WERKBEGELEIDERSHANDLEIDING · De verpleegkundige werkt samen met de zorgvrager en diens naasten....

83
WERKBEGELEIDERSHANDLEIDING PLP2 EN PLP3 ACADEMIE VOOR VERPLEEGKUNDE HANZEHOGESCHOOL GRONINGEN

Transcript of WERKBEGELEIDERSHANDLEIDING · De verpleegkundige werkt samen met de zorgvrager en diens naasten....

WERKBEGELEIDERSHANDLEIDING

PLP2 EN PLP3

ACADEMIE VOOR VERPLEEGKUNDE

HANZEHOGESCHOOL GRONINGEN

1. Inhoudsopgave

Inleiding/Voorwoord .............................................................................................................................................. 0

1 Algemene Principes Praktijkleren ...................................................................................................... 1

1.1 Uitgangspunten Praktijkleren ................................................................................................................. 1

1.2 Aanwezigheid ......................................................................................................................................... 1

2 CanMEDS-rollen, competenties en kernbegrippen ........................................................................... 3

2.1 De rollen van de HBO verpleegkundige ................................................................................................. 3

3 Visie Praktijkleren ................................................................................................................................ 5

3.1 Visie ....................................................................................................................................................... 5

3.2 Uitgangspunten praktijkleren in de afstudeerfase .................................................................................. 5

4 Toetsen en Beoordelen ....................................................................................................................... 7

4.1 Toetsen van modules/eindgesprek ........................................................................................................ 7

4.2 Herkansing van modules ........................................................................................................................ 7

5 Rol werkbegeleider .............................................................................................................................. 8

6 Ondersteunend onderwijs ................................................................................................................... 9

6.1 De PLG .................................................................................................................................................. 9

6.2 Intervisie ............................................................................................................................................... 11

7 Module Beargumenteren van zorg ................................................................................................... 12

7.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 12

7.2 Toetsopdracht: ..................................................................................................................................... 12

8 Module Werken aan gezondheid....................................................................................................... 13

8.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 13

8.2 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 14

8.3 Inleiding ................................................................................................................................................ 14

8.4 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 15

9 Module Regisseren van zorg ............................................................................................................ 16

9.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 16

9.2 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 16

10 Module Borgen van kwaliteit en veiligheid ...................................................................................... 17

10.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 17

10.2 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 17

11 Module Voorbehouden handelingen ................................................................................................ 18

11.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 18

11.2 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 18

12 Module Professionele ontwikkeling ................................................................................................. 19

12.1 Inleiding ................................................................................................................................................ 19

12.2 Toetsopdracht ...................................................................................................................................... 19

13 Ondersteunende links ....................................................................................................................... 20

Bijlagen ................................................................................................................................................................ 21

Bijlage 1: Waarderingsformulier Module Beargumenteren van zorg ...................................................................... 21

Bijlage 2: Waarderingsformulier Module Werken aan gezondheid ........................................................................ 29

Bijlage 3: Waarderingsformulier Module Bevorderen van zelf-en samenredzaamheid .......................................... 41

Bijlage 4: Waarderingsformulier Module Regisseren van zorg .............................................................................. 45

Bijlage 5: Waarderingsformulier Module Borgen van kwaliteit en veiligheid .......................................................... 51

Bijlage 6: Waarderingsformulier Module voorbehouden handelingen .................................................................... 57

Bijlage 7: Complexiteit van zorg ............................................................................................................................ 76

Inleiding/Voorwoord

Voor u ligt de werkbegeleidershandleiding voor de begeleiding van studenten die een praktijkleerperiode gaan volgen in de afstudeerfase van

de opleiding. Studenten die in 2016 gestart zijn aan de Academie voor Verpleegkunde, zijn opgeleid op basis van het beroepsprofiel tot

regieverpleegkundige (hbo-verpleegkundige) gebaseerd op het adviesrapport ‘Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging’.

De studenten die u vanaf schooljaar 2018-2019 gaat begeleiden binnen hun PLP2 en/of PLP3 zijn volgens dit profiel opgeleid.

Binnen de Academie voor Verpleegkunde (AvV) ontwikkelt de student competenties aan de hand van de CanMEDS-rollen en de daarbij

behorende competenties. Dit geldt dus ook voor het praktijkleren. De opdrachten waaraan de student invulling zal gaan geven, zijn gebaseerd

op één of meerdere rollen. De student heeft zelf de regie (uiteraard in overleg met de mensen uit de praktijk!) op de keuze tot het vervullen van

opdrachten in ofwel de PLP2 ofwel de PLP3.

In deze handleiding zal achtereenvolgend uitleg gegeven worden over de algemene en specifieke principes van het praktijkleren, over het

toetsen binnen de PLP2 en PLP3 en over de verschillende modules. Verder zal er in deze handleiding ingegaan worden op wat er van u, als

werkbegeleider, verwacht wordt.

Vanaf schooljaar 2018-2019 zal de PLP2 en PLP3 voor de eerste keer draaien. Mocht u onduidelijkheden, verbeteringen of opmerkingen

hebben, dan kunt u zich altijd tot de docentbegeleider richten. Voor directe en concrete vragen t.a.v. inhoud dan wel proces van het

praktijkleren, verwijzen we u allereerst naar de docentbegeleider van de student, dan wel instellingscoördinator. Ook kunt u uw vragen stellen

via; [email protected]

Eventueel kunt u ook contact opnemen met de regisseur van het onderwijs.

Het komende schooljaar (en waarschijnlijk ook nog het jaar daarna) zijn er ook studenten die nog volgens het oude ‘curriculum’ opgeleid

worden. Er is dus sprake van een overgangsperiode.

We wensen u veel plezier toe in het begeleidingstraject van onze studenten!

Met vriendelijke groet,

Esther Veerman

Regisseur praktijkleren PLP2 en PLP3

[email protected]

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 1 | 83

1 Algemene Principes Praktijkleren

1.1 Uitgangspunten Praktijkleren

Het praktijkleren omvat een flink deel van de opleiding. De uitgangspunten en de voorwaarden voor dit substantiële onderwijsdeel van de

opleiding zijn als volgt: De student is boventallig (tenzij anders is overeengekomen tussen de school en de instelling zoals binnen een werken-leren- traject);

het aanleren en toepassen van (nieuwe) vaardigheden, kennis en de attitude staat centraal;

het praktijkleren vindt plaats in verschillende velden of zorgsettingen; voor deeltijd kan het praktijkleren ook in dezelfde zorgsetting

plaatsvinden;

binnen het praktijkleren is aandacht voor ontwikkeling door rekening te houden met de beginsituatie, de leerstijl en de persoonlijke

eigenschappen en kwaliteiten van de student;

per praktijkleerperiode staan modules en doorlopende leerlijnen centraal; hierbij worden niveaus onderscheiden die de

moeilijkheidsgraad aangeven (zie het CBN);

reflecteren op het eigen denken en handelen wordt gezien als voorwaarde om te leren;

er wordt aan de student gelegenheid geboden om te groeien naar het gewenste eindniveau behorende bij de betreffende

praktijkleerperiode;

identificatie met de Hbo-verpleegkundige beroepspraktijk moet mogelijk zijn;

de leermomenten zijn wisselend van aard;

de student wordt tijdens de praktijkleerperiode door (zoveel mogelijk dezelfde) Hbo- gekwalificeerde werkbegeleider(s) begeleid en krijgt

voldoende gelegenheid zijn/haar leerproces te evalueren;

de student wordt in de gelegenheid gesteld om aan alle rollen/competenties te werken.

1.2 Aanwezigheid

Praktijkleren is een essentieel onderdeel binnen de opleiding tot verpleegkundige. Dat betekent dat aanwezigheid tijdens praktijkleerperiodes

belangrijk is.

Voltijd-studenten: De student loopt een minimaal aantal stagedagen gedurende het semester praktijkleren. Dit minimum is vastgesteld op 64 dagen, te

verspreiden/verdelen naar inzicht van student in samenspraak met de stage verlenende instelling, waarbij de student gemiddeld vier dagen

per week stageloopt (op deze manier staat een dag gereserveerd voor zelfstudie/uitwerking opdrachten en ondersteunend onderwijs).

Hierbinnen staat het qua planning echter vrij om in goed onderling overleg flexibiliteit te hanteren (bijvoorbeeld drie dagen in de ene week en vijf

in de andere, of enkele weken geclusterd wat meer dagen aanwezig zijn, zodat bijvoorbeeld de geplande vakantie wat uitloop kan hebben).

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 2 | 83

Van de student wordt hierin echter wel verwacht dat hij/zij zijn/haar wensen tijdig aangeeft, zodat de planning ook goed afgestemd kan worden

op de continuïteit binnen de te bieden begeleiding. De student geeft deze planning (indien anders dan verwacht, kijkend naar het jaarrooster)

tevens door aan de docentbegeleider.

Let op: Binnen deze 64 dagen zijn de ‘verplichte’ vrije dagen van de student, die in ons onderwijsjaarrooster opgenomen zijn reeds

verdisconteerd! Binnen deze 64 dagen kan de student dus geen vrije dagen meer opnemen.

Deeltijd-studenten:

Deze studenten moeten minimaal 20 uur in de week gedurende 16 weken per semester op de praktijkleerplaats aanwezig zijn. Dit is conform

het aantal praktijkuren dat is vastgelegd binnen de wet BIG. Daarnaast vindt er ondersteunend onderwijs plaats dat buiten de eerder genoemde

20 uren valt. De verplichte stage-uren zijn wat betreft planning vrij in te vullen, uiteraard in goed overleg met de stage-verlenende

instelling/afdeling. Let op: Binnen deze zestien weken (20 uur per week) zijn de ‘verplichte’ vrije dagen van de student, die in ons onderwijsjaarrooster

opgenomen zijn reeds verdisconteerd! De student dus geen vrije dagen meer opnemen.

Voor alle studenten: Uitgangspunt is dat de student aan het einde van de stage kan laten zien dat hij/zij voldoet aan de gestelde leeruitkomsten. Ziektedagen

hoeven dus niet per se meteen van invloed te zijn en betekenen ook niet meteen dat er dagen ingehaald moeten worden, dit alles echter wel in

nauw onderling overleg tussen werkbegeleider en docentbegeleider. Tevens wordt er verwacht dat ziekte meteen door de student aan

betrokken begeleiders (school en praktijkleerplaats) gemeld wordt, zodat de consequenties van eventueel ziek zijn ook goed gemonitord

kunnen worden.

Als docenten van de Academie voor Verpleegkunde waarderen we een laagdrempelig contact tussen de praktijkleerplaats en de docent over

afwezigheid van de student. U kunt bij zorgen over de student dus altijd contact opnemen met de begeleidende docent.

NB: Een praktijkleerperiode kan niet worden verlengd. Het jaarrooster geeft de periode aan en binnen deze vastgestelde data moet de

praktijkleerperiode beoordeeld zijn.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 3 | 83

2 CanMEDS-rollen, competenties en kernbegrippen

2.1 De rollen van de HBO verpleegkundige

De zeven CanMEDS-rollen zijn landelijk vastgesteld en maken onderdeel uit van het nieuwe beroepsprofiel van de hbo-verpleegkundige en zijn

de basis voor de opleiding tot HBO-verpleegkundige.

(Bron: J. Lambregts, A. Grotendorst en C. van Merwijk. Bachelor of Nursing 2020, een toekomstbestendig opleidingsprofiel 4.0, Houten: BSL,

2016).

1. De zorgverlener

Als zorgverlener onderzoekt de verpleegkundige welke vragen en problemen een zorgvrager heeft en wat hij of zij zelf kan. Vervolgens stelt

hij/zij vast welke verpleegkundige zorg daarbij nodig is. Daarnaast is de verpleegkundige bevoegd om het verpleegkundig proces in te richten

en vorm te geven in samenwerking met andere zorgprofessionals.

2. De communicator

De verpleegkundige kijkt welke informatie iemand in zijn/haar ziekteproces nodig heeft. Hij/zij houdt in de communicatie rekening met de

culturele achtergrond, taalbeheersing, begripsniveau en draagkracht van de zorgvrager en diens naasten. ‘Communiceren op maat’ staat hierbij

centraal. De verpleegkundige past technologische zorgondersteuning toe en biedt zorg op afstand (e-health) als aanvulling op het persoonlijk

contact met de zorgvrager.

3. De samenwerkingspartner

De verpleegkundige werkt samen met de zorgvrager en diens naasten. Ook de samenwerking met

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 4 | 83

andere disciplines en leidinggevenden is belangrijk. Hij/zij is er steeds op gericht dat alle betrokkenen

over de juiste informatie beschikken zodat de zorg optimaal kan plaatsvinden.

4. De reflectieve EBP-professional

Bij het werk als verpleegkundige is het van belang dat de verpleegkundige op zoek gaat naar de best beschikbare onderbouwing van zijn/haar

handelen, ofwel Evidence-based Practice (EBP). Deze kennis past de verpleegkundige toe in de praktijk. Daarnaast werkt hij/zij mee in

onderzoek van (verpleegkundig) specialisten en onderzoekers. Zo werkt de verpleegkundige permanent aan de ontwikkeling van de eigen

deskundigheid en aan die van zijn/haar collega’s.

5. De gezondheidsbevorderaar

In de maatschappij verschuift de aandacht van ‘zorg en ziekte’ naar ‘gedrag en gezondheid’. De verpleegkundige is daarom meer en meer

bezig met het bevorderen van de gezondheid van mensen,

waarbij de wens van de zorgvrager voorop staat. Hij/zij beïnvloedt de leefstijl en het gezond gedrag van burgers en zorgvragers.

6. De organisator

De verpleegkundige is werkzaam in uiteenlopende organisaties: grote ziekenhuizen,

kleinschalige teams of als zelfstandig beroepsbeoefenaar. Wat het toekomstige werkveld ook zal zijn, de verpleegkundige heeft een

coördinerende rol rond de zorgvragers binnen diens organisatie. Hij/zij is actief bij het bevorderen van de patiëntveiligheid en heeft een

leidende rol bij veranderingen.

7. De professional en kwaliteitsbevorderaar

De verpleegkundige levert zorg die past binnen de geldende wet- en regelgeving. Hij/zij onderzoekt

bovendien systematisch of de zorg die wordt verleent aan alle kwaliteitseisen voldoet. Waar nodig zorgt de verpleegkundige ervoor dat de

kwaliteit wordt verbeterd. Daarbij vind hij/zij het een uitdaging om met mensen te werken en is er aandacht voor ieder uniek individu.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 5 | 83

3 Visie Praktijkleren

3.1 Visie

De plaats van het praktijkleren neemt een belangrijke plaats in binnen de opleiding tot HBO-verpleegkundige vanwege het wettelijk kader om

breed opgeleid te worden, het aantal uren dat in de beroepspraktijk wordt doorgebracht en het vormgeven van de transfer tussen theorie en

praktijk door studenten binnen de verschillende zorgsettingen en beroepspraktijken.

Het praktijkleren wordt vormgegeven door het leren aan de hand van de CanMEDS rollen in een krachtige leeromgeving, waarbij

werkbegeleider en docent gezamenlijk ondersteunend zijn in het leerproces van de student. Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de student

in de aansturing van zijn/haar leerproces.

De krachtige leeromgeving of praktijkleerplaats wordt gekenmerkt door de vormgeving, leermogelijkheden en randvoorwaarden. Criteria die

passen bij een krachtige leeromgeving zijn:

Bevorderen van de aangeboren nieuwsgierigheid.

Geven van een realistische weerspiegeling van de beroepspraktijk.

Combinatie van extern gestuurd leren, zelfgestuurd leren en ervaringsleren.

Stimulatie van de ontwikkeling van het systematische besef van eigenbekwaamheid van de student.

Het bieden van een voorbereiding op levenslang leren.

3.2 Uitgangspunten praktijkleren in de afstudeerfase

Het afstudeerprogramma start na jaar twee, bevat de leerjaren drie en vier en bevat vier semesters. Dat zijn (waarbij de volgordelijkheid los staat): - PLP2 gericht op handelen (eerste praktijkleerperiode in het afstudeerprogramma);

- Minor (eigen keuze van de student);

- PLP3 gericht op handelen (tweede praktijkleerperiode in het afstudeerprogramma);

- PLP gericht op advies (Praktijkgericht onderzoek). Iedere student doorloopt tijdens de bacheloropleiding drie semesters praktijkleren, waarvan één in het tweede jaar en twee in de afstudeerfase. We noemen deze praktijkleerperiodes; praktijkleerperiode één, twee en drie (PLP1, PLP2, PLP3). Tijdens de praktijkleerperioden van de afstudeerfase wordt het onderwijs aan de hand van zeven modules aangeboden. De student werkt gedurende PLP2 en PLP3 aan alle modules gericht op het handelen en de beroepshouding (module 1 t/m 5 & module 7 en 8). Alle modules zijn zó geschreven dat deze in iedere praktijksetting uitvoerbaar zijn;

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 6 | 83

Voordat de student met de praktijkleerperiode start, doorloopt deze een startweek. Van studenten wordt verwacht dat zij de volgende verdiepingsopdrachten voorafgaand aan de stage (dus in de oriëntatieweek) hebben uitgewerkt:

Een uitwerking van de drie meest voorkomende aandoeningen en/of ziektebeelden van de praktijkleerplaats. De uitwerking is maximaal een A4 per aandoening/ziektebeeld.

Recent bewijs (maximaal twee maanden oud) van beheersing van drie vaardigheden die voorkomen op de praktijkleerplaats. Dit doe de student door middel van een peer-assessment.

Zo mogelijk een gespreksverslag van het oriëntatiegesprek. Profiel van de praktijkleerplaats

Na een oriëntatieperiode van drie weken in de praktijkleerperiode kiest en onderbouwt de student welke modules hij/zij laat toetsen. Ook geeft hij/zijn in een leercontract weer op welke wijze zal worden gewerkt aan de andere modules. Dat betekent dat hij/zij per module aangeeft welke activiteiten worden ondernomen. Na drie weken wordt een concept leercontract opgesteld en de daarop volgende weken wordt in een evaluatiegesprek, samen met de werk- en docentbegeleider, het leercontract vastgesteld en ondertekend. Het is mogelijk om eenmalig het leercontract beargumenteerd aan te passen in de eerste tien weken van de praktijkleerperiode. Dit gebeurt altijd in overleg met de werk- en docentbegeleider. De module ‘Beargumenteren van zorg’ kan niet in een later stadium toegevoegd worden vanwege de specifieke toetsing van dit onderdeel. De modules die niet getoetst zijn in PLP2 worden getoetst in PLP3; De toetsing van elke module wordt gedaan op basis van de volgende punten:

a. waardering door het werkveld (m.b.v. waarderingsformulieren) met formatieve feedback (zie hiervoor de bijlagen).

b. reflectie door de student gekoppeld aan de betreffende leeruitkomsten en persoonlijke leerdoelen.

Het wel of niet behalen van een praktijkleerperiode is niet aan de orde. De student heeft de gelegenheid gedurende twee PLP’s (2 en 3) in de afstudeerfase alle modules te behalen. Een module kan voldoende worden afgesloten als de volledige toets is behaald. De begeleiding en ondersteuning van het praktijkleren gebeurt aan de hand van het door de opleiding gehanteerde regiomodel en de daarbinnen opgezette leergemeenschappen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 7 | 83

4 Toetsen en Beoordelen

4.1 Toetsen van modules/eindgesprek

Aan het eind van een semester wordt met behulp van een portfolio assessment de praktijkleerperiode afgesloten. In het portfolio assessment worden de door de student in het leercontract geoormerkte modules getoetst. Daarnaast worden per module aandachtspunten meegegeven aan de student. Deze feedback is waardevol voor het leren in de praktijk. De student stelt een portfolio samen dat de basis is voor het portfolioassessment. In deze toetsing zit zoals genoemd: a. Een formatieve toetsing door het werkveld middels waarderingsformulieren (ook op de modules die niet inhoudelijk worden getoetst); Hier ligt een belangrijke rol voor de werkbegeleider/ praktijkbegeleider.

b. Een reflectie door de student: deze bevat reflectie op de leeruitkomsten en ontvangen feedback.

De student krijgt credits voor modules, niet voor een praktijkleerperiode. Dat betekent dat een praktijkleerperiode als geheel niet met een

onvoldoende kan worden afgesloten. Wel kan het zijn dat in een praktijkleerperiode geen credits worden toegekend.

4.2 Herkansing van modules

Er zijn twee redenen om te herkansen, te weten: 1. Gemiste kans; Er vindt geen portfolio assessment plaats (om uiteenlopende redenen). In een volgende praktijkleerperiode wordt een

nieuw leercontract opgesteld.

2. Onvoldoende; Bij een onvoldoende op één of meer modules tijdens het portfolioassessment, wordt de betreffende module(s) als

onvoldoende aangemerkt. Daarbij geldt de volgende procedure:

* De herkansing vindt plaats in de daaropvolgende praktijkleerperiode (of indien nodig, zo spoedig mogelijk)

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 8 | 83

5 Rol werkbegeleider

De rol van de werkbegeleider was en blijft een hele belangrijke rol. De studenten worden opgeleid tot proactieve hbo-verpleegkundigen. Er

wordt verwacht dat een student initiatieven neemt als het gaat om het eigen leerproces. Dit betekent dat de student zelf sturing heeft en geeft

en initiatief neemt tot overleg/feedbackmomenten etc. Natuurlijk heeft de éne student daar wat meer hulp bij nodig in het begin dan de andere.

Als werkbegeleider is het goed om op de hoogte te zijn van de leerstijl en de sterke en zwakkere punten van de student. Het is daarom van

belang om aan het begin van de praktijkleerperiode deze punten af te stemmen met de student, uiteraard rekening houdende met de visie en

mogelijkheden van de afdeling/instelling en de eigen visie als het gaat om het begeleiden. Dit zou in een introductiegesprek besproken en

uitgewisseld kunnen worden.

Voor het leerproces van de student is het goed dat hij/zij met enige regelmaat feedback krijgt op het functioneren in de praktijk. Het geven van

feedback is een van de krachtigste methoden om te leren. Feedback wordt doorgaans onderscheiden in vier soorten. Feedback op de taak,

feedback op de aanpak van de taak, feedback op het (leer)proces en feedback op de persoon. Goede kwaliteit van de feedback is essentieel in

het leren. Student en werkbegeleider bespreken samen;

Feed up; Waar ga ik naar toe (welke doelen/resultaten)?

Feedback; Hoe doe ik het?

Feed forward; Wat is de volgende stap?

Studenten voelen zich vaak kwetsbaar op hun praktijkleerplaats en willen alles het liefste goed doen. Van belang is de student te behoeden

voor het ‘meewerken’ op de afdeling. Studenten hoeven nog niet voltallig mee te draaien (zeker aan het begin van de PLP niet).

Naast de dagelijkse feedback en het monitoren van de voortgang van de student wordt van de werkbegeleider verwacht dat hij/zij op verzoek

van de student de waarderingsformulieren invult behorend bij de modules. Deze formulieren zijn een verplicht onderdeel van het portfolio van

de student. Om de waarderingsformulieren in te kunnen vullen, is inhoudelijke expertise over het onderwerp van de betreffende module een

vereiste: als voorbeeld: de student moet bij de module ‘Borgen van kwaliteit en veiligheid’ een kwaliteitsverbeterproject opzetten en uitvoeren.

Het is dan wenselijk dat het waarderingsformulier ingevuld wordt door iemand die zich bezighoudt met of goed op de hoogte is van de

kwaliteitszorg en de student in zijn/haar proces heeft gevolgd.

Voor vragen gericht op het begeleidingstraject of vragen over het praktijkleren kunt u altijd contact opnemen met de docentbegeleider.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 9 | 83

6 Ondersteunend onderwijs

6.1 De PLG

Binnen het ondersteunende onderwijs, behorende bij de praktijkleerperiode, zal de student werken in een zogenaamde Professionele

Leergemeenschap (PLG). Samen met een groep van ongeveer 10-veertien studenten en een docent wordt deze leergemeenschap gevormd.

Zes keer per semester komt de PLG drie uur bij elkaar. Hier is, als het goed is, van te voren een rooster voor gemaakt. Voor sommige

studenten geldt dat ze de PLG op school hebben en voor andere studenten geldt dat het onderwijs in de regio (dus ergens in de buurt van de

praktijkleerplaats) wordt georganiseerd. De studenten in de PLG kunnen van verschillende schooljaren zijn.

Wat is een Professionele Leergemeenschap?

Als je de vele definities die we tegenkomen van een PLG samenvoegt, zou je kunnen zeggen: een PLG is een groep van (toekomstig)

professionals die samenkomen, waarbij alle betrokkenen samenwerken en leren om een individueel en/of een gemeenschappelijk doel te

bereiken. Andere termen die ook worden gebruikt en vergelijkbaar zijn met een PLG zijn: een community of learners (COL) of een community of

Practice (COP).

Etienne Wenger definieert de leergemeenschap, in zijn geval de COP, wellicht op een treffende manier:

‘a group of people who are informally bound by a shared practice

related to a set of problems: They typically solve problems, discuss

insights, share information, talk about their lives and ambitions,

mentor and coach each other, make plans for community activities,

develop tools and frameworks that become part of the common

knowledge of the community. Over time these mutual interactions

and relationships build up a shared body of knowledge and a

sense of identity.’ (Wenger, 1999, p. 4)

Wanneer we deze definitie vertalen naar het ondersteunende onderwijs van de Academie voor Verpleegkunde tijdens de praktijkleerperiode,

zou je kunnen zeggen dat het gaat om een groep studenten, die wellicht samen met de praktijk (begeleiders/ verpleegkundigen uit de praktijk)

en de docent, werken aan vraagstukken (opdrachten) die komen uit -of gekoppeld zijn aan- de verpleegkundige praktijk. Het doel is het

oplossen van de vraagstukken die voortkomen uit de opdracht of het probleem. Studenten (en andere deelnemers) delen de informatie die zij

hebben, ze discussiëren over de inzichten die ze hebben, ze praten over hun ervaringen, doelen en ambities, ze coachen elkaar, ze

ontwikkelen nieuwe ideeën met elkaar, delen de nieuwste inzichten waar ze van op de hoogte van zijn en maken plannen voor de volgende

bijeenkomsten.

Het gemeenschappelijke thema wat alle studenten van de PLG aangaat, is de verkenning van de verpleegkundige praktijk en alles wat daarbij

komt kijken.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 10 | 83

De PLG is niet georganiseerd volgens een vast stramien of een formele structuur. Doordat studenten een gezamenlijk doel/thema hebben, zal

er op een natuurlijke manier, aan de hand van leervragen die er zijn, geleerd worden. Dit leren kan vele kanten op gaan.

Als het gaat om het kiezen van een werkvorm voor de bijeenkomst, dan is de PLG daar ook vrij in. Wellicht kan de aanwezige docent een rol

van betekenis spelen in het zoeken en kiezen van een geschikte vorm.

Een PLG is gebaseerd op een vijftal kenmerken. Het eerste kenmerk is het hebben van vergelijkbare praktijkervaringen. Belangrijk is dat de leden van een PLG ervaringen delen die

op hetzelfde terrein liggen, zodat men individueel en collectief kan leren van de denkwijze en aanpak van elkaar.

Als tweede kenmerk kan de gezamenlijke focus en ambitie worden geformuleerd.

Het derde kenmerk is de verbinding maken tussen de theorie en de praktijk. Het bestuderen en aan elkaar presenteren van theorie

wordt steeds toegepast. Andersom worden de praktijkervaringen steeds getoetst aan de theorie.

Het voortdurend leggen van de verbinding met ontwikkeling van de praktijk of het eigen functioneren is een belangrijk vierde

kenmerk.

Het vijfde kenmerk van de PLG is dat het eigenaarschap en de regie bij de deelnemers van de PLG liggen. De leden van de

leergemeenschap bepalen gezamenlijk de focus, de agenda’s van de bijeenkomsten en de wijze waarop wordt gewerkt.

Belangrijk om te weten is dat de leden van de leergemeenschap elkaar eerst moet leren kennen. Het zal eerst allemaal wat onwennig en

zoeken zijn voordat je komt tot een samenwerkend team. De docent zal dit proces ondersteunen en zal een coachende en signalerende rol

hebben waar dat nodig is. De rol van de docent is ook gericht op het creëren en bewaken van vertrouwen binnen de groep. Er zijn er een paar

kenmerken in de relatiesfeer die zeker belangrijk zijn om te komen tot een samenwerkend team: open en respectvol zijn naar elkaar; een ieder

komt om te halen én te brengen; en er worden relaties opgebouwd om van elkaar te leren.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 11 | 83

Figuur 1: Teamworkmodel van M. Vroemen

(Wenger, E. (1999). Communities of practice: learning as a social system. The Systems Thinker , 9 (5).)

6.2 Intervisie

Intervisie kan een onderdeel zijn van de leergemeenschap.

Intervisie wordt gehouden in ene groep van vier à zeven stagiaires om samen in een ervaringsgericht leerproces tot oplossingen te komen

(Groen, 2008). De kern van intervisie is om de eigen werkervaringen te doorzoeken op de huidige en toekomstige kwaliteiten als Hbo-

verpleegkundige. Studenten kunnen via blackboard een document met werkvormen voor intervisie downloaden.

Nb: Omdat studenten uit het oude curriculum nog verplicht intervisie moeten volgen, zal er in de overgangsfase (wanneer studenten van beide

curricula nog stagelopen), regelmatig gekozen worden voor deze werkvorm.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 12 | 83

7 Module Beargumenteren van zorg

7.1 Inleiding

De eerste twee jaren van de opleiding heeft de student een brede theoretische basis gelegd op het gebied van medische- en verpleegkundige

kennis, visie op het verpleegkundig handelen, verpleegkundige modellen, theorieën met betrekking tot het verpleegkundig proces en klinisch

redeneren. Tevens heeft de student een basis gelegd voor de toepassing van Evidence Based Practice. Bij het ‘Beargumenteren van zorg’ in de praktijk gaat het om de toepassing van de theorie in de praktijk. De student leert om in uiteenlopende verpleegkundige settingen en zorgsituaties het handelen te beargumenteren aan de hand van theoretische kennis en ervaring. Klinisch redeneren en beargumenteren leert de student door te doen en niet alleen door theorie op papier te zetten. Het is de bedoeling dat de student het beargumenteren van zorg leert toepassen in toenemende mate van complexiteit van uiteenlopende verpleegkundige settingen en zorgsituaties.

7.2 Toetsopdracht:

De student stelt een schriftelijk product samen dat in onderlinge samenhang bestaat uit: 1. Drie waarderingsformulieren van de werkbegeleider waaruit blijkt dat in de loop van het praktijkleren een leerproces zichtbaar is

geworden met betrekking tot ‘Beargumenteren van zorg’. 2. Drie reflectieverslagen waaruit blijkt dat ‘Beargumenteren van zorg’ als persoonlijk leerproces tijdens het praktijkleren zich ontwikkeld

heeft tot het gewenste niveau. 3. Eén verslag waarin aan de hand van één specifieke KBS een theoretische onderbouwing van het verpleegkundig proces wordt

beschreven. Ad1) De student verzamelt feedback aan de hand van het waarderingsformulier (Zie Bijlage 1). De werkbegeleider vult, eventueel in samenwerking met de student, het waarderingsformulier in. De verzamelde feedback aan de hand van de ingevulde waarderingsformulieren gebruik de student om leerdoelen te formuleren voor het vervolg van zijn/ haar leerproces. De werkbegeleider vult het waarderingsformulier behorende bij deze module drie keer in. Het initiatief tot een verzoek tot waardering moet bij de student vandaan komen. Ad 2) Het is de bedoeling dat de student minimaal drie reflectieverslagen schrijft waaruit blijkt dat de student het beargumenteren van zorg heeft toegepast in de praktijk bij een hoog complexe zorgsituatie. Uit het reflectieverslag blijkt dat de student inzage heeft gegeven in zijn/ haar leerproces met betrekking tot ‘Beargumenteren van zorg’ en hoe integratie van theorie en praktijk heeft plaatsgevonden. Het is de bedoeling dat de student de reflectie op methodische wijze schrijft en hierbij aandacht besteedt aan gedachten, gevoelens en gedrag.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 13 | 83

Ad3) De student kiest een kritische beroepssituatie (KBS) die kenmerkend is voor de setting van de betreffende praktijkleersituatie. Deze KBS voldoet aan de kenmerken van een hoog complexe verpleegsituatie. De student bespreekt de keuze voor de KBS en de mate van complexiteit met jou als werkbegeleider op haalbaarheid en onderbouwt de definitieve keuze voor een KBS. De student beschrijft in een verslag alle onderdelen van het verpleegkundig proces van de betreffende KBS. Uit de beschrijving blijkt dat de keuzes gebaseerd zijn op actuele kennis en uitgangspunten van EBP. Uit het verslag blijkt dat er gebruik is gemaakt van relevante classificatiesystemen, meetinstrumenten, verpleegkundige standaarden, verpleegkundige richtlijnen en protocollen, medische- en verpleegkundige kennis, klinisch redeneren en EBP. Het verslag is een verplicht onderdeel van de toets van de module ‘Beargumenteren van zorg’. De toets van de Module Beargumenteren van zorg is aangemerkt als examenwerk en wordt daarom door minimaal twee beoordelaars/examinatoren beoordeeld.

8 Module Werken aan gezondheid

8.1 Inleiding

De hbo-verpleegkundige signaleert gezondheidsrisico’s bij individuen en/of groepen en kan daarop passende vervolgacties (laten)

ondernemen. In deze module staat het indiceren, ontwikkelen, organiseren en uitvoeren van preventie centraal. De module is gericht op het

bevorderen van gezondheid, vitaliteit, zelfmanagement en participatie van zorgvragers. Bovendien is er aandacht voor het anticiperen op

gezondheidsrisico en het ondernemen van actie wanneer sprake is van verhoogd gezondheidsrisico. Indiceren wordt omschreven als het

vaststellen, beschrijven en organiseren van de aard, duur, omvang en doel van de benodigde (verpleegkundige) zorg. Dit gebeurt in

samenspraak met de zorgvrager, op basis van gediagnosticeerde of potentiele, nader te onderzoeken en te diagnosticeren problemen

(diagnoses). Hierbij wordt het ondersteunen van zelfmanagement van zorgvragers, hun naasten en hun sociale netwerk ook meegenomen. De

doelstelling van het indiceren is 'het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van

leven'.

Bij het vaststellen van een verpleegkundige diagnose kijkt de verpleegkundige niet enkel naar het probleem en de symptomen van de

zorgvrager, maar nadrukkelijk ook naar potentiële problemen en risico’s die te verwachten zijn ( prognosticeren en anticiperen). Om te kunnen

prognosticeren en anticiperen vindt er een preventiegerichte analyse plaats. Een preventiegerichte analyse is het analyseren van het gedrag en

de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvragers en doelgroepen (bron : rapport Toekomst bestendige

beroepen verzorging en verpleging, 2015).

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 14 | 83

8.2 Toetsopdracht

De student kan op basis van preventiegericht analyseren de zorgvraag indiceren waarbij aangesloten wordt bij de zelfredzaamheid van de

zorgvrager in een hoog-complexe situatie.

De toetsing van deze module bestaat uit:

- Het laten waarderen van een door de student gemaakt preventieplan (met daarin een planning en onderbouwing van geïndiceerde

preventieve zorg) Deze waardering gebeurt door een medestudent (PEER to PEER- assessment) aan de hand van een

waarderingsformulier. De student reflecteert vervolgens op de feedback in het waarderingsformulier en laat deze reflectie door de

medestudent ondertekenen.

- Het laten waarderen van de uitvoering van geïndiceerde preventieve zorg (uitvoering van een preventieplan) in de praktijk door de

student. Deze waardering gebeurt door de werkbegeleider. De waardering van de zorg vindt plaats middels twee

waarderingsformulieren (zie Bijlage 2), gekoppeld aan twee momenten in het zorgproces:

1. Het eerste waarderingsformulier wordt door de werkbegeleider ingevuld nadat de student de eerste fase van het zorgproces

(stappen 1 t/m 5 van Rosendal) heeft afgerond: dit betreft de fase waarin de student contact opbouwt met de cliënt en gegevens

verzamelt ten behoeve van preventieve zorg.

2. Het tweede waarderingsformulier wordt door de werkbegeleider ingevuld nadat de student de tweede fase van het zorgproces

(stappen 6 t/m 11 van Rosendal) heeft afgerond: dit betreft de fase waarin de student de preventieve zorg gaat plannen,

uitvoeren en evalueren.

De student zal voordat de waarderingsformulieren ingevuld worden een korte presentatie (maximaal tien minuten) van de uitvoering van het

preventieplan geven binnen de stage-instelling: deze presentatie zal dus twee keer plaatsvinden, gekoppeld aan de twee

waarderingsformulieren. De werkbegeleider kan deze presentatie gebruiken bij het invullen van het waarderingsformulier. De werkbegeleider

vult, eventueel in samenwerking met de student, het waarderingsformulier in. De verzamelde feedback aan de hand van de ingevulde

waarderingsformulieren gebruikt de student om leerdoelen te formuleren voor het vervolg van zijn/ haar leerproces. De werkbegeleider vult het

waarderingsformulier die bij deze module hoort twee keer in. Het initiatief tot een verzoek tot waardering moet bij de student vandaan komen.

8.3 Inleiding

De Nederlandse gezondheidszorg verandert; er is sprake van een transitie van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. De

patiënt is in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor zijn/haar gezondheid, en van familie en naasten van de patiënt wordt in toenemende

mate verwacht dat zij participeren in de zorg voor een familielid die zorg nodig heeft. Ziekte en zorgafhankelijkheid binnen een familie

beïnvloedt echter ook de onderlinge relaties. Families hebben behoefte aan verpleegkundigen die hen gezamenlijk begeleiden in de richting

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 15 | 83

van zelfmanagement en samenredzaamheid. Families hebben behoefte aan verpleegkundigen die met hen spreken over wederzijdse

verwachtingen, over veranderende rollen, over verdriet, teleurstellingen, over persoonlijke grenzen en over zelfzorg. De balans van geven en

ontvangen is voor individuele familieleden en voor hun onderlinge relaties essentieel om de zorg vol te kunnen houden. In deze module laat de

student zien dat hij/zij in staat is om op een goede, respectvolle wijze met de familie in gesprek te gaan en met hen samen te werken. Hij/zij

maakt een professionele analyse van de zorgvragen van familie/naasten, gaat met hen in gesprek en schrijft uiteindelijk een advies in de

richting van zelfmanagement en samenredzaamheid waarbij een goede balans in draaglast en draagkracht voor ieder familielid/naaste

belangrijk is. Onderdeel van de module is een training in gespreksvoering met families en naasten.

8.4 Toetsopdracht

Binnen de module Zelf- en samenredzaamheid is het de bedoeling dat de student leert - om op een goede en respectvolle wijze met familie in gesprek te gaan en met hen samen te werken;

- om familie-/systeemsituaties in kaart te brengen en de zorgsituatie te analyseren

- om met patiënt/cliënt en families in gesprek te gaan, de familiesituatie te bespreken en een gezamenlijk doel en passend advies te

formuleren in de richting van zelf-en samenredzaamheid

- om in de communicatie met de cliënt en zijn/haar familie daar waar het kan gebruik te maken van technologie.

De student heeft als opdracht om aan het volgende te voldoen; - een ingevuld (familie)systeemgericht assessment m.b.v. een gevalideerde methodiek

- een getekend genogram/ecogram van minimaal 3 families/naasten/sociaal systeem

- twee waarderingsformulieren m.b.t. (familie)systeemgerichte gespreksvoering

- een reflectie op basis van het assessment, de analyse van de zorgsituatie en het gesprek met zorgvrager en familie (inclusief

technologische mogelijkheden).

De werkbegeleider vult, eventueel in samenwerking met de student, het waarderingsformulier (zie Bijlage 3) in. De verzamelde feedback aan de hand van de ingevulde waarderingsformulieren gebruik de student om leerdoelen te formuleren voor het vervolg van zijn/haar leerproces. De werkbegeleider vult het waarderingsformulier die bij deze module hoort twee keer in. Het initiatief tot een verzoek tot waardering moet bij de student vandaan komen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 16 | 83

9 Module Regisseren van zorg

9.1 Inleiding

De verpleegkundige is verantwoordelijk voor de continuïteit en coördinatie van zorg rondom de cliënt. Doorlopende veranderingen in het

zorgaanbod en zorgconsumptie vragen om extra aandacht voor continuïteit en coördinatie. Door kortere klinische opnamen en ambulante

zorgverlening, wordt afstemming met mantelzorgers belangrijker. ‘Wat is er nodig om de (na)zorg thuis voort te zetten?’. Door het organiseren

van zorgpaden en zorgketens, rijst de vraag wie de regie over het zorgtraject voert. Ook de soms zeer intensieve betrokkenheid van de familie

van de cliënt, heeft invloed op de manier waarop de verpleegkundige vorm geeft aan continuïteit en coördinatie.

In deze module voert de student in een complexe zorgsituatie de voorkomende regietaken uit. Hij/zij past hierbij principes van gezamenlijke

besluitvormig toe.

9.2 Toetsopdracht

Als verpleegkundige in opleiding is de student dagelijks actief bezig met het coördineren van zorg. In de huidige praktijkleerperiode doen zich

deze zorgsituaties ook voor.

In deze module gaat de student:

op zoek naar een hoog-complexe zorgsituatie waarbij de student een uitdagende coördinatie- en continuïteitstaak ziet,

beschrijft de student deze kritische beroepssituatie en de manier waarop hij/zij de coördinatie- en continuïteitstaak gaat uitvoeren,

vervolgens voert de student deze taken uit, hij/zij verzamelt tweemaal met behulp van het waarderingsformulier feedback en reflecteert

op zijn/haar handelen. Het accent ligt bij deze opdracht op de uitvoering van zijn/haar professioneel handelen.

De werkbegeleider vult, eventueel in samenwerking met de student, het waarderingsformulier (zie Bijlage 4) in. De verzamelde feedback aan de

hand van de ingevulde waarderingsformulieren gebruikt de student om leerdoelen te formuleren voor het vervolg van zijn/haar leerproces.

De werkbegeleider vult het waarderingsformulier behorend bij deze module twee keer in. Het initiatief voor een verzoek tot waardering moet bij

de student vandaan komen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 17 | 83

10 Module Borgen van kwaliteit en veiligheid

10.1 Inleiding

Als verpleegkundige in opleiding levert de student een actieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de zorg voor

zijn/haar patiënten. Dit kan diverse vormen aannemen. In deze module gaat de student na welke uitdagingen zijn/haar afdeling kent ten

aanzien van kwaliteit en veiligheid. Na grondige analyse van het probleem formuleert de student een verbetervoorstel voor de afdeling of

organisatie.

10.2 Toetsopdracht

Als verpleegkundige in opleiding levert de student een actieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de zorg voor

patiënten. Dit kan diverse vormen aannemen. In deze module gaat de student na welke uitdagingen zijn/haar afdeling kent ten aanzien van

kwaliteit en veiligheid. Hij/zij kiest een onderwerp waar hij/zij uiteindelijk een verbetervoorstel voor gaat formuleren. Hij/zij legt de keuze via een

plan van aanpak voor in de leergemeenschap en aan de werkbegeleider. De inhoud en de procesaanpak van de student kunnen verschillend

ingevuld worden. Hieronder staan twee mogelijkheden.

Voorbeeld interne audit:

Mogelijk voert de student een interne audit uit op een thema of proces naar keuze. Hij/zij stelt dan een auditplan op na het bestuderen van

relevant instellingsbeleid, richtlijnen, Wet- en regelgeving. De student voert de audit uit, analyseert de uitkomsten, rapporteert en formuleert

verbetervoorstellen. Tenslotte verzamelt de student feedback en reflecteert op zijn/haar handelen.

Voorbeeld Lean:

Mogelijk probeert de student een proces te verbeteren waar de afdeling niet tevreden over is. De student brengt het proces in kaart en verdiept

zich in Wet- en regelgeving. Samen met het team maakt de student een waarde stroom en brengt knelpunten in kaart. Samen bepaalt de

student de knelpunten die aangepakt gaan worden en verwerkt de verkregen informatie in een verbeterplan. Het accent ligt in deze module op

de uitvoering van jouw professioneel handelen. De werkbegeleider vult, eventueel in samenwerking met de student, het waarderingsformulier

(zie Bijlage 5) in. De verzamelde feedback aan de hand van de ingevulde waarderingsformulieren gebruikt de student om leerdoelen te

formuleren voor het vervolg van zijn/haar leerproces. De werkbegeleider vult het waarderingsformulier behorend bij deze module twee keer in.

Het initiatief voor een verzoek tot waardering moet bij de student vandaan komen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 18 | 83

11 Module Voorbehouden handelingen

11.1 Inleiding

Voorbehouden handelingen zijn risicovolle handelingen die alleen door bevoegde zorgverleners mogen worden uitgevoerd. In de Wet op de

beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staan de voorbehouden handelingen. Wie voorbehouden handelingen uitvoert moet dat

deskundig en zorgvuldig doen. Ook moet hij door kennis en vaardigheid bekwaam zijn. Anders ontstaan onverantwoorde risico's voor de

gezondheid van de patiënt (Rijksoverheid, zj). In jaar 1 en 2 heeft de student al verschillende vaardigheden getoetst. Gezien het

veelvoorkomende karakter van de handelingen injecteren, neusmaagsonde, infusietherapie en het inbrengen van een blaaskatheter, in veel

verschillende settingen van de gezondheidszorg, worden deze handelingen in jaar 3 en 4 opnieuw getoetst. Daarnaast kiest de student nog drie

voorbehouden en/of risicovolle handelingen uit van de lijst van voorbehouden en risicovolle handelingen die hij/zij in de simulatie- of

praktijksetting laat toetsen.

11.2 Toetsopdracht

Voor het afronden van de leerlijn/module voorbehouden en risicovolle handelingen moet de student drie opdrachten afronden:

1. Het maken van een E-learning programma op blackboard

2. Een casusbespreking met de werkbegeleider op de praktijkleerplaats

3. Het uitvoeren van vier verplichte voorbehouden en risicovolle handelingen en drie zelf gekozen voorbehouden en/of risicovolle

handelingen.

De module ‘voorbehouden en risicovolle handelingen is een doorlopende leerlijn. Dit betekent dat hij gedurende de gehele opleiding centraal

staat, en de student de opgedane kennis en vaardigheden uit jaar 1 en 2 meeneemt in de uitvoering van bovenstaande opdrachten.

Zowel in praktijkleerperiode 2 als 3 (PLP2 en PLP3) werkt de student aan deze module. Dit betekent dat de student in zowel PLP2 als in PLP3

een casusbespreking uitvoert met de werkbegeleider. In PLP2 krijgt de student feedback op het gesprek van de werkbegeleider, en in PLP3

wordt deze getoetst middels een cijfer van de werkbegeleider (zie Bijlage 6). De docentbegeleider geeft de uiteindelijke beoordeling aan de

hand van een cijfer.

De in totaal zeven voorbehouden en risicovolle handelingen voer de student in de praktijk uit. De student heeft zowel PLP2 als in PLP3 de kans

om de handelingen af te ronden.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 19 | 83

12 Module Professionele ontwikkeling

12.1 Inleiding

Werken aan je professionele ontwikkeling doet de student gedurende de gehele opleiding, maar met name ook tijdens de praktijkleerperiode, in

‘het werkveld’. Het is dan ook vooral dáár dat de student bewijsmateriaal en voorbeelden kan verzamelen om professionele groei aan te tonen.

Deze bewijzen heeft de student aan het einde van de opleiding nodig om een portfolio samen te stellen waarin deze groei te zien is. De

professionele groei van een student kan op diverse manieren aangetoond worden. De student heeft hier zelf de regie op en is vrij in het kiezen

van het bewijsmateriaal. Het kan zijn dat de student de werkbegeleider vraagt het materiaal te accorderen of het professioneel handelen van

feedback te voorzien. In het portfolioassessment is de professionele ontwikkeling van de student standaard onderwerp van gesprek.

12.2 Toetsopdracht

Gedurende de vier semesters (jaar 3 & 4) legt de student een portfolio aan. In dit portfolio wordt ‘bewijsmateriaal’ verzameld waarmee de

student laat zien aan de opgestelde leeruitkomsten te voldoen. De onderdelen van het portfolio kunnen producten uit andere modules zijn

(zolang ze beantwoorden aan de leeruitkomst en voorzien zijn van een toelichting) of producten die de student speciaal voor dit portfolio

ontwikkelt. De onderdelen kunnen verschillende verschijningsvormen hebben: verslag, video-opname, interview, blog, geluidsopname,

dagboekfragment etc. Aan het eind van de opleiding vindt een individueel Verpleegkundig Pleidooi plaats op school. Dit is het moment waarop

de student ten overstaan van een docent zichzelf presenteert als beginnend professional. Tijdens dit pleidooi is het de bedoeling dat de student

zijn/haar verpleegkundige authenticiteit en ontwikkeling naar voren brengt. Het aangelegde portfolio is hiervoor de basis.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 20 | 83

13 Ondersteunende links

Bachelor Nursing 2020 (2015). Een toekomstbestendig opleidingsprofiel, 4.0.. Landelijke Overleg Opleidingen Verpleegkunde.

Opgehaald van:

https://www.vereniginghogescholen.nl/system/profiles/documents/000/000/180/original/Bachelor_of_Nursing_2020_-

_Toekomstbestendig_opleidingsprofiel_4.0.pdf

Stuurgroep beroepsprofielen en de overgangsregeling (2015). Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging.

Opgehaald van: http://www.venvn.nl/Portals/1/Nieuws/2016%20Documenten/20160113%20Rapport%20Toekomstbestendige%20beroepen.pdf

Module; Werken aan gezondheid:

Methodiek; Model van Rosendal;

https://www.springer.com/cda/content/document/cda_downloaddocument/9789036809092-c1.pdf?SGWID=0-0-45-1501070-p177234264

Indicatiestelling; Hulpmiddelen voor het indiceren en organiseren van zorg

https://www.venvn.nl/Portals/30/Thema/Verpleegkundige%20Indicatiesteling/20141121%20Overzicht%20bestaande%20hulpmiddelen.pdf

Stages Wijkverpleegkundige zorg;

https://www.zorgvoorbeter.nl/lesmateriaal/hbov-stages-wijkverpleegkundigen

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 21 | 83

Bijlagen

Bijlage 1: Waarderingsformulier Module Beargumenteren van zorg

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier*

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

Per criterium wordt een waardering* toegekend door middel omcirkelen van Beginner/ In Ontwikkeling/ Bekwaam/ Expert.

Minimaal drie keer per PLP wordt het waarderingsformulier ingevuld door de werkbegeleider.

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de student met betrekking tot het criterium. In de kolom

'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student met betrekking tot Beargumenteren van zorg wordt uitgedrukt in

Beginner/ In Ontwikkeling/ Bekwaam/ Expert.

De feedback van de werkbegeleider wordt in de vorm van waarderingsformulieren in het verslag van de student opgenomen en als advies

meegegeven aan de 2 examinatoren. Deze examinatoren beoordelen het totaal aan de hand van het verslag, de waarderingsformulieren en

de reflectieverslagen van de student.

*Waarderingsformulier op basis van Dutch Lasater Clinical Judgment Rubric. Vreugdenhil, J. en Spek, B., Nurse Education Today 62

(2018) 43-51.

Naam student:

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 22 | 83

Eindwaardering:

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/ Expert

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 23 | 83

Waarderingsformulier “Beargumenteren van zorg”

Ontwikkel fase Beginnend In ontwikkeling Bekwaam Expert

Op

merk

en

1.Doelgerichte observatie

De klinische situatie en de hoeveelheid gegevens leiden tot verwarring; observeert ad hoc en belangrijke gegevens worden niet gezien, en/of verkeerd geïnterpreteerd. Weet niet welke gegevens doorgegeven moeten worden. Kan nog geen betekenis geven aan dat wat is gezien.

Probeert een aantal objectieve en subjectieve gegevens te bewaken, maar raakt overspoeld door de hoeveelheid gegevens; richt zich op de meest opvallende gegevens, ziet soms belangrijke informatie over het hoofd doordat het ziektebeeld niet bekend is. Vergeet belangrijke gegevens door te geven.

Observeert en bewaakt doorlopend een aantal symptomen en signalen; de meeste bruikbare informatie wordt opgemerkt, mag zeer subtiele signalen missen.

Observeert doelgericht; observeert en bewaakt doorlopend een grote hoeveelheid van objectieve en subjectieve gegevens om alle bruikbare informatie op te sporen.

2. Afwijkingen en veranderingen herkennen

Richt zich op één observatiepunt en veranderingen en afwijkingen worden niet gezien; vraagt niet door.

Merkt de meest opvallende afwijkingen en veranderingen op maar niet alle. Weet niet goed welke aanvullende gegevens nodig zijn.

Merkt bijna alle opvallende veranderingen en afwijkingen op en doet aanvullend onderzoek.

Merkt kleine, subtiele veranderingen en afwijkingen op en doet aanvullend onderzoek en gebruikt deze gegevens om de situatie te beoordelen/evalueren (en bespreekt dit met de coach) en handelt hiernaar.

3. Gegevens verzamelen

Vertrouwt het meest op meetbare gegevens; vindt interactie met de patiënt en familie moeilijk en verkrijgt daardoor minder informatie van patiënt en familie over de toestand van de patiënt. De informatie beklijft nog niet goed.

Probeert voorzichtig extra informatie van patiënt of familie over de toestand van de patiënt te verkrijgen; weet veelal niet welke informatie nodig is, vraagt niet door of verzamelt onnodige informatie.

Vraagt actief door aan patiënt en familie om gegevens over de toestand van de patiënt en verwachtingen over de zorg te verkrijgen; mist soms een belangrijk aanknopingspunt doordat het ziektebeeld nog onbekend is.

Neemt initiatief om door gerichte observatie en interactie met patiënt en familie alle noodzakelijke informatie te verkrijgen over de toestand van de patiënt en verwachtingen over de zorg.

Ontwikkel fase Beginnend In ontwikkeling Bekwaam Expert

Inte

rpre

ter

en

4. Gegevens

ordenen

Lijkt niet te weten welke gegevens een diagnose ondersteunen, vindt het moeilijk om hoofd- en bijzaken te scheiden.

Probeert hoofd- en bijzaken te scheiden, maar besteedt ook aandacht aan minder relevante gegevens.

Beperkt zich meestal tot de belangrijkste gegevens maar blijft zoeken naar meer gegevens. Kan

Beperkt zich tot de belangrijkste gegevens om de toestand van de patiënt te verklaren.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 24 | 83

schakelen tussen patiënten en situaties.

5. Gegevens begrijpen

In gewone, bekende, niet- complexe situaties is het moeilijk om de beschikbare gegevens te begrijpen en te verklaren. Heeft hulp nodig bij probleem vaststellen en zorg plannen. Tempo van informatie verwerken is nog traag.

Kan in gewone, bekende, niet- complexe situaties gegevens linken aan verpleegkundige/medische kennis en de zorg plannen en uitleggen; kan nog moeite hebben met verbanden leggen in midden complexe, of onverwachte situaties; heeft vaak hulp en advies nodig.

In de meeste situaties in staat om verbanden te leggen en gegevens te linken aan verpleegkundige/medische kennis. Kan zorg plannen en onderbouwen; uitgezonderd zijn complexe situaties waarin hulp gevraagd mag worden van een collega/coach.

Zelfs in complexe situaties met tegenstrijdigheden in staat zijn om a) verbanden tussen gegevens te leggen b) gegevens te linken aan verpleegkundige/medische kennis en c) interventies te plannen waarvan verwacht kan worden dat deze tot resultaat leiden.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 25 | 83

Ontwikkel fase Beginnend In ontwikkeling Bekwaam Expert

Re

ag

ere

n

6. Rustig en met zelfvertrouwen

Is, behalve in eenvoudige routine situaties, chaotisch, gespannen en heeft het werk nog niet onder controle. Kan zich zelf overschatten of durft nog niet zelf te doen, kijkt liever mee. Patiënt en familie kunnen onzeker worden.

Is aarzelend in regie nemen; in eenvoudige en routine situaties geeft ze patiënt en familie een veilig gevoel. Kan makkelijk chaotisch en gespannen worden. Kan nog niet begrenzen, willigt alle verzoeken in.

Laat regie en zelfvertrouwen zien. Heeft de meeste situaties onder controle. Kan stress laten zien in complexe situaties. Kan schakelen tussen situaties.

Neemt de verantwoordelijkheid op zich; delegeert taken aan collega’s; beoordeelt de situatie en geeft patiënt en familie een veilig gevoel.

7. Communicatieve bekwaamheid

Vindt communiceren moeilijk; uitleggen gaat rommelig, vergeet delen van informatie bij het informeren van de patiënt; aanwijzingen zijn onduidelijk of tegenstrijdig; patiënt en familie raken in de war en voelen zich niet veilig/verzekerd. Vermijdt telefonisch communiceren.

Laat communicatievaardigheden zien (bv instructie geven); communicatie met collega’s, patiënt en familie is deels in orde; zet zich in om effectief te communiceren maar is hierin nog niet bekwaam.

Communiceert meestal effectief; legt zorgvuldig uit aan de patiënt; geeft heldere aanwijzingen aan collega’s, kan nog duidelijker om medewerking vragen.

Communiceert effectief; legt handelingen uit, stelt de patiënt en familie gerust; betrekt en stuurt collega’s aan, legt uit en geeft aanwijzingen; gaat na of het begrepen is.

8. Handelen volgens zorgplan of protocol/flexibiliteit

Richt zich op de uitvoering van een enkele, juiste, interventie maar kan nog niet de puntjes op de i zetten; observeert een deel van de reacties van de patiënt.

Handelt volgens zorgplan/protocol; observeert de voortgang maar kan het handelen nog niet aanpassen aan de reacties van de patiënt.

Handelt op basis van de toestand van de patiënt; houdt de voortgang in de gaten maar verwacht niet zelf het protocol/zorgplan aan te moeten passen.

Zorgplan/protocol is geïndividualiseerd; bewaakt de toestand van de patiënt nauwgezet en kan handelen aanpassen aan de reacties van de patiënt. Kan werktempo aanpassen als de situatie daarom vraagt.

9. Vakbekwaamheid Beheerst de technische handelingen nog niet, is erg gericht op het leren van handelingen.

Is aarzelend in het uitvoeren van technische handelingen, is gericht op de handeling en minder op de patiënt.

Laat zien dat ze technische handelingen beheerst; het kan nog sneller of met meer precisie.

Laat zien dat ze technische handelingen beheerst.

Ontwikkel fase Beginnend In ontwikkeling Bekwaam Expert

Re

fle ct

er

en 10. Zelf-evaluatie Evalueert op verzoek

oppervlakkig, niet gericht op verbetering maar op

Evalueert op verzoek maar blijft op de vlakte; vindt het moeilijk alternatieven te

Analyseert en evalueert eigen professioneel gedrag, herkent

Analyseert en evalueert kritisch eigen professioneel gedrag,

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 26 | 83

Score-Formulier (3x in te vullen door werkbegeleider)

Opmerken

1. Doelgerichte observatie:

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

2. Afwijkingen en veranderingen

herkennen

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

3. Gegevens verzamelen

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

Toelichting

verdediging; motiveert eigen besluiten zonder achteraf te evalueren.

bedenken; schiet snel in de verdediging tijdens het evalueren van zelfgemaakt keuzes.

belangrijke beslismomenten en overweegt alternatieven.

herkent beslismomenten, overweegt alternatieven en evalueert eigen keuzes.

11. Leerhouding Herkent de noodzaak tot continu verbeteren nog niet; is te weinig of over- kritisch over de eigen inbreng; herkent nog niet tekortkomingen in de zorgverlening. Kan nog geen juiste bronnen selecteren/raadplegen.

Laat zien dat ze zich ervan bewust is dat continu verbeteren nodig is; probeert te leren van ervaringen aan de hand van vragen van de coach.

Laat gemotiveerdheid zien in continu verbeteren wat goed gaat en beter kan; durft dit naar voren te brengen.

Laat gedrevenheid zien in continu verbeteren; is kritisch over de verleende zorg; onderzoekt systematisch wat goed gaat en beter kan; neemt initiatief tot verbeteringen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 27 | 83

Interpreteren

4. Gegevens ordenen

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

5. Gegevens begrijpen

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

Reageren

6. Rustig en met zelfvertrouwen

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

7. Communicatieve bekwaamheid

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

8. Handelen volgens zorgplan of

protocol/flexibiliteit

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

9. Vakbekwaamheid

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

Reflecteren

10. Zelf-evaluatie

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

11. Leerhouding

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 28 | 83

Beginner/ In ontwikkeling/ Bekwaam/

Expert

Tips/Tops

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 29 | 83

Bijlage 2: Waarderingsformulier Module Werken aan gezondheid Waarderingsformulier module Deel A.

Naam verpleegkundige in opleiding (VIO):

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) op NLQF niveau 6 in relatie tot het deeltentamen Zorgdossier:

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 30 | 83

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

1. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++. Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) met betrekking tot het criterium. In de kolom 'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

2. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

3. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd.

4. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd.

Module Werken aan gezondheid

Waarderingsformulier deel A Functioneren op de werkplek

Totale opdracht

De VIO laat middels een beroepsproduct (preventieplan)

zien in staat te zijn tot het vaststellen van potentiele

patiëntproblemen, en daarbij preventieve zorg te kunnen

Waardering

Toelichting op de waardering,

ontwikkel- en aandachtspunten en feedback voor de VIO

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 31 | 83

indiceren, ontwikkelen, organiseren en uitvoeren; gericht

op het bevorderen van gezondheid, vitaliteit,

zelfmanagement en participatie van zorgvragers.

De VIO gebruikt hierbij het 11 stappenmodel van

Rosendal (Rosendal, 2015).

Middels dit waarderingsformulier 2A wordt waardering

gegeven aan de uitvoering van stappen 1 t/m 5: 1. Vertrouwen opbouwen 2. Anamnese 3. Oorzaken en gevolgen uitsorteren 4. Mogelijke diagnoses voorleggen aan cliënt 5. Toetsen zelfredzaamheid

Middels dit waarderingsformulier 2A wordt gerichte

feedback gegeven en worden de ontwikkel- en

aandachtspunten van de VIO beschreven en

onderbouwd.

Criteria

- - / - / + / ++

Stap 1.

De VIO kan vertrouwensrelatie opbouwen met de

cliënt

Richtinggevend:

De VIO:

Past professionele communicatieve vaardigheden toe

Is oprecht geïnteresseerd in de cliënt

Behandelt de cliënt met respect

Geeft blijk van deskundigheid

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 32 | 83

Maakt zo nodig de vertrouwensrelatie bespreekbaar en stelt deze zo nodig bij

Werkt aan de vertrouwensrelatie met de cliënt binnen de stage instelling.

Stap 2.

De VIO kan relevante informatie verzamelen door

middel van een anamnese en kan daaruit

hypothetische diagnoses bepalen.

Richtinggevend:

De VIO:

Verzamelt relevante informatie aan de hand van een, binnen de stage instelling gehanteerd, verpleegkundig model/ methode.

Kan het toegepaste anamnesemodel/ methode onderbouwen in relatie tot visie van de stageinstelling en eigen visie.

kan eigen vooroordelen benoemen in relatie tot de cliënt en uitleggen aan de werkbegeleider welke betekenis deze vooroordelen hebben tijdens de anamnese.

Kan relevante informatie van cliënt en diens naasten verzamelen.

Kan de relevante informatie ordenen op een systematische wijze, ten behoeve van diagnosestelling.

Kan (hypothetische) diagnoses bepalen volgens de PES structuur en gebaseerd op een verpleegkundig classificatiesysteem (bijv NANDA)

Stap 3.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 33 | 83

De VIO kan oorzaken en gevolgen van

(hypothetische) diagnoses benoemen en analyseren.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan benoemen welke determinanten er zijn en kan daarbij de koppeling aan de (hypothetische ) diagnoses uitleggen.

Kan de determinanten bepalen en onderbouwen aan de hand van een determinantenmodel (Lalonde, ASE, etc.).

Kan zo nodig naar aanleiding van de determinanten de (hypothetische) diagnoses aanpassen.

Stap 4.

De VIO kan (hypothetische) diagnoses bespreken

met de cliënt.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan het belang uitleggen van het bespreken van de (hypothetische) diagnoses met de cliënt (en diens naasten).

Kan n.a.v. het bespreken met de cliënt (en dienst naasten) zo nodig de (hypothetische ) diagnoses aanpassen

Stap 5.

De VIO kan de mate van zelfredzaamheid van de

cliënt benoemen en onderbouwen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 34 | 83

Richtinggevend:

De VIO:

Kan het belang uitleggen van het bepalen van de zelfredzaamheid van de cliënt.

Kan de zelfredzaamheid van de cliënt bepalen aan de hand van een relevant instrument.

Kan de keuze voor het gebruikte instrument onderbouwen.

Bron:

Rosendal, H. (2015). Leerboek verpleegkunde maatschappij en gezondheid. Amsterdam: Reed Business Education

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 35 | 83

Waarderingsformulier deel B.

Naam verpleegkundige in opleiding (VIO):

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) op NLQF niveau 6 in relatie tot het deeltentamen Zorgdossier:

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

5. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 36 | 83

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) met betrekking tot het criterium. In de kolom 'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

6. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de verpleegkundige in opleiding (VIO) wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

7. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd.

8. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd.

Module Werken aan gezondheid

Waarderingsformulier deel B Functioneren op de werkplek

Totale opdracht

De VIO laat middels een beroepsproduct

(preventieplan) zien in staat te zijn tot het vaststellen

van potentiele patiëntproblemen, en daarbij preventieve

zorg te kunnen indiceren, ontwikkelen, organiseren en

uitvoeren; gericht op het bevorderen van gezondheid,

vitaliteit, zelfmanagement en participatie van

zorgvragers.

De VIO gebruikt hierbij het 11 stappenmodel van

Rosendal (Rosendal, 2015).

Waardering

Toelichting op de waardering,

ontwikkel- en aandachtspunten en feedback voor de VIO

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 37 | 83

Middels dit waarderingsformulier 2B wordt waardering

gegeven aan de uitvoering van stappen 6 t/m 11:

6. Diagnoses vastleggen en voorleggen.

7. Resultaat bepalen.

8. Interventies bepalen (indiceren).

9. Toewijzen en/of doorverwijzen.

10. Zorgplan starten.

11. Monitoren en evalueren.

Middels dit waarderingsformulier 2B wordt gerichte

feedback gegeven en worden de ontwikkel- en

aandachtspunten van de VIO beschreven en

onderbouwd.

Criteria

- - / - / + / ++

Stap 6.

De VIO kan diagnoses in relatie tot preventie

vaststellen en bespreken met de cliënt.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan diagnoses bepalen volgens de PES structuur en gebaseerd op een verpleegkundig classificatiesysteem (bijv NANDA)

Kan diagnoses onderbouwd prioriteren aan de hand van een model of methode.

Maakt bij het prioriteren van diagnoses gebruik van de actieve betrokkenheid van de cliënt.

Kan bij het prioriteren van de diagnoses de mate van zelfredzaamheid van de cliënt betrekken en het belang ervan uitleggen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 38 | 83

Kan “geparkeerde” (minder geprioriteerde) diagnoses zo nodig alsnog meer prioriteit geven gebaseerd op een veranderde zorgsituatie, en kan dit onderbouwen.

Stap 7.

De VIO kan preventieve verpleegkundige resultaten

bepalen.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan per diagnose een (of meerdere) verpleegkundige resultaten/ doelen bepalen.

Bepaalt de verpleegkundige resultaten/ doelen aan de hand van de bijvoorbeeld NOC.

Bepaalt verpleegkundige resultaten/ doelen volgens de SMART of RUMBA-regel.

Stap 8.

De VIO kan verpleegkundige preventieve

interventies bepalen (indiceren)

Richtinggevend:

De VIO:

Kan per diagnose en (meerdere) resultaten/ doelen de verpleegkundige interventies bepalen.

Kan interventies bepalen in overleg met de cliënt.

Kan interventies bepalen aan de hand van een verpleegkundige classificatie (bijvoorbeeld NIC)

Kan benoemen hoe er bij het indiceren van zorg rekening is gehouden met organisatie en financiering van de zorg.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 39 | 83

Stap 9.

De VIO kan de vastgestelde preventieve zorg

toewijzen en/ of doorverwijzen aan collega-

verpleegkundigen en/ of andere zorgdisciplines.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan de benodigde preventieve zorg organiseren

Kan daarbij de preventieve zorg, onderbouwd, toewijzen aan collega-verpleegkundigen en zo nodig de cliënt doorverwijzen naar andere zorgprofessionals/ disciplines.

Kan bij het toewijzen van de zorg de belangen van de cliënt laten prevaleren boven die van de organisatie.

Stap 10.

De VIO kan het preventieplan (zorgplan in het kader

van preventie) starten.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan voorgaande stappen 1 t/m 9 van Rosendal vastleggen in een preventieplan (zorgplan gericht op preventie).

Kan in het preventieplan beschrijven en onderbouwen welke preventieve zorg door wie en wanneer wordt uitgevoerd

Kan het preventieplan op logische, methodische wijze inrichten

Kan het preventieplan uitvoeren.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 40 | 83

Stap 11.

De VIO kan de preventieve zorg monitoren en

evalueren.

Richtinggevend:

De VIO:

Kan de preventieve zorg monitoren.

Kan de preventieve zorg evalueren (product en proces).

Kan de preventieve zorg zo nodig, onderbouwd, bijstellen naar aanleiding van de evaluatie.

Bron:

Rosendal, H. (2015). Leerboek verpleegkunde maatschappij en gezondheid. Amsterdam: Reed Business Education.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 41 | 83

Bijlage 3: Waarderingsformulier Module Bevorderen van zelf-en samenredzaamheid

Waarderingsformulier Functioneren op werkplek

Naam student:

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van de gespreksvoering die de student laat zien als het gaat om het assessment van en het gesprek met een familie of sociaal systeem rondom de patiënt/cliënt

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 42 | 83

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

1. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de student met betrekking tot het criterium. In de kolom 'Toelichting' wordt

de waardering nader onderbouwd.

2. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd;.

3. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd

4. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

Module Bevorderen zelfredzaamheid en samenredzaamheid Waarderingsformulier Functioneren op de werkplek

Opdracht: Maak een portfolio waarin wordt opgenomen; een ingevuld (familie)systeemgericht assessment mbv een gevalideerde methodiek Lever een getekend genogram/ecogram of andere visuele weergave van minimaal 3 (familie)systemen twee waarderingsformulieren mbt (familie) systeemgerichte

Waardering

Toelichting op de waardering en ontwikkel- en aandachtspunten voor de student

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 43 | 83

gespreksvoering en analyse van de zorgsituatie een aan de patiënt en zijn/haar familie waarin een reflectie wordt beschreven op basis van het assessment, de analyse van de zorgsituatie en het gesprek met zorgvrager en familie (inclusief technologische mogelijkheden).

De verpleegkundige in opleiding:

kan een (familie) systeemgericht assessment uitvoeren in gesprek met een zorgvrager en een of meer familieleden met behulp van een gevalideerde methodiek.

Richtinggevend:

Hanteert de grondslagen van familiezorg en

laat zien waar een aantal van deze

grondslagen expliciet worden benoemd in

het gesprek.

Hanteert een verpleegkundig

classificatiesysteem en klinisch redeneren

en beargumenteert de uitkomst hiervan.

Maakt gebruik van de richtlijn Het

familiegesprek (1e onderdeel; sociaal

stadium) of een andere methodiek.

Tekent een genogram en een ecogram.

- - / - / + / ++

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 44 | 83

De verpleegkundige in opleiding:

kan een (familie) systeemgericht gesprek

voeren met zorgvrager en een of meer

familieleden op basis een gevalideerde

methodiek.

Richtinggevend

Hanteert de grondslagen van familiezorg en

laat zien waar een aantal van deze

grondslagen expliciet worden benoemd in

het gesprek.

Hanteert een verpleegkundig

classificatiesysteem en klinisch redeneren

en beargumenteert de uitkomst hiervan zien.

Maakt gebruik van de richtlijn Het

familiegesprek (1e, 2e en 3 e onderdeel;

sociaal- , probleem- en interactiestadium) of

een andere methodiek.

Bespreekt aan de hand van een genogram en een ecogram of andere visuele weergave van een familiesysteem de onderlinge relaties met de familie.

Laat zien welke keuze is gemaakt in

communicatieve vaardigheden/methoden.

Heeft kennis van het familiesysteem en de

zorgtriade – samenwerking tussen

zorgvrager, familie en beroepskracht.

- - / - / + / ++

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 45 | 83

Bijlage 4: Waarderingsformulier Module Regisseren van zorg

Naam student:

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student op NLQF niveau 6 in relatie tot de module:

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 46 | 83

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

2. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de student met betrekking tot het criterium. In de kolom

'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

2. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd; uitgesloten hiervan is criterium 1.3 'Voert de geplande zorg zelfstandig uit', dit dient met

minimaal + te zijn gewaardeerd.

3. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd

Criterium 1.3 'Voert de geplande zorg zelfstandig uit' met – of - - is gewaardeerd.

4. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 47 | 83

Module Regisseren van Zorg Waarderingsformulier Functioneren op de werkplek

Opdracht De student laat zien dat hij/zij in een hoog complexe verpleegsituatie de zorg aan de cliënt kan regisseren.

Waardering

Toelichting op de waardering en ontwikkel- en aandachtspunten voor de student

Criteria De student:

- - / - / + / ++

Schetst structuur en samenhang van

multidisciplinair zorgproces.

Maakt o.b.v. kritische beschouwing

onderscheid tussen eigen VPK

discipline en andere disciplines in hoog

complexe context. Richtinggevend:

Kiest een zorgvrager in een hoog complexe verpleegsituatie, er is uitgegaan van de criteria Complexiteit van praktijksituaties of andere in de werksituatie gehanteerde criteria

Student heeft de relevante onderdelen in kaart gebracht..

Formuleert hoe hij op methodische en

cultuur sensitieve wijze komt tot

gezamenlijke besluitvorming bij de

afstemming van zorg tussen patiënt,

naasten en andere zorgverleners in

hoog complexe context. Richtinggevend:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 48 | 83

Heeft gesprekken met cliënt en diens naasten als uitgangspunt gebruikt

De weging van organisatiebelang en inzet van andere disciplines is op een goede manier uitgevoerd

Heeft methodisch/planmatig gewerkt aan gezamenlijke besluitvorming.

Geeft gefundeerd oordeel over geboden

VPK zorg in multidisciplinaire context.

Trekt hieruit conclusies voor vervolg

zorgproces in hoog complexe context. Richtinggevend:

De zorg is door student

geëvalueerd met betrokken

disciplines en cliënt/diens

naasten

De juiste aspecten zijn

geëvalueerd

De conclusie voor het

vervolg is relevant,

haalbaar en met

betrokkenen

geformuleerd/besproken

(cliënt, naasten,

disciplines).

Brengt voorstel tot verbetering van

multidisciplinaire zorgverlening in

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 49 | 83

multidisciplinair team in hoog complexe

context. Richtinggevend:

Inbreng van student is

voorbereid met een andere

discipline

Het voorstel is SMART.

De verpleegkundige in opleiding maakt

bij overdrachtssituaties gebruik van een

te verantwoorden, passende

rapportage-, overdrachtsinstrumenten,

zorgprogramma's en/of zorgpaden in

een authentieke, hoog complexe,

multidisciplinaire context.

Richtinggevend:

Er is juist gebruik gemaakt van

passende rapportage- en

overdrachtssystemen,

zorgprogramma’s en

zorgpaden.

Student kan de keuze goed

beargumenteren.

De verpleegkundige in opleiding toont

leiderschap en een proactieve houding

bij de uitvoering van de coördinatie van

zorg in een authentieke, hoog complexe

context. Richtinggevend:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 50 | 83

De student heeft een

(pro)actieve rol gespeeld bij

overdrachtssituaties.

De student heeft juiste

beslissingen genomen, in

overleg met cliënt, naasten,

werkbegeleiding en andere

disciplines.

De verpleegkundige in opleiding laat in

een authentieke, hoog complexe context

zien, de belangen van verschillende

betrokkenen te verenigen en stelt

daarbij het belang van de zorgvrager

voorop. Richtinggevend:

De student heeft de belangen

van cliënt centraal gesteld

Student heeft belangen van

andere betrokkenen op juiste

manier verenigd.

Student is proactief gericht op

het belang van de organisatie.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 51 | 83

Bijlage 5: Waarderingsformulier Module Borgen van kwaliteit en veiligheid

Naam student:

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student op NLQF niveau 6 in relatie tot het deeltentamen Zorgdossier:

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 52 | 83

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

3. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de student met betrekking tot het criterium. In de kolom

'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

2. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd

3. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd

4. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

Deeltentamen kwaliteit en veiligheid Waarderingsformulier Functioneren op de werkplek

Opdracht De student laat zien dat hij/zij de kwaliteit en veiligheid van zorg binnen een hoog complexe verpleegsituatie kan analyseren. De student is vervolgens in staat om op een methodische wijze knelpunten in een bepaalde beroespscontext vast te

Waardering

Toelichting op de waardering en ontwikkel- en aandachtspunten voor de student

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 53 | 83

stellen, om zo tot mogelijke verbetervoorstellen te komen.

Criteria (leeruitkomsten) - - / - / + / ++

De student heeft voldoende kennis van

de voor kwaliteit van zorg relevante wet-

en regelgeving ten aanzien van de

verpleegkundige beroepsuitoefening en

weet hoe het beleid van een organisatie

te beïnvloeden is:

-Kent Wet- en regelgeving rond kwaliteit

en veiligheid t.a.v. afdeling en

organisatie

-Benoemt zorglogistieke processen en

knelpunten

-Kent partijen en processen die binnen

en buiten de organisatie beleid en

regelgeving bepalen

-Benoemt inzichten waarmee beleid van

de organisatie/afdeling te beïnvoeden is

De student kan werken volgens de richtlijnen van het veiligheidsbeleid en infectiepreventie, privacy, ergonomie, economie en ecologie:

-Houdt hierbij voldoende rekening met

privacy, ergonomie, economie, ecologie.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 54 | 83

-Kan Wetgeving, beleid en richtlijnen

toepassen.

De student werkt in de dagelijkse

praktijk volgens de normen van

veiligheidsbeleid:

-Voert het veiligheidsbeleid zelfstandig

uit.

-Draagt verantwoordelijkheid voor het

beleid.

-Verantwoordt op basis van argumenten

de eigen professionele mening rondom

veiligheid individueel en

(multidisciplinair) groepsverband.

De student hanteert op systematische

en kritische wijze relevante

meetinstrumenten voor kwaliteit van

zorg:

-Heeft kennis van kwalitetsindicatoren

en kwaliteitsstandaarden in de zorg en

specifiek voor de beroepssetting

-Heeft kennis van meetinstrumenten

voor kwaliteit van zorg

-Kiest meetinstrumenten passend bij de

context.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 55 | 83

De student kan de relevante

screeningsmethoden hanteren waarmee

risicofactoren in kaart worden gebracht:

-Maakt gebruik van meerdere

screeningsmethoden om risicofactoren

in kaart te brengen.

- Kiest screeningsmethoden passend bij

de context.

De student kan (bijna) incidenten herkennen en adequaat reageren om schade voor de zorgvrager te beperken, openheid te bieden en herhaling te voorkomen:

-Maakt een analyse over (bijna)

incidenten gerelateerd aan de instelling/

afdeling.

-Formuleert de risicodiagnosen die

kunnen voorkomen in de betreffende

context.

-Formuleert op basis hiervan passende

maatregelen en houdt hierbij rekening

met het veiligheidsbeleid.

De student toont initiatief en verantwoordelijkheid voor het oplossen van knelpunten in het werk- en therapeutisch klimaat die tot onveiligheid leiden:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 56 | 83

-Neemt initiatief tot het maken van

voorstellen ter verbetering van de

veiligheid

-Sluit het verbetervoorstel aan bij de

behoeften van de praktijk.

De student is zich bewust van het eigen

voorbeeldgedrag inzake het hanteren

van veiligheidsnormen:

-onderzoekt verschillen van inzicht

-spoort collega’s aan zich aan de

normen te houden

-vraagt feedback op eigen handelen en

zet dit om in acties

-houdt zichtbaar rekening met belangen

van organisatie/afdeling.

De student hanteert op systematische

en kritische wijze relevante

meetinstrumenten voor kwaliteit van

zorg:

-Heeft kennis van kwalitetsindicatoren

en kwaliteitsstandaarden in de zorg en

specifiek voor de beroepssetting

-Heeft kennis van meetinstrumenten

voor kwaliteit van zorg

-Kiest meetinstrumenten passend bij de

context.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 57 | 83

Bijlage 6: Waarderingsformulier Module voorbehouden handelingen

Werkwijze In de volgende bijlagen vind je de beoordelingsformulieren die nodig zijn voor de afronding van de module voorbehouden handelingen. Je gaat hierbij als volgt te werk; PLP2 Tijdens de PLP2 rond je de volgende onderdelen van de module voorbehouden en risicovolle handelingen af: Opdracht 1: Bewijs van afronding E-learning programma Opdracht 2: Casusbespreking: ingevuld waarderingsformulier door de werkbegeleider Opdracht 3: Uitvoering van handelingen: ingevuld formulier van de reeds uitgevoerde voorbehouden en risicovolle handelingen + ingevulde Rubric’s van de reeds uitgevoerde handelingen. De handelingen die je in PLP2 niet uit kon voeren, neem je mee naar PLP3. PLP3 Tijdens de PLP3 rond je de volgende onderdelen van de module voorbehouden en risicovolle handelingen af: Opdracht 2: Casusbespreking: ingevulde rubric door de werkbegeleider Opdracht 3: 7 uitgevoerde voorbehouden en risicovolle handelingen afgetekend op het formulier. Opdracht 3: Ingevulde rubrics van de 7 voorbehouden en risicovolle handelingen Bovenstaande bewijsstukken neem je op in je portfolio en worden besproken tijdens het portfolio assessment. De docentbegeleider bepaalt in samenspraak met de praktijkbegeleider uiteindelijk het cijfer voor de afronding.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 58 | 83

Waarderingsformulier voorbehouden en risicovolle handelingen; casusbespreking plp2 In te vullen door werkbegeleider

Naam student:

Studentnummer:

Handtekening:

Naam werkbegeleider: Functie: Opleiding: Opleidingsniveau:

Handtekening:

Werkplek (naam instelling en afdeling):

Waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student op eindniveau (CBN 3).

Voldoende / Onvoldoende

Datum:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 59 | 83

Handleiding voor het invullen van het waarderingsformulier

De waardering vindt plaats door onderstaande stappen te doorlopen:

4. Per criterium wordt een waardering toegekend door middel van - - /- /+/++

Deze waardering is gebaseerd op het totaalbeeld inzake het functioneren van de student met betrekking tot het criterium. In de kolom

'Toelichting' wordt de waardering nader onderbouwd.

2. De totale waardering is Voldoende indien:

Alle criteria met + of ++ zijn gewaardeerd;

Maximaal één criterium met – is gewaardeerd.

3. De totale waardering is Onvoldoende indien:

Twee of meer criteria met – zijn gewaardeerd.

Een criterium met - - is gewaardeerd

4. De waardering van het totaalbeeld van het functioneren van de student wordt uitgedrukt in Voldoende of Onvoldoende.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 60 | 83

Waarderingsformulier ‘voorbehouden en risicovolle handelingen; casusbespreking plp2

Opdracht

De verpleegkundige in opleiding kan op basis van

onderbouwing door klinisch redeneren (=verantwoording

van de gekozen interventie: wat, hoe, waarom) en vanuit

een holistisch perspectief (= respect, communicatie,

attitude) zelfstandig voorbehouden en risicovolle

handelingen uitvoeren in gesimuleerde en authentieke

beroepssituaties waarbij de verpleegkundige in opleiding

laat zien rekening te houden (=wet BIG, protocollen,

procedures, EBP) met relevante wet- en regelgeving.

Waardering

Toelichting op de waardering en ontwikkel- en aandachtspunten voor de student

Criteria De verpleegkundige in opleiding

- - / - / + / ++

1.Is in staat, middels een model voor klinisch redeneren, een beargumenteerde keuze te maken voor het uitvoeren van een risicovolle en/of voorbehouden handeling. Richtinggevend: - Kiest een model voor klinisch redeneren passend bij de context. -Heeft een hoog complexe casus uitgewerkt aan de hand van dit model waarbij de patient een voorbehouden en/of risicovolle handeling moet ondergaan. - Laat in het gesprek zien dat zij relevante informatie kan verzamelen - Laat in de casusbespreking zien dat zij resultaten, doelen en interventies kan vaststellen - Kan meerdere bijwerkingen en effecten van de voorbehouden en/of risicovolle handeling benoemen.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 61 | 83

2.De verpleegkundige in opleiding beoordeelt wat de

consequenties van de omgeving en context waarin de

zorgvrager zich bevindt, van invloed zijn op de uitvoering

van de voorbehouden en/of risicovolle handeling. Richtinggevend:

Benoemd voorbeelden van situaties waarin een zorgvrager zich kan bevinden en hoe deze van invloed kunnen zijn op de uitvoering van een voorbehouden en/of risicovolle handeling.

Benoemd hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

Benoemd hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de naasten bij de uitvoering van de handeling.

3.De verpleegkundige in opleiding legt uit welke

aandachtspunten zij meeneemt in de uitvoering van de

handeling met betrekking tot haar houding, communicatie en

het tonen van respect richting de zorgvrager. Richtinggevend: - Benoemd meerdere voorbeelden hoe zij haar houding

aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

- Benoemd meerdere technieken hoe zij haar manier van communiceren aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager

- Benoemd meerdere voorbeelden op welke wijze zij respect toont richting de zorgvrager tijdens het uitvoeren van de handeling.

4.De verpleegkundige in opleiding voert de voorbehouden

en/of risicovolle handeling uit volgens de geldende

protocollen en richtlijn en kan indien noodzakelijk, het

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 62 | 83

afwijken hiervan verantwoorden op basis van professionele

of morele overwegingen. Richtinggevend:

Kent meerdere bronnen van het verpleegkundig

handelen, actuele richtlijnen of professionele

standaarden.

Benoemd hoe zij moet werken volgens richtlijnen,

standaarden en protocollen.

Kan meerdere voorbeelden noemen op basis van

welke morele of professionele overwegingen er

afgeweken kan of moet worden van standaarden.

5.De verpleegkundige in opleiding legt uit wat de

consequenties van het handelen zijn in relatie tot de wet en

regelgeving

Richtinggevend:

Kan eigen bevoegdheid en bekwaamheid in relatie

tot het uitvoeren van handelingen benoemen.

Kan uitleggen welke wet en regelgeving gerelateerd

zijn aan het uitvoeren van voorbehouden en

risicovolle handelingen.

Kan meerdere voorbeelden geven waaruit blijkt dat

zij eigen verantwoordelijkheid neemt in het hanteren

van grenzen en eigen deskundigheid bij het uitvoeren

van voorbehouden en risicovolle handelingen.

Kan uitleggen wat informed consent betekent in

relatie tot het uitvoeren van risicovolle en

voorbehouden handelingen.

Algemene feedback:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 63 | 83

Tips:

Tops:

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 64 | 83

Rubric PLP3 voorbehouden en risicovolle handelingen; casusbespreking PLP3

Student naam Studentnummer

Datum Onderdeel Casusbespreking klinisch redeneren tbv een voorbehouden en/of risicovolle handeling.

Beoordelend begeleider

Beoordeling*

Onderstaande onderdelen zijn voorwaardelijk (MAZ *) voor beoordelen van het onderdeel ‘klinisch redeneren’ in de leerlijn ‘voorbehouden en

risicovolle handelingen’.

De verpleegkundige in opleiding heeft een hoogcomplexe patiënten casus uit de eigen praktijk beschreven, waarbij minimaal 1 voorbehouden en/of risicovolle handeling bij uitgevoerd moet worden, minimaal 1 week voor het leergesprek naar de desbetreffende begeleider gemaild.

De begeleider heeft de tijd gehad om het vraaggesprek voor te kunnen bereiden op basis van onderstaande rubric

De verpleegkundige in opleiding laat het beoordelingsformulier ondertekenen door de begeleider en neemt dit als bewijsstuk op in het portfolio.

Uit het gesprek blijkt: Uit het gesprek blijkt: Uit het gesprek blijkt

Leeruitkomst 1

Onvoldoende + 0

Voldoende + 18 Goed + 30 30 %

De verpleegkundige in

opleiding maakt op basis

van klinisch redeneren een

beargumenteerde keuze

voor het uitvoeren van de

risicovolle en/of

voorbehouden handeling in

een hoogcomplexe casus.

dat de verpleegkundige in opleiding niet of nauwelijks in staat is, middels een model voor klinisch redeneren, een beargumenteerde keuze te maken voor het uitvoeren van een risicovolle en/of voorbehouden handeling. Richtinggevend:

Kiest een model voor klinisch redeneren niet passend bij de context.

dat de verpleegkundige in opleiding deels in staat is, middels een model voor klinisch redeneren, een beargumenteerde keuze te maken voor het uitvoeren van een risicovolle en/of voorbehouden handeling. Richtinggevend:

Kiest een model voor klinisch redeneren passend bij de context.

dat de verpleegkundige in opleiding in staat is, middels een model voor klinisch redeneren, een beargumenteerde keuze kan maken voor het uitvoeren van een risicovolle en/of voorbehouden handeling. Richtinggevend:

Kiest een model voor klinisch redeneren passend bij de context.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 65 | 83

Past kennis over het ziektebeeld, de voorgeschiedenis en de huidige indicatie van de zorgvrager niet of nauwelijks toe bij het klinisch redeneren.

Kan niet of nauwelijks relevante informatie over de zorgvrager verzamelen en deze clusteren.

Kan niet of nauwelijks op basis van de verzamelde gegevens zorgresultaten en interventies (voorbehouden/risicovolle handeling) vaststellen

Kan niet of nauwelijks bijwerkingen en effecten van de voorbehouden en/of risicovolle handeling benoemen.

Past kennis over het ziektebeeld, de voorgeschiedenis en de huidige indicatie van de zorgvrager deels toe bij het klinisch redeneren

Kan deels relevante informatie over de zorgvrager verzamelen en deze clusteren.

Kan op basis van de verzamelde gegevens één zorgresultaat en interventie (voorbehouden en of risicovolle handelingen vaststellen

Kan één bijwerking en effect van de van de voorbehouden en/of risicovolle handeling benoemen.

Past kennis over het ziektebeeld, de voorgeschiedenis en de huidige indicatie van de zorgvrager toe bij het klinisch redeneren

Kan relevante informatie over de zorgvrager verzamelen en clusteren.

Kan op basis van de verzamelde gegevens meerdere zorgresultaten en interventies vaststellen

Kan meerdere bijwerkingen en effecten van de voorbehouden en/of risicovolle handeling benoemen.

Leeruitkomst 2

Onvoldoende + 0

Voldoende + 18 Goed +30 30 %

De verpleegkundige in

opleiding beoordeelt wat de

consequenties van de

omgeving en context waarin

de zorgvrager zich bevindt,

van invloed zijn op de

uitvoering van de

voorbehouden en/of

risicovolle handeling.

dat de verpleegkundige in opleiding niet of nauwelijks in staat is de invloed te benoemen die de omgeving en context waarin de zorgvrager zich bevindt van invloed is bij de uitvoering van de voorbehouden en/of risicovolle handeling. Richtinggevend:

Benoemd niet of nauwelijks voorbeelden van situaties

dat de verpleegkundige in opleiding deels in staat is de invloed te benoemen die de omgeving en context waarin de zorgvrager zich bevindt van invloed is bij de uitvoering van de voorbehouden en/of risicovolle handeling. Richtinggevend:

Kan één voorbeeld van een situatie waarin een zorgvrager

dat de verpleegkundige in opleiding in staat is de invloed te benoemen die de omgeving en context waarin de zorgvrager zich bevindt van invloed is bij de uitvoering van de voorbehouden en/of risicovolle handeling. Richtinggevend:

Benoemd voorbeelden van situaties waarin een zorgvrager zich kan bevinden

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 66 | 83

waarin een zorgvrager zich kan bevinden en hoe deze van invloed kunnen zijn op de uitvoering van een voorbehouden en/of risicovolle handeling.

Benoemd niet of nauwelijks hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

Benoemd niet of nauwelijks hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de naasten bij de uitvoering van de handeling.

zich kan bevinden en hoe deze van invloed kunnen zijn op de uitvoering van een voorbehouden en/of risicovolle handeling benoemen.

Benoemd deels hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

Benoemd deels hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de naasten bij de uitvoering van de handeling.

en hoe deze van invloed kunnen zijn op de uitvoering van een voorbehouden en/of risicovolle handeling.

Benoemd hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

Benoemd hoe zij rekening houdt met de wensen en behoeften van de naasten bij de uitvoering van de handeling.

Leeruitkomst 3

Onvoldoende + 0

Voldoende + 3 Goed + 5 5 %

De verpleegkundige in

opleiding legt uit welke

aandachtspunten zij

meeneemt in de uitvoering

van de handeling met

betrekking tot haar houding,

communicatie en het tonen

van respect richting de

zorgvrager

dat de verpleegkundige in opleiding niet of nauwelijks in staat is te beargumenteren hoe zij haar houding en manier van communiceren aanpast aan de zorgvrager. Richtinggevend: - Benoemd niet of nauwelijks

hoe zij haar houding aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

- Benoemd niet of nauwelijks hoe zij haar manier van

dat de verpleegkundige in opleiding deels in staat is te beargumenteren hoe zij haar houding en manier van communiceren aanpast aan de zorgvrager. Richtinggevend: - Benoemd één voorbeeld hoe zij

haar houding aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

- Benoemd één voorbeeld hoe zij haar manier van communiceren

dat de verpleegkundige in opleiding in staat is te beargumenteren hoe zij haar houding en manier van communiceren aanpast aan de zorgvrager. Richtinggevend: - Benoemd meerdere

voorbeelden hoe zij haar houding aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager bij de uitvoering van de handeling.

- Benoemd meerdere

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 67 | 83

communiceren aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager

- Benoemd niet of nauwelijks op welke wijze zij respect toont richting de zorgvrager tijdens het uitvoeren van de handeling.

aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager

- Benoemd één voorbeeld op welke wijze zij respect toont richting de zorgvrager tijdens het uitvoeren van de handeling.

technieken hoe zij haar manier van communiceren aan kan passen aan de situatie van de zorgvrager

- Benoemd meerdere voorbeelden op welke wijze zij respect toont richting de zorgvrager tijdens het uitvoeren van de handeling.

Leeruitkomst 4

Onvoldoende + 0

Voldoende + 3 Goed + 5 5 %

De verpleegkundige in

opleiding voert de

voorbehouden en/of

risicovolle handeling uit

volgens de geldende

protocollen en richtlijn en

kan indien noodzakelijk, het

afwijken hiervan

verantwoorden op basis van

professionele of morele

overwegingen

dat de verpleegkundige in opleiding niet of nauwelijks weet hoe te werken volgens standaarden, richtlijnen en protocollen en is niet of nauwelijks in staat om hier op basis van professionele of morele afwijkingen van af te wijken Richtinggevend:

Kent niet of nauwelijks

bronnen van het

verpleegkundig handelen,

actuele richtlijnen of

professionele

standaarden.

Benoemd niet of

nauwelijks hoe zij moet

werken volgens richtlijnen,

standaarden en

dat de verpleegkundige in opleiding deels weet hoe te werken volgens standaarden, richtlijnen en protocollen en is deels in staat om hier op basis van professionele of morele afwijkingen van af te wijken Richtinggevend:

Kent enkele bronnen van

het verpleegkundig

handelen, actuele richtlijnen

of professionele

standaarden.

Benoemd deels hoe zij

moet werken volgens

richtlijnen, standaarden en

protocollen mbt

handelingen.

Kan één voorbeeld noemen

op basis van welke morele

dat de verpleegkundige in opleiding weet hoe te werken volgens standaarden, richtlijnen en protocollen en in staat om hier op basis van professionele of morele afwijkingen van af te wijken Richtinggevend:

Kent meerdere bronnen

van het verpleegkundig

handelen, actuele

richtlijnen of professionele

standaarden.

Benoemd hoe zij moet

werken volgens richtlijnen,

standaarden en

protocollen

Kan meerdere

voorbeelden noemen op

basis van welke morele of

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 68 | 83

protocollen mbt

handelingen.

Kan niet of nauwelijks

voorbeelden noemen op

basis van welke morele of

professionele afwegingen

er afgeweken kan of moet

worden van standaarden.

of professionele

overwegingen er

afgeweken kan of moet

worden van standaarden.

professionele

overwegingen er

afgeweken kan of moet

worden van standaarden.

Leeruitkomst 5

Onvoldoende + 0

Voldoende + 18 Goed + 30 30

%

De verpleegkundige in

opleiding legt uit wat de

consequenties van het

handelen zijn in relatie tot

de wet en regelgeving

dat de verpleegkundige in

opleiding niet of nauwelijks

uitleggen wat de consequenties

zijn van het handelen in relatie tot

wet en regelgeving.

Richtinggevend:

Kan niet of nauwelijks

eigen bevoegdheid en

bekwaamheid in relatie tot

het uitvoeren van

voorbehouden en/of

risicovolle handelingen

benoemen.

Kan niet of nauwelijks

uitleggen welke wet en

regelgeving gerelateerd

zijn aan het uitvoeren van

voorbehouden en

risicovolle handelingen.

dat de verpleegkundige in opleiding

deels kan uitleggen wat de

consequenties zijn van het

handelen in relatie tot wet en

regelgeving.

Richtinggevend:

Kan deels eigen

bevoegdheid en

bekwaamheid in relatie tot

het uitvoeren van

handelingen benoemen.

Kan deels uitleggen welke

wet en regelgeving

gerelateerd zijn aan het

uitvoeren van voorbehouden

en risicovolle handelingen.

Kan één voorbeeld geven

waaruit blijkt dat zij eigen

verantwoordelijkheid neemt

in het hanteren van grenzen

dat de verpleegkundige in

opleiding kan uitleggen wat de

consequenties zijn van het

handelen in relatie tot wet en

regelgeving.

Richtinggevend:

Kan eigen bevoegdheid en

bekwaamheid in relatie tot

het uitvoeren van

handelingen benoemen.

Kan uitleggen welke wet

en regelgeving gerelateerd

zijn aan het uitvoeren van

voorbehouden en

risicovolle handelingen.

Kan meerdere

voorbeelden geven waaruit

blijkt dat zij eigen

verantwoordelijkheid

neemt in het hanteren van

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 69 | 83

Kan niet of nauwelijks

voorbeelden geven waaruit

blijkt dat zij eigen

verantwoordelijkheid

neemt in het hanteren van

grenzen en eigen

deskundigheid bij het

uitvoeren van

voorbehouden en

risicovolle handelingen.

Kan niet of nauwelijks

uitleggen wat informed

consent betekent in relatie

tot het uitvoeren van

risicovolle en

voorbehouden

handelingen.

en eigen deskundigheid bij

het uitvoeren van

voorbehouden en risicovolle

handelingen.

Kan deels uitleggen wat

informed consent betekent

in relatie tot het uitvoeren

van risicovolle en

voorbehouden handelingen.

grenzen en eigen

deskundigheid bij het

uitvoeren van

voorbehouden en

risicovolle handelingen.

Kan uitleggen wat

informed consent betekent

in relatie tot het uitvoeren

van risicovolle en

voorbehouden

handelingen.

100

%

Evt. toelichting

op beoordeling

** MAZ betekent: moet aanwezig zijn. Als het onderdeel niet aan een MAZ- criterium voldoet, wordt het onderdeel niet beoordeeld (en kunnen

er dus geen punten behaald worden op dit onderdeel)..

** Het cijfer voor de beoordeling wordt berekend door het totaal aantal verkregen punten te delen door 10.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 70 | 83

Rubric PLP2 en PLP3; module voorbehouden en risicovolle handelingen; uitvoering van de handelingen

Student naam Studentnummer

Datum Onderdeel Uitvoering voorbehouden en risicovolle handelingen volgens protocol.

Beoordelend begeleider

Beoordeling*

Onderstaande onderdelen zijn voorwaardelijk (MAZ *) voor beoordelen van het onderdeel ‘uitvoering van de voorbehouden en risicovolle

handelingen’.

De verpleegkundige in opleiding voert de verplichte en keuzevaardigheden, voorbehouden en risicovolle handelingen uit in de praktijk of in het skillslab op school, in een authentieke of in een gesimuleerde setting.

De verpleegkundige in opleiding laat zich toetsen door een BIG geregistreerde verpleegkundige

De E-learning module en de casusbespreking is met minimaal een voldoende beoordeling afgerond.

Per handeling wordt een rubric ingevuld door de werkbegeleider (7 in totaal)

Uit de handeling blijkt: Uit de handeling blijkt: Uit de handeling blijkt

Leeruitkomst 1

Onvoldoende + 0

Voldoende + 36 Goed + 60 60 %

De verpleegkundige in

opleiding voert de

voorbehouden en/of

risicovolle handeling uit

volgens de geldende

protocollen en richtlijn en

kan indien noodzakelijk, het

afwijken hiervan

verantwoorden op basis van

professionele of morele

overwegingen

De verpleegkundige in opleiding

weet niet hoe te werken volgens

standaarden, richtlijnen en

protocollen die horen bij de

functionele verantwoordelijkheid.

Richtinggevend:

- De verpleegkundige in opleiding hanteert geen geldig protocol voor de uitvoering van de handeling.

De verpleegkundige in opleiding

weet deels te werken volgens

standaarden, richtlijnen en

protocollen die horen bij de

functionele verantwoordelijkheid.

Richtinggevend:

- De verpleegkundige in opleiding hanteert een geldig protocol voor de uitvoering van de handeling.

De verpleegkundige in opleiding

weet te werken volgens

standaarden, richtlijnen en

protocollen die horen bij de

functionele verantwoordelijkheid.

Richtinggevend:

- De verpleegkundige in opleiding hanteert een geldig protocol voor de uitvoering van de handeling.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 71 | 83

- De verpleegkundige in opleiding heeft niet de juiste materialen verzameld ter voorbereiding op de handeling

- De verpleegkundige in opleiding volgt niet het protocol of richtlijn, of volgt de verkeerde volgorde, tijdens de uitvoering van de handeling.

-

- De verpleegkundige in opleiding heeft niet alle materialen verzameld ter voorbereiding op de handeling

- De verpleegkundige in opleiding volgt deels het protocol of richtlijn, tijdens de uitvoering van de handeling.

-

- De verpleegkundige in opleiding heeft de juiste materialen verzameld ter voorbereiding op de handeling.

- De verpleegkundige in opleiding volgt het protocol of richtlijn, tijdens de uitvoering van de handeling.

Leeruitkomst 2

Onvoldoende + 0

Voldoende + 24 Goed +40 40 %

De verpleegkundige in

opleiding legt uit welke

aandachtspunten zij

meeneemt in de uitvoering

van de handeling met

betrekking tot haar houding,

communicatie en het tonen

van respect richting de

zorgvrager

Houdt in haar handelen geen

rekening met de wensen,

behoeften van zorgvragers en

diens naasten.

Richtinggevend: - Vraagt ter voorbereiding op

het handelen niet naar wensen en behoeften van de zorgvrager

- Reageert tijdens het handelen niet op wensen en behoeften van de zorgvrager

- Laat in de handeling niet blijken, rekening te houden met de wensen die in de voorbereiding zijn aangegeven door de zorgvrager.

- Toont in haar handelen geen open en respectvolle houding

Houdt in haar handelen deels

rekening met de wensen,

behoeften van zorgvragers en

diens naasten.

Richtinggevend: - Vraagt ter voorbereiding op het

handelen naar wensen en behoeften van de zorgvrager

- Reageert tijdens het handelen deels op wensen en behoeften van de zorgvrager.

- Laat in de handeling deels blijken, rekening te houden met de wensen die in de voorbereiding zijn aangegeven door de zorgvrager.

- Toont in haar handelen deels een open en respectvolle houding naar de zorgvrager en diens systeem.

Houdt in haar handelen rekening

met de wensen, behoeften van

zorgvragers en diens naasten.

Richtinggevend:

- Vraagt ter voorbereiding op het handelen naar wensen en behoeften van de zorgvrager

- Reageert tijdens het handelen op wensen en behoeften van de zorgvrager.

- Laat in de handeling blijken, rekening te houden met de wensen die in de voorbereiding zijn aangegeven door de zorgvrager.

- Toont in haar handelen een open en respectvolle houding naar de zorgvrager en diens systeem.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 72 | 83

naar de zorgvrager en diens systeem.

- Houdt geen contact met de zorgvrager tijdens de handeling

- Vraagt bij afronding niet naar ervaringen en wensen van de zorgvrager.

- Houdt matig contact met de zorgvrager tijdens de handeling

- Vraagt bij afronding deels naar ervaringen en wensen van de zorgvrager.

- Houdt goed contact met de zorgvrager tijdens de handeling door regelmatig vragen te stellen en oogcontact te maken.

- Vraagt bij afronding naar ervaringen en wensen van de zorgvrager.

Evt. toelichting

op beoordeling

* Het cijfer voor de beoordeling wordt berekend door het totaal aantal verkregen punten te delen door 10.

Bewijsstuk uitvoering verplichte en gekozen voorbehouden en risicovolle handelingen in PLP2 en PLP3

Verplichte voorbehouden en risicovolle vaardigheden Datum uitvoering Handtekening werkbegeleider + naam

1. Toedienen van medicatie via een perifeer infuus en verwisselen van een infuuszak

MAZ

2. Inbrengen van een neus-maagsonde MAZ

2a Toedienen van sondevoeding mbv een spuit of

spuitenpomp

MAZ

3. Inbrengen van een blaaskatheter bij een man of vrouw

MAZ

4. Subcutaan en intramusculair injecteren MAZ

Keuzevaardigheden*

5. MAZ

6. MAZ

7. MAZ

*Maximaal 1 voorbehouden en risicovolle handeling die aangeduid is met een * in de keuzevaardigheden

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 73 | 83

MAZ: voor afronding van de module voorbehouden en risicovolle handelingen moeten alle 8 voorbehouden en risicovolle vaardigheden

afgetekend zijn.

Extra vaardigheden (niet verplicht) Datum uitvoering Handtekening + naam werkbegeleider

Voorbehouden en risicovolle handelingen

Lijst van voorbehouden en risicovolle handelingen

Voorbehouden en risicovolle handeling

Behandeld in:

Jaar

1

Jaar

2

Jaar 3/4

Cluster 1: Heelkundige handelingen

- Wondspoelen via katheter - Verzorgen of verwijderen wonddrain of redonsedrain;

verwisselen opvangfles - Verzorgen van een tracheotomie-wond - Verwijderen van wondtampon - Verwijderen hechtingen of agrafen - Verwijderen exudrain

X

X

X

Cluster 2: Infuusbehandeling

- Inbrengen perifere canule voor infuus - Verwisselen infuuszak, verwijderen perifere canule - Toedienen medicatie via perifeer infuus - Verwisselen afsluitdopje van centraal veneuze katheter - Toedienen medicatie via CVK infuus

X

X

X

X

X

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 74 | 83

- Epiduraal en intrathecaal; aanprikken spinaal poortsysteem, verwisselen naald

- Verwijderen epiduraalkatheter, verwijderen naald spinaal poortsysteem

- Inbrengen hypodermoclyse - Verwijderen hypodermoclyse* - Inbrengen subcutane canule, verwisselen - Toedienen van medicatie via subcutaan infuus - Verwijderen subcutane naald en infuustoedieningssysteem*

Cluster 3: Sondevoeding

- Inbrengen/verwijderen neus-maagsonde, verwisselen PEG sonde of jejunostomiesonde

- Toedienen sondevoeding mbv spuit of voedingspomp - Toedienen van medicatie via sonde

X

X

X

X

X

Cluster 4: Nier- en blaaskatheterisatie

- Inbrengen van blaaskatheter (eenmalig of verblijfs-) - Verwijderen verblijfskatheter - Blaasspoelen bij ingebrachte katheter - Verwisselen van suprapubische katheter - Nefrostomiekatheter spoelen’ - Urinestoma (UP) katheteriseren van urinereservoir, spoelen - CAPD spoelen

X

X

X

Cluster 5: Longen/Mond/ Maag/darm

- Spoelen colostoma (AP) - Toedienen medicijnen* - Darmspoelen/toedienen hoogopgaand klysma - Maaginhoud hevelen* - Spoelen galdrain - Uitzuigen van mond en keelholte - Zuurstof toedienen*

x

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 75 | 83

- Uitzuigen van tracheacanule

Cluster 6: Injecteren/puncties

- Subcutaan - Intracutaan - Intramusculair - Intraveneus - Venapunctie - Ascitespunctie - Spoelen ascitesdrain

X

x

x

x

x

X

x

Rood= verplicht voor de E-learning en toetsing volgens protocol

Wit= Keuze voor de student

*= relatief eenvoudige voorbehouden handeling. Maximaal 1 ster

handeling als zelf gekozen handeling voor bewijsstukken.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 76 | 83

Bijlage 7: Complexiteit van zorg

Bron: Curriculum Commissie HBO-Verpleegkunde HAN, februari 2014

Complexiteit

Voor het inschatten van de mate van de complexiteit van een verpleegkundige praktijksituatie is geen absoluut instrument voor handen. Maar

bij het in kaart brengen van leermogelijkheden en leersituaties is de complexiteit van de praktijksituatie een van de bepalende factoren. Daarom

is er een instrument ontwikkeld dat een typering en operationalisering geeft van de complexiteit van de praktijksituaties en in alle sectoren

gebruikt kan worden.

Het instrument kent 17 variabelen waarop gescoord wordt. De variabelen zijn verdeeld in 3 categorieën: zorgvrager (9), zorgverlening (5) en

context (3). Er is geen algoritme in de zin van “als 4 of meer variabelen hoog complex scoren dan wordt de praktijksituatie als complex

beoordeeld”. Het kan zo zijn dat, ook als slechts 1 variabele “hoog” scoort, de situatie als geheel als hoog-complex wordt beoordeeld;

omgekeerd betekent dat, als bijvoorbeeld bijna alle variabelen “laag“ en “midden” scoren, de situatie als geheel toch als hoog-complex kan

worden beoordeeld.

De score en het belang van de variabelen kunnen per verpleegkundige setting, Algemene-, Geestelijke-, en Maatschappelijke gezondheidszorg

(AGZ, GGZ, MGZ ), verschillen.

Doel van het instrument

Met behulp van het instrument “Complexiteit van praktijksituaties” kan een inschatting gemaakt worden van de mate van complexiteit. Het

instrument is, te gebruiken door de student, de stageverlenende instelling én de opleiding.

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 77 | 83

Variabelen die de

complexiteit van de

situatie en handelen

duiden

Laag

Midden

Hoog

ZORGVRAGER

Stabiliteit en

voorspelbaarheid van

de

gezondheidstoestand

en gedrag

Gezondheidstoestand en gedrag

wisselen nauwelijks en zijn

voorspelbaar

en/of

Geen dagelijkse herziening van

planning zorg

Gezondheidstoestand en gedrag zijn

redelijk voorspelbaar

en/of

Maximaal twee keer per dag is herziening

van de (aspecten van) planning van zorg

nodig

Gezondheidstoestand en gedrag zijn sterk

wisselend en onvoorspelbaar

en/of

Herziening van de planning van zorg kan

op elk moment noodzakelijk zijn, maar is

in tijdstip en frequentie niet voorspelbaar

Risicovolle situaties

De kans op risicovolle situaties is

gering

De kans op risicovolle situaties is aanwezig,

maar niet zo groot

Risicovolle situaties zullen zich zeker

voordoen

Gevolgen van de

behandeling*

*daarmee wordt ook

onderzoek bedoeld

De gevolgen van de behandeling zijn

niet of nauwelijks belastend voor de

zorgvrager

De gevolgen van de behandeling zijn

belastend maar beheersbaar

De gevolgen van de behandeling zijn voor

de zorgvrager ingrijpend, mutilerend en/of

belastend

Invloed van andere

stoornissen,

beperkingen of

handicaps

Er zijn 1 á 2 stoornissen,

beperkingen of handicaps, die elkaar

niet of nauwelijks beïnvloeden

Er is sprake van maximaal twee

stoornissen, beperkingen of handicaps, die

elkaar kunnen duidelijk beïnvloeden

Er is sprake van 3 of meer stoornissen,

beperkingen of handicaps, die elkaar sterk

beïnvloeden

Communicatie

mogelijkheden

Zorgvrager communiceert adequaat Communicatie wordt bemoeilijkt door

gezondheidsproblematiek van de

zorgvrager

Zorgvrager is door

gezondheidsproblematiek niet of

nauwelijks in staat tot communicatie

Inzicht in de eigen

gezondheidstoestand

(kritisch bewustzijn van

de

gezondheidssituatie,

anticiperen en/of

reageren op

veranderingen in

gezondheidstoestand)

De zorgvrager heeft voldoende

inzicht in de eigen

gezondheidstoestand; kan

veranderingen signaleren en hierop

anticiperen en/of adequaat reageren

De zorgvrager kan veranderingen zelf

signaleren, maar is onvoldoende in staat om

hierop te anticiperen en/of adequaat te

reageren

De zorgvrager kan veranderingen zelf in

het geheel niet signaleren; (voortdurend

verscherpt toezicht is vereist )

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 78 | 83

De motivatie van de

zorgvrager De zorgvrager is gemotiveerd om de

behandeling te volgen.

De motivatie wordt door ambivalentie bv.

angst en/of onzekerheid beïnvloed

De zorgvrager is voortdurend niet of

nauwelijks te motiveren tot het volgen van

een behandeling

Vermogen tot

zelfmanagement

De zorgvrager is in staat tot

zelfmanagement

De zorgvrager is gedeeltelijk in staat tot

zelfmanagement maar behoeft

ondersteuning

De zorgvrager is niet in staat tot

zelfmanagement

De emotionele

beleving van eigen

situatie

De zorgvrager heeft de situatie

geaccepteerd

De zorgvrager kan redelijk met de situatie

omgaan

De situatie verloopt voor de zorgvrager

heel moeizaam, sterke emotionele

beleving en moeilijke acceptatie

ZORGVERLENING

Handelen naar

richtlijnen en

protocollen

In alle situaties kan worden volstaan

met richtlijnen en protocollen

In een aantal situaties kan niet volstaan

worden met richtlijnen en protocollen

In veel situaties kan niet volstaan worden

met richtlijnen en protocollen

De mate van inzet van

instrumenteel-

technische

handelingen

Er worden bij de zorgvrager weinig

tot geen instrumenteel- technische

handelingen uitgevoerd

Er worden bij de zorgvrager eenvoudige,

bekende en veelvoorkomende

instrumenteel- technische handelingen

Er worden bij de zorgvrager veel,

specifieke en/of niet veelvoorkomende

instrumenteel- technische handelingen

uitgevoerd

Het aantal disciplines

dat bij de

zorgverlening

betrokken is

De zorgverlening kan toe met

samenwerking met de op de afdeling

gebruikelijke disciplines

Samenwerking met de standaard disciplines

volstaat niet altijd

Structureel moet met meer dan de

standaard disciplines samengewerkt

worden

Acute intensieve zorg

/ begeleiding

De zorgverlening biedt geen acute

intensieve zorg / begeleiding

De zorgverlening biedt meermaals per dag

acute intensieve zorg / begeleiding

De zorgverlening biedt min of meer

voortdurend acute intensieve zorg /

begeleiding

Begeleiding* mantel-

en familiezorg**

*onder begeleiding

wordt ook verstaan

afstemming en

samenwerking

**kan ook de naaste(n)

betreffen

De mantel- en familiezorg behoeft

nauwelijks of geen begeleiding

Mantel- en familiezorg behoeft regelmatig

en/of veel begeleiding

Mantel- en familiezorg behoeft

voortdurend begeleiding

W e r k b e g e l e i d e r s h a n d l e i d i n g P L P 2 e n P L P 3 , H a n z e h o g e s c h o o l P a g i n a 79 | 83

CONTEXT RONDOM DE ZORGVRAGER/BETROKKENE

De beschikbaarheid

van mantel- en

familiezorg

Mantel- en familiezorg is volledig

beschikbaar

Mantel- en familiezorg is op gezette tijden

aanwezig

Er is geen mantel- en familiezorg

De mate waarin de

zorgvrager zich veilig

en vertrouwd voelt in

de verblijfsomgeving

(verblijfsituatie)

Er is sprake van een omgeving

(verblijfsituatie) waarin de zorgvrager

zich veilig en vertrouwd voelt

Er is sprake van een omgeving

(verblijfsituatie) waarin de zorgvrager zich

redelijk veilig en vertrouwd voelt

Er is sprake van of er dreigt een

gedwongen opname waarin de zorgvrager

zich niet veilig en vertrouwd voelt

Stabiliteit en

voorspelbaarheid

Context wisselt nauwelijks en/of is

voorspelbaar

Context wisselt maar is redelijk

voorspelbaar

De context is sterk wisselend en

onvoorspelbaar