Zinsdelen
-
Upload
ingrid-mouthaan -
Category
Education
-
view
2.436 -
download
0
description
Transcript of Zinsdelen
Zinsontleding
3F Student toont een betrekkelijk grote
beheersing van grammatica
• Zinsontleding of redekundig ontleden is het ontleden van zinnen in zinsdelen.
• Het gaat altijd volgens een vast stappenplan.
1. Persoonsvorm
De persoonsvorm• is altijd een werkwoord;• geeft de tijd in de zin aan;• is onderdeel van het gezegde.
Hoe?• De zin in een andere tijd zetten.• De zin vragend maken.
2. Zinsdelen
Een zin bestaat uit zindelen en die hebben ieder een functie.
Hoe?1. Zet de persoonsvorm tussen streepjes.2. Verander de volgorde van de zin.3. Welke stukjes blijven bij elkaar?
3. Onderwerp
• Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar.
• Verandert het getal van het onderwerp, dan verandert ook de persoonsvorm.
• Het onderwerp doet of is iets.
Hoe?• Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm?
4. Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde• geeft een handeling aan;• is samen met het onderwerp een begrijpelijke
korte zin.
Hoe?• Bestaat uit alle werkwoorden in de zin.
5. Naamwoordelijk gezegde
Drie voorwaarden:1. In de korte zin staat een koppelwerkwoord. Zijn,
worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
2. In de zin staat een naamwoord: een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord
3. Het naamwoord zegt iets over het onderwerp.
Hoe?Doorloop de drie voorwaarden
6. Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp:• is het zinsdeel dat de handeling ondergaat.• begint niet met een voorzetsel• Komt niet in iedere zin komt voor.
Hoe?• Stel de vraag: wie of wat + onderwerp
+gezegde
7. Meewerkend voorwerp
• Het meewerkend voorwerp werkt mee en is meestal een mens of ander levend wezen
• Je kunt er aan of voor voorzetten of weghalen.
Hoe?• Stel de vraag: Aan wie of voor wie + de rest
van de zin?
8. Voorzetselvoorwerp
Twee voorwaarden:1. Het voorzetsel kun je niet vervangen door een ander
voorzetsel.2. Het voorzetsel vormt een vaste verbinding met het
gezegde van de zin.
Hoe?Doorloop de twee voorwaarden
• Als een voorzetsel een plaats aanduidt, is er geen sprake van een voorzetselvoorwerp.
9. Bijwoordelijke bepaling
• Geeft vaak informatie over de plaats, tijd of reden
Hoe?• De zinsdelen die over zijn.
10. Bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling• is altijd een deel van een zinsdeel;• vertelt iets over een zelfstandig naamwoord en
hoort daar ook bij.
Hoe?Zoek de zelfstandige naamwoorden en stel de
vraag: welke of wat voor+ zelfstandig naamwoord
11. Bijstelling
De bijstelling• is een bepaling die na het zelfstandig
naamwoord komt;• staat altijd tussen komma’s.
Hoe?Kijk of het voldoet aan bovenstaande kenmerk