Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...

32
Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en zoemt. het kan steken. blaten s het geluid van een schaap. dagelijks s iedere dag. doodgewoon s heel gewoon. fantastisch s heel erg goed of heel erg mooi. het geduld s goed kunnen wachten. het grasveld s een stukje grond waar gras op groeit. enorm groot s heel erg groot. het haakje s een stukje ijzer of plastic om iets aan op te hangen. haast hebben s als je iets snel moet doen. hinniken s het geluid van een paard. de hond uitlaten s buiten wandelen met een hond. ingewikkeld s als iets moeilijk in elkaar zit. je snapt het niet meteen. je schouders ophalen s je schouders even omhoog doen, als je iets niet weet of niet belangrijk vindt. kaarsrecht s heel mooi recht. zo recht als een kaars. kakelen s het geluid van een kip. knorren s het geluid van een varken. kwaken s het geluid van een kikker. de lantaarnpaal s een hoge paal met een lamp eraan, om licht te geven op de weg. loeien s het geluid van een koe. mekkeren s het geluid dat een geit maakt. de middelste s precies tussen twee dingen in. in het midden. de mier s een klein beestje dat over de grond kruipt. meestal zijn er veel bij elkaar. het naamplaatje s een dun stukje hout of ijzer waar je naam op staat. om je heen kijken s rondkijken naar alle kanten. onmogelijk s als iets niet kan gebeuren. piekeren s er steeds over nadenken hoe je een probleem kunt oplossen. rechtdoor s je gaat verder dezelfde kant op. sip s een beetje verdrietig. niet blij. sjouwen s iets zwaars dragen. het gaat moeilijk. de spelregels s hoe je een spel moet spelen. wat mag en wat niet mag. staal s heel hard ijzer. de stand bijhouden s de punten tellen bij een wedstrijd. de start s het begin van een wedstrijd. stijf s je kunt het niet makkelijk buigen. de toeter s een soort fluit. er komt een hard geluid uit. turen s goed kijken naar iets dat heel klein of heel ver weg is. verliezen s in een wedstrijd: je speelt minder goed dan de anderen. je wint niet. verschrikt s als je geschrokken bent. voorop s als eerste van een rij. de wedstrijd s een soort spel om te kijken wie de beste is. de wenkbrauwen fronsen s rimpels in je voorhoofd trekken, als je boos bent of als je nadenkt. wijs s je weet veel. je bent verstandig. woest s heel erg kwaad. de wip s een ding in de speeltuin. als de ene kant omhoog gaat, gaat de andere kant omlaag. zoemen s een brommend geluid maken, zoals een bij of een motor. zojuist s heel kort geleden. zweven s in de lucht hangen, zonder ergens aan vast te zitten. aaien 1 zachtjes met je hand over iets heen strijken. allang 1 al lange tijd.

Transcript of Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...

Page 1: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)

bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet.

de bij s een klein beestje dat vliegt en zoemt. het kan steken.

blaten s het geluid van een schaap.

dagelijks s iedere dag.

doodgewoon s heel gewoon.

fantastisch s heel erg goed of heel erg mooi.

het geduld s goed kunnen wachten.

het grasveld s een stukje grond waar gras op groeit.

enorm groot s heel erg groot.

het haakje s een stukje ijzer of plastic om iets aan op te hangen.

haast hebben s als je iets snel moet doen.

hinniken s het geluid van een paard.

de hond uitlaten s buiten wandelen met een hond.

ingewikkeld s als iets moeilijk in elkaar zit. je snapt het niet meteen.

je schouders ophalen s je schouders even omhoog doen, als je iets niet weet of niet belangrijk vindt.

kaarsrecht s heel mooi recht. zo recht als een kaars.

kakelen s het geluid van een kip.

knorren s het geluid van een varken.

kwaken s het geluid van een kikker.

de lantaarnpaal s een hoge paal met een lamp eraan, om licht te geven op de weg.

loeien s het geluid van een koe.

mekkeren s het geluid dat een geit maakt.

de middelste s precies tussen twee dingen in. in het midden.

de mier s een klein beestje dat over de grond kruipt. meestal zijn er veel bij elkaar.

het naamplaatje s een dun stukje hout of ijzer waar je naam op staat.

om je heen kijken s rondkijken naar alle kanten.

onmogelijk s als iets niet kan gebeuren.

piekeren s er steeds over nadenken hoe je een probleem kunt oplossen.

rechtdoor s je gaat verder dezelfde kant op.

sip s een beetje verdrietig. niet blij.

sjouwen s iets zwaars dragen. het gaat moeilijk.

de spelregels s hoe je een spel moet spelen. wat mag en wat niet mag.

staal s heel hard ijzer.

de stand bijhouden s de punten tellen bij een wedstrijd.

de start s het begin van een wedstrijd.

stijf s je kunt het niet makkelijk buigen.

de toeter s een soort fluit. er komt een hard geluid uit.

turen s goed kijken naar iets dat heel klein of heel ver weg is.

verliezen s in een wedstrijd: je speelt minder goed dan de anderen. je wint niet.

verschrikt s als je geschrokken bent.

voorop s als eerste van een rij.

de wedstrijd s een soort spel om te kijken wie de beste is.

de wenkbrauwen fronsen s rimpels in je voorhoofd trekken, als je boos bent of als je nadenkt.

wijs s je weet veel. je bent verstandig.

woest s heel erg kwaad.

de wip s een ding in de speeltuin. als de ene kant omhoog gaat, gaat de andere kant omlaag.

zoemen s een brommend geluid maken, zoals een bij of een motor.

zojuist s heel kort geleden.

zweven s in de lucht hangen, zonder ergens aan vast te zitten.

aaien 1 zachtjes met je hand over iets heen strijken.

allang 1 al lange tijd.

Page 2: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

barsten 1 er komt een scheur in, bijvoorbeeld in iets van glas of steen.

behalve 1 iedereen, maar eentje niet.

het bordje 1 een plankje waar letters of plaatjes op staan.

draven 1 hardlopen.

het eiland 1 een stuk land met aan alle kanten water eromheen.

geschikt 1 als je het goed voor iets kunt gebruiken.

gesloten 1 dicht.

de giraf 1 een dier met een heel lange hals. hij heeft bruine en gele vlekken.

je hoofd schudden 1 je hoofd heen en weer bewegen, als je `nee' wilt zeggen.

jammeren 1 huilen en klagen, bijvoorbeeld als er iets ergs is gebeurd.

de kippenren 1 een soort hok buiten, waar kippen in kunnen lopen.

de klauw 1 een poot van een dier. er zitten nagels aan.

krijsen 1 hard gillen of huilen.

kronkelen 1 bewegen met veel bochten.

het kuikentje 1 een jonge kip of een jonge eend.

logisch 1 als iets klopt. je snapt vanzelf dat het zo is.

menen 1 echt bedoelen wat je zegt. je vindt echt dat het zo is.

met een boog door de lucht 1 de bal gaat niet recht omhoog, maar maakt een half rondje in de lucht.

met grote ogen kijken 1 verbaasd kijken. je had niet gedacht dat het zou gebeuren.

meteen 1 nu. direct.

de modder 1 vieze, natte grond.

het nijlpaard 1 een groot, dik, grijs dier met een brede bek. hij ligt vaak in het water.

de ochtend 1 het eerste stuk van een dag. de morgen.

opvangen 1 iets met je handen vangen als het door de lucht gaat.

een pet opzetten 1 een pet op je hoofd zetten.

pikken 1 als vogels happen met hun snavel.

precies 1 helemaal goed.

de rem 1 een ding om mee te stoppen. het zit op een fiets of in een auto.

een schatje 1 iemand die je heel lief vindt.

de schildpad 1 een langzaam kruipend dier met een hard schild op zijn rug.

de sjaal 1 een doek voor om je hals.

slenteren 1 langzaam en rustig lopen.

sloom 1 als je alles langzaam doet.

sluipen 1 heel zachtjes lopen of kruipen. je wilt niet dat iemand je ziet.

sluiten 1 iets dichtdoen.

stralend 1 heel erg blij.

de struisvogel 1 een grote vogel met lange poten en een lange nek.

de tafel dekken 1 borden op tafel zetten voor het eten. en lepels en zo neerleggen.

de vacht 1 de haren op de huid van een dier.

verbaasd 1 als je iets raar vindt. je had het niet verwacht.

verderop 1 op een plaats die verder ligt.

verrast 1 als er opeens iets gebeurt dat je niet had verwacht.

verzinnen 1 iets bedenken.

waarschijnlijk 1 het is bijna zeker, maar niet helemaal.

werkelijk 1 echt.

de winkelbediende 1 iemand die in een winkel werkt.

wippen 1 op en neer gaan op een wip.

zeer bijzonder 1 heel anders dan gewoon.

afwachten 2 wachten tot iets gebeurt.

alles erop en eraan 2 met alle dingen die erbij horen.

het avondeten 2 het eten dat je 's avonds eet.

bezorgd 2 bang dat er iets verkeerd gaat of dat iemand ziek wordt.

Page 3: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

bovenaan 2 op de hoogste plaats.

de datum 2 het nummer van de dag en de maand.

doodmoe 2 heel erg moe.

dromerig 2 alsof je droomt.

eergisteren 2 de dag voor gisteren.

herhalen 2 iets nog een keer doen of nog een keer zeggen.

het hoeft niet 2 het is niet nodig.

het horloge 2 een klokje voor om je pols.

iets toegeven 2 eerlijk zeggen dat het zo is.

in orde 2 helemaal goed.

de kalender 2 een stuk papier met de maanden, weken en dagen van het jaar.

de keus 2 als je iets kiest.

klagen 2 zeggen dat je ergens niet tevreden mee bent.

later 2 over een tijdje.

luiden 2 klokken laten geluid horen.

de lunch 2 het eten dat je tussen de middag eet.

de maaltijd 2 het eten.

mopperen 2 boze dingen zeggen.

`s nachts 2 als het nacht is. het is dan donker.

de namiddag 2 de middag.

onderaan 2 op de laagste plaats.

ondergaan 2 omlaag gaan en verdwijnen.

ondertussen 2 tegelijk met iets anders. in dezelfde tijd.

ongerust 2 bang dat er iets akeligs gebeurt.

het ontbijt 2 het eten dat je 's morgens eet, als je net wakker bent.

de onzin 2 domme praatjes.

opkomen 2 omhoog gaan en tevoorschijn komen.

oplossen 2 een goed antwoord vinden op een vraag of een probleem.

overdag 2 als het dag is. het is dan licht.

overmorgen 2 de dag na morgen.

overslaan 2 iets niet doen, terwijl je het anders altijd wel doet.

peinzen 2 diep nadenken.

raad weten 2 weten wat je het beste kunt doen als je een probleem hebt.

ronddraaien 2 rondjes maken.

het tijdschrift 2 een dun boekje met veel plaatjes. elke week of maand is er een nieuw boekje.

het tussendoortje 2 een hapje dat je tussen de maaltijden door eet.

het uur 2 een tijd van zestig minuten. bijvoorbeeld van zeven uur tot acht uur.

veel aan je hoofd hebben 2 veel te doen hebben of veel hebben om over na te denken.

verbieden 2 zeggen dat iets niet mag.

verboden 2 dat zeg je als iets niet mag.

vertrekken 2 ergens weggaan.

vroeger 2 een lange tijd vóór nu.

het weekend 2 de zaterdag en de zondag.

de wijzers 2 soort stokjes op een klok. ze wijzen aan hoe laat het is.

zich zorgen maken 2 bang zijn dat er iets verkeerd gaat.

de zorgen 2 dingen waarvan je denkt dat ze verkeerd zullen gaan. problemen.

de bult 3 een dik plekje op je lichaam. als je bent gevallen of als een mug je heeft gestoken.

de deuk 3 een put. die is gekomen door een harde stoot of een botsing.

de elleboog 3 de plek waar je arm kan buigen.

de ellende 3 vervelende dingen die gebeuren.

ernstig 3 als iets erg is.

de fabriek 3 een gebouw met machines. er wordt iets gemaakt.

Page 4: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

gewond 3 als je een wond hebt of je hebt iets gebroken.

hikken 3 je krijgt opeens een beweging in je buik. en een geluid in je keel.

hoesten 3 een geluid maken met je keel. het klinkt als `uche uche'.

de keizer 3 een soort koning.

knielen 3 op je knieën gaan zitten.

de kool 3 een groente. hij kan rood, groen of wit zijn.

krabbelen 3 snel en slordig schrijven.

de kras 3 een streep met een potlood of met iets dat scherp is.

kreunen 3 een geluid maken, bijvoorbeeld als je pijn hebt.

de kriebel 3 als je iets voelt kietelen.

de kroon 3 een soort hoed van goud of zilver.

het kuchje 3 een keer zachtjes hoesten.

landen 3 uit de lucht op de grond neerkomen.

het medicijn 3 een pil of drankje waar je beter van wordt als je ziek bent.

het ministoeltje 3 een heel klein stoeltje.

minstens 3 niet minder dan…

nauwelijks 3 bijna niet.

neerstorten 3 van heel hoog naar beneden vallen en heel hard op de grond komen.

nijdig 3 kwaad.

de olie 3 vet spul dat je op je huid kunt smeren.

onderzoeken 3 kijken welke ziekte iemand heeft.

het onkruid 3 planten die vanzelf groeien, op een plaats waar je ze niet wilt hebben.

het paleis 3 een heel mooi, groot huis. er woont een koning of een prins.

piepklein 3 heel klein.

de pil 3 een soort balletje dat je moet inslikken als je ziek bent.

de pleister 3 een soort lapje. je kunt het op een wond plakken.

het pluisje 3 een klein draadje of stofje. het zit soms op een trui of aan een bloem.

de puinhoop 3 de rommel. alles ligt door elkaar.

snotteren 3 huilen met veel snuffen en snuiten.

stamelen 3 je kunt iets niet zo goed zeggen. je stopt steeds even met praten.

de taak 3 het werk dat je moet doen.

de troep 3 rommel.

van top tot teen 3 van boven tot onder. helemaal.

het verband 3 een stuk dunne stof voor op een wond.

het verkeer 3 de auto's, bussen, fietsen en mensen die op straat lopen of rijden.

voortaan 3 vanaf nu.

de vuilnis 3 dingen die je weggooit, zoals lege blikjes.

vullen 3 iets dat leeg is vol maken.

de wenkbrauw 3 de streep haartjes boven je oog.

de wimpers 3 de haartjes aan je oogleden.

zich bemoeien met 3 ermee bezig zijn. maar soms heb je er eigenlijk niets mee te maken.

de ziekte 3 wat je hebt als je ziek bent.

een zootje 3 rommel.

de zucht 3 het geluid van lucht die je uitblaast.

afgebroken 4 als een gebouw helemaal uit elkaar gehaald is.

het balkon 4 een stukje vloer met een hek erom dat uitsteekt buiten een huis.

de bewoners 4 mensen die er wonen.

boog 4 je deed je hoofd en je schouders omlaag. je maakte een buiging.

de bovenburen 4 de mensen die boven je wonen.

de bovenkant 4 de kant die bovenaan is.

de bulldozer 4 Een soort grote auto met een schuif aan de voorkant.

de burgemeester 4 de baas van een stad of een dorp.

Page 5: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de buschauffeur 4 iemand die stuurt in een bus.

het dekbed 4 een soort dikke deken voor op je bed. er zit zacht spul in.

ernstig 4 als je iets echt meent. je maakt geen grapje.

de flat 4 een hoog gebouw.

het gebouw 4 iets dat gebouwd is. bijvoorbeeld een ziekenhuis of een school.

de grapjas 4 iemand die grapjes maakt.

handig 4 als je iets goed kunt gebruiken.

kant-en-klaar 4 helemaal klaar. je kunt het meteen gebruiken.

klauteren 4 klimmen op handen en voeten.

de ladder 4 een soort trap.

het laken 4 een grote, dunne lap stof voor op je bed.

languit 4 als je helemaal plat ligt, van je hoofd tot je tenen.

leunen 4 iets als steuntje gebruiken.

de leuning 4 hier kun je tegen leunen of je aan vasthouden.

lollig 4 grappig. leuk.

de matras 4 een dik en zacht ding om op te slapen.

het nachtkastje 4 een kastje naast je bed.

omkeren 4 iets andersom zetten. omdraaien.

de onderburen 4 de mensen die beneden je wonen.

de onderkant 4 de kant die beneden is.

onmiddellijk 4 nu meteen. direct.

op zijn kop 4 met de verkeerde kant naar boven.

overdrijven 4 je doet net of iets veel groter of erger is dan het eigenlijk is.

de overkant 4 de andere kant van een straat of een rivier.

het plafond 4 wat je ziet als je omhoogkijkt in de kamer of in de klas.

het rijk alleen hebben 4 alleen thuis zijn en dus kunnen doen waar je zin in hebt.

schateren 4 hard en vrolijk lachen.

schoof 4 je duwde ergens tegen om het te verzetten.

de stoot 4 een harde duw.

stralen 4 licht en warmte geven.

de tegel 4 een platte, vierkante steen op een vloer of een muur.

tegen een stootje kunnen 4 sterk zijn.

uitstappen 4 ergens uit gaan, bijvoorbeeld uit een auto of een bus.

uitstekend 4 heel goed.

urenlang 4 als iets heel lang duurt.

de verdieping 4 een stuk van een gebouw. je komt er met de trap of met de lift.

volledig 4 helemaal.

de voortuin 4 de tuin aan de voorkant van een huis.

wankelen 4 heen en weer bewegen en bijna omvallen.

wiebelen 4 heen en weer bewegen.

de woning 4 een huis om in te wonen.

de zijkant 4 het is niet de voorkant of de achterkant.

de bank 5 een soort winkel waar je geld kunt sparen.

behoorlijk ziek 5 nogal erg ziek.

de bekeuring 5 een briefje waar op staat dat je een fout hebt gemaakt in het verkeer.

belachelijk 5 heel raar.

beroven 5 van iemand geld of spullen stelen.

de boef 5 iemand die dingen doet die niet mogen.

de boete 5 geld dat iemand voor straf moet betalen.

het bureau 5 een gebouw waar de politie werkt.

de diefstal 5 iemand heeft iets gestolen.

droevig 5 verdrietig.

Page 6: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de druktemaker 5 iemand die niet rustig is en erg veel lawaai maakt.

floten 5 ze maakten een hoog geluid, zoals fluiten.

geeuwen 5 je mond gaat vanzelf wijd open. als je moe bent of als je honger hebt.

het gemeentehuis 5 het gebouw van een stad of dorp. de burgemeester werkt daar.

gestippeld 5 met kleine rondjes erop.

gestolen 5 als iets meegenomen is door iemand van wie het niet is.

het gewicht 5 hoe zwaar iets is.

gladstrijken 5 ergens over wrijven om het plat te maken.

het grassprietje 5 een dun steeltje van gras.

het kanon 5 een wapen met een grote buis. om grote kogels mee af te schieten.

koest 5 stil.

kostbaar 5 als iets veel geld waard is.

kreuken 5 in papier of stof een vouw maken die er niet hoort.

de leeftijd 5 hoe oud iemand is.

de lengte 5 hoe lang iets is.

maaien 5 het gras kort maken met een machine of een groot mes.

de merel 5 een zwarte of bruine vogel met een gele snavel.

de misdaad 5 iets wat niet mag. je kunt er straf voor krijgen.

noteren 5 opschrijven.

opbergen 5 iets ergens in stoppen om het op te ruimen.

opsluiten 5 iemand in een kamer zetten waar hij niet uit kan.

de pijl-en-boog 5 een pijl is een stokje met een punt. met een boog schiet je pijlen af.

de politie-inspecteur 5 een politieman die de baas is over een groep politieagenten.

de ramp 5 een groot ongeluk. er gebeurt iets akeligs met veel mensen.

de regel 5 een afspraak over wat wel en wat niet mag.

rillen 5 je hebt het even koud en je beweegt even een heel klein beetje.

schots en scheef 5 allemaal door elkaar. niet recht.

serieus 5 als je het echt meent.

het sieraad 5 iets wat je draagt om jezelf mooi te maken, bijvoorbeeld een armband.

de speer 5 een lange stok met een scherpe punt eraan.

het stadhuis 5 het gebouw van een stad. de burgemeester werkt daar.

staren 5 een lange tijd naar één ding kijken. maar je ziet eigenlijk niets.

tekeergaan 5 veel lawaai maken. of schreeuwen en schelden.

het uniform 5 de kleren die mensen dragen die bij een bepaalde groep horen.

verfrommelen 5 papier in elkaar duwen. er komen allemaal vouwen in.

vermist 5 als iemand verdwenen is en je weet niet waar hij is.

voor de gek houden 5 voor de grap een beetje jokken tegen iemand.

de wacht houden 5 opletten of er geen verkeerde dingen gebeuren.

het wapen 5 een ding dat mensen gebruiken om mee te vechten.

het zwaard 5 een soort groot mes. het is aan twee kanten scherp.

aandachtig 6 als je goed luistert en oplet.

allermooist 6 het mooist van allemaal.

het deuntje 6 een liedje.

dichtvallen 6 opeens vanzelf dicht gaan.

dollen 6 vrolijk stoeien en druk doen.

donkerblauw 6 een kleur blauw die veel op zwart lijkt.

donkergroen 6 een kleur groen die meer op zwart lijkt dan op wit.

dwarrelen 6 langzaam naar beneden zweven. zoals blaadjes of sneeuwvlokken.

de fantasie 6 de kunst om dingen te verzinnen, bijvoorbeeld verhalen.

de gast 6 iemand die op bezoek is. hij komt bijvoorbeeld bij je eten.

halverwege 6 op de helft.

het is mooi geweest! 6 zo is het genoeg. we stoppen ermee!

Page 7: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

het hoofdeinde 6 de kant van je bed waar je hoofd ligt.

ik zie het niet zitten 6 ik vind het geen goed idee.

inpakken 6 er papier omheen doen. bijvoorbeeld om een cadeautje.

inslikken 6 iets van je mond in je keel laten komen.

je iets voorstellen 6 iets in gedachten voor je zien. maar je ziet het niet echt.

knalrood 6 heel fel rood.

kriebelen 6 er een beetje jeuk van krijgen.

lichtblauw 6 een lichte kleur blauw.

lichtgroen 6 een lichte kleur groen.

niezen 6 je maakt een geluid dat klinkt als: `hatsjoe'.

normaal 6 gewoon.

ongelooflijk 6 zo erg dat je het haast niet kunt geloven.

op de groei 6 als iets te groot voor je is. je kunt er nog in groeien.

opstoken 6 zorgen dat een vuur harder gaat branden.

overkomen 6 iets met je gebeuren. je had het niet verwacht.

pikzwart 6 heel zwart of heel donker.

reizen 6 een reis maken.

het slot 6 het einde van een verhaal.

de sneeuwvlok 6 een klein stukje sneeuw. het is heel licht.

sneeuwwit 6 heel wit. zo wit als sneeuw.

de spanning 6 het gevoel dat je hebt als er iets spannends gebeurt.

ten dans vragen 6 aan iemand vragen of hij met je wil dansen.

het thema 6 waar het over gaat in een boek, een film of een les.

tollen 6 snel ronddraaien.

trommelen 6 op een trommel slaan met stokken of met je handen.

de twijfel 6 het gevoel dat je iets niet zeker weet.

uitnodigen 6 aan iemand vragen of hij samen met jou iets wil doen.

uitpakken 6 iets ergens uit halen, bijvoorbeeld een cadeau uit het papier.

van geen ophouden weten 6 steeds maar doorgaan met wat je aan het doen bent.

het voeteneinde 6 de kant van je bed waar je voeten liggen.

wagenwijd open 6 heel wijd open.

wapperen 6 heen en weer bewegen in de wind.

de waslijn 6 een draad waar je kleren aan kunt hangen om te drogen.

weleens 6 heel soms.

welkom 6 dat zeg je tegen iemand als je het leuk vindt dat hij op bezoek komt.

de werkelijkheid 6 alles wat echt bestaat. je hebt het niet verzonnen of gedroomd.

de wijde wereld in gaan 6 op reis gaan om je geluk te vinden.

woelen 6 steeds draaien en bewegen als je in bed ligt.

de achterbank 7 de achterste bank in een auto.

de adem 7 de lucht die je door je mond of neus opzuigt en uitblaast.

de angst 7 een bang gevoel.

het avontuur 7 iets spannends dat je meemaakt.

de band 7 de ring die om het wiel van een fiets of een auto zit.

de berm 7 de kant van een weg. er groeien vaak bloemen en gras.

bevrijden 7 iemand die opgesloten zit helpen om vrij te komen.

bliksemsnel 7 heel erg snel.

het brokje 7 een stukje eten voor een dier. het is hard.

brullen 7 hard schreeuwen, zoals bijvoorbeeld leeuwen doen.

de chimpansee 7 een aap die veel op een mens lijkt.

dapper 7 als je gevaarlijke dingen durft te doen.

door de knieën zakken 7 als je staat en je gaat op je knieën of op je hurken zitten.

doorrijden 7 verdergaan met rijden.

Page 8: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de enkel 7 het stuk van je been vlak boven je voet. je kunt het bewegen.

er geen biet van snappen 7 het helemaal niet begrijpen.

er iets op vinden 7 bedenken hoe je een probleem kunt oplossen.

fonkelen 7 er komen lichtjes vanaf.

de gorilla 7 een grote aap, ongeveer net zo groot als een mens.

griezelen 7 rillen omdat je bang bent.

grijpen 7 je hand uitsteken om iets te pakken.

happen 7 een hap nemen of iets met je mond pakken.

de held 7 iemand die gevaarlijke dingen doet om anderen te helpen.

de heup 7 de plek waar je been aan je lijf vastzit.

hinken 7 op één been springen of moeilijk lopen omdat je voet pijn doet.

de hoorn 7 een harde punt op de kop van sommige dieren.

iemand op een idee brengen 7 ervoor zorgen dat iemand anders net zoiets gaat doen als jij.

ik schrik me een hoedje 7 ik schrik heel erg.

de informatie 7 wat je over iets te weten komt. wat je erover leest of hoort.

kammen 7 met een kam de haren netjes maken.

kippenvel krijgen 7 bultjes op je huid krijgen. als je het koud hebt of schrikt.

de krul 7 een plukje haar dat niet recht is. er zit een draai in.

likken 7 met je tong langs iets gaan, bijvoorbeeld een ijsje.

luid 7 als je het goed kunt horen. het klinkt hard.

het luipaard 7 een dier dat lijkt op een grote kat. hij heeft vlekken in zijn vacht.

de medaille 7 een plaatje van goud of zilver voor iets wat je goed hebt gedaan.

het metaal 7 hard en sterk spul. bijvoorbeeld ijzer en staal.

je middel 7 het midden van je lichaam.

de moed 7 die heb je als je iets gevaarlijks durft. je bent niet bang.

het moment 7 een kort poosje, ongeveer zo lang als een tel.

de muil 7 de bek van een groot dier.

ogenblikkelijk 7 meteen.

op adem komen 7 uitrusten.

op de hurken 7 je knieën buigen en met je billen bijna op de grond gaan zitten.

op slot 7 als een deur is afgesloten met een sleutel.

oppeuzelen 7 lekker opeten met kleine hapjes.

opvreten 7 opeten. je zegt het als een dier iets opeet.

de pols 7 het stuk van je arm vlak bij je hand. je kunt het bewegen.

het portier 7 een deur van een auto.

puntig 7 met een punt eraan.

redden 7 iemand helpen die in gevaar is.

remmen 7 een auto, trein of fiets langzamer laten rijden of laten stoppen.

ritselen 7 een zacht geluid maken. zoals papier of blaadjes van bomen.

het safaripark 7 een park waar wilde dieren leven. mensen mogen de dieren bekijken.

de sandaal 7 een open schoen voor in de zomer.

de slok 7 een beetje drinken dat je in één keer doorslikt.

de snippers 7 kleine stukjes papier of hout.

starten 7 een motor of een auto aanzetten.

stoer 7 als je sterk bent en veel durft.

de stof 7 doek waar kleren van gemaakt worden.

thuishoren 7 op de juiste plaats zijn.

de tijger 7 een dier dat lijkt op een grote kat. hij is bruin met zwarte strepen.

de uitgang 7 de deur waardoor je naar buiten gaat.

uitslaan 7 een arm, been of poot snel uitsteken.

vers 7 als eten pas klaargemaakt is of pas geplukt is.

verslinden 7 iets snel opeten.

Page 9: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

verstijfd van schrik 7 als je zo erg schrikt dat je niet meer kunt bewegen.

vóórkomen 7 er zijn of gebeuren.

de vork 7 je kunt er iets aan prikken, als je eet.

wat maakt het uit? 7 het is niet belangrijk.

wegstrepen 7 ergens een streep door zetten. dan zie je het niet meer.

de zebra 7 een dier met zwarte en witte strepen. het lijkt op een paard.

zelden 7 bijna nooit.

zenuwachtig 7 als je een beetje bang bent dat er iets verkeerd zal gaan.

zich oprichten 7 overeind komen. rechtop gaan staan of zitten.

aanbellen 8 Op de bel van een huis drukken. Wie binnen is, hoort de bel.

je adem inhouden 8 Even ophouden met ademhalen.

het applaus 8 Als je in je handen klapt, omdat je iets goed vindt.

de armband 8 Een sieraad dat je om je arm of je pols draagt.

beloven 8 Zeggen dat je iets echt zult doen.

beroemd 8 Als veel mensen je kennen en je goed vinden.

beschermen 8 Zorgen dat iemand veilig is. Het gevaar weghouden.

bewonderen 8 Iets heel mooi vinden of iemand heel goed vinden.

de buiging 8 Je doet je hoofd en je schouders naar voren en naar beneden.

de buurjongen 8 Een jongen die naast je woont.

de danseres 8 Een vrouw of een meisje dat danst.

het deksel 8 Een losse bovenkant om een pan, pot of doos mee dicht te doen.

de dirigent 8 De leider van een orkest of een koor.

de eetkamer 8 Een kamer waar je gaat zitten om te eten.

de eetzaal 8 Een soort heel grote kamer waar mensen kunnen eten.

eruitzien als 8 Erop lijken.

de fluit 8 Een ding om muziek mee te maken. Je moet erop blazen.

de gitaar 8 Een ding om muziek mee te maken. Er zitten snaren op.

het gordijn 8 Een doek die voor een raam hangt.

goudgeel 8 Een gele kleur zoals de kleur van goud.

je verkleden 8 Andere kleren aandoen. Of voor de grap gekke kleren aandoen.

de jurk 8 Een rok met een bovenstuk eraan vast.

de ketting 8 Een sieraad dat je om je hals draagt.

de kist 8 Een grote doos van hout of metaal.

knuffelen 8 Iemand zoenen, aaien en stevig vasthouden.

de koets 8 Een mooie wagen die door paarden wordt getrokken.

de koffer 8 Een soort grote, stevige tas. Sommige hebben wieltjes.

de koning 8 Man die een land regeert. Samen met anderen is hij de baas.

de koningin 8 Vrouw die een land regeert. Of de vrouw van de koning.

koninklijk 8 Heel erg mooi en rijk, zoals van een koning.

het koor 8 Een groep mensen die samen zingen.

de lakei 8 Een knecht die in een paleis werkt.

logeren 8 Op bezoek gaan bij iemand en daar blijven slapen.

de mantel 8 Een lange jas.

de muzikant 8 Iemand die muziek maakt.

de oorbel 8 Een sieraad dat je aan je oor hangt.

opgelucht 8 Zo voel je je als iets spannends voorbij is.

optreden 8 Dansen, zingen of toneelspelen. Andere mensen kijken naar je.

het orkest 8 Een groep mensen die samen muziek maken.

de piano 8 Een groot ding om muziek mee te maken. Er zitten witte en zwarte toetsen op.

het podium 8 Een hoog stuk in een zaal. Iedereen kan je daar goed zien.

de popster 8 Iemand die muziek maakt die veel mensen leuk vinden.

het publiek 8 De mensen die naar iets komen kijken of luisteren.

Page 10: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de prins 8 De zoon van een koning of koningin.

de prinses 8 De dochter van een koning of koningin.

reuzehonger 8 Heel erge honger.

de riem 8 Een stevige band om iets mee vast te maken.

de ring 8 Een rond bandje. Je draagt het als sieraad om je vinger.

de rol 8 Wie je speelt in een toneelstuk.

rommelen 8 Iets zoeken en daardoor spullen door elkaar gooien.

de ruimte 8 Plaats.

het schild 8 Plaat van metaal die je draagt om je achter te verstoppen.

het servies 8 Borden, kopjes en schalen die bij elkaar horen.

de slaapkamer 8 De kamer waar je slaapt.

slikken 8 Iets wat in je mond zit door je keel laten glijden.

de spullen 8 Dingen die van iemand zijn of die iemand voor iets nodig heeft.

het staafje 8 Een soort stokje.

stoffig 8 Als er veel stof ligt.

het succes 8 Als iets goed gaat.

het toetje 8 Wat je eet aan het eind van de maaltijd. Bijvoorbeeld yoghurt.

toneelspelen 8 Een verhaal spelen. Je doet net of je iemand anders bent.

de toneelspeler 8 Iemand die toneelspeelt. Hij doet alsof hij iemand anders is.

het toneelstuk 8 Een verhaal dat wordt gespeeld.

de trompet 8 Een ding om muziek mee te maken. Er komt een hard geluid uit.

de troon 8 Een grote, mooie stoel voor een koning.

verlegen 8 Als je bij andere mensen niet veel durft te zeggen.

de verrassing 8 Iets leuks wat je niet had verwacht.

de viool 8 Een ding om muziek mee te maken. Er hoort een strijkstok bij.

de voorstelling 8 Als een toneelstuk wordt gespeeld.

wennen 8 Je gaat iets gewoon vinden. Het was eerst nieuw voor je.

de woonkamer 8 De kamer in huis waar je overdag meestal bent.

de worst 8 Vlees in de vorm van een rolletje.

de zaal 8 Een heel grote kamer, bijvoorbeeld voor de gymles.

de zanger 8 Een man die zingt.

de zolder 8 Een soort kamer boven in een huis, onder het dak.

het aanrecht 9 Een soort tafel om aan te werken in een keuken. Er is een kraan bij.

de achterdeur 9 De deur aan de achterkant van een huis.

het apparaat 9 Een kleine machine, meestal elektrisch.

bonzen 9 Ergens hard tegenaan slaan.

botsen 9 Hard tegen iets of iemand aan komen.

bovenop 9 Op de bovenkant.

de buis 9 Een soort stok die van binnen leeg is. Er kan water doorheen.

de dans 9 Mooie bewegingen die je maakt. Meestal op muziek.

de dondersteen 9 Een kind dat een beetje stout is, maar dat je toch leuk vindt.

doodstil 9 Heel erg stil.

de dop 9 Een soort klein dekseltje om een fles mee dicht te maken.

de dorst 9 Als je erg veel zin hebt om te drinken.

de drempel 9 Een smal stuk hout of steen op de grond onder een deur.

de elektriciteit 9 De kracht waardoor apparaten en lampen kunnen werken.

de fontein 9 Water dat omhoog spuit.

het geintje 9 Een grapje.

het gereedschap 9 Dingen die je nodig hebt om iets te maken.

gieten 9 Water uit een fles, kan of gieter laten komen.

gluren 9 Stiekem kijken. Je wilt niet dat iemand je ziet.

de gootsteen 9 Een bak met een kraan erboven. Meestal in een aanrecht.

Page 11: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

grinniken 9 Zachtjes lachen met je mond dicht.

de hamer 9 Een ding om spijkers mee in hout of in de muur te slaan.

hijgen 9 Je adem gaat snel en dat hoor je.

de huiskamer 9 Een kamer in huis waarin iedereen bij elkaar komt.

ijskoud 9 Heel erg koud. Zo koud als ijs.

in koor 9 allemaal tegelijk iets zeggen.

inschenken 9 Drinken in een glas of kopje gieten.

het kabaal 9 Het lawaai.

de kan 9 Een soort beker. Je kunt er goed mee gieten.

de kier 9 Een smal gaatje. Bijvoorbeeld als de deur een stukje openstaat.

kletteren 9 Met harde geluiden tegen iets aan komen.

de knop 9 Je moet erop drukken. Dan gaat het licht aan.

kriskras door elkaar 9 Allemaal door elkaar.

de leider 9 De man die de baas is in een groep.

de limonade 9 Het is drinken. Het is zoet en het smaakt naar fruit.

het lint 9 Een lange, smalle reep stof, bijvoorbeeld voor in je haar.

het lokaal 9 Een ruimte in een school. Bijvoorbeeld een klas.

het luik 9 Een soort deurtje, bijvoorbeeld in een vloer of voor een raam.

de magneet 9 Een bijzonder stuk ijzer dat andere dingen van ijzer naar zich toe trekt.

mompelen 9 Onduidelijk praten. Anderen kunnen niet verstaan wat je zegt.

muisstil 9 Heel stil.

neuriën 9 Zingen met je mond dicht en zonder woorden.

ongeduldig 9 Als je niet goed kunt wachten.

op je allerhardst 9 Zo hard als je maar kunt.

overstromen 9 Als een bak of emmer zo vol is dat het water over de rand loopt.

plat 9 Niet dik of niet hoog. Zoals een euro of een pannenkoek.

de prik 9 Limonade met luchtbelletjes erin. Die prikt in je mond.

repareren 9 Iets maken als het kapot is.

reusachtig 9 Heel groot of heel erg.

het sap 9 Het nat dat uit fruit komt. Bijvoorbeeld uit sinaasappels.

schuifelen 9 Langzaam lopen. Je tilt je voeten bijna niet op.

smijten 9 Heel hard gooien.

het snoer 9 Een draad aan een elektrisch apparaat. De stroom gaat erdoorheen.

de spaghetti 9 Het is eten. Het zijn lange, dunne, witte slierten.

spuiten 9 Water met een harde straal ergens uit laten komen.

de stekker 9 Een ding aan het uiteinde van een snoer van een elektrisch apparaat.

stiekem 9 In het geheim. Anderen mogen het niet weten.

stikdonker 9 Heel erg donker.

stokstijf 9 Recht en zonder te bewegen.

het stopcontact 9 Een plastic plaatje met gaatjes. Je steekt er de stekker in.

de storing 9 Als een apparaat opeens niet goed werkt.

de stroom 9 De kracht waardoor apparaten en lampen kunnen werken.

de tang 9 Een ding om iets mee vast te knijpen of te knippen.

tevoorschijn komen 9 Je laten zien.

treuzelen 9 Iets langzaam doen, terwijl je het best sneller zou kunnen.

twijfelen 9 Niet precies weten wat je moet doen.

uitgeput 9 Heel erg moe.

uitvinden 9 Als je de eerste bent die iets bedenkt of maakt.

uitzetten 9 Een apparaat dat aanstaat, uitdoen.

de vonk 9 Een stukje vuur dat wegspringt.

de waterleiding 9 Buizen in een gebouw. Om water naar binnen te brengen.

de waterstraal 9 Water dat ergens uit spuit, bijvoorbeeld uit de kraan.

Page 12: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de wc doortrekken 9 Water door de wc laten gaan om hem schoon te spoelen.

werken 9 Als apparaten doen wat ze moeten doen.

de zaag 9 Een soort groot mes met scherpe tanden. Om stukken van hout af te halen.

de aarde 10 Grond waar planten in kunnen groeien.

afbreken 10 Er valt een stuk van iets af.

de beek 10 Een riviertje dat smal is en niet zo diep.

beklimmen 10 Hoger komen door ergens op te klimmen.

bewolkt 10 Als er wolken in de lucht zijn.

de big 10 Het kind van een varken.

de blik 10 De manier waarop je uit je ogen kijkt.

de bliksem 10 Een streep van fel licht in de lucht, als er onweer is.

de bloesem 10 De bloemetjes die in de lente aan bomen en struiken zitten.

de buurt 10 Een paar straten bij elkaar. Soms hoort er ook een plein bij.

de druppel 10 Een klein bolletje water.

de duw 10 Je drukt iemand opeens hard weg.

de eekhoorn 10 Een bruin diertje met een lange pluimstaart.

de eik 10 Een boom. Er groeien eikels aan.

eromheen lopen 10 Een rondje lopen om iets, bijvoorbeeld om een boom.

flauw 10 Als een grapje niet leuk is.

genieten 10 Iets heel erg fijn vinden.

graven 10 Een gat in de grond maken.

de hagel 10 Regen die bevroren is. Het zijn kleine balletjes ijs.

de hengel 10 Een stok met een draad en een haakje eraan. Om mee te vissen.

het hert 10 Een bruin dier met dunne poten. Het leeft meestal in het bos.

de heuvel 10 Een berg die niet zo hoog is.

iets van plan zijn 10 Je wilt iets gaan doen.

het kalf 10 Het kind van een koe.

een kijkje nemen 10 Even gaan kijken.

kletsnat 10 Heel erg nat.

de knal 10 Een hard geluid. Het klinkt als 'pang'.

knipogen 10 Een oog even dichtdoen om iemand een teken te geven.

de knop 10 Een bloem of een blaadje dat nog niet opengegaan is.

kraken 10 Het geluid van hout dat bijna kapotgaat.

de kuil 10 Een gat in de grond.

het lam 10 Het kind van een schaap.

meevallen 10 Het is niet zo erg als je had gedacht.

de mist 10 Wolken vlak boven de grond. Je kunt niet ver kijken.

de motregen 10 Regen die heel zachtjes valt in heel kleine druppeltjes.

nieuwsgierig 10 Als je van alles wilt weten. Ook als je er niets mee te maken hebt.

omwaaien 10 Omvallen omdat de wind er hard tegenaan blaast.

de onderbroek 10 Een broekje dat je onder je broek of rok draagt.

ontdekken 10 Iets zien wat je nog niet eerder gezien had.

het onweer 10 Donker weer met bliksem en hard lawaai in de lucht.

ophangen 10 Een eind maken aan een telefoongesprek.

optillen 10 Vastpakken en omhoog doen.

passen 10 Iets is precies groot genoeg.

planten 10 Een boom of een plantje in de grond zetten om het te laten groeien.

de plas 10 Water dat na de regen op straat blijft liggen.

de plons 10 Het geluid van iets dat in het water valt.

raken 10 Ergens tegenaan komen. Bijvoorbeeld iets een klap geven.

de rat 10 Een dier dat lijkt op een grote muis. Hij heeft scherpe tandjes.

scheef 10 Niet recht.

Page 13: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de schep 10 Een soort grote lepel.

het schepnet 10 Een soort zakje aan een stok. Om diertjes uit het water te scheppen.

schuilen 10 Ergens gaan staan waar je niet nat wordt van de regen.

de sloot 10 Een lang, smal en recht riviertje. Meestal langs een veld of weiland.

speuren 10 Goed zoeken naar iets.

het spoor 10 Figuren in de grond van voeten, poten of wielen.

de stam 10 Het dikke stuk van de boom dat in de grond staat en waar de takken aan vastzitten.

stormen 10 Heel erg hard waaien.

de stortbui 10 Heel harde regen.

de struik 10 Een grote plant met takken vlak bij de grond.

de top 10 Het hoogste punt.

trillen 10 Heel snel een klein beetje heen en weer bewegen.

tussenin 10 Als er aan allebei de kanten iets is.

verschuiven 10 Iets op een andere plaats zetten zonder het op te tillen.

het veulen 10 Het kind van een paard of een ezel.

de vijver 10 Een waterplas in een tuin of park. Soms zwemmen er vissen in.

de vlag 10 Een doek aan een stok met de kleuren van een land of een club.

volhouden 10 Met iets doorgaan, ook als het moeilijk is.

voorstellen 10 Zeggen wat je wilt gaan doen en vragen wat anderen ervan vinden.

het weiland 10 Een stuk land waar gras op groeit. Er lopen koeien, paarden of schapen.

de wolf 10 Een dier dat op een grote hond lijkt.

de worm 10 Een diertje met een lang, dun en kaal lijf.

de wortels 10 Een soort takken van een boom of plant. Ze zitten onder de grond.

wreef 10 Je bewoog met je hand stevig over iets heen.

zielig 10 Als iemand pijn of verdriet heeft. Je zou hem willen helpen.

zwiepen 10 Wild heen en weer zwaaien.

aanraken 11 Met je vingers tegen iets aan komen.

afscheid nemen 11 Voor je weggaat iets zeggen tegen de mensen die niet mee gaan.

het album 11 Een boek met lege bladen om iets in te plakken of in te schuiven.

het beeld 11 Een kunstwerk dat je neer kunt zetten. Het is van hout, steen of metaal.

beslissen 11 Kiezen wat je gaat doen of wat er gaat gebeuren.

binnenkort 11 Gauw. Over weinig tijd.

het bot 11 Een hard stukje in je lichaam, bijvoorbeeld in je arm en in je kin.

bovenin 11 Ergens in, aan de bovenkant.

breekbaar 11 Als iets makkelijk kan breken. Het valt gauw in stukken uit elkaar.

buigen 11 Iets krom maken.

dadelijk 11 Meteen.

de dino 11 Een reusachtig groot beest. Het bestaat niet meer in het echt.

iets dubbel hebben 11 Twee dezelfde dingen hebben.

het eens zijn met 11 Iets goedvinden. Je vindt het in orde.

eng 11 Als iets je bang maakt. Het is griezelig.

enthousiast 11 Als je iets heel erg leuk vindt. Je hebt er veel zin in.

ergens opkomen 11 Een idee krijgen. Iets komt in je gedachten.

eronderdoor 11 Langs de onderkant.

eroverheen 11 Over de bovenkant.

gapen 11 Je mond gaat vanzelf wijd open. Als je moe bent of als je honger hebt.

glijden 11 Bijna vanzelf bewegen over iets dat glad is, bijvoorbeeld een glijbaan.

heen en weer 11 Naar de ene kant en daarna naar de andere kant.

het hoogst 11 Als iets het verst van de grond is.

het idee 11 Een plan waar je opeens aan denkt.

ik houd het niet meer uit 11 Ik kan het niet meer volhouden. Ik kan er niet meer tegen.

interessant 11 Als je ergens meer over wilt weten. Je hebt er belangstelling voor.

Page 14: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

kneden 11 Klei of deeg zacht maken door er steeds in te knijpen.

de kunstenaar 11 Iemand die mooie dingen maakt, bijvoorbeeld schilderijen.

het kunstwerk 11 Iets dat door een kunstenaar is gemaakt.

lenig 11 Als je makkelijk kunt bewegen met je lichaam.

de lijst 11 De rand rond een foto, een schilderij of een spiegel.

met open mond kijken 11 Heel verbaasd kijken.

het museum 11 Een gebouw waar je dingen kunt bekijken, bijvoorbeeld kunstwerken.

modern 11 Als iets echt van deze tijd is. Het is nogal nieuw.

de natuur 11 Bomen, planten, dieren, bossen, bergen, de zee, enzovoort.

onderin 11 Ergens in, aan de onderkant.

ondersteboven 11 Met de onderkant naar boven.

onzeker 11 Als je niet goed weet wat je moet doen.

op en neer 11 Naar boven en weer naar beneden.

opgewekt 11 Vrolijk.

opgewonden 11 Als je zenuwachtig bent en druk doet.

opstapelen 11 Dingen op elkaar zetten of leggen.

ouderwets 11 Als iets van vroeger is. Het wordt nu bijna niet meer gebruikt.

het oudst 11 Als iemand het langst leeft. Of als een ding het langst bestaat.

overeind 11 Als iets of iemand recht omhoog staat. Rechtop.

de paraplu 11 Een ding dat je openklapt en boven je hoofd houdt als het regent.

de parasol 11 Een ding dat je beschermt tegen de zon in de tuin of op het strand.

plechtig 11 Deftig en ernstig.

rechtop staan 11 Recht omhoog staan. Overeind staan.

het restaurant 11 Een gebouw waar je kunt eten. Je moet voor het eten betalen.

ruilen 11 Iets weggeven en er iets anders voor terugkrijgen.

het schilderij 11 Een tekening die met verf is gemaakt.

schitterend 11 Heel erg mooi.

schommelen 11 Op een schommel heen en weer gaan.

het skelet 11 Alle botten samen van een mens of een dier.

slingeren 11 Ergens aan hangen en heen en weer zwaaien.

speciaal 11 In het bijzonder.

het speeltoestel 11 Een groot ding waar je op kunt spelen, bijvoorbeeld een klimrek.

de speurtocht 11 Een wandeling waarbij je de weg moet zoeken door tekens te volgen.

sportief 11 Als je vaak gaat sporten.

de stand 11 De punten bij een wedstrijd.

stemmen 11 Met z'n allen kiezen uit verschillende plannen.

de tentoonstelling 11 Interessante spullen die bij elkaar gezet zijn zodat je ze kunt bekijken.

de toespraak 11 Iets vertellen tegen een heleboel mensen tegelijk.

tuimelen 11 Omvallen en daarbij over de kop gaan.

turnen 11 Gymnastiek doen.

het uiteinde 11 Het laatste stuk van iets. Bijvoorbeeld van een touw.

uitgestorven 11 Als er niet één zo'n dier meer over is.

het uitstapje 11 Een kort reisje naar iets leuks, bijvoorbeeld het strand.

verwonderd 11 Verbaasd.

verzamelen 11 Iets sparen, bijvoorbeeld voetbalplaatjes of postzegels.

woedend 11 Heel erg boos.

wuiven 11 Met je hand zwaaien om iemand te groeten.

zuinig 11 Als je probeert zo weinig mogelijk van iets te gebruiken.

zuur kijken 11 Een beetje boos kijken.

je aan iemand voorstellen a Tegen iemand zeggen wie je bent.

actie! a Ga iets doen!

afkoelen a Kouder worden.

Page 15: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

angstig a Bang.

het badlaken a Een heel grote handdoek.

het beeldscherm a Het raampje van een computer, waar je op kijkt.

iets beleven a Iets meemaken wat gebeurt.

benauwd a Als je bijna geen adem kunt halen.

betrappen a Zien dat iemand iets doet wat niet mag.

bibberen a Een klein beetje heen en weer bewegen van de kou of van angst.

de binnenkant a De kant die van binnen zit.

bladeren a De bladzijden van een boek even bekijken en weer omslaan.

blussen a Zorgen dat het vuur uitgaat door er water op te gooien.

de boekenkast a Een kast om boeken in te zetten.

bovendien a Ook nog.

de buitenkant a De kant die je van buiten ziet.

de camera a Een apparaat om foto's of filmpjes mee te maken.

dichtklappen a Hard dichtdoen of hard dichtgaan.

de directeur a De baas. Bijvoorbeeld van een school of een fabriek.

dobberen a Zachtjes op en neer bewegen op het water.

duizelen a Het lijkt alsof alles om je heen draait, en alsof je gaat vallen.

eindigen a Ophouden. Niet verder gaan.

het gazon a Een grasveld in een tuin of een park.

gestreept a Met strepen erop.

gieren a Heel hard lachen.

gratis a Als iets geen geld kost.

herkennen a Je ziet iemand en je weet wie het is.

je hersens a Iets dat in je hoofd zit en waarmee je denkt.

hoe kom je erbij? a Waarom denk je dat?

de hitte a Grote warmte.

huppen a Sprongetjes vooruit maken met twee benen of poten tegelijk.

iemand te slim af zijn a Slimmer of handiger zijn dan iemand anders.

iets voor je zien a Je iets voorstellen dat niet echt te zien is.

insmeren a Vet of olie op je huid wrijven.

de kerel a Een man, meestal groot en stoer.

het kleedhokje a Een klein kamertje, waar je je kunt verkleden.

de klink a Waar je een deur aan vastpakt als je hem opendoet.

lef hebben a Dapper zijn. Je bent niet bang.

het lievelingsboek a Het boek dat je het allermooist vindt.

loeien a Een geluid maken dat klinkt als `oeoeoe' of `tatuutatuu'.

het luisterboek a Een boek dat voorgelezen wordt op een cd of een computer.

middenin a Ergens helemaal in. In het midden ervan.

omslaan a De andere kant van een bladzijde naar boven leggen.

onbekend a Als je iemand niet kent of van iets niet weet wat het is.

onderdompelen a Iets even helemaal onder water houden.

op veilige afstand a Een eindje van iets gevaarlijks vandaan.

openslaan a Een boek opendoen.

over de kop a Met je hoofd naar voren vallen en omrollen. Kopje duikelen.

het paradijs a Een prachtige plek.

de persoon a Een mens.

het pistool a Een soort geweertje om mee te schieten.

ploffen a Een kort, zwaar geluid geven.

plonzen a Met een klap in het water terechtkomen.

puffen a Blazen en hijgen, bijvoorbeeld omdat je het warm hebt.

het reisverslag a Een verhaal over wat er allemaal gebeurd is op reis.

Page 16: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en

de rit a Een stukje dat je rijdt, bijvoorbeeld in een auto of een bus.

de sirene a Een apparaat dat een hard geluid kan maken om mensen te waarschuwen.

sissen a Een geluid maken dat klinkt als `ssssss'.

de slang a Een lange, dunne buis die je kunt oprollen. Er kan water doorheen.

sloffen a Vooruitgaan zonder je voeten goed op te tillen.

snikheet a Heel erg heet.

spetteren a Druppels die ergens vanaf komen.

sproeien a De grond en de planten natmaken met kleine straaltjes water.

de spuit a Een ding om mee te spuiten. Er zit een gaatje in waar water of medicijn doorheen kan.

stuiteren a Een paar keer op de grond komen en weer opspringen.

tegenwoordig a Nu, in deze tijd.

een tikje geven a Een zacht klapje geven.

treurig a Droevig.

tropisch a Heel warm.

via a Langs.

voetje voor voetje a Heel langzaam, met kleine stapjes.

wegduiken a Je snel verstoppen, ergens achter of onder.

wissen a Wegvegen.

zwaargewond a Ernstig gewond.

het zweet a Water dat door je huid naar buiten komt als je het warm hebt.

Page 17: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 18: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 19: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 20: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 21: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 22: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 23: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 24: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 25: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 26: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 27: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 28: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 29: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 30: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 31: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en
Page 32: Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst)...Woord Kern Omschrijving van het woord (tekst) bepalen s zeggen hoe het is of hoe het moet. de bij s een klein beestje dat vliegt en