harde - es, eik - vergroot. Zo ontwikkelen bevers al eeuwenlang ‘nieuwe natuur’, lang voordat deze term door de mens was uitgevonden. Vestiging van bevers in een gebied betekent bijna altijd een toename van de biodiversiteit.

Teloorgang en herstelTen gevolge van intensieve jacht was de bever in Nederland al in 1826 uitgeroeid. Vlaande-ren volgde in 1848 en Wallonië rond 1900. Waarom werd dit brave en oppassende dier zo fel bejaagd en vervolgd? Ten eerste om zijn pels die werd verwerkt in bontkragen, terwijl het onderhaar diende als grondstof voor chique ‘kastoren’ - naar de wetenschappelijke naam ‘castor fiber’ - een type vilthoed. Om-dat hij door zijn aquatische levenswijze als een soort vis werd beschouwd, gaf de (katho-lieke) kerk hem vrij om te eten op vastenda-gen, zoals de vrijdag. Bevergeil of castoreum, afgescheiden door een klier, was tot de ze-ventiende eeuw zeer gezocht als (vermeend) geneesmiddel tegen een heel scala aan kwa-len. Ook vond - en vindt het nog steeds! - toe-passing in de parfumindustrie. Chanel Nº 5, toch niet het minste merk, kan niet zonder. Wat dan weer verbazing wekt, want de geur

Met zijn dammen creëert de bever een moerassige omgeving, waarin een soort als de zwarte ooievaar zich prima thuis voelt. ˘

winter 2012

69

Brabants Landschap

70

Zo slecht als de bij (een klein dier) het doet, zo goed doet de bever (een groot dier) het. En dat in een klein en dichtbevolkt land!

winter 2012

71

Brabants Landschap

van dit ‘geil’ kan nog het best omschreven worden als een combinatie van schoensmeer en ether. En tenslotte achtte men de bever schadelijk door vraat aan gewassen en omdat het vee zijn poten brak aan de ondergrondse gangen die bevers in oevers graven. Hoe het ook zij, omstreeks 1920 waren er in heel Eu-ropa, verspreid over 8 relictpopulaties, nog maar 1200 bevers over. Na de Tweede Wereld-oorlog volgden er in veel landen, van Duits-land (Eifel) tot Rusland en Scandinavië herin-troductieprogramma’s. (Helaas ook met de Canadese bever, een heel andere soort). Nu tellen Europa en Azië samen weer 600.000 bevers. In Nederland werd eerst de Biesbosch herbevolkt met bevers uit de Elbe (in fasen, 1988-’92), daarna volgden Flevoland, met ontsnapte dieren uit Natuurpark Lelystad (1991), de Gelderse Poort tussen Nijmegen en Arnhem (1994), Limburg, waar uitgezette dieren immigranten uit Duitsland kwamen versterken (2002-2004) en het grensgebied van Drenthe en Groningen (2008). Over het hele land komen nu weer 600 bevers voor, een aantal dat gezien de jaarlijkse groei van 20% over 4 jaar zal zijn verdubbeld.

Hoe zal het Brabant vergaan? Bevers uit de Biesbosch hebben zich eerst in andere delen van dit zoetwatergetijdengebied gevestigd, daarna verspreidden ze zich stroomopwaarts langs de grote rivieren. Twintig jaar later hadden ze de Hedelse Waard vlak boven Den Bosch bereikt. Omdat veel sluizen tegen-woordig via vispassages zijn te omzeilen, is het goed mogelijk dat ze in zuidelijke richting uitwaaieren, langs beken als Dommel en

Beerze. Uit het zuiden kunnen ze ook komen, maar omdat de meeste Belgische bevers in de Ardennen zitten, kan dat nog even op zich laten wachten. De kans op bevers uit het oosten is veel groter. In Limburg zitten ze langs de hele Maas en de meeste op haar afwaterende beken. Zo raken we langzaam omsingeld.

Bevers belevenZie je geen bevers, dan kun je hun aanwezig-heid ‘in het veld’ nog altijd vaststellen aan de hand van de typische knaagsporen. En aan zijn burchten, gangen en legers. De laatste zijn rustplaatsen op de oever. Ze bestaan uit platgetrapte vegetatie of een kuiltje, bekleed met houtsnippers. Al eerder was sprake van markeringsheuveltjes van modder en/of rottende plantendelen. Ze zijn 10 à 30 cm in doorsnede en 10 cm hoog en liggen vooral daar, waar de bever het water vaak in- en uitgaat. Daar kun je ook hun glijbanen tegen-komen, natuurlijk vooral aan hoge oevers. Als ‘blinde darm verteerders’ produceren bevers uitwerpselen die ze vervolgens nog eens opeten om toch alle voedingsstoffen ervan te kunnen benutten. Langs deze weg maken de groene pastavormige uitwerpselen van overdag plaats voor de kogelronde, beige tot donkerbruine uit-werpselen die ze ’s nachts (defini-tief) uitschei-den; in het water.