BLOK 10 Verrijking 1 · 3 × 6 + 35 + 14 : 2 = 130 5 + 15 × 5 + 12 + 8 × 5 = 200 2 × 2 + 5 1 +...
Transcript of BLOK 10 Verrijking 1 · 3 × 6 + 35 + 14 : 2 = 130 5 + 15 × 5 + 12 + 8 × 5 = 200 2 × 2 + 5 1 +...
211Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 1
Alles in blokken!
Los elk blok met oefeningen op en leg alle letters van je antwoorden bij elkaar. Door de laatste tip goed te lezen, vind je een 7-letterwoord! Succes!
a Blok 1: Ongelijke verdelingen
1 Brahim en Victoria krijgen 4 800 legoblokken. Die blokken moeten in 2 dozen. Verdeel de blokken over beide dozen, zodat er in de grootste doos 5
3 van de inhoud van de kleinste doos zit.
Hoeveel blokken gaan er dan in elke doos?
Antwoord: In de grootste doos zitten blokken en in de kleinste blokken.
2 Fie, Kaat en Loe spelen Jenga. Fie is al 2 keer zo vaak verloren als Kaat. Loe is koploper in het verliezen en verloor dit spel al 3 keer zoveel als Fie.
Hoeveel keer hebben de 3 meisjes het spel al verloren?
Antwoord:
3 Deel het aantal blokken dat in de grote doos zit door het aantal keer dat Loe al verloren is.
Omkring het getal dat je verkrijgt.
300
L
500
R
600
W
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 1 van 12
212 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
b Blok 2: Optelsudoku
Vul de lege vakjes zo in dat in elke rij in elke kolom en in elk van de negen grote vierkanten de cijfers 1 tot en met 9 precies één keer voorkomen.In twee rijen staat ook een som die je eventueel kan helpen om de oplossing te vinden.
7 2 9 5
+ = 9 8 1
9 3
5 1
+ 2 = 6 5 7
2 8 6 3 9
8 9 3 7
3 1 4
3 1 2 5
Welk cijfer staat er in het vetgedrukte vak? Omkring het overeenkomstige blokkenpatroon.
3
E
N
4
E W
5
K
U
6
K
K
8
B O
9
D
E
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 2 van 12
213Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
c Schaalvergroting bij kubusblokjes
Als een kubus 2 keer groter wordt, worden de ribben 2 keer zo lang.
1 Brent heeft 2 kubussen. Hij wil de kubus met een ribbe van 25 cm geel schilderen en de kubus die 2 keer vergroot is, wil hij blauw schilderen. Hij zegt: ‘Ik heb dus 2 keer zoveel blauwe verf nodig als gele.’
Is zijn uitspraak correct? Waarom (niet)?
2 Beide kubussen worden gevuld met water. Hoeveel liter water kan er in de 2 kubussen samen?
3 Hoeveel keer zwaarder is de grote gevulde kubus in verhouding met de kleine gevulde kubus?
De verhouding is 1 op .
Kleur het blokkenpatroon bij het juiste antwoord.
2
B
L
8
E
K
4
K
O
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 3 van 12
214 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d Kleur de blokken met dezelfde uitkomst in dezelfde kleur.
Hoeveel blokken kon je kleuren? Omkring het blokkenpatroon bij het juiste antwoord.
6
O
P
10
E
T
8
E
N
TIP: Wat doe jij graag in de klas?
Het 7-letterwoord is:
(100 : 4) + 8 – 4 × 2 = 250 × 4 + 7 × 30 – (4 – 2) =
3 × 6 + (40 + 350) – 8 = (50 + 400) × 8 : 4 + 20 =
4 + 10 – 6 + 600 × 2 =
250 × 4 – 800 + 175 =
0,4 × 0,4 × 100 =80 : 0,1 + 60 × 2 =
500 : 2 + 600 : 2 – 150 =
14 : (4 + 3) × (4 – 2) × (10 – 6) =
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 4 van 12
215Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 2
Zorg ervoor dat alles in evenwicht is!
a De onderstaande cilinders zijn met verschillende materialen gevuld. Bereken de inhoud van de cilinder en bepaal telkens waarmee je de twee cilinders kunt vullen, zodat de gelijkheid van beide gewichten klopt. Bekijk daarvoor de dichtheid van de verschillende materialen (aantal kg per dm³) in de tabel op de volgende bladzijde.
d = 40 cmh = 30 dm
gevuld met: brons
=
d = 1 mh = 204 cm
vullen met:
d = 2 dmh = 8 dm
gevuld met: zilver
=
d = 60 cmh = 58,33 cm
vullen met:
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 5 van 12
216 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d = 50 cmh = 2 dm
gevuld met: suiker
d = 3 dmh = 2,5 dm
gevuld met: goud
=
d = 4 mh = 1,6 dm
vullen met:
Soortelijk gewicht
Materiaal Dichtheid in kg/dm³
Aluminium 2,755
Brons 8,5
Goud 19,2
Koper 8,9
Kurk 0,2
Lood 11,3
Nikkel 8,8
Suiker 1,6
Zilver 10,5
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 6 van 12
217Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
b Vul de bewerkingen aan, zodat ze gelijk zijn.
201 × 4 : 2 + 3 × 5 = = 1 000 × – 2 × + 17 =
36 × 0,001 : 0,09 × 4 = = × 0,01 : 2 : 0,09 × : 2 =
22 – (3 × 4) + 15 : 5 = = 15 – + 50 × × 2 =
c Huis op schaal
Kaitlin bouwt een maquette van haar huis. Ze bouwt de maquette op schaal 1 / 20.Ze richt het huis volledig in zoals haar echte huis.In de badkamer staat een bad met een inhoud van 800 l.
1 Hoeveel liter water kan er in het schaalmodel van het bad?
2 Wat zijn de afmetingen van het schaalmodel, als je weet dat het echte bad 2 m lang en 8 dm breed is?
Hey, Benita. Ik heb een raadsel voor jou: Een baksteen weegt een halve baksteen en een kg. Hoeveel weegt een baksteen?
??
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 7 van 12
218 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d Welk gewicht hoort bij welke poes?
1 Vergelijk de gewichten door naar de standen van de wip te kijken. Verbind de naam van de poes met het juiste gewicht.
poezen naam van de poes Gewicht
A Muis 3,3 kg
B Minoe 7,2 kg
C Sheeba 6,5 kg
D Tijger 5,3 kg
E Vlekje 8,1 kg
F Stippeltje 4,8 kg
2 Welke drie poezen kun je op de wip zetten, zodat die in balans is? Vul de letters in op de juiste plaats.
C
E
B
E
B
D
A
C
A
E
A
F
+
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 8 van 12
219Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 3
a Vergroten
1 Teken de figuren 2 keer zo groot. Je tekent op schaal:
2 Bereken de oppervlakte van elke figuur.
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Wat stel je vast over de oppervlakte van de figuren? In welke verhouding vergroten ze?
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 9 van 12
220 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
b Een balk vergroten
1 Bereken de totale oppervlakte en de inhoud van de balk. 2 Teken de balk in het vak eronder op schaal 3 / 1 en schrijf de afmetingen erbij.
Oppervlakte:
Volume:
Op schaal: 3 / 1
Oppervlakte:
Volume:
3 Bereken de verhouding tussen de oppervlaktes van beide balken.
4 Hoeveel cl water gaat er in elke balk?
Balk 1 Balk 2
5 De balken worden gewogen met water erin. Hoeveel g weegt elke balk? Het gewicht van de lege balk is 15 g/cm3.
Balk 1 Balk 2
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 10 van 12
221Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
c Zet haakjes wanneer nodig, zodat de bewerkingen kloppen.
600 + 1 800 : 5 × 6 = 80 17 + 7 – 5 × 3 + 1 = 10
3 × 6 + 35 + 14 : 2 = 130 5 + 15 × 5 + 12 + 8 × 5 = 200
2 × 2 + 5 – 1 + 40 : 8 = 6 3 × 3 + 3 × 3 + 2 = 90
70 × 2 + 4 + 4 × 60 + 40 = 350 × 2 20 : 5 + 5 × 4 + 8 × 2 = 24
d Vul de tabel verder aan.
wie aantal uren geleverd werk recht evenredig of omgekeerd evenredig?
1
4 man 2 uur 25 m³ zand verplaatst
8 man 1 uur 25 m³ zand verplaatst
2
2 man 1 uur 2 popjes gehaakt
4 man 1 uur 4 popjes gehaakt
wie aantal uren per persoon verdiend uurtarief
3
4 man 8 uur 40 euro
8 man 24 uur 60 euro
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 11 van 12
222 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
e Bekijk de gegevens en bepaal de schaal.
werkelijkheid schaal
hoogte = 15 m
Schaal:
f Een doordenkertje
1 Bepaal de schaal.
3 m lang
Schaal:
2 Bereken de schaal.
Een mier is in werkelijkheid 5 mm lang. Op welke schaal moet je die mier tekenen opdat je tekening even breed is als de foto van de olifant hierboven?
Je tekent de mier dan op schaal .
6 cm
6 cm
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 12 van 12
211Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 1
Alles in blokken!
Los elk blok met oefeningen op en leg alle letters van je antwoorden bij elkaar. Door de laatste tip goed te lezen, vind je een 7-letterwoord! Succes!
a Blok 1: Ongelijke verdelingen
1 Brahim en Victoria krijgen 4 800 legoblokken. Die blokken moeten in 2 dozen. Verdeel de blokken over beide dozen, zodat er in de grootste doos 5
3 van de inhoud van de kleinste doos zit.
Hoeveel blokken gaan er dan in elke doos?
Antwoord: In de grootste doos zitten blokken en in de kleinste blokken.
2 Fie, Kaat en Loe spelen Jenga. Fie is al 2 keer zo vaak verloren als Kaat. Loe is koploper in het verliezen en verloor dit spel al 3 keer zoveel als Fie.
Hoeveel keer hebben de 3 meisjes het spel al verloren?
Antwoord:
3 Deel het aantal blokken dat in de grote doos zit door het aantal keer dat Loe al verloren is.
Omkring het getal dat je verkrijgt.
300
L
500
R
600
W
Grootste: 53
600 × 5 = 3 000
Kleinste: 33
600 × 3 = 1 800
3 000 1 800
Fie verloor twee keer, Kaat één keer en Loe zes keer.
FK 9L
3 000 : 6 = 500
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 1 van 12
212 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
b Blok 2: Optelsudoku
Vul de lege vakjes zo in dat in elke rij in elke kolom en in elk van de negen grote vierkanten de cijfers 1 tot en met 9 precies één keer voorkomen.In twee rijen staat ook een som die je eventueel kan helpen om de oplossing te vinden.
7 2 9 5
+ = 9 8 1
9 3
5 1
+ 2 = 6 5 7
2 8 6 3 9
8 9 3 7
3 1 4
3 1 2 5
Welk cijfer staat er in het vetgedrukte vak? Omkring het overeenkomstige blokkenpatroon.
3
E
N
4
E W
5
K
U
6
K
K
8
B O
9
D
E
9
1 5 2
8
4
41
3
4
5 9
6
78 5
6
3
4 6
9
7 26 8
3
4
8
5
1
2 8
3
7
46 7
8
7 6
9
5 1 4
2
6
4 7
21
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 2 van 12
213Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
c Schaalvergroting bij kubusblokjes
Als een kubus 2 keer groter wordt, worden de ribben 2 keer zo lang.
1 Brent heeft 2 kubussen. Hij wil de kubus met een ribbe van 25 cm geel schilderen en de kubus die 2 keer vergroot is, wil hij blauw schilderen. Hij zegt: ‘Ik heb dus 2 keer zoveel blauwe verf nodig als gele.’
Is zijn uitspraak correct? Waarom (niet)?
2 Beide kubussen worden gevuld met water. Hoeveel liter water kan er in de 2 kubussen samen?
3 Hoeveel keer zwaarder is de grote gevulde kubus in verhouding met de kleine gevulde kubus?
De verhouding is 1 op .
Kleur het blokkenpatroon bij het juiste antwoord.
2
B
L
8
E
K
4
K
O
8
Nee, want de oppervlakte is niet dubbel zo groot, maar wel 4 keer zo groot.
Inhoud kubus 25 cm (ribbe) 25 cm × 25 cm × 25 cm = 15 625 cm3 = 15,625 l
Inhoud kubus 50 cm (ribbe) 50 cm × 50 cm × 50 cm = 125 000 cm3 = 125 l
15,625 l + 125 l = 140,625 l
125 l water weegt 125 kg.
15,625 l water weegt 15,625 kg. verhouding: 125 : 15,625 = 8
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 3 van 12
214 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d Kleur de blokken met dezelfde uitkomst in dezelfde kleur.
Hoeveel blokken kon je kleuren? Omkring het blokkenpatroon bij het juiste antwoord.
6
O
P
10
E
T
8
E
N
TIP: Wat doe jij graag in de klas?
Het 7-letterwoord is:
(100 : 4) + 8 – 4 × 2 = 250 × 4 + 7 × 30 – (4 – 2) =
3 × 6 + (40 + 350) – 8 = (50 + 400) × 8 : 4 + 20 =
4 + 10 – 6 + 600 × 2 =
250 × 4 – 800 + 175 =
0,4 × 0,4 × 100 =80 : 0,1 + 60 × 2 =
500 : 2 + 600 : 2 – 150 =
14 : (4 + 3) × (4 – 2) × (10 – 6) =
25 1 208
400
400
16920
16
375
920
1 208
REKENEN
gr
bl
bl
gero
ge
ro
gr
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 4 van 12
219Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 3
a Vergroten
1 Teken de figuren 2 keer zo groot. Je tekent op schaal:
2 Bereken de oppervlakte van elke figuur.
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Oppervlakte:
Wat stel je vast over de oppervlakte van de figuren? In welke verhouding vergroten ze?
2 : 1
4 cm × 2 cm = 8 cm2
8 cm × 4 cm = 32 cm2
2 cm × 2 cm = 4 cm2
4 cm × 4 cm = 16 cm2
(4 cm × 1,5 cm) : 2 = 3 cm2
(8 cm × 3 cm) : 2 = 12 cm2
r × r × π = 0,5 cm × 0,5 cm × π = 0,785 cm2
1 cm × 1 cm × π = 3,14 cm2
De oppervlakte wordt 4 keer groter.
d = 1 cm
1,5 cm
r
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 5 van 12
220 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
b Een balk vergroten
1 Bereken de totale oppervlakte en de inhoud van de balk. 2 Teken de balk in het vak eronder op schaal 3 / 1 en schrijf de afmetingen erbij.
Oppervlakte:
Volume:
Op schaal: 3 / 1
Oppervlakte:
Volume:
3 Bereken de verhouding tussen de oppervlaktes van beide balken.
4 Hoeveel cl water gaat er in elke balk?
Balk 1 Balk 2
5 De balken worden gewogen met water erin. Hoeveel g weegt elke balk? Het gewicht van de lege balk is 15 g/cm3.
Balk 1 Balk 2
1,5 cm
2 cm
2 × (4,5 cm × 2 cm) = 18 cm2
2 × (4,5 cm × 1,5 cm) = 13,5 cm2
2 × (1,5 cm × 2 cm) = 6 cm2
2 cm × 4,5 cm × 1,5 cm = 13,5 cm3
[2 × (13,5 cm × 4,5 cm)] + [2 × (4,5 cm × 6 cm)] + [2 × (13,5 cm × 6 cm)]
13,5 cm × 4,5 cm × 6 cm = 364,5 cm3
13,5 cm3 = 0,0135 dm3
37,5 cm2 × 15 g/cm2= 562,5 g 337,5 cm2 × 15 g/cm2= 5062,5 g
364,5 cm3 = 0,3645 dm3
= 0,0135 l = 1,35 cl
water: 1,35 g 563,85 g water: 36,45 cl weegt: 364,5 gsamen: 5 427 g
= 0,3645 l = 36,45 cl
De oppervlakte van de tweede balk is 9 keer groter.
= 337,5 cm2
4,5 cm
+37,5 cm2
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 6 van 12
221Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
c Zet haakjes wanneer nodig, zodat de bewerkingen kloppen.
600 + 1 800 : 5 × 6 = 80 17 + 7 – 5 × 3 + 1 = 10
3 × 6 + 35 + 14 : 2 = 130 5 + 15 × 5 + 12 + 8 × 5 = 200
2 × 2 + 5 – 1 + 40 : 8 = 6 3 × 3 + 3 × 3 + 2 = 90
70 × 2 + 4 + 4 × 60 + 40 = 350 × 2 20 : 5 + 5 × 4 + 8 × 2 = 24
d Vul de tabel verder aan.
wie aantal uren geleverd werk recht evenredig of omgekeerd evenredig?
1
4 man 2 uur 25 m³ zand verplaatst
8 man 1 uur 25 m³ zand verplaatst
2
2 man 1 uur 2 popjes gehaakt
4 man 1 uur 4 popjes gehaakt
wie aantal uren per persoon verdiend uurtarief
3
4 man 8 uur 40 euro
8 man 24 uur 60 euro
( ( ( (
((
(
(
) ) ) )
))
)
)
omgekeerd evenredig
recht evenredig
20 euro
( () )
( )( )
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 7 van 12
222 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
e Bekijk de gegevens en bepaal de schaal.
werkelijkheid schaal
hoogte = 15 m
Schaal:
f Een doordenkertje
1 Bepaal de schaal.
3 m lang
Schaal:
2 Bereken de schaal.
Een mier is in werkelijkheid 5 mm lang. Op welke schaal moet je die mier tekenen opdat je tekening even breed is als de foto van de olifant hierboven?
Je tekent de mier dan op schaal .
6 cm
6 cm
12 / 1
6 cm is in werkelijkheid1 500 cm.
6 cm is in werkelijkheid300 cm.
Op de tekening is de olifant 6 cm lang. De mier moet dus ook 6 cm, of 60 mm, lang zijn. Als 5 mm in werkelijkheid 60 mm is op de tekening, dan is 1 mm in werkelijkheid 12 mm op de tekening. De mier is op de tekening 12 keer vergroot, dus is de schaal 12 / 1.
Dus 1 cm 250 cmschaal: 1 / 250
Dus 1 cm is in werkelijkheid 50 cm.
schaal: 1 / 50
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 8 van 12
215Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
BLOK 10 Verrijking 2
Zorg ervoor dat alles in evenwicht is!
a De onderstaande cilinders zijn met verschillende materialen gevuld. Bereken de inhoud van de cilinder en bepaal telkens waarmee je de twee cilinders kunt vullen, zodat de gelijkheid van beide gewichten klopt. Bekijk daarvoor de dichtheid van de verschillende materialen (aantal kg per dm³) in de tabel op de volgende bladzijde.
d = 40 cmh = 30 dm
gevuld met: brons
=
d = 1 mh = 204 cm
vullen met:
d = 2 dmh = 8 dm
gevuld met: zilver
=
d = 60 cmh = 58,33 cm
vullen met:
(r × r × 3,14) × h (r × r × 3,14) × h
(r × r × 3,14) × h(r × r × 3,14) × h
= (2 dm × 2 dm × 3,14) × 3 dm = (5 dm × 5 dm × 3,14) × 20,4 dm
= (3 dm × 3 dm × 3,14) × 5,833 dm= (1 dm × 1 dm × 3,14) × 8 dm
= 37,68 dm3 = 1 601,4 dm3
= 164,84 dm3
263,76 : 164,84 = 1,6
suiker: 1,6 kg/dm3
suiker
320,28 : 1 601,4 = 0,2
= 25,12 dm3
8,5 kg/dm3
37,68 dm3 × 8,5 kg/dm3
25,12 dm3 × 10,5 kg/dm3 = 263,76 kg
= 320,28 kg
brons:kurk: 0,2 kg/dm3
kurk
zilver: 10,5 kg/dm3
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 9 van 12
216 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d = 50 cmh = 2 dm
gevuld met: suiker
d = 3 dmh = 2,5 dm
gevuld met: goud
=
d = 4 mh = 1,6 dm
vullen met:
Soortelijk gewicht
Materiaal Dichtheid in kg/dm³
Aluminium 2,755
Brons 8,5
Goud 19,2
Koper 8,9
Kurk 0,2
Lood 11,3
Nikkel 8,8
Suiker 1,6
Zilver 10,5
(r × r × 3,14) × h (r × r × 3,14) × h
kurk
(r × r × 3,14) × h
= (2,5 dm × 2,5 dm × 3,14) × 2 dm = (20 dm × 20 dm × 3,14) × 1,6 dm
= (1,5 dm × 1,5 dm × 3,14) × 2,5 dm
= 39,25 dm3 = 2009,6 dm3
401,92 : 2 009,6 = 0,2
= 17,6625 dm3
suiker: 39,25 dm3 × 1,6 kg/dm3 = 68,8 kg
goud: 17,6625 dm3 × 19,2 kg/dm3 = 339,12 kg
Totaal: 401,92 kg
62,8 kg Soortelijk gewicht van kurk = 0,2 kg/dm3
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 10 van 12
217Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen © Uitgeverij VAN IN
Datum: Nr.: Naam:
b Vul de bewerkingen aan, zodat ze gelijk zijn.
201 × 4 : 2 + 3 × 5 = = 1 000 × – 2 × + 17 =
36 × 0,001 : 0,09 × 4 = = × 0,01 : 2 : 0,09 × : 2 =
22 – (3 × 4) + 15 : 5 = = 15 – + 50 × × 2 =
c Huis op schaal
Kaitlin bouwt een maquette van haar huis. Ze bouwt de maquette op schaal 1 / 20.Ze richt het huis volledig in zoals haar echte huis.In de badkamer staat een bad met een inhoud van 800 l.
1 Hoeveel liter water kan er in het schaalmodel van het bad?
2 Wat zijn de afmetingen van het schaalmodel, als je weet dat het echte bad 2 m lang en 8 dm breed is?
Hey, Benita. Ik heb een raadsel voor jou: Een baksteen weegt een halve baksteen en een kg. Hoeveel weegt een baksteen?
??
417 0,5 50 417
1,6 72 0,8 1,6
13 12 0,1 13
In het schaalmodel van het bad kan 0,1 l water.
Schaal: 1 / 20
800 l = 800 dm3 = l × b × h
800 dm3 = 20 dm × 8 dm × h= 160 dm2 × h= 20 dm2 × 8 dm2 × 5 dm
Elke afmeting wordt 20 keer minder op schaal 1:20.Schaalmodel:20 dm : 20 = 1 dm8 dm : 20 = 0,4 dm5 dm : 20 = 0,25 dm
Dus: 20 × 20 × 20 = 8 000 keer kleiner800 l : 8 000 = 0,1 l
1 dm × 0,4 dm × 0,25 dm = 0,1 dm3
2 kg
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 11 van 12
218 © Uitgeverij VAN IN Dit printblad hoort bij Reken Maar! 6 | blok 10 | Verrijkingsoefeningen
Datum: Nr.: Naam:
d Welk gewicht hoort bij welke poes?
1 Vergelijk de gewichten door naar de standen van de wip te kijken. Verbind de naam van de poes met het juiste gewicht.
poezen naam van de poes Gewicht
A Muis 3,3 kg
B Minoe 7,2 kg
C Sheeba 6,5 kg
D Tijger 5,3 kg
E Vlekje 8,1 kg
F Stippeltje 4,8 kg
2 Welke drie poezen kun je op de wip zetten, zodat die in balans is? Vul de letters in op de juiste plaats.
C
E
B
E
B
D
A
C
A
E
A
F
+
Minoe
Sheeba
Stippeltje
Minoe
Sheeba
Vlekje
Tijger
VlekjeMuis
Vlekje
Muis
Muis
F
8,1 kg
B
4,8 kg
D
3,3 kg+
Janne Peeters 6A Datum: _______________ Nr. 8
© Uitgeverij VAN IN 12 van 12