WEBSITE Bijbelstudie over 1 Petrus 1 vers 1-12 · · 2010-02-26Microsoft Word - WEBSITE...
Click here to load reader
Transcript of WEBSITE Bijbelstudie over 1 Petrus 1 vers 1-12 · · 2010-02-26Microsoft Word - WEBSITE...
Bijbelstudie over 1 Petrus 1,1-12.
Thema: Levende hoop.
Vers 1. Petrus stelt zich op de gebruikelijke wijze aan het begin van zijn brief voor als
afzender. Voor ons staat Petrus vaak in de schaduw van Paulus. Dat vindt mede zijn oorzaak
in de onbekendheid met de beide brieven van Petrus. Paulus heeft veel meer brieven
geschreven. Ook zijn Paulus’ brieven veelal van grotere omvang. Qua lengte bestrijken de
beide Petrusbrieven een enkele bladzijde. Een enorme tegenstelling met Paulus! Toch heeft
ook Petrus een belangrijke plaats ingenomen. Hij heeft persoonlijk de Heere Jezus gekend.
Drie jaar lang is hij met Jezus opgetrokken. Hij is persoonlijk door hem gevormd. Dat kan
Paulus niet zeggen. Hij is er op het laatste moment bijgeplaatst (vgl. 1 Kor.15, 8).
Petrus mag zich noemen met een nieuwe naam. Van Simon is hij tot Petrus geworden:
rotsman. Deze naam heeft hij persoonlijk van de Heere Jezus gekregen. In de discipelkring
heeft Petrus een bijzondere plaats (Mt. 16, 18). Ook op de grote momenten in Jezus’ leven is
Petrus aanwezig (Mk. 5, 37; 9, 2; 14, 33). Petrus is de vurigste discipel. Hij is vrijwel altijd
haantje de voorste. Op de morgen van Jezus’ opstanding is dat anders (Joh. 20, 4-6). Dat heeft
wellicht te maken met Petrus’ verloochening van Jezus. Daarom is het ook opmerkelijk, dat
Petrus in zijn eerste brief zoveel nadruk legt op de opstanding (zie uitleg vers 3).
Petrus is een apostel. Hij is gezonden door de Heere Jezus Christus. Hij komt met
apostolisch gezag. Hij weet Christus, Zijn Zender, achter hem. Hij schrijft aan gemeenten in
Klein-Azië. De gelovigen in deze streek noemt hij vreemdelingen. Ze leven in de verstrooiing,
de zogenaamde diaspora. De joodse diaspora is ook een kenmerk van de gemeente van de
Heere Jezus Christus (volgorde van verbreiding van het Evangelie is altijd: van synagoge naar
heidendom, zie Handelingen). De situatie van een vreemdeling laat zich wel vergelijken met
die van een asielzoeker. Je bent te gast in een vreemd land. Zo heeft ook Abraham gereisd van
Ur naar Haran en van Haran naar het beloofde land. En ook in het beloofde land bleef hij
vreemdeling (Hebr. 11, 9-10).
Vers 2. De vreemdelingen heten uitverkorenen. Ze zijn uitverkorenen naar de
voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking van de Geest, tot gehoorzaamheid en
besprenging met het bloed van Jezus Christus. Alle drie de goddelijke Personen worden
genoemd. Deze drieslag komt vaker in de brieven voor (2 Thess. 2, 13-14 en Openb. 1, 4-5).
Ze is overeenkomstig het zendingsbevel (Mt. 28, 19). Voorkennis (komt ook voor in Petrus
rede in Handelingen 2, 23!) duidt op Gods plan. Planmatig en doelmatig gaat de Heere te
werk. De gehoorzaamheid en de besprenging verwijzen naar de priesterwijding (Ex. 29, 19-
21; Lev. 8, 30). De lezers zijn gewijd voor de dienst aan God.
Vers 3-12. De trinitarische groet is in de inleiding van de brief terug te vinden (3-7
over de Vader, 8-9 over de Zoon, 10-12 over de Heilige Geest).
Vers 3. Er is nauwe verwantschap tussen Vader en Zoon. De Heere is de God en
Vader van onze Heere Jezus Christus. Naar Zijn barmhartigheid wederbaart Hij tot een
levende hoop. Alle nadruk valt op de activiteit van God. De Heere neemt het initiatief. De
wedergeboorte geschiedt door de opstanding van Jezus Christus uit de dood. Even verderop
spreekt Petrus van het verwekt worden door het Woord. In dit vers is God Degene, Die op een
zeer directe wijze nieuw leven heeft gewekt, namelijk via Christus Zelf, Die uit de doden is
opgestaan. In vers 3 spreekt Petrus van ons. In het vervolg van u. In vers 3 klinkt zijn eigen
ervaring mee (zie ook Hand. 2, 32). Voor Petrus en de anderen is de opstanding een markant
punt in hun leven geweest (vgl. Lk.24, 21). Door Gods ingrijpen wordt Petrus een getuige van
de opstanding. Na de opstanding is Petrus een ander mens (vgl. ook Joh. 21). Nu levende
hoop!
Vers 4. De levende hoop is gericht op de erfenis, die de Vader in het vooruitzicht
gesteld heeft. Deze erfenis is – in tegenstelling tot de landbelofte aan Abraham –
onverderfelijk, onbevlekkelijk en onverwelkelijk. Het is een erfenis die blijft. Dat kon niet van
het beloofde land gezegd worden. Dat is wel duidelijk geworden na alle strijd om het stukje
land aan de Middellandse Zee. En in Abrahams leven waren er oorlogen en natuurrampen
(hongersnood!). Maar deze hoop is onder alle omstandigheden levend. Gods belofte is een
hemels deposito. Zij is bestand tegen de moker van de dood, het bederf van de zonde en de
tand van de tijd. (Vgl. hierbij Mt. 6, 19-21). Aards bezit heeft een zekere betrekkelijkheid
(Hebr. 13, 14). Voor de royale erfenis heb je omhoog te zien. Deze erfenis is in de hemel. De
Heere bewaart deze erfenis.
Vers 5. Deze erfenis wordt bewaard, maar ook de gelovigen zelf worden bewaard in
de kracht van God. God is een vaste Burcht. Zijn bewaking is permanent. De grondtaal geeft
aan, dat deze bescherming zelfs te vergelijken is met militaire bewaking. Het doel van deze
goddelijke bewakingsdienst is de verkrijging van de zaligheid (zie ook vers 9-10). Vooral in
deze laatste tijd komt de zaligheid openbaar. Op het allerlaatste moment grijpt de Heere in.
Vers 6. In welke, dat is: de God en Vader van Jezus Christus. Het gaat om blijdschap
in God. Die oproep klinkt ook in het boek der Psalmen (Ps. 2, 11; 3, 11; 68, 5; 81, 2; 98, 4).
Door deze vreugde komt het lijden in ander perspectief te staan (vgl. Mt. 5, 11-12). Ook
spreekt Petrus persoonlijke belevenis uit Hand. 5, 41 mee. Dat door de levende hoop. Deze
hoop ziet over het tijdelijke heen.
Vers 7. Het doel van de beproeving is, dat het zuivere element uit het geloof te
voorschijn komt. Het gaat om uitkristallisering van het geloof. Het geloof moet de vuurproef
doorstaan, wil het voor kostbaar doorgaan. Dit beeld van de smeltkroes komt vaker voor in de
Schrift (Ps. 66, 10; Openb. 3, 18). De proef werkt verhelderend. Door de proef worden
bijbedoelingen uitgezuiverd en komt de kwaliteit openbaar. De echtheid moet
proefondervindelijk worden vastgesteld. Het onzuivere moet meer en meer uit de kroes om
Christus gelijkvormig te worden, namelijk: tot lof, eer en heerlijkheid van Jezus Christus. Zo
zal alles goud zijn wat er blinkt. Ja, meer dan dat!
Vers 8-9. De lezers (u!) hebben de Heere Jezus Christus niet persoonlijk gekend, zoals
Petrus zelf, maar toch hebben ze Hem lief. De kennis van de Heere Jezus Christus geeft een
onuitsprekelijke vreugde. Het brengt de zaligheid. Dat is: verlossing van de totale mens.
Vers 10. Van deze zaligheid hebben de profeten reeds getuigd. Ze profeteerden. Ze
stonden in de dienst van God. Persoonlijk hebben ze in het Woord van God, dat ze te spreken
hadden, de verborgen betekenis nagespeurd en gezocht. Zo zegt ook de Heere Jezus het in Mt.
13, 17.
Vers 11. De profeten hebben hun vragen altijd op twee zaken gericht, namelijk: 1.
Over wie gaat het hier? En 2. Over welke tijd gaat het? Voor Petrus is het volkomen duidelijk,
dat alle profeten van Christus getuigen (zie Hand. 10, 43). De Heilige Geest was al lang van
tevoren bezig te getuigen en te verduidelijken wat gebeuren ging (2 Petr. 1, 14). De Geest van
Christus getuigde tevoren over Christus (zie ook Hebr. 1, 1). Daarbij ging het over het lijden,
maar ook over Christus’ verheerlijking.
Vers 12. Beide (zowel Christus’ lijden als verheerlijking) zijn geopenbaard en
verkondigd aan u en mij. Niet alleen de profeten heeft de Heilige Geest daarvoor gebruikt,
maar ook apostelen. Petrus heeft dat ongetwijfeld persoonlijk ervaren op de Pinksterdag.
Thans is het bekend wie de Geest bedoelde en onder welke omstandigheden de profetieën tot
vervulling kwamen. En niet alleen de profeten van vroeger, ook de engelen zijn buitengewoon
geïnteresseerd in de uitwerking van het Evangelie. Ze zijn begerig deze dingen in te zien. Ze
buigen zich voorover, geeft het Grieks aan. Dat doen ze niet uit nieuwsgierigheid. Ze worden
gedreven door het verlangen met eigen oog de onthulling van het heil te mogen aanschouwen.
Nog wel niet alles wat God heeft beloofd is onthuld. Wel is het heil in de Heere Jezus
Christus werkelijkheid geworden. Daarom: levende hoop voor ieder die de Heere Jezus
liefheeft.
Gespreksvragen:
1. Wat heeft het u te zeggen, dat in de Petrusbrieven zoveel verwijzingen naar Jezus’
woorden terugkeren?
2. De groet in de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest komt vaker voor in de brieven.
Dat is belangrijk. Wat gebeurt er, wanneer u geen juist zicht hebt op het specifieke werk
van Vader, Zoon en Heilige Geest afzonderlijk? Wat zijn de gevaren, wanneer u ze
losmaakt van elkaar?
3. Voorkennis en uitverkiezing zijn woorden, die wat losmaken. Maken ze u bang? Of zijn
ze u tot troost?
4. Hoe wijdt de Heere u tot Zijn dienst?
5. De opstanding is het centrale heilsfeit (Hand. 2, 31-32; 3, 15; 10, 40-41). Waarom zouden
velen er vandaag de dag moeite mee hebben?
6. Bespreek met elkaar op welke wijzen de Heere beproeft, wat hij ermee voorheeft en wat
de uitwerking ervan is. Ter inleiding kunt u het leven van Petrus gebruiken (karakter,
lijden, vervolging).
7. Petrus beklemtoont het hemelse van de erfenis en de betrekkelijkheid van deze aarde.
Waarom en waardoor raken wij dit spreken (pelgrimage, vreemdelingschap) steeds meer
kwijt?
Ds. A.J. Sonneveld
Deze Bijbelstudie verscheen eerder in “De Herv. Vaan”.