Workshop Bart Van Ham - Unavia

12
- 1 - Circulaire AFZ nr 9/2012 dd 23.10.2012 (AFZ/2012-0629) BELEIDSEXPERTISE en -ONDERSTEUNING - Administratie van Fiscale Zaken Directie: 1/3 Circulaire AFZ nr 9/2012 dd 23/10/2012 (AFZ/2012-0629) betreffende de wet van 20/09/2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes INKOMSTENBELASTING Belastingontduiking Belastingontwijking Bestrijding van de belastingontduiking BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE fiscale fraude sancties administratieve procedure strafrechtelijke procedure principe « una via » principe « non bis in idem » subsidiariteitsprincipe Aan alle ambtenaren van de niveaus A, B en C bevoegd voor de inkomstenbelastingen of de belasting over de toegevoegde waarde Deze circulaire bevat de eerste commentaar op de wet van 20/09/2012 tot instelling van het "una via"- principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes (Belgisch Staatsblad van 22/10/2012) en is gebaseerd op de parlementaire voorbereiding (DOC 53 1973/001 en volgende). Voor de eerste commentaar op de wijzigingen die deze wet heeft doorgevoerd in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, in het Wetboek der successierechten en in het Wetboek diverse rechten en taksen wordt verwezen naar de circulaire van de Administratie van fiscale zaken nr. 8/2012. * * * 1. INLEIDING De parlementaire onderzoekscommissie belast met de grote fiscale fraude, opgericht door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, heeft in haar verslag (DOC52 0034/004) als zevende aanbeveling het instellen van een "una via"-regel in fiscale zaken opgenomen. De regel "una via" houdt in dat de inbreuken op de fiscale wetgeving voortaan uitsluitend ofwel via de administratieve weg, ofwel via de strafrechtelijke weg kunnen vervolgd worden. De bedoeling is enerzijds de fiscale fraude voor zover mogelijk via administratieve weg te bestrijden en, anderzijds voor elk dossier van fiscale fraude van grote betekenis een overleg tussen de fiscus, de politie en het gerecht te organiseren op de manier waarop elk dossier moet behandeld worden. In het streven naar doeltreffendheid is het wenselijk om de fiscale fraude, in tegenstelling tot de fiscale fraude van grote betekenis, op het niveau van de fiscale administraties te behandelen en er administratieve sancties op toe te passen. Wanneer de belastingplichtige of de belastingschuldige aan het herstel van de belasting of de ontdoken rechten meewerkt en er geen noodzaak of meerwaarde is om op de strafrechtelijke weg beroep te doen, is het verkieslijk om zelfs de ernstige en georganiseerde fiscale fraude op het niveau van de fiscale administraties te behandelen en enkel administratieve sancties toe te passen.

description

 

Transcript of Workshop Bart Van Ham - Unavia

Page 1: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 1 -

Circulaire AFZ nr 9/2012 dd 23.10.2012 (AFZ/2012-0629) BELEIDSEXPERTISE en -ONDERSTEUNING - Administratie van Fiscale Zaken Directie: 1/3 Circulaire AFZ nr 9/2012 dd 23/10/2012 (AFZ/2012-0629) betreffende de wet van 20/09/2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes INKOMSTENBELASTING Belastingontduiking

Belastingontwijking Bestrijding van de belastingontduiking

BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE fiscale fraude

sancties administratieve procedure strafrechtelijke procedure principe « una via » principe « non bis in idem » subsidiariteitsprincipe

Aan alle ambtenaren van de niveaus A, B en C bevoegd voor de inkomstenbelastingen of de belasting over de toegevoegde waarde Deze circulaire bevat de eerste commentaar op de wet van 20/09/2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes (Belgisch Staatsblad van 22/10/2012) en is gebaseerd op de parlementaire voorbereiding (DOC 53 1973/001 en volgende). Voor de eerste commentaar op de wijzigingen die deze wet heeft doorgevoerd in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, in het Wetboek der successierechten en in het Wetboek diverse rechten en taksen wordt verwezen naar de circulaire van de Administratie van fiscale zaken nr. 8/2012.

* * * 1. INLEIDING De parlementaire onderzoekscommissie belast met de grote fiscale fraude, opgericht door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, heeft in haar verslag (DOC52 0034/004) als zevende aanbeveling het instellen van een "una via"-regel in fiscale zaken opgenomen. De regel "una via" houdt in dat de inbreuken op de fiscale wetgeving voortaan uitsluitend ofwel via de administratieve weg, ofwel via de strafrechtelijke weg kunnen vervolgd worden. De bedoeling is enerzijds de fiscale fraude voor zover mogelijk via administratieve weg te bestrijden en, anderzijds voor elk dossier van fiscale fraude van grote betekenis een overleg tussen de fiscus, de politie en het gerecht te organiseren op de manier waarop elk dossier moet behandeld worden. In het streven naar doeltreffendheid is het wenselijk om de fiscale fraude, in tegenstelling tot de fiscale fraude van grote betekenis, op het niveau van de fiscale administraties te behandelen en er administratieve sancties op toe te passen. Wanneer de belastingplichtige of de belastingschuldige aan het herstel van de belasting of de ontdoken rechten meewerkt en er geen noodzaak of meerwaarde is om op de strafrechtelijke weg beroep te doen, is het verkieslijk om zelfs de ernstige en georganiseerde fiscale fraude op het niveau van de fiscale administraties te behandelen en enkel administratieve sancties toe te passen.

Page 2: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 2 -

Het beroep op de strafrechtelijke weg zou zich derhalve moeten beperken tot de gevallen van ernstigere fiscale fraude die de toepassing van onderzoeksmethoden en aan strafrechtelijke inbreuken aangepaste sancties, behalve alle administratieve sancties, vergen. Rekening houdend met de grondwettelijke verdeling van de bevoegdheden tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht heeft het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude – opgericht door het koninklijk besluit van 29 april 2008 – besloten dat, om het "una via"-principe in de aanpak van de fiscale fraude te kunnen toepassen, een openhartig overleg tussen de betrokken overheden noodzakelijk is, maar met respect voor de respectieve bevoegdheden van de fiscale administraties en het openbaar ministerie en voor de principes van de rechtstaat. Door zich te houden aan de grondwettelijke voorschriften geeft de wet van 20/09/2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes (hierna "de wet" genoemd) vaste vorm aan de aanbeveling van de onderzoekscommissie belast met de grote fiscale fraude. Naar de inhoud heeft de wet het Wetboek van strafvordering, het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna "WIB 92" genoemd) en het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna “Btw-Wetboek” genoemd) gewijzigd. Met de aandacht op het subsidiariteitsprincipe (z. punt 4) wordt de "una via"-regel uitdrukkelijk vertaald door de invoering van juridische normen die het overleg tussen de gerechtelijke, politionele en fiscale overheden (z. punt 2) organiseren, die het "non bis in idem" principe (z. punt 3) instellen en die de strafrechtelijke sancties verzwaren (z. punt 5). 2. HET OVERLEG TUSSEN DE GERECHTELIJKE, POLITIONELE EN FISCALE OVERHEDEN Het overleg tussen de gerechtelijke, politionele en fiscale overheden wordt georganiseerd op basis van een dubbele structuur: enerzijds het operationeel overleg en anderzijds het strategisch overleg. Het operationeel overleg gaat over concrete dossiers of fraudefenomenen en maakt de verdeling tussen de administratieve behandeling van het dossier en de strafrechtelijke aanpak. De resultaten van het operationeel overleg kunnen dan aan het federaal niveau gerapporteerd worden zodat daar de gegevens over de fraudedossiers kunnen worden verwerkt tot strategische informatie op basis waarvan de strijd tegen de fiscale fraude zal worden gecoördineerd. Dit strategisch overleg is in de memorie van toelichting van de wet als volgt omschreven: "Tegelijkertijd zullen de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en van Financiën, geïnformeerd worden over deze fraudetendensen zodat zij op termijn, ieder voor zijn bevoegdheid en in overleg met de andere ministers, gemeenschappelijke bindende richtlijnen (instructies van College van Procureurs-generaal) kunnen uitvaardigen inzake de aan het overleg voor te leggen inbreuken op de fiscale wetten.". Het operationeel overleg vereist de aanpassing van de bepalingen van de wet van 4 augustus 1986 houdende fiscale bepalingen, beter bekend als «het Charter van de Belastingplichtige» (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1986 en errata Belgisch Staatsblad van 15 oktober 1986). Ter herinnering, het Charter van de Belastingplichtige heeft onder andere: - de kennisgeving door de fiscale ambtenaren aan de procureur des Konings van strafrechtelijk strafbare feiten naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten onderworpen aan de voorafgaande machtiging van de gewestelijke directeur onder wie zij ressorteren (cf. artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering); - aan het openbaar ministerie verboden vervolgingen in te stellen voor feiten vervat in een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet hiërarchisch gemachtigd was (cf. artikel 460, § 2, WIB 92 en artikel 74, § 2, Btw-Wetboek); - de procureur des Konings in staat gesteld om ingeval van de uitoefening van de strafvordering voor strafrechtelijke fiscale inbreuken het advies van de bevoegde gewestelijke directeur te vragen (cf. artikel 461, WIB 92 en artikel 74, § 3, Btw-Wetboek); - de tussenkomst van een fiscale ambtenaar, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, in de afwikkeling van de strafvordering beperkt tot de rol van getuige (cf. artikel 463, WIB 92 en artikel 74bis, Btw-Wetboek).

Page 3: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 3 -

2.1. Wijziging van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering Artikel 2 van de wet vult artikel 29 van het Wetboek van strafvordering aan met een derde lid, luidende: "De in het tweede lid bedoelde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, kan in het kader van de strijd tegen de fiscale fraude over concrete dossiers overleg plegen met de procureur des Konings. De procureur des Konings kan de strafrechtelijk strafbare feiten waarvan hij kennis heeft genomen tijdens het overleg, vervolgen. Het overleg kan ook plaatsvinden op initiatief van de procureur des Konings. De bevoegde politionele overheden kunnen deelnemen aan het overleg.". Dit overleg dient om de procureur des Konings vanuit zijn grondwettelijke bevoegdheid in staat te stellen een oordeel te vormen over de noodzaak om een opsporingsonderzoek op te starten of een gerechtelijk onderzoek te vorderen en of de feiten kunnen leiden tot individuele vervolgingen in het fiscale fraudedossier. Na dit overleg zal volgens het “una via”-principe bepaald worden of het fraudedossier de administratieve weg, dan wel de strafrechtelijke weg zal volgen. Bij het volgen van de administratieve weg zullen de fiscale administraties de fraude in het fiscaal dossier zelf aanpakken en beboeten. Bij het volgen van de strafrechtelijke weg zal het openbaar ministerie de fiscale fraude strafrechtelijk onderzoeken en vervolgen. Op dat moment zullen de fiscale administraties zich beperken tot het vaststellen van de fiscale schuld, zonder de betaling van de administratieve sancties op te eisen. Het noodzakelijke overleg kan echter niet als een element van de procedure beschouwd worden, noch de beoordelingsbevoegdheid van het openbaar ministerie beperken. Het overleg kan dus enkel beschouwd worden als een werkoverleg dat plaatsvindt voorafgaand aan de effectieve aanpak van de fiscale overtreding en dus niet als een voorbereidende akte die aan de rechtspleging van de vestiging van de belasting voorafgaat. Daarom ook blijven, welke weg ook bij dit overleg gekozen wordt, in de uitvoering van de administratieve of strafrechtelijke procedure de bestaande wettelijke mogelijkheden voor de fiscale administraties en het openbaar ministerie om indiciën van fiscale fraude uit te wisselen, bestaan. Dit betekent dat de fiscale administraties overeenkomstig artikel 29, § 2, van het Wetboek van strafvordering de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn, aan de procureur des Konings ter kennis kunnen brengen en dat de procureur des Konings op zijn beurt overeenkomstig de bepalingen in de fiscale wetboeken aan de gewestelijke directeur advies kan vragen of aan de ambtenaren van de fiscale administraties inzage in het strafdossier kan verlenen. Artikel 2 van de wet van 28 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 25 juni 1999) bepaalt dat de magistraten van het openbaar ministerie de minister van Financiën over de fiscale fraude die zij vaststellen moeten inlichten. Hierdoor blijft eveneens de mogelijkheid voor de ambtenaren van de fiscale administraties bestaan om de aanslag te wijzigen en regularisaties door te voeren en om deze feiten te bestraffen met een administratieve boete. 2.2. Verlichting van het verbod om vervolgingen in te stellen voor feiten vervat in niet gemachtigde klachten of aangiften Ten aanzien van de strafrechtelijke aanklachten die met correctionele straffen worden bestraft, bepaalt het WIB 92 (artikel 460) en het Btw-Wetboek (artikel 74, §§ 1 en 2) dat de strafvordering door het openbaar ministerie wordt uitgeoefend. Het openbaar ministerie kan echter geen vervolgingen instellen, indien het kennis gekregen heeft van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering. Artikel 6 van de wet heeft een tweede lid aan artikel 460, § 2, WIB 92 toegevoegd, luidende : "Het openbaar ministerie kan de strafrechtelijk strafbare feiten vervolgen waarvan het tijdens het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kennis heeft genomen.". Artikel 15 van de wet heeft § 2 van artikel 74, Btw-Wetboek met een tweede lid aangevuld: "Het openbaar ministerie kan echter de strafrechtelijk strafbare feiten vervolgen waarvan het tijdens het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kennis heeft genomen.". De bovenvermelde wijzigingen brengen het WIB 92 en het Btw-Wetboek in overeenstemming met artikel 29, derde lid, nieuw, van het Wetboek van strafvordering: naast de organisatie van het overleg tussen de gerechtelijke, politionele en fiscale overheden, laat deze bepaling aan de procureur des Konings toe om vervolgingen in te stellen voor strafrechtelijk strafbare feiten waarvan hij tijdens dit overleg kennis heeft genomen.

Page 4: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 4 -

2.3. Herstel van de bevoegdheid van de procureur des Konings om aan de bevoegde gewestelijke directeur advies te vragen Artikel 7 van de wet vervangt artikel 461, eerste lid, WIB 92 door de volgende bepaling : "Onverminderd in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg, kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde gewestelijke directeur. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De gewestelijke directeur antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan.". Artikel 15 van de wet dat artikel 74, Btw-Wetboek heeft gewijzigd, heeft ook § 3 van dit artikel herschreven. Deze paragraaf bepaalt: "§ 3. Onverminderd in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg, kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde gewestelijke directeur. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De gewestelijke directeur antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan." De voormelde wettelijke wijzigingen hebben tot doel te vermijden dat na het overleg zoals bedoeld in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering de procureur des Konings voor feiten die hij strafrechtelijk vervolgt, beperkt zou worden in zijn mogelijkheid tot het vragen van advies aan de bevoegde gewestelijke directeur. Dit volgt uit het feit dat het overleg bedoeld in voormeld artikel 29, derde lid niet beschouwd wordt als een klacht of een aangifte die is gedaan door ambtenaren van de belastingbesturen van de Federale Overheidsdienst Financiën. Dit overleg is immers een werkoverleg waarbij de fiscale administratie en het openbaar ministerie informatie kunnen uitwisselen, zodat het openbaar ministerie kan beslissen volgens welke weg – administratieve of strafrechterlijke – een bepaald dossier kan worden behandeld. Bij de opmaak van de wet van 28 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 31 december 1992) die het verplicht advies heeft omgezet in een consultatief advies, was het niet de bedoeling van de wetgever om aan de procureur des Konings deze mogelijkheid te ontnemen wanneer hij een dossier vat op basis van een aangifte door de administratie. Het is dus ten onrechte dat toen de formulering “tenzij de procureur des Konings met de feiten bekend is geraakt ingevolge een klacht die is ingediend of een aangifte die is gedaan door ambtenaren van de belastingbesturen van het Ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn” werd behouden. Bij een letterlijke lezing van het artikel verandert deze beperking in een beperking van de mogelijkheid om een advies te vragen. Dit gevolg komt niet overeen met de bedoeling van de wetgever en schept verwarring. De wet verbetert deze ongelukkige formulering en integreert het mechanisme van artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering als een mechanisme dat vergelijkbaar en niet concurrerend is met de vraag tot advies door de procureur des Konings. Op die manier, zal de procureur des Konings altijd het advies aan de administratie mogen vragen op basis van de bovenvermelde wettelijke bepalingen ongeacht het feit dat: - hij al dan niet een dossier in behandeling heeft genomen ingevolge een klacht of een overleg; - of dat hijzelf voorafgaandelijk verzocht heeft tot een overleg op basis van artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering. 2.4. Kennisgeving van het fiscaal dossier aan het openbaar ministerie De artikelen 8 en 17 van de wet voegen respectievelijk een artikel 462, nieuw, in het WIB 92 en een artikel 74ter, nieuw, in het Btw-Wetboek in, die bepalen dat : "In het kader van het in artikel 29, tweede en derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg deelt de bevoegde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, de gegevens van het fiscaal dossier met betrekking tot de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten mede aan het openbaar ministerie.". Deze bepalingen stellen de procureur des Konings in staat om in kennis gesteld te worden van de strafrechtelijk strafbare feiten tijdens het overleg bedoeld in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering.

Page 5: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 5 -

2.5. Afwijking op de bestraffing met de nietigheid van de akte van rechtspleging Artikel 463, WIB 92 en artikel 74bis, Btw-Wetboek bepalen elk in hun eerste lid dat, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, de fiscale ambtenaren slechts als getuige mogen worden verhoord. De artikelen 9 en 16 van de wet voegen respectievelijk in de voormelde artikelen een nieuw vierde lid in dat bepaalt: " Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren die deelnemen aan het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg." De wet van 4 augustus 1986 (het Charter van de Belastingplichtige) beperkt de mogelijkheid tot deelname van de ambtenaar aan het verloop van het gerechtelijk onderzoek, door zijn rol te beperken tot die van getuige, op straffe van nietigheid van de strafprocedure. Het invoeren van de "una via"-regel in fiscale zaken heeft geenszins tot doel om de ambtenaar de mogelijkheid te geven om aan de zijde van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter aan het onderzoek van de bewijselementen van de inbreuken deel te nemen, maar wel om via overleg het openbaar ministerie in staat te stellen om, met respect voor zijn grondwettelijke onafhankelijkheid in de individuele vervolging, een oordeel te vormen over de ernst van het fiscale fraudedossier en al dan niet te beslissen tot de strafrechtelijke vervolging ervan. Om te vermijden dat dit overleg een oorzaak zou kunnen zijn om de akte van rechtspleging te vernietigen, wordt met de bovenstaande wettelijke wijzigingen deze beperking niet toepasbaar gesteld op het bedoeld overleg in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering. 3. HET "NON BIS IN IDEM" PRINCIPE Het "non bis in idem" principe en het subsidiariteitsprincipe zijn de twee principes waarop de "una via"-regel is gebaseerd. Ook de regel van niet opeisbaarheid van administratieve sancties wordt door de wet ingevoerd wanneer de fiscale inbreuken aanleiding geven tot het aanhangig maken bij de correctionele rechtbank. Artikel 444, vijfde lid, WIB 92 ingevoerd door artikel 3 van de wet bepaalt: "Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de belastingverhoging en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de strafvordering overeenkomstig artikel 460 uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de belastingverhoging definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.". Artikel 445, derde lid, WIB 92 ingevoerd door artikel 4 van de wet bepaalt: "Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de fiscale geldboeten en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de strafvordering overeenkomstig artikel 460 uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de fiscale geldboeten definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.". Op dezelfde wijze bepaalt artikel 72, tweede lid, Btw-Wetboek ingevoerd door artikel 14 van de wet: "Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de fiscale geldboeten en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de in artikel 74 bedoelde strafvordering uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de fiscale geldboeten definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.” Ten aanzien van de administratieve sancties organiseren de bovenvermelde wettelijke bepalingen in geval van uitoefening van de strafvordering door het openbaar ministerie, de schorsing van hun opeisbaarheid gepaard met de schorsing van het verloop van hun verjaring. Deze sancties worden definitief niet opeisbaar in geval van aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank. - Niet opeisbaarheid van administratieve sancties in geval van aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank

Page 6: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 6 -

De overtredingen van de fiscale wetten begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden vormen in de regel strafrechtelijke inbreuken. Voor de inwerkingtreding van de wet, kwam het voor dat de administratie voor deze overtredingen een administratieve sanctie oplegde en dat het gerecht tegelijkertijd strafrechtelijke sancties uitsprak. Gelijkaardige gevallen tasten het "non bis in idem" principe aan (overtreding van artikel 4 van protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens) zoals verduidelijkt in het arrest ZOLOTUKHIN van 10 februari 2009 van de Grote Kamer van het Europees Hof voor de rechten van de Mens. Voortaan maakt de aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank van de strafrechtelijke fiscale inbreuken de administratieve sancties definitief niet opeisbaar. - Schorsing van de opeisbaarheid van administratieve sancties Het WIB 92 en het Btw-Wetboek vertrouwen, respectievelijk in artikel 460 en artikel 74, de uitoefening van de strafvordering, ingeval van overtredingen van de bepalingen van deze Wetboeken of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten waarvoor strafrechtelijke straffen zijn voorzien, aan het openbaar ministerie toe. Als drager van de strafvordering beoordeelt het openbaar ministerie vrij de gepastheid van vervolgingen. Het kan bijgevolg de voormelde overtredingen seponeren in welk geval deze maatregel geen enkele invloed op de opeisbaarheid van de administratieve sancties uitoefent. Indien daarentegen het openbaar ministerie de strafvordering instelt door zijn vordering tot onderzoek, wordt de opeisbaarheid van de administratieve sancties – zij het de belastingverhoging bedoeld in artikel 444, WIB 92, de administratieve boeten bedoeld in artikel 445 van hetzelfde Wetboek of de fiscale boeten bedoeld in de artikelen 70 en 71, Btw-Wetboek – geschorst. Indien tijdens de uitvoering van het onderzoek, reeds administratieve of gerechtelijke handelingen werden gesteld met het oog op ofwel de vestiging ofwel de invordering van de fiscale schuld – onder fiscale schuld verstaat men de hoofdsom, de belastingverhoging, de fiscale boete, de administratieve boete, de nalatigheidinteresten en het toebehoren - heeft de regel van de schorsing van de opeisbaarheid van de administratieve sancties niet de nietigheid van deze handelingen tot gevolg. De geldigheid van deze handelingen blijft evenwel beperkt tot de elementen van de schuld met uitzondering van deze sancties. - Schorsing van de verjaring van administratieve sancties Tegelijkertijd met de schorsing van de opeisbaarheid van administratieve sancties – belastingverhoging, administratieve boeten en fiscale boeten – wordt het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening van deze elementen van de fiscale schuld geschorst door dezelfde juridische oorzaak die de uitvoering van het onderzoek door het openbaar ministerie is. Deze regel verhindert dat administratieve sancties verjaren door de duur van het gerechtelijk onderzoek. - Onderbreking van de schorsing van de opeisbaarheid en van de schorsing van het verloop van de verjaring De buitenvervolgingstelling uitgesproken door de raadkamer of, om gelijkaardige redenen, door de kamer van inbeschuldigingstelling beëindigt tegelijkertijd de twee stelsels van schorsing, namelijk deze van de schorsing van de opeisbaarheid en deze van de schorsing van de loop van de verjaring. Op die manier kan de administratie opnieuw de betaling van administratieve sancties eisen en eventueel gedwongen uitvoeringsmaatregelen uitoefenen tegen een persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van de vordering door het openbaar ministerie, maar die buiten vervolging werd gesteld. 4. HET SUBSIDIARITEITSPRINCIPE Naast het "non bis in idem" principe is het overleg tussen de gerechtelijke, politionele en fiscale overheden (cf. punt 1), dat rekening houdend met de grondwettelijke regels en de algemene rechtsbeginselen tot stand moet komen, ook gebaseerd op het subsidiariteitsprincipe. Het subsidiariteitsprincipe betekent dat de opsporing, inclusief het vaststellen van fiscale fraude en de vaststelling van de fiscale schuld en de invordering, tot de bevoegdheid blijven behoren van de fiscale administraties met al hun wettelijke middelen waarover deze beschikken. Indien deze wettelijke middelen niet volstaan om de fiscale fraude aan te pakken en te beboeten, is het noodzakelijk dat de onderzoeksmiddelen van de rechterlijke macht binnen de wettelijke grenzen kunnen aangewend worden.

Page 7: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 7 -

De vaststelling van de fiscale schuld, de vestiging van de uitvoerbare titel en de invorderingsmogelijkheden maken deel uit van reeds van kracht zijnde wetteksten. De wet werkt in dit verband dan ook geen nieuwe teksten uit. 5. VERZWARING VAN DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES De wet verzwaart de strafrechtelijke sancties of de correctionele straffen bedoeld in de fiscale wetboeken. Deze verzwaring wordt uitgevoerd door twee types van wettelijke wijzigingen: - Verhoging van de maximumdrempel van de strafrechtelijke geldboeten De artikelen 449, 450, 452 en 456, WIB 92 en de artikelen 73, 73bis en 73quater, Btw-Wetboek bestraffen de inbreuken die er worden in bedoeld met een gevangenisstraf of een strafrechtelijke boete of met één van deze straffen alleen. De strafrechtelijke boete bedoeld in de verschillende voormelde bepalingen ging van 250 tot 125.000 euro, met uitzondering van deze van artikel 452, WIB 92 die varieerde van 125 tot 12.500 euro. Met de artikelen 5, 10, 11 en 12 van de wet tot wijziging van de artikelen 449, 450, 452 en 456, WIB 92 en de artikelen 18, 19 en 20 van de wet tot wijziging van de artikelen 73, 73bis, 73quater, Btw-Wetboek, verhoogt de wetgever, uitgaande van de vaststelling dat het bedrag van de door de wet vastgestelde boeten voor de voormelde inbreuken niet meer voldoende hoog is om een passend beleid van strafrechtelijke vervolging toe te laten, gelijkmatig het maximumbedrag van de strafrechtelijke boete die de correctionele rechter kan uitspreken of de procureur des Konings zou kunnen vorderen in uitvoering van het nieuwe artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering. Het bedrag van de strafrechtelijke boete uitgesproken door de correctionele rechtbank afhankelijk van zijn appreciatie van de ernst van de feiten, bijvoorbeeld, of van verzwarende of verzachtende omstandigheden, blijft vastgesteld op ten minste 250 euro (met uitzondering van artikel 452, WIB 92 waarin het minimumbedrag 125 euro bedraagt) en is voortaan ten hoogste 500.000 euro. - Toepassing van de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten Opdat de strafrechtelijke fiscale boeten de sociaal-economische evolutie zouden weergeven en het onderliggende idee van een contributieve rechtspraak zouden toelaten, zelfs versterken, wijzigen de artikelen 13 en 21van de wet respectievelijk artikel 457, § 2, WIB 92, en artikel 73quinquies, § 3, Btw-Wetboek opdat de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten voortaan toepasselijk zou zijn op de inbreuken bedoeld in de artikelen 449, 450, 452 en 456, WIB 92 en de artikelen 73, 73bis en 73quater, Btw-Wetboek. Zowel de verhoging van de maximumdrempel van de strafrechtelijke boeten als de toepassing van de opdeciemen verzwaren de toepasselijke straf: enerzijds is er het aspect van de sociale afkeuring van afwijkende gedragingen en, anderzijds het ontradend karakter van de strafrechtelijke aanklacht. Dit is des te meer verantwoord indien de strafrechtelijke vervolgingen eerder de ernstige fiscale fraude gebruik makend van complexe mechanismen en, in voorkomend geval, georganiseerd door criminele organisaties, zouden viseren. 6. INWERKINGTREDING De wet heeft niet in een bijzondere bepaling betreffende de inwerkingtreding voorzien. Volgens het gemeen recht treedt deze de tiende dag die volgt op haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad in werking.

NAMENS DE MINISTER:

Georges DE BOLLE Auditeur-generaal

Bijlage 1 : Vergelijkend overzicht van de wijzigingen in het wib 92 en het btw-wetboek door de wet “una via”

Bijlage 2 : Wettekst

Bijlage 3 : Coördineerde tekst van artikel 29 van het wetboek van strafvordering

Page 8: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 8 -

BIJLAGE 1:

VERGELIJKEND OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN HET WIB 92 EN HET BTW-WETBOEK DOOR DE WET “UNA VIA”

WIB 92

btw-Wetboek

Overleg tussen de gerechtelijke, politionele en fiscale overheden : - Wijziging van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering - Aanvulling op het verbod om vervolgingen in te stellen voor feiten vervat in niet gemachtigde klachten of aangiften - Herstel van de bevoegdheid van de procureur des Konings om aan de bevoegde gewestelijke directeur advies te vragen - Kennisgeving van het fiscaal dossier aan het openbaar ministerie - Afwijking op de bestraffing met de nietigheid van de akte van rechtspleging

-

460, § 2, tweede lid

461, § 1, eerste lid

462

463, vierde lid

-

74, § 2, tweede lid

74, § 3, eerste lid

74ter

74bis, vierde lid

Het "non bis in idem"- principe

444, vijfde lid 445, derde lid

72, tweede lid

Het subsidiariteitsprincipe

-

-

De verzwaring van de strafrechtelijke sancties : - Verhoging van de maximumdrempel van de strafrechtelijke boeten - Toepassing van de opdeciemen op de strafrechtelijke boeten

449, 450, 452, 456

457, § 2

73,73bis, 73quater

73quinquies, § 3

Page 9: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 9 -

BIJLAGE 2:

WETTEKST UITTREKSEL VAN DE WET VAN 20/09/2012 TOT INSTELLING VAN HET “UNA VIA”-PRINCIPE IN DE VERVOLGING VAN OVERTREDINGEN VAN DE FISCALE WETGEVING EN TOT VERHOGING VAN DE FISCALE PENALE BOETES TITEL 1 Voorafgaande bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. TITEL 2 Wijziging van het Wetboek van strafvordering Art. 2 Artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 maart 1999, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : “De in het tweede lid bedoelde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, kan in het kader van de strijd tegen de fiscale fraude over concrete dossiers overleg plegen met de procureur des Konings. De procureur des Konings kan de strafrechtelijk strafbare feiten waarvan hij kennis heeft genomen tijdens het overleg, vervolgen. Het overleg kan ook plaatsvinden op initiatief van de procureur des Konings. De bevoegde politionele overheden kunnen deelnemen aan het overleg.” TITEL 3 Financien HOOFDSTUK 1. Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Afdeling 1 - Instellen van het “una via”-principe Art. 3 Artikel 444 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende : “Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de belastingverhoging en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de strafvordering overeenkomstig artikel 460 uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de belastingverhoging definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.” Art. 4 Artikel 445 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 december 2011, wordt aangevuld met een nieuw lid, luidende : “Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de fiscale geldboeten en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de strafvordering overeenkomstig artikel 460 uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de fiscale geldboeten definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.” Art. 5 Artikel 449 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006 wordt vervangen als volgt : “Art. 449. Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500 000 euro of met een van die straffen alleen.” Art. 6 Artikel 460, § 2, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : “Het openbaar ministerie kan de strafrechtelijk strafbare feiten vervolgen waarvan het tijdens het in artikel 29 derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kennis heeft genomen.” Art. 7 Artikel 461, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992, wordt vervangen als volgt :

Page 10: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 10 -

“Onverminderd het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde gewestelijke directeur. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De gewestelijke directeur antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan.” Art. 8 Artikel 462 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 15 maart 1999, wordt hersteld als volgt : “Art. 462. In het kader van de kennisgeving en het overleg bedoeld in artikel 29, tweede en derde lid, van het Wetboek van strafvordering, deelt de bevoegde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, de gegevens van het fiscaal dossier met betrekking tot de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten mede aan het openbaar ministerie.” Art. 9 Artikel 463 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende : “Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren die deelnemen aan het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg.” Afdeling 2 - Verhoging van de strafrechtelijke fiscale boetes Art. 10 In artikel 450 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”; 2° in het tweede lid worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”. Art. 11 In artikel 452 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de woorden “12 500 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”. Art. 12 In artikel 456 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”. Art. 13 In artikel 457, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de woorden “vindt geen toepassing op” vervangen door de woorden “is van toepassing op”. HOOFDSTUK 2. Wijzigingen van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde Afdeling 1 - Instellen van het “una via”-principe Art. 14 Artikel 72 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : “Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingsschuld, worden de opeisbaarheid van de fiscale geldboeten en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening geschorst wanneer het openbaar ministerie de in artikel 74 bedoelde strafvordering uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt de fiscale geldboeten definitief niet opeisbaar. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan de schorsing van de opeisbaarheid en de schorsing van de verjaring.” Art. 15 In artikel 74 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 augustus 1986 en gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992 en 15 maart 1999, worden de §§ 2 en 3 vervangen als volgt : “§ 2. Het openbaar ministerie kan geen vervolging instellen indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering. Het openbaar ministerie kan echter de strafrechtelijk strafbare feiten vervolgen waarvan het tijdens het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kennis heeft genomen.

Page 11: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 11 -

§ 3. Onverminderd het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg, kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde gewestelijke directeur. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De gewestelijke directeur antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan. In geen geval schorst het verzoek om advies de strafvordering.” Art. 16 Artikel 74bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2002, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : “Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren die deelnemen aan het in artikel 29, derde lid van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg.” Art. 17 Hoofdstuk XI van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een artikel 74ter, luidende : “Art. 74ter. In het kader van de kennisgeving en het overleg bedoeld in artikel 29, tweede en derde lid, van het Wetboek van strafvordering, deelt de bevoegde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, de gegevens van het fiscaal dossier met betrekking tot de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten mede aan het openbaar ministerie.” Afdeling 2 Verhoging van de strafrechtelijke fiscale boetes Art. 18 Artikel 73 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 februari 1981 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, wordt vervangen als volgt : “Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500 000 euro of met een van die straffen alleen.” Art. 19 In artikel 73bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”; 2° in het tweede lid worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”. Art. 20 In artikel 73quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet (I) van 27 december 2006, worden de woorden “125 000 EUR” vervangen door de woorden “500 000 euro”. Art. 21 In artikel 73quinquies, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981, worden de woorden “vindt geen toepassing op” vervangen door de woorden “is van toepassing op”.

Page 12: Workshop Bart Van Ham - Unavia

- 12 -

BIJLAGE 3:

COORDINEERDE TEKST VAN ARTIKEL 29 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering (oud)

Article 29 Code d'Instruction criminelle

(nieuw)

Art. 29. Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alldesbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.

Art. 29.. Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alldesbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.

De ambtenaren van de Administratie der directe belastingen, de ambtenaren van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, de ambtenaren van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie en de ambtenaren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, kunnen echter de feiten die, naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, strafrechtelijk strafbaar zijn, niet zonder de machtiging van de gewestelijke directeur onder wie zij ressorteren, ter kennis brengen van de procureur des Konings.

De ambtenaren van de Administratie der directe belastingen, de ambtenaren van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, de ambtenaren van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie en de ambtenaren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, kunnen echter de feiten die, naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, strafrechtelijk strafbaar zijn, niet zonder de machtiging van de gewestelijke directeur onder wie zij ressorteren, ter kennis brengen van de procureur des Konings.

De in het tweede lid bedoelde gewestelijke directeur of de ambtenaar die hij aanwijst, kan in het kader van de strijd tegen de fiscale fraude over concrete dossiers overleg plegen met de procureur des Konings. De procureur des Konings kan de strafrechtelijk strafbare feiten waarvan hij kennis heeft genomen tijdens het overleg, vervolgen. Het overleg kan ook plaatsvinden op initiatief van de procureur des Konings. De bevoegde politionele overheden kunnen deelnemen aan het overleg.”