werkboek groep 6 - derolfgroep.nl · blok 10 56 Ga verder bij op bladzijde 64 van het...
Transcript of werkboek groep 6 - derolfgroep.nl · blok 10 56 Ga verder bij op bladzijde 64 van het...
509280
ISBN 978 90 345 5456 7
9 789034 554567
na
am
werkboek groep 6
6
00_509280_PP_WB_2ST_GR6_OM.indd 1 27/10/17 14:31
blok 10
56 Ga verder bij op bladzijde 64 van het opdrachtenboek.
1
2
les 2
3
× 5 50 500
2
4
6
40
60
× 3 30 300
3
5
7
50
70
× 400 4 40
4
6
8
60
80
×
1 2 64
2 4 (4 x 6)(4 x 20)(4 x 100)
×
3 52 3
(3 x 5)(3 x 30)(20 x 5)(20 x 30)
Per groep € 126,–. Er zijn 4 groepen.
Per doos 35 frikadellen. Er zijn 23 dozen.
Ik doe het zo.
×
1 3 86
×
2 1 84
×
3 24 3
×
4 12 3
×
5 4 36
×
3 0 55
×
3 85 2
×
4 31 9
Vul in.
Reken uit.
Reken uit.
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 56 05/12/2019 09:56
blok 10
Ga verder bij op bladzijde 66 van het opdrachtenboek. 57
les 4
in × 23 uit
10
20
40
80
100
in × 51 uit
10
5
50
60
30
in × 61 uit
10
9
11
5
15
in × 39 uit
10
11
9
5
20
× 50 25 35 70
10
5
20
11
9
× 25 32 44 62
10
20
40
80
11
Denk aan dubbel en de helft of eentje
meer of minder.
Reken uit. Doe het handig.1
Reken uit. Doe het handig.2
Dubbel en de helft. Reken uit.In elk groepje komt steeds hetzelfde antwoord.
10 × 75 = ..................
20 × 75 = ..................
40 × 75 = ..................
80 × 75 = ..................
100 × 75 = ..................
10 × 44 = ..................
5 × .................. = ..................
20 × .................. = ..................
8 × .................. = ..................
4 × 90 = ..................
.................. × 180 = ..................
10 × 32 = ..................
.................. × 64 = ..................
20 × .................. = ..................
8 × 25 = ..................
.................. × 50 = ..................
2 × .................. = ..................
10 × 53 = ..................
9 × 53 = ..................
5 × 53 = ..................
6 × 53 = ..................
11 × 53 = ..................
3
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 57 05/12/2019 09:56
blok 10
58 Ga verder bij op bladzijde 68 van het opdrachtenboek.
les 5
10 zakken met 12 boterhammen met
hagelslag.
9 zakkenmet 12…
5 zakken met 12 boterhammen met pindakaas.
5 × 12 = ..................
10 × 12 = ..................
9 × 12 = ..................
11 × 12 = ..................
35 × 12 = ..................
Reken eerst de keersommen uit. Tel daarna alles op.
1
Bedenk zelf keersommen zoals in opgave 1.2
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
41 × 24 = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
53 × 19 = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
35 × 45 = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
61 × 47 = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
29 × 32 = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
.................. × .................. = ..................
38 × 16 = ..................
10 × 13 = ..................
5 × 13 = ..................
9 × 13 = ..................
11 × 13 = ..................
.................. × 13 = ..................
10 × 22 = ..................
5 × 22 = ..................
9 × 22 = ..................
20 × 22 = ..................
.................. × 22 = ..................
10 × 35 = ..................
5 × 35 = ..................
15 × 35 = ..................
9 × 35 = ..................
.................. × 35 = ..................
10 × 75 = ..................
5 × 75 = ..................
15 × 75 = ..................
9 × 75 = ..................
.................. × 75 = ..................
1 × 12 12 = ..................
2 × 12 12 = ..................
10 × 12 12 = ..................
5 × 12 12 = ..................
.................. × 12 12 = ..................
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 58 05/12/2019 09:56
blok 10
Ga verder bij op bladzijde 70 van het opdrachtenboek. 59
les 7
1
2
geel ijsje
rood ijsje
roze ijsje
jongen meisje
karnemelk melk thee
hagelslag
pindakaas
jam
Er zijn 40 ijsjes.
Welk deel en hoeveel?
Welk deel en hoeveel?
a Er zijn 12 jongens.
Welk deel is dat?
.................. deel.
Welk deel is meisje?
.................. deel.
Hoeveel meisjes zijn dat?
.................. meisjes.
a 20 kinderen drinken melk.
Welk deel is dat? .................. deel.
Welk deel drinkt karnemelk?
.................. deel.
Hoeveel kinderen zijn dat?
.................. kinderen.
Welk deel drinkt geen melk of karnemelk?
.................. deel.
Hoeveel kinderen zijn dat? .................. kinderen.
Hoeveel kinderen drinken karnemelk,
melk of thee? .................. kinderen.
b Welk deel is een geel of rood ijsje?
.................. deel.
Hoeveel gele en rode ijsjes zijn dat?
.................. ijsjes.
Welk deel is een rood en roze ijsje?
.................. deel.
Hoeveel rode en roze ijsjes zijn dat?
.................. rode en roze ijsjes.
b Er zijn 27 boterhammen met hagelslag.
Welk deel is dat? .................. deel.
Welk deel is met pindakaas?
.................. deel.
Hoeveel boterhammen zijn dat?
.................. boterhammen.
Welk deel is met jam en hagelslag samen?
.................. deel.
Hoeveel boterhammen zijn dat?
.................. boterhammen.
Hoeveel boterhammen zijn er in totaal?
.................. boterhammen.
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 59 05/12/2019 09:56
blok 10
60 Ga verder bij op bladzijde 72 van het opdrachtenboek.
1
2
3
les 9
Wat is evenveel?
Kleur het deel. Welk deel is over?
Kleur het deel. Welk deel is over?
312 deel en 1
4 deel. 26 deel en
.................. deel.
420 deel en
.................. deel.
216 deel en
.................. deel.
Kleur 15 deel groen.
Kleur 210 deel geel.
Kleur 410 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 13 deel groen.
Kleur 412 deel geel.
Kleur 212 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 14 deel groen.
Kleur 312 deel geel.
Kleur 312 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 16 deel groen.
Kleur 212 deel geel.
Kleur 612 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 12 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 24 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 23 deel rood.
.................. deel is over.
Kleur 36 deel rood.
.................. deel is over.
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 60 05/12/2019 09:56
blok 10
Ga verder bij op bladzijde 74 van het opdrachtenboek. 61
les 10
?
karnemelk
melk
thee
water
hagelslag
pindakaas
jam
kaas
worst
Welk deel en hoeveel?Schrijf het deel steeds op 2 manieren op.
1
Welk beleg?
16 deel van de boterhammen is belegd met ...................................................... of ...................................................... 13 deel van de boterhammen is belegd met ..................................................................................................................... 1
12 deel van de boterhammen is belegd met .................................................................................................................. 14 deel van de boterhammen is belegd met .....................................................................................................................
12 kinderen drinken melk. Welk deel is dat?
................. deel of .................. deel.
Welk deel drinkt karnemelk?
.................. deel of .................. deel.
Hoeveel kinderen zijn dat? .................. kinderen.
Welk deel drinkt geen karnemelk of water?
.................. deel of .................. deel.
Hoeveel kinderen zijn dat? .................. kinderen.
Welk deel drinkt melk, water of karnemelk? .................. deel of .................. deel.
Hoeveel kinderen zijn dat? .................. kinderen.
Hoeveel kinderen drinken karnemelk, melk, thee of water? .................. kinderen.
Hoeveel kinderen zijn er in totaal? .................. kinderen.
2
10_509280_PP_WB_2ST_GR6_BL10.indd 61 05/12/2019 09:56
oefenen blok 10
103
1 a Reken uit. Doe het snel.
b Vul in.
55 – 34 = …………
97 – 46 = …………
74 – 15 = …………
62 – 43 = …………
83 – 44 = …………
38 – 19 = …………
67 – 28 = …………
53 – 34 = …………
80 – 45 = …………
71 – 42 = …………
69 – 19 = …………
54 – 25 = …………
73 – 33 = …………
85 – 51 = …………
92 – 63 = …………
54 – 35 = …………
77 – 48 = …………
45 – 26 = …………
78 – 59 = …………
73 – 34 = …………
62 – 13 = …………
83 – 54 = …………
44 – 39 = …………
90 – 71 = …………
77 – 48 = …………
in – 13 – 19 – 26 uit
58
97
in – 13 – 19 – 26 uit
86
61
2 Reken uit.
juni
week 22 23 24 25 26
ma 7 14 21 28
di 1 8 15 22 29
wo 2 9 16 23 30
do 3 10 17 24
vr 4 11 18 25
za 5 12 19 26
zo 6 13 20 27
3 Kijk op de kalender. Vul in.
a 30 mei valt op een ………….........….....………dag en 10 juli op
een …………….......…....……dag.
b Annerie is jarig op 16 juni. Ze viert haar verjaardag op de
volgende zaterdag. Dat is op ………………………………………….
c De eerste zondag van de volgende maand valt
op ………………………………………….
d Ellis is jarig op de laatste dag van de vorige maand. Zij is
jarig op ………………………………………… en dat is een …….......………………dag.
482
+ 347544
+ 346566
+ 228643
+ 257
13_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 10313_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 103 05/12/2019 10:1005/12/2019 10:10
blok 10 oefenen
104
5 Reken onder elkaar uit.
4 a Reken uit. Doe het snel.
b Vul in.
65 – 39 = …………
42 – 24 = …………
56 – 38 = …………
42 – 26 = …………
85 – 59 = …………
54 – 35 = …………
63 – 25 = …………
48 – 29 = …………
64 – 35 = …………
73 – 59 = …………
83 – 44 = …………
93 – 74 = …………
53 – 27 = …………
82 – 43 = …………
43 – 29 = …………
71 – 56 = …………
87 – 68 = …………
90 – 41 = …………
55 – 36 = …………
98 – 79 = …………
in – 23 uit
60
72
91
in – 25 uit
41
62
84
in – 27 uit
52
47
96
849 : 3 = ….….......
3 / 849 \
994 : 7 = ….….......
7 / 994 \
956 : 4 = ….….......
4 / 956 \
978 : 2 = ….….......
2 / 978 \
832 : 8 = ….….......
8 / 832 \
9000 8999 9050 9959 9589
6889 6896 6967 6678 6976
6 Schrijf op volgorde van klein naar groot.
in – 29 uit
71
54
98
13_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 10413_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 104 05/12/2019 10:1005/12/2019 10:10
oefenen blok 10
105
8 Reken onder elkaar uit.
7 a Reken uit. Doe het snel.
51 – 22 = …………
64 – 35 = …………
72 – 43 = …………
87 – 58 = …………
93 – 64 = …………
92 – 49 = …………
73 – 29 = …………
85 – 39 = …………
66 – 59 = …………
54 – 19 = …………
37 – 29 = …………
53 – 24 = …………
64 – 45 = …………
76 – 57 = …………
95 – 66 = …………
87 – 39 = …………
55 – 17 = …………
73 – 45 = …………
91 – 72 = …………
77 – 59 = …………
74 – 39 = …………
53 – 24 = …………
76 – 57 = …………
43 – 28 = …………
84 – 65 = …………
972 : 3 = ….….......
3 / 972 \
972 : 4 = ….….......
4 / 972 \
734 : 2 = ….….......
2 / 734 \
715 : 5 = ….….......
5 / 715 \
972 : 6 = ….….......
6 / 972 \
b Vul in.
– 42 44 46 48
71
91
– 23 45 67 89
26
50
samen verschil
3385 2878
6457 2949
4040 3217
8263 1767
7395 2948
× 39
1311
1745
1587
2134
2435
: 28
18 312
27 636
34 552
37 660
40 656
9 Reken uit.
13_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 10513_509280_PP_WB_2ST_GR6_Oefenen.indd 105 05/12/2019 10:1005/12/2019 10:10
509280
ISBN 978 90 345 5456 7
9 789034 554567
na
am
werkboek groep 6
6
00_509280_PP_WB_2ST_GR6_OM.indd 1 27/10/17 14:31