WERKGROEP MILIEUBEHEER GROESBEEK · vergeet je bijna waar je voor kwam. Theo Braam beschikt over...

38

Transcript of WERKGROEP MILIEUBEHEER GROESBEEK · vergeet je bijna waar je voor kwam. Theo Braam beschikt over...

WERKGROEP MILIEUBEHEER GROESBEEK

GROESBEEKS MILIEUJOURNAAL 2003-112

Verschijningsdatum mei 2003

InhoudHet Groesbeeks Milieu-journaal is een uitgave vande Werkgroep Milieube-heer Groesbeek en ver-schijnt driemaandelijks,kosten: minimaal 11,50euro per jaar.Opgave bij het secre-tariaat.

REDACTIEHenny BrinkhofNiek WillemsWillemijn van RooijPeter-Paul Jacobs

MEDEWERKERS|eske de BekkerFerdinand ter Schure

SECRETARIAATPostbus 266560 AA Groesbeektel. 024-3971214gironr. 52.75.384bankrek. 11 74.42305

DRUKWerkenrode, Groesbeek

OMSLAGIngrid Claessen

Voorwoord van de redactie

Het weer van Croesbeek door Peter-Paul Jacobs

Viri door Niek Willems

Programma Werkgroep Landschapsbeheer Groesbeek

Waterschap Rivierenland

Milieu Rondom door Willemijn van Rooij

Het favoriet plekje van...Jan Norpdoor Peter-Paul Jacobs

Wie kent Groesbeek

Grondwater Bruuk verontreinigd door het Reichswalddoor Henny Brinkhof

Retentiebekkens: van saai naar fraaidoor Ferdinand ter Schure

Riolering buitengebieddoor Henny Brinkhof

Weet je weetje door Jeske de Bekker

l

2

6

15

16

18

20

27

29

30

32

34

DIT MILIEUJOURNAAL IS GEDRUKT OP CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER

Voorwoord

Wie wel eens in de woestijn geweest is, beseft het belang van water. Zonder water is er geenleven mogelijk. Maar water moet ook schoon zijn. Veel mensen in wat wij derde wereld-landen noemen, worden ziek als gevolg van verontreinigd water. Niet alleen mensen heb-ben water nodig van goede kwaliteit, dat geldt ook voor planten en dieren. In een vervuildesloot kunnen geen vissen leven. Koeien kunnen ziek worden als ze vervuild water drinken. Inwater met veel voedingsstoffen erin kan geen soortenrijke vegetatie tot ontwikkeling komen,zoals bijvoorbeeld de blauwgraslanden van De Bruuk. Het water in Groesbeek is in de loopvan de tijd vervuild geraakt. Allerlei stoffen zijn erin terecht gekomen: sulfaat, nitraat, am-moniak, fosfaat en kalk, organisch materiaal (mest) en bestrijdingsmiddelen.Inmiddels is het besef tot iedereen doorgedrongen dat dergelijke stoffen eigenlijk niet in hetwater horen te komen. Daarom worden in het buitengebied 300 huizen voor 2005 aange-sloten op het riool of krijgen ze een l B A-in sta Natie die het water zuivert. Riooloverstortenworden gesaneerd en beken krijgen weer een natuurlijker loop.Niet alleen de gemeente speelt hierin een rol, ook het Waterschap Rivierenland vervult hierineen belangrijke taak. Zij draagt niet alleen zorg voor de afvoer van water, maar ook voor dekwaliteit. De laatste 10 jaar is er wat veranderd bij dit orgaan. Natuur en natuurontwikkelingis belangrijker geworden. Dat is mede te danken aan de inwoners die tegenwoordig ookmogen stemmen en zo het beleid mede kunnen bepalen. Binnenkort zijn er weer water-schapsverkiezingen.De afvoer van water wordt niet alleen gereguleerd door watergangen en beken, ookretentiebekkens vervullen daarin een rol. Ze moeten wateroverlast beperken. De bekkens diemet dat doel gegraven zijn hebben een zekere natuurwaarde, die eenvoudig vergroot kanworden met inrichtingsmaatregelen zoals het aanplanten van struiken of in een andere vormmet extensieve begrazing.Daarnaast zijn er plaatsen waar water uit de Croesbeekse stuwwallen tevoorschijn komt. Zeleveren waardevolle natuur op. Veel van die plekken (sprengen) zijn in de loop van de tijdechter verstopt geraakt. Herstel van deze sprengen is op eenvoudige wijze mogelijk.Al het Croesbeekse water is van oorsprong uit de lucht komen vallen in de vorm van regen,sneeuw of hagel. Die neerslag maakt deel uit van ons klimaat. Dat klimaat verandert zegtmen. Geldt dat ook voor Groesbeek? Wordt het natter of droger?Water is een interessant onderwerp, waarover veel te schrijven is. Helaas moeten we onsbeperken en daarom zullen in dit nummer maar een paar aspecten van water aan bod ko-men. We hopen dat ze desondanks interessant zijn.

De redactie

HET WEER VAN GROESBEEKBUIEN ZIJN WEL HEVIGER, OPWARMING VAN DEATMOSFEER EEN FEIT

Het is wel vreemd om, net nu we zo'n droge periode hebben gehad, deonbedwingbare behoefte te hebben antwoord te krijgen op de vraagof Croesbeek natter aan het worden is. En dan blijkt ook nog eens datje niet met één simpele vraag naar Croesbeeks bekendste weermanmoet gaan. Voor je er erg in hebt zitje tot over je oren in de meestinteressante vraagstukken over allerlei aspecten van het weer envergeet je bijna waar je voor kwam. Theo Braam beschikt over zoveelgegevens en wetenswaardigheden dat hij in zijn eentje een zeerwaardevol informatiecentrum vormt. En hij zit de weergoden op dehielen.

Wie en wat is Theo allemaalTheo Braam is in de eerste plaats eenweeramateur, dat houdt in dat hij een echteliefhebber is van het weer en fanatiek, in degoede zin van het woord. Ook is hij dezoon van zijn vader die in zijn tijd er ook alaardigheid in had en op zijn manier met hetweer bezig was. Dat wekte de belangstel-ling van Theo; het was niet tegen te hou-den en hij ging onder andere met jampotjesaan de gang om te zien hoeveel neerslag erwas gevallen. Ook hield hij in een zakboekjehet een en ander bij.En zoals dat vaker met goede amateursgaat, ze willen graag het naadje van dekous weten. Alles er over lezen en veeluitzoeken, bijhouden en documenteren.Daarnaast moet er natuurlijk ook appara-tuur aangeschaft worden want 'meten isweten'; en dat moet met grote nauwkeurig-heid. Vervolgens moeten de meetgegevensnatuurlijk genoteerd en geïnterpreteerdworden. De laatste variant is het - watsubjectievere - dagelijks beschrijven van hetweer in woorden.

Kegenmeter )e kunt <-|us 2eggen dat Theo vrijwel alles(foto:Peter-Paul Jacobs)

weet. Als vanzelf wordt er dan ook veelvuldiggebruik gemaakt van zijn kennis. Zo is hijeen vraagbaak voor de gemeente (zijnneerslaggegevens vormen een bron voorberekeningen voor het rioleringsstelsel),verzekeringsmaatschappijen, politie enjustitie.Ook is hij informant voor weerman janVersteegt, de bekende Gelderlandse weer-man. Die maakt dankbaar gebruik vanTheo's gegevens voor een zo betrouwbaaren gedetailleerd mogelijk weerverslag vanonze provincie. Een en ander is terug tevinden in dagblad 'de Gelderlander'.De lijst wordt lang, maar met veel enthou-siasme maakt hij ook nog deel uit van dewerkgroep weeramateurs. Dat houdt in hetbijhouden en insturen van gegevens, samen-komen, vergaderen en genieten van eikaarsexpertise.Lange tijd was hij ook de weerman vanOmroep Groesbeek. Op elke werkdag om18.45 uur was hij present in hetactualiteitenprogramma Acta en op elkezaterdag kwam hij uitgebreider aan bod ineen weeritem. Sinds eind maart van dit jaaris hij daar echter mee gestopt omdat het ergbeperkend was voor een man met veel vrijetijd.En dan houdt hij ook nog eens maandelijksde Groesbeekse grondwaterstand bij.Een zeer druk bezet man derhalve, het weeris letterlijk zijn leven.

Wat heeft Theo allemaal1 grondthermometer gevuld met alcohol op

'klomphoogte' voor de 'vorst aan degrond'

1 Hellmann regenmeter1 weerhut op 1.50 meter boven kortgeknipt

gras (dat is een standaardnorm) metdaarinl buisthermometer gevuld met kwik voor

het aflezen van de maximumtemperatuur1 buisthermometer gevuld met alcohol voor

het aflezen van de minimumtemperatuur1 thermohygrograaf voor continue 7 x 24

uursregistratie van luchtvochtigheid entemperatuur

1 'gewone' thermometer (doet hij niets mee,is niet nauwkeurig genoeg)

1 hygrometer (dat is voor de luchtvochtig-heid)

1 vergrootglas om alle gegevens in deweerhut beter te kunnen zien;

1 windcentrum (op z'n dak) voor de wind-richting en -snelheid, stormstoot en maat(Beaufort)

1 zonmeter waarmee een dagstand en eenmaandstand uitgelezen kan worden

Croesbeeks Milieujournaal 112

Theo's tuin met weer-huisje en regenmeter(foto:Peter-Paul Jacobs)

1 barometer binnen, afleesbaar voor deluchtdruk

1 onweersdetector, ook binnen (1 donder ispas onweer!)l meetput voor het maandelijks bijhouden

van het grondwaterpeil op de Dennen-kamp

1 collega weerkast op de Horst1 collega weeramateur op de Breedeweg

Theo is blij met wat hij allemaal heeft, maarhet is vooral de onweersmeter die hem extrapleziert. Om onweer als onweer in destatistieken op te mogen nemen moet jemoet echt minimaal één donderslag hebbengehoord. Dat betekent in de praktijk dat jegewoon naar buiten moet om te gaanluisteren. En met name in de winterdag kandat nogal eens een frisse bedoening zijn. Nuwordt alles door een apparaatje geregis-treerd. Je kunt zelfs zien hoe ver het onweerverwijderd is van Groesbeek. Lekker handigdus.

Hoe doet Theo het allemaalVanaf 1961 houdt Theo het weer systema-tisch bij. In de loop der jaren is een en anderwel een stuk uitgebreider geworden. En niksmet een computer, gewoon met pen enpapier. Alle gegevens houdt Theo bij in eenschriftje met ruitjes van 1 x 1 cm. Elke dagwordt handmatig gescoord op maar liefst26 categorieën. Een selectie van die gege-vens neemt hij op voor het bijhouden vanlijsten die hij doorgeeft aan de werkgroepweeramateurs.Binnen de meteorologische wereld zijnafspraken gemaakt over hoe je moet metenen hoe je vervolgens met die gegevens ommoet gaan. Er zijn dus standaarden gefor-muleerd en die geven een goede vastemaat. Als je een maat hebt kan je dus ook

goed over een bepaalde tijd vergelijkingenmaken.Een voorbeeld van zo'n maat om bepaalderesultaten uit te drukken is het zogenaamde'etmaalgemiddelde', maar het kan natuurlijkook op andere manieren: daggemiddeldes,weekgemiddeldes, maand- en natuurlijkjaargemiddeldes.Als je de neerslag neemt, kan je per maandaangegeven wat er valt, maar kan je natuur-lijk ook het gemiddelde van diezelfde maandover een langere periode bekijken en uit-drukken in een 'normale maand-hoeveelheid'. En over langere tijd valt dan tezien of er iets verandert. Zo is er natuurlijknog veel meer mogelijk.De nodige gegevens brengt Theo over inverschillende overzichten. Die zitten percategorie weer in een aparte klapper ver-werkt. En zo kan hij direct beschikken overgegevens op elk gebied en gemeten overelke tijd.Naast de cijfertjes houdt Theo ook eengeschreven dagelijks overzicht bij. Dat geefthem veel meer ruimte om het weer tebeschrijven en de opmerkelijke zakenbenoemt hij. Zo ontstaat een zeer levendigbeeld van het weer. Ook is zo mogelijk omprecies terug te zoeken wat voor weer hetwas op een bepaalde dag. Alles bij elkaar isTheo zijn hobby een enorme bak met kennisen feiten en vormt het een unieke bron vooronderzoek.Op zeer betrouwbare wijze kan dus ant-woord gegeven worden op alle vragen,tenminste als ze over het weer gaan.

Wat zegt Theo allemaalIk kwam dus met die ene vraag bij TheoBraam. Wordt Groesbeek natter? Theo kanvrij stellig een ontkennend antwoord geven.Of beter gezegd, er zijn te weinigindicatoren die er op wijzen dat er sprake isvan meer hemelvocht. Een significantestijging van neerslagpercentages is er dusniet. Voor de goede orde, we praten hieralleen over Groesbeek en alleen over hetgebied dat Theo bestrijkt met behulp van detwee andere meetpunten.Wel is het zo dat Groesbeek naar Neder-landse maatstaven tot de nattere gebiedenbehoort van het land. Dit is voor een grootdeel te verklaren door de ligging vanGroesbeek ten opzichte van de stuwwal. Demeeste neerslag bereikt ons over het alge-meen met een westelijke stroming. Die botstals het ware tegen de heuvels op, pakt derelatieve warmte op, gaat omhoog en laatdan alles vallen, net boven en achter destuwwal.

Thermohygrograaf endiverse thermometers(foto:Peter-Paul Jacobs)

WMC. <

Wel merkt Theo op dat je heel voorzichtigkan zeggen dat er een tendens is dat debuien die vallen zwaarder worden; dat isecht een landelijke trend. Er valt in korteretijd meer water. Daardoor is er sprake vanmeer (spectaculaire) overlast en dat ver-sterkt bij ons Nederlanders het beeld dathet natter wordt in ons land.

Deze ontwikkeling is goed te verklaren. Eenbeetje komt het door het feit dat er inNederland steeds meer meetpunten zijnwaardoor dit soort dingen vaker wordtwaargenomen. Maar de hoofdoorzaak istoch wel dat het vast staat er sprake is vanopwarming van het klimaat. Nederlandwordt warmer. Daardoor is de kans oppittiger buien groter. En dat merken wedus.Vanaf 1988 speelt deze onmiskenbareontwikkeling. Er zijn twee oorzaken aan tewijzen waar de geleerden het nog niet overeens zijn. De eerste en meest bekende is hetbroeikaseffect; de atmosfeer houdt meerwarmte vast door een deken van vervuilingdie er over heen ligt. Een tweede verklaringzou kunnen zijn dat het klimaat inderdaadverandert en dat we in een opwaartsespiraal zitten. Alleen is het lastig om datgoed statistisch hard te maken.De etmaalgemiddeldes van Theo laten deopwarming duidelijk zien. Voor '88 zie jevooral zevens en achten met een enkelenegen, na dat jaar zie je een ontwikkelingnaar negens en dikke tienen, en nog later

zie je dat etmaalgemiddeldes onder de tieneen uitzondering zijn.

Het is nog niet duidelijk hoe deze ontwikke-ling verder gaat. Misschien gaat het toch welnatter worden, met name dan door deintensiteit van de buien. Vallen er nou meerbuien en blijven ze dat pittige karakterbehouden, dan is het mogelijk dat eennattere trend is ingezet.De tijd zal het leren.

Wat betekent dit allemaalIn meteorologische termen gesproken is deneerslag in Croesbeek gemiddeld per jaarongeveer 800 mm. In de meteorologische30 jaar (dat zijn echt drie decades) van 1970- 2000 geldt voor Croesbeek een jaar-gemiddelde van 797 mm. Wel is er een kleinverschil met het gemiddelde over de echtelaatste 30 jaar (1972-2002): die geven eengemiddelde van 839 mm.

Als je met het gemiddelde van ongeveerSOOmm aan het rekenen gaat, kan je aan hetaantal liters neerslag komen dat onze ge-meente gratis aangeboden krijgt. Laten wevoorzichtig beginnen: 10 millimeter bij Theoin het boekje betekent in het echt dat er 10liter water valt per vierkante meter. Als jeverder rekent met het gemiddelde van dieSOOmm, dan valt er dus per jaar op 1 m2 biju en mij in de tuin 80 x l O liter = 800 literwater! Dat staat dan wel even gelijk aan 80volle emmers water op een stukje grond van

Croesbeeks Milieujournaal 112

1 meter bij 1 meter. En velen van onshebben wel een paar van die vierkantemeters rond het huis. Tel uit je winst!

De verleiding is groot om nog even eeneindje door te rekenen. Als je de oppervlaktevan Groesbeek weet, moet je bij benaderinger achter kunnen komen hoeveel watergemiddeld per jaar in onze gemeenteverwerkt moet worden.Daar gaat hij dan. Volgens de gemeentegidsis de totale oppervlakte van onze gemeente4.415 ha. Een hectare is lO.OOOm2; perhectare valt dus gemiddeld per jaar 800 x10.000 m2 = 8.000.000 liter; deze giganti-sche hoeveelheid liters moet dan ook nogeens vermenigvuldigd worden met die4.415. Die uitkomst is bedraagt het onwaar-schijnlijke getal van 35.320.000.000 literwater. Alleen al in het openbaar groen vanGroesbeek dat 1.050.821 m2 bedraagt, valtdus gemiddeld 840.656.800 liter.Natuurlijk is dit een zeer ruige berekeningmet veel ruis. Zo is het een feit dat niet opelke plek in de Groesbeekse gemeenteevenveel water valt. Op de Horst bijvoor-beeld valt aanzienlijk minder water, datscheelt gemiddeld op jaarbasis al lOOmm.,dus 100 liter water per vierkante meterminder.Ik geef het je te doen om deze aantalleneven te verwerken. Nu gaat er natuurlijkheel veel het riool in en wordt uiteindelijknaar zee vervoerd - bedenk eens evenhoeveel liters water daar wel niet bij elkaarzitten. Veel water verdwijnt o.a ook in debestrating zelf en in baksteen muren enkomt door verdamping in de atmosfeer.Maar toch.

Enkele leuke feiten van Theo voor onsallemaalHet is altijd leuk om ook even naar deGroesbeekse uitschieters te kijken.De natste maand: oktober 1998 met 215,8mm.De droogste maand: februari 1986 met 1,9mm.De te natte maand: trend is december,ingezet vanaf 1985De te droge maand: trend is april, ingezetvanaf 1974Het natste jaar: 1998 met 1223,8 mm.Het droogste jaar: 1976 met 531,7 mm.Theo's droogste herinnering 1959: 'schroei-droog', nog ziet hij de verdorde landschap-pen voor zichTheo's koudste (en mooiste?) herinnering:de winter van 1963

Over Theo's natste herinnering hebben wehet niet gehad. En zo zijn er vast nog welmeer dingen die niet aan de orde zijngekomen. Maar een ding weet ik wel zeker.Als je meer wilt weten van alles wat met hetweer te maken heeft, dan is Theo Braammeer dan bereid om inzage te geven in zijnschriften. Gratis zijn ook detoffie en alleverhalen. Neem dan wel veel tijd mee, hetweer is onuitputtelijk en een 'never endingstory'!

Peter-Paul Jacobs

Viri

In het kader van de nattigheid, hier een stukje over de nattigheid dieuit m'n neus loopt. Op het moment dat ik dit schrijf ben ik namelijkverkouden. Het gaat over virussen, of "viri" zoals het officiële Latijnsemeervoud luidt. De kranten stonden er de afgelopen maanden weer volmee: aars, vogelpest, mond- en klauwzeer, pokken (potentieelbiologisch wapen), aids, allemaal virussen. Maar wat is nu eigenlijkeen virus? Dat wil ik in het nu volgende stukje proberen uit te leggen.Het is wel een beetje een specialistisch onderwerp, en er zijn velesoorten en typen virussen, dus ik ontkom niet helemaal aan eenvereenvoudiging en veralgemenisering.

De biologie van virussen is vanuit eenaantal kanten te benaderen: met name demedisch biologische en celbiologischekanten zijn hier interessant. Eenoecologische benadering van virussen komje maar zelden tegen (epidemiologie komtnog het dichtste bij), en de genetische kantis weliswaar zeer boeiend, maar er is te veelachtergrondkennis voor nodig om het hiervoor een algemeennatuurliefhebberspubliek te presenteren.Wat ik op genetisch gebied wel even kanaanstippen: virussen zijn bepalend geweestbij het leveren van het wetenschappelijkbewijs dat DNA de drager is van erfelijkeeigenschappen, en niet eiwitten (zoals mentot de jaren 30 van de 20ste eeuw aannam). Verder spelen virussen een rol bijgenetische manipulatie. De meeste mensenweten wel wat dat is: een vreemd genwordt ingebracht in het erfelijk materiaalvan een plant of een dier, maar wat demeeste mensen niet weten is, is hoe datgen er dan ingebracht wordt. Welnu datkan op verschillende manieren, één daarvanis via een virus, omdat een virus van naturehiervoor zeer geschikt is, een virus doet ditonder normale, natuurlijke,omstandigheden namelijk ook, vreemdegenen in een planten- of dierencel stoppen.

De virussen zijn eigenlijk een beetje hetbuitenbeentje van de biologie. De biologiebestudeert namelijk alleen de levendenatuur. Zijn virussen dan geen levendeorganismen? Als ik eens een Duits woordmag gebruiken: "jein". Virussen missen eenaantal essentiële kenmerken van levendeorganismen. Dat zit zo: alle planten, dieren,schimmels, eencelligen en bacteriënbestaan uit cellen. Virussen nfet. Alleplanten, dieren, schimmels, eencelligen enbacteriën kunnen zich zelfstandigvoortplanten. Logisch, zou je zeggen vooreen levend organisme. Nou, virussenkunnen het nfet. Alle planten, dieren,

schimmels, eencelligen en bacteriën hebbenin hun cellen een uitgebreid scala aanstoffen, meest eiwitten, en organellen (zegmaar: cel-orgaantjes) om allerlei taken uit tevoeren, variërend van de verbranding vansuikers tot water en kooldioxide (of juist hettegenovergestelde bij fotosynthese) tot hetrepareren van beschadigde celonderdelen. Uraadt het denk ik al: Virussen nfet.

En dan heb ik het over de meest levendelevensfase van een virus, in hun andere,inactieve, levensfase missen ze eigenlijk bijnaelk kenmerk van een levend organisme. Datgaat zelfs zover dat onder bepaaldeomstandigheden virussen kristallen kunnenvormen, zoals zout en andere gesteenten. Inwelk opzicht is een virus dan wel levend tenoemen? Virussen bevatten erfelijk materiaaldat qua bouw sterk overeenkomt met datvan andere organismen, het is DNA of eenafgeleide hiervan: RNA. Dit DNA en RNAkomen we tegen in elk organisme op dezeaarde. Ook het bezit van eiwit wijst op leven:eiwit komt in de natuur niet voor tenzijafkomstig van levende organismen. Verder ishet zo dat uit l virus meer virussen kunnenontstaan, op een wijze die lijkt op die vanalle andere organismen.

Hoe gaat dat dan allemaal bij virussen? Laatik beginnen bij die cellen. Zoals gezegd: eenvirus heeft 2 duidelijk te onderscheidenlevensfasen. In de inactieve fase is een virusniets anders dan een schil, een harde mantelvan eiwitten, met daarin een stukje erfelijkmateriaal. Daar kunnen nog een paarenzymen bij zitten en er kan om deeiwitmantel ook nog een soort vliesje zitten.En that's it! Bij een echte cel is dat allemaaleen stuk ingewikkelder: daar zien we vaakeen celwand van cellulose (planten), chitine(schimmels) of ander materiaal (veelbacteriën). Daarbinnen vinden we altijd eencelmembraan, die wel water doorlaat, maarde meeste andere stoffen tegen houdt. Daarweer binnen vinden we een soort waterigesoep van tientallen soorten eiwitten ensuikers (en eiwitten en suikers in wording).Ook zien we in een cel organellen zoals bijv.bladgroenkorrels (bij planten en eencelligen)en een celkern met daarin de chromosomendie bestaan uit DNA. Bij bacteriën ontbrekende organellen en de kern maar ligt heterfelijk materiaal meestal wel in eenbepaalde regio van de cel.

Ik de kern, of de kernregio wordtvoorafgaand aan de celdeling het erfelijkmateriaal van de cel verdubbeld en hier

Croesbeeks Milieujournaal 112

wordt ook het erfelijk materiaal van de celcontinu afgelezen om, op basis van deafgelezen informatie, eiwitten te maken diehet gereedschap en meestal ook hetbouwmateriaal van de cel zijn.

Zo'n cel varieert in afmeting van 500 tot2000 nanometer (miljoenste millimeter) bijbacteriën, en van 2000 tot 200000nanometer bij planten en dieren (hoeweleen struisvogelei ook één enkele cel is). Eenvirus is duidelijk kleiner: die gaan van 20 tot300 nanometer. In de actieve fase van hetvirus, is het virus als het ware opgelost in decelsoep van een gastheercel, eigenlijkbestaat het virusdeeltje an sich dan niet echtmeer, het is geen echte eenheid meer.Mocht een cel 2 virussen van dezelfde soortin zich hebben, dan is eigenlijk niet meer teonderscheiden wat nu oorspronkelijk bijwelk virusdeeltje hoorde.

Hiermee kom ik op het volgende gedeelte:hoe zit het met die zelfstandigevoortplanting, die een virus niet heeft enandere organismen wel? Virussen zijnparasieten in extrema. Nu zult u misschiendenken: dat zijn sommige bacteriën tochook? Dat klopt, maar hoe je het ook wendtof keert, de ziekteverwekkers onder debacteriën stelen weliswaar hun voedsel vande gastheer die besmet is, maar zichvoortplanten doen ze geheel op eigengelegenheid. Een virus kan dit niet: hij moethet voortplantingsmechanisme van z'ngastheer misbruiken om kopieën vanzichzelf te (laten) maken. Hiervoor moet eenvirus in een cel terecht zien te komen endeze cel misleiden in het produceren vannieuwe virussen. Een bacterie dringt de celniet binnen (uitzonderingen bestaan) maargebruikt deze hoogstens als voedsel, hijverblijft en vervult zijn levenstaken in eenweefsel (bijv. de longblaasjes, de slijmvliezenof het bloed).

Een virus kan op een aantal manieren in eencel binnenkomen. Soms wordt ie gewoon"opgegeten" door een cel: de celmembraanstulpt in en het virus gaat mee naar binnen.Dit is een normaal proces van cellen ombijvoorbeeld grotere stukjes voedsel binnente halen. Een virus kan opname in de celstimuleren door als het ware te blijvenplakken aan een (bepaald type) cel. Hetvirus bindt zich dan aan bepaalde eiwittenop de buitenkant van de cel die"receptoren" worden genoemd. Die naamgeeft al aan dat dergelijke eiwitten normaaleen functie vervullen bij het opnemen en

doorlaten van stoffen voor de gastheercel,bijvoorbeeld suikers. Het specifiek bindendoor het virus aan bepaalde cellen is er deoorzaak van dat bijvoorbeeld het griepviruszich wel hecht aan slijmvliescellen in deluchtwegen, maar niet aan andere cellen.Andere voorbeelden zijn: hepatitis Avirusdeeltjes hechten zich aan cellen in delever, virusdeeltjes van het bofvirus hechtenzich aan de speekselklieren.

Er zijn ook virussen die niet specifiek zijnvoor een bepaald celtype, die infecteren allecellen en zien wel wat er van terecht komt.Weer andere virussoorten hebben iets betersontwikkelt: zij hebben een speciaalinjecteringsmechanisme, ze zien er tamelijkfuturistisch uit, als een soort maanlanders.Als ze op een cel geland zijn dan drukken zeeen hol buisje (gemaakt van eiwit) eenstukje naar binnen waarna het erfelijkmateriaal in de cel gedrukt wordt. Dit is metname een goede truc om in een cel met eendikke celwand binnen te komen.

T4, een virus van de darmbacterie Escherichiaco//.

T4, electronenmicroscopische foto

8

Escherichia coli met veleT4 besmettingen

In de cel aanbeland komt een nog groteretruc, waarvoor het virus niet eens echt hoeftte werken: het DNA/RNA valt in handen vanhet eiwit produktiesysteem van de cel. Ditsysteem leest het DNA/RNA af, met debedoeling om met de informatie op hetDNA/RNA eiwitten te maken (DNA bestaatvoornamelijk uit codes waarmee eiwittenkunnen worden gemaakt, zowel bij een virusals bij andere cellen).

Als het voor het virus goed uitpakt volgt ereen proces dat beetje te vergelijken is meteen kassaband. Daarbij wordt ook telkensinformatie (streepjescodes) afgelezen,waarna er een kassabon uit de kassa rolt.Echter bij de cel komt er geen af reken bonuit maar een soort van pakbon met deopdracht een eiwit te gaan assembleren uitaminozuren (dit zijn de bouwstenen van eeneiwit). Het virus legt telkens zo'n "volgendeklant" dingetje en z'n eigen DNA/RNA opde band, waardoor er naast de normalebonnen ook geheel eigen pakbonnetjesontstaan.

Wat staat er dan op zo'n pakbon van hetvirus? In eerste instantie zijn het pakbonnenvoor eiwitten die het virus-DNA/RNA gaankopiëren. Deze eiwitten lezen het virusDNA/RNA nog eens en maken uitnucleotiden (de bouwstenen van DNA/RNA)nieuw virus DNA/RNA. Keer op keer. De celkan iets vergelijkbaars zelf ook, met z'neigen DNA en z'n eigen eiwitten, het

gebeurd echter alleen als de cel zich gaatdelen. We zien hier dus zo'n overeenkomsttussen virussen en andere levendeorganismen.

Als het erfelijk materiaal van het virus involdoende mate is gekopieerd wordt er eenomschakeling gemaakt naar anderepakbonnen: nu met opdracht om demanteleiwitten van het virus te gaanassembleren. Als er daarvan voldoende zijngebeurd er iets opmerkelijks, de manteleiwitonderdelen hechten aan het virus-DNA/RNAen construeren uit zichzelf een completevirusmantel. Lijkt onwaarschijnlijk: stel jevoor dat je een stapel planken in een hoeksmeet, en de keer daarop blijkt zich een kistof een bed gevormd te hebben... Hetgeheim zit 'em in de vorm van demanteleiwitten, die zijn op een specialemanier gebouwd. Vergelijk het maar metlegoblokjes, als je die in een behoorlijkehoeveelheid in een zak stopt en je laat dezak een paar keer stuiteren, zal er niemandvreemd opkijken als er kleine "muurtjes" zijnontstaan van 2, 3 of misschien wel meersteentjes. Zo werkt de zelf assemblage ook.

Als de nieuwe virussen klaar zijn er tweemogelijkheden, of de cel barst open, sterft,en laat de virusdeeltjes los (dit wordt cel-lysegenoemd) of, en dat is voor het virus veelbeter, de cel blijft leven en stulpt uit op deplaatsen waar een virusdeeltje dicht bij dewand komt, waarna het gevormde blaasjeafgesnoerd wordt en vrijgelaten wordt. Ditkan telkens weer opnieuw gebeuren,waardoor de gastheercel virussen blijftproduceren en alleen sterft door slijtage. Hethangt van het soort virus af welke methodegekozen wordt. Bij de tweede methode blijfter, is misschien wel belangrijker dan het inleven blijven van de gastheercel, een vliesjevan celmembraan om het virus zitten. Doordit vliesje wordt het virus door hetimmuunsysteem van de gastheer moeilijkerte identificeren als lichaamsvreemd en wordtde bestrijding gehinderd. Dit is eenbelangrijk voordeel voor het virus. Bij hetgriepvirus is het zelfs zo dat het oppervlakvan het vliesje onder controle van het viruswordt gevormd. Het vliesje speelt dan ookeen rol bij de aanhechting aan de volgendegastheercel, die hierdoor sterk verbeterd.

Eigenlijk is een virus is dus niet veel meerdan informatie. En die informatie wordtdoor de gastheercel doorgegeven. Het isnog niet bekend of dit soort minimaal levenis ontstaan uit volledig functionele cellen dielangzamerhand zijn gedegenereerd of is

Croesbeeks Milieujournaal 112

o_L

oJL

o_L

De levenscyclus van eenvirus

ontstaan uit stukjes door (afwijkende) cellengeproduceerd materiaal die gewoon perongeluk de hierboven beschreveneigenschappen bleken te hebben. Eenaanwijzing voor het laatste vormen deviroïden, die zijn nog minimaler dan virussenwant ze hebben niet eens een mantel, hetzijn gewoon losse stukjes erfelijk materiaal.Van zoiets kun je je best voorstellen dat hetooit per toeval gemaakt is door een cel dieniet meer helemaal spoorde of eenbeschadiging had in z'n erfelijk materiaal. Ditsoort beschadigingen zijn namelijk heelnormaal en worden "mutaties" genoemd.Blauwe of groene ogen bijvoorbeeld, dat isook gewoon een foutje in het gen datnormaal voor bruine ogen codeert. Eenvergelijkbaar geval met de viroïden zijn deprionen: dit zijn stukjes eiwit die zichzelfkunnen reproduceren in een gastheercel. Hetis zo'n prion dat verantwoordelijk is voor degekke koeien ziekte (bij runderen) ofwelscrapies (bij schapen) ofwel Creutzfeldt-jakob (bij mensen).

Met deze aanloop kunnen we eens gaankijken naar de medisch biologische kant vanhet virusverhaal. Als je het over virussen hebtdenken de meeste mensen namelijkonmiddellijk aan een ziekte. Dat is niet zovreemd, ik zal een rijtje voor u opsommen:pokken, polio, koortslip, wratten,verkoudheid, griep, hondsdolheid, aids,hepatitis A en B, non-bacteriële meningitis,waterpokken, bof, rode hond, mazelen,pfeiffer, allemaal virusziekten. En er zijn ernog veel en veel meer. Naast mens en dierkunnen ook planten, bacteriën, schimmels,eencelligen en computers virussen krijgen(over dat laatste praten we wel een anderekeer). De meeste virussen zijn sterkgebonden aan één of een paargastheersoorten. Echter onder bepaaldeomstandigheden kunnen virussen vanbijvoorbeeld dieren naar mensenoverspringen. Dit hangt samen met deverwantschap tussen mensen en dieren, eenplantenvirus zal nooit op mensen of dierenoverspringen.

Dat overspringen komt niet zo erg vaakvoor, maar het is ook niet echt eenuitzondering. Desalniettemin: als je een virusonder de leden hebt, heb je dat vrijwel zekervan een mens gekregen. Eventueel doortussenkomst van een zogenaamde "vector",een verspreider. Zo kun je bepaalde virussenoplopen door de steek van een mug of eenvlo, maar die hebben het zelf dan weerbinnengekregen door een besmet iemand te

steken, en ze zijn zelf niet ziek. Het west-nijlvirus (waarover ik eerder schreef in eenartikel over de steekmug) heeft er wel eengewoonte van gemaakt om over te springenvan vogels naar mensen (via de gewonesteekmug). Ook het rabiës virus, dathondsdolheid veroorzaakt, krijg je meestalvan een dier. Het verspreid zich namelijk viabesmet speeksel in een open wond. Een beetdus, want anders krijg je dit bijna niet voorelkaar. En aangezien mensen niet zo bijterigzijn en bovendien hun gebit moeilijker doorde huid komt dan de hoektanden van eenhond (of een kat: katten dragen vakerhondsdolheid dan honden), is de kans veelgroter dat je het van een (roof)dier krijgt.

Van griep is ook bekend dat het vrijgemakkelijk over kan springen naar nieuwediersoorten, o.a. door dubbelbesmetting vaneen cel. Haal het verhaal van de viruscyclusnog eens voor de geest, zie evt. het plaatje.Stel je voor dat een cel met tweeverschillende soorten virussen griepviruswordt besmet en het verkeerde erfelijkmateriaal komt in de verkeerde mantelterecht. Dan heb je een nieuwe combinatiegemaakt.

Bekend is de route kip - varken -mens.Varkens kunnen griep krijgen van een mens,Varkens kunnen ook griep krijgen van eenkip (of een andere vogel). Mensen kunnenmeestal geen griep krijgen van een kip ofeen vogel. Als een varken nu cellen heeftmet een dubbele besmetting, zowel met dekippengriep als met de mensengriep. Dankan er erfelijk materiaal van eenkippengriepvirus in een mantel van hetmensengriepvirus terecht komen. Endergelijk gecombineerd virusdeeltje kan eenmens infecteren. Op zich niet zo'n ramp: heterfelijk materiaal van de kippengriep kan weleen mensencel infecteren maar kan geennieuwe mantels maken van het mensengrieptype, dat staat niet in het DNA/RNA van hetkippengriepvirus beschreven, dus na 1generatie is het weer kippengriep gewordenmet een kippengriepmantel, die moeilijk vatheeft op mensencellen. Er is 1 maar: als debetreffende persoon ook de mensengriepheeft op het moment dat ie hetcombinatievirus kreeg van het varken, kan ernogmaals recombinatie optreden. Nu zit erweer kippengriep in een mensenmantel,waarmee een mens - mens besmettingmogelijk wordt.

Het verhaal van de viruscyclus was ook nogsterk vereenvoudigd: het griepvirus heeft

10

niet één DNA/RNA molekuul, hij heeft eracht. De codes voor de manteleiwitten enandere eiwitten staan op verschillendemolekulen, dit maakt recombinatie nog veelgemakkelijker. Dit is nu de reden datvogelpestbestrijders ingeënt moeten wordentegen de mensengriep, men is doodsbangeen nieuwe griepvariant te creëren, want devogelpest dat is eigenlijk gewoonkippengriep. Ook is dit de reden van hetvervoersverbod voor varkens en van hetruimen van varkens in gemengde bedrijvenmet ook kippen. In het verleden hebbennieuwe griepvarianten (denk aan deHongkong griep en de Spaanse griep in devorige eeuw) miljoenen mensen besmet engedood. Meestal indirect, want de mensenstierven vaak niet aan de gevolgen vangriep, maar ze verzwakten heel erg enkregen dan bijvoorbeeld een dodelijkelongontsteking erbij.

Kippenpestbestrijders die zich niet latenenten riskeren dus zonder het zich tebeseffen niet alleen hun eigen leven maarook dat van anderen. Ook al is de kans heelerg klein, het gevaar is waanzinnig groot,want in een enkel geval bleek het virus tochover te kunnen springen van kip naar mens(die ene dierenarts die er aan overleed endie kippenruimers die last van hun ogenkregen). De route van mens naar mens isgelukkig nog niet aangetoond op hetmoment dat ik dit schrijf. Besmettingenzullen dus beperkt blijven tot mensen diedirect met kippen of hun verblijven inaanraking komen, mits deze mensen zelf dusgeen griep onder de leden hebben.

Van een ei of een kipfilet zal waarschijnlijkniemand de vogelpest krijgen, het griepvirusmoet namelijk ingeademd worden via delucht of op de slijmvliezen van de ogenterecht komen via de lucht. In eenkippenstal is dit geen probleem, maar jemoet met een kipfilet toch gekke dingendoen om er virusdeeltjes vanaf te krijgen enin de lucht te laten zweven. Eigenlijk is hetkansberekening: de kans is klein dat eengeslachte kip het virus onder de leden had,de kans is klein dat de kipfilet de virussen opzich krijgt, de kans is klein dat eenvirusdeeltje los komt van de kipfilet enwordt ingeademd, de kans is klein dat hetzeer beperkte aantal vrijgekomen deeltjesvoldoende besmetting kunnen veroorzakenom er ziekteverschijnselen van te krijgen. Dekans op een auto-ongeluk is denk ik groter,en je blijft daar toch niet voor thuis.

Via de lucht is trouwens de gebruikelijkemanier om een virus in je lijf te krijgen,onder andere griep, mazelen, verkoudheiden rode hond. Niezen(l), maar ook hoestenen praten brengen minuscule druppeltjes inde lucht waar virussen aan kleven. Hetdruppeltje verdampt onmiddellijk, waarnahet virus vrij door de lucht zweeft. Niet allevirussen zijn hier tegen bestand trouwens.Met andere woorden: "hand voor de mond"helpt je je medemens te beschermen tegenziekte. Moet je je handen wel wassen daarnaof in een wegwerptissue niezen, want deandere populaire verspreidingsmethode isdirect contact. Je moet dan denken aan eenzieke die in z'n hand niest en daarna dedeurklink gebruikt. Als jij dat dan ook doet,en je pulkt daarna eens in je neus, je krabteens aan je mond, of je wrijft eens in je oog,dan kun je zo besmet raken. Met name hetrhinovirus (verkoudheid) kan zich zoverspreiden, naast de route via de lucht. Ikheb gehoord dat je het best verkouden kuntworden door een avondje te kaarten met jevrienden, waarvan er eentje besmet is.

Aids wordt ook door direct contactverspreid, maar dit virus moet het hebbenvan bloed - bloed of bloed - sperma contact.Via handen of via de luchtwegen verspreidtdit virus zich (gelukkig) niet, het sterftbinnen enkele minuten buiten het lichaam.Via voedsel of drinkwater kun je ook virussenbinnen krijgen en er mee besmet raken,denk bijvoorbeeld aan hepatitis A en non-bacteriële voedselvergiftiging. Een bekenderoute voor hepatitis A loopt via rauweschelpdieren. Schelpdieren filterenvoortdurend water om er voedseldeeltjes uitte halen. Als er ongezuiverd rioolwater doordit filter gaat dan komt er soms hepatitisvirus in het schelpdier terecht, hetschelpdier zelf gaat er niet dood van, hijraakt waarschijnlijk niet eens zelf besmet,maar een mensen die deze rauwe oesternaar binnen slobberen raken wel besmet.

Aangezien hepatitis niet tegen hitte kan, zijnschelpdieren na koken geenbesmettingsbron meer. Bij mosselen is erdus geen probleem, want die worden altijdgekookt, maar bij oesters wel, want dieworden meestal rauw (levend dus) gegeten.Ook rauwkost en fruit dat gewassen is inbesmet water kunnen een bron zijn vanziekte. Kun je toch nog een virus krijgen vaneen plant!

Virussen loop je vooral binnenshuis op, in debuitenlucht tref je maar zéér weinig virussen

Croesbeeks Milieujournaal 112

naan, binnen des te meer. De oorzaak is hetbeperkte luchtvolume waardoor luchttelkens weer gerecycled wordt. Zo'nmondkapje tegen SARS dat heeft buiten ergweinig zin, en bij je thuis ook niet, aan devirussen van je huisgenoten ontkom je tochniet. In ruimtes waar veel vreemden komenheeft het wel nut, bijvoorbeeld in hotels,openbaar vervoer en winkelcentra. Dat geldtal helemaal voor landen, waar "hand voorde mond" volkomen onbekend is en waarspugen op straat en in de bus populair is bijzowel mannen als vrouwen. Mensen die ergeweest zijn of er over gehoord hebben,weten nu over welk land ik het heb.

SARS is trouwens een corona-virus, geenechte onbekende, want ongeveer 20% vande verkoudheden wordt niet door het rhino-virus veroorzaakt maar door een corona-virus. Het is mij niet bekend of er sprake isvan een nieuw soort corona-virus of van eenvariant op een bekende soort. Sommigevirussen zijn namelijk erg variabel. Kom ikweer bij het griepvirus uit: dit is een virusdat vele varianten kent.

Normaal raken mensen immuun tegen demeeste ziekten, als het afweersysteemeenmaal een keer kennis heeft gemaakt metde veroorzaker. Bij een volgende besmettingworden de ziekte bestrijdende cellen dan uitvoorraad of vanaf beproefd recept geleverd,waardoor de ziekteverwekker geen kanskrijgt om zich echt te vestigen. Dit is ook detruc van vaccinatie. Hierbij worden dode ofzeer zwakke virusdeeltjes ingebracht, zodathet lichaam vast kennis kan maken. Eenlatere besmetting met het echte virus heeftdan geen kans meer. Dit principe vaninenting bestaat trouwens al honderdenjaren. Al voor dat mensen van het bestaanvan bacteriën en virussen afwisten (1796),had men al ontdekt dat mensen,melkmeisjes om precies te zijn, die haddengeleden aan de koeienpokken (een mildeziekte, zonder sterfgevallen) dat die daarnanooit meer de echte (veel gevaarlijkere)pokken kregen.

Als je immuun bent voor een bepaaldgriepvirus echter, heb je daar maar beperktprofijt van, dit virus is zo variabel dat hetlichaam telkens opnieuw kennis moetmaken, meestal is na drie jaar de griep zogewijzigd dat het beproefde recept in voorde afweercellen de prullenbak kan. Deantigriep vaccinatie die men toepast bijvooral bejaarden heeft dan ook slechtsbeperkt nut, het helpt namelijk alleen tegen

de specifieke griepvarianten in het gebruiktevaccin. Medici maken natuurlijk eenverstandige selectie uit het aanbod, meestalvarianten waarvan bekend is dat ze inomloop zijn in betreffende land in hetbetreffende seizoen.

Wist u trouwens dat vaccineren pas echteffectief wordt als meer dan 70% van debevolking geïmmuniseerd wordt? Hetvarieert een beetje per virus, maar in hetalgemeen is het 70%. Bij zeer besmettelijkeziekten ligt de magische grens rond de 90%.Pure kansberekening: bij circa 70%immuniteit zal een besmetting, bij iemanddie om een of andere reden niet immuun is,zo geïsoleerd zijn dat er geen epidemie kanontstaan. Domweg omdat het virusniemand tegenkomt die besmet kanworden. Dit wordt "herd immunity" (kuddeof groepsimmuniteit) genoemd.Vooropgesteld is wel dat de vatbare mensenmooi verdeeld zijn over de hele bevolking.Als een heel dorp niet geënt is (bijvoorbeeldom religieuze redenen) dan kan een virusdaar keihard om zich heen grijpen, ook al isin de rest van het land 100% ingeënt, vooralals het sociale systeem van zo'n dorp ooknog sterk naar binnen is gericht (allemaalnaar dezelfde kerk, allemaal naar dezelfdewinkel, allemaal naar dezelfde school,allemaal naar dezelfde club). Hetzelfdeverhaal gaat op voor natuurlijke immuniteit,als 70% van de mensen een ziekte heeftdoorstaan heeft en er resistent tegen isgeworden kan er geen epidemie ontstaan ofkan een reeds bestaande epidemie nietgroter worden. Onder andere hierdoor kangeen enkele epidemie eeuwig door woeden.

Een grote gevaar van groepsimmuniteit isdat mensen om zich heen kijken enconcluderen dat niet inenten net zo goed isals wel inenten, er wordt toch niemand ziek.Die redenering begint populair te worden,er is zelfs een Nederlandse vereniging vanniet vaccineerders. Mede ook gevoed doorhet gegeven dat inenten nooit helemaalgevaarloos is, er bestaat altijd een kleinekans op complicaties. Schattingen lopenuiteen van één op de duizend tot één op demiljoen. Of er sterfgevallen zijn naaraanleiding van vaccinaties is twijfelachtig,hoewel het internet gonst van de (komplot)theorieën, soms compleet met kreupelestatistiek. Er is berekend dat zonder dedifterie en tetanus inenting jaarlijks circa 80van de duizend kinderen zouden sterven aaneen van deze ziektes. Dat lijkt mij in iedergeval een slechtere score dan die één op deduizend bij het wel vaccineren.

12

De groepsimmuniteit komt in gevaar zodraer in een bevolking minder dan 70% van demensen immuun is voor een bepaaldeziekte. Dan ontstaat het gevaar van eenepidemie. Onthoud dat inenten niet alleenjezelf beschermt, maar ook de mensen omje heen, vaccineren is sociaal.

Behalve door middel van immuniteit zijn ernog een paar andere, minder belangrijke,manieren om van een virus af te raken.Soms kan een virus wel een celbinnendringen, maar wordt hetbinnengedrongen erfelijk materiaal herkendals "vijandelijk". Speciale eiwitten in de celzorgen er dan voor dat het virusmateriaal inallemaal kleine stukjes geknipt wordt en dusvernietigd wordt (vergelijkbaar met eenpapierversnipperaar, het wordt onleesbaar).Deze methode is in ieder geval vanbacteriën bekend. Sommige bacteriënhebben iets slims bedacht: ze veranderenhun eigen DNA licht, door er wat stoffenaan te koppelen. Als er dan DNA verschijntdat niet op die manier is veranderd, wordthet vernietigd.

Ook kan er toevallig een gastheer rondlopendie cellen heeft met afwijkende receptorenop hun buitenkant: omdat veel virussenspecifiek hechten aan deze receptorenkunnen ze niet blijven plakken aan dergelijkeveranderde celoppervlakken. Mogelijk werkteen dergelijke receptor wel minder goed,bijvoorbeeld omdat ie minder efficiëntsuikers naar binnen transporteert, maarnetto werkt het toch beter, omdat de cel(en dus de gastheer) ook bij hoge virusdrukgewoon blijft leven. Deze gastheren hebbendan een grotere kans om zich voort teplanten.

Helaas: omdat virussen snel muteren (makenveelvuldig kopieerfouten) zullen er al snelvarianten ontstaan die wel aan de nieuwereceptoren kunnen hechten. Zo ontstaateen soort evolutionaire wapenwedloop,zoals we die ook kennen van prooi - roofdiersystemen, bijvoorbeeld gazelle -jachtluipaard. Maar dan op microschaal.Deze manier om van een virus af te komenis met name interessant voor gastheren diezich snel kunnen voortplanten, anders duurthet allemaal erg lang voordat er in eengroep dieren voldoende onvatbaregastheren voor komen, er gaan wel eenpaar generaties over heen voor het zover is.Voorbeeld: met de invoering van hetmyxomatose virus in Australië heeft men het

aantal konijnen daar drastisch weten teverlagen. Overgebleven (zeg maar"uitgeselecteerd") zijn nu juist die konijnendie van nature een resistentie hebben tegendit virus. De wapenwedloop is begonnen.

Antibiotica helpen trouwens nfet tegenvirussen, die zijn specifiek gericht op hetvernietigen van de celstructuur vanbacteriën, maar virussen hebben geen cellenen zijn bovendien geen bacteriën.

Waarom wordt je eigenlijk ziek van eenvirus? Een belangrijke oorzaak is denk ikcelschade, doordat een virus een celuiteindelijk uit elkaar laat vallen, verliest hetlichaam deze cel. Als dit vaak gebeurt danontstaat uiteindelijk weefselschade waardooreen heel orgaan slecht kan gaanfunctioneren. Denk bijvoorbeeld aan eenlongblaasje dat kapot gaat, dan neemt hetlongvolume af. Het kan ook dat de cellenhelemaal niet kapot gaan door het virus,maar dan toch: de virusproductie ontregeltde hele cel, en een levercel die hepatitisvirussen aan het maken is kan zijn eigenlijkewerk, giftige stoffen uit het bloed halen, nietdoen.

Wat helaas ook voorkomt naar aanleidingvan virusactiviteit is kanker. Bepaaldevirussen veroorzaken schade aan hetmenselijke genoom waardoor een tumorkan ontstaan. Een bekend voorbeeld isKaposi sarcoom, dat zijn die paarse vlekkendie AIDS patiënten soms krijgen. Dezeworden veroorzaakt door een bepaaldherpesvirus. Een verband tussenbaarmoederhalskanker en bepaalde virussenis inmiddels ook aangetoond (of het eenoorzakelijk verband is is nog niet duidelijk).Het hepatitis B virus kan leverkankerveroorzaken.

Ziek worden zou ook kunnen door"Incompatibiliteit": virus en gastheeraccorderen niet. Een virus dat normaal bij deene diersoort mild is, kan in een anderediersoort destructief zijn, omdat die anderediersoort nu eenmaal anders in elkaar zit.Stel: soort X heeft weinig last van virus Aomdat ie een mechanisme heeft om deweefselschade die dit virus veroorzaakt snelte repareren. Als dit virus dan overspringtnaar soort Y, die zo'n reparatiemechanismeniet heeft, dan kun je je voorstellen dat soortY er wel ziek van wordt.

Soms is ziekte ook het gevolg van eensecundaire infectie waar het virus niet de

Croesbeeks Milieujournaal 112

13

oorzaak is maar wel de aanleiding, omdat iehet lichaam verzwakt heeft. Eenlongontsteking na een griepje bijvoorbeeld,Aidspatiënten sterven vaak aan zulkesecundaire infecties, dat komt omdat deAIDS virusdeeltjes selectief bepaalde cellen(T-lymfocyten) van het immuunsysteemaanvallen. Deze T-lymfocyten sterven daarniet aan, maar ze worden inactief. Doordeze inactiviteit kunnen andereziektekiemen, die normaal meteen door deT-lymfocyten worden bestreden, ongeremdhun gang gaan. Met de dood van degastheer als eindstadium.

Mensen ziek maken of dood maken is niethet doel van een virus (voor zover er alzoiets als een doel bestaat in de natuur), hetis gewoon een bitter toeval, het virus is doornatuurlijke selectie gedwongen zichzelf vaaken snel als maar mogelijk is te latenreproduceren, zo niet dan neemt eenandere mutant, die dat wel doet, de fakkelgewoon over. Dit gegeven leidt automatischtot roofbouw op, en dus verzwakking van,de gastheer.

Kanker krijgen van een virus is waarschijnlijkeen volkomen toevallig gevolg van hetgeklungel van een virus met het menselijkeerfelijk materiaal. Bepaalde soorten virussen(ook het AIDS virus) laten zich namelijkinbouwen in een menselijk chromosoom omzich zo te laten voortplanten. Inbouw opeen verkeerde plek of op een verkeerdemanier kan kanker veroorzaken. Niet altijd:het menselijk genoom bevat (al veleduizenden jaren) een aantal stukken erfelijkmateriaal die eigenlijk een soortingebouwde virussen zijn, de cel doet somsniets met die "virussen" behalve zereproduceren. Erg succesvol: elke nieuwe celdie is ontstaan uit een geïnfecteerde cel isautomatisch ook "besmet". Als het virus eengeslachtscel besmet, is de volgende gastheerdie geboren wordt misschien wel helemaalbesmet, in al z'n lichaamscellen. En ook elkevolgende generat're daaruit voortgekomenweer. Soms zijn dergelijke stukjesvirusgenoom zelfs gunstig voor de gastheer,omdat ze coderen voor iets bruikbaars.Vorig jaar werd zo'n fossiel virusstukjeontdekt dat waarschijnlijk al heel lang in onsgenoom zit en dat voor eenzelfde eiwit blijktte coderen als een van de eiwitten van hethuidige aidsvirus. Dit eiwit heeft nog eennuttige functie ook.

Als de gastheer sterft aan een virusinfectie isdat ook helemaal niet gunstig voor het virus,

die gastheer kan dan namelijk geen nieuwevirussen meer verspreiden. Uiteindelijk zal ereen mutante variant van zo'n virus ontstaandie milder is en die zal het naar allewaarschijnlijkheid winnen van dedestructieve variant (hoewel er danmisschien al veel doden zijn te betreuren).Ook het ontstaan van een destructievevariant van een normaliter mild virus past inhet nu volgende theoretische rekenmodel:

Stel: virus Al is een nieuw virus bijveldmuizen (overgesprongen vanuit eenandere knaagdiersoort bijvoorbeeld). 10muizen hebben het virus na week 1 in zich.Alle zieken verspreiden het virus naar 2nieuwe veldmuizen en sterven dan. Dit isdus een erg agressief virus. Na week 2 zijn er20 muizen ziek (10 x 2, de 10oorspronkelijke zieken tellen niet meer mee,die zijn dood). Stel: hiervan verspreiden er19 het virus naar 2 nieuwe veldmuizen, ende 20ste zieke verspreidt de agressievevariant éénmaal en ook verspreidt ieéénmaal een nieuwe mutant van het virus:A2. Variant A2 is een klein beetje milderomdat de gastheer er niet na 1 week vandood gaat maar pas na 2 weken, verder is ergeen verschil met Al. Na week 3 zijn er 40muizen besmet, 39 hiervan hebben virus A1en 1 heeft er virus A2, da's dus ongeveer97,5% Al en slechts 2,5% A2.

In week 4 gebeurt er iets nieuws: 78 muizenhebben aan het einde van week 4 virus Alonder de leden en je zou verwachten dat er2 muizen zijn besmet met A2, (1 x 2).Echter: de oorspronkelijke drager van de A2variant heeft nog een week te leven! Er zijndus geen 2 dragers van A2 na week 4, maar3! Twee nieuwe en een oude.

Om u niet verder te vervelen met getallenen sommetjes heb ik in de volgende figuurde situatie vanaf week 9 tot en met week 14uitgezet in een grafiek:

«smet met A-virus (week 9 t/m 14)

160000

140000

120000

100000

80000

60000

40000

20000

El Besmet met A2

QBesmetmetAl

Week9 WeekNJ Weektl WeeklZ WeekU Week 14

U ziet: het gaat hard, na 14 weken loopt hetaantal besmettingen al tegen de 150.000.Nog steeds heeft variant Al de overhand,bijna 80.000 van de totaal 150.000besmette muizen hebben deze variant. Het

14

vervolg van de epidemie vindt u in devolgende grafiek waarvan de getallen op devertikale schaal verhonderdvoudigd zijn,anders past de grafiek niet meer op hetpapier:

Besmet met A-virus (week 15 t/m 20)

40000000 -

35000000

30000000

25000000

20000000

15000000

10000000 -

5000000

Week 16 Week 17 Week 18 Week 19 Week 20

In week 20 is het aantal besmettingen metAl wel toegenomen, maar het aantalbesmettingen met A2 nog veel harder. Alveroorzaakt nog maar 15% van debesmettingen met het A virus. In week 30(niet op de grafiek) neemt Al nog maar0,8% voor rekening. Dit is zo niet lang vol tehouden voor variant Al, deze variant gaatuitsterven. Bijvoorbeeld, doordat de muizenbijna op zijn: de kans voor een virusdeeltjeom nog een nieuwe veldmuis te vinden isnu heel klein geworden, en vele veldmuizensterven nu zonder het virus door te hebbengegeven aan een andere veldmuis. Devariant die dominant aanwezig is (A2 dus)

heeft nu een groot statistisch voordeel: dieene keer dat het virus nog doorgegevenwordt zal het wel variant A2 zijn, want dievariant heeft bijna iedereen.

Het is een erg theoretisch model en er valtheel wat op aan te merken, maar dealgemene strekking is duidelijk: milder isgunstiger voor het virus. Mocht er een nogmildere variant ontstaan dan A2, of eenvariant waaraan de muis helemaal niet sterft,dan zal het hiermee nog beter gaan.

In de praktijk zien we het ook: de meestwijdverspreide virussen, die je dagelijkstegenkomt, zijn die virussen die mild zijn, enwaar je dus weinig ziek van wordt, denkhierbij bijvoorbeeld aan verkoudheid en dein ons genoom ingebouwde "fossiele"virussen. Weinig problemen, maar alomaanwezig.

Virussen met een lange incubatietijd, en dieje al kunt verspreiden voordat je echt ziekwordt of sterft, lijken misschien niethelemaal in het model te passen.Bijvoorbeeld AIDS, dat wordt door iedereenals een bij uitstek destructieve ziekte ervaren.Maar het zal zeer lang duren voordat doorselectief voordeel een variant met mildereziekteverschijnselen de overhand krijgt.Vanuit het model gezien is AIDS namelijk al"mild", je kunt er soms wel 10 jaar meeleven (seropositief zijn) voor je er aan sterft.Wat wel zou kunnen is dat er een variantontstaat met een nog langere incubatietijd.

Niek Willems

BON

Ik geef me op voor het Groesbeeks Milieu-journaal:naamadreswoon-plaats(U betaalt met een acceptgiro of een incasso-formulier, die u krijgttoegezonden)

Groesbeeks Milieujournaal 112

15

WERKGROEP LANDSCHAPSBEHEER GROESBEEK (LBG)

Doelstelling

Mensen bewuster maken van de nog aanwezige natuur in hun omgeving, door:

Het organiseren van educatieve natuurwandelingenHet zelf actief bezig te zijn in de natuur, o.a. knotten van bomen, plaggen, maaien en hooienvan bermen.Organiseren van informatieve avondenInventariseren en beschermen van weidevogels o.a. het plaatsen van nestbeschermers engeven van voorlichting.

Opgericht: T 6 januari 2000Aangesloten bij Werkgroep Milieubeheer Groesbeek

Coördinator: Henk Eikholt 024-3973886Paul Leenders 024-3972405Peter Pouwels 024-3974266

Wandeling aanvragen, bel een van bovenstaande contactpersonen.

Homepage: www. wmg. ontheweb. nl

jaarprogramma

2003

Data zaterdag activiteiten 2003 van 9.00 tot 13.00 uur

4 januari 26 aprill februari 24 mei1 maart 21 juni29 maart 19 juli

16 augustus13 september11 oktober8 november6 december

Geplande publiekswandelingen:

Data Locatie Thema Tijd

1 9 januari1 3 april22 juni1 4 september23 november

NederrijkReichswaldDe BruukKlein AmerikaKraaiendal

WinterVoorjaarOrchideeënHistorieHerfst

14.00 u14.00 u14.00 u14.00 u14.00 u

Startpunt:

Canadese begraafplaatsCafé Merlijn GrafwegenIngang AshorstFam.Beijer Klein Amerika nr. 3Parkeerpl. Maldense-Nijmeegsebaan

WerkgroepcoördinatorHenk EikholtReestraat 266562 LK GROESBEEK024-3973886

16

Waterschap Rivierenland

Binnenkort zijn er verkiezingen van het Waterschap Rivierenland. DitWaterschap is een nieuw orgaan ontstaan door de fusie van het oa.het Polderdistrict Groot Maas en Waal (in onze regio) en hetZuiveringschap Rivierenland. In dit artikel zullen ingaan op de geschie-denis van deze fusie en de fusiepartners en we zullen zien waar hetnieuwe waterschap voor staat.

FusiepartnersHet Waterschap Rivierenland is ontstaandoor de samenvoeging van de vijf water-schappen in het Gelders rivierengebied:• Polderdistrict Betuwe• Polderdistrict Groot Maas en Waal• Polderdistrict Tieler- enCulemborgerwaarden• Waterschap van de Linge• Zuiveringsschap RivierenlandNa de fusie Door het samengaan van devoormalige vijf waterschappen (Polder-district Betuwe, Polderdistrict Groot Maasen Waal, Polderdistrict Tieler- enCulemborgerwaarden, Waterschap van deLinge en Zuiveringsschap Rivierenland) iseen groot waterschap ontstaan, dat allehuidige waterschapstaken uitvoert.

In Groesbeek hadden we altijd te makenmet twee van deze fusiepartners: Polder-district Groot Maas en Waal en hetZuiveringsschap Rivierenland. Daaropberperken we ons bij de bespreking van dehistorie tot deze twee organen.

Het polderdistrict Croot Maas en WaalHet voormalige polderdistrict Groot Maasen Waal is in 1982 ontstaan door de samen-voeging van de polderdistricten Maas enWaal en Bommelerwaard. Daarvoor had aleen samenvoeging plaatsgevonden in 1970tussen de polderdistricten Circul van deOoy, Rijk van Nijmegen en Maas en Waaltot het polderdistrict Maas en Waal.

Het nieuwe beheersgebiedis circa 147.000 hectaresgroot en telt 28 gemeen-ten.

Het beheersgebied van het polderdistrictPolderdistrict Groot Maas en Waal had eenomvang van circa 55.000 hectare en ligt inZuid-Gelderland. In het Noorden en het

Zuiden werd het gebied begrensd doorrespectievelijk de Waal en de Maas, in hetOosten door de grens met Duitsland en inhet westen door de provincie Noord-Bra-bant. In het gebied wonen ongeveer325.000 inwoners in 11 gemeenten.De taken van polderdistrict Groot Maas enWaal waren overeenkomstig de anderepolderdistricten het bieden beschermingtegen het rivierwater, de waterkering, en hetop peil houden van het water in de water-gangen van het beheersgebied. Het onder-houd van de grotere watergangen, dezogenaamde A- en B-watergangen behoordeook tot het takenpakket van het Polder-district Groot Maas en Waal.

Het Zuiveringsschap RivierenlandHet Zuiveringsschap Rivierenland was in hetrivierengebied het waterschap dat de zorghad voor de kwaliteit van het oppervlakte-water. In ditzelfde gebied zorgen de anderewaterschappen waarmee het Zuiverings-schap Rivierenland nu is gefuseerd voorgoede dijken en het juiste waterpeil. Omdatde zorg voor waterkwaliteit en water-kwantiteit veel met elkaar te maken heeftwerkte het zuiveringsschap de afgelopenjaren steeds meer samen met deze zoge-naamde waterkwantiteitschappen.Het gebied waarin het ZuiveringsschapRivierenland actief was, is vrijwel gelijk aanhet beheersgebied van Waterschap Rivieren-land. Het nieuwe beheersgebied is circa147.000 hectares groot en telt 28 gemeen-ten.De taken van het zuiveringsschap concen-treerden zich op de sectoren Rioolwater enWaterkwaliteit. Vrijwel al het rioolwater inhet gehele rivierengebied wordt gezuiverd inéén van de 28 zuiveringsinstallaties van hetzuiveringsschap. Een zuiveringsinstallatiemaakt het water zo schoon, dat het zonderbezwaar weer op oppervlaktewater kanworden geloosd. De sector Waterkwaliteithoudt zich bezig met de kwaliteit van hetoppervlaktewater in het rivierengebied (dusniet met drinkwater; dat is een zaak vanWaterbedrijf Gelderland en van NUON). HetWaterschap Rivierenland Het WaterschapRivierenland is per 1 januari 2002 ontstaandoor de fusie van de voormalige polder-districten Betuwe te Eist, Groot Maas enWaal te Druten, Tieler- enCulemborgerwaarden te Geldermalsen, hetWaterschap van de Linge te Geldermalsen enhet Zuiveringsschap Rivierenland te Tiel. Hetwerkgebied van het Waterschap Rivierenlandis 147.000 hectare groot en omvat globaalhet gebied gelegen tussen de Maas en de

Croesbeeks Milieujournaal 112

17

Nederrijn/Lek.Het beheer van de grote rivieren (Maas,Waal, Rijn) behoort hier niet toe. Dit is eentaak van Rijkswaterstaat.

profielWaterschap Rivierenland is een 'all-in water-schap'. Dit betekent dat WaterschapRivierenland zich bezighoudt met hetuitvoeren van taken, die zowel verbandhouden met de waterkwantiteit als met dewaterkwaliteit in het beheersgebied van hetwaterschap.De taken met betrekking tot de water-kwantiteit bestaan in hoofdzaak uit hetkeren van het rivierwater met dijken en hetzorgen voor een waterpeil dat zoveel moge-lijk tegemoet komt aan de verschillendebelangen die in het beheersgebied spelen.De waterkwaliteitstaak is gericht op hetzorgen voor een goede kwaliteit van hetwater in het gebied. Hiermee wordt hetoppervlaktewater bedoeld. De zorg voor dekwaliteit van ons drinkwater ligt bij Water-bedrijf Gelderland.

Een waterschap is, net zoals een provincieen een gemeente, een overheidsorganisatie.De Provincie Gelderland heeft WaterschapRivierenland ingesteld en houdt ook toezichtop het functioneren van het waterschap.Bestuurlijk gezien is een waterschap eenlagere overheid. Een waterschap heeft eengekozen algemeen bestuur, vergelijkbaarmet een gemeenteraad. Op deze websitetreft u meer informatie over het bestuur vanWaterschap Rivierenland aan.

Voor de dekking van de uitgaven is hetWaterschap Rivierenland voor het grootstegedeelte aangewezen op de heffing van deeigen belastingen: de waterschapsomslagenen verontreinigingsheffing, ook welzuiveringslasten genoemd. De fusie DeProvincie Gelderland wil dat de water-schappen zoveel mogelijk samengaan. Hetsamengaan van de waterschappen in hetGelders rivierengebied resulteerde tot éénwaterschap dat alle belangrijke taken ondereen dak heeft: waterkwaliteit, water-kwantiteit en waterkering.

Dankzij deze bundeling van taken, kennis eninzichten kunnen de bestaande activiteitendoelmatiger worden uitgevoerd en kanbeter worden ingespeeld op toekomstigeontwikkelingen op waterstaatkundig terrein.In de nabije toekomst zal het WaterschapRivierenland mogelijk ook het beheer vanstedelijk water van de diverse inliggende

gemeenten en de tot nu toe provinciale taakvan muskusrattenbestrijding overnemen.Bestuur Waterschap Rivierenland wordtbestuurd door een gekozen bestuur (zie ook:interview met jan Norp). De bestuurs-structuur van het waterschap is vergelijkbaarmet die van een gemeente. Aan het hoofdvnn het waterschap staat de dijkgraaf, deheer ir. G.N. Kok. De functie van dijkgraaf isvergelijkbaar met een burgemeester. Samenmet het algemeen bestuur (vergelijkbaarmet de gemeenteraad) is de dijkgraafverantwoordelijk voor het beleid van hetwaterschap. De 36 algemeen bestuursledenvan het algemeen bestuur kiezen uit hunmidden de 6 leden. Deze 6 leden vormensamen met de dijkgraaf het college vandijkgraaf en heemraden (CDH). Het CDHvormt het dagelijks bestuur van WaterschapRivierenland. Bestuursamenstelling Hetalgemeen bestuur van het WaterschapRivierenland telt 36 bestuursleden. Ditbestuur is een voorlopig bestuur, bestaandeuit bestuursleden van de vijf voormaligealgemeen besturen van de gefuseerdewaterschappen. Van 28 mei tot en met 12juni 2003 vinden er bestuursverkiezingenplaats.Het college van dijkgraaf en heemraden (hetdagelijks bestuur) maakt met uitzonderingvan de dijkgraaf deel uit van het algemeenbestuur en bestaat uit zeven leden.

Het algemeen bestuur bestaat uit viercategorieën bestuursleden: ingezetenen,gebouwd, bedrijfsgebouwd en ongebouwd.De bestuursleden van de vier categorieënvertegenwoordigen de belangen van deinwoners van het gebied van WaterschapRivierenland (categorie ingezetenen),eigenaren van gebouwen (categorie ge-bouwd), grondeigenaren (categorieongebouwd) en gebruikers van bedrijfs-ruimten (categorie bedrijfsgebouwd).

Verkiezingen 2003Waterschap Rivierenland kent net zoals deoverige waterschappen in Nederland eengekozen bestuur. De bestuursleden wordengekozen voor een periode van vier jaar. Ditjaar vinden er weer bestuursverkiezingenplaats. Van 28 mei tot en met 12 junikunnen ingezetenen (inwoners) in hetgebied van Waterschap Rivierenland eneigenaren van grond en gebouwen schrifte-lijk hun stem uitbrengen. De gekozenbestuurders vertegenwoordigen vervolgensvoor de periode 2003 - 2007 de belangenvan ingezetenen, van eigenaren van gronden gebouwen en de belangen van gebrui-kers van bedrijfsruimten.

18

Blikjes, flesjes voor eenmalig gebruik: watdoen we ermee?

Wat zou het een leuke bijverdienste wor-den voor ijverige kinderen: wat extrazakgeld in ruil voor het bij elkaar scharrelenvan blikjes en plastic flesjes en die fijn gaaninleveren bij de supermarkt! Alleen, hoelang gaat dat nog duren in Nederland?

In Duitsland is de statiegeldheffing noggeen half jaar oud en de resultaten zijnzichtbaar: een aantal supermarkten heeftzelfs alle blikjes en flesjes uit de schappengehaald omdat het systeem van teruggaveer domweg nog niet was. Het duurdenamelijk allemaal wat lang voordat deverpakkingsproducenten eieren voor hungeld kozen en gingen zorgen voor eengoed innamesysteem. De meesten van henhebben 2002 gebruikt om te procederentegen het statiegeld: het zou te veel ruimtein beslag nemen, fraudegevoelig enonhygiënisch zijn. Maar men krijgt van depolitiek nog maar tot oktober 2003 respijtin Duitsland, en dan moet alles goedwerken.

In Nederland zitten we nog lang niet op ditniveau (lees: het mag niet teveel kosten) enwordt de nadruk gelegd op het verminde-ren van zwerfafval. In 2005 moet het methet aantal rondslingerende tililyes enflesjes, op eenderde na, (wel realistischblijven) gedaan zijn. De stichting NederlandSchoon, waarin'dé overheid, verpakkirïgs-industrie en ketaitgenorganfsatie$ als deANWB zitting Hebben, startte vorig Jaaraugustus een campagne tegen zwerfafvalmet redelijk-positievë resultaten: tot hier endaar zelfs 50% vermindering van het vuillangs de snelwegen. Met als eventuele stokachter de deur ook bij ons een statiegeld-heffing als we de tweederde niet halen in2005. In de nederlandse visie is het vermin-deren van zwerfafval de hoogste prioriteit,en probeert de overheid deze te benadruk-ken door een mentaliteitsverandering: "methetzelfde gemak gooi je het in de afval-bak". In de duitse visie (Bund) gaat heterom dat het aantal verpakkingen vermin-dert, dat er meer gerecycled wordt en hetde consument in zijn portemonnee te latenvoelen. Tja, voor de nederlandse jeugd kaner zo voorlopig weer geen centje af natuur-lijk ...

(Bron: Natuur en Milieu no. 3, 2003)

Milieu is uit, maar leeft nog wel...

De raad voor Verkeer, Ruimtelijk Ordeningen Milieu kwam onlangs met het advies:Milieu en economie, ontkoppeling doorinnovatie. Milieu-econoom Wim Hafkampwas voorzitter van de werkgroep die ditadvies voorbereidde en hij vindt dat het tijdwordt voor toonaangevende "visionaire"denktanks, onder leiding van een premierdie werk maakt van die innovaties, c.q.nieuwe manieren van doen. Want hetonderwerp milieu en economie heeft binnende nederlandse politiek de neiging wat in devergetelheid te raken...

Tijdens de Tweede Kamer verkiezingen bleekdat het Milieu nog nauwelijks een onder-werp van belang lijkt te zijn. En dat komtomdat de afgelopen decennia duidelijksucces is geboekt: lucht, bodem en waterzijn schoner geworden, de afvalberg slinkt.De huidige milieuproblemen zoals hetklimaatprobleem en het verlies aanbiodiversiteit zijn minder voelbaar en zicht-baar en spelen ver weg en later. Maar om nute concluderen dat er geen draagvlak meer isvoor het Milieu zou niet terecht zijn: onzemaatschappij kent vergelijkbare verworven-heden als sociale zekerheid en vrouwene-mancipatie die ook geen hot item meer zijn,maar waarvoor zeker veel draagvlak bestaat.

De CO-2 uitstoot blijft een van de grootstezorgenkindjes. Het advies gaat uitgebreid inop de aanpak van het broeikassysteemwaarbij de ontkoppeling tussen economie enmilieu bewerkstelligd moet worden. Ontkop-peling niet alleen via high-tech oplossingen,maar ook door middel van groene, milieus-parende technologie, zoals biologischelandbouw, duurzaam bouwen en meervou-dig ruimtegebruik. De technologie alleen zaltrouwens niet veel oplossen, daar is vooralveel en goed beleid bij nodig. Wanneer ermeer ruimte komt voor systeeminnovatiesvrezen de critici dat er ook meer ruimtekomt voor omstreden technologieën zoalsgenetische manipulatie. Hafkamp pleit voorveel meer openheid tijdens de ontwikkelingervan. Nu zijn meestal alleen wetenschap enbedrijfsleven erbij betrokken. Zo ontwikkeldehet bedrijf Monsanto een gewas dat primabestand is tegen de gifspuit. De groteweerstand die dit gemodificeerde gewas

l LI EU NDOGroesbeeks Milieujournaal 112

19

opwekt, had voorkomen kunnen worden alshet bedrijf in een vroeg stadium consumen-ten en milieuorganisaties betrokken had.Dan had het op tijd de koers kunnen verleg-gen. Hoe langer men wacht, des te meerinvestering en des te moeilijker terug tedraaien.

Een belangrijk voorstel van de VROMraad isom de gebruiker te laten betaleit voor demilieubelasting die Hij veroorzaakt, zodat hijeen schoner alternatief zal zoeken. Men pleitbijvoorbeeld voor de kilometerheffing...Uiteen opinieonderzoek dat de VROMraad lietdoen blijkt dat driekwart van de nederlan-ders voorstander is van deze heffing. Waar-schijnlijk omdat het eerlijke karakter van deregeling aanspreekt: je betaalt naar rato vanhet gebruik. Eh; dit gold voorstanders vanalle politieke voorkeuren. Ook ANWB enBovag-Rai steunen dit principe. Het blijftonbegrijpelijk dat het politiek niet haalbaarbleek, eri Hafkamp vermoedt dat dit doorallerlei politiek gekrakeel terzijde is gescho-ven. Overigens isr ook het vertrouwen in deoverheid tot een "dieptepunt gedaald. Hetnieuwe kabinet zou derhalve eerst eenmaatschappelijke discussie over de belas-

FSC-keurmerk voor verantwoord bos-beheer

Onlangs kwam een actie van CreenPeace inhet nieuws: tropisch bos in Kameroen wordtillegaal gekapt door drie nederlandsehoutbedrijven.Hoe kun je bij aankoop vanhard-hout(want het is o zo in de mode) nu weten watje precies koopt?Er moet dan een keurmerk van het FSCvermeld worden. FSC staat voor ForestStewardship Council, vrij vertaald de Raadvoor Goed Bosbeheer.Het bosbeheer voldoet dan aan de tienprincipes die het FSC formuleerde voorduurzaam, milieuvriendelijk en sociaalbosbeheer. Onder meer moet het bosbeheergericht zijn pp het instandhouden vanecologische functies en de integriteit vanhet bosgebied, door het veiligstellen vanbiodiversiteit, water en bodem, en vanunieke en kwetsbare ecosystemen en land-schappen. Het FSC is een internationalevereniging die wereldwijd het bosbeheer wilverbeteren. In Nederland wordt het FSC

IL IEU R6NDO

FSC

ting van de mobiliteit moeten voeren, omdan pas met beleidsvoorstellen te komen,aldus Hafkamp.

(Bron: interview in Natuur en Milieu, no.32003/ Milieudefensie no. 3, 2003)

vertegenwoordigd door de Unie van Bos-groepen. Hout dat is geproduceerd in eenFSC-gecertificeerd bos en volgens de FSC-criteria is geoogst en bewerkt, krijgt hetFSC-keurmerk.

(Bron: Gelders Landschap, no.1 2003)

De 10 principes van de Forest Stewardship Council waar bedrijven die door het FSC goed gekeurdt zijn tenminste aan voldoen.

Principe 1Bosbeheer moet alle in het land van toepassing

zijnde wetten respecteren, evenals internationaleafspraken en overeenkomsten die het betref-

fende land heeft ondertekend.Principe 2

De eigendoms-, land- en gebruiks- rechten vanhet bos moeten duidelijk zijn vastgelegd en een

wettelijke basis hebben.Principe 3

De wettelijke rechten en gebruiksrechten vaninheemse volkeren om hun gronden en de

daarop voorkomende grondstoffen en productente beheren en te gebruiken moeten worden

erkend en gerespecteerd.Principe 4

Bosbeheer moet gericht zijn op het handha-ven of. op lange termijn, verbeteren van het

sociaal en economisch welzijn van bos-arbeiders en lokale gemeenschappen.

Principe 5Bosbeheer moet gericht zijn op het stimuleren

van efficiënt gebruik van de verschillendebosproducten en -diensten om de economischehaalbaarheid en een breed scala aan ecologi-

sche functies te waarborgen.Principe 6

Bosbeheeractiviteiten moeten zo min mogelijknegatieve milieueffecten teweeg brengen op hetgebied van fauna, biodiversiteit, waterhuishou-

ding, bodem, hout en niet- houtproducten.Principe 7

ir moet een duidelijk op schrift gesteld beheers-plan bestaan, waarin de doelen van het

bosbeheer duidelijk uiteengezet zi]n. alsmede demiddelen waarmee deze doelen worden bereikten de wijze waarop veranderende ecologische,

sociale en economische omstandighedentegemoet worden getreden.

Principe 8Overeenkomstig de schaal en intensiteit van debosbouwactiviteiten moet van begin tot eindcontrole plaatsvinden op de conditie van hetbos. de oogst van de bosproducten. beheers-

activiteiten en de sociale en economischegevolgen van deze activiteiten.

Principe 9Primaire bossen, goed ontwikkelde secundairebossen en locaties met belangrijke ecologische,

sociale of culturele waarde moeten bewaardblijven. Andere landgebruikvormen of vervan-

ging door plantages Is niet toelaatbaar.Principe 10

Plantages moeten een aanvulling vormen opnatuurlijke bossen, maar mogen natuurlijkebossen niet vervangen. Plantages moeten de

druk op natuurlijke bossen verminderen.

20

IN DE FANTASTISCHE SERIE

HET FAVORIETE PLEKJE VAN

In deze serie komen bekende en niet-bekende Groesbekers en niet-Groesbekers aan het woord om hun enthousiasme bekend te makenvoor een bepaald plekje in en rond Croesbeek waar ze hun hart aanverpand hebben.

Aflevering 2: bij de Vortse brug met Jan Norp

Door Peter-Paul Jacobs

Groesbeek, 11 april 2003

In november van vorig jaar had ik eenonverwachte ontmoeting met de - nu nogsteeds - demissionaire premier Jan PeterBalkenende in het Nederrijk. Het resultaatwas een inspirerende wandeling met eenreligieuze inslag en tegelijk een verrassendestart van deze rubriek. Dit keer geen toeval-ligheden, maar een afgesproken wandelingmet een man die de natuur bekijkt door eenwaterbril, mede omdat hij binnenkort weerlid is van het algemeen bestuur van hetwaterschap, "de polder" zoals hij datmeerdere malen liefkozend noemt. Wande-len met Jan Norp is wandelen met water.

Jan Norp op zijn favoriete Een rondgang met een functionele blik,Plek- onder het motto 'alles komt bij elkaar'.(foto:Peter-Paul Jacobs)

Water is een belangwekkend thema in enrond Groesbeek. In eerste instantie denk jedan vaak aan water dat uit de hemel komtvallen. En dat weer in combinatie met deheuvels is dan ook het meest spectaculair enaansprekend: bij flinke regenbuien gaat erregelmatig wel eens het een en ander mis.Modderstromen, putdeksels die er af vliegenen plekken in en rondom het dorp die blankstaan. Aan voorbeelden hiervan is geengebrek.

Zaterdagavond 1 mei 1993, even nanegenen trok een noodweer hier door destreek. Met name het bedrijf 'Zonneklaar'van de familie Ditshuizen op de Grafwegen,wordt 'door een van een heuvel zakkendemodderbrei in een ruïne veranderd'; deschade liep in de tonnen. Allemaal hetgevolg van een flinke stortbui. Een andervoorbeeld is Hemelvaartsdag, 25 mei 1995:een ware wolkbreuk zorgde er voor dat hetwater tegen de gevels stond in de Dorps-straat; slagerij Kuijpers aan de Kerkstraat lagineens in en aan een meer, achterin dewoning stond het water 65 centimeterhoog. Het was de derde keer in anderhalfjaar dat de zaak blank stond. Een derdegeval: dinsdag 2 juni 1998, weer op deGrafwegen, met name bij de familie Kampszorgde heel veel regen voor grote overlast.En zo gaat het maar door: woensdag 28oktober, ook in 1998, viel in Groesbeek in deochtend 58 mm. regen, een ongekendfenomeen, een week later was het weer raak.Een laatste voorbeeld was op maandag 30mei 1999, de Sint- Anthoniusweg veran-derde - voor de zoveelste keer - in een waarmodderbad, enorme hoeveelheden zandwerden meegesleurd en afgezet door grotewaterstromen.

"Kijk", zegt Jan Norp als we langs 'Zonne-klaar' rijden, "van overlast op deze plekhoren we de laatste tijd gelukkig niets meer,het is hier een stuk verbeterd". Voor mij alsleek is het moeilijk te zien wat er preciesveranderd is, wel valt op dat er in de flinkesloten veel beton is aangesmeerd, op eenbeetje slordige manier. Toch zijn er inGroesbeek zichtbaar en onzichtbaar op veelterreinen aanpassingen gemaakt om decalamiteiten flink te reduceren en waarmogelijk te voorkomen. En dat werpt zijnvruchten af.

Jan kan het weten, want als er een flinkestortbui valt, gaat hij op pad. Erop uit ommet eigen ogen te kunnen zien of de water-gangen hun werk naar behoren verrichten:

Croesbeeks Milieujournaal 112

21

het afvoeren van het water. Daar ligt ookprecies een van de hoofdtaken van hetwaterschap: afwateren. En dat is ook hetverschil met de taak van de gemeente: diemoet ontwateren, ofwel zorgen dat hetwater in de watergangen komt. De specta-culaire maar negatieve overlastzaken zijn hetpakkie aan van de gemeente, jan is meerbezig met de niet zo opvallende "saaie" taakvan de waterhuishouding. En daar gaat hethier meer om."Ik heb hier op de Breedeweg de dekselsregelmatig van de putten zien vliegen en demodderstromen hun weg zien zoeken"vertelt Jan.

Voor we met de eigenlijke wandeling begin-nen, rijden we eerst met jan z'n groene FordEscort Station een rondje om Croesbeek. Debedoeling is om te laten zien waar het watervandaan komt en waar het heen gaat. Het iseen inforondje, dat vooral achteraf perfectblijkt te zijn. Het geeft een compleet beeld.Vol enthousiasme vertelt hij en wijst dingenaan om zijn verhaal kracht bij te zetten. Hijis zo vol vuur dat hij vergeet om te schake-len en zo rijden we vooral in z'n twee, metveel toeren, al benzineslurpend door deGroesbeekse heuvels en dalen, jan verteltonverstoorbaar verder.

Wat opvalt is dat Jan met een functioneleblik naar het Croesbeekse landschap kijkt.Zijn verhaal begint gelijk bij de Zandbaan."Dat scheelt nou enorm dat hier net voor deKnapheideweg een retentiebekken (eenwateropvangbekken, red.) is gemaakt.Eerder stroomde het water met modder enal zo de Colonjes op" vertelt jan, "met allegevolgen van dien. Dat is gelukkig voorbij".Inderdaad is daar enige tijd geleden een vrijdiepe bak aangelegd waar een teveel aanwater wordt opgevangen. Eerlijk gezegd ziethet er niet fraai uit, het is gewoon eenbadkuip in het landschap met een hekerom. Heel af en toe graast er een kleinekudde schapen; afgelopen winter is er zelfseven geschaatst. Het moet een beginner zijngeweest, wekenlang stond er een stoel, eersthalf door het gesmolten ijs gezakt, lateralleen en eenzaam op de bodem. De bak isdus functioneel, maar zou veel beter in hetlandschap ingepast moeten worden. Eenschone taak voor onze werkgroep om daareen voorstel voor te doen.

Verder gaat het op de Knapheideweg, langs'het gat van Katrien' dat naast het telen vanbloemen ook wel eens tijdelijk dienst deedals wateropvang. Even later rijden we op de

Grafwegen, bekend van de modderstromen."Waar is nou eigenlijk het waterschap voor",vraag ik aan Jan. Het antwoord rolt erroutineus uit. "Er zijn drie hoofdtaken. Hetgaat allereerst om veiligheid en dat betekentconcreet de bescherming van het gebiedtegen de grote rivieren. Vervolgens moet erdan zorg gedragen worden voor de water-huishouding in het stroomgebied ervan enals laatste taak is er de zuivering van hetafvalwater. Er ligt voor het waterschap dusgeen taak voor de opvang van regenwateren daaraan gekoppeld het rioleringsstelsel"benadrukt hij, "dat is een gemeentelijkeverantwoordelijkheid."

Al pratende komen we bij het volgenderetentiebekken dat aan de St.Jansberg ligt,vlak bij de Peerenboomhoeve. Hierin loopthet teveel aan water dat van de St. jansbergafloopt. Vaak fungeert de weg trouwens zelfals sloot. Ook dit bekken is puur functioneelaangelegd en zie er op z'n zachtst gezegdook niet erg fraai uit. En ook hier een een-zaam zitmeubel, maar dan in de vorm vaneen door de gemeente geplaatst bankje."Daar gaat toch niemand zitten" denk je alsje het ziet. Er zit ook nooit iemand.Aan dit retentiegebied moet dus ook watgebeuren zou je zeggen.

"Die retentiebekkens zijn van het water-schap" antwoord Jan op mijn vraag wie noude eigenaar is van deze voorzieningen. "Welis het zo dat natuurlijk het een en ander inovereenstemming moet zijn met het be-stemmingsplan buitengebied van de ge-meente. Contacten met de gemeente zijndus belangrijk" gaat hij verder, "en die zijngelukkig goed te noemen." De maatschap-pelijke ervaring van Jan komt hem daarbijgoed van pas.

Jan woont inmiddels zo'n 34 jaar inGroesbeek. Hij zat al eens in het bestuur vanhet waterschap, maar ook is hij bekend alsraads- en commissielid voor GroenLinks inonze gemeente. Inmiddels is hij geenvolksvertegenwoordiger meer. De vrije tijd isook lekker en dat kan goed gecombineerdworden met het waterschap.Van origine is Jan bouwkundige en heeft hijeen tijd lang een architectenopleidinggedaan. Uiteindelijk is hij werkzaam geweestals stedenbouwkundige in twee hoedanig-heden: ontwerper en jurist."Het algemeen bestuur van de polder werkteen beetje zoals de gemeenteraad" consta-teert jan "en daar kan ik dus wel goed meeuit de voeten. Ik voel me als een vis in hetwater".

22

Het water gaat de grensover naar Duitsland.(foto:Peter-Paul /acobs)

Zijn de contacten met de gemeente goed,wat zorgelijker is de samenwerking metmilieugerichte groeperingen. Jan onderkentdat er strijdige belangen zijn: "Als je pri-maire belang is dat er een goede waterhuis-houding tot stand komt en gehandhaafdblijft, is afwateren in ruime goed doorstro-mende gangen een must. Het water moetweliswaar niet te snel weg, maar het moetwel voldoende ruimte krijgen. Als je jedaarentegen inzet voor behoud van uniekenatuurgebieden en landschappen denk jedaar volstrekt anders over".Maar volgens jan is er toch is er duidelijkeen beweging te herkennen bij het water-schap: "een goede waterhuishouding magnatuurlijk niet ten koste gaan van alles. Erzijn andere belangen en daar kan en mag jeniet omheen. Uiteindelijk zijn we allemaalgebaat bij een goede waterhuishouding dieeen goede combinatie vormt en in balans ismet landschappelijke en natuurlijke waar-den. Veel aandacht voor het milieu en eengoede inpassing zijn net zo goed eenmust".

Als voorbeeld van deze ontwikkeling noemtJan twee aspecten."De huidige directeurwater van de polder is afkomstig van Milieu-defensie en het is evident dat de ambtenarendie er werkzaam zijn milieuvriendelijker zijndan de bestuurders. Het is dus van netgrootste belang dat er meer groene bestuur-ders gekozen worden in het waterschap"concludeert hij, "dan is er sprake van een'perfect match'; er liggen dus volop kansen."

Maar waar blijft al het water nou eigenlijk,of, beter gezegd, waar gaat het allemaalnaar toe? Jan doet er een beetje geheimzin-nig over en zegt dat ik daar straks welachterkom. "Dat zal je wel zien als we straksbij de Vortse brug zijn". Het wordt meinmiddels duidelijk dat er grofweg tweestroomgebieden zijn rond Groesbeek; hetene watert af op de Croesbeek en de Huls-beek die door het bekken van Croesbeeklopen en het andere, met de Drulse beek ende Leigraaf, verbonden met het gebied vanKlein Amerika en de St jansberg. Zo is hetgoed te zien dat het water van Klein Amerikavia een slotensysteem via de Bruukse Straatuiteindelijk via de Bruuk zelf in de Leigraafterecht komt. "Kijk eens goed naar hetprofiel van die sloot, hij is vrij scherp in eenV-vorm. Dat is om er voor te zorgen dat hetwater ook wordt afgevoerd als de hoeveelhe-den maar zeer gering zijn".

"Als je oog hebt voor alles wat met water temaken heeft kijk je heel anders om je heen"vertrouwt Jan mij toe. "En gek genoegherkennen mensen met diezelfde bfik ookweer elkaar". Hij geeft een voorbeeld. "Zowaren wij op vakantie en rijdend door hetlandschap zag ik voor mij een man die dehele tijd vluchtige blikken naar rechts wierp,net als ik en wat bleek, we keken naardezelfde watergangen! Zo zie je, het land-schap laat zich op meerdere manieren zienen kennen".

Uiteindelijk komen we bij het doel aan vanonze wandeling. De auto wordt geparkeerden we klimmen het hek over vlak bij deVortse brug. De naam komt waarschijnlijkvan het begrip 'vort'. En dat schijnt weerterug te voeren te zijn op de aanduidingvoor een 'doorwaadbare plaats'. Ook in hetengels kom je dit woord nog regelmatigtegen. Vroeger was het hier een uitgestrektmoerasgebied en de brug ligt dus niet voorniets daar waar hij ligt.

Groesbeeks Milieujournaal 112

23

Wat opvalt is dat er hier veel water bij elkaaris. Twee plekken zijn er die zich het bestlaten omschrijven als bassins. En langzaambegint het kwartje bij mij te vallen. 'Alleskomt bij elkaar' had Jan in het begin noggezegd en dat is dus hier. Hier komen deLeigraaf en de Drulse beek samen met deCroesbeek en de Hulsbeek; daarom is er aanwater geen gebrek. Het blijkt het eindpuntte zijn van het stroomgebied van dit stukjeNederland en hier is dus de overgang naarDuitsland. Maar we kunnen natuurlijk nietzeggen 'tot ziens' en het water gewoon bijde buren naar binnen laten klotsen. Hetdoorgeven is een zaak van reguleren enbeleid; eigenlijk ligt hier gewoon een ordi-naire verzamelbak.

Jan: "die bassins zijn een 'zandvang', diezorgen ervoor dat al het zand dat is uit-gespoeld en is meegevoerd in deGroesbeekse watergangen hier bezinkt enniet in Duitsland terecht komt en daar deboel verstopt".En naast een van de bassins ligt weer eenretentiebekken. En dat is maar goed ook.Ook hier, als er te veel water bij elkaar komt,moet er een opvang zijn. Er is namelijkafgesproken dat er per seconde maar 2,5m3

water naar Kranenburg mag stromen, ookals er sprake is van grote overvloed. Eencomputergestuurd sluisje en een daar aanverbonden meetpaal zorgen ervoor datNederland zijn afspraken nakomt. Het staatzelfs in verbinding met Tiel. De Duitse slootleidt het water verder naar het Kranenburgsmeertje en alles komt uiteindelijk terecht bij

het Hollands-Duitsch gemaal. Het heleboeltje gaat dus met een bocht gewoonweer naar Nederland.

Terwijl we een rondje lopen rond hetretentiebekken vertelt Jan waarom juist hierzijn favoriete plekje is."Water is voor mij heelnadrukkelijk een van de aspecten van hetCroesbeeks landschap. En kijk eens om jeheen! Als je een panorama zou kunnenmaken dan zie het Duitse achterland, hetReichswald en het bekken van Croesbeek endaarachter doemt Klein Amerika op. En zieje die solitaire eiken? Ik vind dat hier sprakeis van een perfecte combinatie van klein- engrootschalig en dat kleinschalige zit hem ervooral in dat het 'niet gemaakt' is dus opnatuurlijke wijze is zoals het is".Ik stel voor om een rondje te maken rondomhet retentiebekken. Gek genoeg heeft jandat nog nooit gedaan. Het is een tochtjewaarbij je moet laveren tussen kleddersganzenpoep en veel hardere en betergevormde schapenkeutels. Het ligt erhelemaal vol mee. Een ganzenpaartje vluchtverontwaardigd het water in en zwemt eeneindje weg en bekijkt ons en wacht rustig afwat er gaat komen.

De laatste keer dat Jan hier was, was op 2januari van dit jaar. Het was toen vreselijknat. "Zo vol heb ik het nog nooit gezien,het water stond bijna overal tot bovenaan.Het was zeer indrukwekkend" herinnert hijzich. Zijn hart moet toen veel sneller hebbengeslagen dan anders. "Zoiets is toch bestkritiek" zegt jan "want je kan je voorstellen

Retentiebekken De VortseBrug.(foto:Peter-Paul Jacobs)

24

'ROFIELSCHETS

an Norp, kieskring 4, gebouwd

Ik ben jan Norp, in 1936 geboren in Zwolle, al vanaf968 woonachtig in Groesbeek. Dertig jaar geleden was

k één van de oprichters van de Werkgroep MilieubeheerGroesbeek. In 1995 werd ik voor de eerste keer alsgroene waterschapsbestuurder, ondersteund door deGelderse Milieu Federatie, gekozen in het algemeen be-tuur van het toenmalige polderdistrict Groot Maas enA/aal. Na mijn herverkiezing in 1999 werd ik benoemdot heemraad (lid van het dagelijks bestuur). Toen begin

2002 het polderdistrict opging in het Waterschaplivierenland, behoorde ik helaas tot de bestuurders voori/vie geen plaats meer was in het overgangsbestuur. Maar< ben de ontwikkelingen van het nieuwe waterschap op

afstand blijven volgen.Wanneer ik bij de komende verkiezingen opnieuw ge-

razen word, zal ik betrokkenheid, kennis en ervaring in-orengen. Betrokkenheid met de waterschapsbelangen ende natuur; zeker in de Groesbeek, Ooijpolder, Nijmegen=r\. Kennis van het WATER heb ik opgedaan alsd van het algemeen bestuur (4 jaar) en van het dagelijks

Destuur (2 jaar) van voormalige polderdistrict Groot Maas=>n Waal. Ik heb in die tijd ook vele studiebijeenkomstenaijgewoond. Bestuurlijke ervaring heb ik ook verkregen inde gemeenteraad van Groesbeek en in vele organisaties.Daarnaast was ik 27 jaar, als medewerker van een parti-ulier stedebouwkundig adviesbureau, betrokken bij deoorbereiding van bestemmingsplannen voor het

Duitengebied van vele gemeenten in het Gelderseivierengebied.

Als bestuurder van Groot Maas en Waal heb ik mengezet voor een onderzoek naar de gevolgen voor deDoijpolder wanneer dat gebied zou worden aangewezenals retentie- of noodoverloopgebied. Dat onderzoek heeftnij duidelijk gemaakt dat zo'n plan echt niet kan. Degevolgen voor de bewoners zijn veel te groot. De dan

noodzakelijke hoge dijken rondom de dorpen zouden hèlandschap en de woonomgeving blijvend aantasten. Inhet gebied dat niet door die hoge dijken beschermd kanworden, zou de schade aan have en goed enorm zijn. Enhet is maar de vraag of het onder water zetten van deOoijpolder het beoogde effect zal hebben op de veilig-heid in de rest van het land.

De plannen van het waterschap om in Groesbeek dewateroverlast in het gebied van de St. Jansberg en Graf-wegen te voorkomen, zijn door mijn toedoen door hetpolderdistrict versneld. Die wateroverlast die gepaardging met modderstromen, bracht veel schade. Teveelwater kan bezwaren opleveren; te weinig ook. Het zeerbijzondere natuurreservaat De Bruuk in Groesbeek moetvoldoende schoon water krijgen. In de Groesbeekselandinrichtingscommissie ben ik ook met die plannenbezig.

Samen met de andere leden van het waterschaps-bestuur, waaronder hopelijk meerdere groene water-schapsbestuurders, wil ik me blijven inzetten voor eengoede onderlinge afstemming van de belangen van vei-ligheid, natuur, landbouw en recreatie. Daarbij horenveilige dijken, schoon water en een goed stelsel vanwatergangen en ook een goede inpassing irl het land-schap. Ik word ondersteund door de Gelderse natuur- enmilieuorganisaties als groene kandidaat: een stem op mijis kiezen voor natuur in uw waterschapsbestuur. Kijk voormeer op www.kiesnatuur.nl.

Mocht ik nadat ik in het waterschapsbestuur gekozenben - om welke reden dan ook - niet langer lid kunnenvan dat bestuur, dan staat een prima plaatsvervangerklaar in de persoon van Hub Meyboom, voor velen inGroesbeek en omgeving een goede bekende. Hij woontal jaren midden in het agrarisch gebied van Groesbeek. Ikheb hem ervaren als iemand die veel belangstelling heeftvoor bodem, natuur en landschap.

Croesbeeks Milieujournaal 112

25

dat zo'n retentiebekken niet vol kan blijvenstaan, het moet steeds opnieuw overtolligwater kunnen bergen - en weer afvoeren.En dat ook dan met niet meer dan die2,5m3 per seconde!"Dat het inderdaad een uitzonderlijke situatiewas aan het begin van dit jaar wordt beves-tigd door Groesbeeks weerman Theo Braam.Die vertelt op grond van zijn exact bijge-houden gegevens dat er van 22 december2002 en tot en met 3 januari 2003 136,4mm. water is gevallen. Dat betekent dat erover 13 dagen gemeten een hoeveelheidwater is gevallen die normaal in die tijd inanderhalve maand valt! |an zijn waarnemingwas dus een uitzonderlijke. " En toch washet water de volgende dag weer weg" zegtJan. Een beetje trots is hij wel op zijn plekjeen op het goede functioneren van 'zijn'waterschap.

Terwijl we al pratend ons rondje makenkrijgen we onverwacht gezelschap van eenman met lieslaarzen en plastic wanten totaan zijn oksels die, zonder wat te zeggen,recht op zijn doel afloopt: een drijvende korfin het water, vastgemaakt aan een paal. Deman blijkt de rattenvanger te zijn.Meulenbroek heet hij. Hij controleert de valop muskusratten, vertelt hij. In eerste instan-tie is hij nog wat afhoudend, achterdochtigzelfs, maar als we ons bekend maken envertellen wie we zijn en wat we doen, wordthij allengs wat mededeelzamer. Hij verteltdat hij wat voorzichtig is omdat hij eennogal omstreden beroep uitoefent; hetwordt hem niet door iedereen in dankafgenomen is zijn ervaring. Uiteindelijk is hijiemand die dieren doodt.

Hij blijkt in dienst te zijn van het WaterschapRivierenland. Samen met 49 andere ratten-vangers in de provincie Gelderland werkt hijaan een andere belangrijke taak van hetwaterschap: het oeverbeheer. Met name demuskusrat - en in mindere mate de beverrat- vormt een forse bedreiging voor stabieleen goed functionerende waterkanten. Deratten hebben namelijk 4 beresterke eigen-schappen: ze knagen goed (gewassen enrietkragen zijn de dupe en dat verzwakt deoevers), ze graven en wroeten vol overgavein de walkanten waardoor die ondermijndworden en hun stabiliteit verliezen, daar-naast zijn ze zeer reislustig waardoor deverspreiding perfect verloopt en als laatste,ze vermenigvuldigen zich met grote ijver(stelregel is dat een echtpaar 20 nakomelin-gen per jaar voortbrengt). "De combinatievan deze kwaliteiten maakt intensieve

bestrijding noodzakelijk" zegt Meulenbroek"want uiteindelijk is de veiligheid van onsallemaal in het geding. En dat is ook preciesmijn belangrijkste motivatie om dit werk tedoen".Zeven jaar geleden was hij nog boswachter.Maar daar kwam hij steeds meer binnen tewerken. Hij wil zich buiten verdienstelijkmaken. Nu vindt hij dat hij het mooistewerk van de wereld heeft; " kijk eens om jeheen, dan snap je het toch wel? De hele dagbuiten en dan ook nog eens in deze prach-tige natuur en het is voor een goed doel!"Hij benadrukt dat rattenvangers geenmoordlustige killers zijn. "Het zijn allemaalmensen die thuis zijn in de natuur en daarhun sporen hebben verdiend. En daardoorkunnen we in elke verschillende situatie ooksteeds verfijnder en specifieker te werk gaan.Zo voorkomen we onnodig leed en zorgenwe er voor dat er geen dieren in de vallenkomen die er niet in horen".De fuik blijkt leeg te zijn. Voor hem het seinom gauw verder te gaan, want zijn werkter-rein bestrijkt het hele Ooypoldergebied. "Ikzal een foldertje achter de ruitenwisser doenover de ratten" belooft hij en neemt af-scheid. "Tot ziens".

Jan en ik maken ons rondje af en klauterenover het hek. Inderdaad heeft Meulenbroek

26

een fraaie folder achtergelaten. Jan isaangenaam verrast. "Wat een leuk toevaldat we ook deze kant van het waterschap tezien krijgen. Wat zei ik je, alles komt hier bijelkaar".

Voldaan rijden we rustig terug naar huisover de Cranenburgse straat, nu wel ge-woon in z'n vier. Natuurlijk hebben we heteven over het lot van de groene grens enhet onzalige idee van het CDA om des-noods maar een nieuwe weg aan te leggen:"dat moet dan uiteindelijk Jan Poelen wegworden" zeggen we tegen elkaar. Welachen er om, maar we komen op hetthema dat in het vorige interview met JanPeter Balkenende ook al aan de orde kwam:het rentmeesterschap. Het wordt gezien alseen belangrijke opdracht en dan is het tochvreemd dat juist dat rentmeesterschap - dat

toch alles in zich heeft van beheer van denatuur in al zijn facetten - in de praktijk daarzo weinig gewicht krijgt. Het wordt kennelijkmeer met de mond beleden dan met hart.Deze lichtzinnigheid vormt een grote bedrei-ging voor onze spaarzame natuur: hetknaagt aan haar wortels, het graaft gangenen ondermijnt haar en het verspreid zich alseen virus. Het tast ons leven aan. Deze plaagmoet bestreden en met wortel en tak uitge-roeid worden.

We zijn weer terug op het Binnenveld; hetrondje is voltooid, de wandeling is gemaakt,het doel is gehaald. De natuur is prachtig enmooi en vooral is duidelijk geworden datalles met elkaar te maken heeft. "Overal enaltijd komt alles bij elkaar" denk ik terwijl ikJan uitzwaai.

Surf e$m naar http://wrng. on^heweb. n l

Croesbeeks Milieujournaal 112

27

De vorige keer stonden we op de plek waar eens de Noordmolen heeft gestaan, schuin tegenover hotel DeOude Molen aan de Molenweg. Er waren dit maal diverse goede inzenders, zodat we voor de vermelding eenstrootje moesten trekken. Het werd Frits Ankringa.

Dit keer staan we boven op de stuwwal op een plek waar lange tijd van grote dieptedrinkwater omhoog gehaald is voor een kleine gemeenschap. Nadat op andere plekken inhet bos Voor heel Croesbeek water omhoog gepompt werd, raakte deze lokatie in onbruik.Toch genoot de lokatie grote bekendheid, vooral bij de jeugd, die deden er geluidspelletjes,tuurden naar het verre water en gooiden er steentjes in, totdat die geluidspelletjes het nietmeer deden. Toen de wezel geen ezel meer werd, stopte die belangstelling van de jeugdgrotendeels.Die van aanwonende volwassenen bleef en uiteindelijk werd de waterplaats weer in erehersteld, niet als werkende waterplaats, maar als monument.Op deze plaats i$ het water niet overal even diep té vinden, ook heel oppervlakkig is openwater aanwezig. Er zijn dus verschillende waterdragende lagen. Niet ver van onze water-plaats ligt nl een poel, een poel met een vreemde ligging: bijna bovenop de stuwwal. Er ligthier een leemlaag, aan de oppervlakte. Die leem is van dusdanige kwaliteit dat die sinds demiddeleeuwen gebruikt is om stenen te bakken en wegen te verharden. Zo ontstondenkuilen. Een ervan is volgelopen met water en vormt de bovengenoemde poel. Er levenkikkers en salamanders en mogelijk zelfs de zeldzame Vinpootsalamander. Een deel van deleemkuil, waarin geen water zit en die van de poel gescheiden Is door een weg, is vorig jaaropgeschoond en er ontwikkelt zich nu een vegetatie die wel eens heel bijzondere plantenkan §aan; herbergen. De leem bevat nl. een klein beetje kalk en dat kan leiden tot eenbijzondere flora, zoals óók bij de leemkuil op de Heselenberg het geval is. Dat deze plek

WIE KENT G R O E S B E E Khoge potenties heef{> is al te zien aan de huidige begroeiing, waarin Bosanemoontjes,Grootbloemjge Muur en Salamonszegel algemeen voorkomend>zijn.De leem is ongeveer 150:000 jaar geleden hier terecht gekomen toen de stuwwal door hetlandijs omhooggestuwd werd. Het ijs had riviermateriaal van de Rijn opgestuwd. Dat materi-aal bestond grotendeels uit grindrijk zand, maar plaatselijk lag er ook klei. Die Heilagenwerden ook opgestuwd. Ze .zijn op diverse plaatsen in de stuwwal te vinden. Het zijn vaakplaatsen waar zich bronnen bevinden. Die klei veranderde na verloop van tijd in leem.De lokatie van de waterplaats heeft ook een naam, genoemd naar een gebouw dat ge-noemd is naar een kleine, grote vogel dat er tegenover ligt.

Dat was het deze keer.

Oplossingen sturen naar: Henny Brinkhof, Binnenveld 31, 6562 ZW Groesbeek of e-mailennaar [email protected]

28

Grondwater Bruuk verontreinigddoor het Reichswald

Het natuurreservaat De Bruuk is beroemd vanwege zijn blauw-graslanden, een zeer zeldzaam vegetatietype dat alleen kan gedijen bijschoon grondwater. Het is dan ook niet vreemd dat de kwaliteit vanhet grondwater van De Bruuk constant in de gaten gehouden wordt.In de loop van de tijd zijn er diverse bronnen van watervervuiling geï-dentificeerd. Daar is er onlangs een bijgekomen: het Reichswald.

Schoon grondwater noodzaak voor DeBruukNatuurreservaat De Bruuk is beroemd van-wege zijn schraallandvegetaties. We vindener diverse vegetaties. Blauwgraslanden zijnde belangrijkste en de bekendste. Het is eenzeer soortenrijk hooilandtype, dat in Neder-land de laatste eeuw zeer zeldzaam gewor-den is. Een eeuw geleden waren er nog100.000-den ha. van in Nederland. Neder-land vormde letterlijk het centrum van ditvegetatietype en hier was het het mooistontwikkeld. Indertijd was ons land nog naten voedselarm. Met de komst van de kunst-mest, de ontwatering en rationalisering vande landbouw, verdween dit vegetatietype inhoog tempo. Uiteindelijk is er nog maar 30ha van over: 99,99% is verdwenen. In DeBruuk liggen 3-4 ha.Kenmerkende plantensoorten voor Blauw-graslanden zijn: Spaanse Ruiter, BlondeZegge, Blauwe Zegge, Vlozegge en KleinGlidkruid. Naast deze kensoorten groeien ertal van andere min of meer kenmerkendeplantensoorten, zoals Blauwe Knoop, Heide-kartelblad, Klokjesgentiaan, Pijpenstrootje,Welriekende Nachtorchis, GroteKeverorchis, Gevlekte Orchis en Vlees-kleurige Orchis. 100 verschillende soortenplanten in één hectare is geen uitzondering.Blauwgraslanden zijn halfnatuurlijkevegetatietypen. Ze kunnen alleen bestaanwanneer ze één maal per jaar gemaaid wor-den en wanneer dat maaisel afgevoerdwordt. Hierdoor treedt op den duurverschraling van de bodem op: de bovenste20 cm bodem worden zeer schraal. Metname de hoeveelheid fosfaat wordt groei-beperkend. Lage fosfaatgehalten zijn vanlevensbelang voor blauwgraslanden.Naast die menselijke invloed is ook de wa-terhuishouding van groot belang. Blauw-graslanden zijn nat. In de winter staat hetwater op maaiveldniveau; in de zomertreedt oppervlakkige uitdroging op. Hetgrondwater dient een heel klein beetje kalkte bevatten (zwak gebufferd) en veel ijzer.Dat beetje kalk zorgt ervoor dat in de winterhet water dat in de zomer verzuurd is ge-

raakt weer geneutraliseerd wordt en voor-komt zo dat er veen ontstaat. In de zomerzorgt de oppervlakkige verdroging ervoordat de bovenste bodemlaag licht verzuurt.Hierdoor wordt fosfaat extra gebonden aanijzer en wordt de hoeveelheid in water opge-loste fosfaat nauwelijks nog meetbaar.In Milieujournaal 99-1999 is uitvoerig be-schreven welke invloeden de diverse minera-len in het grondwater hebben op Blauw-graslanden. Zij hebben vaak indirect invloedop de fosfaatgehalten van de bodem. Zozorgt bijvoorbeeld kalk (of bicarbonaat) er-voor dat organische stof sneller omgezetwordt, waardoor fosfaat vrijkomt. In datMilieujournaal wordt ook het belang vanPyriet belicht. Pyriet (S2-) is een giftige stof.Met name zeggen en orchideeën zijn erggevoelig voor de giftige werking van pyriet.Bovendien onttrekt pyriet ijzer aan fosfaat,zodat fosfaat vrijkomt in water en de gehal-ten te hoog stijgen. Pyriet is dus een belang-rijke stof die grote schade kan aanrichten inDe Bruuk. In de Leigraaf, die midden door deBruuk stroomt, heeft Pyriet in enkele jaren dewaterflora sterk veranderd. HetDuizenknoopfonteinkruid is er verdwenen envervangen door Eendenkroos, fan Roelofsvan de afdeling Aquatische Oecologie van deKatholieke Universiteit in Nijmegen, heeftaangetoond dat Pyriet hier de boosdoenerwas. Waar komt dat pyriet vandaan?

Bronnen van PyrietPyriet is gemakkelijk te herkennen. Wanneeru in natte bodem graaft, ziet u vaak dat diebodem zwart is. Die zwarte kleur wordt ver-oorzaakt door ijzersulfide (FeS), een aan ijzergebonden vorm van Pyriet. Pyriet is dusgeen zeldzame stof, maar kan zich in dusda-nig grote hoeveelheden ophopen dat hijschadelijk wordt.Pyriet kan op diverse manieren in De Bruukterecht komen.

7. Door verdroging van de omgevingVan nature zit Pyriet in natte, zuurstoflozebodems. Zolang die bodem nat en zuurstof-loos blijft, is er niets aan de hand, maar wan-neer de waterstand zakt, zoals in de omge-ving van De Bruuk, komt er zuurstof bij dePyriet en oxideert deze stof tot sulfaat. Datsulfaat is goed oplosbaar in water en komtzo in het grondwater terecht. Dat grondwa-ter komt in De Bruuk weer omhoog en komtin de natte leem, vlak onder het oppervlakterecht. Daar, in de natte, zuurstofloze bo-dem van De Bruuk, wordt dit sulfaat doorbacteriën met behulp van organische stof(CH 0) gereduceerd tot sulfide.

Groesbeeks Milieujournaal 112

29

'-- + 2CH20 — > S2' 2C0

De kolengestookteelectriciteitcentrale inNijmegen, vroeger een vande grootste vervuilers vanNederland. De naweeën uitdie periode doen zich nuvoor.

2. Door luchtvervuilingZo'n 20 jaar geleden was de vervuiling metZwaveldioxide (SO2) groot. Niet alleen bijde verbranding van benzine of diesel komtzwaveldioxide vrij, maar vooral deelektriciteitscentrale van Nijmegen was éénvan de grootste zwaveldioxide-vervuilers vanNederland, omdat men daar steenkool alsbrandstof gebruikt. Inmiddels heeft dezecentrale zwavelfilters gebouwd die de stofnagenoeg voor 100% uit de rookgassenverwijderen. Ook brandstof voor auto's isschoner geworden. Echter, in de tientallenjaren dat de centrale nog volop gelig rookte,is er veel zwaveldioxide in de omgeving ver-spreid. Wanneer dit gas in contact komt metwater, verandert het in zwavelig zuur (HS03-) dat op de bodem regent. Daar veranderthet onder zuurstofloze omstandighedenweer in Pyriet.

3. Door vervuiling met nitraatGroesbeek is een gemeente met modernelandbouw en dat betekent dat het grondwa-ter sterk verontreinigd is met nitraat. Er wor-den gehalten van 60 tot 90 milligram perliter grondwater aangetroffen. Dergelijkegehalten zijn zeer hoog, meer dan 20 tot 30keer de hoeveelheid die in blauwgraslandenaanwezig is. Wanneer dit water onder DeBruuk terecht gekomen is en zijn weg om-hoog naar de oppervlakte zoekt, verdwijntechter de nitraat. Het wordt omgezet instikstofgas (N ), een gas dat voor plantenonbruikbaar is. Dit komt doordat er ookdiep in de bodem van De Bruuk Pyriet in debodem zit. Dit Pyriet reageert onder invloedvan bacteriën met nitraat. De reactie is alsvolgt.

pyriet + nitraat + kalk + water geeft stikstof-gas + sulfaat + ijzer(3)hydroxide + calcium +waterstofbicarbonaat.

oftewel in scheikundige formules:

2 FeS2 + 6 NO3' + 2 CaCO3 + 4 H?0 — > 3N + 4 SÜ2" + 2 Fe(OH) + 2 Ca^+ + 2

Ook deze reactie levert Sulfaat op. DitSulfaat gaat weer met het grondwater naarde oppervlakte en reduceert daar weer totPyriet.

4. Vanuit het ReichswaldHet Duitse Reichswald blijkt een grote bronte zijn van Sulfaat. In het grondwater van ditbos zitten hoge gehalten Sulfaat. Dit grond-water stroomt voor een groot deel naar Ne-derland en komt oa. in De Bruuk weer naarboven. Hier verandert het wederom inPyriet. De afdeling Aquatische Oecologievan de KU onderzoekt momenteel dezebron en de eerste gegevens wijzen in derichting dat het Reichswald mogelijk degrootste bron is van Pyriet.Hoe kan dat? We bespraken hierboven al dezwaveldioxideverontreiniging van deNijmeegse kolencentrale. Uit onderzoek isgebleken dat naaldbomen heel efficiënt methun naalden de zwaveldioxide uit de luchtfilteren. Het plakt als het ware aan de naal-den vast en valt na een regenbui op degrond. Onder naaldbomen wordt de con-centratie van deze stoffen 5-1 Ox zo hoog alsnormaal. In de loop van de tientallen jarendat de centrale slecht gezuiverd rookte, is ermet de overwegend westenwinden in hetReichswald een enorme hoeveelheidzwaveldioxide neergeslagen. De bodemraakte oververzadigd en inmiddels is de stofin het grondwater terecht gekomen en isonderweg naar De Bruuk of is daar al aange-komen. We zien dus dat een vervuiling uithet verleden lang kan nawerken in de toe-komst.

Het onderzoek van de Universiteit vanNijmegen zal een beeld werpen op de matewaarin de Pyriet De Bruuk vervuilt en demate waarin de diverse bronnen bijdragenaan die Pyrietvervuiling. Hopelijk geeft hetonderzoek ook aanknopingspunten om dezevervuiling te lijf te gaan.

Henny Brinkhof

30

Retentiebekkens: van saai naar fraai

Op verschillende locaties in Groesbeek kunnen we opmerkelijkelandschapselementen aantreffen: de zogenaamde retentiebekkens. Ditzijn percelen die ontgraven zijn met de bedoeling om hier tijdelijkovertollig water op te vangen. Bij de aanleg ervan is veelal alleengekeken naar de functie van wateropvang. Daardoor ogen dezeelementen tamelijk saai, terwijl ze met wat kleine ingrepen veel kunnenbetekenen voor natuur en landschap. De WMG heeft hiervoor ideeënaangedragen.

Het oudste en waarschijnlijk ook meestbekende opvangbekken ligt bij de VortseBrug, een plek net voor de Duitse grenswaar de stroompjes de Groesbeek en deLeigraaf bij elkaar komen. Dit bekken is inde jaren zeventig aangelegd om water-overlast in Kranenburg te voorkomen en ergelden afspraken dat er per etmaal eenmaximale hoeveelheid water over delandsgrens mag stromen. Het beheer vandit bekken is in handen van waterschapRivierenland (voorheen het Polderdistrict).Tot voor kort was er nauwelijks aandachtvoor mogelijke natuurwaarden in en ronddit bekken. Sterker nog, de WMG heeft inhet verleden herhaaldelijk bij de beheerderaan de bel getrokken als de slootjes in hetgebied werden uitgebaggerd in een periodedat ze vol zaten met broed van kikkers enpadden. Gelukkig wordt hier nu zorgvuldi-ger mee omgegaan en wordt het terreinminder intensief met schapen of pony'sbegraasd, zodat ook de kruidenvegetatiezich beter kan ontwikkelen. In de ruilverka-veling die nu in uitvoering is wordt ditbekken binnenkort vergroot door eennaastgelegen weiland te ontgraven. Dit zal

Retentiebekken Sintjansberg zodanig worden uitgevoerd dat de ingreep(Foto Henny Brinkhof) ook een meerwaarde krijgt voor natuur en

landschap.

Elders in onze gemeente liggen nog enkeleretentiebekkens van recentere datum dieoverigens wat kleiner zijn dan die bij deVortse Brug. Deze zien er landschappelijkgezien allerminst fraai uit. Reden voor deWMG om dit onder de aandacht te brengenbij de gemeente en het waterschap. Dithebben we gedaan als lid van de klankbord-groep voor de uitvoering van hetlandschapsbeleidsplan van Groesbeek. Inoverleg met gemeente en waterschaphebben we vervolgens voorstellen ingediendin de vorm van inrichtingsschetsen voor drievan deze opvangbekkens.

Sint jansbergBij de Sint Jansberg ligt een bekken datbegin jaren negentig in het kader van deruilverkaveling is gegraven. In dit bekkenmet een grootte van circa 0,75 hectarewordt het water, dat afkomstig is van hetlandbouwgebied op de hellingen van de SintJansberg, opgevangen om wateroverlast bijhet lager gelegen Grafwegen te voorkomen.In dit bekken zijn enkele ondiepe poelengegraven die zo nu en dan droogvallen.Vanaf een terpje met zitbankjes in een hoekvan dit perceel heeft de recreant een prach-tig uitzicht over het Duitse Grafwegen en hetdaaraan grenzende Reichswald. Het perceelis geheel omheind en er worden schapengeweid om het gras kort te houden.Door het bekken aan te kleden met watbeplanting kan het geheel landschappelijkworden verfraaid en kan de natuurwaardeaanzienlijk worden vergroot. Zo heeft deWMG voorgesteld om langs één zijde vanhet perceel een gevarieerde struiken-beplanting aan te brengen van bloem- enbesdragende soorten, waar vooral zangvo-gels en vlinders van kunnen profiteren.Langs een andere zijde zijn knotbomen vaninlandse eik of Spaanse aak voorzien, die inde toekomst nestgelegenheid kunnen biedenaan een soort als de steenuil. De poelenzouden iets verder uitgediept kunnen wor-den, zodat ze gedurende het hele jaar alsdrinkplaats voor vogels en andere dierenkunnen dienen. En wellicht kunnen kikkersen padden hier hun eieren afzetten. Devoorgestelde inrichting is wel zodanig dathet huidige vergezicht vanaf deze plekbehouden blijft.

ZandbaanEnkele jaren later is een bekken aangelegdop de hoek van de Knapheideweg en deZandbaan (verlengde van de 1e Colonjes)met de bedoeling om modderstromen vanafKlein Amerika naar de 1e Colonjes op te

Croesbeeks Milieujournaal 112

31

Retentiebekken Zandbaan(Foto: Henny Brinkhof)

retentiebekken KoninginWilhelminaweg.(Foto: Henny Brinkhof)

vangen. Dit bekken is ongeveer even grootals het bekken op de Sint Jansberg.De WMG heeft destijds nog protest aangete-kend tegen de aanleg ervan, omdat hiermeede oorzaak van de modderstromen (erosie)niet werd weggenomen. Als WMG haddenwe liever gezien dat dit erosieprobleem bijde bron werd aangepakt door een zorgvul-diger gebruik van de hoger gelegen land-bouwgronden! Dit protest kreeg helaas geengewillig oor en vervolgens hebben we alsWMG gepleit voor een landschappelijkeaankleding van dit nieuwe bekken. Hieraanwerd deels tegemoet gekomen door deaanplant van een paar rijen struiken langsde bovenkant van het bekken en door deinzaai van een gras-bloemenmengsel. Vandat laatste is niet veel terechtgekomenomdat het terrein intensief met schapen isbeweid.

Voor dit bekken heeft de WMG nu voorge-steld om de bestaande struikenbeplanting inoppervlakte te vergroten en ook in breedtete variëren, zodat het geheel meer body eneen natuurlijker aanblik krijgt. Een en anderis mede mogelijk omdat het perceel door deverkaveling (Ruilverkaveling Groesbeek) eengrotere oppervlakte heeft gekregen. Daar-naast heeft het waterschap toegezegd debegrazing met schapen minder intensief telaten zijn.

Koningin WilhelminawegHet meest recente bekken is enkele jarengeleden aangelegd op de hoek van de LageHorst en de Kon.Wilhelminaweg. Dit bekkenoogt bijzonder saai door de strakke, recht-hoekige vorm en het ontbreken van enigebeplanting. Door verspringend op enkeleplaatsen langs de rand van het bekkenenkele ophogingen te maken tot maaiveld-hoogte en deze te beplanten, krijgt hetgeheel een andere aanblik. Door de beplan-ting pleksgewijs aan te brengen blijvendoorkijkjes naar het achterliggende gebiedgewaarborgd. Ook hier wordt het gebruikvan besdragende struiken voorgesteld vansoorten als meidoorn, wilde roos, Gelderseroos en vu i l boom.De beperkte afname van debergingscapaciteit door deze ophogingenkan eenvoudig worden gecompenseerddoor het bekken op andere plekken watdieper te ontgraven. Een en ander kanzodanig worden uitgevoerd dat er geenaan- of afvoer van grond hoeft plaats tevinden. Bovendien schept dit een noggrotere variatie, doordat enkele plekkenpermanent water zullen houden.

Gemeente en waterschap hebben inmiddelsingestemd met onze voorstellen om dezedrie retentiebekkens landschappelijk aan tekleden. Maar voordat de aanleg ervan eenfeit is, zal in enkele gevallen ook overlegdmoeten worden met aanliggende grond-eigenaren.In de toekomst zullen wellicht nog meerbekkens aangelegd worden. Hopelijk zal danbij de planvorming al rekening wordengehouden met een landschappelijkeinpassing van deze landschapselementen.

Ferdinand ter Schure

32

Riolering Buitengebied

In het buitengebied van Groesbeek zijn er nog 292 woningen niet aan-gesloten op het rioolnet. Zij lozen hun afvalwater direct in een sloot ofhebben een septic tank, die het water enigszins zuivert. Aan die situa-tie moet in 2005 een einde komen, dan moeten alle panden in hetbuitengebied aangesloten zijn op het riool of voorzien zijn van eengoede waterzuiveringsinstallatie.

Oppervlaktewater Groesbeek vaak ver-vuildVeel watergangen en sloten in hetGroesbeekse buitengebied zijn verre vanschoon. Riooloverstorten en lozingen vanhuizen die niet op het riool aangeslotenzijn, zijn daar belangrijke oorzaken van. Invervuild oppervlaktewater is het leven vaakverdwenen. Door rottingsprocessen die zicher in afspelen wordt het water zuurstofloos.Visjes en waterinsecten kunnen er dan nietin leven en ook voor waterplanten is hetvaak te smerig. Maar ook als het water watminder vervuild is, zijn er maar bepaaldeplanten en dieren die erin kunnen leven.Eendenkroos is zo'n plant die het nog vrijlang uithoudt. Ook muglarven en zweef-vlieglarven kunnen er in leven. In de regelbeperkt het leven in vervuild water zich totmaar enkele soorten planten en dieren.Naarmate het water schoner wordt, neemtde biodiversiteit toe en verschijnen er soor-ten die duiden op schoon water. Zo kun jeaan het waterleven zien hoe schoon of vuilhet is.

Vervuild oppervlakte water is niet alleenslecht voor de natuur, het is ook slecht voorboeren. Wanneer vee drinkt uit vervuildesloten, kan het ziek worden. Zo stond erlaatst nog in de krant dat er een boer in hetwesten van het land al decennia lang pro-blemen had met zijn koeien. Veel koeienhadden last van vroeggeboorten en vaakstierf het jongvee. Uiteindelijk bleek vervuildoppervlaktewater de'oorzaak van de proble-men te zijn. In zijn geval waren het riool-lozingen (overstorten) de boosdoener.

Vervuild water bedreigt ook de volksge-zondheid. Het water blijft niet in de sloot ofwatergang zitten, maar stroomt ook verderrichting de zee. Onderweg kan het gebruiktworden als zwemwater. Een voorbeelddaarvan is het Wylermeer. Wanneer hetGroesbeekse oppervlaktewater vervuild is,zal ook de kwaliteit van het water van hetWylermeer achteruit gaan en ongeschikt

worden om erin te zwemmen. Het water kanzelfs bijdragen tot de vervuiling van rivierenen zelfs de zee.

Wanneer dat vervuilde oppervlaktewater inde grond zakt, raakt ook het grondwatervervuild. Het wordt dan ongeschikt als drink-water. Wanneer dat water in natuurgebiedenterecht komt, kan het ook daar grote schadeaanrichten. Vooral als het om gebieden gaatmet voedselarme natuur, zoals bijvoorbeeldin De Bruuk. In het verleden zijn zo veelhoogwaardige natuurgebieden ten grondegegaan en nog steeds worden dergelijkegebieden ernstig bedreigd door vervuildgrondwater.

Maatregelen om te komen tot schonerwaterIn het verleden is de vervuiling van het op-pervlaktewater zeer groot geweest. Vervui-ling door chemische industrie en vervuilingdoor afvalwater van huishoudens maakte hetoppervlaktewater decennia lang onleefbaar.Inmiddels hebben we ons leergeld betaalden zijn er maatregelen getroffen om dewaterkwaliteit te verbeteren. Er zijn water-zuiveringsinstallaties gebouwd en de chemi-sche industrie is gedwongen schoner te gaanwerken. Ook de producten werden schoner.Fosfaat is uit wasmiddelen verdwenen en erzijn wettelijke normen gekomen voor deafbreekbaarheid van wasmiddelen enbestrijdingsmiddelen. Ook de water-zuiveringsinstallaties zijn verbeterd. Zo is erenkele jaren geleden een fosfaattrap in deGroesbeekse waterzuiveringsinstallatie ge-plaatst zodat de hoeveelheid fosfaat flinkafnam. Het resultaat was meteen waarneem-baar: in het water dat van het vuilstort af-komt, groeien sinds die aanpassing weerwaterplanten (Ashorst) en de Beekjufferwordt er weer regelmatig gezien.

Riooloverstorten brengen echter periodiekgrote schade toe aan de natuur. Wanneerhet hard regent, kunnen de riolen het waterniet aan en lopen ze op bepaalde plaatsenover in sloten en watergangen. Dan wordthet water daar periodiek sterk vervuild enverdwijnt het leven weer grotendeels. Wan-neer die overstorten regelmatig voorkomen,kan er nauwelijks waterleven tot ontwikke-ling komen. Het is dus zaaks om zoveel mo-gelijk riooloverstorten op te ruimen of deschadelijkheid ervan te verminderen.In Groesbeek is twee jaar geleden een be-langrijke overstort in de Drulse Beek gesa-neerd. Er zijn kelders gemaakt, die het meestvuile overstortwater opvangen, het restant

Groesbeeks Milieujournaal 112

spui s) i b bezonken slib

afvalwater tf

voor-bezinking

KW

beluchtings-bassin

Lf

na-bezinking

gezuiverd ^water ^

Schema van eenbeluchtingslBA.

Doorsnede IBAtank

Beluchtingselement

Tlucht

wordt geleid naar de Hulsbeek.Riooloverstorten kunnen ook voorkomenworden als het rioolsysteem gescheidenwordt. Nu wordt schoon regenwater ver-mengd met rioolwater. Wanneer er ontkop-peling plaatsvindt, wordt het water dat opdaken en verhard oppervlakte valt geschei-den van het riool en laat men het viabezinkvoorzieningen in de grond zakken.Indien dit op grote schaal toegepast wordt,worden riooloverstorten overbodig. Een bij-komend voordeel is dat de waterzuiveringminder te maken krijgt met piekbelastingendie moeilijk te zuiveren zijn en datverdroging tegengegaan wordt. In deBreedeweg heeft men een dergelijk systeemaangelegd en ook bij de plannen in het Her-wendaal en het centrum speelt ontkoppe-ling een grote rol.

Riolering BuitengebiedDe gemeente Croesbeek is al enkele jarenbezig met de rioolproblematiek van hetbuitengebied. Aanvankelijk wilde de ge-meente alle panden in het buitengebiedlaten aansluiten op het riool. Deze oplossingbleek echter zeer prijzig. Vele miljoeneneuro's zou het gaan kosten.Er was nog een oplossing. In plaats van rio-lering zouden mensen ook een IBA kunnenplaatsen. IBA staat voor individuele behan-deling van afvalwater. De septic tank is eenvorm van IBA. Echter, een normale septictank reinigt het water slechts voor 30%. Eendergelijk systeem wordt klasse 1 genoemd.De modernere IBA systemen (klasse 2 enklasse 3) zuiveren het water voor 80-85%.De gemeente hanteerde als norm dat wan-

neer de aanleg van een rioolaansluitingmeer dan 8.000 euro zou kosten, het be-trokken woonhuis een IBA zou kunnen aan-schaffen. Uit berekeningen bleek dat danvan de 292 woningen er slechts 80 op hetriool aangesloten zouden worden.Om een aansluiting of een IBA te krijgendienen de betrokken bewoners een eigenbijdrage van 2.368 euro per huishouding tebetalen. Als mensen al een septic tank heb-ben en niet akkoord gaan met deze rege-ling, zijn ze na 2005 zelf verantwoordelijkvoor een goede reiniging van hun afvalwa-ter. Dat betekent dat ze dan op eigen kosteneen IBA klasse 2 of 3 installatie moeten latenaanleggen. De gemeente ontvangt van deProvincie per IBA klasse 2 of 3 overigens ookeen subsidie van 900 euro, mits ze de subsi-die tijdig aanvragen.

Twee soorten IBA'sEr zijn twee soorten IBA's.1. IBA's die met beluchting het water zuiveren.

Dit type lijkt op een miniwaterzuiverings-installatie. In een voorbezinktank bezinktslib. Daarna komt het water in eenbeluchtingstank, waar bacteriën hun zui-verende werk doen en tenslotte zakt ineen nabezinktank het actieve slib uit enloopt het schone water weg

2. HelofytenflterEr zijn ook systemen, waarbij het ver-vuilde water over een rietbed geleidwordt. Het riet en de in de bodem aan-wezige bacteriën reinigen het water.

Er zijn vele bedrijven die IBA's op de marktbrengen. De gemeente heeft nog geenkeuze gemaakt voor welk bedrijf of type IBAzij kiest, maar we nemen aan dat zij hierom-trent nog uitgebreid voorlichting zal ver-strekken, voordat in juni dit jaar de eerste 5proef-IBA's geplaatst worden.

Henny Brinkhof

Helofytenfilter

34

WEET JE WEETJE

ter is een van de belangrijkste stoffen op onze aarde.Zonder K/jter ksn niets of niemand leven. Ge,lui<k\'<3

. n i V

is er veel v&r\p onze planeet : v3 van de aardbol <s.bedekt rn-tt oceanen en zeeën, gy % van a/ /ietn/a£er /5 dan ook zout i Slechts 3 % /3 zoet waker; m üs}in rivieren, beekjesf sloten, sneeuw op bergtoppen enin de grond Kunnen we zoet water vinden.f\lle levende wezens bestaan -zelf ook voor een grootdeel uit water : een volwsssen mens bestaat voor bb %uit waker y een kwal zelfs voor o& % ƒ

Zout water is zoet water waarin allerlei mineralen zijnopgelos-é. Deze mineralen z.iiten in de qrond, dus ooU mde bodem van rivieren. Ze lossen op ir, liet rivierwakeren spoelen de oceaan in. F) Is zeewater serdampi toeregenwotken, ty'fé het z^u-t achter. Daarom (s de zeez-out en de reqen zoet.mensen (en dieren) hebben z-oct water nodio om teoverleven. Je hebt vast wel e-tns een film gezien met

-en op een vlo-t op zee : zodra zedrinken om hum dorst te lessen zijn ze

dode opgeschreven '. Zoué érefc-é water aan : netneemt vocht op. He,t trekt ais het ware he±- waterin ons lichaam 3.0. n t waardoor u/e steeds /neer dorsikrüq enmaar hoe doen vissen dêt dan ?Zou t wat er v i SS en hebben minder zout in tiun bloed danne£ zeewater \vaarm ^e zwemmen. Ze verliezen dusvvater. D^rorr» plassen zc.(tyna)nooiti anders zoudenxe uitclrooen.

Groesbeeks Milieujournaal 112

35

j zoel rtaiervissen \s hel precies andersom.- ze hebbeneer zout tn hun bloed dan het water om hen heen.

Hierdoor krijgen ze water in hun bloed. Daarono drinkenze byna met en plassen zejuCst veel ' ^TT^Slecht enkele soorten vissen .' * M I T li * / ^ ^L«f JKunnen in zout en z.oeé water ; ^s.* «Ijleven. Palingen en zalmen leven '̂̂ - N/^A- —U«ieen dee/ i/an hun locstaan in zoetwater en een anc(er deel in

is bjzonder spul- Niet alleen bevriest hetminder snel dan 'gewoon' waler (daarom strooien mensenook zout op hun bevroren sèoepje), msar het is ookzwaarder dan 'zoet' u/ster.In de oceaan {s het water bovenin het minst zout.Op de bodem is het water het zouts-t ; hetzoutere water zakt naar beneden-Probeer eens dit e-envoudi^e proefje-Je hebt nodig: - een qlazen korr> met water

- een gekookt e/̂ u^ /N,- zout r^ H (^J~ -een lepel

ntè ei in heé waker zakken-oebeurt er mei heb ef ?

toe niet de lepel een beetje zout (oj het water.Roer voorz.i~chtCQ • 6a door tot er iets raars cjebeurt.Je zutt zien dat het ei'qaat cfruVen. Hoe, kan dit nu?Een oekookt: e\ een arotere dichthet'd dan wateren -zal 2/nken- HOaar als vje zoni (n h&t wa>ter oplossenwordt het water sbeeds 'dikker'. De dichtheid van hetwater neemt éoe, en wordt geluk (p f q roker} dan dievan he-t ei. Hierdoor zal het ei qaan 'zweven' endrüV-en op net water,lehebt vast wel eens gehoord v/an de Dode 2se.

r>eze zee is z</ zout Cdus : zó'dik') dat je er heelmakkelijk op bltift drijven '. Det als het ei in de. proer-

Groepjes en<n& Veel water drinken, dai i's qoed soorjê.

de

36 KLEURPLAAT

Croesbeeks Milieujournaal 112