WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld...

8
2» [Jaargang. CD&Mits&ag 29 ^ugnsfos \8%. I>. 22. WEEKBLAD VOOR DE VROUW. Onder medewerking van I>. Ï-E CLERCO, Stiermarken: Mr. Louis FRANK. Brussel; 80BAVOI en VIR, Amsterdam; en de dames: EMIUK CI.AEYS, Gent: Al O. FUKERT en OTTILIE TIRXAU Weeiien; WARNER 8*0*8 en Mrs. (JREXFELL, Engeland; JOHAXXA, schrijfster van „het Kocht der Vrouw", (ienève; MARIE POFIUV, doctor in de rechten, Brussel; STELLINGWERF—JEXTINK, Leeuwarden:H! COIIEM, W. DsuVJUUt, T H . SCHOOR—HAVER, JOH. SciiMiirr, Amsterdam. miïl > IIIIMMIMIIIIIIIM IIIIHIII ÏIMIIIIIMIIIIH lillMI Illllllllll IIIIII IIIIIIIMIIlilIM lllllllllinilllllltlMIIM Ml I ••' '*.":".' !t ,, ''. ,M ' Mlllll ikmnMiutii M«H« MM I MIMMM F fi T.~. DiiKaaii umi Dnri?ar>tïn on A r l m i n i c t r a t i d * A<l\ <>rl t>i.tH : n i>er rem-l / ' O.IÖ Abonnement prüs per 3 maaneeii Voor België 't Overige Buitenland en Ned.-Jndië Afzonderlijke Nummers . . . . f 0. tSf LOS 1 , 0.M Bureau van Redactie en Administratie: 5arphatipark 61, AMSTERDAM. Advertentiën per regel (iroote letters naar plaatsruimte. Bockaankondigingen per regel , en \'-i maal. Aanvragen om betrekkingen. . f 0.U . 0.10 „ o.i»;» Illllllllll I III lilt III Illlllllllll I lllllllllllllllll I IllllllllllIII 111(11 I Mlllll I llllll' Verkrijgbaar aan alle Kiosken te Amsterdam en bij P. SCHAPER, Warmoesstraat, Groningen. «• INHOUD. *:•* Forensen en Reensianen. Een vredig thuis. Opvoeding van meisjes. De roman van een modiste. Kinnen de («reuzen. Het recht van den sterkere. Vergaderingen. Literatuur. Feuilleton. Advertentiën. J^mtDttssn int J^itsiatum. (Verroly en Slot.) De Minister heeft voorloopig den verkoop voor onbe- taalde belasting doen staken. Koren op den molen van velen; in dichte drommen toch zullen zij opkomen die, wetende dat aan hun boedel niet mag worden geraakt, den fiscus het „niet hebben" in de ooren donderen. Want, en wie voelt hier niet de waarheid, bij> r heel de natie — en niet alleen de onze, maar ook alle a eren — is geinfecteerd met een ziekte, wier kiemen zitt- zoowel in het bloed van den voorname als van den ge' ge, van den burger als van den boer, tot ons komt in de /roegste jeugd, niet verlaat ons aan den rand van het graf: belas- ting-bedrog. De eerlijkste lieden ter wereld in elk opzicht, zullen nog trachten de schatkist een beentje te lichten en er zelfs op bogen, waar zij in aanraking komen met per- sonen van gelijk inkomen, dat zij, leeper dan dezen, zoo of zooveel minder het land offeren; zoo'n pocherij is meestal pendant voor heilige vaderlandsliefde. De Forens en Reensiaan zijn twee symptomen die aanwijzen dat, bij niet spoedige hulp, Nederland, maar eerstens Amsterdam, het einde nabij is. Wetten en regee- ring zijn niet medegegaan met haar tijd en zijn geworden mummiën, waarmede men sult en solt naar welbehagen. Handelssteden, omringd door dorpjes met autonomisch bestuur, zijn onmogelijkheden geworden. Spoor en electriciteit dulden niet meer individualiteit, dorpianisme en klein- steedschheid ; hoogstens zou nog provincie naast provincie eigen zaken kunnen beheeren. Een belasting van f 10 hier en f 5 een huis of wat verder; een brandweer, die terug- gaat als het brandend huis staat een centimètre over de grens; een zieke die laveloos ligt in het zicht van een ziekenhuis, omdat zijn of haar woning niet staat binnen den gasthuiskring, zijn zoovele beelden van een aan krank- zinnigheid grenzende orthodoxie. Dat alles past niet meer in het kader van onzen tijd. Een vliegwiel tot voortgaan dwingende en dringende al de andere wielen en wieltjes, is het beeld onzer dagen: het symbool van het lang gedroomde, eeuwen gepredikte eenheidsidee. Eén hoofd tot denken gedwongen door de nooden der honderden aan zich gebonden en verbonden zenuwen en spieren, in beweging brengende die zenuwen en spieren door en naar zijn denken. Eén centra voor alles en alles. Eén régulateur, regelende voor de massa de op een punt gelijk zijnde behoeften: Onderwijs, arbeid, landbouw, handel, nijverheid, verkeersmiddelen, verlichting, verwarming, armenzorg, weezenverpleging, enz. enz. Eén albehoeder die, de wolk gelijk, zijn milden regen doet nederdalen op het omliggende .... maar ook optrekt uit al wat binnen de grens ligt zijn dropsgewijze bijeengegaarde waterschat. Eén bodem die allen voedt . . . maar ter instandhouding ook van allen eischt een deel der bemestingstoffen. Eén lichaam dat betaalt voor heel de burgerij, één burgerij die slechts opbrengt aan één lichaam; dat is, moet het resultaat zijn van den tijdgeest, die in al zijn werken en streven legt het: In eenheid zit kracht. Eén belasting, één eenvoudige, simpele belasting waarbij geen sprake van het invullen van biljetten als die der vermogensbelasting, welke niemand begrijpt, of als die der bedrijfsbelasting, heel en al inexplicable, met daarnaast nog eenige als personeele en plaatselijke be- lasting — één evenredigheidsbelasting, opgebracht door al wat meerderjarig is in den lande of als minderjarige in- komsten heeft; één „income tax," gebaseerd op eigen aan- gifte, met daarnevens — wij vergeten geen oogenblik de thans nog sterk heerschende, bij de Forensen zich in al haar kracht vertoonende bel-astingbedrogkoorts — een zware straf voor den ontduiker, is wat het heden eischt. Eén belasting, geschoeid op de basis van het leger: één grondslag, die in zijn jarenlange werking heeft aangetoond, dat hij uitvoerbaarheid en levensvatbaarheid bezit. Weinigen, gelukkig ! zijn de Hollanders in wie een sol- datenhart gloeit. Geen milicien gaat voor zijn genoegen in garnizoen. Toch geeft elk negentienjarig jongeling zich aan. Hij weet dat door niet aldus te handelen, hij

Transcript of WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld...

Page 1: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

2» [Jaargang. CD&Mits&ag 29 ^ugnsfos \8%. I> . 22.

WEEKBLAD VOOR DE VROUW. Onder m e d e w e r k i n g van I>. Ï-E CLERCO, S t i e r m a r k e n : Mr. Louis FRANK. B r u s s e l ; 80BAVOI en V I R , A m s t e r d a m ; en de d a m e s : E M I U K CI.AEYS, G e n t : A l O.

F U K E R T en OTTILIE T I R X A U Wee i i en ; W A R N E R 8*0*8 en Mrs. (JREXFELL, E n g e l a n d ; J O H A X X A , schri jfs ter van „het Kocht d e r Vrouw", ( i e n è v e ; M A R I E P O F I U V , doc tor in de rech ten , B r u s s e l ; STELLINGWERF—JEXTINK, Leeuwarden :H! COIIEM, W . DsuVJUUt, T H . S C H O O R — H A V E R , J O H . SciiMiirr, A m s t e r d a m . miïl > IIIIMMIMIIIIIIIM IIIIHIII ÏIMIIIIIMIIIIH lillMI Illllllllll IIIIII IIIIIIIMIIlilIM lllllllllinilllllltlMIIM Ml I • • ' '*.":".' ! t , , ' ' . , M ' Mlllll

i k m n M i u t i i M«H« M M I M I M M M F fi T.~. D i i K a a i i u m i D n r i ? a r > t ï n o n A r l m i n i c t r a t i d * A<l\ <>rl t>i.tH:n i>er rem-l / ' O.IÖ A b o n n e m e n t p r ü s pe r 3 maaneei i Voor België ' t Over ige Bui ten land en Ned.-Jndië Afzonderlijke N u m m e r s . . . .

f 0. tSf LOS1

, 0.M

Bureau van Redactie en Administratie: 5arphatipark 61,

AMSTERDAM.

A d v e r t e n t i ë n pe r regel ( i roote l e t t e r s naa r p laa ts ru imte . Bockaankondig ingen pe r regel ,

en \'-i maal . Aanvragen om be t rekk ingen . .

f 0.U . 0.10

„ o.i»;» Illllllllll I III lilt III Illlllllllll I lllllllllllllllll I IllllllllllIII 111(11 I Mlllll I llllll'

Verkrijgbaar aan alle Kiosken te Amsterdam en bij P. SCHAPER, Warmoesstraat, Groningen.

«• INHOUD. *:•* Forensen en Reensianen. Een vredig thuis. Opvoeding van meisjes. De roman van een modiste. Kinnen de («reuzen. Het recht van den sterkere. Vergaderingen. Literatuur. Feuilleton. Advertentiën.

J^mtDttssn int J^itsiatum. (Verroly en Slot.)

De Minister heeft voorloopig den verkoop voor onbe-taalde belasting doen staken. Koren op den molen van velen; in dichte drommen toch zullen zij opkomen die, wetende dat aan hun boedel niet mag worden geraakt, den fiscus het „niet hebben" in de ooren donderen. Want, en wie voelt hier niet de waarheid, bij>r heel de natie — en niet alleen de onze, maar ook alle a eren — is geinfecteerd met een ziekte, wier kiemen zitt- zoowel in het bloed van den voorname als van den ge' ge, van den burger als van den boer, tot ons komt in de /roegste jeugd, niet verlaat ons aan den rand van het graf: belas-ting-bedrog. De eerlijkste lieden ter wereld in elk opzicht, zullen nog trachten de schatkist een beentje te lichten en er zelfs op bogen, waar zij in aanraking komen met per-sonen van gelijk inkomen, dat zij, leeper dan dezen, zoo of zooveel minder het land offeren; zoo'n pocherij is meestal pendant voor heilige vaderlandsliefde.

De Forens en Reensiaan zijn twee symptomen die aanwijzen dat, bij niet spoedige hulp, Nederland, maar eerstens Amsterdam, het einde nabij is. Wetten en regee-ring zijn niet medegegaan met haar tijd en zijn geworden mummiën, waarmede men sult en solt naar welbehagen.

Handelssteden, omringd door dorpjes met autonomisch bestuur, zijn onmogelijkheden geworden. Spoor en electriciteit dulden niet meer individualiteit, dorpianisme en klein-steedschheid ; hoogstens zou nog provincie naast provincie eigen zaken kunnen beheeren. Een belasting van f 10 hier en f 5 een huis of wat verder; een brandweer, die terug-gaat als het brandend huis staat een centimètre over de

grens; een zieke die laveloos ligt in het zicht van een ziekenhuis, omdat zijn of haar woning niet staat binnen den gasthuiskring, zijn zoovele beelden van een aan krank-zinnigheid grenzende orthodoxie.

Dat alles past niet meer in het kader van onzen tijd. Een vliegwiel tot voortgaan dwingende en dringende al de andere wielen en wieltjes, is het beeld onzer dagen: het symbool van het lang gedroomde, eeuwen gepredikte eenheidsidee. Eén hoofd tot denken gedwongen door de nooden der honderden aan zich gebonden en verbonden zenuwen en spieren, in beweging brengende die zenuwen en spieren door en naar zijn denken. Eén centra voor alles en alles. Eén régulateur, regelende voor de massa de op een punt gelijk zijnde behoeften: Onderwijs, arbeid, landbouw, handel, nijverheid, verkeersmiddelen, verlichting, verwarming, armenzorg, weezenverpleging, enz. enz. Eén albehoeder die, de wolk gelijk, zijn milden regen doet nederdalen op het omliggende . . . . maar ook optrekt uit al wat binnen de grens ligt zijn dropsgewijze bijeengegaarde waterschat. Eén bodem die allen voedt . . . maar ter instandhouding ook van allen eischt een deel der bemestingstoffen. Eén lichaam dat betaalt voor heel de burgerij, één burgerij die slechts opbrengt aan één lichaam; dat is, moet het resultaat zijn van den tijdgeest, die in al zijn werken en streven legt het: In eenheid zit kracht.

Eén belasting, één eenvoudige, simpele belasting — waarbij geen sprake van het invullen van biljetten als die der vermogensbelasting, welke niemand begrijpt, of als die der bedrijfsbelasting, heel en al inexplicable, met daarnaast nog eenige als personeele en plaatselijke be-lasting — één evenredigheidsbelasting, opgebracht door al wat meerderjarig is in den lande of als minderjarige in-komsten heeft; één „income tax," gebaseerd op eigen aan-gifte, met daarnevens — wij vergeten geen oogenblik de thans nog sterk heerschende, bij de Forensen zich in al haar kracht vertoonende bel-astingbedrogkoorts — een zware straf voor den ontduiker, is wat het heden eischt. Eén belasting, geschoeid op de basis van het leger: één grondslag, die in zijn jarenlange werking heeft aangetoond, dat hij uitvoerbaarheid en levensvatbaarheid bezit.

Weinigen, gelukkig ! zijn de Hollanders in wie een sol-datenhart gloeit. Geen milicien gaat voor zijn genoegen in garnizoen. Toch geeft elk negentienjarig jongeling zich aan. Hij weet dat door niet aldus te handelen, hij

Page 2: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

17ii E V O L U T I E .

zich blootstelt aan liet door den krijgsraad veroordeeld worden wegens desertatie. Trots alle inpomping van vaderlandsliefde drijft ons leger op vrees. De regeering heeft zich dat nooit verheeld: •waarom anders reeds in voorbaat ernstige tuchtiging gelegd op liet .niet willen?" Zoo niet het leger, zoo niet de belasting. Luttel, luttel is het aantal, dat dezelve betaalt in het volle bewustzijn dat belasting-betalen een plicht, een onvermijdelijke nood-zakelijkheid is. Daarom ook geen zuivere „income tax" mogelijk zonder een daaraan toegevoegde strafbepaling. Geen boedelverkooperij. alleen drukkende op den arme, edoch, voor den rijke die smokkelen wil van nul en geener waarde — wat toch zal het dengoen die tien duizend gulden op zijn [inkomen minder aangeeft hinderen of zijn een paar duizend guldens waard zijnde meubilair wordt verkocht F < >ok is een dergelijke boete volstrekt niet in evenredigheid van het misdrijf.

Hij het straften van den jongeling die zich niet aan-geeft voor de militie is. volgens een geen „raison d'étre" meer hebbend denkbeeld, aangenomen dat de deserteur, door eigen leven niet in de Avaagschaal te willen stellen, voor anderen de kans op het behoud des levens in tijden van gevaar heeft verkleind. In zekeren zin heeft men hem dus beschouwd als moordenaar en ook als zoodanig hem straf opgelegd. De belasting-ontduiker nu staat in zooverre gelijk niet den deserteur dat. terwijl men van den laatste in vroeger tijden kon beweren, deze eigen leven beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van dengeen die te weinig belasting betaalt te zeggen, dat hij dieft vanbuur-nian naast hem en van buurman over hem en van buur-vrouw achter hem. Vooral bij de inkomstenbelasting valt dit op. wijl de aangifte daarbij personeel is. Zoo hierom-trent verwarring heerscht. komt dit doordien het leeuwen-deel der beschaafde volken vermeent, dat belasting-ontduiken is: Staat en stad bedotten en er niet over nadenkt, dat Staat en stad slechts zijn tictien, in werkelijkheid slechts uitdrukkende het collectief van een zoo of zoo groot aantal meiischen. Waar nu. wat bij inkomstenbelasting ook al weder beter in het oog loopt dan bij een serie van be-lastingen, een raming is opgemaakt voor het moeten opge-bracht worden van zoo en zooveel millioenen en enkelen zich door slinksehe manoeuvres onttrekken aan de betaling van het hun opgelegde deel, valt dit onttrokkene op de schouders van de overige belastingbetalers: zoo betalen de Amsterdammers, — wij hebben dit reeds aangehaald, — V* pC't. inkomstenbelasting meer ter wille der Forensen. Een onbeduidende vier ton! roept hun penvoerder. Zou de heer de Koo het ook aldus noemen, indien deze of gene ainbte-naar dat sommetje uit Amstelskas had gelicht':' En toch, voor de, de inkomstenbelasting betalende Amsterdammers doet het er weinig toe, of die som wordt gestolen dooi' velen of door een; voor hen is in deze het parool: betalen het te kort.

Feit is: dat de burger, de maat der maatschap, die willens en wetens die maatschap geldelijk bedriegt, besteelt zij» overige maats. Waarom nu treedt hier de strafwet ter zijde ? Zij. die den zakkenroller straft, welke eenige guldens kaapt, mag niet vrij laten den belasting-beurzen-snijder, enkel en alleen omdat deze wat fijner manier van portemonnaie-lichten heeft ontdekt.

De belasting-ontfutselaar is gewoon weg dief; dat hij als zoodanig ook gestraft worde! Zonder dat geen Rijks-inkomstenbelasting mogelijk.

Laat men niet spreken van te ruw, te forsch, onuit-voerbaar! Ook de straf op desertie der miliciens is ruw, forsch. maar volgens praktijk wel deugdelijk nitvoerbaar. Gelukkig wordt zij slechts weinig toegepast. Zoo zal het ook zijn bij belastingstraf; de meesten toch stelen hier zonder besef des onderscheids. Eenmaal tot inzicht geko-men van de grootheid des misdrijfs, zal huiverend daar-voor elk en ieder terugtreden. Als de Forensen b.v., zij, onder wie voorzeker niet een te vinden is, die een kast zou willen forceeren ter verkrijging van eenige guldens, eens ernstig er over gingen nadenken, hoe zij jaar in, jaar uit Amstels-nachtbewoners voor eenige tonnen gouds oplichten, heusch, zij zouden, naar onze innige overtuiging, niet langer bezigen hun vaak zoo schofterige taal, niet langer dreigen met ellenlange procedures, niet langer zich beroepen op de letter der wet — die ook de Zwarte Bende beschermende God — maar nedertellen voor dit jaar en voor de alreeds gevlodene jaren de ronde schijven, die van hen gemaakt hebben wat zij nooit, nooit gedacht hadden te kunnen worden.

Trouwens, men moet moet eerlijk zijn ; kentering is al waar te nemen. Waar de Forens-redacteur nog zoo kort geleden sprak van een belasting „van de inkomsten die, naar haar oorsprong een plaatselijk karakter dragen," gewaagt hij nu van een belasting „naar evenredigheid van de inkomsten uit hun (der Forensen) bedrijf." Ook prakkezeert de uitstekende denker zich schier suf om het middel te vinden dat Amsterdam de tekortkomingen der Forensen zal vergoeden - - wat prouveert dat het innerlijk kloppertje niet zoo heeleinaal rustig bij hem is. Zijn nieuwste vinding is: dat Amstelsstad, de brandweer be-kostigende, ook de brandverzekering tot zich zal trekken. Uitmuntend! Aan de zaak zelve doet het evenwel niets af en door als resumé in deze te nemen „er zoude (bij invoering van stedelijke brandverzekering) uitzicht bestaan op een grooter financieel voordeel voor de hoofdstad dan door eenige forensenbelasting te behalen is" toont der Forensen-pleitbezorger de schraalheid der hem ten dienste staande argumentatiën. Is Klaas een eerlijk man, omdat Gerrit het door Klaas gestolene vergoedt!' De quaestie is en blijft: zoolang de nacht-Amsterdammers betalen in-komstenbelasting van heel hun inkomsten, en de dag-Amsterdammers zich aan die betaling onttrekken, bestelen de laatsten de eersten. Al wat daar buiten ligt zijn bijzaken.

Wat het stedelijk Bestuur doen moet om de zaken weder in het goede spoor te krijgen en hoe het moet beëindigen zijn domme spilzucht, zijn zaken van latei-datum. Na betaling, kunnen daarvoor en daartegen ageeren èn Forensen èn Keensianen èn de lui die behooren noch tot de een noch tot de ander categorie.

Abusievelijk stond de vorige keer „slot" vermeld. Ook is in de noot onder bet artikel iu No. 2U een fout geslopen. 1893 moet 'zijn 1798.

f}Q.\ vredig ibuis. Onder de motto's „Hem de wereld, Haar het huis," „Leven der

vrouw, meest ontplooit gij uw blaren stil in de schaduw van 't vredig tehuis.'' zal onder den hierboven gestelden naam met 1 October a.s. een vrouwenblad de wereld intreden, dat in 36 artikelen zijn doel

Page 3: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

E V O L U T I E . 171

uiteenzet: De hydra der regeeringloosheid. zijn dreigend gehuil te doen s taken, den vuigen kop te doen terugtrekken, geslagen en verwonnen door vrouwenhand. Poeh.' wij zijn er! Wat grootsch een plan! Waarlijk, wel zoon van Zeus moet de redacteur van deze nog in moedersschoot verholgen courant zich weten, om dusdanig een Hercu-lestaak te durven aanvaarden. Bang zijn wij cchtei wel een heetje dat Icarus zich hier uitgeeft voor den Thebaanschen held: immers bij geen der door deze moderne „heros" aangegevene middelen ter verdelging van de Iernaeïsche slang vinden wij ook maar iets dat gelijkt op het den eenen, den onsterfelijken kop dooddrukken en diep begraven onder zoo zwaar een rots, dat herleven niet meer mogelijk is. Integendeel; in elk huisje moet elke vrouw één kop afslaan; alsof de duizend, tienduizendkoppige niet spotte met dusdanige een hakkerij en waar een hoofd valt, niet in een ommezien een ander, stoutmoe-diger, vermeteler, indrukmakender in de plaats stelde.'

Ontwortelen den boom des kwaads, verbranden zijn takken, diep in den bodem bedelven zijn asch, is de groote wijsheid welke de hy-drasage loeit, zoo keurig aangevuld door de woorden van Christus: zet geen nieuwe lappen op oude zakken.

Het is echter zeer wel mogelijk dat deze nieuwe Boeddha, uitge-zonden om de dwalende inenschheid te redden, begiftigd met spik-splinternieuwe hemelgaven, te niet doet het in zoo rijke beelden zich openbarend verstand der Krieken en de door liefde en geest ingegevene taal van den grooten Hervormer en wel de wereld redt door het kwaad bij stukje en beetje te verslaan, door wel te zetten oude lap-pen op nieuwe zakken. Een ware overwinning voor de homoeopathiek want. op homoeopathische wijze en met homoeopathische middelen wil deze Godenzoon ons, zondige vrouwen, uit de klauwen der onge-rechtigheid verlossen. Een kranige daad, voorwaar!

Daar het weglaten van één ingrediënt heel de werking eener medicijn kan bederven en wij voor alle goud der aarde niet zouden willen dat deze menschenredder. Sequah II, zijn goeden naam door ons verloor, geven wij hier heel het recept.

De tijd is er ryp voor, uwe zaak tu behandelen. Wat is uwe zaak? Hoe moet uwe zaak behandeld worden? Van welk standpunt? Met weik doel ?

~Vm tfttffctt sfattfr. 22) Uit het duitsch door H. C.

Met een zeldzame bedreiging richt de nicht hare oogen op den neef. Hij staat laf. verlegen tusschen beide vrouwen en zwijgt. Louise verschrikt; verkoelend waait het haar aan; daar vat zij energiek moed tot zelfhulp.

— Ik begrijp alles, wat de gravin in haar boek schrijft en wat zij zegt. Het is grootsch en edel.' En ik verlang er naar, te leeren en veel te weten!

Eene roerende eenvoud ligt in die bekentenis. Moritz werpt haar een vriendelijken blik toe. Molly daarentegen lacht minachtend.

— Veel weten, kleine? Dan hebt gij zeker niet weinig in te halen. Alzoo blauwkous in spe? Interessant!

Zij heft hare schildpadden lorgnet voor de oogen en monstert de tegenstandster met onverholen spot.

Louise verlaat de kamer. Een trek van vastberadenheid ligt op het jonge gelaat. Langzaam stijgt zij de trap op. Voor Barbara's deur blijft zij staan en klopt.

— Lief kind, gij stoort mij niet, zoo komt de gravin de verlegene te hulp, wat wenscht gij ?

Vol vertrouwen slaat het meisje de fluweelbruine oogen tot de vraagster op.

— Ik wil leeren, toe, toe, help u mij, smeekt zij met verlangende innigheid.

— En wat wilt gij leeren? vorscht Barbara glimlachend ver-wonderd.

— Alles! Stormachtige, lang teruggedrongen weetgierigheid ligt in het prompte antwoord.

De verstandige, grijze vrouwenoogen richten zich vorschend op de verzoekende; het gedrukte, schuchtere is als weggevaagd uit Louises houding; vol verwachting verbeidt zij het antwoord.

— Ik wil u helpen, zooveel ik kan, zegt Barbara goedig, wij willen heden reeds beginnen.

Ken ijdel droombeeld is de wenseh van enkele onvrouwelijke vrouwen, op maatschappelijk en staatsburgerlijk gebied in alles geheel naast den man te staan.

Andere plichten heeft de vrouw: andere reenten moet zij wenschen en handhaven. Aan haar de plicht, door God en de natuur haar aangewezen, eene balpe Ie

zijn tegenover den man. Aan haar het recht, door den man geëerbiedigd te worden in haar eer, haar werk, haar lot. Daaraan Wordt te-kort gedaan: niet geheel zonder de schuld der vrouwen zelf.

Hierin kan. moet verbetering komen door het gemeenschappelijk streven del-vrouwen, die rymir willen zijn en bln'ven, in welken leveuskring dan ook geplaatst.

Aan de vrouw, de gehuwde vrouw, de plicht, met God en met eere hare kin-deren op te voeden tot kloeke mannen en deugdzame vrouwen. Maar dan ook aan haar het recht, van den man te eischen trouw in werk en leven: voor den man te vragen loon naar werk. een waardig lot als man en vader.

Zoo alleen zullen uit de huisgezinnen voortkomen kuische en vroede vrouwen, mannen van stavast. die, eerlijk en trouw in werk en wandel, zich echte zonen toonen van der vadereu grond, daarvoor pal staande in tijden van nood en gevaar.

Eendracht maakt macht. Het lot van vele huisvaders en huismoeders moet verbeten!. Door eendrachtig

samenwerken der vrouwen van Nederland kan het daartoe komen. Het lot van vele ongehuwde vrouwen en meisjes moet dragelijker worden. Door eendrachtig samenwerken van Neèrlands vrouwen zal dat doel bereikt

worden. De verhouding tusschen vrouwen en dienstboden is onzuiver, verkankerd. De

etend der dienstboden is ontaard. Door eendrachtige samenwerking kan die toestand tot zuiverheid, die stand weer tot eere en deugd gebracht worden.

Vrouwen van Nederland uit alle standen, wij willen in „H?t Vrcliij Tkuio" U het middel geven om tot dat alles te geraken. Grijpt dat middel aan: Helpt uzelven, door ons pogen met kracht te steunen.

Wilt gjj dat, leest dan ons blad. waarin uwe ware belangen worden voorge-staan. Maar vooral, laat ons blad U het middel zijn tot openbaarmaking van uwe gedachten en wenschen, in welken werkkring gij ook zijn inoogt. Veel is er wat, door openbare bespreking en behandeling, in uw lot en uw werkkring kan verbeterd, verzacht, veredeld worden. Doch dan moet gü zelf de hand aan den ploeg slaan, tot een openlijke gedarhtonwissoling en samenwerking komen.

Nogmaals: laat ons blad daartoe het middel zyn ! Befl schoon doel is het, dat ons voor den geest staat en dat tot uw heil met

uw hulp kan verwezenlijkt worden. Als vrouwelijke vrouwen dan uwe plichten betracht, uwe rechten verdedigd

en verworven. Niet gestreefd naai* ijdele droombeelden, echte vrouwen onwaardig ! Uw plaats bekleed, uw werk gedaan, als trovuHM betaamt.

Want hoog is uw plaats en hoogst gewichtig uw werk. zoo gij in leven en werken waarlijk wilt vrouwtn zijn.

Dan zal er van 0 een groote, een onweerstaanbare kracht ten goede uitgaan: van den huiselijkeu haard door uw voorbeeld en uwe opvoeding, van winkel en werkplaats door uw vroedlieid en deugd, van u allen te samen door de groote onverderflijke macht van het eeuwig vroitwlijke.

Neef en nicht zijn alleen teruggebleven. Zij ligt in een donker-rooden fauteuil en plukt werktuigelijk een ruiker veldbloemen uit elkaar.

— Molly, was je niet een weinig onrechtvaardig tegen Louise ? fluistert hij, zich tot haar neerbuigend, zoodat de punten van zijn don-keren snor beur haar aanraken, terwijl hij begeerig de bedwelmende heliotroopgeur inademt, die uit hare geheele verschijning opstijgt.

— Verwijten? vraagt zij koud. — Neen, neen, het bedroeft mij slechts. Ik had zoo innig ge-

hoopt, gij Louise zoudt leeren liefhebben. — Liefhebben, ik dit meisje? Moritz, je begrijpt slecht wat er

in mij omgaat! Zij slaat beide handen voor het gezicht; snikken doen hare gestalte schudden.

— Om Godswil, wat scheelt je, Molly? Spreek! Het schitterende, stralend vroolijke meisje weent om hem ?

Deze gedachte rooft hem de bezinning. Den arm om haar slaande fluistert hij haar kalmeerende woorden toe.

— Ik kan Louise niet liefhebben, ik kan niet! stoot zij onder tranen uit, zij zat je ongelukkig maken. Jij staat te hoog boven haar: zij is zoo bekrompen en zal je genius naar beneden sleuren — dat kan ik niet verdragen.

Zij barst opnieuw in snikken los. — Dierbare, engelgoede Molly. — Hij is bewogen door hare ver

strekkende, liefhebbende zorg. Ja, nu begrijpt hij alles, hare onver-schilligheid en scherpte tegen zijne bruid.

— Moritz, ik wil slechts leven, om u groot en beroemd te zien, u, de ster onzer familie, — zich nader bij hem dringend, met door snik-ken verstikte stem — maar dit domme meisje is niet goed genoeg voor je, verlang niet, dat ik haar liefheb. —

Sedert dien morgen veimijden Molly en Louise elkaar. Terwijl de laatste de geplaagde gastvrouw in huis helpt, met gravin Barbara aan literatuur doet, brochures, couranten leest en rusteloos geestelijk voorwaarts streeft, geniet de nicht onder het voorwendsel van boed-dhistische studiën in het schaduwrijke park het ongestoorde alleen zijn met den vurigen, liefdewarnu-n neef.

Page 4: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

172 EVOLUTIE. DoB zal vrede wederkeereli aan den huiselijken haard. De hydra der regeerlnglooa&eid zal zijn dreigend gehuil ntuken, den vuigen

kop terugtrekkend, «loer vrouwenhand geslagen en verwonnen. Van den huiselijken liaanl moet de vietoi-ie beginnen] En zegen zal er dalen, en duizenden zullen vintien wat alleen waarachtig

geluk geelt: gn Vi-nliii Tlnfis'.

De tijd is rijp vonr het behandelen van de vrouwenzaak! Ons komt liet voor dat de Groote Geest wel wat lang. wat al te lang gewacht heeft met dat rijp worden, gedaan heeft alsof' de vrucht .vrouw'' hem heel en al ontschoten was en in deze onze opvatting worden wij nog versterkt doordien ook thans de Machtige Heer zich harer niet zou hebben herinnerd, indien daar niet waren opgestaan .onvrouwelijke vrouwen ". koesterende het ijdele droombeeld van te staan en op maatschappelijk èn op staatkundig gebied naa.it den man. indien niet was te voorschijn getreden een .Vrije Yrouwenveroeniging" verkondigende de meest dwars theoriën (diagnose aan het recept gehecht door het Onafhankelijk Isratlitiach Orgaan.) Niet oin te voorkomen echter zendt ten allen tijde de tiod der Goden zijn afgezanten, maar om te redden. Eerst als Hades zijn klauwen heeft geslagen om Persephone en haar lueft medegevoerd naar zijn hellerijk. verrijst Zeus uit zijn dommel, en. zoo Demetcr niet was opgekomen, klagende over verlies, de Don-dergod zou nooit of nimmer zich iets omtrent de ontvoering hebben aangetrokken. Als de Heerscher des Olymps dan ook voor heden weder oprijst uit zijn zalige rust en ter verbetering van den toestand een zijner lievelingen laat dalen naar omlaag, kan men er zeker van zijn. dat door de „onvrouwelijke vrouwen" al heel wat verwarring is gebracht in het vrouwenkamp. er al tamelijk wat bres is geschoten door de .dwaze theoriën van Vrije Vrouwenvereeniging" en andere dergelijke gezindten en heel wat klachten van zich in bun prestige getroffene mannen tot den troon des Allerhoogsten zijn opgestegen.

Het is dan ook iets: vrouwen, ,onvrouwelijke vrouwen" willen op maatschappelijk en staatkundig gebied staan naast den man! Zij «rillen op maatschappelijk gebied het recht hebben te leeren. kennis te vergaren en te arbeiden: op staatkundig de macht hebben zich te kunnen verweren tegen bet haar onderdrukkend willen van domooren on door drank benevelden! Zij willen, zoo waar. evenveel recht hebben op haar kinderen als de vader op hen heeft: zelve ontvangen en beheeren wat zij verdienen! Zij willen niet langer wetten gemaakt zien

— Moritz, mijn zeeleeuw, schommel mij. kommandeert zij. als eene verliefde koningin: zij ligt in de hangmat en speelt met een bloeienden witten acaciatak.

Hij springt van den lagen veldstoel aan hare zijde en trekt pla-gend de mazen der hangmat over haar bij elkaar.

— Thans ben je gevangen! Eene waternimf in het net! roept hij triumfeerend.

— Waternimfen vangt men niet — die spelen slechts aan de opper-vlakte en verdwijnen plotseling. Daar. . . een kleine, eoquette g i l . . . haar uitgesneden lakschoen is losgegaan en valt naar beneden. De neef bukt zich naar den deserteur.

— Wat hebt gij kleine voeten! roept hij verrukt, den schoen be-houd ik.

Zij verzoekt, smeekt, beveelt — alles tevergeefs! — Slechts onder die voorwaarde krijgt gij hem terug, dat ik

hem zelf aan uw voet steken mag. — Tyran! — Zuchtend steekt zij hein den sierlijken voet, in een

zwartzijden kous gestoken, toe. Daar klinken schreden op het kie-zelpad. Molly springt in de hoogte. Moritz kijkt verlegen om. Louise! Hij wordt rood als een schoolknaap; de nicht verliest hare gevatheid niet, maar is geërgerd over de storing.

— Nu. kleine? Uw hoofd rookt nog, was het leeren zoo ver-moeiend V vraagt zij plagend. In hetzelfde oogenblik brommen twee wespen om haar gezicht. — Moritz, Moritz, roept zij als een verwend kind, — die willen mij opeten! Maak ze dood.

Hij verjaagt de insecten en is lachend niet haar bezig: Molly kittelt hem tot dank met een bloeiende acacia aan den neus,

— Overmoed! — plagend houdt hij hare hand vast. Een bitter gevoel overvalt de jonge bruid: zij komt zich plotseling

zoo overtollig, zoo zielsverlaten, alleen op do wereld voor. — Moritz, schuchter gaat zij bij hem en schuift haar hand onder zijn arm, ik ben er ook. — Zacht, zeer zacht klinken die woorden hem in het oor, in het har t : hij trekt haar, door plotseling berouw overweldigd tot zich en kust haar stormachtig op voorhoofd, haar en oogen. Molly heeft zich opgericht. Gloeiend vlamt de hartstocht voor den neef in haar op, als een door een harden rukwind aangeblazen vuur. Neen,

over haar en zonder haar! Zij willen, neen. maar het loopt de spuigaten uit. staatsburgerlijk ten minste zoo hoog gesteld wezen als. gelijk aan zwijnen, in karren haai1 voorbijrijdende studenten of joelende soldaten, terwijl zij toch weten, moeten weten, dat natuur en henielheer haar hebben daargesteld om, zooal niet de voeten dier libertins te kussen, dan toch hun schoenen te poetsen, hun eten te bereiden, hun drek te redderen.

Neen. niet naast den man de vrouw, maar beneden hem. verre beneden hem, daar is haar plaats. Want. zij wete het wel, niet een is de wereld voor haar en den man, niet een zijn beider belangen. Hem is de wereld, haar het huis." Hem 25,000.000 □ mijlen dei-aarde, haar hoogstens 10 □ nieter. Die nu niet zegt, dat dit „Vredig thuis", dit blad voor de vrouw, royaal haar bedeelt, weet het niet.

Maar in ruil voor dat kleine plekje gronds haar gegund krijgt zij de opvoeding van het komend geslacht, zal zij, als zij haar plicht kent, de dochters opvoeden tot kuische, vroede vrouwen, de zonen tot mannen van stavast. Hoe laat de redacteur van Het Vredig T/mis hier zien dat hij weet te doen te hebben met half-ontwikkelden, dus ijdelen. Wie, met een grein gezond verstand bedeeld, zal zich laten diets maken dat in een ruimte van ten hoogste 10 □ meter kennis genoeg te vergaren is om anderen kennis te verschaffen voor 250.000.000.000 [ J meter. En dan. hoe zal die opvoedster van het menschenras haar waardigheid in die functie ophouden, waar beur zonen haar vragen: .Moeder, waarom heeft uw getuigenis geen waarde? of haar toevoegen: Gij hebt niets over ons te zeggen. Noch uw „neen", noch uw . ja" heeft beduidenis en zoo gij ons moogt groot-brengen en liefkoozen is dit bij de gratie van onzen vader" ? Wij zijn benieuwd daaromtrent de moderne Vrouwenprofeet aan het woord te hooren.

Er is, altijd volgens dezen tot heden nog ougekenden Wereldher-vormer. nog iets wat de vrouw kan eischen in ruil voor het kleine stukje haar toebedeeld van de den mensch geschonken groote erfenis: zij heeft het recht geëerbiedigd te worden in haar eer, haar werk. haar lot. Aan begrijpbaarheid sukkelt die phrase nu juist niet. Maar als men plaatst de 250.000.000.000 □ meters naast die 10 □ meters kan men er uit concludeeren. dat de vorstelijke erfgenaam niet al te hoog den neus moet optrekken voor den steenarnie.

zij wil hem niet in de armen dezer gehate andere zien; zij wil niet. Krampachtig balt zij de handen. Loerend als eene leeuwin, wie men een wissen buit onttrekken wil. het lenige bovenlijf tot springen be-reid voorovergebogen, ligt zij daar. Hare kleine oogen fonkelen valseh, van haat vervuld.

Daar ziet Louise op — ontzet wijkt zij terug en maakt zich vrij. — Moritz. je moeder stuurt mij, wij zullen gezamenlijk Flits'

moeder, de oude zieke vrouw in het dorp bezoeken, murmelt zij verlegen. — Molly, vergezel je ons ? vraagt de verloofde onzeker. — Neen. ik bedank, armoede en ziekte zijn niets voor zulk een

reinheidsvriendin, als ik ben. En rusteloos, door ijverzucht gekweld, dwaalt zij alleen door het park, terwijl zij het bruidspaar op weg door de stille velden weet.

Moritz heeft den arm om Louise geslagen, die stilzwijgend naast hem gaat. Een pijnlijk schuldbewust gevoel overvalt hem; plotseling voor haar staan blijvend, vat hij haar teeder onder de kin en trekt zacht haar hoofd in de hoogte.

— Louise, mijn schat, zie mij aan, smeekt hij vleiend, ben je boos op je Moritz?

Zij slaat de groote, zachte oogen tot hem op. — Geliefde, ik op jou! fluistert zij innig, wat zou jij moeten doen, dat ik boos op je werd ? Jij die mij zulke offers gebracht hebt.

— Dan, lach, mijn meisje, wees vroolijk, anders kwellen mij booze gedachten.

— Ik kan niet, Moritz. Zie, ik weet, dat je mij liefhebt, maar je gelooft, dat ik je niet begrijp. Nooit lees je mij de plannen voor je boeddhistisch drama voor, nooit eene van je voorbereidingen; waarom niet? — Hij slaat een paar bloemen met zijn wandelstok af. — Maar kind, eenvoudig, omdat je het niet begrijpen zoudt, antwoordt hij ongeduldig.

— En als je het beproefdet, zooals je in je brieven beloofd hebt? — Ja, toenmaals; voordat Molly hem overtuigde, dat de onder klein-

steedsche, bekrompen menschen en omstandigheden opgevoede bruid hem nooit begrijpen, hem de lust tot scheppen benemen, in plaats van hem aanmoedigen zou.

C Wordt vervolgd.)

Page 5: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

EVOLUTIE. 173

Toch, schijnt dit wel te geschieden': de man. de bevoorrechte, de eigenaar van heel de wereld, lijkt, op niet koninklijke wijze, af en toe wel laag neder te kijken op de kluisbewoonster — niet door zijn schuld — wanneer had een man ooit van iets schuld — maar door de hare. Vermoedelijk heeft zij. buiten haar boekje gaande, op hoogst-„onvrouwelijke" manier van uit haar venster de wijde wereld inge-keken en. misschien ook, niet alleen gezien, maar ook „onvrouwelijk" gezegd: dat daar niet alles ging zooals het behoorde te gaan.

Dat is een onzuivere toestand: dat vrouwtje behoort niet te gluren uit haar vensterken en die man behoort medelijden te gevoelen met der vrouwen minheid. Om dat te verkrijgen zal het Woord vleesch worden en onder ons stervelingen verblijven.

Nog een toestand is onzuiver, verkankerd zelfs: de dienstboden-stand is ontaard; de verhouding tusschen meesteres en dienstbode deugt niet meer. Maar dat deed zij al niet ten tijde van vader Abraham: Hagar bespotte en belachtte zelfs haar Vrouw. Ook dit echter zal Het Vredig Thuis in het reine brengen. Een cyclopenwork! Wat doet er dat toe! De redacteur van het allen heil en vredeaan-brengend blad is niet licht vervaard.

Daar komt hij, de Heraut, en met zijn trompet roept hij alle vrouwen op om ten strijde te trekken voor MM Vredig Thuis, zonder mopperende mannen en nog mopperender dienstboden, zonder twistende kinderen en benauwende zorgen, en hij galmt haar toe: Eendrachtig saamgewerkt. opgegaan ter verdediging uwer verkregene, ter vcrwer-ving van nieuwe rechten! Ho! Ho! Daar gaat waarachtig de verdediger van het Vredig Thuiê de vrouwen uit het huis lokken, precies alsof hij was een als man verkleed lid der Vrije Vrouwen-Vereeniging! Een toontje lager! Er is hier slechts sprake van samenwerking in den geest. Samenwerken beduidt hier niet samenkomen, samenpraten, samenberaadslagen; samenwerken moet hier worden opgevat als het samenwerken ten genoege van het publiek der elk in eigen kooi op-gesloten dieren in Natura Artis Magistra. Iedere vrouw blijft in haar eigen hokje, leest daar Het Vredig Thuis, trekt daar conclusies voor haar zelve en mag. indien zij daartoe tijd. lust en bekwaamheid heeft, een stukje schrijven waarin zij haar gedachten nederlegt. Evenzoo mag hande-len haar zuster, nicht, buurvrouw links en buurvrouw rechts. Zoo komt de een de gedachten der andere te weten, bij ruggespraak.

En het resultaat van dat lezen, dat denken, dat schrijven ? Een courant, geschreven door vrouwen, geredigeerd en geëxploiteerd door mannen. Een echt „vrouwelijk" zwoegen en krachtverspillen tonder eer, en mannelijk luieren en niets doen met eer. Het juiste beeld van het rredig te/mis.

Het Vredig T/min zal echter ook nog andere, door den verheven Stichter niet gewenschte resultaten opleveien. De vrouw, week aan week zich hooiende verkondigen, dat haar plaats is niet aan — dat toch is niet de bedoeling — maar voor den lmiselijken haard: dat de lucht, het licht, de zon, de maan, de sterren, de wateren, de bergen, al wat daar leeft en ademt op, in en boven de aarde, is het eigendom des mans en zij voor zich slechts een ruimte mag verlangen als de vogel in de kooi: dat zelfs die plaats in die kooi haar niet toekomt bij na-tuur en wet, maar haar wordt gelaten bij de gratie van haar heer, zal. of zich uitgestootene, gevloekte gevoelen en nog dieper dan in het heden het hoofd ter aarde neigen en tot het dierlijke toe verstompen of fier den door slavernij gekromden nek opheffen en afwerpen haar ketenen, die laatste ovetblijfselen van een tijdperk waarin niet alleen het systeem werd gehuldigd, dat de man bij natuur en door God is gesteld boven de vrouw, maar ook dat bij Natuur en door God het eene ras „man" was gesteld boven het andere ras „man". De meesten zullen het laatste doen. En op hoe zalvender toon dit de „hydra der regeeringloosheid" verdelgende blad haar heur plichten verkondigt en inpompt, dat zij slechts is „de hulpe ' des mans, de tweede persoon in de schepping, geboren om te lijden, te dulden, te gehoorzamen. . . . en te lezen Het Vredig Thuis, dat zij, achter haar „barbier" gezeten, opdat geen profane blikken haar mogen zien, en betalende haar abon-nement, in nederigheid heeft af te wachten den zegen, die op haar zal nederdalen door de verteedering der mannenharten, voortgevloeid uit de voor haar lot het medelijden inroepende taal dezer eenige courant, hoe eer zij op zal rijzen om zelve haar zaken te behartigen.

Wat Het Vredig Thuis echter niet zal brengen, is een rredig tehuis. Geen nieuwe lappen zijn te zetten op oude zakken. Het zoo fan-faronneerende heulsap is oud als de steden en heeft proefondervindinglijk bewezen geen geneeskracht aan te brengen. Nieuwe, totaal nieuwe zakken moeten er zijn, want de walgelijke vetvlekken en de ver-pestende stank vinden hun oorsprong niet in den inhoud, maar in de

door roest en vocht versleten omhulsels. Niet een kopje hier en een kopje daar van de hydra moet worden gekloofd, maar de onsterfe-lijke kop: de basis, waarop eeuw in eeuw uit de maatschappij is gebouwd, is ondeugdelijk. Het fundament is wrak. wie verwondert zich dan nog dat het huis gaat scheef? Niet uit het rredig te/mis wordt een goede maatschappij geboren, maar uit een goede maatschappij vormt zich een rredig tehuis. Van af de wieg tot aan het graf behoort én man én vrouw aan de maatschappij: alleen de ellende daar geheeld, de arbeid daar verricht schept neiging, liefde voor, recht op een vredig, eenzelvig plekje. Men heeft dat ten allen tijde begrepen voor den man, waarom ook niet voor de vrouw? Wie de wereld in tweeën wil splitsen: eene, de alles omvattende voor den man en een andere, in millioenen afdoollinkjes verdeeld voor de vrouw, zondigt tegen natuur en rede. De natuur erkent geen splitsing van grootheden, zij kent slechts eenheden.

Trouwens wie de werking van het vredig tehuis wil zien. sla den blik naar het op het oogenblik zooveel besproken Korea. Daar de vrouw nooit op straat, altijd werkender altijd bezig voor man en kin-deren, en wat nog meer zegt, als de man bet maar even kan bijbren-gen is hij eveneens altijd tehuis, toch is er niet alleen oorlog, maar er heerscht verwaarloozing op elk gebied en energie is er hoog stens een klank.

Maar, al lijkt ons bet entree wat bombasterig en antiek, niettemin roepen wij van harte Het Vredig Thuis een „welkom" toe. Tegenstander van onze ideén, zal bet dezelve verbreiden meer en beter dan wij het zouden kunnen doen. Kind van de .Vrije Vrouwenvereeniging" — ontaard kind. dat geven wij toe — zal het atavisme het dwingen te treden in moeders spoor.

Het Vredig Thuis is de lauriertak, aangeboden aan de „onvrou-welijke vrouwen", het symbool harer overwinning: der overwinning ten eeuwigen dage verkregen door duivelen en zoo juist belichaamd in het: Zeus, de den granaatappel ingeslikt hebbende 1'ersephone niet meer van uit de onderwereld kunnende terughouden, bepaalt dat zij 2/3 van het jaar de oude plaats bij haar moeder zal hernemen en lji van het jaar bij haar overweldiger verblijven.

Opvoeding \'ai\ meisjes. Over dit vraagstuk geeft de „Deutsrhe hundschau f'reie Ifiïhne"

een aantal antwoorden in het licht, die zij heeft ontvangen op een vraag, gericht aan eenige bekende vrouwen van de meest uiteen-loopende richting. Omdat deze kwestie voor de toekomst van groot belang is, geven wij daarvan een uittreksel.

Er is een groote ommekeer gekomen in de omstandigheden, die invloed uitoefenen op de opvoeding van het vrouwelijk geslacht, sedert Goethe een vader de welbekende woorden in den mond legt: „Al was er een dozijn meisjes in mijn huis, nooit zou ik verlegen zijn om arbeid.. . ' ' en vergeefs zou men in onze beschaafde landen zoeken naar den naïven vader, die 't met bovenstaand gezegde des dichters eens is. Men kan de verandering die plaats gehad heeft in den volgenden zin samenvatten: De vrouw is uit het huishouden gedrongen op de markt des lérens.. . zij moet iets grondig leeren om er zich een beroep vau te kunnen maken. Welk beroep? Dat wordt door den aanleg beslist. Het vooroordeel dat het juist een verstandelijke arbeid moet zijn, dat de vrouw alleen onderwijs- studie- of kunstvakken moet beoefenen, zal mettertijd verdwijnen, als flinke, beschaafde vrouwen, die een goede opvoeding hebben genoten, in eenig koopmans-of technisch vak zooveel geschiktheid toonen te bezitten, dat zij eerbied afdwingen.

Wat echter het „gemoed" betreft, zulk een levenstaak zal het veriri/fde er aan ontnemen maar het vrouwelijk» zal een dieper en eigenaardige vorming ontvangen, omdat het nieuwe en ruimere bronnen van werkzaamheden voor zich opent.

HEIENE LANGE.

Betere opvoeding — betere gezondheid — ekonomische onafhan-kelijkheid zijn de ideale wenschen voor het vrouwelijk geslacht. Zijn zij heden reeds bereikbaar?

De geestelijke bekwaamheid is daar, een praktische geest naar werkelijkheid strevend is merkbaar bij de tegenwoordige meisjes, ge-paard aan een frissche ontvankelijkheid en een energie zonder voorbeeld.

Het aantal vrouwen en meisjes, die werken en verdienen moeten om te kunnen leven, is een leger dat bij den dag aangroeit. Het

Page 6: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

174 EVOLUTIE.

huisgezin staat onmachtig tegenover deze ekonomische ontwikkeling, die het ondergraaft en dreigt te gronde te richten. De moderne opvoeding wordt daarheen gestuurd om het vrouwelijk geslacht uit te rusten voor dien strijd. Meisjes gymnasia en vakscholen worden opgericht; zelfs verrijzen zij op sommige plaatsen zeer vlug. De meisjes moeten nu leeren. wat zij voortbrengen kunnen.

Daarmee wordt voor haai' de opvoeding als een koopwaar: zij brengen haai' op de markt en zij vermeerderen den aanbod. De con-currentie. de hatelijkste, tusschen man en vrouw, is daar met de ge-volgen van lijden en teleurstellingen: zij voert tot een strijd tusschen de heide geslachten. Kunnen onder zulke sociale verhoudingen de ideaal wenschen voor het vrouwelijk geslacht waarlijk vervuld worden? Onmogelijk! Eerst na een omwenteling der maatschappij, die een eind maakt aan den brutalen. ouderlingen strijd en die de klassenhaat doet verdwijnen, eerst dan zal liet vrouwelijk geslacht in zijn geheel de opvoeding kunnen ontvangen, die het geluk en de gezondheid waar-liorgt en het een hoogere beschaving en dientengevolge een meer idealen toestand te gemoet voert.

MINXA KAITSKY.

Meisjes moeten tot lichamelijk krachtige, geestelijk zelfstandige, inenschen opgevoed worden even als de jongens. Zij moeten een beroep leeren. dat haar onderhoud en toekomst waarborgt, evenals de jongens. Zij moeten leeren. Hink te handelen, helder te denken, altijd zacht, matig, goedig, zedelijk rein te zijn even als de . . . . doch — als dit ideaal bereikt zou kunnen worden, moest vóór alles de opvoe-ding der jongens een geheel andere zijn dan zij heden is. De bespre-king hoe de opvoeding van de mannelijke helft van ons geslacht moest geleid worden, opdat het wenschelijk zon blijken dat de andere helft hetzelfde geluk mocht deelachtig worden — deze bespreking ligt niet in het plan der tegenwoordige enquête, daarom moet ik mij vergenoegen te zeggen : Laten wij onze kinderen opvoeden tot inenschen.

BERTHA VOS SUTTXEH.

De ontevredenheid over het opvoedsysteem onzer meisjesscholen heeft een graad bereikt, die een hervorming verhaasten zal.

Wij hebben een nieuw algemeen fondament noodig, niet een be-perkte doch grondig bestudeerde leerstof, die de moedertaal op den voor-grond plaatst. Op dezen grondslag volgen twee gedwongene schooljaren met geestelijk en praktisch onderricht: Literatuur, geschiedenis dei-beschaving om het kind begrip te doen krijgen van maatschappelijke vragen, een moderne vreemde taal of latijn. Daarnaast een kursus in de huishoudschool en den volkskindertuin: in het tweede jaar dienst doen in een kindertuin en in een ziekenhuis. Na afloop van het tweede verplichte schooljaar houdt de schooldwang op, de staat moet echter zorgen voor opleidingsscholen waar meisjes die lust in studie hebben zich kunnen voorbereiden voor geneeskundige en philologische studie.

Het hier geschetste plan geeft een diepere beteekenis aan de op-voeding, begunstigt de gezondheid, door mindere overlading in de jaren van ontwikkeling, vormt een inleiding tot het vrouwelijke arbeidsterrein, geeft kennis van het werkelijke leven (het tegendeel van overdreven romanswijsheidl, wekt het denken over maatschap-pelijke toestanden op. en vormt alzoo bruikbare menschen.

Tot innerlijken vrede en zedelijke tucht leidt deze weg op zich zelf genomen niet, tenzij als grond en aanvang van alle onderwijs de spreuk behartigd wordt; De vreeze Gods is het begin van alle wijsheid en dat een zielenverzorgend, christelijk godsdienstonderwijs de leerlinge tot godsvrucht brenge.

ELISABETH GNAUCK-KÜHNE.

De moeder zij de beste vriendin van het kind, voor wie het geen geheim heeft. Al wat natuurlijk is in het leven moet het meisje op zijn tijd en duidelijk worden verklaard. In één woord saamgevat: Opvoeding tot mensch. niet tot pop!

HEIIMINE VOH PREUSCHEX—TELLMAN.

Volgens mijn meening is de Vrouwenvraag met al haar conse-kwentien een gevolg' van de zedeloosheid onzer dagen, van de tweërlei moraal voor den man en voor de vrouw.

Als de man slechts uit liefde trouwde en de vrouw niet als een noodzakelijk gevolg van materieel voordeel beschouwde, als hem achting voor het vrouwelijk geslacht van jongs af werd ingeprent, als hij in zijne vrouw het eerste vrouwelijk wezen vond waar hij intiem mee omging — dan zouden wij gelukkige huwelijken hebben, trots of zonder gymnasium-opvoeding der meisjes!

Mijn voornaamste eisch ten aanzien van hervorming in de opvoe-ding van meisjes is deze:

Sticht gemengde scholen roor meisje* en jongens! Het moge voor angstige gemoederen bedenkelijk zijn, de kinderen

zelfs tot het ontwikkelings-tijdperk bij elkander te laten, men vergeet dan altijd, dat het samenzijn in de schooluren niet anders dan goeds uitwerken kan, dat het den wedijver in opmerkzaamheid, in vlijt en goed gedrag zeer zeker bevordert. Buiten de school is echter het zedelijk gevaar dat men vreest bij gemeenschappelijk spelen, veel minder, dan wanneer de kinderen, wat dagelijks gebeurt, elkander rendez-vous geven en daardoor zich van 't begin af heirust zijn, dat die omgang iets anders is, als een omgang tusschen kameraden van *t zelfde geslacht

Mijn tweede eisch i s : schaft de corsetteii af, die martel-instru-menten, welke het vrouwelijk geslacht ten onder brengen, welke het onmogelijk maken, dat ons geslacht vooruitgaat, omdat slechts in een gezond lichaam een gezonde ziel kan wonen. Gunt het jonge lichaam vrije ontwikkeling en wasdom, laat de meisjes deelnemen aan licha-melijke oefeningen, a ls : gymnastiek, zwemmen, roeien, paardrijden; dan zal van zelf de ongezonde lust voorbijgaan, om slechts op bals, in gezelschappen en komedies geblaseerd genoegen te smaken: dan zal een natuurlijk, gezond vrouwelijk geslacht weer natuurlijk gaan voelen en denken en in die richting invloed uitoefenen op de mannen.

Ik besluit mijn bespiegelingen met een woord van een edel Engelschman, dat voor velen een raadsel zal schijnen:

Voedt de jongens op tot kuischheid en de meisjes tot dapperheid! Frau Dr. MINXA WETTSTEIN-ADELT.

Dc roman van cen modiste. Tegen het einde der regeering van Lodewijk XVI woonde er in

de stad Chambéry een kleine, mooie, geestige, fatsoenlijke modiste. Dat was een zeldzaam geheel en 't is licht te begrijpen, dat zooveel goede hoedanigheden niet onopgemerkt bleven. In garnizoen liggende oftie-cieren, van hun rente levende heeren, oude jagers, jonge philosophen, vurige dichters, kortom alle mogelijke mannen prezen haar om hare geestigheid, roemden hare mooie oogen en verzekerden haar, dat hunne bedoelingen volkomen goed waren. Zij geloofde het eerste deel hunner redeneeringen, maar schonk geen al te groot vertrouwen aan het tweede.

Zij hield al hare aanbidders op een afstand en deze bleven haar — misschien juist wel daarom — toch getrouw, 's Avonds kwamen zij bij elkaar, niet in den salon — want dien had zij niet — maar in het achterste gedeelte van den winkel, dat tot eene kamer was ingericht.

Dan praatte men wat gezellig, terwijl de voordeur open bleef staan, opdat de later komenden makkelijk binnentraden.

Eens per jaar ging de modiste naar Parijs om de nieuwe mo-dellen vandaar mede te brengen. Met die nieuwe hoeden bracht zij tegelijkertijd de laatste nieuwtjes mee en zij wist ze zoo smakelijk te vertellen of er andere bij te verzinnen, dat men in heel Chambéry van dien tijd geen tweede huis kon aanwijzen, waar gezelliger, geesti-gcr en pittiger gesprekken werden gevoerd.

De dames waren echter niet evenals haar echtgenooten, broeders of zoons, een en al bewondering. Het scheen haar zelfs verkeerd en zeer afkeurenswaard toe, dat zoo'n eenvoudig modistetje, als ware zij een dame uit de groote wereld, de elegantste cavaliers uit heel Savoye om zich kon verzamelen. Velen harer konden zelfs haar nijd niet verbergen en als zij den winkel der modiste voorbij gingen, lieten zij op in het oog vallende wijze merken, dat zij „mouches" droegen, wijl de modiste zich daarmede niet optooide.

Men kan zich gemakkelijk voorstellen, dat zij onder elkander genoeg kwaad van de jonge vrouw wisten te verzinnen. Dat was op den duur schade, want het was een onloochenbaar feit, dat haar modezaak van jaar tot jaar achteruit ging.

Soms hielden haar vrienden haar voor, dat zij weldra niets meer over zou hebben dan haar naam, dat zij verplicht zou zijn Chambéry te verlaten en dat zoo iets ook voor hen akelige gevolgen had, want dat zij dan van verveling niet wisten waarheen te gaan.

Zij was echter steeds hetzelfde; sommigen vonden haar daarom des te aardiger, anderen des te brutaler.

Een feest was op handen, een jaarlijksch wederkeerend feest des konings, een ieder begaf zich dan naar buiten, naar den anderen oever der Leysse, die men dan kon doorwaden. Natuurlijk ontbrak ook de jeugdige schoone niet. Behalve het genoegen, dat zij evenals een kind van te voren had, als zij aan haar toilet en aan het dansvermaak

Page 7: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

EVOLUTIE. 175

dacht, verheugde zij zich er in. dat zij zou gezien, bekeken en benijd worden door hare vijandinnen. En dat streelde haar eigenliefde, die zeer groot was, al was zij zelve ook heel klein.

Zij ging dus waar iedereen heenging, genoot van de muziek en den dans, en amuseerde zich zoo, dat zij niet bemerkte hoe de zon reeds ter kimme neigde. Toen zij de Leysse weer moest oversteken, bemerkte zij. dat. tengevolge van verandering in het weer, de rivier veel meer water bevatte. Daar stond zij aan den oever, haai' eenen voet op een steen zettende, maar zich niet verder durvende wagen, terwijl de schitterende dames, in haar rijtuigen gezeten, haar onder het voorbijrijden spottend lachend aanstaarden, welke spotlach echter spoedig verdween.

Want ternauwernood had Graaf . . . . — men meldt den naam er niet bij — zijn vriendin in dien benarden toestand opgemerkt, of hij stijgt uit zijn rijtuig en tot het middel door het water wadend, pakt hij haar met zijn stevige armen beet. draagt haai' naar de over-zijde en brengt haai' behouden en droog aan den anderen oever.

(Wordt vervolgd.

JBinncn de Grenzen. In ons nummer van 15 Aug. 1.1. bespraken wij een artikel van

den Heei H. W. ,T. A. Schook, voorkomende in het Sociaal Weekblad van 11 Aug. '94. Het slot van dit artikel kwam voor in het S»r. Weekbl. van 18 Aug.. doch in No. 21 ontbrak ons de ruimte over dit

gedeelte iets te zeggen. Na nogmaals een pleidooi te hébben gehouden voor de geineen-

schappelijke opvoeding van jongens en meisjes — op dezelfde gronden als wij vaak aanvoelden — na met cijfers te hebben aangetoond dat de meisjes over het algemeen veel vroeger de dagschool verlaten en veel minder de avond- en herhalingssclioleii bezoeken dan de jongens (Men zie hiervoor ook No. 8 van onzen lsten jaargangI, na op de teekenen des tijds te hebben gewezen, dat n.1. de vrouw „niet langer uitsluitend de onderdanige echtgenoote wenscht te zijn die zich alleen met de bestiering van het huishouden en de opvoeding der kinderen belast" maar „mede haar aandeel wil hebben in de werkzaamheden der mannen'' en „in het bestuur der publieke aangelegenheden", wijst de Heer S. op het gebrek aan opleidingsinrichtingen, welke voor de meisjes nog dunner gezaaid zijn dan voor de jongens. Precies hetgeen wij in No. 20 (pag. 158) zeiden, waar wij in het artikel over den Vrouwenarbeid in de veenderijen het vak-onderwijs even aanhaalden.

Het ideaal eener opvoeding voor meisjes (juist ook reeds jaren het onze) vat de Heer S. in de volgende woorden samen:

„In huis en school moeten zij naar lichaam en geest met dezelfde zorg behandeld worden als de jongens. Zij zouden met dezen verplicht moeten worden tot hun veertiende jaar lager onderwijs en tot hun zes-tiende jaar aanvullingsonderwijs te ontvangen, terwijl alle ') vakscholen voor leerlingen van beide kunnen opengesteld moeten worden".

De lagere school moet dus den jongen hetzelfde geven als het meisje. Het verstellen van kleeren evengoed geleerd aan hem als aan haar, opdat een ieder zich in alle levensomstandigheden moet kunnen helpen. Maar verdwijnen moet van de lagere school : het vervaardigen van nieuwe kleeren. het koken en huishouden (iets dat hier en daar zich begint te vertoonen. bij wijze van cursus), kortom alles wat eigen-lijk is een vak. een beroep.

Ook tegen de afzonderlijke H. B. Scholen voor meisjes trekt de heer S. nog te velde, en wel om een reden, niet uitsluitend gelegen in het voorstander zijn van een gemeenschappelijke opvoeding, maar wijl het onderwijs, aldaar gegeven, alleen berekend is „om haar (d. z. de geleerde zaken) als opschik te kunnen gebruiken, om ei in gezel-schappen mede te kunnen schitteren."

„Opheffing dier scholen, zegt de heer S.. en gelijkstelling van jongens en meisjes in de wet op het middelbaar onderwijs, zoodat niet het toelaten der meisjes op de jongensscholen een gunst was, zou vooral van belang voor de bezoeksters dier scholen zelf wezen en eene groote schrede in de goede richting naar een betere opvoeding der vrouw zijn."

Wij zijn het hiermede volkomen eens; doch hebben een maar. Wij zouden hieraan willen toevoegen: Maar onder conditie dat ook leeraressen en directrices werden aangesteld aan die gemengde H. B. Scholen, iets waarvan wij nog vooreerst niet zeker zijn. Dan. wij twijfelen niet of de heer S. staat ook in dit opzicht aan onze zijde en zal zich, als deze kwestie ter sprake komt, onbewimpeld voorstander van deze bepaling verklaren, want op pag. 265 van het. Soc Weekblad zegt hij, dezelfde opleiding voor jongens en meisjes te wenschen oin ten minste de vrouw in dezelfde stelling te plaatsen tegenover de economische toestanden.

Dat het toelaten van meisjes op de jongens H. B. Scholen nog altijd als een gunst wordt beschouwd, bleek o.a. onlangs met de kwestie in Nieuwer-Amstel en Maastricht: dit waren echter beide gemeentelijke H. B. Scholen. De Rijks H. B. Scholen ijn ons land ten getale van 20) zijn alle voor meisjes opengesteld: toch heeft het meisje ook daar niet hetzelfde recht op plaatsing als de jongen, liet-geen blijkt uit de aanvrage, die elk jaar op nieuw aan de regeering moet geschieden, ook bij den overgang naar volgende klassen. Dit is officieel.

Officieus blijkt het ook hieruit, dat — zooals ons wel eens is ter

oore gekomen — deze of gene leeraar, soms als hij reden tot ontc-vredenheid heeft, een meisje toevoegt: „ Denk er om. 't is maar een extratje, dat je hier bent."

J) wij ounlvuoren.

^4ÏX^^ïM$d^ï± ^i^L^L^l-fSO^ki 'St^M^M^,^.

Ücl recht van den Slcrkcrc. Te Berlijn is van de hand van een onlangs overleden Japansch

Professor een Duitsch boek verschenen, getiteld: .De Strijd om bet Kocht van den Sterkere en zijn Ontwikkeling." waarin de schrijver ook 20 bladz. aan het Vrouwenvraagstuk wijdt. Hij put zijne géleeróV beid over dat onderwerp uit de werken van: Bachoven. Bisboff, Bluntschli. Biichner. Franz, Hellwald. Hippel, Oswald. Kohier, Oet-tingon, Pesohei, .lulius Pierstorff. Post. Kadenhausen. Spencer. Waitz, Zimmermann, o.a. Dr. Katö. zoo heet de radicale schrijver, is een tegenstander van vrouwen-emancipatie: De vrouw doet. volgens hein. voor heden 't best zich aan haar huishouden te wijden. Anders lost 't huisgezin zich op en dan zou 't Individualisme zegevieren!! (Oet-tingen.)

Maar toch gelooft de schrijver eenigszins in. . . eene toekomstige maatschappelijke vereeniging!!

Enkele uitspraken van dezen tegenstander over 't ontstaan van 't huwelijk en 't huisgezin zijn merkwaardig genoeg om ze hier een plaatsje te geven.

Zoo verklaart Dr. Kató den oorsprong van het huwelijk aldus: Het individueele huwelijk, dat oorspronkelijk door vrouwenroof en bruidskoop ontstaan is. werd langzamerhand een levenslange ver-bintenis tusschen man en vrouw. Nu is de vrouw niet meer de slavin van alle mannen, maar van één enkelen.

Over Kocht en Macht in 't gezin oordeelt de schrijver als volgt: I Men zal den Darwinist in hem hei kennen :i De Natuurwet is niet het recht van den zwakkere, maar alleen van den sterkere. Wij zien dikwijls, dat de huisvrouw niet slechts over bet gezin, maar ook over haren man gezag heeft. . . Doch de huisvrouw is dan bij uitzondering de sterkere en de man de zwakkere, dus ook hier heerscht, niet het recht van den zwakkere, maar dat van deun sterkere.

Over de oorspronkelijke verhouding tusschen man en vrouw laat bij zich aldus uit: Het meiischelijk geslacht kende oorspronkelijk geen echtelijke verhouding, leefde dus in vrouwengemeenschap of vrije liefde. Daarbij waren de slavinnen van alle mannen van den stam vrijer dan bij de latere individueele huwelijken, liij het ontstaan van dit laatste hebben de vrouwen meer en meer hare oude vrijheid verloren. Zij kwamen toen als slavinnen van één enkelen man onder diens despotisch geweld te staan.

De oorsprong van het huisgezin ligt. volgens Dr. Katö. hierin: Het hedendaagsch huisgezin had niet kunnen ontstaan, wanneer

de mannen en vrouwen, die zij eenmaal tot zich genomen hadden, niet door alle mogelijke middelen en geweld hadden onderdrukt, haar tot hun lijfslavinnen vernederd en tot onvoorwaardelijke gehoorzaani-heid gedwongen.

Over de gehoorzaamheid der vrouwen heet het: Hieraan twijfelen wij niet, dat de mannen in de oudste tijden hun geweld slechts met de uiterste krachtsinspanning moesten uitoefenen, daar de vrouwen niet gemakkelijk gehoorzaamden. Nog gedurende langen tijd was een levenslange echt verbintenis onmogelijk.

Al beu ik 't met de conclusie van den schrijver, dat de vrouw in haar huisgezin moet blijven, volstrekt niet eens. in bovenstaande uitspraken, die de fraaie fundamenten bevatten van 't tegenwoordige huwelijk en huisgezin ligt. dunkt mij. veel waars. Daarom ver-wondert 't mij des te meer. dat Dr. Katö. na zulke feiten, die de Cultuurgeschiedenis hem toch geleerd heeft, zich — zooals ik in den aanvang zeide — tegen vrouwen-emancipatie verzet. Immers had hij consequent doorgeredeneerd, dan zou hij juist tot dezelfde ideeën moeten zijn gekomen als de voorstanders van vrouwenontvoogding Waar Dr. Kató dan ook erkent, dat het Individualisme, of beter gezegd, het Egoïsme van den man. huwelijk en huisgezin heeft doen ontstaan, daar zou in zijn eigen systeem juist liggen, dat de oplossing van het huisgezin niet het Individualisme, maar het (Gemeenschappelijk samenleven, de maatschappelijke vereeniging, (waarvan Dr. Kató al iets ziet) zou tengevolge hebben.

Aan

Tc fraukwmi

met

1 ets. postzegel.

de Redactie van „EVOLUTIE",

Sarphatipark 61,

AMSTERDAM

Page 8: WEEKBLAD VOOR DE VROUW. · beveiligde door te nemen dat van anderen, hij ter vol-doening van schuld een greep doet in anderer zak ter dik-houding van eigenen. In waarheid valt van

176 EVOLUTIE. Hovenstaande uitspraken van een tegenstander hebben mij dan

ook versterkt in mijne meening. dat der vrouweneisch om politiek en economisch gelijk te staan met den man gerechtvaardigd is. want ik weet. dat die eisch ontstaan is in en door de economische ontwikke-ling der maatschappij.

Die ontwikkeling haalt de vrouw uit de macht van den man en plaatst de vrouw naatt hem. niet beneden hem!

En dan heeft de vrouw gelijk, dat. naarmate zij haar positie meer bewust wordt, zij de wetten, die daarmede geen gelijken tred bonden, veranderd en te haren voordeele verbeterd wenseht te zien, opdat de wetten eindelijk eens weergeven liet beeld van den tijd, die is. niet van dien. die geweest is.

Amsterdam. GERAR» G. LEXSELIXK. 16 Augustus 1894.

"Vcr^adcrin(jci\ Maandagavond. '27 Aug.. hield de Vrije Vrouwenvereeniging hare

gewone niaaiidclijkscho. huishoudelijke vergadering, dezen keer onder presidium van Mevr. A. Rot—Blees.

Allereerst werd besproken de circulaire, ontvangen van de voor-loopige commissie tot oprichting van een arbeidersblad. waarin de vereeniging veizocht werd haren steun te verleenen om dit doel tot stand te zien komen. Een leeds verschenen proefnummer was den leden verstrekt en naar aauleiding van een daarin voorkomend artikel — waarin betoogd werd, dat. om het blad ook aantrekkelijk te maken voor vrouwen, het zijn publiek naast de ernstige kwesties van den dag moest trakteeren op „griezeligheden" en „ongelukkige-liefdes" geschiedenissen, enz — ontspon zich een gedachtenwisseling tusschen eenigen der leden.

Het bleek dat de meerderheid der aanwezigen van meening wns dat bij niet mede-schrijven of mede-redigeeren door de vrouw grootor gevaar bestond voor een verkeerde richting ten opzichte der vrouwen-beweging, die zich eigenlijk in vrouwenarbeid concentreert, dan wan-neer ook de vrouw zelf hare stem doet hooren. Besloten werd daarom op de eventueel te houden vergadering zich te doen vertegenwoor-digen: tot afgevaardigden werden benoemd de dames Drucker en Sehook-Haver.

Het tweede punt der agenda betrof de studiekas. Het Bestuur had n.1. voorgesteld om óf het daarin aanwezig zijnde bedrag te bezigen voor de vereeniging in het algemeen of door wat meer voor de Studiekas te collecteeren. deze aan hare bestemming te doen beantwoorden. Met een stem meerderheid werd tot haar behoud besloten,

I'unt 3, dat zeker niet onbelangrijk mag beschouwd worden betrof de vrouwenkleeding. Dit werd ingeleid door Mevr. Schook. Het onpractische van de lange, ruime japonnen, vaak nog weer door dito mantels omgeven, het lastige, onzindelijke en kostbare van deze dracht werd eerst door haar in het licht gesteld. Vervolgens kwam zij vooral op de eveneens vervelende, geringe berging welke de vrouwen er in hare kleeding op nahouden en wees op het aantal zakken, dat daarentegen aanwezig is in jas. pantalon, vest en overjas, welk aantal vaak tot 14 of 15 klimt. Van daar dan ook dat alle vrouwen bij de geringste bezigheden over straat gaan, belast en bela-

den met pakjes. Hierbij komt nog. dat de eenige zak, welke de vrouwenkleeding bevat — zeer weinig vrouwen toch dragen én japon-zak én lossen dito — zich meestal op een onmogelijke plaats bevindt, welke bij het zoeken naai' beurs in tram of waar dan ook, de vrouw verplicht een onaestethische houding aan te nemen.

Deze twee punten waren volgens spr. meer dan voldoende, om het onpractische van de tegenwoordige kleederdracht aan te toonen. Dit wordt alom in de vrouwenwereld gevoeld, sinds de vrouw zich in ruimer werkkring beweegt en haar aandeel eischt in alle oefeningen op het gebied van sport. Onze buitenlandsche zusteren, vooral in En-geland en Amerika, gaan ons hierin reeds voor. Dit alles had spr. doen besluiten het voorstel ter tafel te brengen om: Ken wedstrijd uit Ie schrijcen voOf de meest practische rrniiirenkleederdrncht.

Mevr. Meuleman achtte het practischer, dat eenige dames zich een gemakkelijk costuum lieten vervaardigen, om zoodoende anderen op te wekken dit voorbeeld te volgen, hetwelk Mevr. v. Duijvenboden de opmerking deed maken, dat deze dames, als zijnde wandelende reclame-poppen. allicht zouden worden overgeleverd „a la risee du public."

Met algemeene stemmen werd na nog eenige discussie besloten dat het Bestuur allereerst moeite zal aanwenden om een jury bij elkander te krijgen, waarin ook eenige vakmenschen (coupeuses, enz.) zoo van ons land als elders zullen verzocht worden.

Daarna zal dooi' de benoemde jury de wedstrijd worden uitge-schreven, waaraan door iedere natie kan deelgenomen worden.

Hiicrafuuij. Sociale Studiën van Lady Wilde,

vertaald door 0, v. d. Zeyde. E. N. Smit. Koog aan de Zaan.

Men moet poeé't en meester over de taal zijn om de zoo rijke en diepe gedachten van Lady Wilde weder te geven, want, al hadde deze hoog begaafde vrouw niet over de vrouwenemancipatie op zichzelve gesproken, haar werk alleen zou toch een pleitrede voor deze zijn. Een sekse, die individuen oplevert van zooveel omvattende kennis, begaafd met den takt die kennis onder weinig woorden aan anderen mede te deelen. kan niet genoemd worden, het minst geestelijk ontwikkelde deel der menschheid, mag niet verstoken blijven van haar burger-rechten. Ontegenzeggelijk zal het nageslacht, speurende in de ge-schriften onzer eeuw, met medelijdende verachting nederzien op de natiën, die vrouwen als Lady Wilde het stem hebben in 'slandszaken ontzegden om dit wel toe te staan aan duizenden botteriken.

Hiermede is, dunkt ons, reeds gezegd, dat de Sociale Studiën van Lady Wilde belangrijke, hoogst belangrijke studiën zijn en wij den vertaler dankbaar moeten wezen voor de moeielijke taak welke hij tot zoo gelukkig een einde heeft gebracht.

De denkbeelden van Lady Wilde, hoog van opvatting en getuigende van een fijn zieleleven, met enkele woorden weder te geven, zou dezen slechts schade kunnen toebrengen, vandaar dat wij later velen ervan nader en wijdloopiger denken te behandelen.

Den prijs van het boek kunnen wij niet meiden, als hebbende de uitgever vergeten ons dezen mede te deelen.

A D V E R T E N T I E N.

tt2S™ -^an ne* o u l ' e a u v a n dit blad zijn verkrijgbaar:

LoKse opmerkingen orer liet straffen van kinderen, door TREES.

Het Vroinvenstenireelit, door ESIILIE CLAEYS.

Alle a 5 cents per stul: .,. -|. .f. .,. .j. -(T i- .,. f .,.

Voor wasschen en s t r i jken, alsook voor het opmaken der wasch, beveelt zich aan :

D. G. STOKVIS, Albert Cuipstrant 156.

GOEDE REFERENTIÈN staan ten dienste.

Hier langs af te knippen.

De ondergeteekende wenseht zich te abon-neeren op

„E V O LU TIK v»

Weekblad voor de Vrouw.

Woonplaats

„De ware wijsheid is slechts daar, waar de menseh ook godsdienstig vrij is, de ware ontwikkeling slechts daar, waar de menseh meester is geworden over zijne godsdienstige vooroordeelen."

Duidelijk en helder wordt dit aan het licht gebracht in

Theologie en Wetenschap. Naar het Hoogduitseh van

K. A. S P E C H T , waarop de inteekening alom is opengesteld.

Specht , Theologie en Wetenschap zal compleet zijn in 10 afleve-ringen van 32 pagina's tegen den prijs van slechts 20 et. de aflevering

Uitgave van Wihns en Co. t e Amsterdam.

Aan het bureau van „Evolutie" is verkrijgbaar: Een woordje aan de Amsterdamsche

arbeidersvrouwen . . ƒ 0 , 0 5 per 50 exempl. ter verspreiding

ƒ 1,50. In deze brochure wordt het stre-

ven uiteengezet van het comité ter verkrijging van stedelijke stoom-wasscherijen.

„De Vrijdenker." Halfmaandelijksch Blad ter Verbreiding

der Vrije Bedachte.

Bureau: NOORDPLEIN 9. Abonnement f 0,50 per hal

jaar bij vooruitbetaling.

Stoomdr. „Elsevier", N. Z. Voorburgwal 91, Amsterdam.