Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2...

30
Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo Website: http://vakken.fiorettileerling.nl/fio/natuurkunde Naam: Klas:

Transcript of Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2...

Page 1: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Werkboek natuur- en scheikunde

2 havo/vwo

Website: http://vakken.fiorettileerling.nl/fio/natuurkunde

Naam:

Klas:

Page 2: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

2

Inhoudsopgave

Nask op het Fioretticollege. ....................................................................................... 4

Hoofdstuk 1 Natuur- en scheikunde ........................................................................... 5

Experiment 1.1: Prisma (demo) ............................................................................. 5

Experiment 1.2: Calcium en natrium (demo) ........................................................... 6

Huiswerkopdrachten § 1.2 Waarom natuur- en scheikunde? .................................... 7

Experiment 1.3: Leeglopende fles ........................................................................ 10

Experiment 1.4: Leren meten .............................................................................. 11

Experiment 1.5: Massa van lucht ......................................................................... 12

Huiswerkopdrachten § 1.3 Waarnemen en meten ................................................. 12

Vaardigheid: Diagrammen tekenen ...................................................................... 20

Fioretti-experiment: Verwarmen van water ........................................................... 22

Experiment 1.6: Geleiding ................................................................................... 24

Huiswerkopdrachten § 1.4 Experimenten: hoe en waarom ..................................... 25

Vaardigheid: Verslag maken ................................................................................ 27

Experiment 1.7: Slingerproef ............................................................................... 28

Huiswerkopdrachten § 1.5 Schommelen en slingeren ............................................ 30

Hoofdstuk 2: Licht en kleur ..................................................................................... 31

Experiment 2.1: Heeft elke lichtbron dezelfde eigenschappen? .............................. 32

Experiment 2.2: Wanneer zie je licht en wanneer zie je voorwerpen? ..................... 33

Huiswerkopdrachten § 2.2 Lichtbronnen ............................................................... 34

Huiswerkopdrachten § 2.3 Kleuren ....................................................................... 40

Experiment 2.5: Schaduw .................................................................................... 42

Huiswerkopdrachten bij § 2.4 Schaduw ................................................................ 44

Experiment 2.6: Weerkaatsing in een spiegel ........................................................ 47

Experiment 2.7: Spiegeling .................................................................................. 48

Experiment 2.8: Tekenpracticum schaduw en spiegeling ....................................... 49

Huiswerkopdrachten bij § 2.5 Spiegels ................................................................. 52

Huiswerkopdrachten bij § 2.6 Onzichtbare straling ................................................ 52

Proef 6.0: Stoffen herkennen ............................................................................... 57

Huiswerkopdrachten § 6.1 Stoffen herkennen ....................................................... 58

Proef 6.1: Molecuultheorie ................................................................................... 59

Page 3: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

3

Huiswerkopdrachten § 6.2 Moleculen ................................................................... 61

Proef 6.2: Afkoeling ............................................................................................ 63

Huiswerkopdrachten § 6.3 De drie toestanden van stoffen .................................... 64

Proef 6.3a: Dichtheid .......................................................................................... 67

Proef 6.3b: Dichtheid .......................................................................................... 68

Proef 6.3c: Dichtheid ........................................................................................... 72

Huiswerkopdrachten § 6.4 Dichtheid .................................................................... 74

Proef 6.4a: Demonstratieproef: Mengen van olie en water ..................................... 79

Proef 6.4b: De dichtheid van een vloeistof ............................................................ 80

Proef 6.5: Zinken en drijven................................................................................. 82

Huiswerkopdrachten § 6.5 Drijven en zinken ........................................................ 83

Extra Proef 6.6: Grootte van moleculen-1 .......................................................... 85

Extra Proef 6.6: Grootte van moleculen-2 .......................................................... 86

Extra Proef 6.6: Grootte van moleculen-3 .......................................................... 87

Page 4: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

4

Nask op het Fioretticollege.

In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak natuur- en scheikunde (nask). Bij dit vak gebruiken we op school een leerboek en een werkboek. Als leerboek gebruiken we: “natuur- en scheikunde overal 2 havo/vwo”. In dit boek staat de theorie en een korte beschrijving van veel experimenten. Naast het leerboek gebruiken we een werkboek met practica en huiswerkopdrachten. Dit werkboek is door een aantal natuurkundeleraren van verschillende scholen gemaakt. Alles wat je moet opschrijven en onthouden komt in het werkboek. Je hoeft dus voor nask geen apart schrift te hebben. Tijdens de lessen moet je altijd je schrift, een rekenmachine, een pen, een potlood en een geodriehoek bij je hebben. Werk in dit werkboek met potlood, zodat je foutjes kunt verbeteren. Om veilig practica te kunnen doen, zijn er wat regels, speciaal voor in het practicum lokaal.

1. Er mag beslist niet gegeten of gedronken worden in het lokaal. Sommige stoffen waar we mee werken zijn ongezond wanneer je die binnenkrijgt. Was daarom na het practicum altijd eerst je handen voor je gaat eten.

2. Vanwege de veiligheid draag je tijdens de les geen jas of pet. Jassen, tassen en petten mogen ook niet in het lokaal slingeren. Het is ook niet de bedoeling dat je tijdens het practicum onnodig gaat lopen in het lokaal. Als er gewerkt wordt met hete of bijtende stoffen levert dit extra risico op.

3. Telefoons, mp3-spelers en oortjes stop je in je tas en mogen tijdens de les niet zichtbaar zijn. Alleen de spullen die je nodig hebt liggen op je tafel.

4. Je gaat voorzichtig om met de apparatuur. Je luistert naar de uitleg van de docent of de TOA (technisch onderwijs assistent) en volgt hun aanwijzingen nauwkeurig op.

5. Indien apparatuur kapot gaat, meld je dit bij de leraar of de TOA. Soms gaan dingen stuk terwijl je er zelf niet veel aan kunt doen. Wanneer je iets stuk maakt, door onvoorzichtigheid, of omdat je met je klasgenoten zit te klieren, of omdat je tijdens de uitleg van het practicum niet op zat te letten, sturen we je ouders een rekening voor de kosten van reparatie of vervanging van het betreffende apparaat.

6. Alle practica maken onderdeel uit van het lesprogramma. Wanneer je door ziekte of doktersbezoek een practicum hebt gemist, maak je met je leraar een afspraak over hoe je dit kunt inhalen.

7. Meestal doe je een practicum met zijn tweeën maar soms met een grotere groep. Werk goed samen en noteer alles in je eigen practicumboek. Wanneer het practicum klaar is, ruim je samen de apparatuur op en lever je het in op dezelfde manier als je het gekregen hebt.

Page 5: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

5

Hoofdstuk 1 Natuur- en scheikunde

Experiment 1.1: Prisma (demo)

vraag Wat gebeurt er als licht door een prisma gaat?

doel Waarnemen

inleiding Wanneer „s winters de zon laag aan de hemel staat en door de woonkamer heen schijnt, dan zie je vaak ook allerlei kleurige lichtvlekken, ook waar het zonlicht niet komt, bijvoorbeeld op het plafond. Hoe ontstaan deze kleuren?

uitvoering Voor deze proef gebruiken we een prisma en een lichtkastje. De TOA maakt het lichtkastje een smelle lichtbundel en laat die door het prisma vallen. Het licht komt nadat het door het prisma gegaan is op een scherm of op het plavond. Bij een bepaalde stand van het prisma ontstaan er op het scherm (of plafond) verschillende kleuren. Maak hieronder een tekening van de opstelling.

Teken en kleur hieronder welke kleuren je ziet.

Page 6: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

6

Experiment 1.2: Calcium en natrium (demo)

vraag Wat gebeurt er als je calcium en natrium laat reageren met water?

doel Waarnemen.

inleiding Als je suiker in water doet, lost het op. Is het suiker dan een andere stof geworden? Ja/Nee, want __________________________________________________________ __________________________________________________________ Wat gebeurt er als je het water laat verdampen? __________________________________________________________ __________________________________________________________ Sommige stoffen doen iets heel anders met water: ze reageren ermee.

uitvoering De docent of TOA doet een stukje calcium in koud water. Wat zie je ? __________________________________________________________ De docent of TOA doet een stukje calcium in warm water. Wat is er anders dan in het koude water? __________________________________________________________ Er ontstaat waterstofgas. Hoe kun je zien dat er een gas ontstaat? __________________________________________________________ Nu doet de docent of TOA een stukje natrium in een grote bak met water. Wat zie je? __________________________________________________________ Daarna doet de docent of TOA een stukje natrium op een filterpapiertje in de bak met water. Wat zie je? __________________________________________________________ Bekijk het filmpje van “Brainiac alkali metals” op het internet. Welke stof reageert het heftigst met water? __________________________________________________________ __________________________________________________________

Page 7: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

7

Huiswerkopdrachten § 1.2 Waarom natuur- en scheikunde?

Let op: in dit boek moet je voor je huiswerk regelmatig op internet kijken. Als er staat site van het boek, dan bedoelen we http://2hv.naskoveral.epn.nl (zonder www dus). Zet deze site bij je favorieten. Van andere sites geven we het volledige adres.

1. Kijk op de site van het boek bij Hoofdstuk 1, en klik op Steaming vents. Speel het filmpje af.

a. Geef een korte beschrijving van wat een steaming vent is.

_________________________________________________________

b. Schrijf zeven waarnemingen op die je hebt gedaan bij het kijken naar dit filmpje.

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

2. Kijk op de site van het boek bij Hoofdstuk 1 en klik op Links bij dit hoofdstuk naar interessante sites.

a. Zoek uit hoe een steaming vent ontstaat en schrijf dat hieronder op.

_________________________________________________________

_________________________________________________________

b. Kijk bij de site van thinkquest voor meer interessante verschijnselen. Geef een korte beschrijving van een ander verschijnsel dat jij interessant vindt.

_________________________________________________________

_________________________________________________________

Page 8: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

8

3. Beantwoord de volgende vragen. a. Wat zijn andere namen voor natuurkunde en scheikunde in het

Nederlands?

_________________________________________________________

b. Hoe heten natuurkunde en scheikunde in het Engels?

_________________________________________________________

c. Hoe heet natuurwetenschap in het Engels?

_________________________________________________________

4. Licht is een vorm van straling. a. Waaruit blijkt dat licht niet door je heen gaat?

_________________________________________________________

In het ziekenhuis gebruiken ze straling die wel door je heen gaat.

b. Hoe heet die straling? _________________________________________________________

5. Bekijk op de site van het boek het onderdeel Heelal van §1.2. Als het onderdeel op de site niet werkt kun je ook naar http://library.thinkquest.org/19115/data/dutch/normal/step2.htm

a. Doe de opdrachten die op de site staan. b. Wat zie je bij 109 (Step 9)?

_________________________________________________________

c. Staan er echt lijnen in de ruimte voor de planeten?

_________________________________________________________

d. Kun je in het plaatje bij 1026 onze Melkweg nog aanwijzen? _________________________________________________________

6. In de Verenigde Staten wordt het ruimteonderzoek gedaan door NASA. Europa heeft ook zo'n organisatie. Hoe heet die en waar is het hoofdkantoor? _________________________________________________________

Page 9: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

9

7. Vraag thuis aan je vader of moeder waar jullie (sommige van) de volgende stoffen bewaren: aceton, terpentine, ammonia, wasbenzine, thinner.

a. Teken van 2 van deze stoffen na welke pictogrammen op de fles staan. Schrijf erbij om welke stof het gaat.

Vraag je docent om een exemplaar van het informatieboek BINAS. Kijk in tabel 97B. Daar staan gevaarsymbolen die men op chemicaliën gebruikt.

b. Welke symbolen zou jij op een pot met kalium zetten?

8. Je bent aan het wokken op het gasfornuis. Opeens slaat de vlam in de pan.

a. Waarom mag je deze brand niet met water blussen?

_________________________________________________________

b. Hoe kun je de brand dan blussen?

_________________________________________________________

9. Bedenk van onderstaande dingen of ze met natuurkunde, scheikunde of allebei

te maken hebben.

a. Een kaars brandt. __________________________________________

b. Je bakt een cake. __________________________________________

c. Je brandt een cd. __________________________________________

d. Je verbrandt oude liefdesbrieven. ______________________________

e. Je ziet een vallende ster. ____________________________________

f. In een glas limonade smelt een ijsblokje. ________________________

g. Je stemt je gitaar. __________________________________________

10. Doe op de site van het boek het Rondje natuurwetenschappen van §1.2.

Page 10: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

10

Experiment 1.3: Leeglopende fles

vraag Hoe loopt een fles het snelste leeg?

inleiding We willen weten waar het van af hangt, hoe snel een fles leegloopt. We onderzoeken dit eerst door gebruik te maken van speciale flessen: die hebben een slang aan de onderkant met een kraantje. Zo kunnen we makkelijk waarnemen hoe lang het duurt om een fles te laten leeglopen. Daarna gaan we een echte fles gebruiken. Die moeten we omkeren om leeg te latenlopen. Dit is lastiger maar wel echter.

uitvoering Eerste deel: de flessen met de slangetjes. Doe eerst een voorspelling: welke fles denk jij dat het snelste leeg is? (Omcirkel jouw voorspelling) Ik denk: de fles met het lange slangetje de fles met het korte slangetje dat het niet uitmaakt. Waarneming: ________________________________________ Mijn voorspelling was goed/fout. Nu gaan we uitzoeken, waarom het zo is. Zou de lengte van het slangetjes ertoe doen of de hoogte van het uiteinde? We leggen het slangetje in een bocht, zodat het uiteinde de hoogte krijgt van het korte slangetje. We doen de proef opnieuw. Waarneming: ________________________________________ Nu kun je een conclusie trekken: hoe snel een fles leegloopt, hangt af van ________________________________________________________

verwerking Nu gaan we een echte fles onderzoeken. De fles gaat eerst vol en we keren hem om. Meet de leeglooptijd: _______________________________________ Wat heb je waargenomen tijdens het leeglopen? ________________________________________________________ Zou dit het leeglopen bemoeilijken? Ja, nee, want ________________________________________________________ Nu laten we de fles ook bewegen. Meet weer de leeglooptijd: ___________________________________ Kun je verklaren waarom de fles nu sneller leegloopt? Ja/nee, want ________________________________________________________

Page 11: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

11

Experiment 1.4: Leren meten

onderzoek Hoe kun je bij jezelf lengte, tijd en massa meten?

1. Meet de lengte van alle leden van je groepje. Noteer je lengte in een tabel.

Je bent _________ m lang. De langste leerling is _____________ met een lengte van ___________m.

Naam

lengte (m)

2. Meet je massa. Noteer je massa in een tabel:

Je bent ______ kg. De lichtste leerling in de groep is _________ met een massa van_____ kg.

Naam

massa (kg)

3. Meet hoe lang je je adem in kunt houden. Ademtijd = ___________ s.

4. Beantwoord de volgende vragen: a. Met welk instrument meet je je lengte?

____________________________

b. Wat is de eenheid van lengte? ____________________________

c. Met welk instrument meet je je massa? ____________________________

d. Wat is de eenheid van massa? ____________________________

e. Met welk instrument meet je je temperatuur? ____________________________

f. Wat is de eenheid van temperatuur? ____________________________

g. Met welk instrument meet je hoe lang je je adem in kunt houden? ____________________________

h. Wat is de eenheid van tijd?

____________________________

Page 12: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

12

Experiment 1.5: Massa van lucht

Vraag Hoeveel is de massa van 1 liter lucht?

Inleiding Lucht is overal om ons heen en vooral boven ons. Weegt lucht iets? Hoeveel kilogram lucht van de dampkring drukt op ons? Dat zijn een paar vragen die bij je kunnen opkomen als je over lucht nadenkt.

Uitvoering We wegen alles in lucht. Dus eigenlijk wegen we altijd de lucht mee: de groenteman die een tros druiven weegt en de gewichtheffer die zich voor de wedstrijd weegt. Hoe kunnen we de lucht apart wegen? Door lucht te vergelijken met niets. Niets heet ook vacuüm. We nemen een bol die we met een kraantje kunnen afsluiten. We sluiten hem aan op de luchtpomp en pompen alle lucht eruit. Kraantje dicht en we hebben een bol met helemaal niets erin. We hangen de bol aan een kant van een balans en leggen op de schaal aan de andere kant massastukjes totdat de balans in evenwicht is. We weten nu de massa van alleen het glas en het kraantje. Kraantje open en lucht erin laten. De balans is nu niet meer in evenwicht. Plaats nu massastukjes bij totdat de bol in evenwicht is. De lucht in de bol heeft dus een massa van ______________________ In de bol zit ________liter lucht. Hoe zouden we dat gemeten hebben? _________________________________________________________ Hoeveel is de massa van 1 liter lucht? _________________________________________________________ De dampkring is ongeveer 10 km hoog. Hoeveel liter lucht zit er dan boven 1 cm² tafel? _________________________________________________________ _________________________________________________________ Hoeveel kilogram lucht drukt er dus op 1 cm² tafel? _________________________________________________________ Waarom zakt de tafel niet door? _______________________________

Huiswerkopdrachten § 1.3 Waarnemen en meten

11. Bekijk bovenstaande figuur. a. Welke lijn is volgens jou het langst?

Page 13: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

13

_________________________________________________________

b. Hoe kun je nagaan of je antwoord van vraag a klopt? _________________________________________________________

12. Doe op de site van het boek de opdrachten bij Gezichtsbedrog.

13. Wat is een onderzoeksvraag? ______________________________________________________________ ______________________________________________________________

14. Veel leerlingen halen nog wel eens onderstaande begrippen door elkaar. Schrijf dus goed de antwoorden op en leer ze uit je hoofd.

a. Wat is een grootheid? _________________________________________________________ _________________________________________________________

b. Wat is een eenheid? _________________________________________________________ _________________________________________________________

c. Wat verstaan we onder meten? _________________________________________________________ _________________________________________________________

Page 14: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

14

15. Maak de tabel hieronder compleet.

Grootheid Eenheid Meetinstrument

lengte

bar

maatcilinder

massa

stopwatch

graad

kracht

thermometer

vierkante meter

snelheid

16. Beantwoord de volgende vragen. a. Wat is de inhoud van een pak melk?

_________________________________________________________

b. Wat is het volume van een pak melk? _________________________________________________________

17. De NASA stuurt een astronaut de ruimte in. a. De astronaut in de ruimte is in ____________________ toestand.

b. Hoe groot is zijn gewicht dan? ________________________________

c. En zijn massa, is die ook verdwenen?___________________________

d. Wat bedoelen we met gewicht en wat met massa? Leg het in je eigen

woorden duidelijk uit. _________________________________________________________ _________________________________________________________

Page 15: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

15

18. Eenheden gebruik je onder andere om grootheden te vergelijken. Daarvoor

moeten er wel duidelijke afspraken zijn. a. Hoe is in 1796 afgesproken hoe lang een meter is?

_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________

b. Hoe lang duurt een seconde volgens de afspraken in 1884. _________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

c. Hoe heeft men afgesproken hoeveel een graad Celsius is?

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

d. Hoe zwaar is een kilogram volgens de afspraken in 1796?

_________________________________________________________

_________________________________________________________

_________________________________________________________

19. Lees de meetinstrumenten hieronder af.

a b c

Page 16: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

16

d e f

g h i

20. Doe op de site van het boek het programma Schuifmaat.

21. Doe op de site van het boek het programma Omrekenen eenheden. Als je weer weet hoe het omrekenen gaat kun je de opgaven hieronder gaan maken.

22. Reken om:

a. 1600 m = _ _ _ _ _ _ km

b. 5,2 km = _ _ _ _ _ _ m

c. 0,84 km = _ _ _ _ _ _ hm

d. 1,6 m = _ _ _ _ _ _ cm

e. 14,5 dm = _ _ _ _ _ _ cm

f. 82,3 m = _ _ _ _ _ _ cm

g. 56,7 mm = _ _ _ _ _ _ cm

h. 0,23 hm = _ _ _ _ _ _ cm

i. 74560 mm = _ _ _ _ _ _ km

j. 132 dam = _ _ _ _ _ _ mm

Page 17: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

17

23. Reken om:

a. 82 g = _ _ _ _ _ _ kg

b. 0,46 kg = _ _ _ _ _ _ dg

c. 2 hg = _ _ _ _ _ _ dg

d. 845 dag = _ _ _ _ _ _ kg

e. 0,35 g = _ _ _ _ _ _ mg

f. 0,00075 g = _ _ _ _ _ _ mg

g. 138400 mg = _ _ _ _ _ _ kg

h. 145,8 dg = _ _ _ _ _ _ g

24. Reken om: a. 821 ms = _ _ _ _ _ _ s

b. 32,46 s = _ _ _ _ _ _ ms

c. 245 s = _ _ _ _ _ _ das

d. 2,1 min = _ _ _ _ _ _ s

e. 8,5 u = _ _ _ _ _ _ min

f. 10 u = _ _ _ _ _ _ s

g. 1,7 u = _ _ _ _ _ _ s

h. 2000 s = _ _ _ _ _ _ u

25. Reken om: a. 3,1 m² = _ _ _ _ _ _ cm²

b. 0,08457 km² = _ _ _ _ _ _ m²

c. 860 mm² = _ _ _ _ _ _ cm²

d. 20000 dam² = _ _ _ _ _ _ km²

e. 0,0056 dm² = _ _ _ _ _ _ mm²

f. 998,6 mm² = _ _ _ _ _ _ hm²

26. Reken om: a. 82 cm³ = _ _ _ _ _ _ dm³

b. 3600 mm³ = _ _ _ _ _ _ cm³

c. 745000 mm³ =_ _ _ _ _ _ dm³

d. 0,4 m³ = _ _ _ _ _ _ cm³

e. 840 m³ = _ _ _ _ _ _ km³

f. 0,0738 m³ = _ _ _ _ _ _ cm³

Page 18: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

18

27. Reken om: a. 200 mL = _ _ _ _ _ _ dL

b. 8,4 L = _ _ _ _ _ _ cL

c. 246 hL = _ _ _ _ _ _ L

d. 0,72 dL = _ _ _ _ _ _ mL

e. 6 kL = _ _ _ _ _ _ mL

f. 280 mL = _ _ _ _ _ _ L

g. 36 L = _ _ _ _ _ _ kL

28. Reken om: a. 200 mL = _ _ _ _ _ _ cm³

b. 3,84 dL = _ _ _ _ _ _ cm³

c. 24 cL = _ _ _ _ _ _ dm³

d. 0,084 L = _ _ _ _ _ _ cm³

e. 720 mL = _ _ _ _ _ _ dm³

f. 0,84 dm³ = _ _ _ _ _ _ mL

g. 2,7 cm³ = _ _ _ _ _ _ mL

h. 8100 mm³ = _ _ _ _ _ _ L

29. Reken om: a. 1030 mbar = _ _ _ _ _ _ bar

b. 0,26 kN = _ _ _ _ _ _ N

c. 840 mg = _ _ _ _ _ _ kg

d. 45 dB = _ _ _ _ _ _ B

e. 1,7 mSv = _ _ _ _ _ _ Sv

f. 850 ìm = _ _ _ _ _ _ mm

g. 0,05 g = _ _ _ _ _ _ mg

h. 50000 s = _ _ _ _ _ _ d

i. 0,082 ha = _ _ _ _ _ _ da

j. 8400 m² = _ _ _ _ _ _ ha

Page 19: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

19

30. Welke grootheden horen bij de getallen op onderstaande verkeersborden? Zet ook de goede eenheden erbij.

a b c

d e f

31. Je kunt nu op de site van het boek de Deeltoets (1) maken.

Page 20: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

20

Vaardigheid: Diagrammen tekenen

Met een diagram laten we in de natuur- en scheikunde zien wat we gemeten hebben. Goede diagrammen maken is dus heel belangrijk. Een diagram is het geheel van grafiekpapier, assen, titels en de lijn die aangeeft wat er precies gemeten is. Die lijn noemen we een grafiek. Deze afspraak wordt gebruikt in de methode die we op het Fioretticollege gebruiken. Andere mensen gebruiken het woord grafiek voor het hele diagram. Ook je docent zal zich wel eens vergissen. Een diagram teken je met potlood, op rooster- of grafiekenpapier. Rechte lijnen teken je met een liniaal of geodriehoek. Een diagram bij NASK heeft de volgende eigenschappen: - een titel - bij de assen - wat er bij elke as uitgezet wordt - de eenheid - getallen bij de assen (per hokje van een centimeter alleen 1 of 2 of 5 of tienvouden hiervan zoals 500 of 0,02) - meetpunten aangegeven met een kruisje in het diagram - een vloeiende lijn die zo goed mogelijk bij de meetpunten past.

Vragen: Wat zet ik op de horizontale as en wat op de verticale as? Horizontaal wat je in je experiment ingesteld hebt, verticaal wat je gemeten hebt. Wat is een vloeiende lijn? Een vloeiende lijn is een lijn die zo goed mogelijk bij de meetpunten past. Hij loopt niet van punt tot punt, maar je tekent hem in één keer zo goed mogelijk passend bij de punten. Wanneer het niet lukt om de lijn door de punten te tekenen, omdat ze schots en scheef liggen, zorg je ervoor dat er ongeveer evenveel punten boven en onder de lijn liggen. Wanneer moet ik een rechte lijn tekenen? Wanneer de punten ongeveer op een rechte lijn liggen, trek je een rechte lijn met een liniaal, die zo goed mogelijk bij de punten past (ongeveer even veel punten boven en onder de lijn). Wanneer je ook zeker weet dat het punt (0,0) bij de grafiek hoort, teken je een rechte lijn door de oorsprong. Mag ik de as onderbreken? Alleen in bijzondere gevallen. Alleen de verticale as, nooit de horizontale as. Het heeft alleen zin wanneer je meetpunten bijv. tussen de 100 en de 110 liggen. Niet omdat je twee cm tekort komt op je grafiekenpapier. Je mag de grafiek dan nooit doortrekken tot de horizontale as. Doe het liever niet. Je kunt teveel fouten maken. Hoe groot moet het diagram zijn? Minimaal een kwart blaadje. Belangrijke diagrammen met veel meetpunten mag je ook op een heel blaadje tekenen.

Page 21: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

21

1. Jack heeft het volgende gemeten:

A B

3 35

6,6 70

9,2 120

12,4 150

15,6 160

17 220

Teken het diagram hiernaast. 2. Annemarie heeft een ander verband gemeten:

C D

10 0,05

24 0,12

36 0,20

52 0,42

65 0,65

78 1,04

Teken het diagram hiernaast. 3 .Rosanne heeft ook twee grootheden gemeten:

E F

2,0 14

4,8 28

7,4 36

9,0 41

11,6 44

14,8 50

Teken het diagram hiernaast.

Page 22: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

22

Fioretti-experiment: Verwarmen van water

Vraag Wat gebeurt er wanner je water gaat verwarmen?

Doel Waarnemen en veilig werken

Uitvoering Let eerst op de uitleg van de TOA. Vul daarna de maatbeker met genoeg water. Zet het verwarmingselement in het bekerglas en steek de stekker in het stopcontact. Druk de stopwatch in. Noteer om de halve minuut de temperatuur en wat je ziet aan het water.

tijd (min) temperatuur (ºC) Waarneming

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

5,0

5,5

6,0

6,5

7,0

7,5

8,0

8,5

9,0

9,5

10,0

10,5

11,0

11,5

12,0

Page 23: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

23

Page 24: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

24

Experiment 1.6: Geleiding

Vraag

_________________________________________________________ _________________________________________________________

Inleiding Je hebt een lampje, wat draadjes, één batterij en wat plaatjes materiaal. Je moet onderzoeken wat er nodig is om het lampje te laten branden. Om het lampje te laten branden moet je de batterij via draden verbinden aan het lampje. Zoiets noemen wij een schakeling. Een schakeling teken je met symbolen. Een batterij geven we aan met het symbool ┤■ . Een lampje is het

symbool . . Bedenk een onderzoeksvraag en vul hem hierboven in.

uitvoering Als je een schakeling hebt gemaakt, moet je één draad bij de batterij los laten zitten. Laat dan eerst je schakeling controleren door de leraar of door de TOA (technisch onderwijs assistent). Maak eerst de schakeling van figuur A: Waarneming: ____________________ Maak dan de schakeling van figuur B. Probeer verschillende materialen uit. Schrijf je waarnemingen in de tabel op:

materiaal waarneming

Conclusie: Er zijn behalve een batterij nog twee dingen nodig om een lampje te laten branden. Dat zijn: ______________________________________ _________________________________________________________

Page 25: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

25

Huiswerkopdrachten § 1.4 Experimenten: hoe en waarom

32. Beantwoord de volgende vragen. a. Wat is het verschil tussen een opzoekvraag en een onderzoeksvraag?

_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________

b. Wat is een hypothese? _________________________________________________________

c. Wat is een conclusie? _________________________________________________________

33. Sommige ontdekkingen worden bij toeval gedaan. Kijk op de site van het boek bij Toevallige ontdekkingen.

34. Maak de volgende zinnen af. a. Stoffen die elektriciteit doorlaten noemen we _ _ _ _ _ _ _ _.

b. Stoffen die elektriciteit niet doorlaten noemt men _ _ _ _ _ _ _ _.

c. Stoffen die warmte doorlaten noemen we _ _ _ _ _ _ _ _.

d. Stoffen die warmte niet doorgeven noemen we _ _ _ _ _ _ _ _.

e. Stoffen die licht doorlaten noemt men _ _ _ _ _ _ _ _.

f. Stoffen die licht tegenhouden noemen we _ _ _ _ _ _ _ _.

Page 26: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

26

35. Er zijn verschillende redenen om een experiment te doen. Vul steeds een passend woord in:

a. het onderzoeken van een _ _ _ _ _ _ _ _.

b. het doen van een _ _ _ _ _ _ _ _.

c. het controleren van een _ _ _ _ _ _ _ _.

d. het doen van nauwkeurige _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _. e. het nabootsen met een _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

36. Lees de onderstaande experimenten en geef aan welk onderdeel van vraag 35 het beste bij het beschreven experiment past.

a. Je kijkt thuis elke week op de gasmeter en je schrijft de stand op. a/b/c/d/e

b. Je hebt vier stoffen en je probeert zo op te lossen in water en benzine. a/b/c/d/e

c. Je gaat water verwarmen en je meet steeds de temperatuur. Op een gegeven moment merk je dat die niet meer hoger wordt. a/b/c/d/e

d. In een schuur bouw je de provincie Zeeland met de Deltawerken na om te zien hoe de dammen de stroming van het water beïnvloeden. a/b/c/d/e

e. Je sluit twee lampjes op een batterij aan. Je verwacht dat ze even fel gaan branden, maar dat blijkt niet zo te zijn. a/b/c/d/e

37. Lees de volgende beroemde experimenten. Geef aan welk onderdeel van vraag 35 het beste bij het beschreven experiment past.

a. Luigi Galvani sloot in 1780 een kikkerpootje aan op een batterij en keek wat er gebeurde. a/b/c/d/e

b. Galileo Galilei bouwde in 1632 een machientje waarmee hij de baan van een weggeschoten knikker kon volgen om te weten te komen waar afgeschoten kanonskogels terecht kwamen. a/b/c/d/e

c. Antoine Lavoisier gebruikte in 1790 een balans bij scheikundige proeven. Door te wegen ontdekte hij dat de massa niet verandert bij een reactie. a/b/c/d/e

d. Lise Meitner ontdekte in 1938, dat de stof uranium door bestraling in de stof barium kan veranderen. a/b/c/d/e

Page 27: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

27

Vaardigheid: Verslag maken

Als je een proef doet, dan schrijf je altijd je waarnemingen op. Dus niet alleen de metingen, maar ook alles wat je opvalt bij het doen van de proef. Metingen verwerk je in een diagram als dat kan. Meestal schrijf je metingen op een apart meetblaadje op. Het diagram maak je op grafiekpapier. Jij weet waar de metingen over gaan en wat het diagram betekent. Maar iemand anders kan dat aan een diagram op een los blaadje niet zomaar zien. Daarom maken wij als wetenschappers ook een verslag van een proef. Een verslag is een officieel rapport van een proef die je gedaan hebt. In het verslag kan iemand anders die de proef niet gedaan heeft, duidelijk lezen hoe jij de proef hebt uitgevoerd. En ook wat jij hebt gemeten. Degene die het verslag leest hoeft ook niet zelf te gaan puzzelen, wat het resultaat van de proef is: jij hebt het denkwerk al gedaan en ook opgeschreven. Dat heet een conclusie. Een verslag moet dus om te beginnen leesbaar zijn. Dat het verslag een logische indeling heeft, is ook vanzelfsprekend: eerst metingen en dan pas de conclusie. De proef die je hebt gedaan heeft altijd een doel: dat is de onderzoeksvraag. Die schrijf je dus aan het begin van je verslag. De lezers van jouw verslag hebben ook niet altijd een levendige fantasie: teken dus hoe de opstelling waarmee jij je proef deed eruit zag. In het kort moet je dus denken aan de volgende dingen:

1. Een omslag, waarop in ieder geval je naam staat. Geen blaadjes in plastic hoesjes stoppen: zonde van het plastic en dan kan de docent geen aantekeningen maken.

2. de onderzoeksvraag 3. de hypothese (wat jij verwachtte dat er zou gebeuren, voordat je het experiment

gedaan hebt) 4. een tekening van de opstelling 5. een beschrijving hoe je de proef hebt gedaan. Waar heb je op gelet? hoe heb je

gemeten? met welke meetinstrumenten? 6. metingen en waarnemingen. Metingen in een tabel. Een tabel is altijd verticaal

opgebouwd. In de bovenste rij, staan de grootheden die je hebt gemeten en de eenheden waarin je gemeten hebt. Eventueel ook een kolom met een berekende grootheid. In de rijen eronder staan de getallen (zonder eenheden!!)

7. Een diagram, wanneer dat mogelijk is. Die komt direct na je metingen en plak je tussen je verhaal in (en niet ergens achteraan als een los blaadje). Een diagram heeft normale afmetingen (niet te klein en niet te groot: ongeveer een kwart tot een half A4). Wanneer je nauwkeurig wilt aflezen, maak je hem wat groter. Pas op met het onderbreken van je as. Dat is bijna nooit handig en vaak fout!

8. Het resultaat van je proef. Geef aan wat het antwoord is op de onderzoeksvraag en vergelijk je resultaat met de hypothese.

9. Nawoord: hoe ging de proef? kan het volgende keer beter. Heb je nog hulp gehad van mensen die je wilt bedanken?

Page 28: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

28

Experiment 1.7: Slingerproef

Van deze proef moet je een verslag maken. Het verslag mag op de computer gemaakt worden. Grafieken moeten op grafiekpapier of ruitjespapier met de hand worden gemaakt. Op dit blad kun je je metingen opschrijven. Je kunt ook voorlopige conclusies en gedachten opschrijven. Je metingen moeten ook in het verslag.

Proef A Hoe verandert de slingertijd wanneer je de uitwijking groter maakt?

uitvoering Maak een slinger van ongeveer 50 cm. Hang er een massa aan. Geef de massa een uitwijking van 5 cm uit het midden. Laat het los en meet de tijd die nodig is voor 10 slingeringen. Noteer het resultaat in de tabel. Herhaal je meting als je de slinger een uitwijking van 10 cm geeft en een uitwijking van 15 cm. Let er op dat je hierbij de slingerlengte en het aantal gewichtjes steeds hetzelfde laat. Noteer de waarden hiervan naast de tabel. Vul zelf de metingen in de tabel in:

Slingerlengte = cm Aantal massa‟s =

Conclusies/gedachten: _______________________________________________

Proef B Hoe verandert de slingertijd als je het aantal gewichtjes verandert? Let er op dat nu de slingerlengte en uitwijking hetzelfde moeten blijven. Noteer ze ook weer. Vul zelf de metingen in de tabel in:

Slingerlengte = cm Uitwijking = cm

Conclusies/gedachten: _______________________________________________

Page 29: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

29

Proef C Hoe verandert de slingertijd wanneer je de lengte van de slinger verandert?

uitvoering Meet 10 slingertijden bij ten minste vijf verschillende lengtes tussen 20 cm en 100 cm. Noteer de resultaten in de tabel. Begin bij de grootste lengte (100 cm) en maak tijdens het meten meteen een proefgrafiek. Kijk of je voor een goede grafiek nog meer metingen nodig hebt. Vul zelf de metingen in de tabel in:

aantal massa‟s = uitwijking =

Conclusies/gedachten: _______________________________________________

Page 30: Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo · Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo 4 Nask op het Fioretticollege. In de 2e klas krijg je voor het eerst het vak

Fioretticollege Werkboek natuur- en scheikunde 2 havo/vwo

30

Huiswerkopdrachten § 1.5 Schommelen en slingeren

38. Bij de metingen van de slingertijd van een slinger meet je steeds 10x de slingertijd. Leg uit waarom dit nauwkeuriger is dan het meten van één slingertijd. ______________________________________________________________ ______________________________________________________________

39. Op de schommel in een speeltuin schommelen veel verschillende mensen. a. Maakt het voor de slingertijd uit, hoe lang de touwen van de schommel

zijn? ja / nee

b. Maakt het voor de slingertijd uit hoe zwaar de kinderen zijn die erop zitten? ja / nee

c. Maakt het voor de slingertijd uit hoe lang degene is die op de schommel zit? ja / nee

d. Maakt het voor de slingertijd uit hoe hoog je komt? ja / nee

40. Anton en Bernadette onderzoeken een schommel. Anton zegt dat de slingertijd van een schommel 2x zo lang duurt, als de touwen 2x zo lang zijn. Bernadette zegt dat de schommel wel langzamer gaat slingeren als de touwen langer worden, maar niet 2x zo langzaam.

a. Wie heeft er volgens jou gelijk? ______________________________________________________________

b. Leg uit waarom dat volgens jou zo is. ______________________________________________________________ ______________________________________________________________

c. Hoe zouden Anton en Bernadette in de speeltuin kunnen uitpluizen wie van hen gelijk heeft? ______________________________________________________________ ______________________________________________________________

41. Maak op de site van het boek de Puzzel.

42. Je kunt nu op de site van het boek Deeltoets (2) maken.