‘Wilde Typografen’ Mario R.E. Pasetto
description
Transcript of ‘Wilde Typografen’ Mario R.E. Pasetto
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
Mario R.E. Pasetto
Etten-Leur, januari 2003
Eindexamenscriptie
Hogeschool Brabant
Faculteit Kunst- en Vormgevingsonderwijs
Studierichting Grafisch Ontwerpen
Academie St.Joost
Beukenlaan 1
Postbus 90.116
4800 RA Breda
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
Voorwoord
Deze scriptie is mede tot stand gekomen door mijn interesse
in graffiti, en de nieuwsgierigheid over de ontwikkelingen
hiervan.
Mijn dank gaat onder meer uit naar Hugues Boekraad die mij
heeft begeleid in het begin van mijn onderzoek.
Verder wil ik Froukje Hoekstra bedanken, waar ik een aantal
gesprekken mee heb gehouden. Zij heeft mij dichter bij de
graffiti-spuiters van de jaren ‘70 en ‘80 gebracht. Dit heeft
een diepe indruk gemaakt op mijn graffiti-bestaan.
Ook wil ik de jongens uit Eindhoven (J&M) bedanken die mij
dieper in de kern van de graffiti-scene hebben gebracht.
Onder anderen Froukje Hoekstra en de jongens uit Eind-
hoven, hebben mij geholpen met de aanvullende informatie.
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
Inhoud
Voorwoord7 Inleiding
9 1 Probleemanalyse onderzoek9 1.1 Aanleiding onderzoek
11 1.2 Plan van aanpak
13 2 Geschiedenis van graffiti13 2.1 Graffiti een aantal eeuwen terug
13 2.2 Killroy
14 2.3 Dolle Mina
15 3 Betekenis15 3.1 Graffiti
16 3.2 Legaal en illegaal
17 4 Graffiti in Amerika17 4.1 Invloed op de subcultuur
18 4.2 Subcultuur vanuit de Verenigde Staten
18 4.2.1 Territorium
19 4.2.2 Ontwikkeling van tags en pieces
23 4.2.3 Stijlen
27 4.2.4 Ontstaan van crews
29 4.2.5 Maatschappelijke kijk
30 4.3 Graffiti en de hiphop-cultuur
31 4.4 Van Subway naar galerie
31 4.4.1 Het collectief
32 4.4.2 Kritiek
33 4.4.3 Fashion Moda
34 4.4.4 Keith Haring
36 4.4.5 Kings als graffitikunstenaars
43 5 Graffiti in Nederland43 5.1 Graffiti, graffiteurs en schrijvers
44 5.1.1 Regels
44 5.1.2 Toys
44 5.1.3 Legaal en illegaal
47 5.1.4 Materiaalgebruik
47 5.2 Graffiti in de brede zin van het woord
48 5.2.1 Wildplakken
49 5.3 Millieu
50 5.3.1 Stereotype
51 5.4 Opkomst in Nederland
51 5.4.1 Inspiratiebron
53 5.4.2 Controle en risico’s
54 5.4.3 Taalgebruik
55 5.4.4 Beweegredenen
57 5.4.5 Boodschap
58 5.5 Graffiti hoort bij een stad
59 5.5.1 Steden onderling
59 5.5.2 Stijlen
64 5.6 Maatschappelijke kijk
64 5.6.1 Politieke beleidsvoering
65 5.6.2 Bedrijven en instanties
66 5.6.3 Critici
67 5.7 Graffiti als modebeeld
67 5.8 Toekomstbeeld
68 5.8.1 Aanpak en voortbestaan
‘Wilde Typografen’
71 6 Conclusies71 6.1 Betekenis en ontstaan van graffiti
71 6.2 Ontwikkeling in Amerika
71 6.3 Legale en illegale graffiti
72 6.4 Graffiti individueel en groepsverband
72 6.5 Maatschappelijke kijk
73 6.6 Levensstijl
73 6.7 Is graffiti ‘kunst’?
74 6.8 Ontwikkeling in Nederland
74 6.9 Beweegredenen wildspuiten
75 6.10 Controle op wildspuiters
76 6.11 Bepaalde boodschap
77 6.12 Toekomstmogelijkheden
79 7 Aanbevelingen
Bronvermelding
‘Wilde Typografen’
Inleiding
Vandaag de dag zie je overal graffiti om je heen.
Elektriciteitskastjes, woonhuizen, tunnels ontkomen niet aan
de spuitbus. Er zijn mensen die dit zien als verfraaiing van de
stad. Maar de meeste mensen zien graffiti als bekladding van
muren, en dus een bron van ergernis en een grote schade-
post.
Ik hoor niet bij deze massa, maar ben een voorstander van
deze stroming. De meeste mensen weten weinig van de
beweegredenen van graffiteurs af. Daarnaast is er weinig
voorkennis over de politieke en culturele positie van graffiti
in de maatschappij. Om deze informatie te achterhalen wil ik
de ontwikkeling gaan onderzoeken tussen twee tijdsperi-
odes. Als eerste het moment dat er sprake was van graffiti
tot en met het moment dat de Subway-art (1980) als kunst
werd gezien. Ten tweede vanaf het moment (1980) dat de
graffiti overwaaide naar Europa tot aan nu (2002). Als laatste
wil ik gaan kijken naar de toekomstperspectieven van graffiti.
Met als uiteindelijk doel aanbevelingen te geven aan de re-
gionale, provinciale en/of landelijke overheid omtrent ‘het
wild spuiten’.
‘Wilde Typografen’ 7
8 ‘Wilde Typografen’
1 Probleemanalyse onderzoek
Hieronder volgt de aanleiding, probleemstelling, doelstelling
en de onderzoeksvragen van het uitgevoerde onderzoek.
1.1 Aanleiding onderzoek
De aanleiding voor dit onderzoek ‘Wilde Typografen’, zoals
ik het al aangaf in de titel, ookwel in de volksmond ‘graffiti-
spuiters’ genoemd is al heel vroeg begonnen. Al in mijn
jonge jaren, om precies te zijn op mijn twaalfde jaar, zo’n
15 jaar terug begon het al bij een saaie les engels op de tech-
nische school in Etten-Leur. Een jongen, later mijn graffiti-
maat die naast mij zat in die les, begon al letters te tekenen.
Dit waren geen teksten over voetbalploegen maar namen
zoals ‘Spider’, op een hele primitieve manier. Ik vroeg aan
hem wat dat betekende en hij zei: “Dit is mijn tag.” Verder
wist ik er niks vanaf, of wie dat allemaal nog meer deden,
en wat een tag was al helemaal niet. Het was wel stoer en
ik wilde wel weten wat daar allemaal achter zat en wie dat
allemaal nog meer deden.
Van kleins af aan was ik altijd al creatief bezig met tekenen,
dus waarom niet met het tekenen van letters. Mijn interesse
in het taggen van namen en later in het ontwerpen van ‘graf-
fiti-letters’, begon toe te nemen met de jaren die verstreken.
We creëerden na een jaar al met z’n tweeën onze eigen crew
(groep graffiti-spuiters), met wel een heel toepasselijke naam
de ‘Rap-Cats’. Dit omdat we toen al veel naar Hip-Hop luister-
den. We creëerden teksten zoals: ‘Hip-Hop, the Rap-Cats ne-
ver stop’, en spoten dit dan op de muren in onze buurt. In de
jaren die volgden, veranderde onze crewnamen en kwamen
er ook meerdere mensen bij. Verder als Breda kwamen we
niet, waar wel al de hardcore-spuiters van Brabant zaten. We
kregen met de jaren toch wel wat inspiratie mee, van de jon-
gens die in Breda actief waren.
Na een periode van ongeveer zeven jaar illegaal te spuiten
kwam er een ommekeer in mijn leven. Waar de kwantiteit
eigenlijk heel erg laag lag met het spuiten van graffiti in
vergelijking met vele duizenden graffiti-spuiters in de rest
van Nederland, en de kwaliteit die best hoog lag werd mijn
interesse gewekt door het legaal spuiten. Dit was veiliger en
ik kon mijn dingetje toch nog blijven doen. Niet zo gestrest
meer en ik kon mijn werk veel gedetaileerder maken. In de
loop der jaren, vanaf mijn 21e tot mijn 27e jaar ben ik alleen
maar legaal bezig geweest. Dit resulteerde in een aantal op-
drachten die zo af en toe voorkwamen. Omdat ik niet meer
illegaal aan het spuiten was, resulteerde dit in weinig kennis
over de ontwikkeling van de graffiti-scene in Nederland. Dus
een hele goede reden om het eens allemaal weer op te pak-
ken en eens terug te kijken naar het heden. Maar vooral ook
naar de toekomst van onze schrijvers in Nederland.
Graffiti is voor mij wel de inspiratiebron geweest voor het
vak grafisch vormgeven, waar ik in de toekomst mijn werk
van wil maken. Dus een heel belangrijke factor in mijn leven,
en waarschijnlijk in het leven van vele andere spuiters. Op
het moment dat ik begon met dit onderzoek, begon de ‘adre-
naline’ al weer door mijn aderen te stromen. De interesse in
graffiti, die overgenomen was door het vak grafisch vormge-
ven, was weer helemaal terug. En ik ben dus weer in oude
boeken en tijdschriften gaan lezen. De interviews die ik heb
gehouden met een aantal graffiti-spuiters en met de vrouw
die in de jaren ‘80 en ‘90 contact had met de kings van New
York, bracht mij weer een stuk dichter bij de scene.
‘Wilde Typografen’ 9
Probleemstelling
De probleemstelling van dit onderzoek wordt als volgt
gedefinieerd:
Er is nog weinig voorkennis over de politieke en cul-
turele positie van graffiti in de maatschappij, alsmede
weinig inzicht in de beweegredenen van graffitikun-
stenaars om in het wild te spuiten.
Doelstelling
Uit de probleemstelling kan de onderstaande doelstelling
voor het onderzoek worden afgeleid:
Aan de hand van onderzoek een vergelijking maken
tussen twee tijdsperiodes (1960-1990 en 1990-2002),
omtrent de politieke en culturele positie van graffiti
in de maatschappij, alsmede de beweegredenen van
graffitikunstenaars om in het wild te spuiten, tenein-
de aanbevelingen te doen aan de regionale, provin-
ciale en/of landelijke overheid omtrent ‘het wild
spuiten’.
Vraagstelling
Om aan de doelstelling van dit onderzoek te kunnen voldoen
kunnen de volgende onderzoeksvragen worden geformu-
leerd:
1 Wat is graffiti en wanneer is het ontstaan?
2 Hoe ontwikkeld het graffiti zich door de jaren heen?
3 Wat is legale en illegale graffiti?
4 Wordt graffiti individueel of in groepsverband uit
gevoerd?
5 Hoe is de maatschappelijke kijk op graffiti?
6 Is graffiti verbonden aan een bepaalde levensstijl?
7 Is graffiti ‘kunst’?
8 Hoe ontwikkeld graffiti zich in Nederland?
9 Wat zijn beweegredenen van graffitispuiters om in
het wild te spuiten?
10 Hoe is de controle op wildspuiters bij de regionale,
provinciale en/of landelijke overheid geregeld?
11 Zit er een bepaalde boodschap achter het spuiten van
graffiti?
12 Wat zijn de toekomstmogelijkheden van graffiti?
13 Welke aanbevelingen kunnen, rekening houdend met
bovengenoemde vragen, gedaan worden aan de re-
gionale, provinciale en landelijke overheid op het ge-
bied van graffiti?
10 ‘Wilde Typografen’
1.2 Plan van aanpak
Om een duidelijk verloop te krijgen over het schrijven van
deze ontwikkeling, begint het onderzoek in Hoofdstuk 2 bij
de geschiedenis van graffiti. In hoofdstuk 3 komt de beteke-
nis van graffiti aan bod. Vervolgens wordt In hoofdstuk 4 de
geboorte van graffiti in Amerika tot aan de jaren ‘70 en ‘80
beschreven. Hier werd de Subway-graffiti gezien als kunst,
en verleende zijn functie in menig galerie. In hoofdstuk 5
wordt ingegaan op het moment dat er een golfbeweging
ontstond, die overwaaide naar Europa. Ook naar Nederland
waar het helemaal opbloeiden. In Nederland ontstonden
menig grote kunstenaars die geïnspireerd waren door de
New Yorkse kings van de jaren 70 en ‘80, die ook in ons kik-
kerlandje het één en het ander aan metro’s hebben gedaan.
De ontwikkeling in ons land nam snel toe en na loop van tijd
liepen ook andere steden en dorpen onder met dit virus. Er
was een hele nieuwe ‘hype’ aangebroken die waarschijnlijk
nooit zal ophouden. In hoofdstuk 6 geef ik conclusies weer.
In dit hoofdstuk worden de conclusies die voortkomen uit de
bovenstaande hoofdstukken beschreven. Hierbij worden de
geformuleerde onderzoeksvragen beantwoord. Daarnaast
doe ik in hoofdstuk 7 aanbevelingen aan de regionale, pro-
vinciale en/of landelijke overheid omtrent ‘het wild spuiten’.
Als laatste geef ik mijn eigen visie over graffiti weer.
‘Wilde Typografen’ 11
12 ‘Wilde Typografen’
2 Geschiedenis van graffiti
Maar waar is het nu allemaal begonnen en wat voor soort
mensen zaten er achter deze uitingen. Graffiti is zeker geen
verschijnsel dat alleen in de twintigste eeuw voorkomt. Door
de eeuwen heen hebben mensen van verschillende culturen
hun boodschap op een soortgelijke manier vormgegeven.
De naam graffiti is van een vrij recente datum en de komst
van de spuitbus heeft de mogelijkheid van graffiteurs sterk
vergroot. Men zou zelfs de indruk kunnen krijgen dat graffiti
iets van onze tijd is, maar dat is niet zo.
2.1 Graffiti een aantal eeuwen terug
Door de eeuwen heen en in verschillende culturen hebben
mensen hun boodschappen op deze manier vormgegeven.
De oude Egyptenaren krasten tekeningen, politieke teksten
en dichtregels in de stenen van de piramides. Maar ook de
muren van pompeï zijn voorzien van graffiti. Ze hebben ar-
cheologen geholpen meer inzicht te krijgen in het dagelijks
leven in de stad, aan het begin van onze jaartelling.
Ook de adel heeft zich schuldig gemaakt aan dit fenomeen.
De Tower in London, waar vorsten, staatslieden en geeste-
lijken, die het kennelijk niet eens waren geweest met de poli-
tiek, zijn tal van ‘vorstelijke’ inscripties te vinden in de kerk-
ers, waar zij menige tijd in hebben doorgemaakt. Ook de cat-
acomben van het Vaticaan bleven niet vrij van graffiti. Het
hoge kader (onder anderen, cardinalen en bisschoppen)
van de kerk uitten hun onvrede en gevoelens van wrok.
De Berlijnse muur was ook een geliefd object, en werd al
na verloop van korte tijd een kleurig historisch monument.
Zeker onze voorvaderen gaan niet vrij uit en bouwden een
zekere reputatie op. In 1831 verscheen in Amsterdam zelfs
een boekwerk in twee delen: “Koddige en Ernstige Opschrif-
ten op Luifels, Wagens, Glazen, Uithangborden en andere
Taferelen. Vooral die andere taferelen blijken interessant:
deuren, muren, kratten, balken, klokken, kippehokken en kak-
huysdeuren. Vier eeuwen graffiti zijn er in dit boek behan-
deld. Waarvan het merendeel ervan zeer ‘zedenkwetsend’ is.”
(Roggeveen, 1995)
Door verschillende Europese sociologen werden aan het
einde van de negentiende eeuw, studies verricht naar muur-
inscripties in de ‘moderne’ Westerse maatschappij. Deze au-
teurs richtten zich volledig op het bestuderen van gevange-
nismuren. Men kan stellen dat graffiti met deze studies voor
het eerst in verband gebracht werd met crimineel gedrag. De
vreemde, vaak seksueel getinte teksten en tekeningen wer-
den geïnterpreteerd als bevestigingen van een ‘gestoord
karakter’ van de criminelen. ‘Graffiteurs’ werden in deze tijd
vaak geassocieerd met anti-autoritaire eenlingen, die zich
niets van de wereld aantrokken. Mede hierdoor bleef graffiti
een bezigheid van mensen die zich in de marges van de
samenleving bevonden.
“Graffiti is dus zo oud als de mensheid zelf, want wat zijn de
prehistorische rotstekeningen in het Franse Lascaux anders
dan de bespoten rolluiken van winkels nu?”
(Roggeveen, 1995)
2.2 Killroy
Het begrip graffiti is dus van alle tijden, maar iets minder
van alle leeftijden. School- en kerkbanken werden vooral
door jongeren ‘opgesierd’. Jongens en meisjes maakten
zich hier schuldig aan. “Er werden vooral teksten als, ‘Wie
dit leest is gek’ en ‘I was here’ (gevolgd door naam, plaats
en datum) neergekalkt.” (Roggeveen, 1995)
Deze teksten kwamen typisch uit een jeugdig brein. Evenals
de wel heel bekende en nog steeds voorkomende hartjes
‘Wilde Typografen’ 13
met een pijltje erdoor, waar dan twee namen bij stonden.
De ‘I was here’- verklaring is afgeleid van de meest beroem-
de van alle uitingen van graffiti: ’Killroy was here’, een snelle
krabbel die altijd vergezeld ging van een mannetje dat over
een muurtje keek opgezet in een lijnvoering. In de tweede
wereldoorlog verscheen Killroy veelvuldig aan het front en
steeds als de Amerikanen een nieuw gebied hadden
veroverd bleek Killroy er al te zijn geweest.
2.3 Dolle Mina
De komst van de spuitbus heeft een nieuwe dimensie gege-
ven aan het verschijnsel. De vorm werd belangrijker dan de
boodschap en kwantiteit won het van kwaliteit. Het hanteren
van de spuitbus werd het alleenrecht van de jeugd: levens-
uitingen uit de subcultuur van deze jongeren. Men zou bijna
uit het oog verliezen dat jaren ervoor de volwassenen de lij-
nen al hadden uitgezet. Voor en na de tweede wereldoorlog
kende men al de politieke kalkploegen, die letterlijk met de
kalkkwast, midden in de nacht politieke leuzen kalkten op
muren en zuilen. In de jaren zestig kende men vooral een
sterke toename van dit verschijnsel. “Provo-teksten en de
leuzen van de Dolle Mina’s, zoals ‘baas in eigen buik,’ typeer-
den de nieuwe lijn in de Nederlandse cultuur. Toen stond de
inhoud nog centraal van wat er aan graffiti verscheen.
(Roggeveen, 1995)
14 ‘Wilde Typografen’
De veelvuldige tekening van Killroy
3 Betekenis
Het eerste wat ik deed met het woord graffiti, was het op-
zoeken van dit toch wel veelzijdige woord. Er is eigenlijk
geen vaste definitie aan te geven. Behalve als je de wetten
van het woordenboek nastreefd. Het woord graffiti betekent
volgens de van Dale:
• graffiti (grefiti, ook met Italiaanse klemtoon: graffiti)
(mv.), met spuitbus of viltstift op muren, monmenten
e.d. aangebrachte opschriften en tekeningen.
• graffiteur (m), graffiteuse (v), iem. die graffiti aan
brengt.
• graffiteren (overg.; graffiteerde, h. graffiteerd),
graffiti aanbrengen op-.
(van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 1992,
Twaalfde, Herziende Druk)
3.1 Graffiti
Er zijn veel bronnen te raadplegen over dit fenomene woord,
maar ik heb het beperkt gehouden en ben hier naar op zoek
gegaan. Een aantal voorbeelden van de meest uiteenlopende
antwoorden heb ik hieronder weergegeven.
In mijn woonplaats te Etten-Leur heb ik aan een aantal wille-
keurige mensen gevraagd, wat zij onder graffiti verstaan. Zo
vroeg ik aan een meisje van 9 jaar oud, wat zij hieronder ver-
stond. Zij antwoorde met: “Graffiti is met een spuitbus op de
muren spuiten.” Een jongen van 16 antwoorde met: “Dat is
een ondergespoten muur met allemaal rare letters. ”Een an-
dere variant kwam van een meisje van 22 jaar oud, deze ant-
woorde alleen met: “wildspuiten.” Een man van rond de 50
jaar oud antwoorde met: “Dat is een muurschildering”, wat
wel de meest voorkomende benaming is in de volksmond.
Een vrouw van rond de ‘80 jaar, vond als je het goed doet,
dan is het kunst. “Niet iedereen kan het en het zijn heel an-
dere tekeningen als normaal, een beetje zoals Herman
Brood”, zegt ze.
Andere bronnen gaven het volgende resultaat:
Graffiti is: “eigenlijk gewoon een muurschildering.”
(antwoord graffiti.nl)
Graffiti is: “Letters.” (Bekkers, 1995)
Graffiti is: “Je naam gewoon op zoveel mogelijk verschil
lende manieren verspreiden, door een zo groot
mogelijk gebied. Dat kan zijn met stickers, verf,
spuitbus, of met een steentje in een raam kras-
sen. De letters, de naam of een beeld wat overal
wordt verspreid. Graffiti is gewoon een vervelend
woord. Je moet het gewoon schrijven noemen.”
(Intervieuw met J, graffitispuiter)
Graffiti is: “Een groep jongeren die bezig zijn met het
neerzetten van namen, waar de meeste mensen
langskomen.” (Interview met M, graffitispuiter)
De meeste mensen beschouwen graffiti echter op een andere
manier. Zij vinden het vies en associëren de tekens met cri-
minaliteit, onveiligheid, verloedering en vernieling.
Je hebt dus een verscheidenheid aan betekenissen voor dit
woord. Het is maar net, hoe er tegen aangekeken wordt en
wie er tegen aankijkt. Wat is graffiti eigenlijk? Wanneer is iets
graffiti? Een Nederlandse vertaling die een beetje bij ons in
de buurt komt is er eigenlijk niet.
Wel is het bij ons een bekend verschijnsel. Vooral in steden
zie je dat er op veel objecten teksten en tekeningen zijn te
vinden. Onder anderen op gebouwen, monumenten, tele-
fooncellen, bruggen, garages, wegwijzers, schuttingen, ver-
keersborden enzovoorts, kom je graffiti tegen.
‘Wilde Typografen’ 15
Allemaal plaatsen waar het officieel verboden is. De term
graffiti is waarschijnlijk afgeleid van het Italiaanse werkwo-
ord ‘graffiare’, wat zoveel betekent als ‘krabben’ of ‘krassen’.
In graffiti is ook het Griekse werkwoord ‘grafo’ (schrijven) te
herkennen. Omdat het bij graffiti draait om het gestileerd
aanbrengen van letters, spreken ‘graffiteurs’ zelf van
schrijven. Iemand die bezig is met graffiti wordt een schrijver
genoemd. Uit een interview die ik heb gehouden met een
tweetal ‘graffiteurs’ uit Nederland kwam er duidelijk naar
voren:
“pas als je illegaal te werk gaat,
jezelf pas kan benoemen tot schrijver.”
Meer hierover in hoofdstuk 5. Het woord schrijver zal het
woord ‘graffiteur’ gaan vervangen, omdat de ‘graffiteurs’
zichzelf schrijvers noemen. Een nauwkeurige omschrijving
van het begrip graffiti is niet te geven.
Uit de wetenschap, waar het verschijnsel al vanuit diverse
invalshoeken is geanalyseerd, verstaat men onder graffiti:
“de persoonlijke uitingen in teksten en tekeningen,
op plaatsen waar dat officieel niet is toegestaan.”
(Roggeveen, 1995).
Deze ruime afbakening biedt vele ingangen die ik later vooral
in hoofdstuk 5 behandel in een gesprek met twee schrijvers,
zoals ze zich ook wel noemen.
3.2 Legaal en illegaal
Voor legale graffiti kun je eigenlijk twee soorten graffiti aan-
kaarten. Namelijk ‘graffiti in opdracht’, zoals het in opdracht
spuiten op een rolluik van een winkel, waar de winkelier met
voorbedachte rade een schrijver in dienst neemt. Dit doet de
winkelier omdat de rolluik meestal al onder staat met tags en
gekrabbel. Dan kun je het beter in één keer goed doen en er
een mooie piece op laten zetten.
Ten tweede kun je ‘legale graffiti’ voor de ‘illegale schrijver’
plaatsen bij de ‘wall of fames’. Een ‘wall of fame’ is een vrij-
plaats voor schrijvers, waar zij ongestraft hun werk kunnen
doen. Dit zijn vaak bepaalde soorten groepen die naar een
‘wall of fame’ gaan. Later meer hierover in hoofdstuk 5.
Naast ‘legale graffiti’ is er ook ‘illegale graffiti’. Er bestaan di-
verse soorten illegaal aangebrachte graffiti. Ten eerste ‘graffi-
ti als incident’. Het gaat hier om het bekladden uit verveling
en uitsloverij. Vervolgens kan graffiti ook verschijnen in de
vorm van een politiek signaal. Hieronder vallen politieke
leuzen die door individuen of groeperingen worden aange-
bracht om de publieke opinie te beïnvloeden. Graffiti func-
tioneert hier als communicatiemiddel. Ten derde kan ‘graffiti
als subculturele uiting’ worden aangetroffen. Hiermee wordt
de graffiti bedoeld, die het meest voorkomt in de steden,
bijvoorbeeld langs het spoor. Hier fungeert graffiti hoofdza-
kelijk als middel dat een kick oplevert, maar ook kan het de
functie hebben om als communicatiemiddel te dienen. Ook
wel ‘hiphop-graffiti’ genoemd, omdat in de jaren ‘60 de trei-
nen en de metro’s vol werden gezet met pieces (grote com-
plexe muurtekeningen, die zowel individueel als in groeps-
verband worden aangebracht), en de hiphop zijn intreden
deed.
Binnen de hiphop-graffiti, is de stijl van het schrijven heel
belangrijk. Het gaat er hier om zoveel mogelijk tags (een tag
is een gestileerde handtekening of paraaf, die snel kan wor-
den aangebracht met een viltstift of spuitbus) te plaatsen,
om zo naamsbekendheid en respect te verkrijgen. Naast het
taggen maakt men ook pieces. De subculturele vorm van
graffiti is vanuit de Verenigde Staten overgewaaid naar an-
dere landen en vooral naar Europa. De termen legaal en ille-
gaal worden nog uitvoerig behandeld in hoofdstuk 5. De vol-
gende paragraaf is geheel gewijd aan deze subcultuur en
vooral waar deze door werd beïnvloed.
16 ‘Wilde Typografen’
4 Graffiti in Amerika
De opkomst van graffiti in Amerika brengt een aantal fac-
toren met zich mee. Onder andere de invloed op de subcul-
tuur. Eind jaren ‘60, begin jaren ‘70 bestond New York uit
zo’n 50 tot 60 verschillende nationaliteiten. Het was een wel-
varend land aan de ene kant en aan de andere kant was er
veel armoede, werkeloosheid, discriminatie en onvoldoende
sociale voorzieningen.
Het verschil tussen arm en rijk was groot en de moord op
Dr. Martin Luther King en de oorlog in Viëtnam trokken de
maatschappij alleen maar verder uit elkaar. Ook de dood op
Kennedy was een schok die het Amerikaanse volk lange tijd
bleef achtervolgen. Dit betekende het einde van een tijdperk
van onschuld en optimisme, en het begin van een periode
van woede.
4.1 Invloed op de subcultuur
Mensen in vooral de ‘sociale onderlaag’ hadden het idee dat
er in Washington niet naar hen werd geluisterd, en werden
dus brutaal en gingen in opstand. Naast Kennedy was ook
Martin Luther King fel tegen de oorlog in Viëtnam. Kennedy
was de verpersoonlijking van de blanke bevolking. Martin L.
King was dat van het zwarte volk en stond voor de gelijkheid
tussen zwart en blank en tegen een einde aan het racisme.
Begin jaren ‘60 trokken honderden voorvechters van de bur-
gerrechten naar de zuidelijke staten van Amerika. Zij hielpen
daar de zwarte bevolking met het opzetten van een groots en
succesvolle beweging tegen het racisme. Eind jaren ‘60, be-
gin jaren ‘70 kwamen zij terug naar het noorden om ook daar
hun werk te doen. In die steden was het inmiddels een bijna
onleefbare situatie geworden door de hevige spanningen die
heerstten tussen het blanke -en zwarte volk. Dit werd onder
anderen veroorzaakt door de ghettovorming en het hard-
handig (blank) optreden van de politie. Ook de stadsbesturen
waren het meest blank en hadden banden met de georgani-
seerde misdaad. In deze periode komt dus ook de zwarte
bevolking in opstand tegen de maatschappij die in hun ogen
toch wel onrechtvaardig (vaak hardhandig), discriminerend
en kapitalistisch te werk ging. Deze bevolkings groep had het
al niet makkelijk in het begin dat zij in Amerika aan kwamen.
Hun ontwikkeling was van slaaf tot tweede rangs burger.
De grote klap kwam dan ook op 4 april 1968 toen de enige
zwarte Amerikaan werd vermoord, die mogelijk invloed kon
uit oefenen op deze slechte omstandigheden. De moord op
Dr. Martin Luther King veroorzaakte een golf van ergenis en
geweld in de zwarte gemeenschap. In de vele ghetto’s, waar-
onder de beruchte New Yorkse wijken Harlem, watts en
Newark braken er rellen en plunderingen uit. Dit was duide-
lijk een soort van indentiteitscrisis wat Amerika in de jaren
‘60 door maakten. Deze omstandigheden waren van zeer
duidelijke invloed op de jongeren in die tijd, dat graffiti
eind jaren ’60 begon op te komen.
‘Wilde Typografen’ 17
Eén van de eerste tags, eind jaren ‘60
4.2 Subcultuur vanuit de Verenigde Staten
Philadelphia was eigenlijk de eerste grote Noord Amerikaan-
se stad waar graffiti zijn intreden deed. Alleen had deze graf-
fiti een andere functie dan die het kreeg in New York.
Ze diende als ‘afbakening’ van de vele etnische buurten in de
stad. Hier had het een ‘territoriale functie’ voor de bevolking.
“Net of ze wilde zeggen: Stop, kijk en luister, wij wonen hier
ook. Wij zijn ook een stukje van de maatschappij.”
(Reindersma, 1999)
4.2.1 Territorium
Al snel waaide de ‘territoriale graffiti’ over naar New York. In
New York markeerden ‘gangs’ hun gebied door middel van
tags. Deze diende als instrument om zo het gebied van de
bendes af te bakenen. Zo gaf men de heersende machtsver-
houdingen weer. Daarnaast konden deze tags ook een indi-
catie geven van de grote van de bende. Graffiti was hier een
uiting van macht voor individuele, en groepen schrijvers.
Men had macht over de muren waar men op schreef. Als je
het zo bekijkt, is het schrijven van graffiti een territoriaal
fenomeen. “Hoe meer men schrijft, des te meer men een
gebied domineert en bezit.” (Cooper en Chalfant, 1984)
Deze wet gaat nog steeds op. Straatbendes namen soms
een tagger in dienst, om een tag voor de bende te ontwer-
pen. Deze tag was een logo dat werd gebruikt om op kleding
te drukken en om een ‘territorium af te bakenen’. Dit gebied
kon een buurt zijn, een school of een metrolijn. De ‘gangtag-
ger’ kreeg spuitbussen van de bende en ontving als vergoed-
ing geld, drugs en/of bescherming. Men kon bij dit werk ge-
assisteerd worden door ‘leerlingen’ die voor deze gelegen-
heid werden opgeleid. Alhoewel de gangtagger geen deel
uitmaakten van de bende-activiteiten, genoot hij wel het
bijbehorende aanzien.
De functie van de tag als ‘territorium afbakening’ verdween
naar de achtergrond toen het schrijven van de tag werd
overgenomen door andere jongeren in New York. Deze had-
den niets met straatbendes te maken. Zij schreven hun tag,
hun ‘bijnaam’ en ‘straatnaam’ op muren in hun buurt. Deze
tags bestonden oorspronkelijk uit de naam, voorzien van een
nummer. Een goed en meest voorkomend voorbeeld is de
tag ‘Taki 183’, dit betekent dat de schrijver Taki uit de honder-
dendrieëntachtigste straat (Manhattan) kwam.
Hoe hoger het nummer, des te dichter kwam men bij de
Bronx. Deze Taki was de eerste onder de jongere die zijn tag
overal in de stad neerzette, en heeft hier veel leeftijdsgeno-
ten in die tijd mee beïnvloed. Men realiseerde zich dat het
trotse gevoel dat het taggen in de buurt opleverden, zou
toenemen door in grotere gebieden te gaan schrijven.
Zo ontstond een ware competitiestrijd. Jongeren zetten met
behulp van een stift en spuitbus overal hun tags neer. De
bekendheid en het respect dat hiermee werd verkregen was
afhankelijk van de hoeveelheid tags die in een bepaald ge-
bied te vinden waren. Een moeilijk te bereiken of een ge-
vaarlijke plek maakten de roem nog groter.
Eind jaren ‘60, waren zoveel mensen bezig met taggen, dat
het belangrijk was om zich te kunnen onderscheiden van
andere schrijvers. Een ontwikkeling die volgde, was dat men
het openbaar vervoer in Philadelphia als eerste ten prooi
nam. Net toen men daar alles al had onder gezet met graffiti
stak het de kop op in de ‘Subway van New York’. Daar begon
het met het schrijven van je naam met stift, waaronder Taki
183 niet ontbrak. Deze naam zag je echter overal. Hij ver-
scheen op muren, en in de Subway tot ver buiten de stad.
Volgens de vroege schrijvers was Julio 204 de eerste die zijn
straatnummer achter zijn naam zette. “Yaki en zijn companen
behoorden niet tot de hoofdstroom binnen de graffitibeweg-
ing. Ze leverden geen bijdrage aan het leerlingensysteem,
18 ‘Wilde Typografen’
die zo’n belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van
esthetische ideeën in de Subway-graffiti.”
(Stewart, 1989).
4.2.2 Ontwikkeling van tags en pieces
Andere jongeren begonnen in de zomer van 1969, uit het
deel van de Upper Westside van Manhattan dat Washington
Heights heet, hun tags op muren te schrijven. Hun aantal
groeiden en breidden zich uit langs de openbaarvervoers-
verbindingen naar de Bronx en vervolgens naar Brooklyn.
Deze generatie, ook wel ‘eerste generatie’ schrijvers ge-
noemd, zijn beroemd gebleven bij hun opvolgers. Naast
Julio 204, Taki183 en zijn companen, bestond deze selecte
groep schrijvers onder anderen uit S.J.K 171, Che 159, Cay
161, Junior 161, Baby Face 86, Rican 619, Franky 135, Dutch
135, Jesus 137, Rat 1 en nog vele ander schrijvers.
In de zomer van 1971 was de tijd rijp voor een mooie bloei
van graffiti in de Subway. Deze verschilden enorm van de
eerdere graffiti die men tegen kwam. De schaal van de tags
in viltstift werd als maar groter en groter, en veel jongeren
breidden hun tags uit met de spuitbus. Deze virus breidden
zich uit over het hele netwerk van de Subway.
Op 21 juli kreeg deze nieuwe generatie jongeren een verras-
sing die hun houding in het schrijven veranderde en hun een
toekomstperspectief bood dat inspirerend werkten. De ‘New
York Times’ stuurde een verslaggever erop uit omdat graffiti
was uitgegroeid tot ‘nieuwswaardige kwaliteit’. Deze verslag-
gever zocht Taki 183 op, om een artikel over hem te schrijven.
Het stuk heette “Taki 183 Spawns Pen Pals” (Taki 183 brengt
penvrienden voort). Welk effect het artikel had op de ontwik-
keling van de graffiti in New York zal wel nooit achterhaald
kunnen worden, maar er werd wel geconstateerd dat het van
doorslaggevende betekenis was voor de tempoversnelling
ervan. Niet alleen het aantal
schrijvers groeide, maar ook
hun houding ten aanzien
van het schrijven op muren
veranderde. Ze concureerde
meer met elkaar om de
meeste publiciteit te krijgen.
Tegen de herfst van dat jaar
was het interieur van de
treinwagons helemaal be-
dekt met tags. Om uit te
blinken gingen zij ook
steeds groter met de spuit-
bus te werk, en pakten hele
zeikanten van de wagons
aan. Er waren ongeveer
6000 treinstellen te doen.
De enige beperking was dat
de treinen niet lang genoeg
in de stations bleven staan.
Meer dan een snelle tag zat
er dus niet in. Veel schrijvers verlieten de perrons en bega-
ven zich op de stroken van de onderhoudsmonteurs, die tus-
sen de stations langs de rails liepen. Hier konden ze onge-
stoord hun werk doen. Toen ze eenmaal de moed hadden
gevonden, zagen ze ook ma-
nieren om zich op de ran-
geerterreinen toegang te
verschaffen, om hier vooral
‘s nachts aan het werk te
gaan. Na veel oefeningen
kwamen er hele kunstwerk-
en naar voren. Omdat er zo-
veel jongeren aan het tag-
gen waren en de meesten
zich wilden onderscheiden
van de rest, verdwenen hal-
‘Wilde Typografen’ 19
De yard (rangeerterrein) op
verwegen de jaren ‘70 bij de meeste tags de ‘nummers’ ach-
ter hun naam. Geleidelijk verdwenen de ‘nummers’ uit het
straatbeeld. Er werd steeds meer geëxperimenteerd met stijl
en kleur. “Brewer en Miller (1990) definiëren de ‘nieuwe tags’
als gestileerde handtekeningen die door de schrijver gekozen
straatnaam voorstelt. Voorbeelden van deze namen zijn
Seen, Quik, Blade, Lee en Dondi.” (Ermers en Duijs, 1998)
Deze schrijvers zijn één van de weinigen die later nog door
zijn gegaan met schrijven in de jaren ‘90, en hebben onder
meer hun werk geëxposeerd in menig musea (later meer
hierover).
De naam als Seen kan gekozen zijn om de betekenis, of om
een voorkeur voor bepaalde letters. Zo zijn sommige letters,
zoals de ‘S’ en de ‘E’, erg populair, omdat hiermee meer stijl-
en mogelijk zijn dan met andere letters (hierover meer in een
interview met J en M).
In de loop der jaren zijn er variaties op het taggen onstaan.
Een variatie op het taggen is de tag te voorzien van allerlei
tekens als kruisjes, sterretjes, pijlen, dollartekens, streepjes
en copyright-symbolen. Tevens staan er bij de tags, vaak de
namen van de crew waarin een schrijver zit.
Om op te vallen binnen de groep schrijvers, probeerden men
een eigen stijl te creëeren, waarbij werd geëxperimenteerd
met grote en kleur. Zo ontstonden er throw-ups (grote twee-
dimensionale weergaven van tags, die vaak in tientallen sec-
ondes met weinig verf op de muur worden gezet), en (mas-
ter) pieces. De vorm die na de throw-up ontstond was de
(master) piece (een grote complexe muurtekening
die schrijvers zowel individueel als met anderen aanbren-
gen). Zowel de throw-up als de piece geeft meestal de ‘tag-
naam’ of de ‘crewnaam’ weer. Met deze nieuwe vorm van
graffiti, verdween de tag niet. Taggen bleef altijd een onder-
deel ervan, en bleef een belangrijke rol spelen in het ver-
groten van je naamsbekendheid.
Om zich te onderscheiden van andere schrijvers, werden ook
steeds andere stijlen ontwikkeld. Een bepaalde stijl kan ont-
staan door de letters op een nieuwe manier vorm te geven
of om deze anders met elkaar te verbinden. De stijlen wild-
styl en 3-D zijn zowel om te maken als om te lezen, het
meest complex ( Hier wordt nog dieper op ingegaan).
Dit wordt geïllustreerd door de volgende uitspraak:
“A writer will [...] often make a piece deliberately
hard to read. There is a pressure on him to make his
style more complex, partly to enhance his reputation
as a virtuoso and partly to discourage other writers
from ‘biting’ or stealing it, “I throw ‘em off with the
camouflage. That way they can’t bite my style”, says
Kase 2, widely acknowledged ‘king of style’.”
(Cooper en Chalfant, 1984)
Orginaliteit en stijl zijn dus van groot belang binnen de
schrijversgroep. Het is dan ook niet gepast om een stijl
van iemand te ‘biten’ (kopiëren), en helemaal niet dat men
20 ‘Wilde Typografen’
Throw-up van Quik in zilverkleur, met daaronder een tag van Quik, 1982
iemand ‘crosst’ (over iemand anders zijn werk heen gaan).
Soms staat alles zo vol dat het niet te vermijden is. Het kan
voorkomen dat een schrijver expres over het werk, van een
andere schrijver heen gaat, om degene te beledigen of uit te
dagen, voor bijvoorbeeld een ‘battle’ (onderlinge strijd op
een afgesproken plek, om te kijken wie de beste is).
“The first rule of graffiti is that it is disrespectful to
‘go over’ another writer’s work. However, the compe
tition is very intense, since there are so many writers
and limited space on the trains. There have always
been conventions for dealing with ‘going over’, inclu-
ding discussion, payment in kind ( where the offend
ed goes over the offender’s name) and payment ex-
acted in cans of paint or a punch on the jaw.”
(Cooper en Chalfant, 1984)
Een piece kon uitgebreid wor-
den met een ‘character’ of
‘cartoon’ (poppetje). Deze ‘car-
toons’ werden vaak zelf ver-
zonnen, maar de inspiratie
kon vaak gehaald worden uit
diverse stripbladen of uit te-
kenfilms.
Wat heel erg opkwam in de
jaren ‘70 waren de ‘Bodé car-
toons’. Vaughn Bodé was een
cartoonist die vooral bekend
was geworden met de cartoon
Cheech Wizard die tussen
1971 en 1975, tot aan zijn tra-
gische dood, in de National
Lampoon verscheen. De car-
toonfiguren op een serie Top-
To-Bottom-Whole-Cars van
‘Wilde Typografen’ 21
Cartoons die in de jaren ‘70, en begin jaren ‘80 op de treinen verschenenDrie voorbeelden van crossing-over
Dondi (Children of the grave, part 1,2 & 3) waren duidelijk
geïnspireerd op een door Bodé getekende cartoon. Typerend
voor Dondi was de tekst “dead end kid mysticism” (jong en
zonder toekomst), slachtoffer van het harteloze systeem.
Naast een ‘cartoon’ kon ook
een groet aan iemand bij een
piece worden geplaatst. Zo
werden wel eens beveiligings-
beambten gegroet: “To the
boys in blue: catch me if you
can.” (Cooper en Chalfant,
1984) Ook kan een piece wor-
den opgedragen aan een ge-
liefde, een moeder of een
(overleden) held of vriend.
Een ander voorbeeld van een
bijschrift is een verontschuldi-
ging. Wanneer er bijvoorbeeld
fouten zijn gemaakt bij het spuiten van een piece. Bijvoor-
beeld als de verf gaat druipen, kan de schrijver zijn reputatie
redden door een exuus te maken aan andere schrijvers. Voor-
beelden van zijn verontschuldigingen zijn: “Fucked up, my
hands were cold” en “Too fucking dark in them tunnelz”
(Cooper en Chalfant, 1984). Ook werden pieces soms verge-
zeld van filosofische of politieke ‘statements’.
22 ‘Wilde Typografen’
Een Bodé-cartoon die Dondi heeft
gebruikt voor een trein-piece
Invloed van Bodé was duidelijk zichtbaar. Hier zie je twee Bodé-cartoons
(Children of the Grave Again, Part 3) die Dondi bij zijn piece heeft gezet, 1980
Groet: “To the boys in blue:
catch me if you can”
Lee met zijn moeder
Beveiligingsbeambten, ookwel
de “The boys in blue” genoemd
Drie Mom-pieces opgedragen aan zijn
moeder
4.2.3 Stijlen
De jongeren die in de zomers van 1971 en 1972 begonnen
met schrijven in de Subway, worden de ‘tweede generatie’
genoemd. Deze generatie schrijvers bracht het grootste aan-
tal ‘beroemde’ schrijvers voort. De meeste van hen waren
net dertien jaar oud, terwijl de eerste generatie pas op hun
zestien begon met schrijven. De nieuwe ideeën over stijl en
esthetiek van deze jongeren waren van invloed op de graffiti.
De fantasierijksten van de tweede generatie speelden een
doorslaggevende rol in de breuk van de traditionele graffiti.
Topcat 126 was een jongen die pas was verhuisd van
Philadelphia naar Harlem. Hij bracht als één van de eerste,
alle elementen bij elkaar die herkenbaar was als een stijl,
de ‘Philadelphia stijl’. Door zowel de media als de schrijvers
komt hem de eer toe de ‘Philadelphia stijl’ te hebben geïntro-
duceerd in New York. Zijn vroegste werk onderscheide zich
van de rest door de brede basis die alle letters hadden, en
deze consequent uitvoerden. Ze werden al snel ‘plateaulet-
ters’ genoemd en door veel schrijvers overgenomen.
De bubble-styl (bobbel-letter), die leek op de organische vor-
men van strip-letters werd door Phase 2 geïntroduceerd in
1971. Hij koos vooral de treinen in de Bronx als doelwit, zoals
Topcat dat deed in Manhattan. De eerste masterpiece kwam
begin ‘72 tot stand en bestond uit lange, dunne, in vierkante,
of in de plateauletters van Topcat uitgevoerde letters. Vooral
onder de ramen en tussen de deuren werden deze pieces
neergezet. Het masterpiece onderscheidde ‘New York
Subway graffiti’ van alles wat daar aan vooraf ging. Vanaf de
eerste masterpiece werd de schaal steeds groter, zodat er na
een tijdje hele wagons onderstonden met pieces, ‘top-to-bot-
tom’ of ‘T-to-B’ (van boven tot onder) en ‘end-to-end’ of ‘E-to-
E’ (van voor tot achter). In de herfst ondstonden er een aan-
tal ruwe ‘T-to-B’s’ op een enkele wagon. Dit was het startsein
voor een nieuwe competitie wie de grootste en de beste
pieces kon maken.
‘Wilde Typografen’ 23
Hier zie je een aantal verontschuldigingen, die de schrijvers hebben gemaakt
Een ode aan Martin Luther King, door Lac, Cel en Led (Manhattan), 1984
Het absolute hoogtepunt was wel de ‘married-couple’. Een
‘married-couple’ bestond uit twee permanent aan elkaar be-
vestigde wagons (dit kon men opmaken uit de opeenvolgen-
de wagonnummers), en was de grootst mogelijke oppervlak-
te denkbaar voor een treinpiece. Deze waren dan ook zeer
zeldzaam en werden dan ook alleen maar door de echte
Kings (echte grootheden) gemaakt, zoals onder anderen
Lee, Dondi, Blade en Seen dat waren.
De opvallendste stijlen ontstonden tussen 1972 en 1974.
De ‘wolk’ deed zijn intreden. Het bestond uit een veld van
verf in de vorm van een wolk. Een praktische reden hiervan
was, dat als je over een ander zijn werk ging heen ging, je
niks meer zag van wat eronder had gezeten. Heel de wagon
was bedekt. Niet helemaal bekend was wie de wolk had uit-
gevonden. De wolk als achtergrond nam vele vormen aan,
van schelpvormige tot vlamachtige contouren. Onder ande-
ren Tracy 168 en RC-162 benutten deze achtergrond.
Priest 167 introduceerde de 3-D letter in het late voorjaar van
1973, toen hij samen met Christ 167 aan het schrijven was.
Deze stijl maakten veel indruk op de schrijvers dan het platte
werk. Zo leek het net of de letters geheel van de treinen af-
sprongen en groeiden uit tot een favoriete letterstijl, die tot
eind jaren ‘80 stand hield.
Gedurende de herfst van 1973 maakten de ruwe experimen-
ten van de vroege periode plaats voor de meer uitgewerktere
pieces. Ze werden niet alleen steeds beter en technischer
uitgewerkt, maar de pieces werden ook steeds groter. Begin
‘74 werden er geen ‘nieuwe stijlen’ meer geïntroduceerd,
maar er waren alleen eindeloze variaties te zien, op de diver-
se duidelijk verschillende stijlen die in ‘72 en ‘73 snel na el-
kaar waren ontwikkeld. In de zomer van ‘74 verschenen de
eerste ‘whole car pieces’ (pieces die een hele wagon in be-
slag namen). Deze pieces namen vaak zo’n drie tot vier uur
in beslag, waarvan een master-piece vaak in een kwartier
gedaan werd, en een tag in een paar seconden. Het einde
van de ontwikkeling van de letterstijl is wel de meest inge-
wikkelde stijl ooit. De wildstyle deed zijn intreden. Wildstyle
was begin jaren ‘80 verreweg de populairste stijl en word nu
nog veel gebruikt. Deze stijl kenmerkten zichzelf door alle
mogelijk denkbare verbindingen tussen letters te maken in
combinatie van ‘pijlen’, 3-D en een ‘ingewikkelde achtergrond
van kleur’.
Op het eerste gezicht was het niet bestemd voor de gewone
burger omdat het een onleesbaar web van kleurige letters
was. Maar ook voor de schrijvers onder elkaar werd het als
een soort camouflage gezien, om hun stijl bestand te maken
tegen ‘biten’ (letterlijk overnemen van de stijl).
Een bijkomend aspect was dat als een schrijver eenmaal
was opgepakt door de ‘metro-politie’, zijn naam bekend was.
In een goed uitgevoerde wildstyle kon de metro-politie er
geen touw aan vast knopen. Daar was een geoefend oog
voor nodig. Verder had je nog de blockbusterstyl, die vaak in
zilver goed te lezen letters met een dikke ‘outline’ (lijn om de
letter heen, om zo de letter te verduidelijken) eromheen
gezet werd. “Deze werden vaak gezet door schrijvers die
ook wel minimalisten werden genoemd.” (Reindersma, 1998)
24 ‘Wilde Typografen’
Hier zie je een voorbeeld van een bite. Het linker werk is van Kid Panama,
en het rechter werk van Seen
‘Wilde Typografen’ 25
Deze piece van Spin won de Taki Award, en was één van de eerste
trein-pieces in 1973
Plateauletters, met 3-D-styl, van Phase 2, 1982
Bubble-styl, met 3-D-schaduw en wolk, van Seen, 1981
3-D-styl, bubble-styl met wolk op de achtergrond, van Blade, 1975
Blockbuster-styl, met 3-D-styl, van Mitch, 1981
Wild-styl met 3-D-styl, van Case 2, 1981
26 ‘Wilde Typografen’
Top-To-Bottom Whole Car, combinatie wild-style, 3-D styl, door Seen en Mitch, 1980
Top-To-Bottom Whole Car with Characters, 3-D styl, door Seen en Mitch, 1980
Top-To-Bottom-Married-Couple door Lee (zilver-piece), en Dondi (3-D-styl), 1980
4.2.4 Onstaan van crews
Halverwegen de jaren ‘70 werden de metro’s ‘T-to-B’ (van
boven naar beneden) en ‘E-to-E’ (van voor naar achter) aan-
gepakt. Dit leverde steeds meer respect op, meden doordat
er zoveel risico’s waren die de schrijvers opliepen. De kans
om gewond te raken was vrij groot, mede door de passeren-
de metro’s, of door de spanning die op de derde rail stond.
Een ander risico was het beveiligingspersoneel, dat een eind
kon maken aan het nachtelijk avontuur, met alle gevolgen
van dien. De metrotreinen die door de stad rijden maken het
werk en de stijl van de schrijvers door de hele stad bekend.
Hiermee kunnen ook andere schrijvers getuige zijn van het
werk van hun collega’s. Op deze manier ontstonden ‘writers’
corners’ langs de metrolijn. Dit waren plaatsen waar de
schrijvers het werk van een andere schrijver zagen en waar
men elkaar kon ontmoeten. Schrijvers uit verschillende wij-
ken spraken hier met elkaar over hun werk, stijl en het mate-
riaalgebruik. Dit waren over het algemeen jongens en man-
nen. Vrouwen en meisjes maakten meestal deel uit van deze
scene als men met één van de schrijvers een relatie kreeg.
Naast het ontwikkelen van een eigen stijl werd dus ook het
groepsaspect belangrijk. De schrijvers ontmoette elkaar op
de eerder genoemde ‘writers’ corners’ en leverden critiek op
elkaars werk. Door deze geleverde kritiek werd men scherper
en beter in het creëeren van hun werk en besloten ook om
samen op pad te gaan. Langzamerhand werden er crews
gevormd om gezamenlijk pieces te gaan ontwerpen en te
schrijven. Men leerden van elkaars werk. Zo ontstonden er
steeds betere crews. Het belangrijkste binnen zo’n crew was
dat men elkaar niet ging verlinken.
Wat ook belangrijk was bij het bespreken van elkaars werk,
was het bekijken van elkaars ‘black book’. Dit zijn schets-
boeken met een goede kwaliteit papier (soort fotoboeken
met een harde kaft, zwart van kleur). Hierin staan ontwerpen,
maar ook foto’s van pieces die men heeft gezet. Deze ‘black
books’ bevestigen tevens de indentiteit van de schrijver. Hij
kan zich namenlijk onderscheiden van de rest van de schrij-
vers. Naast het tonen van de stijl, dienden de boeken ook
als vorm om zich rond te laten gaan binnen de scene.
In de ‘black books’ die onderling werden uitgewisseld, ver-
schenen tags en ontwerpen voor pieces van andere schrij-
vers. Soms werden ook tags verzameld van de ‘kings’. Net
of ze fan waren van een beroemde zanger.
Binnen een crew betaan er verschillen in kwaliteit tussen de
schrijvers. Zo kunnen er binnen een crew meerdere ‘kings’
zijn. Maar ook toys (de nieuwelingen) binnen een groep, die
het vak nog moeten leren, kunnen deel uitmaken van een
crew. Tracy 168, een oude King over het leren van graffiti
aan een toy: “Ik was de mentor van T-kid. Dat was makkelijk
omdat de ‘T’ al in mijn naam zat. Ik gaf hem wat letters en
‘Wilde Typografen’ 27
Hier kijken schrijvers naar elkaars werk, en maken schetsen
voor de pieces die zij gaan zetten
leerde hem wat trucjes enzo. De rest moest hij zelf leren. Hij
ging op pad en deed wat ik hem leerde, en wat hij verder op
de treinen zag. Zo werd hij een hele goeie, terwijl ik thuis op
mijn luie krent kon zitten en toch nog ‘king van de lijn’ kon
zijn.” (Reindersma, 1998).
Toys worden dus vaak opgeleid binnen een crew door ande-
re schrijvers, meestal door de Kings van een crew, om hem
de technieken te leren, maar ook om uit de handen van de
politie te blijven. De toys beginnen meestal met het invullen
van grote vlakken om zo de techniek van het spuiten van ver-
schillende kleuren, 3-D werken en de noodzakelijke ontwik-
keling van een stijl onder de knie te krijgen. Veel schrijvers
waren lid van meerdere crews, wat ook onderlinge strijd le-
verden over het ‘territorium’ die de verschillende crews had-
den. Dit ging meestal over de metrolijnen. Als er door een
crew of een schrijver een poging werd gedaan om de ‘lijn’
over te nemen kon dat gedaan worden op twee manieren:
Ten eerste moest je beter
zijn, of ten tweede kon je
harde strijd voeren. Met
harde strijd voeren werd
verstaan dat er over elkaars
werk heen werd gegaan.
Toch is het grondbeginsel
van graffiti dat er niet over
elkaars werk heen wordt
gespoten. De competitie
was echter zo groot tussen
de schrijvers dat deze regel
niet altijd na gestreefd kon
worden. Als deze regel toch
werd overschreden werd dit
met woorden, of met daden
opgelost. Een ander oploss-
ing was het terugbetalen
van de spuitbussen aan de
gedupeerde schrijver. Ook
is bekend dat crews, die
zeer hoog in aanzien ston-
den bij toys, nep tags door-
streepten. Deze tags werden
door de toys vervalst in de
hoop dat ze werden aangenomen bij de favoriete crew. Het
was duidelijk dat er niet te spotten viel met deze crews.
Crews hadden vaak veelzeggende namen zoal: (TFF) The
Fabulous Five, (TMT) The Magnificent Team, (TPA) The Public
Animals, (TSA) The Soul Artists, (MC) Mafia Crew, (TDS) The
Dead Squad, (UA) United Artists, (OTB) Out Tha Bomb, (CIA)
Crazy Inside Artists en (TNT) The Nation’s Top. De naam van
28 ‘Wilde Typografen’
Twee pieces van T-kid, de bovendste is uit 1980, de onderste is uit 1982 Schrijvers van de TNT (The Nation’s
Top), die zich wapenen met knuppel
een crew gaf vaak een spiegelbeeld weer over de gedachte-
gang van de schrijver en hoe ze tegen zichzelf aankeken, en
wat hun pretenties waren.
4.2.5 Maatschappelijke kijk
De schrijvers hadden het straatbeeld in New York al helemaal
veranderd. Eind 1972 waren bijna alle nieuwe metro’s al door
de schrijvers onderhanden genomen.
De media gaf steeds meer aandacht voor het probleem, en
de rijke blanke gemeenschap begon zich ook te verzetten te-
gen deze scene. In 1972 startte de MTA (Metropolitan Trans-
portation Authority), een grote actie om de ondergespoten
metrotreinen helemaal schoon te maken. Deze werden hand-
matig geschrobt met chemicaliën. Dit was gewoonweg onbe-
gonnen werk, omdat de schrijvers de tags er weer evensnel
op zette. De MTA wilde de reizigers niet in een ondergespo-
ten trein mee laten rijden, omdat dit het gevoel van onbeha-
gen met zich mee zou dragen. En een slechte imago van de
metrotrein alleen maar zou bevestigen.
Men was op zoek naar een alternatieve oplossing. Halverwe-
gen de jaren ’70 werd besloten om een ‘buffer’ (treinwas-
straat) te bouwen. Deze wasstraat spoot een grote hoeveel-
heid petroleum hydroxide (een sterke verfoplosser) op de
treinen om deze schoon te maken. Het succes was maar van
korte duur. Na het schoonmaken van duizenden treinen liep-
en de chemicaliën in de grond onder de wasstraat. Medewer-
kers van het MTA klaagden over misselijkheid, en kinderen
in de buurt kregen last van de luchtwegen. Ook de metro’s
zagen er na loop van tijd smerig uit. Dus deze oplossing leek
ook geen toekomst te hebben. De politie kondigden elk jaar
weer aan, dat de strijd met de schrijvers gewonnen zou wor-
den. Maar zelfs de politie had te weinig macht om graffiti in
de greep te krijgen.
Burgemeester Koch zat gewoon in een lastige situatie. Aan
de ene kant was er sinds de rellen van eind jaren’60 een ver-
beterde relatie ontstaan met de ghetto’s, en aan de andere
kant wist ‘Koch’ dat met de vernieling aan de openbare ruim-
te de bevolking niet blij was. De MTA en het stadsbestuur
‘Wilde Typografen’ 29
Crew: “The Fabulous Five”
Crew: “The Magnificent Team”
Crew: “Public Animals”
teerden met platen en synthesizers. Als je goed kijkt naar
de tekst, zijn er verschillende elementen in de rapmuziek
te herkennen. Invloeden uit de Afrikaanse cultuur komen
vooral terug in het taalgebruik, maar ook in de zwarte,
politieke getinte poëzie uit de jaren ‘60. In veel raptek-
sten worden overdreven beledigende woorden (dissin’)
en humoristische karikaturen gebruikt. Maar ook is de po-
litieke tekst niet weg te denken. Deze teksten gaan vooral
in op discriminatie en onderdrukking van de zwarte bevolk-
ing in de Verenigde Staten. Daarnaast spelen de problemen
en het leven in de ghetto’s een belangrijke rol in de rapmu-
ziek. Muzikaal gezien is de rap beïnvloed door de soulmuziek
uit eind jaren ‘60. Ook Jamaicaanse reggae en Latijns Ame-
rikaanse muziek had zijn invloed op de rapmuziek. Men
maakt dan vaak gebruik van sampling (het mixen van be-
staande platen waarbij men één ritme aanhoudt).
Door middel van sampels worden herkenbare deuntjes in
een nieuw jasje gestoken door er een andere beat onder te
zetten. Over deze muziek worden eigen teksten heen gerapt.
Dit rappen houdt in dat de eigen tekst ritmisch wordt gespro-
ken op de maat van een bass -en/of drumbeat. De rapper
wordt ook wel MC (MC Mike is hier een voorbeeld van) ge-
noemd: Master of Ceremony. Doordat rapmuziek zo belan-
grijk is geworden voor de hiphop-cultuur, gebruikt men
de termen rap en hiphop veelal door elkaar.
In 1979 werd de rapmuziek pas echt onder de aandacht
gebracht van een groter publiek. Daarvoor was hiphop
een echt ‘underground-verschijnsel’. De eerste echte raphit
‘Rappers Delight’ was van de Sugar Hill Gang, deze was ge-
deeltelijk gebaseerd op Chic’s oude discohit ‘Good Times’.
Zo halverwege de jaren ‘’80 was de rapmuziek niet meer
uit de hitlijs-ten weg te slaan. Rap werd nu ook gebruikt
in reclamespotjes voor Coca-Cola en sportschoenen. In
1988 was het zover, MTV startte de rapshow ‘Yo MTV
Raps’, dat gepresenteerd werd door bekende zwarte
vonden het een schande voor de stad en de bewoners, maar
de doorsnee New Yorker keek daar heel anders tegen aan.
Ze keken liever tegen hun volkskunst aan, dan tegen de ver-
rotte treinen die in de stad reden. Toen kleurde de stad ten-
minste nog op.
4.3 graffiti en de hiphop-cultuur
Tegelijkertijd met het populair worden van het schrijven
van tags, werd een nieuwe muziekstroming geliefd onder de
zwarte jeugd van New York. De rapmuziek deed zijn intreden.
De bijbehorende manier van ‘breakdance’ (dansen en bewe-
gen), sprak de jeugd aan. Ook de kleding die de hiphoppers
(degene die rapmuziek maakten) droegen, viel in de smaak.
De kleding bestaat vanaf de jaren ‘90 uit wijde broeken,
shirts hangend over de broek, gympies niet vastgestrikt en
achterstevoren gedragen ‘caps’ (ook wel petten genoemd),
gecombineerd met veel goudkleurige sieraden. De houding
van de hiphoppers is cool, trots en afstandelijk tegenover de
rest van de maatschappij. Het is hun ding. Een ander opval-
lend kenmerk is de taalgebruik. Dit is net als de kleding en
de houding gebaseerd op het leven in de straten van New
York.
Ook maakt graffiti, net als de muziek en de kleding, deel uit
van de ‘hiphop-cultuur’. Hierdoor is de term ‘hiphop-graffiti’
ontstaan. Hiphop en graffiti zijn zeker in het begin van de
jaren ‘60 en ‘70 nauw met elkaar verbonden geweest. Eerder
werd al genoemd het gebruik van de spreektaal, namelijk de
taal van de straat. Deze wordt dus in de rap-wereld gespro-
ken en in de graffiti-wereld geschreven. Men schrijft bijvoor-
beeld ‘da’ voor ‘the’. Ook bestaan er rapteksten over graffiti,
waarin rappers zoals KRS-one en Cypress Hill, hun ervarin-
gen met het schrijven van graffiti beschrijven.
Midden jaren ‘70 onstond de rapmuziek in de South Bronx.
De rap kwam tot stand op straat, waar rappers experimen-
30 ‘Wilde Typografen’
rapmuziek over de hele wereld verspreid. Met het bekend
maken van deze muziek vanaf begin jaren ‘80, werd ook het
schrijven van graffiti in diverse landen helemaal in. Maar niet
alleen de invloed van deze muziekstroming had invloed op
graffiti in andere landen. Ook de vele exposities die de Kings
van New York hadden gegeven in verschillende landen, zoals
onder anderen in Nederland, gaven velen de doorslag om
zich hierin te gaan verdiepen. In de volgende paragraaf zie
je hoe de Subway-graffiti terecht kwam in de kunst.
4.4 Van Subway naar galerie
Het was nu eenmaal zo dat graffiti in Amerika tot een subcul-
tuur aan het uitgroeien was. Dit kon worden vastgesteld aan
de hand van de aandacht die het al rond de jaren ‘70 kreeg.
Op de eerste plaats kregen de graffiti-schrijvers de kritiek te
verduren van de gevestigde orde (de rijke blanke bovenlaag).
Ten tweede werd er van alle kanten geprobeerd om maatre-
gelen te nemen om deze nieuwe kunstvorm van de straat te
verdrijven. De straffen werden daardoor ook hoger en er
werden hekken geplaatst rond de metroterreinen. Ook de
‘buff’ (metrowasstraat) ontbrak er niet aan. Toch kon men
het niet verkomen dat de graffiti-beweging volop in opkomst
was, en zou blijven. Alle aandacht was welkom, of het nu po-
sitief of negatief was.
4.4.1 Het collectief
In 1972 raakte ene Hugo Martinez door het zien van de kleu-
rige metrotreinen in de ban van de schrijvers. Hij was een
groot bewonderaar van enkele schrijvers en ging naar hen
op zoek. Hij was van plan om enkele Kings binnen de graffiti
beweging bij elkaar te brengen, om een soort van collectief
op te richten. Martinez was er van overtuigd, dat wat hij op
de treinen zag ook op doek gemaakt kon worden, en dus ook
verkocht kon worden aan galeriehouders en kunstverzame-
laars.
Om tot dit doel te komen richtte Martinez samen met enkele
Kings de UGA op (United Graffiti Artists). Vanaf dat moment
vond er nieuwe ontwikkeling plaats binnen de graffiti-kunst.
In eerste instantie was het exposeren en verkopen helemaal
niet het doel van de schrijvers. De meeste galeriehouders
dachten wel dat er misschien geld te verdienen was aan deze
nieuwe kunststroming. Hugo Martinez was zelf geen galerie-
houder, maar een pas afgestudeerde socioloog. Zijn motie-
ven voor het opzoeken van deze schrijvers lagen echter niet
bij de commerciele doeleinden. Het enige wat hij wilde was
dat het talent en de energie die de schrijvers naar buiten
brachten in goede banen werd geleid, om zo misschien wel
tot een nieuwe kunststroming te komen. De schrijvers zagen
het werk wat ze maakten niet als kunst en zichzelf helemaal
niet als kunstenaars. De eerste expositie was een haastig in
elkaar gezette tentoonstelling van op papier gespoten werk,
wat weinig goeds voorspelde. De inzet van Hugo Martinez
was niet voor niets geweest. De UGA was mede opgericht
uit esthetische overwegingen en streefde dus uiteindelijk
‘Wilde Typografen’ 31
Hip Hop door Zaki (London), 1984, zelfs in Londen deed de hip hop-graffiti
zijn intreden
naar verbetering van het werk (op trein en/of doek). De UGA
richtte zich steeds meer op het perfectioneren van techniek
en stijl door middel van het opzetten van een idee en om
planmatig te werk te gaan. Ze gingen steeds meer te werk
vanuit het ontwerp. Dit had een professionelere aanpak, en
mede hierdoor begonnen ze zichzelf steeds meer te zien als
kunstenaars).
4.4.2 kritiek
Door al deze ontwikkelingen haakten de media stevig in op
de steeds groter groeiende subcultuur. De eerste exposities
stelden maar weinig voor. Maar dit maakte eigenlijk niks uit,
omdat de pieces op straat steeds beter werden. Op 26 maart
1973 kwam het “NewYork Magazine” met een een ‘graffiti-
hitparade’, hier stonden kleurenfoto’s in van de vele pieces
die her en der gemaakt waren.
Ook was er een prijs te winnen voor de vetste piece die ge-
maakt was, namenlijk de ‘Taki-award’. Daarna kwamen er
grotere bladen als Newsweek, Time en de Wallstreet Journal.
Maar het verguisde boek van John Naar, Norman Mailer en
Mervyn Kurlanski: “Watching my name go by”, sloeg de spijk-
er op de kop. Dit boek werd in 1973 door vele schrijvers ver-
guisd omdat het niet compleet was. Er ontbraken enkele
grote namen en dat werd dus niet met dank afgenomen.
Nu er steeds meer aandacht was voor graffiti als kunstvorm,
werden er steeds meer exposities gehouden. In 1973 expo-
seerde de UGA in de Razor gallery in de NewYorkse wijk
Soho. Door de organisatie van de schrijvers werd al duide-
lijk dat graffiti een andere weg aan het inslaan was. Er be-
gon langzaam een soort druk op de schrijvers te ontstaan.
De organisatie van de schrijvers werd namelijk gezien als
een teken van serieuze, verderstrekkende bedoelingen. Het
zou niet meer gaan om een groep jongeren die rondhingen
en hun dingetje deden, maar om ambitieuze jonge kunste-
naars die gingen exposeren in het commerciële wereldje.
Er verschenen recensies in de krant naar aanleiding van de-
ze exposities, en er werd steeds meer op hen gelet. Naar ver-
scheidenen exposities werd duidelijk dat er iets ontbrak aan
deze exposities, en er kwam dus kritiek uit de kunstwereld.
Het was de ‘kwaliteit’ die ontbrak aan het werk. De werwijze
in het atelier bracht een ‘andere spanning’ met zich mee als
het werken in de illegale scene als het ‘s nachts spuiten op
de treinen. De schrijvers misten angst en opwinding die men
vooral ‘s nachts kreeg om zo tot een dergelijk hoge kwaliteit
te komen. Dit gemis bleek later ook kenmerkend te zijn voor
de graffiti-kunst. Na enkele exposities in New York ging de
UGA op toernee. Tot 1975 exposeerde ze op verschillende
plaatsen in het land, maar in dat zelfde jaar hield de UGA,
na een expositie in de Artist Space Gallery, op te bestaan.
Net voor de opheffing van de UGA had Jack Pelsinger het
idee van Hugo Martinez over genomen om de NOGA (Nation
Of Graffiti Artists) op te richten. Deze streefde hetzelfde doel
na, maar overleefde de UGA maar kort. De kritiek was nu
echt aan alle kanten van de graffiti-beweging losgebarsten.
Zo ook door de kunstwereld (musea, galeries, critici). Dit
was in de jaren ‘70 een instituut wat voornamelijk werd ge-
leid door de rijke blanke meerderheid, die hun voortbestaan
te danken heeft aan de verkoopbaarheid van kunst. Het be-
langrijkste produkt was, en is nog steeds het schildrij. Het
schilderij is een zeer tastbaar en handzaam produkt dat goed
verkoopbaar is, en het bewijs mag er zijn zo door de jaren
heen. De schrijvers hadden hun eigen medium omdat ze
een ander motief hadden dan de kunstwereld. De schrijvers
wilden geen winst maken, het ging hun alleen maar om bek-
endheid en roem. Daarom konden ze een medium kiezen zo-
als de metro. De belangen die de twee werelden hadden la-
gen op twee verschillende niveau’s. Daarom was het bijna
logisch dat de graffiti-kunst in de galeries over het algemeen
32 ‘Wilde Typografen’
mislukten. Een bijkomende factor wat betreft de verkoop-
baarheid van kunst was de stijl. In de jaren ‘70 was de in-
vloed van pop-art, conceptual-art, futurisme en expression-
isme groot. Kunstenaars die niet in deze stijl werkten werden
niet beschouwd als belangrijke figuren voor de kunstwereld.
4.4.3 Fashion Moda
Om de strakke vaste regels en de voorwaarden te kunnen
breken binnen de kunstwereld opende Stefan Eins in 1978
Galerie Fashion Moda (F.M.) in de New Yorkse volksbuurt
The Bronx. Deze galerie had als uitgangspunt dat creativi-
teit en/of kunst overal kon plaatsvinden, en dat kunst door
iedereen kon worden gemaakt. Of je nu rijk, arm, geschoold
of ongeschoold was. Fashion Moda wilde een plaats zijn
waar jongeren gewoon hun ding konden doen, zonder dat
ze het verwijt zouden krijgen dat hun werk (on) verkoopbaar
zou zijn.
De plaats waar F.M. zich vestigde was ook een belangrijke
factor om de regels binnen de kunstwereld te breken. De
South-Bronx stond bekend als een verpauperde volksbuurt.
Het doel van F.M. om op die plek zich te vestigen, was dat de
galerie daardoor voor iedereen een toegankelijke plek zou
worden. Het had een open karakter waardoor men direct
contact had met het anonieme publiek op straat. Het was
‘drempelverlagend’ zoals dat bij vele galeries in het elitaire
Soho niet het geval was. Door het handhaven van de lage
drempel, bouwde men een traditie op van het exposeren van
straatkunst die rechtstreeks het publiek op zocht. Dit was een
overeenkomst met de vele schrijvers, die d.m.v. het gebruik-
en van de metro’s als medium op hun manier het publiek op
zochten.
Twee jaar na de opening van Fashion Moda vond er de eer-
ste graffiti-expositie plaats. Men hield zich niet met de ver-
koop bezig van het graffiti-werk, maar concentreerde zich
volledig op de mogelijkheid tot het exposeren ervan. Zo kon
men het uitgangspunt (volkskunst direkt toegang voor iede-
reen) waarmaken. Men kon een zuiver en onschuldig imago
opbouwen door de schijnbare desinteresse die men had
voor de verkoop van het tentoongestelde werk. Echter zat
er ook een keerzijde aan deze houding. Het financiële aspect
kwam de hoek om. De galerie had toch wel enige moeite om
financieel rond te komen.
Na de eerste expositie in 1980 begonnen de schrijvers
Fashion Moda mede te zien als een soort ontmoetingsplek.
Eerst voor lokale schrijvers, en later voor bijna elke schrijver.
Het was niet zo dat F.M. er alleen maar was voor de graffiti-
schrijvers en hun werk. Graffiti was een onderdeel van het
programma van F.M. Het ging F.M. dan ook om de diverse
uiterste bij elkaar te brengen, zonder de regels die binnen
de kunstwereld gehandhaafd werden. Fashion Moda was
een verzamelplaats voor volkskunst, in welke vorm dan ook.
Aangezien de graffiti-kunst na 1974 vooral bestond uit het
‘Wilde Typografen’ 33
Fashion Moda werd in de loop der jaren, een ontmoetingsplaats voor
jongeren, en een verzamelplaats voor volkskunst
groter en technisch beter uitvoeren van de pieces, hadden
de schrijvers daarin aanzienlijke verbeteringen doorgemaakt.
In het begin van 1981 werd de kwaliteit van het op doek ge-
maakte werk zo goed gevonden dat het tijd werd een expo-
sitie te houden bij de elite in Soho.
4.4.4 Keith Haring
Waarschijnlijk de meest succesvolle erkende kunstenaar
die de graffiti-beweging voortgebracht zou hebben was Keith
Haring. Waarschijnlijk, want eigenlijk was Haring meer een
voortvloeisel uit de graffiti-wereld. Hij is de schakel geweest
tussen het illegale werk en het kunstcircuit.
“Het was niet zo zeer een graffiti-schrijver maar een graffiti-
kunstenaar die werkte met bepaalde vaste symbolen en met
een bepaalde lijnvoering die kenmerkend was binnen de
graffiti-wereld. Hij gebruikte hetzelfde idioom, karaktiristiek-
en net als de vele schrijvers die in die tijd actief waren. Het is
wel graffitikunst. Maar ik vind het niet graffiti-writing, zoals
o.a. Blade, Seen en Quik dat wel deden. Hij staat in de boek-
en als één van de Kings, waar ik mijn twijfels over heb. Hij is
wel de overgang van de illegaliteit naar de kunstwereld.”
(Hoekstra, 2002)
“Jean Micheal Basquit en Andy Wharholl zijn echte voor-
beelden van geen graffiti-kunstenaars, dit zijn echte kunste-
naars op commerciële toer. Het zijn echte éénlingen met een
ander soort graffiti. Haring deed wel dingen in de metro en
iets met een dikke lijn eromheen. Daaron lijkt het op graffiti.”
(Interview J&M, 2002).
Keith Haring werd op 4 mei 1958 geboren in Reading,
Pennsylvania. Hij had zijn opleiding genoten aan de Ivy
school of proffesional art in Pittsburg. Na deze opleiding ver-
huisde Haring in 1978 naar New York en studeerde daar aan
de school of Visual Arts (VSA). New York had een bloeiende
kunstscéne, waarvan het middelpunt zich in de manhattan-
wijk Soho bevond. Het eerste contact tussen de schrijvers en
kunstacademiestudenten ontstond dan ook in de galeries en
clubs in Soho. De schrijvers kwamen uit de downtown
Brooklyn of The Bronx. Zij begaven zich in de kunstkringen
van Soho. Dit had te maken met met hun exposities in gale-
ries. In het uitgaansleven kwam Haring al regelmatig in con-
tact met graffiti-schrijvers die hij al enige tijd bewonderde.
Hij voelde zich al langer aangetrokken tot het werken in het
openbaar, vanwege de directe interactie tussen kunstenaar
en publiek. Wat hem zo aantrok aan de graffiti op de treinen
was de beeldtaal die frisheid uitstraalde, en het gebruik van
de openbare ruimte. Het feit dat de kunst via de metrotrien
naar de mensen toekwam en de besloten kunstscene die de
schrijvers onderling hadden sprak hem erg aan. Haring be-
keek geregeld samen met zijn medestudent Kenny Scharf de
vele treinen die door de schrijvers gedaan waren. Het duurde
niet lang of Haring liet zijn eigen beeldtaal achter in de met-
rostations.
Hij tekende nooit op of in de treinen. Hij maakte in het begin
vooral krijttekeningen op zwarte billboards in de metrostati-
ons. Deze billboards waren tijdelijk zwart omdat er op dat
moment even geen adverteerders waren. Dit was dus voor
Keith Haring in 1982 het openbare medium.
Het illegaal werken wat dit toch wel was voegde volgens
Haring iets toe aan de kwaliteit van het werk en de interactie
met het publiek. Op de verscheidende billboards ontstonden
langzamerhand zijn wereldberoemde cartoons. Haring was al
voor 1980 bekend bij een klein publiek. Zijn eerste soloten-
toonstelling was na zijn opleiding in Pittsburg. In 1980 ver-
keerde Haring al veelvuldig in het New Yorkse uitgaansleven
waar hij in Club57 zijn tweede tentoonstelling had, dit was
een groepstentoonstelling. daarna volgden tentoonstellingen
34 ‘Wilde Typografen’
in o.a. Fashion Moda, The Mudd Club, Galerie Tony Shafrazi
en The Fun Gallery. De echte grote doorbraak van Haring
kwam echter door de enorme publiciteit toen hij gearresteerd
werd voor het maken van zijn krijttekeningen in de New York-
se metro. Vanaf dat moment was hij een wereldster. Het suc-
ces van Haring kwam door een combinatie van de juiste fac-
toren en de juiste tijd.
“De vele New Yorkse kunsthandelaren waren voorheen al op
zoek naar een kunstenaar die de frisheid en het lef bezat van
de graffiti-schrijvers. De eerste graffiti-exposities gaven de
kunstcritici het idee dat graffiti niet veel bij te dragen had
aan de gevestigde kunstorde. Men had precies op de werk-
wijze van Haring zitten wachten. Zijn orginele toepassing
van werken in de publieke ruimte was precies wat men
wilden zien.” (Reindersma, 1998).
“Net als Jean Michel Basguiat werd Keith Haring in zijn vroe-
ge periode, op een slimme manier aan de man (verzamelaar)
gebracht. Basguiat was een gewone zwarte New Yorkse jon-
gen die eigenlijk helemaal buiten de graffiti-scene viel. Hij
tekende wel dingen op straat en kwam al heel snel in het
kunstenaarscirquit terecht. Maar maakte heel ander werk,
niet zoals de vele andere graffiti-schrijvers dat deden.”
(Hoekstra, 2002).
Kunsthandelaren uit de hele wereld kwamen naar New York
om kunst te kopen van gevestigde namen. Men wilde er ze-
ker van zijn dat het gekochte werk zich zich in de toekomst
zou terug betalen. Het werk van Haring wat men verkocht,
was meer iets van, koop een Warhol voor $25.000 waar je
dan een Haring erbij krijgt voor maar liefst $2000. “Dit kun
je niet laten liggen”, zeiden ze dan. Het was dus mogelijk dat
het werk van Haring in privéverzamelingen te vinden was
tussen de beroemdere Rauschenbergs of Lichtensteins, wat
natuurlijk een goede reclame was voor Haring. Op het mo-
ment dat Haring echt doorbrak maakte zijn werk al deel uit
van de verzamelingen van echte grote en belangrijke kunst-
handelaren. Zoals ik al eerder heb vermeld was Haring de
schakel geweest tussen het illegale werk en het kunstcircuit.
Het verlengstuk van de subway-graffiti. Hij was bij de hele
subcultuur betrokken en kon op zijn eigen wijze de directe
communicatie met het publiek invullen. Zijn toch wel sim-
pele beeldtaal werd in de jaren ‘’80 wereldberoemd doordat
het veel gevraagd werd voor onderwerpen uit de cultuur
waar Haring zelf ook deel uitmaakte.
Na een een snel leven in de jetset van de hele wereld nam
op 12 februari 1990 de toestand van Haring een kwalijke
wending. Hij kreeg de ongenezelijke ziekte Aids. Hij werd
in het ziekenhuis opgenomen en in zijn laatste dagen pro-
beerde hij nog wat te tekenen en dat leidde tot één van zijn
beroemdste symbool: “de Stralende Baby”. Keith Haring was
ten dode opgeschreven door Aids, en overleed op 16 februari
1990.
‘Wilde Typografen’ 35
De wereldberoemdste symbool van Keith Haring: “de Stralende Baby”
4.4.5 Kings als graffitikunstenaars
De onderscheid in kwaliteit, kwantiteit en de grootte van de
gemaakte pieces kon je goed terug zien in de jaren ‘70 en
‘80. Aan de ene kant had je de toys die doorgroeide tot een
grote spuiter, en aan de andere kant groeide sommige schrij-
vers uit tot één van de grote meesters die hun werk steeds
beter onder de knie kregen. Dat resulteerde in hele trein-
stellen die technischer en groter werden uitgevoerd. Waar-
onder de bijzondere ‘married-couples’, die nu nog zijn terug
te vinden in de bijbels van de graffiti, zoals in onder anderen
“Subway-art” en “Coming from the Subway”. Zij werden la-
ter ontdekt door o.a. Martinez en Yakie Kornblit (Amsterdam-
se galeriehouder), waar onder andere Blade in 1983 in con-
tact kwam met Yaki Kornblit in SoHo, en hem vroeg of hij op
doek kon spuiten. Zij werden in het kunstcirquit opgenomen
als de grondleggers van een nieuwe kunststroming.
In de graffitibeweging zijn drie stijlgroepen te onderscheiden:
werk met de tag als basis, werk met figuratie, en werk met
een conceptuele of abstraherende tendens. Alle graffitikun-
stenaars zijn begonnen met de tag, maar slechts enkelen ge-
bruiken deze nog consequent als hoofdthema. De meesten
hanteren elementen uit de verschillende stijlgroepen. Tot de
kunstenaars die de tag als een hoofdelement in hun werk
gebruiken behoren onder anderen Blade en Quik.
De meeste Kings hebben tijdens hun carriere als graffitikun-
stenaar in veel landen geëxposeerd. Ook in Nederland ont-
braken zij niet met hun exposities in onder andere het Gro-
nings Museum die mede onder leiding van Froukje Hoekstra
en Henk Pijnenburg tot stand was gekomen.
In de volgende paragrafen behandel ik in het kort de meest
doorgestroomde graffiti-schrijvers van Amerika die wereld-
wijd bekend zijn geraakt, en vooral in NederIand van door-
slaggevende betekenis zijn geweest. De graffiti-kunstenaars
die ik behandel zijn: Blade, Quik, Lady Pink, Lee, Dondi
White, rammellzee en Futura 200. In hun werk zijn aspecten
terug te vinden die overeenkomen met de hierboven ge-
noemde stijlgroepen.
Henk Pijnenburg geeft een persoonlijke visie op de stijl en
inhoud van deze grootheden. Deze waren een voorbeeld
voor de vele schrijvers die o.a. in Nederland zouden gaan
volgen.
Blade is geboren in 1957 in de Bronx, New York en is na
Futura die 2 jaar ouder was de oudste graffitikunstenaar.
Hij was en is nog steeds beroemd bij iedere schrijver. Hij
was een echte King en bespoot zo’n 5000 treinen in verschil-
lende stijlen. De ‘Bubble-letter, ‘Wild-style’, ‘Blockbuster-let-
ter’ en ‘3-D-letter’ zijn bij hem in zijn werk allemaal terug te
vinden. Blade heeft zich ontwikkeld van een losse en vrije
benadering van lijnvoering ( Party Time, 1983), waarin veel
figuratie-ve elementen uit de stripwereld en science fiction
(Galaxy Gangster, 1983) een rol spelen, naar een harde lijn.
In 1985 raakte hij geïnspireerd door de rood-blauwe Rietveld-
stoel. Hij ontwikkelde zijn stijl in meer scherp gesneden ab-
stracte vlakken die hij verkreeg door het uit de vrije hand
hanteren van de viltstift. Het hoofdthema van zijn werk is al-
tijd zijn naam geweest en gebleven, ‘Blade’. Blade is ‘the best
of everyone’ en zijn vormen zijn zo scherp als zijn naam. Zijn
naam betekent onder meer scheermesje.
In zijn latere werken maken figuren uit de stripwereld steeds
meer plaats voor beeldelementen, zoals onder anderen mu-
zieknoten die een rol spelen in een door het universum geïn-
spireerde achtergrond die soms doet denken aan het werk
van Kadinsky na 1920.
36 ‘Wilde Typografen’
Tag: Blade
Quik is in 1958 geboren in de New Yorkse wijk Queens. Hij
studeerde aan het Pratt Institute in Brooklyn. Het werk van
Quik is vergeleken met dat van Blade veel barokker en veel
grilliger. Hij refereert in zijn werken aan zijn privéleven, de
maatschappij waarin hij leeft en de kunstwereld.
Typerend is zijn kritische visie die altijd gepaard gaat met
een zekere humor. Quik wil in zijn werk hetzelfde overdragen
als wat de blues in de muziek vertolkt. Zoals onder anderen
Billy Holiday en Sonny Boy dat deden, maar vooral Jimi
Hendrikx was van invloed op het werk van Quik.
De naam Quik, zijn tag, komt in allerlei variaties voor in zijn
werken, die vaak voorzien zijn van hele teksten of tekstfrag-
menten en bevolkt met typische Quik stripfiguren; zo heeft
hij bijvoorbeeld het bekende Michelin-mannetje verwerkt tot
een eigen beeld. Deze stripfiguren hebben als doel een hu-
moristische boodschap over te brengen. De vaak abstracte
schilderijen die Quik soms maakt, weerspiegelen naar eigen
zeggen de innerlijke onrust en de chaos in zijn leven. Tot de
grote groep graffitikunstenaars waarbij de figuratie een gro-
te rol speelt, behoren onder anderen Dondi White, Lady Pink
en Lee.
Een belangrijk element in de schilderijen van het merendeel
van deze graffitikunstenaars is de verwerking van wat men
typisch Amerikaanse ‘iconen’ zou kunnen noemen. Stripfi-
guren zoals bijvoorbeeld (Lee’s ‘Howard the Duck’), de auto,
de vlag, het Vrijheidsbeeld, het silhouet van Manhattan, het
$-teken als symbool van macht, geld, verderf en erkenning
duiken regelmatig op in hun werk.
‘Wilde Typografen’ 37
Galaxy Gangster, blade, 1983
Party Time, Blade, 1983
Tag: Quik
Er waren maar twee meisjes die regelmatig treinen beschil-
derden, Lady Pink en Lady Heart die tevens haar beste vrien-
din was. Lady Pink was de enige graffitikunstenares die was
doorgebroken. Zij is geboren in Ambato, Ecuador in 1964 en
kwam op zevenjarige leeftijd met haar familie naar New York.
Zij studeerde aan de HIgh School of Art and Design in Brook-
lyn en speelde de vrouwelijke hoofdrol in Charlie Ahearns
Wild Style (1982). Zij maakte in de jaren 1983-1984 in samen-
werking met de bekende kunstenares Jenny Holzer sterk ge-
ëngageerde werken en heeft deze lijn in haar werk voort-
gezet.
38 ‘Wilde Typografen’
Sometimes We’re So Full of Shame...,
Quik, 1991, hier zie je het omge-
bouwde Michelin-mannetje
Untitled, Quik, 2000, hier speelt
onder andere de vlag van Amerika
een duidelijke rol
Ook in het huis van Quik zie je de
typische Quik-figuren terug
Untitled, Quik, 2000, hier zie je een
typische Quik-figuur
Tag: Lady Pink
Collaboration with Jenny Holzer: The Breakdown
Comes, Lady Pink, 1983
Lee is geboren in Ponce de Leon (Porto Rico). Toen hij nog
heel jong was, verhuisde het gezin naar New York, waar Lee
nog steeds woont. Hij speelt de mannelijke hoofdrol in
Charlie Aheans Wild Style (1982).
Hij toont zich in veel van zijn werken zeer maatschappelijk
bewogen. “Stop the Bomb”, “Earth is Hell”, “Heaven is life”,
“The Bearer”, “The Long Prayer” en “Society’s Child” zijn
werken die beschouwd kunnen worden als een aanklacht
tegen de Amerikaanse samenleving. In verschillende werken
vallen de meer dan normale grootte, de smartelijke hoofden
en de kolossale handen op, die de boodschap benadrukken.
Een goed voorbeeld hiervan is ’Society’s Child’. Op dit schil-
derij zien we op de voorgrond een jongeman die zichzelf he-
roïne inspuit. De Amerikaanse vlag slingert zich onrustig om
zijn lichaam. Onontkoombaar is de intens trieste, beschuldig-
ende blik. Op de achtergrond doemt donker, met een ‘licht-
end’ randje rondom het hoofd, het Vrijheidsbeeld op...
Lee was de eerste die in 1981 op muren spoot. Zijn bijzonder
uitgewerkte meesterwerken kon men terug vinden op onder
anderen basket -en handbalveldjes. De meeste schrijvers
gebruikten de muren meestal alleen maar om hun tag op
te zetten. Nog andere schrijvers die de muren in de jaren ‘80
gebruikten waren onder anderen Bill Blast, Chico, Vulcan en
Jean 13. Na deze trendzetters volgden steeds meer graffitis-
chrijvers die ook de muren als medium gingen gebruiken.
‘Wilde Typografen’ 39
Tag: Lee
Society’s Child, Lee, 1983
Dondi White refereert in zijn zacht gesprayde werken
vaak aan de geschiedenis van de graffiti: “Bishop of Battle”,
“Modern Prophets” en “Pre” verwijzen hiernaar. Dondi was
de eerste graffitikunstenaar die via zijn werk grote proble-
men voorspelde met betrekking tot de acceptatie van de
graffitikunst. In 1983 maakte hij hier in een uit twee losse
delen bestaand werk melding van.
Het ene deel bestaat uit een envelop waarop het adres
staat van een belangrijke plek waar graffitischrijvers bij elk-
aar kwamen, de Grand Concourse bij de 149ste straat op de
grens tussen de Bronx en Manhattan. De brief is gericht aan
de kunstenaar zelf: “Dondi Blanco”. Het andere deel is de
brief die als volgt luidt: “Dear,- Dark Continent of Kings
continue the battle above ground... Yours Truly”.
40 ‘Wilde Typografen’
Tag: Dondi
Dondi Blanco, Dondi White, 1983 Yours Truly, Dondi White, 1983
Futura is in 1955 geboren in New York, woonde tot zijn acht-
tiende in de Upper West Side van Manhattan. Hij ging in 1974
voor vier jaar bij de marine. Hij is in zijn werk het verst ver-
wijderd van de oorspronkelijke graffitibeweging. Naar het
pure beeld en naar idee kan zijn werk beschouwd worden als
het meest abstract. Opvallend is de ruimtelijkheid. Oneindige
ruimtes, uitwaaierende vlaktes van voorbije explosies, ge-
combineerd met ronddraaiende projectielen, tandwielen, cir-
kels, ellipsen, kompassen, planeten en sterk gestileerde rob-
otachtige figuren vormen de ingrediënten van zijn werk.
Futura sprayt met het doek op de grond, zodat de sprayverf
zacht en wijd uiteen vloeit om zich laag over laag tot een
etherische kleurenpracht te verbinden.
De oorzaak dat bij diverse graffitikunstenaars de ontwikkelin-
gen van de laatste jaren ontbreken, is dat verschillende on-
der hen psychisch totaal ‘kapot’ zitten. Na de euforie van de
eerste helft van de jaren ‘80 volgt de neergaande spiraal. De
meeste van hen konden maar moeilijk in hun levensonder-
houd voorzien. Bovendien is de overgang van de Subway
naar de kunstwereld voor een aantal van hen te groot ge-
weest, omdat er te weinig begeleiding was. Verder werden
zij in New York vrijwel totaal genegeerd. Overwegend was
het de blanke kunstenaar die voorang kreeg bij de galerie-
houders. De kunstenaar Pindell heeft onderzocht dat tussen
1980 en 1987 in de belangrijkste New Yorkse musea meer
dan 90 procent van de tentoonstelling van zwarte of uit Azië
afkomstige kunstenaar in het Guggen-heim Museum. In de
overige musea in New York is het niet veel beter.
Zoals eerder al aangegeven was de metrotrein het begin-
nend medium voor de graffitischrijvers. Later in de jaren ‘80
begon men ook op muren te spuiten en reisde men met de
trein van stad naar stad om de pieces van elkaar te bewon-
deren. De trein bleef altijd wel een favoriet medium, maar
ook de muren kwamen in trek. Zo ook in de rest van de
wereld.
‘Wilde Typografen’ 41
Tag: Futura 2000
Untitled, Futura 2000, 1980 Pep Boys, Futura 2000, 1985
42 ‘Wilde Typografen’
5 Graffiti in Nederland
Over het woord graffiti zijn in hoofdstuk 3 al veel betekenis-
sen naar voren gekomen. Er is niet een vaste betekenis voor
te vinden.
De Nederlandse ‘graffiteurs’ hanteren vaak een andere
woord voor graffiti. Zij hanteren meestal het woord schrij-
ven. In Amerika noemen ze dit dan writen. Zoals ik al eerder
had vermeld, heb ik een interview met twee schrijvers uit
Eindhoven gehouden. Deze noem ik “J&M”, wat als schut-
naam fungeert. Zij zijn in de leeftijd van 23 jaar, en willen
dus verder anoniem blijven, in verband met hun eigen vei-
ligheid. Omdat zij midden in de scene zitten zullen zij in
hoofdstuk 5 veelvulldig hun mening naar buiten brengen.
Eén van de beroemdste Amsterdamse schrijvers, genaamd
Set, citeerd graffitti als volgt:
“Graffiti is letters. Daarom noemen we onzelf schrij-
vers. Het gaat erom dat je naam een logo wordt. Het
is een totale egotrip. Set Set Set Set Set Set Set. Je
naam wordt een stempel dat in ieders geheugen ge-
grift is. Op het laatst kent de hele stad , het hele land
je naam. Dan ben je geslaagd. Graffiti is opscheppen,
anoniem opvallen.” (Bekkers, 1995)
Je ziet niet alleen bij deze schrijvers dat ze het woord graffiti
vervangen door het woord schrijven, ook bij andere schrij-
vers in het land komt dit naar voren. Het is gewoon schrij-
ven, en het woord graffiti komt bijna niet meer voor onder
de schrijvers. Ook in verschillende bladen, kranten en boeken
wordt het woord schrijven en schrijvers veel genoemd.
5.1 Graffiti, graffiteurs en schrijvers
Er zijn een aantal verschillen te noemen tussen graffiti, graffi-
teurs en schrijvers. “Graffiti is meer de benaming van het
normale publiek. Net als de rotstekeningen, de eerste graffiti.
Graffiti is gewoon het ding wat ontstaan is. Maar het schrij-
ven is een hele levensstijl.” (Interview J&M, 2002).
“M: Echte graffiti gaat om het illegaal schrijven. De stijl van
letters. Hardcore bezig zijn. Alles wat daarbuiten valt is eig-
enlijk geen graffiti meer. Het is een breed begrip. Je zit eig-
enlijk met de afbakening. De echte graffiti-writing, de orgi-
nele vorm, die komt uit New York. Dat is het echte schrijven.
Alles wat daarbuiten valt kun je ook graffiti noemen, maar
het is een andere vorm. Je gaat dan buiten die afbakening.
Het is wel leuk, en het wordt wel aangepast, maar het kan
nooit meer aan die voorwaarden voldoen.”
Een ‘graffiteur’ is de benaming voor iemand die graffiti spuit.
Het woord ‘graffiteur’ wordt helemaal nooit gebruikt binnen
de scene. Dit is meer iets voor de nette, officiële benaming
die vanuit de van Dale naar buiten treedt. Dit woord, wordt
trouwens in veel boeken en scripties gebruikt, maar dus he-
lemaal niet onder de schrijvers. De graffiteurs noemen zich
dan ook schrijvers.
“J: Schrijven is het gene wat je motiveerd, en wat je bezig
houdt. Het is iets waar je mee bezig bent naast de momen-
ten dat je een piece zet. Het in de gaten houden van plekken,
en muren die gebouwd worden naast het spoor.”
“M: Het is niet de actie op zich, maar het hele leven die er-
achter zit. Voor dat er uiteindelijk een lijn op de muur wordt
gezet, zit er soms heel veel voorbereidend werk in, en zijn er
hele plannen en schetsen gemaakt.”
‘Wilde Typografen’ 43
Het zijn van een schrijver is binnen deze scene niet voor ie-
dereen weggelegd. Als je een schrijver wilt zijn moet je toch
wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Ten eerste moet je
veel illegaal gespoten hebben, voordat je jezelf als schrijver
kan benoemen. De erkenning binnen de schrijvers-scene is
heel belangrijk voor een schrijver. Als men binnen de kern
van de scene, niet van iemands naam afweet en er niet over
gesproken wordt, dan hoor je niet echt tot de schrijvers die
Nederland kent. Een aantal voorbeelden van echte schrijvers
zijn onder anderen J&M (Eindhoven), Set, Delta, Pone, Oase,
en Sprite. Deze zijn dan ook zeer illegaal bezig geweest.
Sommigen daarvan zijn nog steeds bezig. In Amerika had
je in de jaren ‘70 en ‘80 onder anderen Blade, Seen en Quik.
5.1.1 Regels
Binnen de graffiti-scene gelden een aantal regels. Regel één
is dat een schrijver nooit andermans werk mag bekladden.
Dat heet een ‘dis’. Een dis is een teken van afkeuring van het
werk van een collega-schrijver. Of het moet zo zijn dat een
schrijver bij gebrek aan ruimte over het werk van iemand an-
ders is heengegaan. Zoals dat vaak in Amsterdam gebeurt,
waar de binnenstad letterlijk vol staat met tags en pieces.
Een andere regel is dat de toys binnen een crew, hun oudere
kameraden helpen bij het schrijven, tot dat ze genoeg aan-
zien hebben verworven om zelf een grote piece te ontwerp-
en. Zodra de toys hun ondersteunende werk hebben gedaan,
geeft de geroutineerde leider zijn bijdrage aan het werkstuk
door middel van een fijnzinnige afwerking.
5.1.2 Toys
In het begin van de jaren ‘70 waren er al toys, iedere schrij-
ver begon als toy, en sommige daarvan zijn echt uitgegroeid
tot waardige schrijvers. Het aantal toys neemt echter wel toe
in de loop der jaren.
“Rampzalig, die toys,” verzucht graffiti-bestrijder Deijst die
zich nu al zo lang in deze wereld verdiept dat hij het taalge-
bruik van de schrijvers moeiteloos overneent. Deijst:
“In Amsterdam heb je veel van die jochies van een
jaar of twaalf, dertien die gewoon even ergens een
tag willen zetten. Daarmee maken ze zich bekend bin-
nen de scene. Maar het is voor die pubers ook ge-
woon een kick om te zien dat het echt kan; je naam
op een muur schrijven. Er komen steeds meer toys
bij. Je ziet nu zelfs op chique villa’s in Amsterdam
Zuid overal van die kleine kladdertoestanden. En die
toys, ze kunnen er ook echt geen hout van, al zeg ik
dat als buitenstaander.”
Een veel kleinere groep gaat er na z’n vijftiende mee door.
“Waarvan sommigen trouwens een hele leuke techniek ont-
wikkelen,” vindt Deijst. “In de twee bekendste Nederlandse
graffiti-magazines, als True Colors en de Bombers, staan
soms schitterende foto’s van graffiti’s, werkelijk schitterend.
Niet vreemd dat een heleboel schrijvers uiteindelijk in de
grafische vormgeving belanden.”
(Haas, 1996)
5.1.3 Legaal en illegaal
In het graffiti-wereldje draait het over het algemeen om het
‘illegaal’ te werk gaan, om zo respect te krijgen binnen de
scene. Het gaat erom, jezelf omhoog te werken, om uitein-
delijk tot één van de Kings te behoren. Je hebt nadrukkelijk
twee stromingen binnen de graffiti-scene. Schrijvers die
‘legaal’, en ‘illegaal’ te werk gaan. Al je legaal te werk gaat,
heb je meestal toestemming gevraagd bij des betreffende
instantie, zoals bij de gemeente of winkeliersvereniging.
44 ‘Wilde Typografen’
Een schrijver vraagt toestemming, of hij doet het gewoon. Er
zijn ook schrijvers die alleen maar mooie dingen maken en
het bomben achterwegen laten. Deze schrijvers staan dan de
hele dag bij een ‘wall of fame’ (vrijplaats voor grafftispuit-
ers). Meestal voor de gezelligheid, met een radio erbij voor
de sfeer, om zo de dag door te komen.
Hoewel er twijfels bestaan over het feit dat schrijvers die le-
gaal te werk gaan, wel schrijvers genoemd mogen worden,
hebben J&M hier hun mening over en wijken hier dan ook
niet van af.
“M: Het zijn wel schrijvers, maar alleen ‘wall of fames’ doen,
daar draait het niet om, dat is echt bull-shit. Of er moeten
echt namen staan die iets te brengen hebben, qua stijl of
bekendheid binnen de kern van de scene. Natuurlijk zijn er
ook echte schrijvers die wel eens een legale muur pakken.
Maar er is gewoon een ‘aparte scene’ voor legale muren.
Dan kun je het net zo goed voor jezelf doen. Als je een echte
schrijver bent, dan heb je gewoon meer de behoefte om
plekken buiten die ‘wall of fame’ te doen. Dan zie ik liever
een paar tags, dan dat ik naar een ‘wall of fame’ toe ga.
Graffiti moet je gewoon zien in de openbare orde, als je in
de bus of trein zit. Niet zo’n volgespoten muur, waar de pie-
ces netjes langs elkaar staan. In Den Bosch staan er ook al-
tijd van die ‘legale’ schrijvers. Echt een vast kliekje.”
Af en toe hebben J&M wel de behoefte om ergens relaxed te
staan om geen gezeik van de politie te krijgen, Maar de actie
en de spanning hoort er gewoon bij. Dat hebben ze gewoon
nodig. Ze willen ook iets laten zien aan de rest van Neder-
land. Als je alleen maar ‘wall of fames’ doet, is de naamsbe-
kendheid die je opbouwd natuurlijker kleiner, dan als je over-
al je werk laat zien. Het is ook niet de bedoeling van de ‘le-
gale spuiters’ om bekend te worden binnen de echte scene,
het zijn dan ook meer hobbyisten. Het is natuurlijk niet zo,
dat er binnen de hardcore-scene niet over de legale jongens
gesproken wordt.
“J: Er zitten altijd wel fenomenen tussen, die vroeger toch
wel begonnen zijn met het hardcore bomben, en het later
wat rustiger aan hebben gedaan. Die doen nu alleen nog
maar ‘wall of fames’.”
“M: Ik kan het wel begrijpen dat ze iedere maand ergens wil-
len staan. Als het toffe pieces zijn vind ik het wel vet! Niet ie-
dereen hoeft het zelfde te zijn.”
‘Wilde Typografen’ 45
Hier zie je een illegale piece van Buda, die in een paar nachtelijke uren is
neergezet. Onder andere deze piece is de aanleiding geweest, dat één jaar
later deze fietserstunnel, een vrijplaats is geworden voor graffitispuiters.
Etten-Leur, 1998
Werner Zwakhalen maakt als Nash al spuittekeningen vanaf
het begin van de jaren tachtig. Eind jaren ‘90 is hij professio-
neel interieurverzorger. Dat betekent dat hij kledingzaken en
coffeeshops voorziet van een passende graffitidecoratie. Bij
tijd en wijle gaat hij nog wel eens de straat op, en maakt nog
steeds deel uit van een crew. De WHO-crew, waarvan de
meeste leden in Rotterdam wonen. Als de groep bij elkaar
komt, kiezen zij bij voorkeur een legale muur. Zwakhalen:
“Het gaat ons erom gezien te worden. Ik ben gespe
cialiseerd in leuke gezichten en poppetjes. Ik verwerf
wel eens wat van de kunstenaar Dali in mijn pieces.
Als ik nu nog een strafbaar feit pleeg, dan kom ik
ongelooflijk in de problemen met mijn job. Ik kies
liever een plek waar ik veilig ben.”
(Haas, 1996)
Het legaal en illegaal spuiten brengen dus twee totaal ver-
schillende drijfveren met zich mee. Het spuiten op legaal ter-
rein brengt geen spanning met zich mee, die de echte schrij-
vers wel hebben. Het legaal te werk gaan biedt wel enige
veiligheid voor de schrijver. De echte schrijvers krijgen meer
respect voor hun werk, omdat zij vaak op onmogelijke plek-
ken te werk gaan, zijn de risico’s om gepakt te worden na-
drukkelijk groter. Daar draait het toch allemaal om. Hoe
gekker hoe beter.
46 ‘Wilde Typografen’
Legale piece van Buda, 1999, in dezelde fietserstunnel in Etten-Leur, die een ‘wall of fame’ was geworden. Hier heeft hij twee dagen over gedaan, en de piece is technisch veel
uitgewerkter. Veel schrijvers uit Europa hebben hier hun piece gezet. Omdat er in Etten-Leur verbouwingen plaats hebben gevonden, is de tunnel sinds 2002 gesloopt.
5.1.4 Materiaalgebruik
Het assortiment aan materiaal soort die J&M hebben ge-
bruikt, bevat bijna alle merken die je maar kan kopen. Zij be-
gonnen met Hema, Tintra, Motip en Quantum bussen. Bij de
Quantum konden zij de bussen goed jatten. Zoals de meeste
hardcore-schrijvers in Nederland dat doen. Daarna begonnen
ze met Flexa, Trendy en Sparvar. De Sparvar bussen haal je
nu nog bij het Waterlooplein in Amsterdam. Hier kwamen en
komen veel schrijvers uit Nederland om hun bussen te ha-
len. Ook uit andere landen komen ze hier naar toe om hun
materiaal aan te vullen. Op dit moment zijn de Belton en
Montana bussen erg in trek. Dit is van Duitse makelei.
Het gemeenste spul wat er te krijgen is, is tectiel. Deze verf
gebruikt men voor de onderkant van auto’s, ter bescherming,
en krijg je moeilijk van de muur af. Het is een zeer giftige
substantie. Je blijft altijd wat van een tag of piece zien als
je tectiel hebt gebruikt.
“M: De Duitse bussen zijn het beste.”
“J: Bij de Quantum en de behangwinkel kon je de bussen
goed jatten. Nu haal ik mijn bussen gewoon bii de groot-
handel. Dan betaal je de helft van de prijs en heb je goede
bussen. Voor een paar euro heb je een goede bus. Als je een
trein gaat doen wil je gewoon goede verf hebben. Dan is het
zeker wel de moeite waard om bussen te kopen. Ook wordt
de risico om gepakt te worden voor het jatten van bussen
steeds groter. Dan maar kopen.”
In Duitsland komen sinds het jaar 2000 steeds meer nieuwe
atikelen op de markt om een piece of een tag neer te zetten.
Een tag-lijn van maar liefst 50mm dik is dan ook niet uitge-
sloten.
5.2 Graffiti in de brede zin van het woord
We hebben al eerder gezien dat graffiti een breed begrip is.
Een nauwkeurige omschrijving van het begrip graffiti is niet
te geven. Roggeveen heeft al eerder zijn bevinding over graf-
fiti naar voren gebracht, hij zegt: “dat het de persoonlijke
uitingen in teksten en tekeningen is, op plaatsen waar dat
officieel niet is toegestaan.” Je kan het begrip graffiti dus
afbakenen. Daarnaast heb je de ‘legale’ en ‘illegale’ graffiti.
Maar je kan het ook wat breder zien. “J: Je naam gewoon op
zoveel mogelijk verschillende manieren verspreiden door
een zo groot mogelijk gebied. Dat kan zijn met stickers, verf,
spuitbus, of met een steentje in een raam krassen.”
“M: Zo heb je op straat de commerciële logo’s van bedrijven.
Dit kan ook een vorm zijn van graffiti, maar dan is het meer
corpered-graffiti. Dit zijn bedrijven met opgedrongen beeld-
merken en namen, die net als bij de schrijvers, een territori-
um willen overwinnen.”
Graffiti in de brede zin van het woord, kan volgens J&M wel
alles zijn. Graffiti heel breed gezien, is alles wat aan beeld
niet officieel, dus illegaal tot stand komt in het openbare
leven.
“M: Als iemand een ‘lading sexboekjes’ in de sloot dumpt,
is dat misschien al graffiti. Als kleine kids dat zien werkt het
schokkerend. Het is een beeld illegaal wegzetten. Het is miss-
chien wel een raar voorbeeld, maar je kunt het gewoon heel
breed bekijken.”
De stickers waar J het over had ziet hij ook als een vorm van
graffiti. Hij zegt “dat het een nieuwere vorm is, die steeds
meer in komt.” Het is een makkelijkere manier om je naam te
verspreiden, en het is overdag te doen.
‘Wilde Typografen’ 47
“J: Je maakt gewoon thuis een ontwerp van je naam, en je
print het in veelvoud uit. Je naam wordt weer verspreid in
een andere vorm en op plekken waar je met een spuitbus
niet terecht kan. Je plakt ze op lantaarnpalen, etc, en je wordt
weer gezien. Het is een soort wildplakken. Het is tegen de
gevestigde orde ingaan met je eigen reclame, beeldmerk.”
Het begrip graffiti is dus veel omvattend, zo ook het wild-
plakken die veel voorkomt in grote steden.
5.2.1 Wildplakken
In het centrum
van grote steden
duiken steeds va-
ker bestickerde
plekken op. Een
portiek, lantaarn-
paal of muurtje
wordt langzaam
ingekapseld door
lagen zelfgemaak-
te stickers. In een
interview met
Johan de Boer in
de Rails (maga-
zine voor treinrei-
zigers), de peet-
vader van het Ne-
derlandse sticker-
en komt naar vo-
ren dat er voor
hem geen ‘kleine
priegelstickertjes’
zijn, maar enor-
me lappen met
barokke vormen in felle kleuren. In de jaren ‘90 is hij begon-
nen de openbare ruimte te verrijken met stickers. Hij maakte
ontwerpen die er uitzagen of ze er altijd al hadden gezeten.
Tegenwoordig hebben zijn stickers juist geen betrekking
meer op de ruimte waar hij ze plakt.
Zijn stickers zijn zo groot, dat hij voor elk project moet spa-
ren. “Het is echt een luxeproduct dat ik plak.” (Natter, 2002)
De Boer’s bedoeling is wel dat ze ook weer snel verdwijnen,
“want het proces van vernietiging hoort erbij, want alles is
tijdelijk en dat geldt ook voor zogenaamde kunst”, zegt hij.
Of het een kust is, blijft een vraag. Het is niet aan hem om
te bepalen of het kunst is. Het gaat er bij hem om, het plezier
dat hij er aan beleefd. Dan levert het volgens hem ook goede
48 ‘Wilde Typografen’
Witte de Withstraat, Rotterdam, 2002
Fanclub, NZ Voorburgwal, Amsterdam, Johan de Boer, 2002
dingen op. Hij heeft wel enige kritiek op het huidige gekleef.
Het doet hem denken aan de tijd dat commerciële instellin-
gen overal stickerden. Hij noemt het een soort “wildplakken”.
“Het gaat vaak ten kosten van wat eronder zit en daar ben ik
tegen.” Al heeft hij het zelf ook gedaan. Hij heeft zelf een keer
een sticker op een politieauto geplakt, en de volgende dag
kwamen ze bij hem aan de deur. Op de sticker stond “I need
an enemy”. “Rare jongens die politieagenten, het was niet
eens provocerend bedoeld.” Hij bedoelde dat je een uitdag-
ing nodig hebt in het leven.
Tegenwoordig vindt hij het plakken niet echt interessant. Al
kunnen er volgens hem best wel mooie dingen ontstaan. Hij
zal in de toekomst altijd nog blijven plakken, zelfs op feestjes
betrapt hij zichzelf wel eens.
Bij het stickerplakken is de kans om gepakt te worden kleiner
als het zetten van een tag met een spuitbus of stift. Als je ge-
pakt wordt is de boete niet zo hoog als bij een andere vorm
van graffiti. De laatste tijd houdt de politie het wel meer in
de gaten, omdat het vrij nieuw is. In het begin hadden de
plakkers vrijspel. Niet dat ze er nu speciale teams voor heb-
ben. Stickerplakken heeft meer een link naar de commerciële
wereld, en is meer geaccepteerd, net als het aanplakken van
affiches voor films. Een sticker kan net zo goed voor een re-
clamedoeleinde zijn, om een bepaald produkt te promoten.
“J: In iedere stad moet er ook een bepaald aantal vierkante
meters aan plek zijn voor wildplakkers. Als dit niet het geval
is, mag je gewoon je gang gaan. Wel hebben ze in Eindhoven
openbare aanplakborden geplaatst, maar niet genoeg. Dus
hebben we nog vrijspel.”
5.3 Millieu
Het millieu waar de schrijvers in verkeren, wordt over het
algemeen in de ogen van het volk gezien, als baldadig en
onopgeleide pubers in achterstandswijken. Er zijn wel schrij-
vers die baldadig en onopgeleid zijn. Maar je hebt ook schrij-
vers die afkomstig zijn van de middenklasse, die goed op-
geleid zijn en zelfs in villawijken wonen.
“J: Ik denk qua mensen die graffiti schrijven, dat het hele-
maal niet uit maakt, uit wat voor gezin je komt. Ik ken ook
mensen uit villawijken die winkels ‘vol-bomben’. Het is meer
met welke dingen je dagelijks bezig bent, zoals je opleiding,
de muziek die je luisterd, de mensen met wie je om gaat, etc.
Er zijn ook criminele die schrijven, dat zijn gewoon andere
type schrijvers. Daar gaat het om de archressie en de verniel-
ing. Al is het maar een kras in een raam of een streep op de
muur.”
In Amerika had je vroeger straatbendes die aan graffiti deel-
namen om zo hun territorium af te bakenen. Deze bendes
huurde toen een tagger in om op een creatieve manier hun
naam te vertegenwoordigen. In deze tijd heb je daar niet veel
mee te maken. “In Helmond had je zo’n groep, de MTB”, zegt
J. Volgens hem waren dat jongens die aan de drugs zaten en
incidenteel iets neerkrabbelden, dat waren meer bendes. Zo
had je ook een groep in Best (gemeente Eindhoven), die zich
Best Maffia, Best Mob noemde. “M: Een groep criminelen
die met stiften aan de slag gingen.” Deze huurde geen tagger
in dienst om hun ‘gang’ te vertegenwoordigen. Verder had je
‘Wilde Typografen’ 49
Sticker op politieauto, Johan de Boer
in de jaren ‘90 de OG (Opel Gang). Deze zette elk jaar OG ‘90,
OG ‘91, etc. neer, en reden in hun auto’s (Opel Manta’s) door
Brabant heen, en verspreidden zo hun bendenaam. “Het is
niet bekend dat er bendes in Nederland een tagger in dienst
nemen”, zegt J.
“M: Toen ik nog op de basisschool zat, was het wel zo dat je
tags kon kopen. Er waren een paar gasten in ons dorp, die in
die tijd al veel tags hadden neergezet. Dan kon je voor een
paar gulden zo’n tag kopen, en was jij degene, die dan al die
tags had neergezet. Voor 5 gulden was je dan bijvoorbeeld
‘Spider’, wat verder niks met ‘gangs’ te maken heeft.”
Voor wat betreft de leeftijd van de Nederlandse schrijver
bestaat onduidelijkheid. Uit een onderzoek wordt er gecon-
cludeert dat het om schoolgaande jongeren gaat tussen de
14 en 15 jaar. Deze mening wordt niet door iedereen ge-
deeld. In het kader van het ‘Racism beat it’ festival in 1994,
was er een graffiti-wedstrijd georganiseerd. Daar waren er
protesten over de leeftijdsgrens van 20 jaar die aan de wed-
strijd was verbonden. Volgens het magazine ‘Bomber’ waren
er veel goede Nederlandse schrijvers die toen niet mee
mochten doen. Ook in andere tijschriften komen schrijvers
aan het woord die de twintig al zijn gepasseerd. Uit onder-
zoek is wel gebleken dat jongeren tot de leeftijd van 25 jaar
aan graffiti doen. Hoeveel schrijvers er in in Nederland zijn is
niet bekend. Waarschijnlijk loopt dit aantal in de duizenden.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat er steeds nieuwe aan-
was is, zodat de groep schrijvers geen constante samen-
stelling heeft.
Tom ter Bogt, universitair hoofddocent jeugdstudies en cul-
tuurpsycholoog te Utrecht zegt:
“Het behoort tot hun zogenaamde jeugdgroep
sleven. Als de een uit een groep het doet, gaat de
ander het ook doen. Daarmee verwerven de groep
sleden hun identiteit. Jongens maken zich er twee-
maal zo vaak schuldig aan als meisjes. Twintig pro-
cent van alle jongens tot 25 jaar heeft wel eens aan
graffiti gedaan. Het is spannend en illegaal. Toch is
de kans om gepakt te worden klein. Graffiti heeft
geen prioriteit bij de politie. Het aanbrengen van
graffiti is een kleine overtreding. En veel mensen
storen zich er niet aan. Het heeft verder weinig met
jeugdbendes te maken. Wel zijn het vooral lager op-
geleiden die het doen. Dat betekent niet automatisch
dat ze crimineel zijn. Graffiti en vandalisme gaan lang
niet altijd samen. Voor voetbalsupporters is het na-
tuurlijk een mooie manier om de naam van hun club
bekend te maken.” (Bronger, 1996)
Wat ter Bogt zegt over dat het vooral lager opgeleiden zijn
die aan graffiti doen klopt over het algemeen wel. Toch zijn er
veel schrijvers die door het graffiti spuiten, in de loop der
jaren zich hebben gespecialiseerd in het grafisch vormgeven.
Er zijn natuurlijk ook veel schrijvers met een hoger geschool-
de opleiding. Er zijn in vergelijking met vroeger meer schrij-
vers die op een kunstacademie zitten, en die het vak grafisch
vormgeven zijn ingegaan.
5.3.1 Stereotype
Is er sprake van een stereotype graffiti-spuiter. De gewone
burger is wel bekend hoe een schrijver eruit kan zien. Het
zijn meestal jongens met een petje op, en een rugzak op hun
rug die met een aantal personen stoer doen op het station.
Dit was het beeld in de jaren ‘70 en ‘80, die vooral overge-
waaid was uit de hiphop-cultuur.
De hiphop-oorsprong binnen de graffiti-cultuur heeft volgens
sommigen aan betekenis ingeboet. Tegenwoordig zouden
uiteenlopende groepen jongeren zich met het verschijnsel
50 ‘Wilde Typografen’
bezig houden.
“M: Laatst zat ik in de trein, en er zaten twee ventjes naast
mij, helemaal onder de verfspatten. Daar staat een piece , en
daar, en dat is een rot plek om te spuiten, zeiden ze. Dan is
het wel duidelijk. Dat zijn toys, die gaan veel te herbaar als
schrijver door het dagelijkse leven, wat dus veel te riskant is.
Toys herken je, die hebben meestal zo’n 300 bussen in hun
rugzak zitten, en hun broeken zitten helemaal onder de verf.
Net of ze willen zeggen: “Ik ben een schrijver, en ik wil ge-
zien worden door andere schrijvers.” Als je de yard opgaat
kun je beter in een driedelig pak gaan, dan in zulke kleren.”
Echte schrijvers gaan zo onopvallend mogelijk te werk om zo
het risico te vermijden, dat ze in de gaten gehouden worden.
Iemand die eerste klas reist, in een driedelig pak kan net zo
goed een stift in zijn koffer of jas hebben zitten. Een ‘stereo-
type’ schrijver bestaat tegenwoordig dus niet meer zo als
vroeger. Wel zullen er altijd toys zijn, die in hiphop-kleding
rondlopen met een rugzak vol spuitbussen. Maar net zo goed
‘gabbers’, ‘punkers’, ‘skaters’, ‘grungers’ (stroming binnen de
gitaarrock, zoals Pearl Jam en Nirvana) en ‘mensen in een
driedelig pak’ kunnen schrijvers zijn.
5.4 Opkomst in Nederland
De eerste graffitigolf trof Nederland om en nabij 1978, toen
de punkmuziek ook haar entree maakte. De eerste tags die
in ons land verschenen waren onder leiding van Dr.Rat. De
tweede golf begon omstreeks 1982, toen de schrijvers
Walking Joint, Ego en Dr. Air hun opwachting maakten. Net
als in de Verenigde Staten worden throw-ups en pieces ook
in ons land pas later in de steden aangetroffen. Niet alleen
de invloed van de rapmuziek had invloed op graffiti in de
meeste Westerse landen. Ook de vele exposities die de Kings
uit New York hadden gegeven in verschillende landen zoals
o.a. in België, Duitsland en Nederland, gaven velen de door-
slag om zich hierin te gaan verdiepen. Yakie Kornblit (een
Amsterdamse galeriehouder) had de beroemdste schrijvers
uit New York naar Nederland gehaald. Tijdens het exposeren
in 1983/84 van onder anderen Blade, Lady Pink, Quik en Seen
kwamen een aantal jongens uit Amsterdam al in contact met
de New Yorkse Kings. Dondi White was de eerste graffitikun-
stenaar die in Nederland zijn solo-expositie had.
5.4.1 Inspiratiebron
In 1983 werd in onze hoofdstad een ten-
toonstelling gehouden van het werk van
onze Amerikaanse helden op doek. Dit
werkte zeer inspirerend voor de Neder-
landse schrijvers. De derde golf ontstond
hierdoor, die volgens veel schrijvers bepa-
lend is geweest, eerst had je alleen maar
tags. Toen ontstonden de grotere pieces
en throw-ups in het Amsterdamse straat-
beeld. De jongens uit New York konden
het niet laten om het Amsterdamse straat-
beeld te veranderen in een kleurrijke om-
geving. Het vond onmiddelijk navolging.
In deze tijd werd de Amsterdamse crew
‘United Street Artists’ (USA) opgericht.
Deze groep bestond uit ondermeer Shoe,
Delta, Jaz, Jezis en Joker. Deze crew was
de eerste en beroemdste van Nederland.
De USA maakten in het begin van hun be-
staan al kwalitief goede graffiti. De USA,
die nu zo’n beetje tot de Old School be-
hoort, is nog steeds een begrip voor veel
jonge schrijvers. Een andere inspi-
ratiebron uit de Verenigde Staten was de
hiphop-cultuur die zijn intrede deed in
‘Wilde Typografen’ 51
Tag: Stay High
De halo boven het
hoofd en de rook
van de joint (letter
H), zijn de meest
gebruikte stijlele-
menten in tegen-
woordige tags.
Nederland. Hiphop was zeer populair in Nederland en het
heeft er toe geleid dat steeds meer mensen zich met graffiti
gingen bezig houden. Er zijn veel Amerikaanse invloeden te
vinden in de Nederlandse graffiti-wereld. Het meest opval-
lend is de taalgebruik dat vrijwel letterlijk is overgenomen.
Maar ook de orginaliteit en respect voor andermans werk
gelden hier. Er wordt veel waarde gehecht aan de roots van
graffiti door
de Nederlandse schrijvers. Velen dromen ervan om in New
York een piece te zetten.
“Drie maanden geleden heb ik in New York mijn naam op
een metro gezet. Die metro is uitgereden, hoewel ze daar
nog strenger zijn dan hier. Ik zag mijn naam door New York
rijden en ik dacht: “Nu kan ik dood, het is goed zo.”
(Bekkers, 1995)
52 ‘Wilde Typografen’
Shoe is zijn kamer Usa door United Street Artists, 1985 Tom door Joker, 1984
Shoe, 1985 Jaz, 1985 Delta, 1984
In een gesprek met de eerdergenoemde graffitischrijvers uit
Eindhoven heb ik ook gesproken waar zij hun inspiratiebron-
nenvandaan haalden.
“J: Het interessante graffiti komt gewoon vanuit de hiphop-
cultuur. Het gaat om de gedachtegoed die vanuit deze cul-
tuur naar buiten treed. Het echte schrijven, letters. In de jaren
‘90 gingen we veel skateboarden, dan kom je als snel met
die bepaalde scene, subcultuur in aanraking. Onze inspira-
tiebronnen (idolen) waren Phet en Jungl uit Eindhoven. Twee
legendarische schrijvers. In de jaren ‘90 deed onder andere
Phonkey veel. Verder had je toen veel taggers als Prince,
Sker en Eker. Wij keken niet op tegen de pieces die deze
schrijvers maakten, maar meer naar de hoeveelheid hard-
core tags die men maakten. Er werd toen veel getagt. Veel
‘gerost’.”
Met de New Yorkse schrijvers als Seen en Quik hadden zij
niet zoveel. Wel tekende ze uit de boeken waar de Kings in
staan, veel pieces na. Maar dat is ook weer verleden tijd. Nu
kunnen ze zelf hun eigen piece maken. Die boeken zagen ze
pas later in de bibliotheek. De eerste graffiti zagen ze toch in
hun eigen buurt, en daar keken ze dan ook tegen op.
“J: Je ziet gewoon dat die boeken ouder zijn en het is aan
de andere kant van de wereld. Met de schrijvers uit je eigen
stad kun je ook gewoon praten en die kunnen je ook dingen
leren. Dan heb je meer voorbeelden van pieces.”
Waar (J) nou echt tegen op kijkt is de MSN (Maniakken
Stoppen Nooit).
“M: Dit is gewoon de ‘bruutste’ crew van Nederland. Vooral
Reas, Error, Zedz en Ces kennen ze van hier tot aan Australië.
Deze jongens hebben echt alles gedaan: muren, treinen, etc.
Een andere inspiratiebron was de muziek en kunst. Daar kon-
den J&M gewoon veel inspiratie uit halen. Onder anderen
‘Craftwerk’ en het ontwerpersbureau als ‘Destruct’. Nuchter
spuiten zij het best, maar met een beetje bier op, durven ze
wel sneller iets te doen.
5.4.2 Controle en risico’s
De vierde en laatste graffiti-golf begon in 1989. Nu werden
naast muren ook metro’s, trams en treinen het favoriete me-
dium. Door een piece op een trein te zetten, krijgt een schrij-
ver meer respect binnen de scene dan door het schrijven op
een muur. Dit heeft als oorzaak dat het risico om opgepakt te
worden groter is, wanneer men zich op NS-terrein bevindt.
Daarnaast zijn ook de straffen strenger als de schrijver bij
het bespuiten van een trein wordt betrapt. Beruchte crews
die regelmatig verantwoordelijk zijn voor graffiti op treinen,
zijn de beroemde en beruchte ‘Maniakken Stoppen Nooit’
(MSN) en de ‘Waffen NS’ (WNS). Maar ook de NS- en de
GVB-periode begon toen, waar Pone, Gasp, Sprite, Delta en
Set bij zaten. Tegenwoordig heeft de NS-spoorwegpolitie een
‘vandal squad’ ingezet om het schrijven op treinen te bestrij-
den. Dit is een speciaal team dat graffiti bestrijdt met behulp
van een computersysteem, videobeelden, fotomateriaal en
verzamelde kennis omtrent schrijvers en hun crews.
“Die maatregelen werken alleen maar als een rode lap op
een stier. Het wordt een nog grotere kick. Schrijven zit ons in
het bloed.” (Bekkers, 1995)
Het beleid dat in New York is gevoerd, heeft succes gekend.
Dit onder leiding van het MTA (Metropolitan Transportation
Authority). Om de risico’s opgepakt te worden verder te be-
perken, gaat men vaak met anderen op pad om een piece te
zetten. Van te voren moeten er enkele dingen geregeld zijn.
Zo komt het voor dat men thuis al een ontwerp maakt van
‘Wilde Typografen’ 53
de piece die men gaat zetten. Ook wordt vooraf al de plaats
bepaald, waarbij eventuele vluchtroutes worden bestudeerd.
Men wacht dan dat het donker wordt, voordat men tot actie
overgaat. Ook de aanpassing van de kleding behoort even-
eens tot de risicobeperkende factoren. Door bijvoorbeeld
zwarte kleding te dragen, valt men ‘s nachts minder op.
Vanaf 1989 worden er veelvuldig treinen, trams en metro’s
onder gespoten. Treinen zijn zoals eerder vermeld niet weg
te denken binnen de scene, wat heeft geleid tot een kat en
muisspel met de spoorwegpolitie. Wanneer dit spel voor de
schrijver verkeerd afloopt, kan dat vanwege geregistreerd
belastend materiaal, verstrekkende gevolgen hebben. De
ergste golf ontstond in 1990, toen dus de overstap werd ge-
maakt naar de metro en de tram. Het was de ergste golf, de
wave. Eigenlijk was het meer een spreiding van het pakket.
“Set: Het was verschrikkelijk, een neurotische nachtmerrie.
Dag en nacht slopen we rond in de yards. Die metro’s moest-
en vol! Marokkaanse schoonmakers kochten we om voor een
tientje, zodat ze hun mond zouden houden. Terwijl zij schoon-
maakten, waren wij als bezetenen aan het spuiten. Ergere
invasies heb ik niet meegemaakt. Metro’s en trams werden
helemaal verkankerd, vooral door Gasp en mij. Tegenwoor-
dig moet je extra voorzichtig zijn. Ik geef geen telefoonnum-
mer en adres aan leden die in dezelfde crew zitten als ik zit.
Zelfs vertel ik niet altijd waar ik ga spuiten of waar ik mijn
verfbussen jat. Dat is gewoon te link geworden. Het is hier
niet zo gek als in Amerika, waar in 1995 een vijftien-jarige
schrijver tot acht jaar jeugdgevangenis werd veroordeeld en
anderen tot jarenlange psychiatrische behandeling of het in-
trekken van hun rijbewijs. Maar het gaat wel die kant op vol-
gens sommigen” (Bekkers, 1995).
J is drie keer gepakt geweest door de politie. Hij heeft samen
met M één keer Halt (alternatieve straf) gehad, toen ze 17
jaar waren. Ze moesten toen de muren oververven, en een
boete betalen van ongeveer 25 gulden. De tweede keer had
J een boete van 2000 gulden, en bij de derde keer dat hij
opgepakt was, wat pas geleden was gebeurt, moet hij mis-
schien voorkomen. Voor de laatste boete had hij met nog
vier andere collega’s langs de snelweg bij Rijkswaterstaat
een piece gespoten. Die avond zijn er drie ontkomen. Maar
daar draaide J en zijn maat, die opgepakt waren ook voor
op. Hij wist toen niet dat hij hoofdelijk aansprakelijk was,
en voor iedereen op moest draaien.
“J: Je maakt dan onderlinge afspraken, hoe de verdeling van
de boete zal verlopen. Als er nu iets gebeurd, dan betaalt ie-
der zijn deel. Je verlinkt elkaar niet”
Hij gaat ook niet meer met iedereen op pad. Vroeger ging J
met zijn maten van de middelbare school op pad om te tag-
gen. Daar doet hij niks meer mee. Hun interesses zijn ver-
vaagd, en doen nu andere dingen. In de jaren ‘90 deed hij
het meer gegroepeerd. Tegenwoordig gaat hij steeds meer
alleen op pad. Hij denkt dat de risico die je loopt om opge-
pakt te worden groter is, dan dat je met een groep gaat.
Ondanks dat er dan mensen op de uitkijk kunnen staan.
5.4.3 Taalgebruik
Binnen de Nederlandse graffiti-scene zijn veel Amerikaanse
invloeden te vinden. Zowel het ‘taalgebruik’ als diverse ‘om-
gangsnormen’ zijn overgenomen. Verschillende auteurs stel-
len dat de schrijvers zich een specifiek taalgebruik eigen heb-
ben gemaakt. Daarnaast nemen zij, omdat het schrijven van
graffiti strafbaar is, een wantrouwende houding tegenover
buitenstaanders aan. Het is van groot belang dat er geen
informatie over tagnamen en adressen uitlekt naar mensen
die niet te vertrouwen zijn. Op deze wijze lopen de schrijvers
de minste kans opgepakt en beboet te worden. Zelfs de
schrijvers uit de eigen crew worden met voorzichtigheid
54 ‘Wilde Typografen’
benaderd. Soms kent men elkaars adres en telefoonnummer
niet. Ook de omgang met toys brengt risico met zich mee.
Deze ‘minder ervaren’ schrijvers kunnen immers onder druk
van de spoorwegpolitie uit de ‘school klappen’.
De taal die binnen een crew wordt gesproken, verschilt van
crew tot crew. Het is maar net hoe de afspraken zijn binnen
zo’n groep. Bij J&M in Eindhoven noemen ze het spuiten van
graffiti, ookwel ‘spritsen’ of ‘sprinken.’
“J: Meestal hoef ik maar een paar woorden te zeggen en dan
begrijpd de ander al wat ik bedoel, of wat het plannetje is. Je
moet heel goed uitkijken wat je aan de telefoon zegt. Je tele-
foon kan afgetapt worden, als ze een vermoeden hebben dat
je iets met graffiti te maken hebt. Daar hou je dan toch reke-
ning mee. Als we afspreken via de telefoon voeren we soms
hele gekke telefoongesprekken. Zoals: “We gaan naar een
feest. Dat en dat feest. Neem je nog bierblikken mee. Ik doe
een zilveren jas aan, zwarte schoenen en mijn hawaibloes.
En jij? Ik doe mijn witte pet op. Mag ik dan jouw witte pet
lenen? Nee, die is bijna versleten. Neem zelf maar een witte
pet mee. Doe je sokken aan, etc.”
Het spreken van een codetaal is dus bij elke crew verschil-
lend. En ook onderling binnen een crew worden er verschil-
lende code’s afgesproken. Dit doet men, omdat niet iedereen
te vertrouwen is.
5.4.4 Beweegredenen
De ‘spanning’ die een grote rol speelt bij het wildspuiten,
en de kans dat men gepakt kan worden, weerhoudt echter
de graffiti-scene er niet van, een trein of een muur te doen.
De ‘spanning’ en de ‘status’ die dit oplevert zijn, naast de
‘naamsbekendheid’, de grootste drijfveren van graffitischrij-
vers. De schrijvers over het algemeen genomen, doen juist
dingen die niet mogen. Dat is de kick ervan. Het beroemde
kat-en-muis-spelletje dat graffitischrijvers zo leuk vinden is
de essentie daarvan. Volgens veel schrijver werkt het zeer
verslavend en maakt het bezig zijn met graffiti het leven van
de schrijvers zeer beïnvloedbaar. De volgende uitspraken
illustreren de betekenis van graffiti voor het dagelijks leven:
“It’s almost ompossible, you miss daily social con
tacts, you lose some but then again you win a lot.
I am in it for real so I don’t give a fuck.”
“It’s on your mind 24 hours a day, it affects your
whole life!”
(Ermers & Duijs, 1998)
Het vergt dus veel van de schrijvers. Het is een soort uitslo-
verij die zij met zich meebrengen. Dag in dag uit, 24 uur per
dag, zijn de echte Kings hier mee bezig. En het lijkt of hier
geen einde aan te komen is. J&M dragen hier ook hun steen-
tje aan bij.
J woonde vlak bij de Berekuil (wall of fame) in Eindhoven,
waar zijn oma woonde. Toen hij negen jaar was liep hij met
zijn oma altijd via de Berekuil naar de stad. Hier zag hij altijd
die mooi gekleurde pieces staan, en dacht, “die wil ik later
ook kunnen zetten.”
“J: Je ziet die dingen staan en je wilt dat zelf ook kunnen.
Je vindt het gewoon mooi. Dan kom je bij dat soort plekken,
viaducten en bij het spoor terecht, waar de sfeer je heel erg
aanspreekt. Heel erg verlaten, jouw eigen wereldje.”
Hij dacht toen nog niet aan het geen wat hij er mee wilde
bereiken. Hij deed het meer voor zichzelf. Het ging er bij hem
om, dat zijn pieces steeds vetter, en uitgewerkter werden. La-
ter wilde hij steeds meer met zijn stijl doen om zo een eigen
herkenbare stijl te krijgen. Iedere schrijver moest in een oog
‘Wilde Typografen’ 55
opslag kunnen zien welke piece van hem was. Een duidelijk
handschrift kweken was onder andere zijn drijfveer om hier
mee door te gaan.
Volgens M ben je als jonge gast bezig om te bepalen hoe de
omgeving eruit komt te zien.
“M: Je past gewoon het beeld aan van de openbare orde. Je
bent als eenling en nikszeg-gende puber bezig om een grijze
saaie muur helemaal vet groen te maken. Bijvoorbeeld: als je
‘s nachts een vette vlek (piece) neerzet, en de volgende dag
zie je die vlek, geeft dat toch wel een kick. Vooral als er ande-
re schrijvers zijn die dat zien en zeggen, “ik zag die groene
vlek van jouw.””
“M: Op een gegeven moment kom je in aanraking met
andere jongens die dat ook doen. Dan heb je na een tijdje
een beter overzicht en weet je waar het allemaal om draait.
Het wordt wel een verslaving. Je bent steeds bezig met het
oppakken waar je bent geëindigd.”
J&M zijn in 1995 pas echt begonnen met schrijven. Toen M
een jaar of 10 was had hij altijd wel een tag. Hij fietste toen
een beetje rond en zette af en toe zijn tag weg met een stift.
Maar zijn eerste echte piece waar hij zelf tevreden over was,
was in 1995.
“M: Het duurde echt heel lang voordat ik een piece had
gezet, waarbij ik kon zeggen, die is acceptabel. Bij mijn eer-
ste piece die ik zette, zag ik ook wel dat die er niet uit zag.”
Volgens M moet je in het begin gewoon veel schetsen op
papier, en ben je het niet waard om dan al de straat op te
gaan, om je tag overal te zetten. Pas na twee jaar kon M pas
zeggen dat hij een leuke tag en piece kon zetten. En de jaren
daarvoor was één op de tien pieces die hij zette een geslaag-
de toevalstreffer.
“J: Het is gewoon egotripperij. Het is nu een deel van je
leven geworden, je kan niet meer zonder. Je moet gewoon
iedere week wat doen, anders zie je dat andere mensen wat
hebben gedaan. Dan denk ik dat ik heb lopen slapen. Ik had
dat, en dat, en dat ook kunnen doen. Je moet wel scherp blij-
ven opletten. Het kan verslavend werken en het kan een dag-
taak gaan worden. Dan ben je pas een echte schrijver.”
Volgens J stoppen echte Kings wel een keer en zijn er toch
altijd wel grotere gekken op de wereld die meer gaan doen
als hij zelf heeft gedaan. Volgens hem stopt hij er wel een
keer mee, maar dat neemt niet weg, dat als hij de leeftijd
van 40 heeft bereikt, niet een keer een tag langs de weg zal
zetten. Hij blijft voorlopig nog wel actief in de graffiti-scene.
Bij M is de motivatie wel een beetje gezakt. Wat hij eerst
voelde, dat competitiegevoel, dat is er bij hem niet meer.
Hij richt zich nu meer op andere dingen, die met zijn opleid-
ing hebben te maken. Hij heeft gekozen voor een ander me-
dium, namelijk het doek. Hij is afgestudeerd in de richting
autonoom schilderen, en is verder nog geïnteresserd geraakt
in de audiovisuele vormgeving. Hij gebruikt hierin wel ele-
menten uit zijn graffiti-verleden.
Uit een onderzoek voor het beginnen met schrijven is
gebleken dat er op de eerste plaats een passie moet zijn
voor het tekenen. Dit is slechts een voorwaarde en dus geen
garantie dat iemand een schrijver wordt. Ten tweede is de
omgeving van belang, dus de aanwezigheid van tags, throw-
ups en pieces. Maar ook kennissen en schoolvrienden kun-
nen van invloed zijn.
Wanneer hij in aanraking is gekomen met graffiti, gaat hij
opzoek naar een alias. Hieraan gaan vele schetsen aan voor-
af, voor het bepalen van de uiteindelijke naam. Dan wordt
duidelijk welke letters tot de favorieten behoren om zo tot
een tagnaam te komen. Ook de ‘betekenis’ of de ‘achterlig-
56 ‘Wilde Typografen’
gende’ gedachten van een woord kan een reden zijn om deze
als tagnaam te gaan gebruiken. Deze moet wel zo orgineel
mogelijk zijn, omdat hij hier een hele lange tijd mee moet
leven. Hij krijgt hier als het ware een speciale band mee, net
zoals zijn roepnaam. Het kan dus wel zo zijn dat de schrijver
na een tijd een mooiere naam neemt. Hij zit er dus niet aan
vast. Het nemen van een andere naam heeft nog meerdere
oorzaken.
Als een schrijver op het punt belandt dat hij zich qua stijl dui-
delijk onderscheidt van andere schrijvers en hiermee bekend
is geworden, is hij voor het verwerven van respect niet meer
aan zijn tagnaam gebonden. Het gebruik van andere letters
is dan een welkome afwisseling. Hij wordt dan door een
groot deel van de scene toch herkend aan zijn stijl. Hij kan
ook dezelfde letters houden of een deel daarvan, maar dan
in een andere volgorde, zodat hij een andere naam krijgt. Het
voordeel van het gebruiken van een andere naam, is dat de-
ze onbekend is bij de (spoorweg)politie. Voor de overige,
minder bekende schrijvers betekent het wisselen van tag-
naam vaak het opnieuw opbouwen van hun reputatie.
Na het bekend zijn geworden aan de hand van zijn stijl groeit
de interesse voor de schrijvers-wereld en houdt hij zich actie-
ver bezig met graffiti. Hij leert andere schrijvers kennen en al
snel worden er onderling black-books uitgewisseld. Hij richt
zijn eerste crew op of sluit zich aan bij een bestaande crew.
Hier raakt hij bekend met de gedragscodes binnen de scene.
Hij had vooraf nooit kunnen denken dat zijn hobby een uit de
handgelopen passie zou kunnen worden, die veel tijd, geld
en moeite zou gaan kosten. En over de risico’s maar niet te
spreken. Na het vele bomben (schrijven) van tags en pieces
wordt de interesse in het taggen wat minder en gaat hij zich
meer specialiseren in zijn eigengemaakte stijl door het ma-
ken van vette pieces. Vaak worden ook de eerste spuitop-
drachten van particulieren aangenomen. Hier begint het
schrijven een echte levenswijze te worden en vervaagd de
hobby. In het begin werden de veilig afgelegen plekjes uit-
gekozen, nu hebben de beter zichtbare lokaties zoals winkel-
straten in de binnenstad de voorkeur gekregen en het doen
van treinen die het meeste respect verkrijgt binnen de scene.
Als de schrijver genoeg aan treinen en winkelpanden heeft
gedaan, verplaatst hij zich op nationaal niveau. Hij is nu ac-
tiever dan ooit. Hij moet minimaal een keer per week een
bombings-actie plegen en is ook regelmatig in het buiten-
land bezig. Vooral New York staat bovenaan het verlanglijstje.
Degene die dit bereikt is de crème de la crème van de graffi-
ti-scene. Zij worden vaak uitgenodigd door buitenlandse
schrijvers, verschijnen in graffiti-magazines en genieten
internationale fame.
De eventuele angst voor een strafblad, de intensivering van
interesse, het toekomstperspectief en de mening van ande-
ren, spelen een belangrijke rol bij de keuze om deze levens-
stijl al dan niet voort te zetten.
5.4.5 Boodschap
Is graffiti het spuiten van alleen maar letters of ligt er een
diepere betekenis achter. J&M dachten hier vroeger niet echt
over na. Ze wilden alleen maar een stijl ontwikkelen, maar
een boodschap overbrengen, nee hoor! Sinds J op de kun-
stacademie zit denkt hij toch wel vaker na over het overbren-
gen van een boodschap. Het is en blijft volgens hem toch
een grote egotrip. “J: Je eigen naam of logo toch zoveel mo-
gelijk verspreiden.”
Toen zijn oma laatst was overleden zette hij bij een piece wel
groot oma neer. Niet zoals in Amerika het geval is, waar ze
echt een hele grote memorial muur (speciale graffitiwand
voor een overleden held, vriend of familielid) maken.
‘Wilde Typografen’ 57
“J: Ik vind het wel tof als iemand een piece zet met een
diepere betekenis. Je ziet het ook steeds meer terug bij het
wildplakken en het stickeren. Maar de meeste schrijvers zijn
nog best jong, zo tussen de 16 en 26 jaar, die denken niet
echt na over een diepere betekenis bij een piece.”
Dus een ‘politieke boodschap’ neerzetten zit er bij deze schrij-
ver niet echt in. Er zijn natuurlijk wel schrijvers die dit wel
eens doen. Deze maken dan een echt mooie illustratie op de
muur van bijvoorbeeld twee oud presidenten die aan het
schaken zijn met kernwapens.
Dit is dan wel een ‘zwaar bela-den politieke boodschap’, wat
tevens wel is gedaan in een graffiti-stijl. Het komt dus wel
eens voor. Dit ligt namelijk aan de ‘politieke ontwikkelingen’
binnen een land. In vergelijking met New York waar in de
jaren ‘60 de ‘politieke boodschap’ veelvuldig aanbod kwam,
komt het nu wel veel minder voor.
5.5 Graffiti hoort bij een stad
Er zijn mensen die zeggen dat graffiti nu eenmaal bij de stad
hoort. Volgens Tom ter Bogt, universitair hoofddocent jeugd-
studies en cultuurpsycholoog te Utrecht, hoort het ook bij de
stad. “Het is er altijd al geweest. Het kwam al voor in het
oude Pompeï, waar de Romeinen al ‘schunnige teksten’ op
de muren kalkten. Deze teksten doen niet onder voor de taal
die je tegenwoordig op de muren aantreft.” (Bronger, 1996)
Volgens J&M zijn er wel grenzen voor het spuiten in een
stad. In Dortmund (Duitsland) hebben J&M een kerk gezien
die helemaal onder de graffiti stond. “J: Er staat daar ge-
woon een vette piece op.” Voor J hoeft dit ook weer niet,
hij vindt het een beetje overdreven. “M: In sommige steden
staat gewoon heel de stad vol, en dan ze ook nog gewoon
de kerk.” Hij vindt het gewoon een ‘spot’ drijven, en het heeft
totaal niks te maken met de roots die de graffiti-scene kent.
Hij vindt het dan ook erg zinloos om een kerk te doen. Vooral
58 ‘Wilde Typografen’
In Memory of Niels, door Buda, 1998
Bush Senior en Sadam, door Hex, 1992
in Nederland, want hier heb je genoeg ruimte om bijvoor-
beeld een muur te doen. “M: Als je iets onderspuit wat waar-
de heeft, zoals een kunstobject of een politiek iets, moet het
wel ergens zin hebben. Je gaat ook niet zomaar op auto’s
taggen. Er zijn toch wel grenzen.”
5.5.1 Steden onderling
Het lijkt dat graffiti het meest in Nederland voorkomt. Is dat
wel zo het geval? Is het misschien omdat er hier minder re-
spect is voor het gezag? Het tegendeel is waar. Grote Duitse
steden als Berlijn kennen ook graffiti. Zeker bepaalde buur-
ten. Volgens Set en Pone, die behoren tot één van de beste
van Europa, is het zelfs in Zwitserland helemaal hot. Het is
niet typisch Nederlands. De Engelse steden kennen het nam-
elijk ook. Zeker moeten we de Amerikaanse steden niet ver-
geten, want daar is graffiti toch begonnen. Je kan geen ver-
band leggen tussen autoriteit en graffiti.
In Nederland zijn er ook verschillen te vinden tussen steden
onderling. Volgens J&M heeft brabant in vergelijking met
Rotterdam en Amsterdam niet zo’n hele grote crews, het zijn
allemaal kleine groepjes waar er twee van elke crew het echt
helemaal doen. Elk jaar is er dan weer een andere King die
het overneemt, waar ze weer twee jaar op kunnen teren. In
Den Bosch wordt de binnenstad dagelijks schoongemaakt.
Tilburg en Eindhoven zijn volgen J het meest gebombd van
Brabant. “M: In Oss rossen ze er ook wel op los.”
Rotterdam is op het ogenblik helemaal hot, en Amsterdam
kan er ook wel mee door. Volgens J kan je jezelf meer bewij-
zen in de grote steden. Er zijn daar meer plekken om te
doen.
“M: Als je in Amsterdam geboren bent en je gaat dan schrij-
ven, ben je een Amsterdamse schrijver. Amsterdam op zich
zegt al veel. Het heeft al een soort meerwaarde. Als je uit
Brabant komt, wordt je later ontdekt.”
Als je uit Brabant komt ben je volgens J dan ook “de boer
met de zachte G”.
“M: Wij hebben zeg maar Armand, en Rotterdam heeft Jules
Dilder. In Brabant is het allemaal tweede klas.”
Maar op zich zijn de Brabantse schrijvers er wel trots op. In
Amsterdam heb je natuurlijk metro’s, die je in Brabant niet
hebt. Boven de rivieren heb je dan ook veel meer, en toffere
plekken om te schrijven. Einhoven is dan ook een stuk klein-
er als Amsterdam.
“J: Het heeft ook wel zijn voordelen. Je gaat één avond bom-
ben en iedereen kent je. Maar in Amsterdam zijn ze altijd al
los gegaan.”
Wie nou echt het meest doen in Nederland willen J&M niet
zeggen, omdat ze niet overal in Nederland komen. Maar een
kleine indicatie gaat toch wel uit naar de jongens boven de
rivieren.
5.5.2 Stijlen
Zoals we al eerder hebben gezien in hoofdstuk 4 zijn er ver-
schillende stijlen te benoemen. Deze zijn al in een rap tempo
ontwikkeld in Amerika en wij hebben deze overgenomen.
Volgens J&M heb je ‘vette stijlen’, wat een ‘vette stijl’ is, is
ook maar abstract. Er is wel een soort algemene toets over
wat dan een ‘vette stijl’ is of niet. De schrijvers onderling
bepalen wat een ‘vette stijl’ is. Hier wordt in de harde kern
over gesproken en zo krijgen veel schrijvers een bepaalde
stempel opgedrukt. Een schrijver die een beetje afwijkt in
stijl, wordt door een groot deel van de scene toch herkend
‘Wilde Typografen’ 59
aan zijn stijl. Een bepaalde stijl hebben is belangrijk voor on-
der andere: ‘herkenning’, ‘meerwaarde’ en het ‘respect’ die
een schrijver met zich meebrengt. Vaak zie je aan iemand zijn
stijl, ook zijn persoonlijkheid terug.
“J: Als je iemand buiten de scene persoonlijk kent, dan komt
het best wel vaak voor dat zijn stijl en persoonlijkheid over-
eenkomen. ‘Rauwe gasten’ hebben vaak een ‘rauwe stijl’.
‘Gelikte gasten’ hebben vaak een ‘geliktere stijl’.”
“M: Het kan ook zijn dat een stijl van iemand is om hele
lelijke pieces op een gelikte manier te zetten. Dit is dan wel
een stijl die niet vaak voorkomt. Zo val je dus op, en verkrijg
je respect, ondanks dat de letters er knullig uitzien, maar wel
vet afgewerkt zijn.”
Eindhoven en Tilbug hebben volgens J&M een bepaalde stijl
in vergelijking met de rest van Nederland. Hier zijn ze vooral
bezig met ‘latex-pieces’ en ‘stickers’. Die latex-pieces in Eind-
hoven zijn meer ‘klassieke pieces’, zoals tientallen jaren te-
rug, echte oldschool. Latex-pieces zijn pieces die zijn opgezet
met de kwast of roller, om zo in een kortere tijd een zo groot
mogelijk oppervlakte te doen. Deze vaak witte letters wordt
dan met een dikke zwarte outline benadrukt. De voordelen
van een latex-piece zijn onder andere: ‘minder kostbaar’, ‘be-
ter leesbaar’ en ‘opvallender’ dan gekleurde wildstyle-pieces.
Wat eerder al te spraken kwam is de lettervoorkeur. Voor het
ontwikkelen van een bepaalde stijl is de letterkeuze voor een
tagnaam zeer belangrijk, omdat het een lekker gevoel moet
geven als je een piece, throw-up of een tag zet.
In Amerika dacht onder andere Seen hier al over na. Seen
vond de ‘S’ en de ‘E’ toffe letters. J&M vinden onder andere
ook de ‘S’ en de ‘E’ toffe letters. Er zijn maar een paar verve-
lende letters volgen hen. Dat zijn de ‘L’, ‘U’, ‘V’, ‘O’ en de ‘I.’
Maar de ‘E’ springt er wel boven uit.
“M: Het is altijd wel fijn om een afwisseling te hebben van
kapitaal en onderkast. Zowel de onderkast ‘e’ als de kapitaal
‘E’ is tof om te gebruiken. Er is zelfs iemand op de letter ‘E’
afgestudeerd.”
De ontwikkeling van het schrijven is nogwel in beweging.
Maar de ‘progressie’ die de schrijvers in de afgelopen jaren
hebben gemaakt, is niet meer zo groot als tien jaar geleden.
Het zijn over het algemeen toch vaak copieën met een afwijk-
end tintje.
De laatste echt grote innovatie binnen de graffiti-scene vormt
de 3-D stijl, zo’n jaar of tien geleden ontworpen door één van
de voorlopers binnen de Nederlandse Graffiti-scene; Delta,
alias Mess. Hij is al sinds het begin van de ja-ren tachtig bek-
end als lid van één van de bekendste graffitigroep USA,
waarvan destijds ook Shoe en ‘de zoon van’ Jasper Krabbé,
alias Jazz, deel uitmaakten.
Delta begon eind jaren tachtig als grafisch vormgever. Na
een aantal jaren in die branche werkzaam te zijn geweest,
maakte Delta zijn comeback binnen de graffiti-scene met een
nog niet eerder vertoonde 3-D stijl. Een techniek die diepte
suggereert, die nog nooit eerder was vertoont.
Tot op de dag van vandaag komen graffiti-toeristen uit de
hele wereld naar Nederland om op de Amsterdamse muren
de 3-D stijl van Delta in levende lijve te aanschouwen.
Over het algemeen is er vandaag de dag, buiten de 3-D stijl
van Delta maar weinig vernieuwing qua stijl in de Neder-
landse graffiti-scene. Het is steeds meer gericht op de ‘kwa-
liteit’ van de schrijvers. Wel in andere landen zie je steeds
meer flink uitgewerktere stijlen opkomen, die het oog het
aanzien waard is.
60 ‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’ 61
Delta, 2000 Delta, 2000
62 ‘Wilde Typografen’
Hanem, Drim, Valencia, 2002
Rusl, Suma HWS, Neckarsulm, 2002
Swet, Kesy, Done, Sweden, 2001
‘Wilde Typografen’ 63
De stijlen die je
tegenwoordig te-
genkomt in ver-
schillende landen
worden steeds
technischer uitge-
werkt, met enorm
fatasierijke achter-
gronden, in een
steeds wildere
stijl, die het oog
niet meer kan vol-
gen. Je zou niet
zeggen dat de pie-
ces van tegenwo-
ordig afstammen
uit Amerika.
Dyset, Post, België, 2001
Syer WB, Antik door Tee, Bremen, 2002
5.6 Maatschappelijke kijk
Er werd tientallen jaren geleden toch wel kritisch tegen graf-
fiti aangekeken. Ook tegenwoordig zijn de meningen ver-
deeld. Is het nu vandalisme of kunst. Voor veel bedrijven en
instanties is het jaarlijks toch wel een flinke schadepost voor
het verwijderen van illegale graffiti. Ook in de politiek willen
ze hun steentje bijdragen aan deze overlast. Maar of graffiti
hoge prioriteiten heeft is nog maar de vraag.
5.6.1 Politieke beleidsvoering
In februari 1995 heeft artikel 140 van het Wetboek van Straf-
recht zijn intreden gemaakt. Dit kwam tot stand na het pro-
ces Assen versus de Fucking Rocking Lunatics (crew). Deze
mag toegepast worden op graffiticrews. Ooit werd dit artikel
in het leven geroepen tegen grote drugssyndicaten en orga-
nisaties als de Rote Armee Fraktion. Een schrijver kon voor
dit wetsartikel wegens vandalisme hooguit maar zes uur
worden vastgehouden, in 1995 was dat twee keer 48 uur
wegens ‘lidmaatschap van een criminele organisatie met als
doel het plegen van misdrijven’.
Ook volgens de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) is
graffiti in alle Nederlandse gemeentes verboden. Een ander
voorbeeld, is artikel 64, hoofdstuk 4 van de APV van
Zaanstad:
“Het is verboden op een aan een ander toebehorend
roerend of onroerend goed dat vanaf de openbare
weg, of de spoorbaan zichtbaar is, zonder toestem
ming van de rechthebbende, bekendmakingen, af-
beeldingen of tekens aan te brengen, deze goederen
te bekrassen of te bekladden.”
(Roggeveen, 1995)
De juridische problemen kunnen dus voor de graffiti-schrijver
groot blijken. Er zijn tal van wetsartikelen waar een rechter
een vonnis op kan gronden dat veel strenger uitpakt dan een
APV-artikel toelaat, zoals het artikel 140 van het Wetboek van
Strafrecht. “Er moet dan sprake zijn van wederrechtelijke
handelingen zoals vernieling en dergelijke. De overtreding
moet dan een misdrijf zijn geworden. Het wetboek houdt zich
niet bezig met de vraag of het gaat om straatschennerij of
kunst.” (Roggeveen, 1995)
De politie in Zaanstad heeft in 1994 het verschijnsel graffiti
nogal drastisch aangepakt. Men hoopten ermee de territori-
umdrift of de behoefte aan erkenning wat in te kunnen dam-
men. Er werd een foto-inventarisatie gemaakt van alle graffiti
in de stad en aan de hand van dat fotobestand werd een in-
dentificatiemethode ontwikkeld. Zo kwam er een eind aan de
activiteiten van een crew, die zich UFB (Untouchable Fres-
hing Bombers) noemde, een groep jongelui van omstreeks
17 jaar. Zo onaantastbaar waren ze dus ook weer niet. Ze
konden de overheid helpen bij het verwijderen van 200
kunstwerkjes in de stad. Dat verwijderen van het spuitwerk
is intussen uitgegroeid tot een bedrijfstak waarin miljoenen
omgaan. Amsterdam telt alleen al ongeveer 40 bedrijven die
zich bezighouden met het verwijderen van graffiti.
Tot eind jaren ‘90 waren de wetten zeer aangescherpt, de
boetes werden steeds hoger en men registreerden alles zéér
nauwkeurig. Maar het leek wel of het echt aan het inburge-
ren was. Als er eenmaal wat minder aan graffiti gedaan
wordt door de schrijvers, kakken ze in bij de politiek, en ligt
de prioriteit ergens anders. In november 2002 verscheen een
artikel in de De Stem:
“CDA: ‘Lik op stuk bij kleine overtredingen’. Kleine
overtredingen (graffiti, zwerfvuil, geluidsoverlast)
moeten op dezelfde manier bestraft worden als fout
parkeren: meteen een boete. Het CDA eist in novem
64 ‘Wilde Typografen’
ber van 2002, dat gemeenten de bevoegdheid krijgen
deze ergenissen via het uitdelen van bestuurlijke san-
cties te bestraffen. Volgens het CDA hoeft het extra
toezicht de gemeenten niets te kosten.”
(De Stem, november 2002)
Froukje Hoekstra is hier helemaal op tegen. “Echt op zijn
Amerikaans”, zegt ze.“ Hoe meer je de dingen verbied en
onderdrukt hoe spannender het wordt. Dat was in Amerika
ook zo. Het zijn toch allemaal jongens vanaf 12, 13 jaar. Er is
niks spannender dan voor de politie weg te rennen.”
5.6.2 Bedrijven en instanties
Veel bedrijven en instanties zoals openbaarvervoersbedrijven
als de RET (Rotterdamse Electrische Tram) en de NS (Neder-
landse Spoorwegen) hebben de afgelopen tientallen jaren te
kampen met graffitioverlast. Het meest is dit het geval bij de
metrolijnen.
In 2001 is de veiligheid en verloedering als gevolg van van-
dalisme en graffiti, in het openbaar vervoer verslechterd. De
RET heeft hier maatregelen voor getroffen. In samenwerking
met de politie, justitie en gemeente probeert de RET de inci-
denten te verminderen. Ook is er meer cameratoezicht ge-
komen.
In een persbericht van 2002 komt naar voren dat de RET zich
meer focust op het graffitiprobleem in de metro. In alle me-
trovoertuigen wordt scherp gelet op graffitioverlast en wordt
een ‘lik-op-stuk-beleid’ ingezet. Een enkel maatregel werd al
in januari van dat jaar met succes uitgevoerd.
De RET is de overlast van graffiti meer dan zat en neemt
daarom een reeks van maatregelen. Niet allemaal nieuw,
maar wel volledig op elkaar afgestemd. De RET richt zich
op toezicht en controle, schoonmaken en schoonhouden,
registreren, vervolgen en vooral verhalen van de geleden
schade, die alleen al bij de voertuigen bijna 1.000.000 euro
per jaar bedraagt.
In het weekend van dertien en veertien april werden in alle
metrovoertuigen achterstallige graffitibevuiling verwijderd.
Op vijftien april van dat jaar startte de RET dus met schone
metro’s en om dat zo te houden werd dus die lik-op-stuk-
beleid uitgevoerd. Een mobiel schoonmaakteam reinigden
direct na melding alle kleine graffiti. Bij grote bevuiling werd
de bekladde metro op het station Kralingse Zoom uit de
dienst gehaald en omgewisseld voor een schone metro.
Dit om schade aan kleding en dergelijke te beperken. De
bekladde metro werd door deskundigen schoongemaakt in
de remise. De Ret streeft er naar de overlast voor reizigers zo
veel mogelijk te beperken.
Ook de kaartcontrole op de metrolijnen is drastisch ver-
scherpt. De kaartcontroleurs van de RET voeren in samen-
werking met de politie dagelijks op verschillende metrolijnen
controle uit. Dit heeft geresulteerd dat er veel graffitispuiters
op heterdaad zijn betrapt. Ook de geplaatste, op afstand be-
weegbare camera’s, die dag en nacht door professionele ca-
merateams worden bekeken, dragen hun steentje bij in de
strijd tegen graffiti.
Als een schrijver op heterdaad wordt betrapt, wordt deze
aangehouden. Dit op heterdaad betrappen kan/mag iede-
reen, dus ook de reizigers. Alle RET-medewerkers krijgen
instructies over hoe ze dit het beste kunnen doen, en hoe ze
de dader(s) over kunnen dragen aan de politie. Maar dus ook
de reizigers worden geïnformeerd over hun mogelijkheden.
Als een reiziger een schrijver op heterdaad betrapt kan de
reiziger via de SOS-paal in een metrostation of via de tele-
foon een melding geven. Om te zorgen dat deze inspannin-
gen ook een vruchtbaar vervolg krijgen, heeft de RET afspra-
‘Wilde Typografen’ 65
ken gemaakt met de politie, justitie en de gemeente in het
‘Regionale Handhavingsarrangement Openbaar Vervoer.’ De
aangehouden daders worden dus ook daadwerkelijk ver-
volgd en de RET zal de geleden schade verhalen op de
dader(s).
Alle graffitimeldingen worden door de RET geregistreerd in
een speciaal daarvoor ontwikkeld computersysteem. Niet
alleen de melding, maar ook het schadebedrag en een foto
van de graffiti worden geregistreerd. Met deze gegevens
kunnen analyses gemaakt worden van graffiti-bewegingen,
waardoor de politie steeds gerichter kan opsporen. Ook
wordt op basis van deze gegevens aangifte gedaan bij de
politie, zodat, als de politie een dader aanhoudt, er een dos-
sier is opgebouwd met vergelijkbare verrichtingen. Daarmee
kan de schrijver zijn werk ten laste worden gelegd en niet
alleen hetgeen waarvoor hij op heterdaad is betrapt, dit
alleen bij bewezen schuld.
De maatregelingen die de RET in samenwerking met justitie
en politie voert is best tot een succes te noemen. Het schrij-
ven in de metrotunnels en op de metro’s wordt dus zodanig
vermoeilijkt voor de schrijvers dat dit resulteerd in schonere
metro’s. Dat wil niet zeggen dat het is opgelost. De spanning
en de uitdaging om een metro te doen wordt nu alleen maar
vergroot. En dat is toch wel één van de grootste ‘drijfveren’
van een schrijver. Wat men er mee kan bereiken is dat een
schrijver even twee keer nadenkt voordat hij een metro wil
doen.
5.6.3 Critici
Het zal altijd wel zo blijven, dat er kritisch gekeken wordt
tegen graffiti. Het heeft nu eenmaal een naam opgbouwd in
de loop der jaren. Of het nu mooi of lelijk is, goed of kwaad,
het zal er altijd wel zijn en blijven.
Tom ter Bogt zegt:
“Mooie graffiti is mooi, en lelijke is lelijk, en het kan
heel kunstzinnig zijn. Waar ik wel een hekel aan heb,
is dat mooie gebouwen worden volgekalkt met vage
letters. Het afgebrande conservatorium in Utrecht bij-
voorbeeld, onlangs geheel gerestaureerd, zit nu al
weer onder de graffiti. Doodzonde. Maar op lege
stukken muur kan het heel aardig zijn.”
(Bronger, 1996)
Deze uitspraak kan hij delen met Froukje Hoekstra. “Als het
mooie pieces zijn heb ik daar geen bezwaar tegen. Alle ge-
meentes zouden een plaats ter beschikking moeten stellen.
Dan denk ik dat je heel veel zou kunnen vermijden. Het wild-
taggen zal altijd een probleem blijven. Dat moet opgeruimd
worden. Waar ik echt op tegen ben, is het taggen op kunst:
beelden, openbare standbeelden. Echt vandalisme. Oppak-
ken en laten schoonmaken. Dan zien ze zelf ook hoe verve-
lend het is om het schoon te maken. Op muren die zich er
voor lenen, oké, daar kan ik wel mee leven.”
Of graffiti nu kunst is zal altijd wel een dilemma blijven.
Graffiti is volgens J&M geen kunst maar een cultuur. Een
piece op een doek of een sticker vinden zij wat minder. Een
doek heeft meerdere mogelijkheden. Een doek is een object
wat je ophangt en waar je helemaal vrij in bent om te doen
wat je wilt maken.
“J: Een muur is vanuit het oogpunt van een schrijver iets
waar je je naam op gaat zetten. Je krijgt ook geen respect
om op een doek een piece te gaan zetten.”
Tom ter Bogt vindt een rare handtekening geen kunst. Wel is
er een uitzondering te noemen. “Keith Haring is het grootste
voorbeeld van een graffiti-kunstenaar. Graffiti is op zijn best
een versiering van de stad, en op zijn slechtst lelijk, storend
66 ‘Wilde Typografen’
en onesthetisch.”
Het blijft, volgens Froukje Hoekstra, toch een moeilijk punt
om de illegaliteit eruit te halen. Het heeft een stempel gekre-
gen in de loop van de tijd en die stempel zal er toch wel
even in blijven zitten. Daarom hanteren ze in de kunstwereld
heel nadrukkelijk ‘graffiti-art’ in plaats van graffiti.
“Ze moeten wel een duidelijk onderscheidt kunnen maken”,
zegt ze. Al die jongens die ik heb geïnterviewd en die in
Nederland hebben geëxposeerd zijn toch allemaal illegaal
begonnen, maar zijn wel doorgegaan met hun kunst. Graffiti
blijft bij veel mensen toch een beetje besmet vanwege dat
woord graffiti. Als het in een museum hangt wordt er toch
anders tegenaan gekeken.”
5.7 Graffiti als modebeeld
Het modebeeld waar graffiti-elementen in voorkomen, is al
terug te vinden in de hiphop-cultuur. In paragraaf 4.3 werd
graffiti en de hiphop-cultuur behandeld. Waar graffiti een
graffische kunstuiting is van de straat, geldt dit qua pop-
muziek voor rap. “Rapmuziek is een communicatiemiddel
voor de jongeren die vanwege hun sociaal-economische
positie geen toegang hebben tot de reguliere mediua”, dit
volgens de rapper Ice-T.
Volgens M is het zo aan het inburgeren dat het een soort
modeverschijnsel aan het worden is. Vroeger moesten J&M
nog zelf op zoek naar hun bussen en magazines. Ze hadden
toen één winkel waar ze terecht konden voor hun bussen.
“J: Die moet je dan ook maar zien te vinden. Dat was toen
de markt op het Waterlooplein. Daar kon je bij wijze van
spreken maar drie keer in de week terecht.”
Tegenwoordig zijn de mogelijkheden om graffiti te spuiten
steeds makkelijker aan het worden. Je ziet steeds meer bij de
trendy-schoenenwinkels een rekje met spuitbussen met daar-
naast verschillende graffiti-magazines, die elke beginnende
spuiter kan kopen. Ook bij de vele skate-winkels kan men
het benodigde materiaal kopen. Het verkoopt nu gewoon!
“J: Hier wordt je dan verteld waar je een piece kan spuiten,
en waar je de ‘wall of fames’ kan vinden. Er wordt dan een
magazine voor je neergelegd. “Dit is een magazine”, zeggen
ze dan. Dan ga je naar huis en trek je een paar letters over
van iemand, en binnen een week ben je een schrijver.” Dit
tot ergernis van de echte schrijver.
“M: Daarom zie je overal steeds meer van die lelijke tags
staan. Dat zijn ventjes die niet door de roots geïnspireerd
zijn, maar door de hiphop-muziek, en gaan dan naar die win-
kels toe, zoals ik al zei. Die leggen dan een magazine neer en
die ventjes van een jaar of 14 gaan dan maar wat aankloten.
Ze kunnen misschien wel een graffiti op papier tekenen,
maar een leuke tag of piece zetten, ho maar!”
“M:Je ziet het ook bij die goedkope kledingwinkels. Dan
staan er op truien van die toy-tags. Als ik buiten loop zie ik
wel eens kinderen rondlopen met zo’n trui aan. Dan weet ik
al dat het zo’n B-merk is.”
Ook de bekendere fabrikanten, waaronder Nike en Fanta krij-
gen hier steeds meer interesse in. Dit bleek uit een nieuw-
suitzending van RTL 4, 7 januari 2003.
5.8 Toekomstbeeld
Om tien of vijftig jaar verder te kijken, is best wel lastig. Over
de aanpak van graffiti en zijn voortbestaan valt natuurlijk wel
te twisten. Ook hoe er dan tegen aangekeken wordt is na-
tuurlijk onzeker, maar een enig idee hebben we wel.
‘Wilde Typografen’ 67
5.8.1 Aanpak en voortbestaan
Graffiti is moeilijk aan te pakken. Tom ter Bogt verwacht niet
dat het veel zal helpen om acties te houden tegen graffiti.
Het geven van voorlichting over graffiti op scholen, dat de
daders flinke straffen oplopen en dat er stadswachten zijn
kan hoogstens een iets hogere drempel ontstaan om iets op
de muur te spuiten.
Ook als de hele binnenstad schoongemaakt is, kan het inder-
daad zijn dat men niet zo gauw iets op de muren neerzet. Er
wordt volgens ter Bogt namelijk meer gespoten op muren
waar al iets staat. Maar de graffiti kan zich ook verplaatsen
naar andere delen van de stad. In New York is de graffiti wel
met succes aangepakt, in de metro. Men voelden zich daar
onveilig door al die teksten op de muur. Graffiti wordt snel
geassocieerd met vandalisme.
Alles is daar in de metro schoongemaakt, en het is redelijk
gelukt om het daar ook schoon te houden, wat hier in Neder-
land toch een probleem schijnt te zijn. Maar in de buitenwijk-
en van New York kom je graffiti nog veel tegen. Daar blijft het
bestaan. Ook in in Nederland zal het blijven bestaan
(Bronger, 1996).
In 1995, heeft onder andere Pone zijn twijfels over de graffiti-
hype in Nederland. Zal het nog wel voortbestaan in Neder-
land? Zullen de spetters er weer af gaan vliegen? “Pone: Op
het ogenblik zitten we in een uiterst trieste periode. Er ge-
beurt niet veel. Je krijgt nu gastjes die denken dat ze meteen
Old School en King zijn. Ze bouwen om niks een ego op. Ze
hebben twee drie busjes thuis staan en dat is alles. Ze weten
niks, ze hebben geen roots en geen respect. De pieces van
nu, ik moet er van kotsen. Graffiti is niet dood, zo ver wil niet
gaan, maar wij zijn wel de laatsten der Mohikanen. Wij zullen
de wet blijven jennen.” (Bekkers, 1995)
Zal graffiti nu gaan toenemen in de toekomst, of zal het de-
finitief in elkaar storten? Dit is een vraag die wel te beant-
woorden is, maar niemand zal het echt weten. Het zal de tijd
uit moeten wijzen.
“J: Ik denk dat het wel hetzelfde zal blijven, maar de tactiek-
en van de schrijvers moeten aangepast worden. Je ziet over-
al in de grote steden steeds meer camera’s hangen. Je kan
dan niet zomaar meer overal een tag of een piece neerzetten.
Of je moet echt gek zijn. Op alles wordt wel een oplossing
gevonden. Vroeger liep je gewoon nog op de yard (rangeert-
errein) rond, daarna kwamen er hekken omheen die steeds
hoger werden gemaakt, met prikkeldraad en dergelijken. We
namen toen wel een tang mee, om het hek door te knippen.
Je hebt nu ook lui die er braaf uit zien in de trein. Net zaken-
lui, maar die ondertussen alles volbomben. En ik denk dat
dat soort tactieken wel misschien veel meer gebruikt gaan
worden in de toekomst.
De stap om tegenwoordig een piece te spuiten wordt wel
steeds groter. Soms denk ik dat de overheid er wel enige
controle over heeft, maar dan moeten ze het wel harder aan
gaan pakken. En niet steeds gaan verslappen, en denken dat
ze het opgelost hebben. Net als in Amsterdam dachten ze dat
het niet schoon te krijgen was, nu ben je blij als een paar be-
kende namen ziet staan. Als ze echt willen dat alles schoon
wordt krijgen ze dat wel voor elkaar, maar zoals ik al zei,
wanneer ze gaan verslappen, duikt de graffiti meteen twee
keer zo snel weer op. Een goed voorbeeld is, als de gemeen-
te de tunnels twee jaar lang intensief gaat schoonmaken,
en ze laten de tunnels na twee jaar weer met rust, dan staan
binnen een half jaar die tunnels weer helemaal onder. De ge-
meente denkt na twee jaar schoonmaken, “ze zijn schoon, en
ze zullen wel schoonblijven, we kunnen weer een ander be-
leid gaan voeren”. Het is sneller ondergespoten dan dat ze
het schoon hebben gemaakt. Het probleem ligt bij de rege-
ring, als je in Nederland opgepakt wordt, en je bekend niet
68 ‘Wilde Typografen’
voor het gepleegde feit, kunnen ze je bijna niet vervolgen
voor een straf.”
Volgens M zal graffiti wel steeds meer in gaan burgeren,
en het zal steeds meer geaccepteerd worden. De schok was
vroeger natuurlijk groter als tegenwoordig. Omdat er toen
ineens graffiti was. Men zag het als vandalisme. Terwijl je er
nu mee opgroeid. Het is tegenwoordig niks nieuws meer.
“J: Hetzelfde zie je bij de Euro. Degene die er mee geboren
wordt, weet niet beter. Zo is dat ook met graffiti.”
Over tien jaar ziet M nog steeds de dingen met de spuitbus
gemaakt worden. Maar ook de ‘politiek gerichte’ dingen zul-
len volgens M steeds meer aan de orde komen. Net als
vroeger in New York, toen graffiti na de politieke opstand tot
stand kwam. Dan zit je volgens M wel weer in een cyclus.
Hij noemt het een ‘soort conjuctuur met pieken en dalen.
Ook de hiphop van tegenwoordig schijnt volgens J&M
nog van invloed te zijn bij de jongeren die aan graffiti deel
nemen. Rap is gewoon nog populair. Het brengt volgens hun
wel een negatieve gedachten over. Zo van “fuck the world,
ik doe toch gewoon waar ik zin in heb”. Dat zal dan nog wel
enige tijd van invloed zijn.
Het zal dus nooit gaan verdwijnen volgens de Eindhovense
boys.
“M: Je kan hooguit een maatschappij krijgen waar de men-
sen die behoefte helemaal niet hebben. Er zijn natuurlijk wel
plekken op de aarde waar het schoon is, en toch zie je daar
dan opeens een hartje met een pijltje er door heen. Als er
geen graffiti is gaan de jongeren zich wel op een andere
manier uiten. Een grote stad heeft gewoon graffiti nodig.
Als ik in een grote stad komt is er altijd wel graffiti.”
Je ziet nu steeds meer de oude dingen van vroeger terug-
komen, zoals bij kleding en muziek. Zo zal dat ook gaan ge-
beuren bij graffiti. De Old School stijl van vroeger zal steeds
meer terug gaan komen, maar dan veel technischer en beter
uitgewerkt. Volgens J zal er altijd wel een spuitbus, stift,
muur, en een bepaald handschrift zijn. Hij denkt hoe het er
nu aan toe gaat dat het nog wel even zo zal blijven. Echte
veranderingen zie je alleen maar in de kwaliteit van de schrij-
vers.
“J: Neem als voorbeeld de bodé poppetjes die vroeger hele-
maal in waren, in Zweden gaan ze nu helemaal terug naar
vroeger. Old School stijl in een nieuw jasje. In Zweden kom-
en er nu andere ontwikkelingen voor. Ze gebruiken de old
school stijl die men heel technisch uitwerkt. Super strakke lij-
nen met hele felle kleurvlakken met simpele vormen en cir-
keltjes. Heel erg 2D in plaats van 3D die in de jaren ‘80 en ‘90
heel in waren. Nu trouwens nog steeds, maar in Zweden
denken ze daar dus heel anders over.”
“Hoekstra: Je ziet nog steeds de klassieke letters, maar dat
wordt ook steeds meer een commercieel stramien. Ik zie
steeds meer een kopie van een kopie. Veel nieuws zie je
niet.”
Het nieuwe zit volgens Hoekstra meer in de dingen die niet
echt puur graffiti zijn. Dus niet puur de letters. Zij geeft als
voorbeeld, Keith Haring weer. “Het was toen iets nieuws. Het
is het idee van het constant werken met vaste elementen.”
Volgens Hoekstra kan de invloed van bijvoorbeeld Chinese,
Japanse en Arabische typografie een rol gaan spelen in het
vernieuwen van tags en pieces. “Zoals ongetwijfeld bij de
Marokaanse en Turkse gemeenschap kan ik mij voorstellen
dat je tags kan krijgen die heel arabisch zijn. Het kan ook een
inspiratiebron zijn voor de Nederlandse schrijvers, omdat het
schrift zich heel mooi leent voor een mooie tag. We leven de
afgelopen 20 jaar toch in een tijd dat we dingen van elkaar
‘Wilde Typografen’ 69
overnemen en het verwerken tot een eigen beeld.”
Volgens Hoekstra zullen er uit duizenden schrijvers maar een
handjevol echt goede schrijvers overblijven, die een bijdrage
kunnen leveren in de ontwikkeling van de graffiti-beweging.
In ieder land heb je er wel een paar die uitgesproken goed
zijn.
“Froukje: Je hebt ook een aantal schrijvers die in de grafi-
sche vormgeving terechtkomen. Het is veel meer geïnte-
greerd in de officiële grafisch vormgeving. Dat is wel een
groot verschil met tien, twintig jaar geleden.”
Verder zal graffiti steeds minder als vandalisme worden ge-
zien. Het komt ook steeds meer voor in de reclame wereld,
en bij het grafisch vormgeven. Onder andere Fanta en Nike
hebben hier steeds meer interesse in. In Amsterdam is er dit
jaar (2003) zelfs weer een nieuwe graffiti-tentoonstelling ge-
houden met het werk van onder andere Futura 2000 die in
1992 al in Nederland en België had geëxposeerd. De organ-
isatoren doen zij onder het motto, dat graffiti niet meer moet
gezien worden als vandalisme, maar als kunst.
70 ‘Wilde Typografen’
6 Conclusies
In dit afsluitende hoofdstuk worden de conclusies die voort-
komen uit de bovenstaande hoofdstukken beschreven. Hier-
bij worden de geformuleerde onderzoeksvragen aan het be-
gin van mijn onderzoek beantwoord.
6.1 Betekenis en ontstaan van graffiti
Dat er geen vaste betekenis is te vinden is wel duidelijk
geworden. Omdat het bij graffiti draait om het gestileerd
aanbrengen van letters, spreken ‘graffiteurs’ zelf van schrij-
ven en noemen zichzelf dan ook schrijvers. Graffiti is meer
de benaming van het normale publiek. Voor de schrijvers
zelf, is het een hele levensstijl en je bent pas een echte schrij-
ver als je illegaal te werk gaat. Deze ‘illegale uiting’ is al van-
af de prehistorische rotstekeningen tot stand gekomen. Zoals
we gezien hebben kan graffiti veelomvattend zijn. Graffiti
heel breed gezien, is alles wat aan beeld niet officieel, dus
illegaal tot stand komt in het openbare leven.
6.2 Ontwikkeling in Amerika
Onder andere door de moord op Dr. Martin Luther King brak
er een soort van indentiteitscrisis uit in Amerika. Dit had een
zeer duidelijke invloed op de jongeren in die tijd. Mede hier-
door begon eind jaren ‘60 graffiti op te komen. In Philadel-
phia deed graffiti als eerste zijn intreden. Hier had het een
‘territoriale functie’, en diende het als ‘afbakening’ van de
vele ethnische buurten. Daarna waaide het over naar New
York waar het een ‘uiting werd van macht’ voor individuele,
en groepen schrijvers. De functie van de tag (gestileerde
handtekening) als territoriale afbakening verdween naar de
achtergrond, en de tag werd overgenomen door andere jon-
geren uit New York. Zij schreven hun tags voorzien van een
nummer. Deze stonden in relatie met de straat waar zij
woonden. Daarna was het in 1969 de beurt aan de jongens
van Manhattan, die zich uitbreidden langs de openbaarver-
voersverbindingen naar de Bronx en Brooklyn. In 1971 werd
de schaal van de tags in viltstift als maar groter en groter, en
vele jongeren breidden hun tags uit met de spuitbus. Zij gin-
gen steeds groter te werk. Omdat er zoveel jongeren aan het
taggen waren, en de meesten zich wilden onderscheiden van
de rest, verdwenen halverwegen de jaren ‘70, de nummers
achter de tagnamen. Er werd steeds meer geëxperimenteerd
met stijl en kleur. Men begon de tag in dubbele lijnen te zet-
ten en al snel ontstonden de eerste throw-ups (snel gezette
pieces, die uit twee letters en twee kleuren bestaad) en wer-
den er verschillende stijlen ontwikkeld. Waaronder de bubble
letter en de 3-D (driedimensionaal) letter. Vanaf 1973 werden
de experimenten al steeds technischer en groter uitgewerkt,
en ontstonden de eerste masterpieces (grote graffiti) die zich
onderscheidden van alles wat daar aan vooraf ging. Begin
1974 werden er geen nieuwe stijlen meer geïntroduceerd,
maar werden er eindeloze variaties ontwikkeld. Het einde
van de ontwikkeling van de letterstijl, bracht de populairste
stijl van de jaren ‘80 met zich mee. De wildstyl (ingewikkelde
letters) deed zijn intreden, die nu nog steeds wordt gebruikt.
Van de vele schrijvers zijn er maar een handjevol overgeble-
ven die internationale faam hebben gekent, en nog kennen.
Onder andere in het kunstcircuit.
6.3 Legale en illegale graffiti
Legale graffiti wordt in eerste instantie gezien als ‘graffiti in
opdracht.’ Zoals het in opdracht spuiten op een rolluik van
een winkel, waar de winkelier met voorbedachte rade een
graffiteur in dienst neemt. Ten tweede kun je legale graffiti
voor de illegale schrijver plaatsen bij de ‘wall of fames’,
waar men zonder spanning te werk kan gaan.
‘Wilde Typografen’ 71
Daarentegen wordt illegale graffiti onder andere gezien als
‘graffiti als incident.’ Hier gaat het om het bekladden uit ‘ver-
veling’ en ‘uitsloverij’. Vervolgens kan graffiti ook verschijnen
in de vorm van een ‘politiek signaal’. Hieronder vallen poli-
tieke leuzen die door individuen of groeperingen worden
aangebracht om de publieke opinie te beïnvloeden. Graffiti
functioneert hier als communicatiemiddel. Ten derde kan
‘graffiti als subculturele uiting’ worden aangetroffen. Hier-
mee wordt de graffiti bedoeld die het meest voorkomt in de
steden, bijvoorbeeld langs het spoor. Hier fungeert graffiti
hoofdzakelijk als middel dat een kick oplevert, maar ook kan
het de functie hebben om als communicatiemiddel te dien-
en. Dit werd hiphop-graffiti genoemd, omdat in de jaren ‘60
de treinen en de metro’s vol werden gezet met pieces en de
hiphop zijn intreden deed.
6.4 Graffiti individueel en groepsverband
In het begin van de jaren ‘60 gingen de schrijvers vaak alleen
op pad. Men ontwikkelde een eigen stijl. Naast het ontwikke-
len van een eigen stijl werd ook het groepsaspect belangrijk.
De schrijvers ontmoetten elkaar op de ‘writers’ corners’ en
leverden critiek op elkaars werk. Door deze geleverde kritiek
werden zij scherper en beter in het creëeren van hun werk.
Zij besloten ook om samen op pad te gaan. Langzamerhand
werden er crews (groepen schrijvers) gevormd om gezamen-
lijk pieces te gaan ontwerpen en te schrijven. De schrijvers
leerden van elkaars werk. Zo ontstonden er steeds betere
crews. Orginaliteit en stijl zijn van groot belang binnen een
schrijversgroep.
Het belangrijkste binnen een crew is dat zij elkaar niet ver-
linken. Omdat er steeds meer risico’s zijn om gepakt te wor-
den gaan sommige schrijvers tegenwoordig liever alleen op
pad. Ondanks dat er dan mensen op de uitkijk kunnen staan.
Vooral toys (beginnende schrijvers) brengen een gevaar met
zich mee, omdat zij zich kunnen verspreken. Ook wordt er
een bepaalde codetaal gebruikt in een crew, ter verdediging
van de gevestigde orde. Het werken in groepsverband bren-
gen tegenwoordig meer risico’s met zich mee, in vergelijking
met vroeger. Het vertrouwen binnen een crew onderling is
dus minder geworden.
6.5 Maatschappelijke kijk
De schrijvers hadden het straatbeeld in New York al helemaal
veranderd. Eind 1972 waren bijna alle nieuwe metro’s al door
de schrijvers onderhanden genomen. De media gaf steeds
meer aandacht voor het probleem, en de rijke blanke ge-
meenschap begon zich ook te verzetten tegen deze scene. In
1972 startte de MTA (Metropolitan Transportation Authority),
een grote actie om de ondergespoten metrotreinen helemaal
schoon te maken. De MTA wilde de reizigers niet in een on-
dergespoten trein mee laten rijden, omdat dit het gevoel van
onbehagen met zich mee zou dragen. Maar de doorsnee
New Yorker keek daar heel anders tegen aan. Ze keken liever
tegen hun volkskunst aan, toen kleurde de stad tenminste
nog op.
De meeste mensen vonden graffiti, vooral in het begin van
de jaren ‘70 en ‘80, vies en associeerden de tekens met crim-
inaliteit, onveiligheid, verloedering en vernieling. Maar het
hoort bij de stad. Het is er altijd al geweest..
Er werd tientallen jaren geleden nog kritisch tegen graffiti
aangekeken. Ook tegenwoordig zijn de meningen verdeeld.
Voor veel bedrijven en instanties is het vandalisme en is er
jaarlijks toch wel een flinke schadepost voor het verwijderen
van illegale graffiti. Ook de politiek draagt haar steentje bij
aan deze overlast. Voor de musea is het kunst.
Graffiti heeft in de afgelopen 40 jaar een naam opgebouwd,
en er zal altijd wel kritiek blijven bestaan.
72 ‘Wilde Typografen’
6.6 Levensstijl
Tegelijkertijd met het populair worden van het schrijven
van tags, werd een nieuwe muziekstroming geliefd onder de
zwarte jeugd van New York. De rapmuziek deed zijn intreden
en dit sprak de jeugd erg aan. Ook vandaag de dag is hiphop
nog erg in trek onder de jeugd. Binnen de Nederlandse graf-
fiti-scene zijn dus veel Amerikaanse invloeden te vinden. Zo-
wel het taalgebruik als diverse omgangsnormen zijn overge-
nomen. De schrijvers hebben zich een specifiek taalgebruik
eigen gemaakt. Daarnaast nemen zij, omdat het schrijven
van graffiti strafbaar is, een wantrouwende houding tegen-
over buitenstaanders aan. De leeftijd van de schrijver varieert
over het algemeen tussen de 12 en 25 jaar, en het schrijven
behoort tot hun zogenaamde jeugdgroepsleven.
Het millieu waar de schrijvers in verkeren, wordt over het al-
gemeen in de ogen van het volk gezien, als baldadig en on-
opgeleide pubers in achterstandswijken. Er zijn wel schrij-
vers die baldadig en onopgeleid zijn. Maar je hebt ook schrij-
vers die afkomstig zijn van de middenklasse, die goed opge-
leid zijn en zelfs in villawijken wonen.
Natuurlijk zijn er veel schrijvers met een hoger geschoolde
opleiding. Er zijn veel schrijvers die door het graffiti spuiten,
in de loop der jaren zich hebben gespecialiseerd in het
grafisch vormgeven. Er zijn in vergelijking met vroeger meer
schrijvers die op een kunstacademie zitten, en die het vak
grafisch vormgeven zijn ingegaan.
De schrijvers van tegenwoordig gaan in tegenstelling tot
vroeger, zo onopvallend mogelijk te werk om zo het risico te
vermijden, dat ze in de gaten gehouden worden. Iemand die
eerste klas reist, in een driedelig pak wordt meestal niet ver-
dacht, maar kan net zo goed een stift in zijn koffer of jas heb-
ben zitten. Een stereotype schrijver bestaat tegenwoordig
dus niet meer, zo als dat vroeger het geval was. Wel zullen
er altijd beginnelingen (toys) zijn, die in hiphop-kleding rond-
lopen met een rugzak vol spuitbussen. Maar net zo goed
gabbers, punkers en mensen in een driedelig pak kunnen
schrijvers zijn.
6.7 Is graffiti ‘kunst’?
In de jaren ‘70 werden er veel exposities gehouden door de
Amerikaanse schrijvers, onder leiding van Hugo Martinez. In
eerste instantie zagen de schrijvers zich niet als kunstenaars.
Ook het werk wat zij maakten zagen zij niet als kunst. Maar
na het perfectioneren van techniek en stijl, en om planmatig
te werken, wat een professionelere aanpak had, begonnen
de schrijver zichzelf wel als kunstenaars te zien. Na loop van
tijd werd al duidelijk dat er iets essentieels ontbrak. Namelijk
de spanning, angst en opwinding die in het werk niet terug
te vinden was. Dit was wel in het illegale circuit terug te vin-
den was. Dit gemis bleek dus kenmerkend te zijn voor de
graffiti-kunst.
Wat wel tot een succes kwam, was Fashion Moda. Deze had
het doel, dat creativiteit en/of kunst overal kon plaatsvinden,
en door iedereen gemaakt kon worden. Zij wilde de regels
binnen de kunstwereld doorbreken, en het had een open ka-
rakter, waardoor men direct contact had met het anonieme
publiek op straat. Dit was een overeenkomst met de schrij-
vers, die door het gebruik van het medium, de metro, ook
direct contact zochten met het anonieme publiek. Fashion
Moda was een verzamelplaats voor volkskunst, in welke
vorm dan ook.
Keith Haring is de schakel geweest tussen het illegale circuit
en de kunstcircuit, die ook na Fashion Moda actief is ge-
weest in menig galerie. Mede door zijn arrestatie van het
maken van krijttekeningen in de New Yorkse metro werd hij
een wereldster. De vele New Yorkse kunsthandelaren waren
‘Wilde Typografen’ 73
voorheen al op zoek naar een kunstenaar die de frisheid en
het lef bezat van de graffiti-schrijvers. De eerste graffiti-expo-
sities gaven de kunstcritici het idee dat graffiti niet veel bij te
dragen had aan de gevestigde kunstorde. Maar zijn orginele
toepassing van werken in de publieke ruimte was precies
wat men wilde zien. Haring was een graffiti-kunstenaar, maar
geen schrijver, zoals Seen, Blade, Quik en de vele schrijvers
die Nederland kent wel zijn.
Graffiti blijft bij veel mensen toch een beetje besmet vanwe-
gen dat woord graffiti. Het heeft een stempel gekregen in de
loop der jaren, en die stempel zal er toch wel even in blijven
zitten. Daarom hanteren ze in de kunstwereld heel nadrukke-
lijk graffiti-art in plaats van graffiti. Als het in een museum
hangt wordt er toch anders tegenaan gekeken. Graffiti is
voor de schrijver, geen kunst, maar een cultuur.
6.8 Ontwikkeling in Nederland
In Nederland kreeg je de Provo-teksten en de leuzen van de
Dolle Mina’s. Deze typeerden de nieuwe lijn in de Nederland-
se cultuur. De vorm werd in de loop van tijd belangrijker dan
de boodschap en kwantiteit won het van kwaliteit.
De eerste graffitigolf trof Nederland om en nabij 1978, toen
de punkmuziek haar entree maakte. De tweede golf begon
omstreeks 1982, toen de schrijvers Walking Joint, Ego en Dr.
Air hun opwachting maakten. De invloed van de rapmuziek
en de exposities van de Amerikaanse schrijvers waren van
invloed op graffiti in de meeste Westerse landen. In 1983
ontstond hierdoor de derde golf die zeer bepalend is ge-
weest. Net als in Amerika had je alleen maar tags. Toen
ontstonden de grotere pieces en throw-ups in het Amster-
damse straatbeeld. Eerst begonnen de Amerikaans schrij-
vers het Amsterdamse straatbeeld meer kleur te geven, en
dit vond onmiddelijk navolging door de Amsterdamse schrij-
vers. Er zijn veel Amerikaanse invloeden te vinden in de
Nederlandse graffiti-wereld. Het meest opvallend zijn de taal-
gebruik en de verschillende stijlen die vrijwel letterlijk zijn
overgenomen. Maar ook de orginaliteit, respect voor ander-
mans werk en de waarde aan de roots van graffiti zijn belan-
grijk voor de schrijvers.
In de jaren ’80 kladde men vrolijk op muurtjes. De jaren ‘90
stond vooral voor visueel geweld. De afbeeldingen waren
smeriger, ruwer en ongepolijster en de kwantiteit is belan-
grijker geworden. Ook doken er in de jaren ‘90 steeds vaker
bestickerde plekken op, wat nu nog het geval is. De progres-
sie die de schrijvers in de afgelopen jaren hebben gemaakt is
niet meer zo groot als tien jaar geleden. Het is vaak een ko-
pie van een kopie met een afwijkend tintje. De laatste echt
grote innovatie binnen de graffiti-scene vormt de 3-D stijl
van Delta. Een techniek die diepte suggereert. Over het alge-
meen is er vandaag de dag, buiten de 3-D stijl maar weinig
vernieuwing qua stijl in de Nederlandse graffiti-scene. Het is
in tegenstelling met de jaren ‘90 steeds meer gericht op de
kwaliteit van de schrijvers.
6.9 Beweegredenen wildspuiten
Bij de conclusie van de ontwikkeling in Amerika kwam al
naar voren dat onder andere de moord op Dr. Martin Luther
King een zeer duidelijke invloed op de jongeren in die tijd
had. Mede hierdoor begon eind jaren ‘60 graffiti op te ko-
men. In Philadelphia deed graffiti als eerste zijn intreden.
Hier had het een territoriale functie, en diende het als afbak-
ening van de vele ethnische buurten. Men wilde duidelijk
maken, dat ook zij hier woonde. Daarna waaide het over
naar New York waar het een uiting werd van macht voor indi-
viduele, en groepen schrijvers. De functie van de tag als ter-
ritorium afbakening verdween naar de achtergrond, en de
tag werd overgenomen door andere jongeren in New York,
74 ‘Wilde Typografen’
die hun tags schreven voorzien van een nummer. Deze ston-
den in relatie met de straat waar men woonde en wilde laten
zien waar men vandaan kwam.
Bij het intrede van de hiphop-graffiti was de stijl van het
schrijven heel belangrijk. Het ging er hier om zoveel mogelijk
tags te plaatsen om zo naamsbekendheid en respect te ver-
krijgen. De bekendheid en het respect dat hiermee werd ver-
kregen was afhankelijk van de hoeveelheid tags die in een
bepaald gebied te vinden waren. Een moeilijk te bereiken of
een gevaarlijke plek maakten de roem nog groter. Wat nog
steeds het geval is.
Bij de schrijvers die later terrecht kwamen in het kunstcircuit,
werd al duidelijk dat ze een ander motief hadden dan de
kunstwereld. De schrijvers hadden een ander medium, na-
melijk de metro. En het ging hen niet om het maken van
winst, maar om naamsbekendheid en roem.
In het graffiti-wereldje draait het over het algemeen om, dat
men illegaal te werk gaat, om zo respect te krijgen binnen de
scene. Het legaal en illegaal spuiten brengen twee totaal ver-
schillende drijfveren met zich mee. Het spuiten op legaal ter-
rein brengt geen spanning met zich mee, die de echte schrij-
vers wel hebben. Het legaal te werk gaan biedt wel enige
veiligheid voor de schrijver. Het schrijven op een metro en
een trein brengt meer respect met zich mee dan een piece te
zetten op een muur. Dit heeft als oorzaak dat het risico om
gepakt te worden groter is, wanneer men zich op NS-terrein
bevindt. Daar draait het toch allemaal om. Hoe gekker hoe
beter. Hoe meer de dingen verboden worden en onderdrukt,
hoe spannender het wordt.
De spanning en de status die dit oplevert zijn, naast de
naamsbekendheid, de grootste drijfveren van graffitischrij-
vers. De schrijvers over het algemeen genomen, doen juist
dingen die niet mogen. Dat is de kick ervan. De eventuele
angst voor een strafblad, de intensivering van interesse, het
toekomstperspectief en de mening van anderen, spelen een
belangrijke rol bij de keuze om deze levensstijl al dan niet
voort te zetten.
6.10 Controle op wildspuiters
Voor de wet is graffiti in alle Nederlandse gemeentes verbo-
den. De juridische problemen kunnen dus voor de graffiti-
schrijver groot blijken. Het wetboek houdt zich niet bezig met
de vraag of het gaat om straatschennerij of kunst. Velen ge-
meentes hebben het verschijnsel graffiti nogal drastisch aan-
gepakt, en hopen ermee de territoriumdrift of de behoeften
aan erkenning wat in te kunnen dammen. Er word een foto-
inventarisatie gemaakt van alle graffiti in de stad en aan de
hand van dat fotobestand word een indentificatiemethode
ontwikkeld. Het verwijderen van het spuitwerk is intussen
uitgegroeid tot een bedrijfstak waarin miljoenen omgaan.
Amsterdam telt alleen al ongeveer 40 bedrijven die zich
bezighouden met het verwijderen van graffiti.
Tot eind jaren ‘90 waren de wetten zeer aangescherpt, de
boetes werden steeds hoger en men registreerde alles zéér
nauwkeurig. Maar het leek wel of het echt aan het inburg-
eren was. Als er eenmaal wat minder aan graffiti gedaan
wordt door de schrijvers, kakken ze in bij de politiek, en ligt
de prioriteit ergens anders.
In november 2002 verscheen een artikel in de De Stem
waarin stond dat graffiti behoort bij kleine overtredingen net
als, zwerfvuil en geluidsoverlast. Deze moeten op dezelfde
manier bestraft worden als foutparkeren: meteen een boete.
Het CDA eiste in november van 2002, dat gemeenten de
bevoegdheid krijgen deze ergenissen via het uitdelen van
bestuurlijke sancties te bestraffen. Volgens het CDA hoeft het
extra toezicht de gemeenten niets te kosten. Hier waren de
meningen toch over verdeeld.
‘Wilde Typografen’ 75
In 1972 startte de MTA (Metropolitan Transportation Autho-
rity), een grote actie om de ondergespoten metrotreinen
helemaal schoon te maken. Het beleid dat onder leiding van
de M.T.A in New York is gevoerd, heeft succes gekend.
Ook de RET (Rotterdamse Electrische Tram) en de NS (Neder-
landse Spoorwegen) hebben de afgelopen tientallen jaren te
kampen met graffitioverlast. Het meest is dit het geval bij de
metrolijnen.
De RET heeft hier maatregelen voor getroffen, in samenwerk-
ing met de politie, justitie en gemeente. Er wordt scherp ge-
let op graffitioverlast en er wordt een lik-op-stuk-beleid inge-
zet. De RET richt zich op toezicht en controle, schoonmaken
en schoonhouden, registreren, vervolgen en vooral verhalen
van de geleden schaden, die alleen al bij de voertuigen bijna
1.000.000 euro per jaar bedraagt.
Ook de kaartcontrole op de metrolijnen is drastisch ver-
scherpt. Dit heeft geresulteerd dat er veel graffitispuiters
op heterdaad zijn betrapt. Ook de geplaatste, op afstand
beweegbare camera’s, die dag en nacht door professionele
camerateams worden bekeken, dragen hun steentje bij in de
strijd tegen graffiti.
Niet alleen de melding, maar ook het schadebedrag en een
foto van de graffiti worden geregistreerd. Met deze gegevens
kunnen analyses gemaakt worden van daderbewegingen,
waardoor de politie steeds gerichter kan opsporen. Ook
wordt op basis van deze gegevens aangifte gedaan bij de
politie, zodat, als de politie een dader aanhoudt, er een dos-
sier is opgebouwd met vergelijkbare verrichtingen. Daarmee
kan de schrijver zijn werk ten laste worden gelegd, bij bewe-
zen schuld, en niet alleen hetgeen waarvoor hij op heterdaad
is betrapt.
De maatregelingen die de RET in samenwerking met justitie
en politie voert is best tot een succes te noemen. Het schrij-
ven in de metrotunnels en op de metro’s wordt dus zodanig
vermoeilijkt voor de schrijvers dat dit resulteerd in schonere
metro’s. Dat wil niet zeggen dat het is opgelost. De spanning
en de uitdaging om een metro te doen wordt nu alleen maar
vergroot. En dat is toch wel één van de grootste drijfveren
van een schrijver. Wat men er mee kan bereiken is dat een
schrijver even twee keer nadenkt voordat hij een metro
bespuit.
Ook de NS heeft te kampen met graffiti overlast, wel in min-
dere maten. Tegenwoordig heeft de NS-spoorwegpolitie een
vandal squad ingezet om het schrijven op treinen te bestrij-
den. Dit is een speciaal team dat graffiti bestrijdt met behulp
van een computersysteem, videobeelden, fotomateriaal en
verzamelde kennis omtrent schrijvers en hun crews. Over
het algemeen is er genoeg controle op de schrijvers, maar
om het helemaal uit te bannen, kan nu eenmaal niet.
6.11 Bepaalde boodschap
Vervolgens kan graffiti ook verschijnen in de vorm van een
politiek signaal. Hieronder vallen politieke leuzen die door
individuen of groeperingen worden aangebracht om de pub-
lieke opinie te beïnvloeden. Graffiti functioneert hier als com-
municatiemiddel. Ook werden pieces soms vergezeld van
filosofische of politieke statements. Dit was al het geval bij
de moord op Martin Luther King. Veel schrijvers leverde ook
een bijdrage aan het leerlingensysteem dat zo’n belangrijke
rol speelde in de ontwikkeling van esthetische ideeën in de
Subway-graffiti.
Tegenwoordig is dat veel minder geworden, men denkt hier
niet meer zo veel over na. Men wil nu alleen maar een stijl
ontwikkelen. De boodschap die de schrijvers tegenwoordig
hebben, is meer onderling geworden. Namelijk, wie is de
76 ‘Wilde Typografen’
grootste. De meeste schrijvers die op een kunstacademie zit-
ten denken toch wel vaker na over het zetten van een bood-
schap. Maar het blijft volgens veel schrijvers toch een grote
egotrip, om je naam zoveel mogelijk te verspreiden.
Het ligt er vooral aan, hoe de politieke positie binnen een
land is. In vergelijking met de jaren ‘60 heeft men er nu toch
een andere kijk op gekregen. Het was vroeger toch over het
algemeen de zwarte jeugd die aan graffiti deed. Tegenwoor-
dig is het toch wel de blanke jeugd die hier mee begint. De
boodschap is dus niet meer zo, dat men zich wil uiten in een
maatschappelijke en politieke positie.
Wel zie je een bepaalde boodschap steeds vaker terug bij
het wildplakken en het stickeren. In de toekomst, zal volgens
vele schrijvers de politieke boodschap aan de orde gaan ko-
men, omdat we toch het gevoel krijgen dat de maatschappij
achteruit aan het gaan is.
6.12 toekomstmogelijkheden
Tegenwoordig moeten de schrijvers extra voorzichtig zijn, en
geven niet zo gauw meer hun telefoonnummer en adres aan
leden die in dezelfde crew zitten. Zelfs vertellen ze niet meer
waar ze gaan spuiten of waar ze hun materialen halen. Dat is
gewoon te link geworden. Het is hier niet zo gek als in Ame-
rika, waar een vijftien-jarige schrijver tot acht jaar jeugdge-
vangenis werd veroordeeld, en anderen tot jarenlange psy-
chiatrische behandeling of het intrekken van hun rijbewijs.
Maar het gaat wel die kant op volgens sommigen.
Ook zitten we in een periode waar er niet veel meer gebeurt,
of dit zo blijft is nog maar de vraag. Volgens vele schrijvers is
graffit niet dood, en is het in de toekomst ook niet dood te
krijgen. Maar net hoe het er in de jaren ‘80 en ‘90 aan toe
ging, is dat op dit moment niet het geval meer. Volgens
velen gaat het met pieken en dalen. Dus wie weet!
Ook de vernieuwing van de pieces is gestagneerd. Er moeten
andere inspiratiebronnen komen, zoals de Arabische en Ja-
panse typografie. In vergelijking met vroeger zie je op dit
moment alleen maar verandering in de kwaliteit van het
spuiten. Verder zal de Old School terug gaan komen, die
steeds technischer en beter zal worden uitgewerkt.
Het is op dit moment aan het inburgeren, en het is een soort
modeverschijnsel aan het worden. Tegenwoordig zijn de mo-
gelijkheden om graffiti te spuiten steeds makkelijker aan het
worden in vergelijking met vroeger. Veel winkels hebben in
hun zaak een rekje met spuitbussen staan, met daarnaast
verschillende graffiti-magazines, die elke beginnende spuiter
kan kopen. Daarom zie je overal steeds meer van die lelijke
tags staan. Die zijn gezet door ventjes die niet door de roots
zijn geïnspireerd, maar door de vele winkels aangezet wor-
den om graffiti te gaan spuiten.
Voor de echte schrijvers moeten de taktieken van de schrij-
vers aangepast worden, omdat er steeds meer controle
wordt uitgeoefend. Dus iemand in een driedeligepak heeft
minder kans om gepakt te worden.
Ook de bekendere fabrikanten, waaronder Nike en Fanta
krijgen steeds meer interesses in de graffiti-invloeden. Dus
wordt het steeds meer geaccepteerd in de reclamewereld en
in het grafisch vormgeven. Ook in de kunstwereld is het
weer actief geworden, en men probeert via deze weg het
negatieve imago, die het in de loop der jaren heeft opge-
bouwd, weg te poetsen.
Men kan in de toekomst hooguit een maatschappij krijgen
die geen behoefte meer heeft in graffiti, en die zich op een
andere manier willen uiten.
‘Wilde Typografen’ 77
78 ‘Wilde Typografen’
7 Aanbevelingen
Daarnaast zijn in dit hoofdstuk aanbevelingen gedaan op
basis van de conclusies van dit onderzoek. De aanbevelingen
worden gedaan aan de regionale, provinciale en/of landelijke
overheid omtrent het ‘wild spuiten’.
Om de illegale graffiti te verminderen, kunnen onderstaande
beleidsvoorstellen in de verschillende regio’s, provincies en/
of de landelijke overheid aan de orde komen:
Bij de regio’s kunnen onder anderen de volgende beleids-
voorstellen aan de orde komen:
• Meer graffiti in opdracht laten uitvoeren:
De winkeliers en bedrijven zouden minder overlast
hebben van graffiti als ze een eenmalige uitgaven
zouden doen, om graffiti door gespecialiseerde schrij-
vers te laten aanbrengen. De gemeentes kunnen hier
subsidies aan verlenen. Hier wordt de kans dat ille-
gale graffiti, na herhaaldelijk schoonmaken van de
winkelpanden en bedrijven, steeds terug komt, klein-
er gemaakt. Hierdoor zullen de schadeposten van de
verschillende gemeentes kunnen dalen. Het aanbren-
gen van legale graffiti kan het beste gedaan worden,
waar de meeste illegale graffiti is gespoten. Dat heeft
als eerste de prioriteit.
• De link criminaliteit met graffiti uitbannen:
Meer subsidies voor culturele evenementen en/of
exposities van graffiti, om de stempel die graffiti in
de loop der jaren heeft opgebouwd weg te poetsen.
• Imagocampagnes houden:
Het beeld van een schrijver door bekende schrijvers
(die veel betekent hebben in menig musea), in work-
shops laten verwoorden. En mensen er bij betrekken,
om zelf deel te nemen bij het spuiten van graffiti in
workshops. De workshops kunnen ook gesubsidieerd
worden door de verschillende gemeentes.
• Uitdelen van brochures:
Huis aan huis brochures uitdelen, en hier uitleg
geven over graffiti. Eventule aankondigingen van
workshops kunnen hierin staan.
• Meer muren legaal laten spuiten:
Een dergelijk resultaat heb ik zelf meegemaakt in
mijn woonplaats te Etten-Leur. Hier waren twee grote
fietstunnels legaal verklaart. Het wildspuiten daalden
en er werd tegelijkertijd steeds positiever aangekeken
tegen graffiti. Het neerzetten van legale muren biedt
geen oplossing voor het verbannen van illegale graf-
fiti, maar het kan wel de overlast en de kostenpost te-
rugdringen. De schrijver blijft toch in de meeste ge-
vallen op zoek gaan naar spanning, dus gaat hij over
het algemeen illegaal te werk. Verder heeft het aan-
vragen van een vergunning voor het spuiten op le-
gaal terrein, tot een succes geleid en zou meer toege-
past kunnen worden. Hierdoor heeft men tevens
meer controle over degene die legaal spuiten, zodat
men misschien vergelijkingen kan trekken met ille-
gaal werk.
• Alternatieve spanning zoeken:
De spanning en de status, zijn naast de naamsbek-
endheid, de grootste drijfveren van graffitischrijvers.
De schrijvers over het algemeen genomen, doen juist
dingen die niet mogen. Dat is de kick ervan. Om de
status en naamsbekendheid van de schrijvers te ver-
groten, zouden de schrijvers bij het legaal spuiten
meer aandacht moeten krijgen van de media. Dit is
overigens wel een andere status en naamsbekend-
heid die men verkrijgt binnen de graffiti-scene. Maar
‘Wilde Typografen’ 79
het is wel een vorm van aandacht. Of dit het vermin-
deren van illegaal spuiten verminderd moet de tijd
uitwijzen.
• Hogere prioriteiten:
De controle op het illegaal spuiten zou regionaal wat
beter kunnen zijn. Hier wordt over het algemeen toch
laks tegen aangekeken, integenstelling tot verschil-
lende provinciale overheden. Een samenwerkingsver-
band met de provinciale en landelijke overheid zou
vruchten af kunnen werpen.
De provincies kunnen samenwerken met de verschillende
regio’s, hiermee kun je illegale graffiti beter controleren en
legale graffiti in stand houden.
De landelijke overheid kan bepaalde wetten in werking laten
dreden, op de hierboven genoemde aanbevelingen, die lan-
delijk van dienst kunnen zijn. Men kan hierdoor voorkomen
dat het in bepaalde gebieden, waar graffiti nog geen kwanti-
tatieve verschijning heeft, op komt. Ook het aanpakken van
jongeren die in een vroeg stadium zijn van het spuiten van
graffiti zijn nog goed te vormen.
• Politieke wetgeving moet niet gaan verslappen in het
beleid, dan kan je weer van voor af aan beginnen.
• Wetgeving (strafvervolging), zou beter kunnen zijn.
Het lik-op-stuk-beleid van de CDA zal niet gaan wer-
ken. Het is geen alternatieve oplossing voor het ver
minderen van illegale graffiti. De schrijvers moeten
zien wat ze verkeerd doen. Als ze een boete betalen
zien ze niet wat ze aanrichten.
80 ‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
Bronvermelding:
Literatuurlijst
• Cooper, M., H. Chalfant, Subway Art,
Thames en Hudson, London, 1984
• Chalfant, H., J. Prigoff, Spraycan Art,
Thames en Hudson, London, 1987
• Gruen, J., Keith Haring : de biografie,
Thames en Hudson, London, 1991
• Haks, F., Pijnenburg, H., Hofstede, ter, P., F. Hoekstra,
Coming from the subway : New York graffiti art,
Benjamin & Partners, Groningen, 1992
• Hulsof, M., Leren interviewen,
Wolters-Noordhof, Groningen, 1997
• Geerts, Prof.Dr.G, Dr.H.Heestermans
van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal,
Twaalfde, Herziende Druk, Utrecht / Antwerpen, 1992
Scripties
• Reindersma, R., Erfenis van subway-art, Breda, 1999
• Ermers, J., I. Duijs, ‘Terwijl u slaapt...’: een stad
setnografische studie naar het schrijven van graffiti,
Utrecht, 1998
Internet
• www.graffiti.nl
• www.ret.rotterdam.nl
Magazines
• graffiti-magazine, Nowskool, Rotterdam, 1993
• hiphop-magazine, Backspin, Duitsland, december 2002
• Natter, B., J. Boer, rails, nr.10, oktober 2002, jaargang
51, maandblad voor reizigers,
Krantenartikels
• CDA: ‘Lik op stuk bij kleine overtredingen’, De Stem,
editie Etten-Leur, november 2002
• Roggeveen, P., Haas, M., Bronger, R., P. Bekkers,
Thematische knipselkrant Actuele TOP Documentatie:
graffiti, 22e jaargang, 1997
Gesprekspartners
• Hoekstra, F., Auteur, Groningen, 2002
• J&M, Graffiti-spuiters, Eindhoven, 2002
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’
‘Wilde Typografen’