WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… ·...

21
1 Ongebonden verlangen Bulletin ISSN: 1572-1655 2018 - nummer 96 WKO Wer kver band Ker kel i j k O p b o u w w e r k

Transcript of WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… ·...

Page 1: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

1

Ongebonden verlangen

Bulletin

ISSN: 1572-1655

2018 - numm

er 96WKOWerkverband Kerkelijk Opbouwwerk

Page 2: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

3

Als dit WKO-bulletin

uitkomt, zitten we in de

maand van de spiritualiteit

(12 januari t/m 11 februari

2018). Spiritualiteit kom

je overal tegen. Het heeft

mijns inziens te maken met

het mens-zijn.

Mensen zijn spirituele wezens. Spiritualiteit heeft

te maken met verlangen. En verlangen wordt wel

gewekt door idealen, ideeën en wensen. Wanneer

verlangen gewekt is, zoeken we naar bevrediging

ervan. Spiritualiteit wordt niet alleen gekanaliseerd

via de kerk. Er is veel spiritualiteit buiten de kerken.

Vandaar de titel op de cover: Ongebonden verlangen.

De redactie is op deze thematiek gekomen na het

verschijnen van de boeken van prof. dr. Herman Paul.

Vanuit zijn expertise heeft hij twee heel interessante

boeken geschreven. In Secularisatie, Een kleine

geschiedenis van een groot verhaal, analyseert hij het

verschijnsel secularisatie. Op de grote sociologische

dominante interpretatie van secularisatie is flink af

te dingen. Nog interessanter is het boek De slag om

het hart, over secularisatie van het verlangen. In dit boek

maakt hij duidelijk dat tussen mensen en God veel

dingen uit deze wereld en tijd staan die de aandacht

opeisen en verlangens opwekken. Mensen richten

zich op status, materie en positie en komen niet

meer toe aan een verlangen naar God.

In dit WKO-bulletin staat een korte beschrijving van

deze boeken in het artikel van Gerben Roest. Dit

artikel schreef hij voor het decembernummer van

Woord & Dienst (Boekencentrum). De hoofdredactie

en ook de schrijver waren zo vriendelijk om

toestemming te geven dit artikel te mogen plaatsen

in ons bulletin. Het geeft een mooi overzicht van de

beide boeken van prof. Paul.

Vervolgens komen we een artikel tegen van prof. Paul

over het duiveltje van Maria Laach. Hij reflecteert

– ook vanuit eigen ervaring – op het spiritueel

Nico Belo

Ongebonden verlangen

Woord VoorafIn dit nummer:

Ongebonden verlangenNico Belo. Pag. 2

De slag om het hartGerben Roest. Pag. 4

Het duiveltje van Maria Laach Herman Paul. Pag. 6

Verlangen, spiritualiteit en kritiekHerman Westerink. Pag. 10

Houd het stuur in handenNico Belo. Pag. 13

Uit en thuisJoska van der meer. Pag. 17

Pionieren met GoddeeltjesJanneke Nijboer. Pag. 19

Geloof, hoop en liefdeDick Lieftink. Pag. 22

IKC Sint MichaëlTineke Geertsma. Pag. 25

‘Komt een verpleegkundige bij de kerk’Simon Polinder. Pag. 27

De Godslamp brandende houdenMarianne van Tricht. Pag. 30

Bij Gerrit en Trudy aan de keukentafelNadine van Hierden. Pag. 33

Kort binnen...Lianda Elberse. Pag. 36

Boekbespreking, Heilige onrustJan de Geus. 37

Studiedag 8 maartPag. 39

toerisme: wat voor verlangen drijft spirituele toeristen?

En dat in relatie tot de Regel van Benedictus. Dit artikel

is een illustratie van de hoofdlijnen van De slag om het

hart.

Hierop volgend krijgen we enkele artikelen waarop

gereflecteerd en doorgedacht wordt op de lijnen die

Paul schetst. Vanuit het artikel van Herman Westerink

worden we ons bewust dat juist in en door de

Reformatie een accent komt te liggen op het geloven

van de individuele mens. Daardoor ontstaan dilemma’s

die voorheen niet hebben bestaan. Hoe verhoud

je je als individu tot de wereld en de samenleving?

De verhouding tussen de domeinen van religie en

het seculiere blijkt complex te zijn. Hoe blijft die

verhouding in balans?

Wat vindt Borgman van de boeken van Paul? Hij heeft

tijd vrijgemaakt om zich te laten interviewen. Het

boeiende gesprek met hem is verwerkt tot een artikel,

met goedkeuring van Borgman. Belangrijke oproep van

Borgman: je moet als kerken zelf het stuur in handen

houden en je niet uitleveren aan andere spirituele

opvattingen of verwachtingen. Als kerken moet je goed

weten wie je bent, wat je roeping en je corebusiness

zijn. Borgman stelt dat in een geseculariseerde cultuur

het ambt belangrijker lijkt te worden.

Na deze theoretische reflecties wordt het tijd ons af

te vragen: hoe werkt spiritualiteit nu in de praktijk? Op

het kerkelijk erf twee voorbeelden. Joska van der Meer,

pastor van de Ontmoetingskerk, heeft steeds meer

het gevoel te moeten spelen voor ‘uit-wedstrijden’.

Samen zoeken met parochianen en gasten naar wat

ons inspireert om te zetten in woorden en daden. Op

zo’n wijze dat mensen die niets met geloof hebben

het toch verstaan. Ze geeft in haar artikel enkele

concrete voorbeelden. Janneke Nijboer, werkzaam op

een Pionierplek in Noordwijk, heeft ervaring met het

gebruik van de ‘Goddeeltjes’ van de Remonstrantse

kerk. Er blijkt behoefte – niet massaal – aan kennis

opdoen. Hoe zit dat nu toch met geloven? Het

materiaal kan helpen om structuur en taal te vinden om

een voorstelling te krijgen van wat besproken wordt.

Tevens in dit bulletin twee artikelen waarin voorbeelden

op het maatschappelijke erf gegeven worden. Hoe

werkt het nu op een school? Vooral als een school wil

werken vanuit een identiteit? Dick Lieftink geeft in zijn

artikel een beleidsstatement: zo ziet men dat op de

scholen in Friesland van de Bisschop Möller Stichting

voor ogen. Het zien van het kind en de ander, een leer-

en werkklimaat van veiligheid en zelfbewustzijn zijn

belangrijke speerpunten in beleid én praktijk. Hoe dit

in de praktijk werkt wordt duidelijk gemaakt door de

directrice van de IKS St. Michaël te Harlingen, Tineke

Geertsma. Haar school is een van de 32 scholen die

vallen onder de Bisschop Möller Stichting. We lezen een

mooie doorvertaling.

Maar hoe werkt dit spirituele nu in de gezondheidszorg?

Simon Polinder, associate lector christelijke professie

aan de Christelijke Hogeschool Ede, mede namens Lelie

zorggroep pleit voor een diaconaal verpleegkundige. Op

die manier borg je de aandacht voor spiritualiteit en de

zingevingsvragen goed. Zo’n diaconaal verpleegkundige

biedt kansen voor de kerk en een zorgorganisatie.

Maar zal in de Nederlandse context ruimte zijn voor

dit voorbeeld en mooie concept uit Engeland en de

VS? Hoe werkt dit praktisch op de werkvloer? We zijn

benieuwd of dit innovatieve voorstel serieus besproken

kan en zal worden in ziekenhuizen en zorginstellingen.

Over de ‘vitaliteit van kerk en dorp’ zijn we nog niet

uitgedacht. Op 5 oktober is de verhouding tussen

kerk en dorp uitgangspunt voor een studiedag van

het WKO in Utrecht. Het thema is: De Godslamp

brandend houden, begeleiding van kleine(re)

geloofsgemeenschappen in dorp, wijk of buurt. Pastor

Marianne van Tricht en ook ons redactielid, heeft hier

een inleiding over haar ervaringen gehouden. Hetzelfde

is gedaan door Nadine van Hierden. Beide verhalen zijn

bewerkt tot een artikel. Op deze studiedag heeft Jodien

van Ark een reflectie op het project Vitaliteit gegeven.

Vanuit haar reflectie heb ik een belangrijke vraag

onthouden: wie is het subject van het project? Wie wil

dit? Of zijn parochianen toch toeschouwers? Van Ark

heeft toen ook aangegeven dat een verschil zit tussen

organisatiekunde en veranderkunde. Mensen willen wel

veranderen, maar niet veranderd worden. Misschien is

dit wel een thematiek waarmee we in het bulletin ook

een keer aan de slag kunnen gaan.

Tenslotte stelt onze secretaresse, Lianda Elberse, zich

in Kort binnen voor en hebben we een boekbespreking

van Jan de Geus over Frits de Lange, Heilige Onrust. Dit

boek past helemaal bij de thematiek van dit bulletin. We

denken weer een aardig menu samengesteld te hebben.

Veel leesplezier!

Nico Belo, hoofdredacteur.

Page 3: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

4 5

Gerben Roest

De Canadese filosoof Charles Taylor leerde ons anders over secularisatie te gaan denken. De Groningse hoogleraar secularisatiestudies Herman Paul wil ons graag nog verder helpen. Hij relativeert in twee dit jaar verschenen boeken Taylors grote boek A Secular Age (2007) en houdt alle taalgebruik waarin ‘secularisatie’ een groot verhaal geworden is kritisch tegen het licht. Daarnaast stelt hij een spreken over secularisatie voor dat zich concentreert op het menselijk hart.

De slag om het hart Een nieuwe blik op secularisatie

De twee boeken van prof. dr. Herman Paul zijn goed

los van elkaar te lezen. Het ene gaat op filosofische

en sociologische discussies in, het andere is meer

theologisch van aard. Inhoudelijk gezien neem ik ze hier

samen.

A Secular AgeTaylor schreef in A Secular Age indrukwekkend

over de periode van 1500-2000. Hij wilde traceren

hoe het zo gekomen is dat geloven een optie te

midden van alternatieven geworden is. De kern

van zijn onderzoek is niet de vermindering van de

publieke aanwezigheid van religie, noch de afname

van kerkgang en geloof. Taylor gelooft niet dat het

christelijk geloof door bepaalde argumenten of in het

algemeen door wetenschap is weerlegd. Volgens hem

is vanuit het christendom in de westerse modernit

eit een wereldbeeld denkbaar geworden waarin God

op afstand staat en tenslotte verdwijnt. Niet geloven

wordt een optie met een aantrekkelijke verbeelding

(van bijvoorbeeld de moedige mens die dat aandurft).

Ook andere opties verschijnen, bijvoorbeeld geloof

waarin individuele expressie belangrijk is. Sommige

opties worden minder goed denkbaar, bijvoorbeeld een

God die met geweld te maken heeft. De historische

ontwikkeling naar deze situatie is volgens Taylor

secularisatie.

Relativering van TaylorPaul heeft in cursussen gemerkt dat predikanten

nogal onder de indruk van Taylors boek zijn. Vanuit

zijn professie als historiograaf en geschiedfilosoof is

Paul goed in staat het type geschiedenis dat Taylor

schrijft te duiden. Volgens Paul is Taylors boek een

voorbeeld van ‘historisme’, een negentiende-eeuwse

visie op geschiedenis met vier kenmerken, namelijk dat

geschiedenis: ‘

1. een proces van ontwikkeling is,

2. dat gedragen wordt door ideeën,

3. die zich laten onderscheiden in tijdperken,

4. die elkaar op hun beurt onomkeerbaar aflossen’.

Paul wil ons oog geven voor de manier waarop het woord secularisatie is gaan

functioneren

Paul vertelt hoe al deze kenmerken in de twintigste

eeuw onder vuur kwamen te liggen, en ook hoe

godsdienstsociologen die zich in de jaren zestig en

zeventig met secularisatie bezig gingen houden van dit

grote verhaal af wilden, om zich te beperken tot veel

kleinere, afgebakende en toetsbare hypothesen. Maar

juist hun werk droeg eraan bij dat ‘secularisatie’ als

wetenschappelijk paradigma een serieuze plek kreeg en

van daaruit in het populaire spraakgebruik ging fungeren

als ‘groot verhaal’. Paul wil het begrip secularisatie weer

kleiner krijgen, het ‘historiseren’: ons oog geven voor de

manier waarop het woord is gaan functioneren.

De problemen van secularisatieverhalenSecularisatie als een historistisch of anderszins

vormgegeven ‘groot verhaal’ is volgens Paul om

verschillende manieren problematisch. Een eerste

probleem is dat de geschiedenis te afgesloten verteld

wordt, te weinig open voor Gods handelen. Een tweede

probleem is dat de mens zelf uit beeld verdwijnt,

want hij heeft nu eenmaal deel aan onontkoombare

grote ontwikkelingen. Een derde probleem is dat

deze mens het secularisatieverhaal gaat gebruiken

als verklaring en legitimatie voor ongeloof (het is

een ‘script’ dat hem gegeven wordt, een ‘cliché’ van

toenemende moderniteit en dus afnemend geloof dat

hij zich kan toe-eigenen). Een vierde probleem is dat

secularisatieverhalen vaak gebruikt zijn en worden als

legitimatie voor het aanpassen of juist strak vasthouden

van theologische en/of kerkelijke stellingnamen. Een

vijfde probleem is dat dit een houding bevordert waarin

de mens met zijn actieprogramma’s in het middelpunt

komt: nadat we secularisatie begrepen hebben, kunnen

we gaan werken aan een oplossing. Een zesde probleem

is dat deze secularisatieverhalen sterk op het denken

zijn gericht, terwijl een mens door veel meer wordt

beïnvloed dan alleen ideeën.

Een nieuwe kijk: de slag om het hartMet de deconstructie van grote secularisatieverhalen

komt Paul ook met een nieuwe kijk op secularisatie.

Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op

knappe wijze zijn daarbij diverse hedendaagse theologen

(Rowan Williams, Samuel Wells, James Smith, David

Ford, Stanley Hauerwas, Bernd Wannenwetsch e.a.)

meegenomen.

Hoewel een groot deel van de essays in De slag om het

hart bestaat uit soepele en slim geschreven weergaven

van wat deze theologen dachten, is deze verzameling

van meestal al eerder gepubliceerde stukken zeker een

coherent geheel, waarmee Paul zijn eigen punt maakt.

Hoewel hij zich presenteert als een theologische leek,

weet hij vanuit zijn eigen geschiedfilosofische zicht op

secularisatie de grote theologen heel precies op het

schaakbord van de actuele discussie te zetten.

Centraal in Pauls bespiegelingen staat het menselijk

hart. Een treffende omschrijving van het hart is deze:

‘het hart is geen kluis met een hangslot, maar een

balustrade die van alle kanten wind vangt’.

Centraal in Pauls bespiegelingen staat het menselijk hart

Het hart is een metafoor voor het menselijk verlangen,

en dat verlangen wordt gevormd door allerlei invloeden.

Met veel concrete voorbeelden beschrijft hij invloeden

die het laatmoderne menselijk hart in een prestatie-

en consumptiemaatschappij ondergaat; christenen

evengoed als niet-christenen. Secularisatie betekent in

dit perspectief: dat deze wereld meer gewicht voor het

hart krijgt dan God, dat onze verlangens naar spullen,

status, enzovoort ons verlangen naar God verdringen.

Herman Paul, Secularisatie. Een kleine geschiedenis van een groot verhaal. Amsterdam University Press:

Amsterdam, 2017, 148p. € 14,99

Herman Paul, De slag om het hart. Over secularisatie van verlangen. Boekencentrum: Utrecht, 2017, 157p.

€ 16,99

Page 4: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

6 7

Wat helpt: geestelijke vormingHoe kan de slag om het hart zo uitvallen dat het

hart voor God en zijn rijk gewonnen wordt? Paul

wijst op allerlei manieren waarop God ons hart kan

vormen. In een van de hoofdstukken legt hij christelijke

karaktervorming uit met behulp van vier beelden: de

kostschool, het atelier, het klooster en het marktplein.

De kostschool gaat over discipline, het atelier over de

kunst afkijken en eindeloos oefenen, het klooster over

gebed en het marktplein over het dagelijks leven. Deze

diversiteit aan beelden toont dat karaktervorming geen

kunstje of af te werken programma is. Uiteindelijk gaat

het erom dat de mens zichzelf aan God uit handen leert

geven, zijn hart door het Woord laat bespelen, oefent

in de gemeenschap van de kerk. Het boek eindigt met

de lofprijzing. Paul wil ons afhelpen van een bezorgde

houding die overal ‘secularisatie’ ziet en daar diep

denkend zelf een oplossing voor wil vinden. Met al

zijn geleerdheid wil hij ons praktisch op God richten

met ‘een theologie die aanspoort in alle voor- en

tegenspoed een lofzang aan te heffen op Hem die zelf

de toekomst in zijn hand heeft.’

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Woord & Dienst,

december 2017. Voor meer informatie: www.woordendienst.nl.

Herman Paul

Kloosters als Maria Laach in Duitsland worden elke zomer overspoeld door hordes toeristen. Wat voor verlangen drijft deze spirituele toeristen? En wat kunnen zij van Benedictus’ kloosterregel leren over verlangen naar God?

Het duiveltje van Maria Laachspiritueel toerisme en de Regel van Benedictus

InleidingMajestueus troont de abdijkerk boven het landschap uit.

Maar liefst zes torens, streng symmetrisch ontworpen,

steken af tegen de strakblauwe hemel. We hadden

over Maria Laach gelezen, uiteraard, en van tevoren

een paar foto’s op internet bekeken. Maar dat dit

meesterwerk van romaanse architectuur al van verre

zoveel indruk zou maken… Enthousiast volgen we

de P-bordjes, uitziend naar het moment waarop we

het kloosterterrein zullen betreden, de kerk zullen

binnenstappen en in de gewijde stilte van de crypte

zullen afdalen.

Maar, zie daar, de ruime parkeerplaats bij het klooster

blijkt vrijwel helemaal gevuld. Touringcars spugen

busladingen toeristen uit, compleet met rugtassen

en zonneklepjes. Als wij met moeite een plekje voor

onze auto hebben gevonden, volgen we de massa

naar een multimediapresentatie in het Klosterforum,

pal tegenover een kloosterboekwinkel die vooral

geurkaarsen en rustgevende thee blijkt te verkopen.

Onderweg passeren we een speeltuin, een supermarkt

en een hotdogtent (de rij voor die laatste is nog langer

dan die voor de film).

Wat doen al die mensen hier, vraag ik mij af? Ik hoopte,

eerlijk gezegd, op een moment van doordringende stilte

– even in het schemerdonker van de kerk zitten, mijn

oog omhoog laten glijden langs de oude pilaren, een

paar minuten verwijlen bij een lied of Bijbelvers. Komen

al die anderen hier met soortgelijke wensen? Wat

voor verlangen drijft hen naar deze plek? Of wat voor

verlangen hopen zij hier te voeden?

Spiritueel toerismeOnderzoek naar spiritueel toerisme wijst uit dat

kloosters, kerken en kapellen om heel uiteenlopende

redenen worden bezocht. Zelden zijn die motieven

eenduidig ‘seculier’ of ‘religieus’. Vaak hebben bezoekers

meerdere, uiteenlopende redenen om religieus erfgoed

te bezoeken. Bovendien pakt de mix van historische

belangstelling (werelderfgoed), esthetische ervaring

(mooie architectuur, bijzondere plek) en spirituele

verrijking (religieuze verdieping) op verschillende

plekken verschillend uit. Een pelgrimsoord als de Shrine

of Our Lady of Walsingham, aan de Engelse oostkust,

trekt verhoudingsgewijs meer spiritueel geïnteresseerde

bezoekers dan een nationaal historisch icoon als

Canterbury Cathedral.1

Maar wat bij alle variëteit telkens weer opvalt, is dat

spirituele toeristen beklemtonen te willen ontsnappen

aan de waan van alledag. Kloosters en kerkgebouwen

fungeren voor hen als ‘restorative environments’,

waar ze stil kunnen zijn, op adem kunnen komen en

zichzelf kunnen hervinden.2 Ze ervaren spiritueel

toerisme dus als een heilzaam tegenwicht tegen een

druk, versnipperd bestaan. Zoals drie Australische

onderzoekers concluderen: ‘As individual lives become

more hectic, and families become more dispersed,

the performance of rituals, and seeking out culturally

familiar places and practices, helps to ground people in

something that is familiar.’3

Ongetwijfeld draagt het historische aura van Maria

Laach hieraan bij. Eeuwenoude gebouwen en gebruiken

roepen immers gemakkelijk een nostalgisch verlangen

op naar de harmonie en geborgenheid van een

geïdealiseerd verleden – zeker als deze gebouwen ook

nog eens gesitueerd zijn in een idyllische omgeving (de

Laacher See pal naast het klooster werd nog niet zo

lang geleden uitgeroepen tot het mooiste meer van

Rijnland-Palts). Maria Laach voedt dus een ietwat naïef,

maar daarom niet minder reëel verlangen naar een

wereld zonder files, wekkers, deadlines en keuzestress.

Benedictijnse spiritualiteitOp het eerste gezicht sluit de benedictijnse spiritualiteit

van het klooster bij dit verlangen aan. De Regel van

Benedictus – de oertekst van de kloosterorde, uit de

zesde eeuw – beklemtoont immers het belang van

eenvoud, matigheid en orde. Hij schrijft vegetarisch eten

voor, voorziet in een dagindeling waarin handenarbeid

en lofprijzing elkaar afwisselen, roept op tot

zorgzaamheid voor de zwakken en cultiveert een heilige

stilte (‘Want er staat geschreven: “Bij een veelheid van

woorden ontkomt men niet aan zonde”’).4

Bij nadere beschouwing blijkt verlangen naar

ontsnapping uit de stress van alledag echter niet

hetzelfde verlangen dat Benedictus’ kloosterregel wil

cultiveren. Als de regel over verlangen spreekt – en dat

doet hij veelvuldig – dan gaat het positief over verlangen

naar het eeuwige leven en negatief over verlangens

die daarmee strijdig zijn. Die laatste categorie blijkt

veelomvattend: alle verlangens die draaien om eigen

rust, comfort of voldoening beschouwt Benedictus

als hindernissen op de weg naar ‘hemelse verheffing’.

Monniken moeten daarom ‘niet gesteld zijn op [hun]

eigen wil en geen behagen scheppen in het vervullen

van eigen verlangens, maar de uitspraak van de Heer in

daden omzetten: “Niet om mijn eigen wil te doen ben Ik

gekomen, maar die van Hem die Mij gezonden heeft.”

Benedictijner spiritualiteit is dus geen kwestie van de

teugels laten vieren of tot rust komen in een wereld

zonder wekkers en deadlines. Integendeel: benedictijnse

wekkers zijn onverbiddelijk. Bij nacht en ontij moeten

de monniken hun bed uit voor het getijdengebed

(laatkomers worden veroordeeld tot openlijke

boetedoening). Positief wil dit officie de monniken

vormen door hen Gods lof op de lippen te leggen. Net

als de Collationes van Cassianus en de heiligenlevens van

de woestijnvaders, die Benedictus tijdens de maaltijd

gelezen wil hebben, beoogt het getijdengebed verlangen

naar God te versterken.

Negatief is het officie echter ook een ascetische praktijk,

waarin monniken hun wereldse verlangens leren

verzaken. De Regel van Benedictus is doortrokken van

zulke ascese, vooral als het aankomt op de kardinale

deugd van het monastieke leven: gehoorzaamheid aan

de abt. En omdat hoogmoed zelfs de vroomste monnik

niet vreemd is, bepaalt Benedictus dat de voorlezer

tijdens de maaltijd niet met zijn stichtelijke lectuur zal

beginnen voordat hij alle aanwezigen heeft gevraagd

‘voor hem te bidden dat God hem vrijwaart

Page 5: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

8 9

van de geest van trots’.

De klassieke christelijke zondeleer die achter deze

voorschriften schuilgaat wordt in Maria Laach fraai

verbeeld door een duiveltje in het toegangsportaal

(‘das Paradies’). Vorsend blikt dit Laacher Teufelchen op

de bezoekers van de kloosterkerk neer, hun zonden

één voor één noterend op een groot stuk perkament.

Monniken kunnen de kerk dus niet betreden zonder op

de drempel te worden geconfronteerd met hun op drift

geraakte verlangens.

Vorming van verlangenNu zouden we in de verleiding kunnen komen deze

benedictijnse spiritualiteit van verlangen uit te spelen

tegen spiritueel toerisme dat uit is op rust, ontspanning

of heroriëntatie in een hectische wereld. We zouden

scherp kunnen onderscheiden tussen verlangen dat

zich richt op God en verlangen dat cirkelt rond het

ik. Daaraan zouden we vervolgens de kritische vraag

kunnen verbinden of God, om wie het Benedictus

uiteindelijk te doen was, voor spirituele toeristen wel

enige betekenis heeft. (Wat in Maria Laach overigens

niet uit te sluiten is: heel wat bezoekers van de metten

om kwart voor twaalf zie ik na afloop een kruisteken

slaan.)

Vrij naar Daniel Bell en andere theologen die kritisch

analyseren hoe een kapitalistische economy of desire

botst met een christelijke theologie van verlangen,

zouden we spiritueel toerisme als een kapitalistisch

verschijnsel kunnen duiden. Kerken en kloosters

gaan immers pas in een kapitalistisch tijdsregime als

‘restorative environments’ fungeren: zo’n formulering

veronderstelt de stress van een prestatiemaatschappij

die uitlaatkleppen nodig heeft. Daar tegenover zouden

we met Bell een christelijke kijk op verlangen kunnen

plaatsen, waarin rust geen schaars goed is, maar een

genadegift. Een christelijke theologie van verlangen, stelt

Bell onder verwijzing naar Bernardus van Clairvaux,

begint niet bij wat mensen missen (‘lack’, ‘absence’),

maar bij wat God schenkt (‘fullness’, ‘presence’,

‘excess’).5

Hoe waar dit ook moge zijn, toch dreigt zo’n scherpe

tegenstelling twee dingen over het hoofd te zien.

Allereerst: hoe zit het met de site experience van trouwe

kerkgangers? Beleven die Maria Laach zo anders dan

religieuze toeristen? Ik kan niet voor anderen spreken,

maar als ík ergens behoefte aan heb, dan is het aan

verstilling. Als een drukbezet mens snak ik van tijd tot

tijd naar een stille kerk, naar een moment om op adem

te komen. En als een rasechte toerist erger ik mij dan

stiekem aan andere toeristen. Kortom, al ga ik wekelijks

naar de kerk, in Maria Laach ben ik een typische

kapitalistische stiltezoeker.

Daar komt bij dat kerkgangers niet alleen op vakantie,

maar ook in hun eigen kerkelijke gemeente behoorlijk

ver verwijderd kunnen zijn van hoe Bell vorming van

verlangen in de christelijke liturgie beschrijft. Al zing

ik, net als de monniken, het hele psalmboek door, al

bid ik dagelijks het Onze Vader en al ontvang ik brood

en wijn aan de avondmaalstafel, in hoeverre zorgt dit

alles er voor dat mijn verlangen wordt ‘redirected

toward heaven and renewed in the likeness of God’?6

Ben ik, zelfs in deze liturgische context, niet te veel

gepreoccupeerd door mijn eigen verlangens om

überhaupt ontvankelijk te zijn voor Gods verlangen

naar mij?

Secularisatie van verlangenHet is om deze reden dat het Laacher Teufelchen mij

fascineert. De abdijkerk – een plek waar verlangen

naar God bij uitstek gevormd wordt – laat zich slechts

betreden na een blik op de stenen figuur die symbool

staat voor de misvorming van mijn verlangen. Geheel

terecht roept het duiveltje mij toe dat mijn verlangen

geseculariseerd is, in de zin dat het vervulling in het hier

en nu zoekt (in wat Augustinus het saeculum noemt).

Daarmee is niet gezegd dat ik geen Godsverlangen ken,

maar dat dit verlangen naar God wordt overschaduwd

door heel andere verlangens, die mijn leven nog niet

in de verte laten lijken op het christelijke leven zoals

Benedictus zich dat voorstelde.

Theologen als Vincent Miller en Bernd Wannenwetsch

trekken deze gedachte door naar de kerk als geheel.

Zij vrezen dat de kerk, vooral in de westerse wereld,

zo diep beïnvloed is door een kapitalistische economy

of desire, dat zij nauwelijks meer weet waarin verlangen

naar God zich onderscheidt van behoeften die alsmaar

opnieuw geprikkeld willen worden, of waarin leden

van de christelijke gemeente zich onderscheiden van

religieuze consumenten. Als de kerk een plek wordt

waar religieuze behoeften vervuld worden en mensen

in hun geseculariseerde bestaan worden bevestigd door

eindeloos te horen dat ze mogen zijn wie ze zijn, dan

is er weinig reden om de kerk met Bell te beschouwen

‘as a Spirit-empowered economy of desire, one that

functions as a kind of therapy, healing desire of its

capitalist distortions’7.

Kortom, als verlangen in de kerk ter sprake komt,

dan is dat niet in de eerste plaats omdat we allemaal

wel ergens naar God verlangen of omdat de kerk zo

uitblinkt in vorming van verlangen. Verlangen is primair

een kritisch thema, omdat het ons confronteert met de

secularisatie van ons (religieuze) bestaan.

BesluitEn toch: als we Maria Laach verlaten en via een

slingerweg langs de Laacher See uitkomen bij de

eenvoudige parochiekerk van het nabijgelegen dorpje

Wassenach, word ik getroffen door de metaforiek.

Wat neem ik mee uit het klooster naar mijn eigen

kerkelijke gemeente? Waarin kan de abdij met haar rijke

benedictijnse spiritualiteit een inspiratiebron zijn voor

een gewone stads- of dorpskerk?

Toen ik de monniken in het hoogkoor hoorde zingen

(‘God, kom mij te hulp, Heer, haast U mij te helpen’),

realiseerde ik me dat de christelijke liturgie geen

simpel recept voor vorming van verlangen is. Zelfs

onze liturgische werken zijn met zonde bevlekt,

wist Benedictus al. Maar juist daarom roepen de

kloosterlingen God te hulp. ‘God, schep in mij een

zuiver hart, vernieuw mijn geest, maak hem standvastig.’

Al biedt de liturgie als zodanig geen remedie tegen de

secularisatie van mijn verlangen, ze oefent mij wel in

het gebed of Gods Geest een sterker verlangen in mijn

hart wil laten groeien – een verlangen naar God dat al

mijn andere verlangens op de juiste plaats zet. Al laat

de secularisatie van mijn verlangen zich niet zomaar

ongedaan maken, met dit gebed op de lippen zal ik mij

niet in het saeculum verliezen. Wat ik meeneem uit

Maria Laach is dus, tot mijn verrassing, de bede van de

monniken: ‘God, schep in mij een zuiver hart…’

Herman Paul is bijzonder hoogleraar secularisatiestudies

aan de Rijksuniversiteit Groningen. De thematiek van dit

artikel heeft hij verder uitgewerkt in De slag om het hart:

over secularisatie van verlangen (Utrecht: Boekencentrum,

2017).

1 Nigel Bond, Jan Packer en Roy Ballantyne, ‘Exploring Visitor Experiences, Activities and Benefits at Three Religious Tourism Sites’, International Journal of Tourism Research 17 (2015), 471-481.2 Thomas R. Herzog e.a., ‘Houses of Worship as Restorative Environments’, Environment and Behavior 42 (2010), 395-419; Pierre Ouellette, Rachel Kaplan en Stephen Kaplan, ‘The Monastery as a Restorative Environment’, Journal of Environmental Psychology 25 (2005), 175-188.3 Bond, Packer en Ballantyne, ‘Exploring Visitor Experiences’, 480.4 Alle citaten komen uit De regel van Sint-Benedictus, vert. Vincent Hunink (Amsterdam 2000).5 Daniel Bell, The Economy of Desire: Christianity and Capitalism in a Postmodern World (Grand Rapids 2012), 130.6 Ibid., 131.7 Vincent J. Miller, Consuming Religion: Christian Faith and Practice in a Consumer Culture (New York 2004), 38; Bell, Economy of Desire, 124. Zie ook Bernd Wannenwetsch, ‘Inwardness and Commodification: How Romantic Hermeneutics Prepared the Way for the Culture of Managerialism’, Studies in Christian Ethics 21 (2008), 28-46.

Page 6: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

10 11

Herman Westerink

Verlangen, spiritualiteit en kritiek

Het is bepaald niet eenvoudig om in betrekkelijk weinig

woorden een fundamentele vraag te formuleren en

uit te diepen. Ik was mij dat meteen bewust toen ik

het verzoek kreeg een compacte bijdrage te schrijven

over de ‘secularisatie van verlangen’ – een verwijzing

naar de ondertitel van het recent gepubliceerde

boek van Herman Paul De slag om het hart. Dit thema

is immers een samenstelling van twee woorden

die allebei complex zijn en niet in een paar grove

pennenstreken volledig recht kunnen worden gedaan.

Over het begrip secularisatie alleen al bestaat een

berg literatuur en theorievorming die iedere auteur

die over dit thema wil schrijven dwingt om zowel

nauwkeurig als ook genuanceerd te zijn. Secularisatie

is immers niet simpelweg hetzelfde als kerkverlating

of een gestage afname van betrokkenheid bij, kennis

van en geloof in ‘traditionele’ religieuze praktijken

en geloofsvoorstellingen. Secularisatie – zo stelt Paul

in zijn boek – is vooral een zaak van het hart, of iets

anders gezegd, een zaak van de verwereldlijking van

verlangens die in onze tijd massaal uit lijken te gaan

naar status, welvaart of geluk. Volgens Paul is het

kenmerk van secularisatie dat het verlangen naar God

– een doorgegeven verlangen – naar de achtergrond

wordt geduwd door een kapitalistische ‘economie van

verlangen’ die ons doet geloven dat alles wat goed is te

verkrijgen is op ‘de markt van het leven’. Paul legt dus

in zijn boek niet de nadruk op de grote sociologische

lijnen, maar richt de aandacht op het innerlijk van

mensen als een plaats van conflict tussen rivaliserende

verlangens. Dat nodigt uit tot persoonlijke reflectie en

aandacht voor de vraag wat iemand ten diepste bezielt

en verlangt.

Herman Paul is hier zeker iets belangrijks op het spoor.

De secularisatie in onze moderne westerse wereld

kan inderdaad begrepen worden als een proces waarin

steeds meer met elkaar rivaliserende vertogen en

praktijken naast elkaar bestaan, elkaar ook overlappen

en beïnvloeden, en met elkaar inwerken op het innerlijk

van mensen. Zo moet concreet een kerk concurreren

met andere gemeenschappen (verenigingen, etc.), andere

zingevers, andere vormen van verdieping. En zo moet

de pastor opereren naast de therapeut, enzovoorts.

Geloof is een optie geworden, zou Charles Taylor in

Een seculiere tijd (2010) zeggen. Daarmee bedoelt hij

dat wij moderne mensen allemaal in de eerste plaats

leven in een wereld en binnen een wereldbeschouwing

die seculier is, waarin alles vanuit wereldse principes

en processen wordt verklaard en begrepen. Maar

omdat de mens ook de vraag stelt naar het hoogste

en diepste, naar een ultieme zin of bestemming, blijft

geloof altijd ook als optie bestaan. Geloof is in de

moderne tijd niet meer vanzelfsprekend, maar ook

zeker niet onmogelijk. Integendeel, want overal daar

waar onverschilligheid voor levensbeschouwelijke

vragen wordt doorbroken, ontstaat de optie van geloof.

Pauls visie lijkt wat dat betreft naadloos bij Taylor aan

te sluiten. Maar meer nog dan bij Taylor sluit Paul aan

bij het denken van Augustinus (5e eeuw), bij de idee van

de mens als een verlangend wezen, dat wil zeggen, als

een wezen met een innerlijke kluwen van verlangens

die niet consistent en vaak op heel verschillende

zaken gericht zijn. Augustinus levert een model om de

moderne tijd te verstaan, de moderne tijd als de tijd

van de secularisering. Vanaf het begin van de moderne

tijd (16e en 17e eeuw) – niet toevallig ook een tijd

waarin het werk van Augustinus een centrale rol speelt

in de theologie en geloofsbeleving – komt de ‘strijd om

het hart’ tot volle uitbarsting in zowel de uitwendige

(godsdienstoorlogen) als ook innerlijke conflicten

(gewetensstrijd).

De vraag is nu hoe we deze ‘strijd’ en dit ‘conflict’

precies moeten duiden. Gaat het inderdaad om een in

de moderne tijd opkomende ‘verwereldlijking’ naast

de bestaande en geijkte religie in haar verschillende

concrete denominaties en vormen? Speelt die strijd

zich af in het hart tussen een werelds verlangen

enerzijds en een religieus verlangen anderzijds? Of is

de zaak genuanceerder en tegelijkertijd complexer,

en heeft de ‘strijd om het hart’ alles te maken met de

manier waarop vanaf het begin van de moderne tijd

niet zozeer het cartesiaanse subject van zekere kennis

centraal is komen te staan in de religie, maar juist de

‘augustijnse’ mens: de mens als conflictwezen, de mens

als strijdtoneel van inwerkende machten en krachten,

de mens als het vrije en verantwoordelijke individu dat

zelf een positie moet bepalen in het krachtenveld van

de samenleving en vooral ook voor de taak staat enige

orde en duiding te brengen in zijn verlangens die heen

en weer pendelen ‘tussen hemel en aarde’?

Afgelopen jaar werd ook in ons land veel aandacht

geschonken aan het feit dat 500 jaar geleden de

Reformatie begon. Het is goed nog een keer terug

te keren naar die tijd van Luther en van andere

hervormers – binnen en buiten de kerk – en denkers

die niet alleen het geloofsleven van het individu een

centrale plaats hebben gegeven, maar daarbij ook de

vraag stelden hoe dat geloofsleven zich verhoudt tot

de moraal, tot het samenleven met medemensen en

tot de omgang met de overheid. Wat betekent het

om te zeggen dat mens gerechtvaardigd voor God

staat (Luther), gehoorzaam moet zijn aan Gods wil

(Calvijn) of zijn keuzes en de inrichting van het leven

altijd moet laten bepalen door het motto soli Deo

gloria (Ignatius)? De wending naar het individu is geen

wending naar gemakkelijke oplossingen en antwoorden

op geloofsvragen. Ze creëert juist de grootst mogelijke

dilemma’s – nieuwe dilemma’s die voorheen als zodanig

niet bestonden, en al zeker niet voor leken.

Een centraal aspect in de tijd van de Reformatie – of

beter, van de waaier van verschillende reformaties –

is de fundamentele reflectie op de relatie tussen het

individuele geloofsleven enerzijds en de plaats in de

samenleving anderzijds. Luther greep hiervoor terug op

Augustinus’ leer van de twee rijken om te betogen dat

de mens gelijktijdig deel heeft aan twee ‘regimenten’. De

een is die van het geloof en de altijd al gerechtvaardigde

ziel voor Gods aangezicht. De ander is die van de

gebondenheid aan de wereld en vooral ook aan een

‘verslaving’ aan egocentrisme en eigenbelang als motief

voor het najagen van zowel wereldse plezier als ook

voor het gestalte geven aan de opdracht een bijdrage

te leveren aan de samenleving (door bijvoorbeeld een

carrière na te streven en deel te nemen aan publiek

en politiek leven, etc.). De relatie met die ‘wereld’ is

zonder twijfel ambivalent. Het gaat hier niet simpelweg

om een tegenoverstelling van het domein van de religie

en dat van het seculiere. De gelovige participeert

volgens Luther noodzakelijk en tegelijkertijd in beide

domeinen. Bovendien wordt de innerlijke geloofsvrijheid

gegarandeerd door een seculiere overheid die geen

geloofsdwang oplegt aan het individu. De tegenprestatie

is in feite dat de gelovige gehoorzaam zal zijn aan de

wetten, waarden en normen van een seculiere overheid.

De relatie tussen de domeinen van de religie en het

seculiere is hier complex. Niet alleen participeert

de gelovige noodzakelijk en onvermijdelijk in beide,

maar de beide domeinen vooronderstellen elkaar

ook nog eens: een seculiere overheid garandeert de

geloofsvrijheid; de gelovige neemt deel aan het seculiere

leven en ondersteunt de wetten, normen en waarden

van de samenleving. Tegelijkertijd kan de gelovige

kritisch afstand nemen van die samenleving, en heeft de

samenleving alle reden om gelovigen met argusogen te

bekijken.

Dit is een ingewikkelde balansact die in feite veel vraagt

van het individu, namelijk het uithouden van de spanning

tussen geloof en ‘wereld’. In de tijden na Luther en bij

zowel protestantse als katholieke auteurs zien we dan

ook dat de balans naar een van de twee kanten door

gaat slaan. Aan de ene kant zie je het ontstaan van

een ‘absolute’ (= ongebonden) vroomheid en mystiek

die vertrekt vanuit de individuele geloofsbeleving en

van daaruit een vaak zeer kritische houding kan gaan

aannemen ten opzichte van kerkelijke en seculiere

instituten. De wending naar het religieuze individu is

de mogelijkheidsvoorwaarde voor nieuwe vormen

van kritiek. Deze wending betekent namelijk dat het

individu in beginsel op basis van geloofsovertuigingen

een eigen positie kan gaan innemen in het

uitgewaaierde landschap van religieuze confessies,

van maatschappelijke normen, waarden en idealen,

en van politieke constellaties. Je zou kunnen zeggen

dat de zorg om het eigen innerlijk zich deels ook

vertaalt in een zorg om de samenleving (kerk, staat),

en wel vanwege het feit dat de gelovige zich niet kan

afzonderen uit de wereld en dus om die reden gebaat is

bij een omgeving die niet in te veel spanning staat met

de eigen vroomheid of spiritualiteit. Kritiek staat dus

in dienst van een gewenste ‘reformatie’ van instituten

en een sociale omgeving, waardoor de spiritualiteit van

een persoon weer ondersteuning kan vinden. Aan de

andere kant zie je een institutionele en disciplinerende

beweging binnen kerken om vooral aan te dringen

op gehoorzaamheid aan het instituut. Die kerken

zien zichzelf dan vooral voor de taak gesteld moreel

opvoeder te zijn. De maatschappelijke rol – het ‘nut’/

de functie – van kerken bestaat er dan in mensen op te

Page 7: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

12 13

voeden tot deugdzame burgers die een bijdrage aan de

samenleving geven.

Het gevolg van deze ontwikkeling is geweest dat er een

toename van spanning is ontstaan tussen de officiële

religie (kerk als instituut) en de meer individuele

spiritualiteit (geloofsbeleving, geloofservaring), naast een

al bestaande spanning tussen de domeinen van religie/

spiritualiteit en ‘wereld’. In de hedendaagse aandacht

voor spiritualiteit en mystiek zien we dat terug: een

kritische houding ten opzichte van een seculiere

samenleving die zogenaamd wordt beheerst door

weinig verheffende verlangens naar succes en korte-

termijn genot, en tegelijkertijd een kritische houding

ten opzichte van een kerkelijk instituut dat in eerste

plaats met streng moreel gezag en autoriteit wordt

geassocieerd.

Dit laat zien dat de relatie tussen individu, kerk en

samenleving complex is. Dat is vooral te danken aan

het feit dat de moderne mens niet kan ontsnappen aan

zijn eigen ambiguïteit: er is de individuele mogelijkheid

van kritiek op en afkeer van een seculiere samenleving,

maar dat is wel ook de samenleving die geloofsvrijheid

garandeert en daarmee dus ook die individuele kritische

spiritualiteit mogelijk maakt. De paradox is hier dus

dat er een kritische houding ontstaat ten opzichte van

een seculiere wereld die vrijheid garandeert en geen

dwang oplegt aan de levensoriëntatie van het individu.

Het is dit ‘indifferente’ karakter van de samenleving

dat een kritisch gelovige zo lijkt te storen. Bovendien

is de gegarandeerde geloofsvrijheid tegelijkertijd ook

een ‘ongeloofsvrijheid’, maar dat laatste blijkt vaak

lastig verteerbaar voor gelovigen. Het gevaar is dat hier

nieuwe onvruchtbare en onbehaaglijke tegenstellingen

ontstaan: tussen de ‘spirituelen’ die verdieping zoeken

en de ‘onbekommerden’ die zich tevreden stellen met

oppervlakkige leventjes…. Men dreigt hier uit het

oog te verliezen dat de ontwikkeling van een eigen

spiritualiteit alleen maar mogelijk is doordat we leven

in een samenleving van een ‘vrije markt’ die geen

geloofsdwang oplegt aan het individu.

Zo bezien kun je niet zomaar een religieus verlangen

tegenover een seculiere ‘economie van verlangen’

plaatsen. Veeleer geldt wat Luther en anderen al hebben

ingezien: het moderne individu kan – en kan vaak niet

anders dan – verschillende posities innemen, nu eens

spiritueel dan weer seculier, en vaak zonder dat een

goed onderscheid of een kritische distantie tussen beide

mogelijk is. Hedendaagse spiritualiteit is ongebonden

(en kan in onze tijd, in fundamentalisme met name, ook

een ‘absoluut’ karakter krijgen). Ze wordt niet langer

bepaald door instituten en gezag, opgelegde regels en

normen, en een spel van uitwisseling met traditionele

perspectieven en uitspraken. Ze kan bij uitstek gedijen

in een seculiere context waarin de vrijheid van het

individu gegarandeerd is. Maar daarmee heeft die

spiritualiteit tegelijkertijd geen vaste bodem, geen vaste

kaders en geen vast punt van oriëntatie. Ze is daarom

fundamenteel van twijfel en onzekerheid doortrokken.

De behoefte aan duidelijk gemarkeerde keuzes en

opties is daardoor groot en dus is het prettig wanneer

duidelijke opties worden voorgeschoteld: religieus

versus seculier, et cetera. Het alternatief: het staan

in en uithouden van de ambivalentie en de spanning;

het ontwikkelen van een stijl en een manier van doen

waarin ruimte is voor de bewegingen van het verlangen,

nu eens iets meer buigend naar een verdiepende

spiritualiteit, dan weer meer buigend naar een wereld

vol onvermijdelijke prikkels. Of iets anders gezegd, een

spiritualiteit die kritisch-sceptisch bevraagt en alles

beproeft om uiteindelijk het goede te behouden.

Herman Westerink is wetenschappelijk medewerker van

het Titus Brandsma Instituut en docent godsdienstfilosofie

aan de Radbouduniversiteit Nijmegen. Hij is daarnaast ook

bijzonder gasthoogleraar aan de KU Leuven.

Nico Belo

In onze samenleving kom je veel spiritualiteit tegen. We zien pogingen van kerken om hierbij aan te sluiten. Is de secularisatie voorbij? Professor Herman Paul heeft twee boeken geschreven over Secularisatie en De slag om het hart. Hoe kunnen we dit duiden? Een gesprek met prof. dr. Erik Borgman is dan uitermate boeiend en verhelderend.

Houd het stuur in handen!

Herman Paul (o.a. bijzonder hoogleraar

Secularisatiestudies aan de RU Groningen) schreef een

helder boek over secularisatie. Vanuit de historische

ontwikkeling maakt hij duidelijk dat dé secularisatie

niet bestaat. Secularisatie is een soort bril geworden

waardoor ontwikkelingen van kerkverlating en andere

uitingen van spiritualiteit geduid worden. In het tweede

boek dat kort na Secularisatie verscheen, namelijk De

slag om het hart maakt hij duidelijk dat het uiteindelijk

gaat over de verwereldlijking van het verlangen.

Verlangens verwereldlijken als ze in de ban komen van

status, welvaart of geluk. Dan dreigt het risico dat het

verlangen naar God op de tweede plaats komt. Er is een

slag om het hart gaande. Zou de christelijke gemeente

het verlangen naar God (nog) kunnen stimuleren en

vormen?

Ik ben in gesprek gegaan met prof. dr. Erik Borgman.

Wat vindt hij van de benaderingswijze van Paul?

Hoe zou je vormen van spiritualiteit in de samenleving

kunnen waarderen? Kunnen kerken daar wat mee?

Genoeg vragen voor een boeiend gesprek.

Borgman vindt het boek Secularisatie heel goed. Het

is goed dat er zo’n boek verschijnt. Paul laat terecht

zien dat secularisatie een discours (een wijze van

interpreteren) is. Bij teleurstellende ontwikkelingen

in kerken of bij christelijke partijen wordt heel snel

gewezen naar secularisatie. Uit onderzoek blijkt

bijvoorbeeld dat het CDA veel kern-kerkleden

kwijtgeraakt is, omdat het programma juist voor hen

niet meer aansprekend is. De krimp van deze partij kan

dus niet geweten worden aan ‘de secularisatie’. Toch

gebeurt dat voortdurend. Het boek Secularisatie kan

kerken helpen om opnieuw de vraag te stellen wat er

nu echt aan de hand is, vindt Borgman. Het is te simpel

om kerkverlating vanuit secularisatie te verklaren, want

wat is die secularisatie dan precies? En hoe werkt zij?

Borgman vindt dat Paul in De slag om het hart wel

een punt heeft als hij schrijft over de secularisatie

van het verlangen. De oriëntatie op hogere waarden

is niet verdwenen, maar het zijn uiteenlopende

waarden geworden. Gezondheid, bijvoorbeeld. Of

rechtvaardigheid. Mensen brengen deze waarden niet

meer in verbinding met omvattender waarden, zoals

‘het Koninkrijk van God’ of ‘Gods wil’.

Over de aanname dat kerken in staat zijn hier

tegenover een tegencultuur te ontwikkelen, is Borgman

sceptischer. Terecht laat Paul zien dat ook in de kerken

de (culturele) secularisatie binnengeslopen is. Eind

vorige eeuw is een soort projectmatig activisme binnen

de kerken gekomen. Het Koninkrijk van God is een

project geworden: ‘God heeft geen andere handen

dan onze handen…’ Alsof het Koninkrijk van God

gemaakt zou kunnen worden door ons. Borgman staat

sympathiek tegenover Pauls pleidooi een goede liturgie

te hanteren in de kerken. Liturgie is een oefening in

cultuur. Maar…. dat wil nog niet zeggen, dat je door

een andere liturgie binnen de kerk het klimaat buiten

de kerk wel ten goede zou kunnen veranderen. Daar

zit voor Borgman een frictie in het boek: gaat het

niet te veel uit van mensen die nog behoorlijk kerk-

gesocialiseerd zijn? Heel veel mensen komen niet

(meer) naar een kerk. Als ze naar de kerk komen is dat

hooguit als een toefje slagroom op een leven dat verder

als geheel georganiseerd is. Hun verlangen wordt niet

vanzelf gericht op God, hoe goed onze kerkdiensten

ook worden.

prof. dr. Erik Borgman

Page 8: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

14 15

Wat dan wel?Kerken moeten goed weten wie ze zijn (identiteit)

en wat hun roeping is. Het vreemde is dat in een

geseculariseerde cultuur het ambt belangrijker lijkt te

worden. In deze cultuur ben je als voorganger tijdens

ontmoetingen met mensen de enige representant van

de kerk. Neem oude-wijkenpastores: mensen ervaren

aan hen dat de kerken een andere visie op menszijn

koesteren dan dat van de mens als zelfredzaam individu.

Juist als secularisatie een discours is, zullen kerken

moeten investeren in de aanwezigheid op de plaatsen

waar het heersende discours scheuren vertoont.

Bijvoorbeeld in het ziekenhuis, wanneer mensen de

controle over hun leven kwijtraken. We leven niet in

een samenleving waarin niets meer geloofd wordt.

Paul laat dit in zijn boeken ook terecht zien. Er is een

kakofonie van spirituele geluiden. Als kerk moeten we

niet gaan mee doen in dat roepen en toeteren, maar

tonen wat we van belang vinden en het desgewenst

uitleggen. Omdat wij geloven dat het goede sterker is

dan het kwade, doen wij onbekommerd het goede. De

kerk heeft een missie, maar moet die missie niet teveel

als een vaandel voor zich uitdragen.

Natuurlijk mag je als kerken wel duidelijk maken dat je

er bent en wat je doet. Maar, zo vindt Borgman, doe dat

niet om de kerkbanken weer vol te krijgen. Je bent niet

succesvol in je werk en in campagnes als je bijvoorbeeld

10% meer mensen bereikt. Kerken moeten niet actief

zijn om aantrekkelijk gevonden te worden. Het is niet

‘alles is goed, als het maar effect heeft’. Je geeft daarmee

het stuur uit handen. We moeten ons niet de maat laten

nemen door anderen. Psychologisch gezien is er iets

mis wanneer anderen moeten bepalen of jij van belang

bent….. Kerken hebben die neiging wel: ‘Jullie vinden

toch ook wel dat wij het goed doen?’

Kerken lopen het risico dat ze te modern zijn en

worden. Modern in de cultuurhistorische zin: tellen,

scoren, bewijzen, functioneel willen zijn. Maar de

kracht van de kerk is bijvoorbeeld dat ze kan blijven

als anderen weggaan, juist omdat zij niet telt of meet.

We kunnen bij problemen wel helpen, verbeteren, maar

we kunnen ze meestal niet oplossen. Wij kunnen de

wereld niet redden, maar dat hoeft ook niet: de wereld

is al gered! De eigen taak van de kerk is, laten zien dat

in dit licht het bestaan opnieuw betekenis krijgt. Ook al

is deze betekenis behoorlijk verborgen. We geloven in

mensen, omdat mensen – ook al doen ze vaak hun best

dat onzichtbaar of zelfs ongedaan te maken – het beeld

van God zijn. Mensen zijn van waarde. Ook al zien ze

dat zelf niet (meer), dan nog zeggen we dat wij geloven

dat ze van waarde zijn. Dat gaat dus fundamenteel om

een andere manier van kijken.

Borgman stelt wel de vraag of de kerk dit kan

opbrengen. Het vraagt om scholing en oefening: we

hoeven niet alle kanten uit en op te gaan, we hoeven

niet van iedereen te zijn, we hoeven geen succes te

hebben. De dagelijkse of wekelijkse of maandelijkse

routine is belangrijk. Die dingen doen die in de laag

van het alledaagse leven zitten – omdat we ze zo doen,

zo afgesproken hebben – blijken goed te zijn. Als kerk

moeten we niet mee doen met de hype om allerlei

evenementen te organiseren. ‘Leg het stuur niet bij

anderen. Dat breekt je eigen vermogen om zelf richting

te geven af. Als je bezig bent om in de ogen van anderen

van belang te zijn, dan weet je zelf uiteindelijk niet meer

wat je moet doen.’

Maar kerken werken toch in een context. Moeten we niet contextualiseren?Zeker, zegt Borgman. Maar contextualisering is alleen

mogelijk omdat er iets aan vooraf gaat, namelijk dat

elke situatie al van God is. Contextualisering betekent

niet dat je iets moet toesnijden op de context om van

betekenis te kunnen zijn. Alles is al contextueel. Het

theologische motief hierachter is de incarnatie. Christus

is vlees geworden. Hij is geen abstract idee. We moeten

in ons geloven ook niet abstraheren. Het gaat om de

concrete werkelijkheid. In die concrete werkelijkheid

blijkt dat je van waarde bent. We nemen mensen in die

concrete werkelijkheid, in hun eindigheid serieus. Dat is

de fundamentele ontdekking van het Tweede Vaticaanse

Concilie: God is bij de wereld. Als wij bij God willen zijn,

dan moeten we bij de wereld zijn. Het gaat erom dat

je Gods aanwezigheid ziet, hier en daar. Heel praktisch

betekent het natuurlijk wel dat je in een context waarin

mensen slecht Nederlands spreken geen hoogdravende

academische preken houdt. Maar contextualiteit

betekent niet dat je het de mensen naar de zin maakt.

Het betekent Gods aanwezigheid zien in hun situatie en

daarbij aansluiten. De tekenen van de tijd: zij zijn er al.

Om ze te zien vraagt een beter en anders kijken.

Wat betekent dit voor kerkopbouw?Borgman: Geef radicaal het idee op dat we de kerken

kunnen herstellen. Dat kunnen we niet. De tijd van

de grote en in allerlei opzichten bloeiende kerken is

een bepaalde fase in de kerk- en cultuurgeschiedenis

geweest. We kunnen niet terug naar vroeger. Creëer

plaatsen waar zichtbaar wordt dat er meer betekenis is

dan mensen zich realiseren. Draag de eucharistie op en

besef weer dat je dat ook doet voor de mensen die er

niet bij zijn. De kerk zelf is een sacrament. De taak van

de kerk in de wereld is te laten zien hoe het echt zit in

het leven: dat mensen ten diepste een gemeenschap zijn

en dat God op hun geschiedenis betrokken is.

VerlangenPaul heeft het over de secularisatie van het verlangen.

Borgman vindt het gevaar van het woord ‘verlangen’ dat

het te abstract, te ongericht is. Verlangen moet concreet

gewekt worden. Wat de kerk doet, wat een preek doet

– als ze werkt – is dat een nieuw perspectief geopend

wordt. Ineens ontdek je dan dat je daar je verlangen

op kunt richten en dat dit ook eigenlijk je verlangen

is. God heeft ons tot verlangende wezens geschapen,

maar het perspectief van vervulling maakt verlangen

mogelijk. Daarom verkondigt Jezus de nabijheid van het

Koninkrijk van God. Het heeft zin je erop te richten,

ook al lijkt het onmogelijk. Paul heeft wel gelijk dat er

veel dingen zijn die het verlangen naar God kunnen

remmen. Wanneer je zes keer per jaar op vakantie gaat,

dan heb je je onvrede ergens anders geïnvesteerd dan

in het reiken naar het Koninkrijk van God.

Hoe zou je dat verlangen naar God kunnen wekken?Borgman: In onze samenleving voelen veel mensen zich

gefnuikt. Ze willen iets anders, maar ze kunnen niet,

zo hebben zij het gevoel. Ze lopen tegen een muur

op en worden niet gezien. De kerk moet dan zeggen:

‘Daar heb je gelijk in. Het is terechte frustratie, want

dat deugt niet. En bij God geldt het niet, en daarom

proberen wij het bij ons ook niet te laten gelden.’ We

moeten de mensen dus niet een extra cursus ‘omgaan

met teleurstellingen’ of zoiets aanbieden!

Volgens Borgman is de crisis in de kerk dieper dan

alleen maar leegloop. Veel voorgangers kunnen niet

meer uitleggen dat – omdat Christus verrezen is – ons

verlangen is vrijgemaakt: ‘tot vrijheid heeft Christus ons

bevrijd’, zegt Paulus. Als we zelf niet langer verbijsterd

zijn door wat wij met Kerstmis en Pasen vieren en

tegelijkertijd beseffen dat we alleen daarvan kunnen

leven, hebben we echt een probleem.

En het oog krijgen voor en leren van de levens van heiligen, zoals Paul adviseert?Paul probeert klassieke motieven in het perspectief

van volharding en bevrijding te lezen. Het gevaar ervan

is, dat het toch verschijnt als een herinvoeren van en

investeren in iets traditioneels. Kijken naar de traditie

kan iets nostalgisch krijgen. Volgens Borgman moet je

laten zien dat de vragen van nu echte vragen zijn, maar

dat deze vragen niet voor het eerst gesteld zijn. Laten

we kijken wat er toen al is geantwoord. Waarschijnlijk

hebben we hier nu wat aan. Paul maakt duidelijk dat de

kerk meer schatten in huis heeft dan ze zich soms zelf

lijkt te realiseren. Borgman is dat met hem eens, maar

neemt de vragen van nu wel serieus. Vanuit de nieuwe

‘oude’ vragen heeft het dan weer zin om bijvoorbeeld

Augustinus te lezen.

In de kerken kan een opvatting heersen als ‘de

christelijke boodschap is altijd hetzelfde. Die is zo aan

het begin gegeven. Het gaat nu om uiterlijke aanpassing.’

Borgman is het met deze opvatting niet eens. Hij leerde

van zijn leermeester Edward Schillebeeckx: als God bij

ons is, dan is de beweging van de geschiedenis zelf een

religieus geladen beweging. De tekst opent zich en de

realiteit opent zich. Zij openen elkaar en zo ontstaat

een nieuwe constellatie. Van hieruit zetten we nieuwe

stappen en gaan we verder op de Weg van Jezus.

Christenen zijn mensen van deze Weg.

De Slag om het hart: wat zou die slag – kort gezegd – moeten inhouden? De ‘slag’ suggereert net iets te veel van één soort

redding. De echte vraag is hoe we de wereld zien.

Zien we de wereld als wereld van God? Mensen

zijn onderdeel van een groter geheel. Ook bij een

eredienst zingen wij mee. De rivieren en de bomen

zingen al, zeggen de psalmen, en wij mogen meedoen.

De geschiedenis is van God. Wat naar ons toekomt,

ontvangen we in de sfeer van genade. Weten we dat

we van genade leven? Het komt niet van onszelf. Dat is

de paradox van de christelijke verkondiging. Het geeft

ons niets in handen, maar maakt het mogelijk met lege

handen te ‘leven van wat komt’.

Met dank aan prof. dr. Erik Borgman.

Nico Belo, hoofdredacteur WKO-bulletin, tot juli 2017 docent

Gemeenteopbouw van de Opleiding Godsdienst Pastoraal

werk van de Christelijk Hogeschool Ede

Page 9: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

16 17

Joska van der Meer

Uit en thuis

Als ik kijk naar de Ontmoetingskerk waar ik nu meer

dan 20 jaar werk als pastoraal werker, dan zie ik dat

we steeds meer uitwedstrijden zijn gaan spelen. En ook

als we thuis spelen is er wat veranderd. Op een beetje

voetbalveld staat er een scorebord met daarop THUIS

en GASTEN. In de kerk komen beide groepen en

langzamerhand zijn er misschien wel meer gasten dan

stamgasten. Stamgast, zo benoemden we de mensen die

kind aan huis zijn in een beleidsplan van een aantal jaar

geleden; geënt op het beeld van de gastvrije herberg. Er

is nog steeds een flink aantal mensen voor wie de kerk

‘thuis’ is. Mensen die er kind aan huis zijn: wekelijks bij

de repetitie van hun koor aanwezig, in het kader van

vrijwilligerswerk, die iedere week naar de koffieaanloop

komen of kerkgangers die regelmatig (maar bijna

nooit meer iedere week) naar de vieringen komen.

Het aantal gasten (in hetzelfde beleidsplan destijds

passanten genoemd) is echter steeds groter geworden.

Mensen komen een keer binnen (en soms, na een tijdje,

later nog eens) voor persoonlijk beleefde rituelen als

doop, communie en uitvaart. Als deelnemer aan een

rouwverwerkingsgroep, als projectvrijwilliger of als

bezoeker van een concert of een KunstZINnige avond

van een hen bekende kunstenaar.

In het meest recente beleidsplan hebben parochie en

wijkgemeente er samen bewust voor gekozen om kerk

in de wijk te zijn, midden in het leven van alledag. Een

bewuste keuze om meer UIT te gaan spelen en meer

gericht te zijn op GASTEN. Het betekent dat we veel

meer dan voorheen samenwerken met mensen in een

andere belevingswereld en met een ander taalveld

dan onze geloofstaal. We worden steeds opnieuw

uitgedaagd om wat ons inspireert zo te verwoorden

of zo in daden om te zetten dat mensen die niets of

nog ergens ver weg iets met geloof hebben, het toch

verstaan. Het wegvallen van de vanzelfsprekendheid

verdiept uiteindelijk wel ons geloof. Voor wie alleen

In de sportwereld is het een bekend fenomeen dat er een groot verschil zit tussen thuis- en uitwedstrijden. Wie thuis speelt is op vertrouwd terrein. Spelers en publiek weten hoe de openingsceremonie verloopt, welke liederen er gezongen worden, hoe een doelpunt gevierd wordt en vooral hoe de bal op dit veld het beste rolt. Vanwege dit thuisvoordeel tellen in voetbalwedstrijden van de Champions League in uitwedstrijden gescoorde doelpunten dubbel. Uit…. altijd moeilijker.

thuis voor stamgasten wil blijven spelen is er daarom

heel wat te verliezen. Een geloofsgemeenschap is

geen sportteam dat uit is op winst. Maar er is nog een

wereld te winnen voor wie gaat voor uit én thuis.

Ik hoop dit met wat concrete voorbeelden uit de

Ontmoetingskerk inzichtelijk te maken.

ThuisOp 17 december jl. hebben we als Ontmoetingskerk

50 jaar geloven in Dukenburg gevierd (zie uitnodiging).

In de 50 jaar dat de kerk bestaat is er veel gegroeid.

Niet alleen de boom voor de kerk, ook voor een aantal

generaties is deze kerk nu hun Ontmoetingskerk. Wat

er groeide aan geloof, hoop en liefde is steeds eigentijds

en betrokken geweest. Voortdurend was er ruimte om

in de vormgeving van vieringen en activiteiten de taal

van de tijd in te voegen. Eigenlijk weten we niet beter

dan dat taal en wat je doet meebeweegt en dat Schrift

en traditie verbonden worden met levensverhalen en

liederen van nu. “We zijn blij dat er zoveel ruimte is om

uit te zingen wat ons inspireert,” zei de voorzitter van

een jubilerend koor. Mede daardoor zingen nog steeds

jong en oud in 7 koren ieder hun eigen lied.

foto: Jacqueline van den Boom

Uitnodiging ontmoetingskerk50 jaar geloven in Dukenburg

Er is in 50 jaar veel gegroeid... eigentijds en betrokken

We nodigen u van harte uit met ons het 50-jarig jubileum mee te vieren

op zondag 17 december 2017

Programma:10.30 Jubileumviering m.m.v. het Mediorenkoor

11.30 Koffie en lunch *

13.00 Veiling goederen en diensten o.l.v. Bert Visscher 14.30 Jubileumtoast

15.00 Kunstveiling o.l.v. Lisette Irving

17.00 Borrel

Graag tot ziens op 17 december!

Namens de geloofsgemeenschappen in de Ontmoetingskerk,

Dominee Johan Dorst Pastor Joska van der Meer Pastor Jeanne Rens

Praktische informatie:Kijkdagen voor beide veilingen:

vrijdag 15 december 19.00 - 21.00 uur zaterdag 16 december 15.00 - 17.00 uur

Kunstwerken van de kunstveiling zijn al vanaf 9 december te bezichtigen in de kerkzaal tijdens openingstijden van de

kerk. Voor beide veilingen vindt u een digitale catalogus op de website www.ontmoetingskerk.net

*) Om voldoende (en niet teveel) in huis te halen, vragen we u als u een broodje mee wilt eten, dit te melden bij

de koster of het secretariaat. Dit kan tot en met woensdag 13 december. Een broodje kost € 1,-. Met de koop van

lunchbonnen sponsort u het feest.

Meer info via [email protected], of 024-3441446

Adres: Meijhorst 70-33, 6535 EP Nijmegen

Page 10: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

18 19

over compassie in plaats van barmhartigheid. Het meer

projectmatig werken maakt het ook weer makkelijker

om medewerkers te vinden.

Een bijzondere vorm van UIT is de werkgroep

KunstZINnig. Zij trekken erop uit om bij exposities

kunstwerken te vinden die inspirerend zijn bij

hoogtijdagen en het jaarthema van de kerk. Geschikte

kunstwerken vragen ze pro deo te leen aan de

kunstenaars. Inmiddels is zo heel wat moderne kunst

te zien geweest en heeft menig kunstwerk gediend als

derde lezing bij kerst- en paasoverwegingen. Er is vaak

meer zielsverwantschap tussen kunst en geloof dan

men denkt.

Uitspelen is inderdaad vaak moeilijker dan thuisspelen.

Maar er gaat ook een wereld open waarin wie met

hoop en naastenliefde komt een graag geziene gast is.

UIT voel je aan den lijve dat de kerk van macht ontdaan

is maar met een menselijk gezicht nog steeds op

waarde wordt geschat.

Dus zijn we graag uit en thuis op weg vanuit geloof.

Zoals we afgelopen 40-dagentijd steeds tegen elkaar

zeiden:

“Ik wil wel weer eens weten waar het nu allemaal over

gaat, waar wij in geloven. Hoe zit dat nu ook al weer

met de schepping en God en Jezus? Wat wordt er nu

eigenlijk bedoeld met de Heilige Geest?”

In het pioniersteam van Windkracht 3pt0, pioniersplek

van dertigers en veertigers in Noordwijk, gaf iemand

deze reactie op mijn vraag, wat wij dit jaar aan

verdieping zouden kunnen aanbieden.

Naast laagdrempelige activiteiten waarbij ook altijd iets

van geloof gedeeld wordt, wordt er ook gezocht naar

een manier om meer inhoud te delen met mensen.

In het gesprek over hoe ik dit zou kunnen doen, werd

gezegd: “Wij willen aftappen bij jou en niet te veel een

gespreksgroep zijn met meningen van iedereen, maar

gewoon kennis opdoen”.

Janneke Nijboer

Dominee Janneke Nijboer, missionair predikant, werkte in de pioniersplek Windkracht 3pt0 in Noordwijk met de Goddeeltjes van de Remonstranten. Hoe kun je deze boekjes gebruiken in een missionaire context? Wat zijn haar bevindingen en aanbevelingen? Een verhaal uit de praktijk.

Pionieren met Goddeeltjes

Honger en dorstIk werd ontzettend blij van deze vraag. Er zijn maar

weinig momenten dat mensen zo expliciet vragen om

kennis en geen sprankelende werkvormen verwachten,

of zelf graag aan het woord willen zijn. Deze keer kon

ik gewoon eens uitproberen hoe het is om een soort

studiegroepje om me heen te hebben van mensen die

hongerig zijn.

Er wordt gezegd dat er in de geseculariseerde wereld

veel dorst is naar spiritualiteit. Ik interpreteerde

deze uitspraak altijd als: mensen hebben een religieus

verlangen en willen daarin gevoed worden. Op mijn

pioniersreis, langs verschillende pioniersplekken merk

ik daar tussen de regels wel wat van, maar erg manifest

Met een handvol kleine, zwakke, machteloze mensen is het ooit begonnen.

Vanuit hun onmacht, hun angst en ontgoocheling hebben zij de handen in elkaar geslagen

en zijn ze op weg gegaan.Waarheen?

Ze wisten het zelf niet.Ze zouden wel zien.

Ze deelden wat ze hadden: brood en wijn, huis en goed.

In het samen bidden haalden ze de kracht om te blijven doorgaan

en hielden ze de droom wakkerdie Jezus in hen gewekt had. Vanuit deze verbondenheid

zetten ze de kleine dagelijkse stappendie haalbaar waren. En dat was heel wat!

Zo groeide indertijd nieuw levenin een stervende wereld.

Waarom zou dat nu niet kunnen? Ja, waarom niet?

Pastor Joska van der Meer

Ontmoetingskerk Nijmegen

www.ontmoetingskerk.net

Als kerk in de wijk is er nog een wereld te winnen

en liggen er nog veel mogelijkheden om uit te spelen.

Maar vooralsnog is er in de Ontmoetingskerk, ondanks

de krimp die ook wij meemaken in kerkgangers en

medewerkers, nog zoveel te doen. Zowel in de zorg

voor onze stamgasten als voor de verschillende

gasten die over de vloer komen. De cliënten van de

Voedselbank en in onze wijk gehuisveste vluchtelingen

bijvoorbeeld zijn door ons bewust uitgenodigde gasten.

Zij nemen de maatschappelijke problemen mee naar

binnen. En wij luisteren ernaar, lachen en huilen mee en

wijzen zo goed als we kunnen de weg naar instanties.

Op vrijdagmorgen schenken we koffie voor ieder

die een voedselpakket komt halen. Daar proberen

we de mooie woorden van de zondag te vertalen

in er gewoon zijn. Een aantal medewerkers verstaat

inmiddels de kunst van het luisteren (en indien nodig

doorverwijzen) en aan het eind van de ochtend hangt

de geur van armoede in de kerk. Natuurlijk schuurt het

soms met wat meer religieuze activiteiten zoals het

vrijdagmorgen rozenkransgebed voor de vrede. Maar

het verdiept elkaar ook.

Zoals bijvoorbeeld de keer dat we tijdens een Meet en

Greet bijeenkomst met vluchtelingen samen in de kerk

‘Mag ik dan bij jou schuilen’ zongen…..

Weekendvieringen zijn echte thuiswedstrijden: je

kent de sfeer, de bezoekers kennen de liederen en de

volgorde en kunnen daardoor variëren op een thema.

Een modern kunstwerk te gast met Kerst bijvoorbeeld.

Of een popsong of een andere volgorde in de viering.

Voor niet-stamgasten is dat lastiger: sommigen laten

zich graag verrassen maar anderen kiezen toch liever

voor een kerk waar de volgorde zo vertrouwd is dat

ze, ook al kennen ze de taal niet, toch weten waar ze

zijn in de mis. Soms nemen gasten een wereld mee

naar binnen die veel orthodoxer is dan we gewend

zijn. Ook dat geeft dan te denken (en leidt soms tot

een bijstelling of weer een beter verstaan waarom we

ergens voor kiezen).

Met name rond doop, communie en uitvaarten komen

er relatief ook veel gasten. Mensen die wel woorden

kunnen vinden voor hun liefde en hoop maar moeilijker

geloofswoorden uitspreken. Als we echter samen gaan

zoeken, vinden communieouders wel een geschikt

bijbelverhaal in de kinderbijbels op tafel. En in een

uurtje maken ze er dan ook samen een eigentijdse

vertaling van in de vorm van het communiespel voor

hun kinderen!

Bij uitvaarten en individuele gesprekken verrast het

mezelf en betrokkenen soms ook hoe verrijkend

bijbelverhalen zijn als eerst het verhaal uit het leven van

alledag heeft geklonken en daarna de geloofswoorden

en rituelen. Dat de gewone taal en geloofstaal helemaal

niet zover uit elkaar liggen als mensen soms denken.

Uit We treden als Ontmoetingskerk bewust naar

buiten. We zoeken contact met de scholen, de

woonzorgcentra, de moskee, de statushouders die in

onze wijk gehuisvest worden en wijkorganisaties. Dat

betekent vaak aanschuiven en je aanpassen aan de

spelregels en taal van de anderen. Dat we bijvoorbeeld

mee komen doen in een werkgroep Oog voor Elkaar

om eenzaamheid in de wijk tegen te gaan, daar kijkt

niemand van op. We hoeven niet uit te leggen dat

we meedoen vanuit de leefregel naastenliefde. Men

let op hoe authentiek en hoe betrouwbaar we zijn.

Men let op wat we doen. Opeens zijn we als pastor

mede-professional en ontdekken een andere manier

van werken. Het hoofdstuk budget voor een activiteit

zit bij ons niet vooraan. Wij hoeven geen uren te

schrijven. We zien mooie projecten sneuvelen omdat

na een half jaar de inzet van professionals stopt omdat

het te duur wordt, bijvoorbeeld het soep schenken

op de markt als presentieactiviteit. Wij brengen

continuïteit (er zijn nogal wat personeelswisselingen)

en wijkprofessionals staan er versteld van hoeveel

mensen we kennen. “Jullie komen bij mensen die wij

niet bereiken”. Wat vroeger huisbezoekgroep heette

is nu een activiteit in het kader van welbevinden in

de cirkel van 6 van de gezondheidsmakelaar Onze

Sint Maarten lampionnenoptocht heet nu Feest van

het delen. What’s in a name? …zolang je maar oplet

dat je eigen inspiratiebron niet helemaal verdwijnt.

Zo beginnen we wel in de kerk met het verhaal van

Sint Maarten. Dan komen kinderen van alle gezindten

gewoon in de kerk naar het verhaal luisteren. Inmiddels

stuurt de wijkmanager ieder die wat wil weten over

wat er speelt in de wijk ook langs de kerk en krijgen we

tips voor fondswerving. We ontdekken nu dat dit ook

verdiept: je moet nadenken wat je ermee wil bereiken,

je eigen doelen vertalen naar doelen van fondsen,

die vaak varen op de hedendaagse wind. Dat houdt

je vanzelf eigentijds … en ga je bijvoorbeeld spreken

Page 11: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

20 21

twee teksten maakte duidelijk dat er beweging zit in

wat mensen geloven. In sommige tijden is het nodig

een muur op te trekken rond geloofswaarheden en

heel duidelijk grenzen te trekken, maar steeds worden

mensen opnieuw uitgedaagd zelf te ontdekken wat die

waarheden hen te zeggen hebben.

Over het kwaadIn de groep ontstond een gesprek over het bestaan van

de duivel, van het kwaad. De duivel als persoon leek

wel een ijkpunt voor één van de deelnemers. De vraag

voor mij was waar deze beelden over het bestaan van

de duivel als persoon vandaan kwamen. Waar hebben

mensen deze beelden voorgeschoteld gekregen?

Kinderbijbel, op school, thuis, in de kerk? In ieder geval

belijden de belijdenisgeschriften niet het bestaan van

de duivel/het kwaad. God wordt beleden. God is het

geloven waard. Hij/Zij is geloofwaardig. Wat me opviel

was dat juist mensen die niet zo vaak, of helemaal niet

naar de kerk gaan, of gingen hier moeite mee hadden.

Voor één van hen was dit een reden om niet naar een

volgende avond te gaan. Natuurlijk ben ik hierover

het gesprek aangegaan met deze persoon en heb ik

aangeboden een alternatief te zoeken, waar hij zich

beter bij thuis zou voelen.

Goddeeltjes gebruikenDe inhoud van de Goddeeltjes hielpen mij om

structuur en taal te vinden om een voorstelling te

krijgen bij wat in één avond aan de orde zou kunnen

komen. De belijdenistekst van de Remonstranten geeft

In 2006 stelde de Remonstrantse Broederschap

een geloofsbelijdenis op. Als een uitvloeisel van

deze geloofsbelijdenis is er een serie van zes

boekjes verschenen die diverse onderdelen

van de geloofsbelijdenis belichten. Ze worden

gepresenteerd onder de titel Goddeeltjes, met

een knipoog naar het natuurkundige

Higgs-deeltje dat na jarenlang onderzoek in 2012

werd gevonden en, omdat het zo fundamenteel

is voor ons begrip van het universum, de

bijnaam ‘Goddeeltje’ kreeg. In de Goddeeltjes

gaan Remonstrantse theologen op zoek naar

de ‘Goddeeltjes’ van ons bestaan. Zij laten zien

wat ze in hun leven hebben ontvangen wat hen

inspireert. Wat ze aan anderen willen geven en

hoe ze mensen willen inspireren. Wat ze met

elkaar delen. Daarbij grijpen ze terug op de

elementaire begrippen in het christelijk geloof,

doordenken dat opnieuw in de context van het

leven in de 21ste eeuw en leggen de drijfveer

achter ons geven, ontvangen en delen (G-O-D)

bloot.

Overzicht van de GoddeeltjesMens - Christiane Berkvens-Stevelinck

Geest - Foeke Knoppers

Jezus - Bert Dicou

God - Koen Holtzapffel

Kerk - Peter Nissen

Toekomst - Christa Anbeek

is dat niet. De vraag uit de groep was veel steviger

dan algemene dorst, hier werd honger naar theologie

uitgedrukt. Voor mij als predikant is dat heerlijk.

LeidraadOm een leidraad te hebben viel mijn keus al snel op

de Goddeeltjes van de Remonstranten, die je via hun

website gemakkelijk kunt bestellen. Deze boekjes zijn

ontstaan mede naar aanleiding van de geloofsbelijdenis

uit 2006. De tekst had ik al eerder bestudeerd en is een

prachtige tegenstem naast oudere belijdenisgeschriften

als het Apostolicum. Ik koos de geloofsbelijdenis van

de Remonstranten omdat deze begint bij de ervaring

in plaats van bij God. Inzet is ‘waar ervaren we iets

van God’. Deze inzet houdt rekening met de huidige

tijdsgeest waarin mensen iets voor waar aannemen als

zij het zelf ervaren hebben.

Ik besloot vier avonden te organiseren en noemde

het een mini-cursus, omdat kennisoverdracht voorop

zou staan. Op Facebook en op de website van de

pioniersplek werd de cursus als volgt aangekondigd:

“Wat bedoelen mensen met God, Jezus en de Geest?

Of je nu hoort bij een kerk, of je nu christelijk gelooft,

of niet, wij hebben er allemaal wel onze ideeën bij. In

deze cursus vragen wij hierover raad bij een aantal

theologen uit deze tijd en van lang geleden. Ter

ondersteuning wordt gebruik gemaakt van de boekjes,

die Goddeeltjes worden genoemd. De eerste drie

avonden ligt de nadruk op het delen van kennis en

verheldering van vragen. De laatste avond kijken wij

terug op wat ieder voor zichzelf ontdekt heeft en gaan

wij daarover in gesprek.”

Bezoekers en startDe avonden werden in wisselende samenstelling

bezocht door vijf mensen. Het was een bont gezelschap

van mensen die in de geloofstraditie groot geworden

zijn en mensen die op zoek waren naar nieuwe kennis.

De opkomst verraste me niet. Hoe ‘zwaarder’ de

inhoud, hoe minder mensen er komen. Waar ik erg

blij mee was, was dat er mensen kwamen die wij in de

pioniersplek niet eerder hadden ontmoet.

Na een kennismakingsronde, waarin mensen aangaven

hoe zij zich verhouden tot het geloof of de kerk,

deelde ik aan iedereen een vrolijke envelop uit. Op

de voorkant van de envelop schreef ieder haar of zijn

naam. Binnenin kon iets opgeschreven worden naar

aanleiding van de inhoud van de avonden. Iets wat je van

waarde vond en wilde bewaren. Wat in de enveloppen

terecht kwam, bleef geheim. We hebben dat niet met

elkaar op een later tijdstip gedeeld.

(Aansprekend materiaal kun je vinden in het tijdschrift

FLOW. FLOW wordt jaarlijks uitgegeven met allerlei

papiersoorten, waaronder enveloppen, die je zelf kunt

maken.)

Als inleiding vertelde ik over de aanleiding van deze

cursus en dat ik veel informatie zou geven. Natuurlijk

zou er ruimte zijn voor gesprek, maar dat pas in

tweede instantie. Vragen ter verheldering konden altijd

gesteld worden. Als materiaal had ik voor iedereen

een kopie van de Apostolische geloofsbelijdenis en de

geloofsbelijdenis van de Remonstranten uitgedraaid.

Natuurlijk was er ook voor iedereen goede koffie,

heerlijke thee en wat te snoepen.

BelijdenisNadat ik had uitgevraagd of mensen iets wisten van

een belijdenis, wat de functie is van zo’n geschrift en

waar en wanneer het gebruikt wordt, lichtte ik de twee

teksten als geheel toe. Vervolgens zoemden wij in op

het thema: God, Jezus en als derde subthema Geest.

Wat wordt daarover verteld in beide geschriften en

waar komt dat vandaan? Juist het gebruik van deze

Page 12: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

22 23

Onze tijdOp 30 oktober 2016 werd het oude Italiaanse stadje

Norcia getroffen door een zware aardbeving. Het

is vanuit deze plek dat in de 6e eeuw de Heilige

Benedictus de basis legde voor het kloosterleven

in West-Europa. Midden op het plein tegenover de

kathedraal verrees ter herinnering aan zijn werk een

groot beeld van hem.

Het was een bijzonder gezicht hoe na de beving de

gebouwen rond het plein grotendeels waren verwoest.

Ook de kathedraal was ingestort. Maar midden op het

plein stond de Heilige Benedictus nog fier overeind. De

grond was onder zijn voeten gebleven. Met zijn gezicht

naar de kleine stadspoort wees hij de bewoners van

het stadje de weg: “Verlaat voor nu deze plaats, ik zal

waken.”

De gebeurtenis in Norcia lijkt een teken voor onze tijd.

We leven in een periode waarin veel vanzelf-

sprekendheden lijken “ingestort”. Meer dan ooit lijken

de lessen actueel die Benedictus ons leerde over

leiderschap:

Het beeld van de Heilige Benedictus op dat plein in

Norcia spiegelt ons als BMS voor wat ons op onze 32

scholen voor katholiek en Montessorischool-onderwijs

anno 2017 te doen staat. Van ons wordt persoonlijk

leiderschap gevraagd waarbij wij als leraren, directeuren,

staf en college van bestuur weten wat onze stabilitas is:

wat de grond is waarop wij staan.

Onze idealenIn de flyer “Wij zijn de BMS” hebben we beschreven wat

de grond is waarop wij als BMS staan. Die grond bestaat

uit onze idealen:

Wij geloven in “het mysterie van het leven”.Dat geloof helpt ons om naar onze kinderen te kijken

als een geschenk van de Schepping.

Kinderen verdienen onze onvoorwaardelijke steun en

liefde.

Wij geloven in “de menselijke waardigheid”. Dat geloof helpt ons om voorzichtig te zijn om

kinderen te etiketteren en open te blijven kijken naar

hun talenten.

Wij geloven in “heel de mens”.Dat geloof helpt ons om kinderen niet alleen kennis en

vaardigheden bij te brengen maar ook te werken aan

hun motivatie en persoonlijke ontwikkeling.

Wij geloven in “bonum commune”.Dat geloof helpt ons om te werken aan een

rechtvaardige samenleving waarin alle kinderen een

kans krijgen ongeacht hun afkomst.

Onze opdrachtHet is onze wettelijke opdracht de individuele leer-

en ontwikkellijnen te borgen van al onze ruim 6200

leerlingen.

Wij geloven daarbij dat vanuit de Schepping in ieder

mens het Licht is ontstoken. Wij zien het als de taak van

ieder mens dat hij of zij dat Licht ontdekt en in deze

wereld laat schijnen. Als onderwijsorganisatie zien wij

het als onze taak om onze kinderen daarbij te helpen.

Dat vraagt van ons als leraren, directie en bestuur om

het voorbeeld te geven: het vinden en laten schijnen van

het Licht in onszelf en in onze wereld.

We hebben dit genoemd: het beoefenen van de

levenskunst om onszelf, onze kinderen en elkaar

onbevangen te zien. Daarmee bedoelen we dat we willen

proberen te doorgronden wie wij zelf, onze kinderen en

onze collega’s werkelijk zijn.

We hebben daarbij het onderscheid aangebracht tussen

“naar onszelf en de ander kijken” en “onszelf en de

ander zien”.

“Kijken” doen we vanuit onze ratio. We maken analyses,

gebruiken formats en komen tot het opstellen van

plannen.

achtergrond bij de deeltjes. De Goddeeltjes wilde

ik niet rigide inzetten. Afstemmen op de aanwezigen

gaat voor mij boven het volgen van een methode. De

Goddeeltjes geven mooie reflecties op de belangrijkste

thema’s uit de belijdenisgeschriften. Ze starten steeds

bij de ervaring en gaan daar ook naar terug. Hier en

daar staan citaten uit de bijbel, of andere bronnen, die

helpen om af te kunnen wisselen tussen informatie

en meditatieve momenten. De teksten geven aan dat

traditie in ontwikkeling is.

Iedereen zal de deeltjes op zijn eigen manier inzetten,

zodat het aansluit bij de doelgroep. In mijn geval

werkte het goed voor de groep, dat ik me als een soort

omgevallen boekenkast gedroeg, die dan weer vanuit

de bijbel, dan weer vanuit de dogmageschiedenis, de

psychologie, filosofie en de huidige tijdsgeest de thema’s

belichtte. Na inlezen en voorbereiding vertrouw ik

vooral op wat er in de groep gebeurt en volg daarbij

mijn eigen intuïtie. Open naar de deelnemers, open naar

mijzelf.

Op die ene afvaller na, bleven mensen graag komen

voor de duur van de cursus. De deelnemers brachten

ieder hun eigen bagage en/of traditie mee. De teksten

boden een tegenbeeld bij de oude woorden. Niet altijd

meer waren de oude woorden tot steun. De plek die

Windkracht 3pt0 bood was vooral een plek waar

vragen ‘in gesprek werden gebracht’, er ruimte was om

te ontvangen, waar mensen zich lieten voeden (ook

ikzelf), waar je je kon laten veranderen, waar je kon

leren van elkaar. De gesprekken zetten iets in beweging.

Al luisterend gingen mensen zich verhouden tot wat er

besproken werd. Er kwam iets in beweging. Het bleek

uiteindelijk dat de deelnemers zich eigen gedachten

vormden, een vermoeden uitspraken, nieuwe inzichten

kregen, van positie veranderden.

Op de laatste avond vroeg ik of de deelnemers of zij

op deze manier verder wilden met een nieuwe serie

avonden. Dit werd bevestigend beantwoord. Het thema

waar we nu mee bezig zijn is: ‘wie ben jij, Jij?’ Het is een

nieuwe ontdekkingstocht om jezelf opnieuw te zien

met de ogen van God en om te ontdekken wie God is.

Janneke Nijboer, missionair predikant voor de pioniersplek

Windkracht 3pt0 in Noordwijk en internetkerk MijnKerk.nl.

Persoonlijke website: Bermoogst.nl

Dick Lieftink

Welke rol speelt christelijke spiritualiteit vandaag de dag op de werkvloer? Wat biedt christelijke spiritualiteit organisaties buiten de kerk (nog)? Die vraag legde de redactie van dit bulletin voor aan Dick Lieftink, bestuursvoorzitter van een stichting voor primair onderwijs in Friesland. In zijn bijdrage zet hij uiteen vanuit welke visie en idealen de Bisschop Möller Stichting het onderwijs wil vorm geven en hoe deze hun wortels vinden in de Benedictijnse spiritualiteit. Hoe visie, idealen en spiritualiteit van de stichting feitelijk uitwerken in de dagelijkse onderwijspraktijk schetst vervolgens Tineke Geertsma, directeur van de St. Michaëlschool in Harlingen.

Geloof, hoop en liefde Over persoonlijk leiderschap en spiritualiteit

en handelingsgericht werken in het onderwijs

Onze organisatieDe Bisschop Möller Stichting (BMS) beheert 32 scholen

voor basisonderwijs op katholieke en algemeen-

bijzondere grondslag. De scholen staan verspreid over

de gehele provincie Friesland. Op de scholen volgen

ruim 6200 kinderen basisonderwijs en werken ruim 600

medewerkers. Het bestuur ziet het als haar kerntaak

om de Stichting niet alleen zorgvuldig te beheren maar

ook te inspireren.

Die inspiratie heeft betrekking op het inhoud geven aan

de spirituele grondslag van de Stichting op een wijze die

aansluit bij deze tijd. Daarbij koestert de Stichting haar

goede relatie met het bisdom. Tegelijkertijd neemt de

Stichting haar eigen verantwoordelijkheid als het gaat

om haar identiteit. Dit artikel bevat een korte impressie

over de wijze waarop dit gebeurt.

Page 13: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

24 25

Tineke Geertsma

IKC Sint Michaël

De Sint Michaëlschool in Harlingen is een van de 32 scholen ressorterend onder het bestuur van de BMS. De school maakt deel uit van een Integraal Kindcentrum van voor 0-12 jarigen. Op IKC Sint Michaël 0-12 jaar zitten in totaal 470 kinderen.

Ons IKC is gehuisvest in twee nieuwe gebouwen

gelegen in de monumentale binnenstad van Harlingen.

Heel bijzonder is dat beide gebouwen aan de voet

van een kerk zijn gelegen; de locatie voor de kinderen

van 0-6 jaar ligt aan de voet van een terp waarop de

hervormde kerk is gebouwd. De locatie voor kinderen

van 7-12 jaar ligt achter de katholieke kerk.

Onze missie omschrijven we als volgt:

Het onderwijs op de Sint Michaëlschool is

dusdanig ingericht dat kinderen met inzet van al

hun verschillende talenten met plezier willen leren,

ontdekken, bouwen aan zelfvertrouwen, veiligheid

ervaren en zich competent voelen. Gelijke kansen voor

elk kind in een gezinsnabije omgeving. Op onze locatie

voor 0-6 jarigen hanteren we daarbij de uitgangspunten:

plezier, ontwikkeling en aandacht.

Onze werkwijzeHet betekenis geven aan onze idealen, het inhoud

geven aan onze opdracht en het inrichten van ons

onderwijspad vraagt van alle bij de BMS betrokkenen

om een wijze van handelingsgericht werken dat zich

kenmerkt door de volgende stappen:

1. We kennen onze idealen en opdracht

2. Het “zien” van de kinderen en de collega’s

staat centraal

3. Het eigen zelfbewustzijn als professional doet ertoe

4. Onze leer- en werkprocessen worden vorm gegeven

op basis van wederkerigheid

5. In die processen zijn “geloof”, “hoop” en “liefde”

de dragers

6. In onze leer- en werkprocessen doorlopen we

systematisch en transparant de PDCA- cyclus:

plan, do, check, act

7. Alle betrokkenen bij de processen werken

constructief samen

Onze opbrengstMet bovengenoemde proberen wij de essentie van

ons onderwijs en onze organisatie te benoemen

en te laden. We vatten deze essentie in het begrip

“persoonlijk leiderschap en spiritualiteit”. Daarmee

geven we inhoud aan wat de pedagoog Langeveld ooit

benoemde als het werken in onderwijs en opvoeding

aan zelfverantwoordelijke zelfbepaling.

Hiermee bedoelde hij dat we kinderen mogen

leren om in de wederkerigheid met het leven hun

verantwoordelijkheid te nemen voor het inzetten

van de kwaliteiten die hen vanuit de schepping zijn

meegegeven.

Niet ter meerdere glorie van henzelf.

Maar ter meerdere glorie van de Schepping.

Dat vraagt van leerkrachten, directie en bestuur om

daarin het voorbeeld te zijn en te inspireren. Zo

bezien hebben wij als katholiek en algemeen-bijzonder

onderwijs de mooiste taak die je je maar kunt

bedenken!

Dick Lieftink, Bestuursvoorzitter BMS Friesland

“Zien” doen we vanuit ons hart. We gebruiken onze

indrukken en intuïtie en zoeken op basis van inspiratie

een liefdevolle omgang met onszelf en elkaar.

Het “zien” vraagt van ons te leven en werken vanuit

permanente zelfreflectie.

Het “zien” vraagt van ons ook om een levensovertuiging

dat we als mens niet gevangen zitten in vaststaande

beelden van onszelf en anderen maar dat die beelden

gericht kunnen zijn op groei.

Het pad van “zien” is het pad van wat de Heilige

Benedictus noemt het pad van “obedientia”, “stabilitas”

en “conversio morum”. Het pad van “zien” is het pad

dat wij als BMS hebben geduid het pad van “persoonlijk

leiderschap en spiritualiteit”. Het pad van “zien” is ten

diepste het pad van geloof, hoop en liefde.

Ons pad Vanuit de narratieve benadering van o.a. Ricoeur

hebben we in onze oriëntatie op ons pad van

persoonlijk leiderschap en spiritualiteit twee sporen

verkend.

Het ene spoor gaat over het “opsporen” van de

patronen in onze geconditioneerde wijze van denken en

handelen. Deze patronen kunnen verstorend werken in

onze inzet om onbevangen te zien. Het andere spoor

gaat over het “opsporen” van onze idealen. Het zijn

onze idealen die bepalen wat de grond is waarop wij

staan.

De spirituele dimensie in ons persoonlijk leiderschap

is dat wij in dit proces onszelf en anderen werkelijk

kunnen ontmoeten en daarbij komen bij het Licht dat

in ons en anderen is ontstoken. Het mystieke inzicht

in alle religieuze tradities is dat wij in deze ontmoeting

God mogen ontmoeten.

Het proces om te komen tot de ontwikkeling van ons

persoonlijk leiderschap kan worden vergeleken met

het slijpen van de diamant. Om de diamant te laten

schitteren zal deze “de pijn” moeten lijden van het

slijpen. Om ons Licht te laten schijnen is het belangrijk

dat we de moed hebben om ook de donkere kanten

van onszelf te betreden. Het gaat dan om het onder

ogen durven te zien van onze geconditioneerde angsten,

onze teleurstellingen, onze onverdraagzaamheid. Het

gaat daarbij om een proces niet van schaamte en schuld

maar van zelfcompassie. Dat is de basis voor onze

compassie voor het leven en onze medemens.

Onze houding

Het bewustzijn van onze grond en het van daaruit

werken aan ons persoonlijk leiderschap heeft voor de

BMS als doel een leer- en werkklimaat te scheppen van

veiligheid en zelfbewustzijn.

Onderzoek toont aan dat alleen dat klimaat de basis

vormt voor een krachtige persoonlijke ontwikkeling

van kinderen en het behalen van goede leerresultaten.

Vanuit deze ontwikkeling en resultaten van kinderen

dragen we als BMS bij aan een duurzame toekomst.

Een klimaat van veiligheid en zelfbewustzijn kenmerkt

zich vanuit de vier BMS-idealen door een houding van

alle BMS-deelnemers van:

- Verwondering voor het mysterie van het leven

- Verdraagzaamheid naar ieders waardigheid

- Vertrouwen in elkaars hele mens zijn

- Verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige

samenleving

Page 14: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

26 27

Ruim een jaar geleden werd aan de hogeschool

VIAA te Zwolle een conferentie gehouden over de

mogelijkheid om in Nederland net als in andere landen

diaconaal verpleegkundigen te gaan inzetten. Diaconaal

verpleegkundigen (of kerkelijke zorgcoördinatoren) zijn

verpleegkundigen die binnen de kerkelijke gemeente,

betaald of vrijwillig, voorlichting geven, werken aan

preventie en een coördinerende taak hebben bij

zorgverlening. Zij verrichten geen verpleegkundige

handelingen.

In verschillende landen is de diaconaal verpleegkundige

al een bekend fenomeen. In Engeland en de VS wordt

deze ‘Parish Nurse’ of ‘Faith Community Nurse’ (FCN)

genoemd. Faith Community Nursing kenmerkt zich door

een benadering van gezondheid waarbij het lichamelijke,

het psychische, het sociale en het spirituele bij elkaar

horen. Er wordt zorg verleend aan mensen en groepen

zowel binnen als buiten de eigen geloofsgemeenschap,

bijvoorbeeld in de wijk. In Scandinavische landen hebben

tal van Lutherse kerken naast de predikant een ‘diaken’

in dienst die vaak een achtergrond heeft als sociaal

werker of verpleegkundige. Deze diaken coördineert

en initieert tal van zorgactiviteiten in de plaatselijke

gemeenschap, kent de sociale kaart en spreekt de taal

van de zorg. Een voorbeeld van een platform van ‘parish

nursing’ in Engeland is http://parishnursing.org.uk/

KansenDe diaconaal verpleegkundige is wat mij betreft een

kans voor zorg vanuit christelijk perspectief. In de

eerste plaats kan de diaconaal verpleegkundige een

oplossing zijn voor christenen die graag holistisch

willen werken. Zij willen graag weg uit de spanning

of gespletenheid van het werken in een seculiere

omgeving terwijl ze een religieuze drive hebben. Deze

christenen denken niet alleen holistisch omdat ze geen

onderscheid willen tussen seculier en sacraal, maar

ook omdat ze zowel ziel als lichaam willen helen. De

diaconaal verpleegkundige heeft veel minder te maken

met de scheiding tussen geloof en werk zoals die kan

optreden in reguliere verpleegkundige beroepen. Hij of

zij kan zorg bieden voor zowel lichaam als ziel.

Ten tweede is er vaak weinig verbinding tussen

zorgorganisaties en kerken. Hoewel veel zorg-

instellingen oorspronkelijk zijn ontstaan op initiatief

van kerken, zijn er inmiddels nog maar weinig kerken

echt actief bij zorginstellingen betrokken. De diaconaal

verpleegkundige kan ervoor zorgen dat kerken en

zorgorganisaties weer verbinding maken. Hij of zij

onderhoudt vanuit de kerk relaties met zorgorganisaties

en probeert binnen de kerk leden enthousiast te maken

voor christelijke zorg.

Een derde reden voor de figuur van de diaconaal

verpleegkundige is dat veel zorgorganisaties moeite

hebben om christenen ervan te overtuigen, voor

zorg te kiezen vanuit een christelijke visie. Als

christenen dat inderdaad steeds minder doen, houden

christelijke organisaties op te bestaan. De diaconaal

verpleegkundige kan binnen de kerken het belang van

christelijke zorg onderstrepen zodat meer kerkleden

hier bewust voor kiezen.

Simon Polinder1

‘Komt een verpleegkundige bij de kerk’Diaconaal verpleegkundige biedt kansen voor kerk en zorgorganisatie

Het introduceren van de diaconaal verpleegkundige in kerken biedt kansen om verbindingen te leggen met zorgorganisaties en meer expliciet oog te krijgen voor zingevingsvragen en sociale verbanden van de cliënt. Het zou een welkome innovatie zijn in de christelijke zorg maar introductie dient wel zorgvuldig en context-sensitief te gebeuren.

Daarbij vertalen we de vier uitgangspunten van onze

BMS op de volgende manier:

Wij geloven in “het mysterie van het leven” We hebben speciaal oog voor kinderen die kwetsbaar

zijn. Twintig kinderen van ons IKC hebben problemen

met horen en spreken. Ze krijgen bij ons passend

onderwijs in een thuisnabije omgeving, en hoeven

niet naar het speciaal onderwijs. Het mysterie van het

leven ligt voor ons ook besloten in de momenten van

stilte aan het begin van de dag waarbij aan de hand

van rituelen (kaars aansteken, kruisteken maken, een

gebedje) de kinderen zich verwonderen. Maar het

mysterie van het leven zit ook in het ontdekkend leren

van kleuters in onze groene speelplaats waar kinderen

de natuur ontdekken door met een stokje in de aarde

te graven om vervolgens in verwondering allerlei

beestjes te ontwaren.

Wij geloven in “de menselijke waardigheid”In ons schoollied staat: ’Iedereen is ergens goed in,

iedereen die heeft talent’. We proberen de talenten

van kinderen te zien ook buiten de ‘leervakken’ als

rekenen, taal en lezen. Een middel daartoe is het Vrij

Keuze Uur waarbij de kinderen kunnen kiezen uit zo’n

20 workshops, variërend van robotica tot gitaarspelen.

En natuurlijk is er altijd die opsteker voor kinderen

die tegen hun eigen verwachting in tot grote prestaties

komen!

Wij geloven in “heel de mens”Wij hanteren de pedagogiek van de hoop en willen

de kinderen perspectief bieden. We gaan uit van het

goede in de mens en leren kinderen met een positieve

blik te kijken. Onze leidraad hierbij is de leergang

De Vreedzame School en onze methode Hemel en

Aarde. Wij leren de kinderen dat elke dag een nieuw

begin kent en nieuwe kansen biedt. Elkaar vergeven

en opnieuw beginnen hoort daarbij. Daarbij ervaren

kinderen dat ze zelf een grote rol spelen in het

oplossen van conflicten. Mediatoren (leerlingen van

groep 7 en 8) helpen hun medeleerlingen hierbij. Tijdens

de schoolvieringen aan het begin van het jaar spreken

we af er samen een goed jaar van te maken, aan het

einde van het jaar bekijken we of dit ook werkelijk

gelukt is.

Wij geloven in “bonum commune”Dat geloof helpt ons om te werken aan een

rechtvaardige samenleving waarin alle kinderen

hun kans krijgen. ongeacht hun afkomst. Voor ons

is gemeenschapszin daarbij essentieel. We leren

kinderen oog te hebben voor alles wat in de

samenleving speelt en leren de kinderen hoe zij, op

microniveau, een bijdrage kunnen leveren aan de

samenleving. Voorbeelden hiervan zijn de bezoeken aan

onderkomens voor zieken en dementerenden en het

werken aan projecten tijdens de Vastenactie.

Essentieel bij het uitdragen van deze visie is een team dat

achter deze visie staat en de kinderen daadwerkelijk ‘ziet’.

Tineke Geertsma, directrice IKC Sint Michaël Harlingen

Page 15: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

28 29

wees daar goed in. Van de Beek zou zeggen: vergeet

vooral niet dit alles te doordenken vanuit de gedachte

dat de kerk zich als een bruid voor Christus mooi dient

te maken.

Een derde kanttekening bij het idee van de diaconaal

verpleegkundige is dat het meer een ‘wijkkerk’ dan

een ‘streekkerk’ lijkt te veronderstellen. Het is veel

gemakkelijker om als zorgcoördinator in het wijkteam

aanwezig te zijn en te schakelen met de lokale

zorgaanbieders, dan wanneer je zicht wilt houden op

alle gebieden waar je kerkleden vandaan komen.

In de vierde plaats geldt dat als kerken met een

diaconaal verpleegkundige gaan werken en gaten willen

opvullen die de reguliere zorg of de overheid laten

ontstaan, zij niet moeten vergeten de overheid te

blijven aanspreken op haar eigenstandige, christelijke

verantwoordelijkheid om structurele problemen aan

te pakken. Het is prima dat de kerk als de barmhartige

Samaritaan mensen opraapt die in de goot belanden,

maar als er iets structureel mis is, moet de overheid

hierop worden aangesproken.

Theologie van zorgAls kerken zich expliciet op het terrein van de zorg

gaan begeven, moeten zij in de vijfde plaats theologisch

goed beslagen ten ijs komen. Hoe zien we de mens?

Hoe zien we zorg? Hoe staan we tegenover lijden?

Tegenover (gebeds)genezing? Ik bepleit daarom een

theologie van zorg. Een mooi voorbeeld geeft Gijsbert

van den Brink in het boek Lijden en volhouden van het

Lindeboominstituut3. Ook kan Tim Keller met zijn boek

Aan Gods hand door pijn en lijden worden genoemd4. Te

denken valt ook aan Frits de Lange die vanuit zondag

1 van de Heidelberger Catechismus tot een theologie

van zorg komt5. Ik denk verder aan Ronald Westerbeek

die in het kerkelijk magazine Onderweg schreef dat er

op goede gronden in de kerk mag worden gepleit en

gebeden voor lichamelijke genezing. Kort samengevat:

“Bid tot de Heer, geef plaats aan de arts”6. Er zijn in

christelijke kring gelukkig al verschillende aanzetten

gegeven voor een ‘theologie van zorg’ maar verdere

doordenking en toerusting zijn hier gewenst. Ook om

te voorkomen dat kerken negatief in het nieuws komen

omdat er door onprofessioneel of onverantwoord

geestelijk optreden mensen beschadigd worden en

daarmee de figuur van de diaconaal verpleegkundige in

een negatief daglicht komt te staan.

Een laatste aandachtspunt. De titel diaconaal

verpleegkundige moet wel verbonden zijn aan training

en certificering. We moeten voorkomen dat de kerk

theologische uitglijders maakt die het prille vertrouwen

in de kerk als sociale partners in het publieke domein

meteen weer onderuit haalt. In de evaluatie van

het project Zorgzame Kerk van Kerk in Actie7 staat

dat een zorgzame kerk aan een aantal zaken moet

voldoen. Ik wil hiervan drie aandachtspunten uitlichten

waarin ik denk dat de kerk zich nog kan ontwikkelen.

Verrassende partners: Zijn we als kerk bereid om samen

te werken met andersoortige kerken en met niet-

religieuze partners? We zien dat sommige kerken (zoals

Hart van Vathorst) hun gebouw samen met anderen

exploiteren, terwijl er tegelijkertijd gebieden zijn waar

nog nieuwe kerken worden gebouwd die zes dagen

per week nauwelijks gebruikt worden. Inclusie: Zijn we

bereid ieder mens in te sluiten? Als kerk mogen we

verscheidenheid verwelkomen, verschillen respecteren,

iedereen mee laten doen en gelijkwaardig behandelen.

Presentie: Kunnen we zonder oordeel aanwezig zijn in

het leven van de ander? Op die manier present zijn

betekent dat je met een accepterende houding ziet wat

er bij de ander op het spel staat, gaat begrijpen wat er

in die situatie gedaan kan worden en wie jij daarin voor

de ander kunt zijn.

ZorgvuldigDe introductie van de diaconaal verpleegkundige

dient zorgvuldig te gebeuren. Net zoals in andere

landen dient men diaconaal verpleegkundigen grondig

te scholen en dient er goede supervisie en kerkelijke

inbedding te zijn. Het is ook belangrijk dat kerken

er over nadenken of de inzet van een diaconaal

verpleegkundige in hun situatie gewenst en mogelijk is.

Dit is context-afhankelijk.

Mijn voorstel is dat er komende tijd pilots worden

gehouden waarin zorgorganisaties en kerken

samen gaan oefenen met het idee van de diaconaal

verpleegkundige. Op sommige plekken kan deze nieuwe

figuur van verrassende meerwaarde blijken te zijn.

Simon Polinder MA is associate lector christelijke professie

aan de Christelijke Hogeschool Ede, mede namens Lelie

zorggroep. Hij doet onderzoek naar de christelijke identiteit

van zorginstellingen, in het bijzonder die van Lelie zorggroep.

1 Dit artikel is een bewerking van de lezing die Simon Polinder op 18 januari 2017 gehouden heeft op de conferentie ‘Komt een verpleegkundige bij de kerk’ op

Innovatie In de vierde plaats zie ik de diaconaal verpleegkundige

als een innovatie waarmee de christelijke zorgsector

zich kan onderscheiden. Arts en onderzoeker Machteld

Huber2 geeft de volgende definitie van gezondheid:

‘het vermogen om je aan te passen en je eigen regie

te voeren in het licht van de sociale, fysieke en

emotionele uitdagingen van het leven’. Zij onderscheidt

zes dimensies, hier bewust in een wat andere volgorde

weergegeven:

1) Spirituele dimensie

2) Sociaal-maatschappelijke participatie

3) Kwaliteit van leven

4) Mentale functies en mentale beleving

5) Dagelijks functioneren

6) Lichaamsfuncties

Hoewel alle zes functies belangrijk zijn, zal de diaconaal

verpleegkundige er voor kunnen zorgen dat in de zorg

integraal en expliciet aandacht is voor met name de

eerste twee dimensies. Zo kan actieve inbreng van

zingeving worden bevorderd maar kunnen ook sociaal-

maatschappelijke verbanden van de cliënten betrokken

worden bij het zorgproces. Dit zijn bij uitstek zaken die

aansluiten bij een christelijke visie op de mens.

Wat betreft de spirituele dimensie: de mens is niet

alleen een materieel wezen die uit is op zo direct

mogelijke behoeftebevrediging maar een zingevend

wezen die reflecteert op de zin der dingen; ook op

de zin van het eigen bestaan, zeker waar die sociaal,

fysiek en emotioneel wordt bedreigd. Daarbij komt dat

vanuit een christelijke levensvisie het lichamelijke en

het geestelijke aspect van het menszijn als een geheel

worden gezien. Vanuit een christelijke holistische visie

op de mens is het onmogelijk om het één te reduceren

tot het ander. Zowel de lichamelijke als de geestelijke

behoeften van de mens verdienen zorg. Kortom,

aandacht voor de gehele mens en met name zijn

zingevingsvragen zijn inherent aan een christelijke visie

op zorg. Het christelijk geloof is daarnaast in staat om

zingevingsvragen inhoudelijk te adresseren.

Wat betreft de sociaal-maatschappelijke participatie:

vanuit een christelijke levensvisie geldt ook dat de

mens nooit mens op zichzelf is. Hij/zij is altijd mens in

relatie tot anderen: een familie, een vriendengroep, een

straat, een wijk, een club of een religieuze gemeenschap.

Als mensen benaderd worden als atomen en los

worden gescheurd van hun relaties en deze ook niet

betrokken worden bij de zorgvraag, dan is dat niet

alleen een verspilling van hulpbronnen maar doet het

fundamenteel onrecht aan de behoefte van de mens om

onderdeel te zijn van een (zingevende) sociale context

waarin ze van betekenis kunnen zijn en betekenis

ontvangen. Door het betrekken van de kerkelijke

gemeenschap bij het verlenen van zorg wordt er recht

gedaan aan de sociale verbanden waar zorgvragers

onderdeel van zijn en waar zij veel steun van ervaren.

De wens om te excelleren op deze twee aspecten van

Huber sluit zozeer aan bij het DNA van het christelijk

geloof dat het haast vanzelfsprekend is. Het moet

echter wel concreet worden vormgegeven.

AandachtspuntenIn de figuur van de diaconaal verpleegkundige ligt een

kans voor kerken en zorgorganisaties om actueel

present te zijn. Maar dat gaat niet zonder slag of

stoot. Daarom ook een paar kanttekeningen en

aandachtspunten.

In de eerste plaats kunnen we niet al te generaliserend

spreken over ‘de kerk’. De lezers van dit bulletin

bestrijken wellicht de breedte van de kerken in

Nederland. Het is goed om zowel breed als ook

context-sensitief te spreken. In sommige contexten

is de kerk zo druk met het overeind blijven dat een

kerkelijke zorgcoördinator (diaconaal verpleegkundige)

als teveel wordt gezien. In een andere context begint

een kerk nog maar net te ontdekken hoe ze van

betekenis kan zijn voor de omgeving en is ze bezig haar

leden mee te nemen in deze beweging. In weer andere

contexten, zoals op sommige plekken in de Biblebelt, is

de kans dat een zorgmedewerker ook christelijk is zo

groot dat een aparte coördinator een beetje vreemd

klinkt. Men verwijst al naar elkaar door en dat betreft

bijna altijd christenen.

MoetenTen tweede kan het niet de bedoeling zijn dat de

diaconaal verpleegkundige het zoveelste ‘moeten’ van

de kerk wordt. Je moet vaak al zoveel in de kerk. Je

moet missionair zijn, milieubewust, open staan voor

andere culturen, liturgisch, biologisch. Maar blijft de

kerk, zoals Andries Knevel eens verzuchtte, zo nog wel

een plaats van rust? Van het op adem komen? Je kunt

niet een groene, roze, missionaire en een kliederkerk

zijn en ook nog een zorgzame kerk. Maak keuzes en

Page 16: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

30 31

• Wat ons te doen staat is: zeggen wat Jezus gedaan

heeft en doen wat Hij zegt

• We willen minder organisatie en meer geloof

• We zijn als verantwoordelijke christenen onderweg

in geloof

• De vernieuwde gemeenschap is een netwerk van

geloofsgroepen

In gesprekken vatten we dit samen met concentreren en

samenwerken en opbouwen en vernieuwen.

Ideaal en werkelijkheidHoe werkt dit ideaal in de praktijk? De inkt is

nauwelijks droog of de pastoor, een trekker van dit plan,

is overgeplaatst en opgevolgd door een andere priester.

Voor het opbouwwerk treedt een nieuw teamlid aan.

Na een tijdje meedraaien is haar waarneming: het

beleidsplan is een papieren werkelijkheid. Het team

laat zich opslokken door de pastorale waan van de dag.

Het traditionele parochieprogramma wordt met man

en macht in de lucht gehouden. Gemeenschappen zelf

zuchten onder de last die zij dragen. Ze vragen niet om

veranderingen, maar om hulp of inzet om te kunnen

continueren wat hen dierbaar is, m.n. de liturgische

praktijk. Daarin vind je de meeste inzet van vrijwilligers.

Het vormen van regionale geloofsgroepen – een

“netwerkkerk” – is ver weg. Parochianen en vrijwilligers

hebben hun persoonlijk geloof niet zo beschikbaar dat

zij het willen en kunnen delen met anderen. Het team

kan dus de bestaande gemeenschappen en gelovigen

wel willen veranderen, maar willen zij dat zelf ook?

Deze waarnemingen zijn voor de pastor aanleiding

om in gesprek te gaan met een zelfstandig

opbouwwerker en organisatieadviseur. Dit heeft er

toe geleid dat in beide parochies het project “Vitale

Geloofsgemeenschap” is gestart.

Plan van aanpakDoel van “Vitale Geloofsgemeenschap” is om met

de gemeenschappen in gesprek te gaan. Zo ontstaat

zicht op hoe gelovigen zelf denken over de toekomst

van hun gemeenschap. Parochie breed is het project

gepresenteerd. Nadrukkelijk is gesteld dat het doel niet

is de plaatselijke geloofsgemeenschap te versterken

alsof zij nog een eigenstandige parochie is. Wat beoogd

wordt, is de geloofsgemeenschap als drager van lokale,

katholieke presentie versterken. Kernwoorden voor

die presentie zijn gebed, geloofsverdieping, pastoraat en

diaconale zorg.

In de gemeenschappen worden drie intensieve

groepsgesprekken gevoerd. In het laatste gesprek wordt

op basis van de resultaten van de eerdere gesprekken

een ontwikkelingsmodel naar de toekomst toe

aangereikt. Niet om het zomaar over te nemen, maar

als denkoefening: hoe komen we in beweging, hoe gaan

we “onderweg in geloof”. Meestal tekenen zich drie

mogelijkheden af: van doorgaan op het vertrouwde pad

tot iets radicaal anders en iets er tussenin (door ons

“doordoen plús” genoemd).

Thema’s en dilemma’sHoewel iedere gemeenschap een eigen kleur heeft,

heeft dit intensieve traject overal dezelfde thema’s en

dilemma’s opgeleverd:

- Een verlangen naar behoud van het bestaande.

Deelnemers zijn veelal vrijwilligers en kernleden

van de gemeenschap. Tegelijk erkennen zij wel dat de

huidige situatie nu of op termijn niet langer houdbaar

is. Dilemma’s zijn dan: Zijn we krachtig genoeg om een

nieuwe weg in te slaan? Hoe ziet een nieuwe weg

eruit?

Is er ruimte om géén nieuwe wegen te gaan?

- Zorg om menskracht: het bestaande programma

wordt met kunst- en vliegwerk in de lucht gehouden.

Het lukt niet om nieuwe vrijwilligers te vinden en

het lukt niet om jongeren te boeien en te binden.

Dilemma’s: Veranderen gaat over onszelf, maar willen wij

veranderen? Wat laten we los?

- Ontevredenheid over het beleid van de bisschop: de

meeste gemeenschappen!) wordt door parochianen

als ontmoedigend en belemmerend ervaren. Mensen

haken af. Omdat de bisschop ver weg is, worden

deze ontwikkelingen het pastoraal team aangerekend.

Dilemma’s: Wat doen we met de verworvenheden uit

het verleden en het beleid van de bisschop? En hoeveel

vrijheid kan het pastoraal team / de pastoor ons daarin

geven?

- Gemeenschap: elkaar kennen en gekend worden, is

erg belangrijk. Het sociale karakter van de kerk-

gemeenschap wordt door ieder vet onderstreept,

maar de gemeenschap als leerplaats voor

(persoonlijke) geloofsontwikkeling krijgt weinig

aandacht. Samenwerken met andere gemeenschappen

wordt ook matig gewaardeerd. Dilemma’s: Zijn we een

open of gesloten gemeenschap? In hoeverre is onder

ons intrinsieke belangstelling voor geloofsverdieping?

Marianne van Tricht

De Godslamp brandende houden: over begeleiding van kleine(re) geloofsgemeenschappen in dorp, wijk of buurt

Dit artikel – dat een bewerking is van de inleiding die gehouden werd op de studiedag van het WKO op 5 oktober 2017 – gaat over twee samenwerkende parochies ten zuidoosten van de stad Utrecht. Lokale vrijwilligers, bestuursleden en pastores proberen met 16 lokale geloofsgemeenschappen de toekomst tegemoet te gaan en de Godslamp brandend te houden.

SituatieDe parochies H. Suitbertus en H. Paus Johannes XXIII

zijn beide op 1 januari 2010 ontstaan uit een fusie

van lokale parochies. Vanaf 1 september 2013 is de

pastorale verantwoordelijkheid voor beide parochies

door de aartsbisschop van Utrecht toevertrouwd

aan één pastoraal team. Op dit moment bestaat het

pastoraal team van beide parochies samen uit 6,4

fte (1 priester, 1 diaken en 5 pastoraal werkers). De

beide parochiebesturen trekken regelmatig samen

op, maar een fusie tussen de beide parochies, waarop

het bisdom Utrecht koerst, is niet aan de orde. De

parochiefusies van 2010 hebben alle betrokkenen veel

energie gekost en de nodige onrust onder parochianen

teweeg gebracht. Het kost nog steeds moeite om

saamhorigheid te ontwikkelen tussen de lokale

gemeenschappen. Gezamenlijke activiteiten zoals een

jaarlijkse parochiedag worden vooral bezocht door de

gelovigen van de betreffende locatie.

De H. Paus Johannes XXIII-parochie bestaat uit 8

kernen in de Kromme Rijnstreek waarvan er 6 als dorp

te typeren zijn. Wijk bij Duurstede is vanouds het enige

stadje in deze streek, maar het dorp Houten is door

nieuwbouw de afgelopen decennia sterk gegroeid.

De parochie H. Suitbertus ligt ten zuiden van de Paus

Johannesparochie en wordt daarvan gescheiden door

de Lek. In het gebied bevinden zich, naast enkele

kleine kernen, de twee oude plattelandssteden Tiel en

Culemborg en het verstedelijkte dorp Geldermalsen.

Pastoraal beleidHet samengaan van twee pastorale teams, teruggang

in de teambezetting en de afnemende participatie in

de parochies zijn voor de pastores reden geweest

om samen een nieuw beleidsplan te schrijven. Het

beleidsplan 2015-2018, Onderweg in geloof, richt zich op

vernieuwing en opbouw van de parochies.

Dit beleidsplan vat de missie voor de parochie van de

nabije toekomst en de pastorale visie als volgt samen:

• Geloof in Jezus Christus is onze kernzaak

de hogeschool VIAA te Zwolle. De lezing is door Siebe Hendriksen, student Godsdienst Pastoraal Werk aan de Christelijke Hogeschool Ede, omgewerkt tot dit artikel.2 https://iph.nl/ geraadpleegd op 27-11-20173 Boer, Th., & Mul, D. (Reds.). (2016) Lijden en volhouden. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn.4 Keller, T. (2014). Aan Gods hand door pijn en lijden. Franeker: Van Wijnen.5 De Lange, F. (2014). The Heidelberg Catechism: Elements for a Theology of Care. Acta Theologica, 2014(suppl. 20), 156-173.

DOI: http://dx.doi.org/10.4314/actat.v20i1.11S6 Westerbeek, R. (2016). Genezing in de tussentijd van het koninkrijk. Geraadpleegd op 27-11-2017 van https://www.onderwegonline.nl/8396-genezing-in-de-tussentijd-van-het-koninkrijk7 Franken, J., & Noordegraaf, H. (2015) Zorgzame kerk. Kerk zijn in een participatiesamenleving. Geraadpleegd op 27-11-2017 van https://www.kerkinactie.nl/diakenen-zwo/zorgzame-

kerk

Page 17: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

32 33

of parochianen die afgehaakt zijn te krijgen. De vraag is

altijd: “Waarom vind je het bij ons niet (meer)?”

Zou het niet meer vruchtbaar zijn om vanuit oprechte

belangstelling mensen te vragen wat hen nu bezighoudt

in het leven: wat hun vreugde, hun zorgen, hun bronnen

zijn, dan te vertrekken vanuit de eigen problematiek?

Een dergelijke insteek kan op weinig enthousiasme

in de gemeenschappen rekenen. Men vindt het lastig

mensen deze vragen te stellen. Vooral ook omdat

het de oplossing van het concrete probleem van de

geloofsgemeenschap – de zorg om de continuïteit van

het bestaande – niet oplost.

Het vlammetje wordt zwakker. We weten niet of er

over enige tijd nog voldoende hoofden, handen en

Nadine van Hierden

Bij Gerrit en Trudy aan de keukentafel

Aan de hand van Gerrit en Trudy schets ik twee denklijnen over de toekomst van dorpskerken die ik in de Protestantse Kerk waarneem. In iedere dorpskerk kom je Gerrit en Trudy tegen. Hun verhalen zijn allebei waar.

Gerrit en TrudyGerrit is de trouwe voorzitter van een kerkenraad.

Hij werkt hard. Het is moeilijk om hem te spreken

te krijgen. Zit hij niet bij de vergadering van de

Classis, dan is hij misschien bij de Oranjevereniging of

staat hij dakgoten te legen. Gerrit is altijd bezig. Hij

doet het met liefde. Soms wordt het hem wel eens

te veel. Maar ja, wie doet het anders? Gerrit voelt

zich verweven met zijn dorp en met zijn kerk. Soms

sombert hij over de toekomst. Voorzieningen worden

minder, jongeren trekken weg en de kerk verdampt.

Hij houdt zijn hart vast: als de parttime dominee

straks naar elders vertrekt, kan er waarschijnlijk geen

nieuwe meer betaald worden. Sinds enkele jaren denkt

Gerrit met een groepje mensen uit de regio na over

meer samenwerking. Eerst informeel: wat kunnen we

samen beter dan alleen? Het jeugdwerk is al jaren

regionaal georganiseerd. Maar kunnen dominees ook

niet meer voor de regio werken? En kunnen we de

aanwezige bestuurskracht meer bundelen? Kunnen

we niet afwisselend in de ene en dan de volgende

plaats vieringen doen? Gerrit snapt dat niet iedereen

daar blij mee is. Maar het scheelt een hoop in kosten:

harten zijn om Licht te laten schijnen in onze regio.

Soms denken we dat we te laat zijn of dat de

parochie an sich niet (meer) het goede voertuig is om

geloofsvernieuwing tot stand te brengen. Toch willen we

de hoop niet opgeven. We willen waakzaam blijven dat

Gods Geest onvermoede dingen doet, ook onder en

aan ons…

Marianne van Tricht, pastoraal werkster voor beleid en

organisatie in de parochies H. Suitbertus en H. Paus

Johannes XXIII en betrokken bij het project Vitale

Geloofsgemeenschap. Tevens is zij redactielid van het WKO-

bulletin.

VervolgIn het projectteam hebben we nagedacht over een

vervolgstap. Zijn mensen echt te motiveren om in

beweging te komen? Willen zij aan de slag om het

toekomstperspectief voor hun gemeenschap verder te

ontwikkelen? Hoe kunnen wij hen hierin begeleiden?

Tijdens het vitaliteitsonderzoek tekent zich al af dat

een aantal, vooral zeer kleine, geloofsgemeenschappen

niets nieuws meer wil ondernemen. “Laten we zo lang

mogelijk de kerk openhouden en er zo lang mogelijk

liturgie vieren”. Dat wordt als het voornaamste gezien.

Maar dat betekent steeds meer afbouwen en op den

duur stoppen. Hoe lang kun je op een verantwoorde

wijze doorgaan? Waar ligt de ondergrens voor

zelfstandig voortbestaan?

Besturen, team en projectgroep hebben een puntenplan

en een vragenformulier opgesteld rond pastoraal

programma, communicatie en beheer. Aan de hand van

vragen wil men tweejaarlijks in gesprek gaan met álle

gemeenschappen. Zo ontstaat er actueel beeld over

het reilen en zeilen: wat loopt goed, wat is kwetsbaar

en wat lukt niet meer? Op welke onderdelen heeft

een geloofsgemeenschap extra ondersteuning of hulp

van het parochiebestuur en/of pastoraal team nodig?

En heel belangrijk: komt de zelfstandigheid en het

voortbestaan in gevaar?

Er zijn ook gemeenschappen die kiezen voor in

beweging komen. Naast het bestaande programma

willen zij inzetten op vernieuwing. In deze

gemeenschappen proberen we een ontwikkelgroep

samen te stellen van minimaal 12 personen. Zij moeten

bereid zijn om een jaar lang samen aan de slag te

gaan. We willen met hen niet vergaderen, maar elkaar

ontmoeten in geloof. Waar vinden we mensen die

niet met huid en haar verbonden zijn aan het huidige

programma? Of zijn zij bereid om echt iets los te laten?

We hebben ook gezocht naar bouwstenen voor

een gezamenlijk vormingsprogramma. Er is weinig

voorhanden. In onze zoektocht kwamen we uit bij de

“leren pionieren”-aanpak van de Protestantse Kerk in

Nederland. Maar kunnen we met zo’n programma aan

de slag? Is dat niet te ambitieus? Lukt het om te komen

tot een andere/nieuwe mind-set? Er blijkt in deze

gemeenschappen behoefte aan een soort “staalkaart”

van mogelijke ontwikkelideeën. “Geef ons een lijstje

en het format voor een huiskamergroep, inloophuis,

bijbelse maaltijd, etc. en dan kiezen we wel wat ons

aanspreekt”, was de teneur.

De meeste gemeenschappen opteren voor een route

die we “doordoen plús” noemen. Zij willen vanuit

het bestaande programma één of enkele bescheiden

nieuwe initiatieven starten om een nieuwe toekomst te

verkennen. Of er menskracht is die nieuwe initiatieven

kunnen uitvoeren, is vaak nog onduidelijk. Ook hier

vraagt men om een staalkaart met ideeën.

Als projectgroep twijfelen we of dit soelaas biedt voor

een vitale toekomst van de lokale geloofsgemeenschap.

Het is niet zo dat er nog nooit iets nieuws geprobeerd

is… en er gebeurt genoeg aan activiteiten en

initiatieven maar we bereiken er geen mensen mee

buiten de bekende kring.

Welke route gemeenschappen ook kiezen, onze insteek

is dat we moeten aansluiten bij waar zij zijn. Een andere

aanpak zal niet werken.

Tot besluitHoe houden we de Godslamp brandende in de

parochies en in hun kleine kernen? Het uitgangspunt

van ons project “Vitaliteit” is geweest om parochianen

gevoelig te maken en in beweging te krijgen voor het

versterken van lokale katholieke presentie die minimaal

geformuleerd bestaat uit gebed, geloofsverdieping en

omzien naar mensen in nood en elkaar. Onze ervaring

tot nu toe is dat het moeizaam gaat. Er is wel besef van

urgentie gevoeld, maar heel snel is er toch de reflex

“doordoen en zo lang mogelijk houden wat je hebt”.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die reflex ook de

pastores niet vreemd is. Wij zijn net zo gehecht aan het

traditionele programma. We komen moeizaam écht in

beweging omdat het moeilijk is te aanvaarden dat wat

ons dierbaar is nog weinig aftrek vindt. Ook omdat

we ons onthand voelen en weinig toegerust om een

antwoord te vinden en te geven op de uitdagingen van

onze tijd.

Wat de projectgroep het meeste opvalt, is hoe moeilijk

het voor gemeenschappen (én pastores) is de draai

naar de samenleving te maken. We zijn zó naar binnen

gericht. In het zoeken naar nieuwe initiatieven proberen

enkele gemeenschappen contact met randkerkelijken

Page 18: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

34 35

inspirerende, versterkende meerwaarde te laten

hebben voor de lokale gemeente.

2. Kerk zijn met het dorp: een perspectiefwisseling.

Voor deze wisseling is ruimte en léf nodig om tijd en

energie anders in te zetten. De neiging om in de

drukte van het dagelijkse kerkelijk leven te blijven

hangen, moet doorbroken worden. Ook om ánders

naar de situatie te leren kijken. Dat is een spannend,

soms moeizaam, maar tegelijk een heilzaam proces.

Een viertal voorbeelden van perspectiefwisseling:

a. Verdeel niet de taart (van inzet, tijd) op basis van

schaarste, maar kijk naar de verschillende modes

of belonging. Mensen kunnen zich verbonden voelen

met de kerkgemeenschap of met de plaats van het

kerkgebouw of met activiteiten of met incidentele

evenementen. In de organisatie van het kerkelijk

leven, maar óók in de relevantie van de kerk in /

met / voor het dorp kun je véél meer gebruik

hiervan maken. Denk aan een kleine kern van

ambtsdragers, die er plezier in heeft om visie te

ontwikkelen. Of aan groepen van kerk- en

dorpsgenoten die als min of meer zelfstandige

groepen functioneren om een oogstfeest te

organiseren of lobbyen voor het behoud van de

belbus. Vergroot dus de taart en verdeel deze dan.

b. Kies niet voor óf regionale samenwerking óf

gerichtheid op het dorp. Doe allebei. De vragen

van het dorp (over leefbaarheid, vluchtelingen,

verdwijnen van voorzieningen) zijn vragen die de

overheid niet per kern, maar per gemeente of

zelfs per regio bespreekt. Bij de burgerlijke gemeente

(vaak een uitgestrekt gebied) is de kerk een goede

gesprekspartner als ze met één mond spreekt. Het

is nodig om elkaar als dorpskerken in de regio te

kennen, om van betekenis te kunnen zijn voor de

eigen dorpscontext.

c. Het is onzin dat niemand meer op de boodschap van

de kerk zit te wachten. De behoefte aan geloof, hoop

en liefde is in deze tijd groter dan ooit. Ook in een

dorp. Het gevaar is, juist in een dorpskerk, dat we een

vorm koesteren uit het verleden en druk zijn

met het in stand houden van ons erfgoed. Ergens

onderweg zijn we het vertrouwen kwijtgeraakt dat

God een missie heeft. We raken bezorgd, we

verliezen hoop, we vragen ons vertwijfeld af

waartoe we er (nog!) zijn, we voelen ons klein en

marginaal en we gaan ons ook daar naar gedragen

met terugtrekkende bewegingen. Maar wat nu, als we

ons vertrekpunt verleggen? Als we in onze

gesprekken aansluiten bij wat er aan (on)

uitgesproken zorgen, nood, angst, eenzaamheid,

kansen, vragen leeft in ons dorp? Samen met de

dorpsraad, de LTO, maar ook met de kapper en

de school samenwerken aan vragen die te maken

hebben met leefbaarheid. In zo’n samenwerking met

dorpspartners heeft de kerk écht iets anders, iets

eigens te bieden. Daaraan is behoefte. Kerk zijn mét

het dorp is leven met het dorp en ontdekken hoe en

wat het evangelie hier en nu voor doorgewinterde

kerkgangers en zelfverklaarde atheïsten zou kunnen

betekenen.

d. Wat is kerk? Voor veel mensen is dat de kerkdienst

op zondag. Maar wat gebeurt er tijdens de

maandelijkse concerten in het kerkgebouw waar

Bachcantates worden gezongen? En de maandsluiting

op de school? Kijk anders: waar zie je ‘kerk’ in het

dagelijks leven?

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat die

perspectiefwisseling niet uitgaat van ‘overleven’ (of

samenwerken om te overleven) van de kerkelijke

organisatie, maar van delen. Zorg, verlangen en angst

delen. Maar van daaruit óók geloof, hoop en liefde

delen. Samen het leven delen.

Begeleiding in deze contextHoe en waarmee zouden Gerrit en Trudy nu geholpen

zijn? Dat moeten we natuurlijk aan hen zelf vragen,

voordat we als landelijke kerk aan de slag gaan met

oplossingen.

Mijns inziens hebben we in deze context mensen

nodig die weerstand durven te bieden tegen de

dominante denktrant dat minder ook slechter is. We

hebben mensen die weigeren zich neer te leggen bij

doemdenkscenario’s. We hebben mensen nodig die

geloven in delen en hun geloof ook durven te delen.

Dat gebeurt bij Gerrit en Trudy aan de keukentafel.

Daar, waar er aandacht en tijd is voor zorgen,

teleurstelling, frustraties en gelatenheid. Maar óók met

het verlangen, het aanwijzen van wat is en wat komt.

Dit artikel is ontstaan naar aanleiding van de inleiding die

gehouden is op de WKO-studiedag van 5 oktober 2017.

Nadine van Hierden werkt voor afdeling Ondersteuning

Gemeenten bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse

Kerk.

verwarming, organist en dominee. En een meer gevulde

kerk zingt lekkerder. Voor Gerrit is de tijd rijp voor

een volgende fase: een regiogemeente worden. Zo lang

mogelijk kerk in het eigen dorp, maar als dat niet langer

gaat… Liever een regiokerk dan geen kerk.

Trudy kom je overal tegen. Bij de minisuper, bij de

dorpsschool als ze haar kleinkinderen ophaalt, in

het verzorgingstehuis in het dorp verderop, in het

ziekenhuis in de stad. Ze zit in de dorpsraad, ze is

vrijwilliger bij de weeksluitingen in het verzorgingshuis,

ze doet iets voor de vluchtelingen in het AZC. Waar je

haar zelden tegenkomt, is op zondagmorgen in de kerk.

Trudy is het sociale cement van het dorp. Trudy is altijd

in gesprek. Maar als je haar vraagt naar de kerk, dan

heeft ze niet zoveel woorden. Wat ze gelooft? Dat zie

je in wat ze doet. Hoe ze kijkt naar de kerk? Dat merk

je aan haar inzet. Trudy brengt de fruitbakjes niet alleen

naar de kerkleden. Ze zou niet eens weten wie er ‘van

de kerk’ is en wie niet. Met grote plannenmakerij heeft

Trudy niet zo veel. Wat je moet doen, is nú investeren

in relaties. Dus overlegt ze met de directeur van de

basisschool over het kinderkerstfeest, breit ze samen

met de dameskrans een deken van verbinding, brengt

ze Joop naar zijn vrouw in het ziekenhuis en zorgt

ze ervoor dat de lokale kunstenaar kan exposeren

in de kerk. Hoe lang er nog kerk is? Dat is toch geen

vraag? De kerk is er en blijft er, zolang je werkt aan

verbindingen tussen mensen. Daar wordt ook God

zichtbaar…

ParadoxenHet Protestants denken over kerk en dorp is

paradoxaal. Ik noem vier schijnbare tegenstellingen:

1. Enerzijds zien we beheersers. Mensen die vanuit

een groot verantwoordelijkheidsgevoel de schaarste

zoveel mogelijk proberen te beperken en die

schaarste bovendien zo eerlijk mogelijk willen

verdelen.

2. Anderzijds zien we gunners. Mensen die ook vanuit

groot verantwoordelijkheidsgevoel willen

investeren, door de taart te vergroten. Er wordt

gepleit voor schaalvergroting en samenwerking

van kerken in de regio (samenvoegen is

effectiever, maakt een grotere groep). Maar er

zijn ook mensen die zich hiertegen afzetten en

zich focussen op presentie in het dorp: niet regionaal,

maar lokaal.

3.Er is een groep die zich met volle inzet geeft voor de

organisatie van de kerk, maar teleurgesteld is geraakt.

De neergang van het platteland en van de kerk is

hen onder de huid gekropen. Er is een groep die

zich volop inzet vanuit een diepe blijmoedigheid en een

roepingsbesef om de kerk van waarde te laten zijn en

het vuurtje op deze plaats brandend willen houden.

Ze verbinden het Evangelie aan het alledaagse

dorpsleven.

4. De één denkt: ‘Hoe lang houden we het nog vol’.

De reikwijdte van zijn perspectief wordt begrensd

door zijn definitie van wat kerk is. De ander denkt:

‘Wat kunnen we allemaal’: haar opvatting van kerk is

ruim en in beweging.

Enkele reflecties1. Dé dorpskerk bestaat net zo min als hét dorp.

Lang is er vooral in uniforme ‘oplossingen’ gedacht.

Maar iedere dorpskerk is weer anders. Dat is

ook je identiteit: je bent anders dan de dorpskerk

verderop! Die veelvormige praktijk wordt nauwelijks

zichtbaar in kerkelijk beleid. Het voortbestaan van

kleine dorpskerken is vaak afhankelijk gemaakt van

samenwerking. Tot ver in de jaren ‘80 heeft de

landelijke kerk de vorming van streekgemeentes

gestimuleerd. Uitgestrekte conglomeraties van

dorpen die met elkaar één kerkbestuur vormen,

iedere zondag een andere dorpskerk aandoen en met

elkaar proberen in leven te blijven. Regionalisering en

schaalvergroting.

Ongeveer 10 jaar geleden is deze visie op

samenwerking gekanteld. Samenwerking is en blijft

noodzakelijk en wenselijk, maar de insteek heeft

een inhoudelijk accent gekregen. De Protestantse

Kerk heeft geprobeerd dorpskerken voor wie het

water nog níet aan de lippen staat, te stimuleren

nu al goede contacten op te bouwen met de buren

om een organische vorm van regionale samenwerking

te laten ontstaan. Zelfstandig waar het kan, samen

waar het niet meer kan. Zo lang mogelijk kerk zijn

in het eigen dorp. Het gebouw openhouden, want dat

is een belangrijke schakel voor de zichtbaarheid van

de kerk in het dorp.

Toch lukt het slechts in enkele gevallen, ook nog

actieve begeleiding, om samenwerking een

Page 19: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

36 37

Jan de Geus

Frits de Lange heeft Heilige Onrust geschreven voor kerkverlaters en seculiere zoekers. Zij leven in het besef van iets groters en sterkers dan zijzelf, maar kunnen dat moeilijk onder woorden brengen. De Lange gaat op zoek naar de kern van de joods-christelijke traditie en actualiseert haar door zich te identificeren met hedendaagse pelgrims.

Heilige Onrust, een pelgrimage naar het hart van religie

Boekbespreking

Pelgrimage is voor Frits de Lange de metafoor voor

het leven van de mens die de ervaring kent van “echter,

waarachtiger leven en daarom de ene voet voor de

ander zet.” Al op de eerste pagina heeft hij het over

mensen “die leven in het besef dat er iets groters en

sterkers is dan zijzelf.”

En even verder heeft hij het over “een werkelijkheid die

ons overstijgt, omringt, draagt en aanspreekt.” Tientallen

keren kom je in dit boek omschrijvingen tegen van deze

ervaring. Zo vaak, dat je haast wel moet denken dat het

een ervaring is die eigenlijk iedereen wel op de een of

andere manier kent.

Ik citeer nog één zo’n omschrijving: “de ervaring

dat jij bent opgenomen in iets dat ontzagwekkender,

mooier en beter is dan jijzelf.” Hier wordt er nog aan

toegevoegd dat deze ervaring “niet expliciet met God in

verband wordt gebracht.”

De wijze waarop zo vaak over deze ervaring gesproken

wordt, maakt op mij de indruk dat het bij Frits de

Lange gaat om iets wat uiteindelijk geen mens helemaal

vreemd is; iets wat je misschien wel een wezenstrek van

mens-zijn zou kunnen noemen.

Deze ervaring met als gevolg “de ene voet voor de

andere zetten” noemt Frits de Lange zijn “minimal

theology”. Een theologie waarin het niet meer gaat om

allerlei geloofswaarheden maar om dat in beweging

komen. Die “minimal theology” moet u, als ik de

schrijver goed begrijp, vooral zien als de essentie waar

het in geloven om gaat. Al het overbodige is zo van het

geloofsgebouw “afgestript”, dit houdt je dan over.

De pelgrim is de metafoor voor de zoekende mens op

zoek naar zichzelf, naar een echter mooier leven, naar

dat wat nauwelijks onder woorden te brengen valt.

Het is de mens wiens leven niet te typeren valt als een

project – zo heb je het leven niet in de greep – maar

eerder als een traject, als een voortdurend onder weg

zijn.

In zijn boek, dus van achter zijn schrijftafel, loopt Frits

de Lange met heel wat pelgrims op. Soms is het een

feest van herkenning voor hem, maar soms ook ontdekt

hij dat zijn metgezel zo helder weet wat zijn doel is,

dat hij zich niet meer in hem herkent. Voor hem, een

moderne pelgrim, is het doel eigenlijk uit het zicht

verloren. Het doel ligt in het onderweg zijn.

De moderne pelgrim, de mens die in beweging is

gebracht door “iets of iemand die hem roept,” herkent

Frits de Lange vooral in Abraham de vader van alle

monotheïstische godsdiensten en dus zelfs van vóór

deze religies.

De centrale intuïtie van het jodendom is niet het leven

met de blik naar boven, maar met de blik naar voren;

gericht op een “ander, beter, rechtvaardiger, grootser

Kort binnen…Mijn naam is Lianda Elberse. Sinds juni van vorig jaar

verzorg ik het secretariaat c.q. de administratie voor het

WKO. Ik ben geboren in 1970 en woon in Nieuwegein.

Na het behalen van mijn diploma afdelingssecretaresse

aan instituut Schoevers heb ik diverse banen gehad

waarin ik werkzaam was als typiste, secretarieel

medewerkster c.q. administratief medewerkster. In 1997

ben ik gaan werken als afdelingssecretaresse bij een

installatiebedrijf. Hier heb ik 15 jaar gewerkt en had ik

het erg naar mijn zin. Helaas had de crisis in 2008 ook

invloed op de bouwbedrijven, en uiteindelijk ook op de

installatiebedrijven. Dat had tot gevolg dat ik in 2012

mijn ontslag kreeg. Gelukkig kreeg ik al snel een baan

als administratief medewerkster bij een Amerikaans

bedrijf dat sportkleding en -schoenen verkoopt. Hoewel

ik blij was dat ik weer zo snel aan de slag kon, begon

de Amerikaanse mentaliteit van het bedrijf me steeds

meer tegen te staan. In 2014 kwam ik bij een lezing

in contact met een vrouw die schrijftolk voor doven

en slechthorenden is. Ik vond het heel erg interessant

en ben me hier in gaan verdiepen. In 2015 heb ik de

beslissing genomen om mijn baan op te zeggen en

aan de hbo-opleiding voor schrijftolk te beginnen. De

opleiding was erg leuk en interessant, maar tegelijkertijd

ook pittig. Helaas heb ik mijn propedeuse net niet

gehaald, waardoor ik moest stoppen met de opleiding.

In januari 2017 kwam ik, via mijn zus, te werken bij een

kinderkledingbedrijf. Daar verzorgen mijn collega en ik

de logistiek en de administratie. Deze baan was helaas

maar voor 1,5 dag per week, ik bleef dus solliciteren

voor de overige uren. In augustus ben ik benaderd door

een oud-collega van mij met wie ik 25 jaar geleden bij

een accountantskantoor heb gewerkt. Hij is een aantal

jaar geleden voor zichzelf begonnen en was op zoek

naar een secretaresse. Hier ben ik per 1 september

begonnen voor 3,5 dag per week.

Vrijwilligerswerk in de kerkIk heb 19 jaar gezongen bij een koor in de r.k.-kerk in

Nieuwegein. Zingen doe ik nog steeds, maar nu iets

kleinschaliger. Ik zing nu in een koor tijdens vieringen

voor mensen met een verstandelijke beperking.

Ook zing ik eens per jaar op Kerstavond bij een

gelegenheidskoor. Daarnaast ben ik een aantal jaar

actief betrokken geweest bij het jongerenwerk in

onze parochie. Vijf jaar geleden heb ik me aangesloten

bij een werkgroep die Taizé-vieringen organiseert in

Nieuwegein. Dit geeft me veel inspiratie en energie.

LourdesTwintig jaar geleden ben ik besmet geraakt met

het ‘Lourdes-virus’. Een oud-collega was actief als

vrijwilliger in Lourdes en vond dat het ook wel iets

voor mij was. In eerste instantie was ik nogal sceptisch,

maar uiteindelijk heb ik me toch laten overhalen. Al

vanaf het eerste begin voelde ik me er thuis en in mei

van dit jaar hoop ik voor de twaalfde keer te gaan.

In Lourdes kan ik weer even opladen en heb ik heel

erg het gevoel dat ik mag zijn wie ik ben. Ook heb

ik in Lourdes geleerd om te relativeren. Ik heb er

veel mensen ontmoet met een (zware) lichamelijke

beperking. En ik heb veel respect gekregen voor de

manier waarop zij hier mee omgaan en hoe zij in het

leven staan. Dan vallen mijn ‘probleempjes van alle dag’

totaal in het niet.

Hobby’sIn mijn vrije tijd houd ik erg van lezen. Ik lees graag

romans en waargebeurde verhalen. Ook luister ik veel

naar muziek. Een andere hobby is handwerken, met

name borduren. Naast mijn werk en vrijwilligerswerk

probeer ik ook een paar keer per week naar de

sportschool te gaan en zwem ik minimaal 1 maal per

week.

TenslotteIn juni 2017 attendeerde een van onze pastoraal

werkers mij op de vacature bij het WKO. Ik hoop door

de ondersteuning in het secretariaat, administratie

en redactiesecretariaat van betekenis te zijn voor

het WKO. Mail gerust. Ik probeer iedereen zo goed

mogelijk van dienst te zijn.

Page 20: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

38 39

Studiedag 8 maart 2018Kerk en dorp: leefbaar en herkenbaar

Op donderdag 8 maart vindt in Utrecht een werk- en studiebijeenkomst plaats over het begeleiden en stimuleren van een ander perspectief op de relatie tussen kerk en dorp.

Als het gaat om de toekomst van dorpskerken en

parochiekernen zien we steeds vaker een boeiende

perspectiefwisseling: minder focus op krampachtig

overleven, meer op ontspannen delen van het

(dagelijks) leven. Deze gemeenschappen spelen in op

waarden die de sterke verbondenheid tussen geloofs-

en leefgemeenschappen op het platteland typeren:

saamhorigheid, nabijheid en strijdvaardigheid. Rond

het uitgangspunt ‘de kerk is van ons allemaal’ ontstaat

energie, creativiteit en vernieuwing. Dat zorgt voor

vitale geloofsgemeenschappen. Het kerkgebouw als

beeldbepalend middelpunt van de dorpsgemeenschap

biedt kansen om deze perspectiefwisseling te

verstevigen.

Misschien is die perspectiefwisseling in uw context

- ongemerkt - ook gaande. Hoe herkent u deze

kanteling? En hoe begeleidt en stimuleert u die,

juist ook in situaties waar krimp en kramp de

perspectiefwisseling lijken te blokkeren? Tijdens een

studie- en werkbijeenkomst van het oecumenisch

Werkverband voor Kerkelijk Opbouwwerk (WKO) en

de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk willen

we dit onderzoeken.

Programma bijeenkomstDe bijeenkomst is bedoeld voor pastores,

predikanten, begeleiders en onderzoekers uit diverse

denominaties met verantwoordelijkheid voor kerk- of

gemeenteopbouw in dorpskerken en parochiekernen.

We delen kennis, ervaring en inspiratie met elkaar

via een bespreking van een casus. Daarnaast legt

Jacobine Gelderloos verbindingen tussen de

uitkomsten van het gesprek en de bevindingen van haar

promotieonderzoek aan de Protestants Theologische

Universiteit, waarvan de resultaten in 2018 worden

gepubliceerd. Dagvoorzitters zijn Nadine van Hierden

(Protestantse Kerk) en Bernard Höfte (WKO). Ter

voorbereiding wordt de betreffende casus toegezonden

en wordt gevraagd het themanummer te lezen van een

recent WKO-Bulletin (oktober 2017) over ‘Vitaliteit van

kerk en dorp’.

Het programma begint om 12.30 uur met inloop en een

broodje. Vanaf 13.00 uur welkom/opening; toelichting;

casusbespreking in tweetallen en in kleine groepen;

plenaire uitwisseling en uitkomsten promotieonderzoek.

Afsluiting en vertrek om 17.00 uur.

Praktische informatieDatum: 8 maart 2018, Van 12.30 tot 17.00 uur.

Locatie: landelijk dienstencentrum Protestantse Kerk,

Joseph Haydnlaan 2A, 3533 AE Utrecht.

Deelname gratis voor WKO-leden en studenten; anders

€ 15 (incl.lunch en bulletin per mail).

Aanmelding per mail via:

[email protected] o.v.v. naam, adres en functie.

leven,” hoe vaag dat ook mag zijn.

Prachtig schrijft Frits de Lange over JHWH die

“ontsnapt aan elke greep die er alleen is door te komen,

als een nog niet ingeloste belofte.” Deze ongrijpbare

God wordt ervaren door de profeten en krijgt bij hen

hoe langer hoe meer een ethische spits. Deze God

trekt de mens naar voren en is de bron van de heilige

onrust. Frits de Lange beschrijft hoe deze God zo

ongeveer de tegenovergestelde is van de God van de

Griekse filosofen, de grondleggers van de westerse

religie, waar, naar een woord van Herschel, de heilige

onrust onder narcose is gebracht.

Er is nog veel meer moois over dit boek te vertellen.

Zo word je ingeleid in het denken van de filosoof

Derrida; voor Frits de Lange staat hij in de traditie van

de profeten met hun passie voor een betere toekomst.

En zo beschrijft Frits de Lange op indrukwekkende

wijze hoe moe we geworden zijn van het project-

management van onszelf, waarin we eindeloos bezig zijn

iets van onszelf te maken.

Ik besluit met een enkele min of meer persoonlijke

opmerking.

Dit boek deed me verschillende keren denken aan

een enkele publicatie van de kortgeleden overleden

prof. H.M. Kuitert. Ik denk dan aan die publicaties

waarin Kuitert op zoek was naar wat hij noemde “het

antropologisch vloertje” voor de religie. Ik schreef het

al in het begin van deze bespreking dat ik dit boek van

Frits de Lange soms ook ervaar als een zoektocht naar

wat wezenlijk is voor mens-zijn. Hij komt uit bij die zo

vaak beschreven ervaring die een mens in beweging

zet. Daar ergens is de geboortegrond voor de religie

te vinden, denk ik dan. Kuitert vond die indertijd bij het

basisvertrouwen als voorwaarde om in te grijpen in de

bestaande wereld en zo die wereld tot jouw wereld

te maken. ”Zonder geloof vaart niemand wel” noemde

hij een van zijn boeken. Ik zou beide schrijvers als het

ware een tijdje met elkaar willen laten optrekken,

pelgrimeren en luisteren naar wat zij elkaar onderweg

te vertellen hebben.

Pelgrimeren zoals Frits de Lange dat in dit boek

beschrijft, doe je een leven lang. Ik hoop op meer

boeken van hem waarin hij ons verder helpt op onze

eigen pelgrimstocht.

Frits de Lange, Heilige Onrust; een pelgrimage naar het

hart van religie, 2017, Ten Have, Utrecht, 172 pag., ISBN:

978 90 259 0554 5, € 17,99

Jan de Geus is theoloog te Vlaardingen

foto: Margreet Kolbe

Page 21: WKO Bulletin - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2019/02/2018-01-compresse… · Augustinus is de grote theoloog bij wie hij aansluit; op knappe wijze zijn daarbij diverse

40

WKO-Bulletin verschijnt in: januari

mei

oktober

Kopijdata: 1 december

1 april

1 september

Redactieleden: Nico Belo

Lydia Roosendaal

Marianne van Tricht

Nelleke ten Wolde

WKO-lidmaatschap: € 90,- per jaar

Studentenlidmaatschap: € 25,- per jaar

Los abonnement: binnenland: € 27,- per jaar

buitenland € 35,- per jaar

Los nummer; € 9,- incl. porto

Secretariaat/redactie: [email protected]

Website: www.wvko.nl

WKOWerkverband Kerkelijk Opbouwwer

k

Colofon