wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk...

34
Nier Fysiologie: open examenvragen Het examen Nierfysiologie bestaat uit 1 open vraag en 10 meerkeuzevragen. De meerkeuzevragen (4 antwoordmogelijkheden, met giscorrectie) komen uit elk deel van de cursus + de werkzitting, en peilen naar inzicht en detailkennis. Hieronder vinden jullie bij elk onderdeel van de lessen een reeks open vragen. Op het examen zal de open vraag uit deze lijst komen. Bedenk dat uit alle onderdelen van de cursus meerkeuzevragen gedestilleerd worden. De leerstof is hetgeen we in de les besproken hebben, ttz. datgene wat in de slides aan bod komt. Gebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake kwam is geen leerstof. Bestand gemaakt door Fran Vanbrussel, bewerkt door veel mensen uit promotiejaar 2025 Les 1: algemeen overzicht. - Beschrijf het juxtaglomerulaire apparaat, en bespreek de functie (let op, elementen uit verschillende onderdelen van de cursus zijn hier nodig!) Het juxtaglomerulair apparaat is een segment van de stijgende lis van Henle (is het hier niet distale tubulus?) jup soms heeft rudi distale tubulus, soms lis van henle :( Ma op alle tekeningen staat er distale tubulus dus volgens mij is Rudi gewoon fout…rudi is inderdaad wel vaker fout die in contact komt met de glomerulus. Ze wordt gevormd door: is het toch niet de TAL? die proeft van de pro urine voor het naar de distale tubulus gaat, omdat het daar niet meer bewerkt kan worden? ligt op de overgang tussen beide maar denk net iets meer in de distale tubulus (zagen we ook bij roskams) 1. extraglomerulaire mesangiale cellen (contractiele functie) 2. macula densa = gespecialiseerde epitheelcellen van de distale tubulus 3. granulaire cellen : zitten in de wand van de afferente arteriolen. Ze produceren en releasen renine FUNCTIE JUXTAGLOMERULAIR APPARAAT: Het juxtaglomerulair apparaat werkt zowel op een lokaal als een systemisch niveau aan

Transcript of wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk...

Page 1: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Nier Fysiologie: open examenvragen

Het examen Nierfysiologie bestaat uit 1 open vraag en 10 meerkeuzevragen. De meerkeuzevragen (4 antwoordmogelijkheden, met giscorrectie) komen uit elk deel van de cursus + de werkzitting, en peilen naar inzicht en detailkennis.

Hieronder vinden jullie bij elk onderdeel van de lessen een reeks open vragen. Op het examen zal de open vraag uit deze lijst komen. Bedenk dat uit alle onderdelen van de cursus meerkeuzevragen gedestilleerd worden. De leerstof is hetgeen we in de les besproken hebben, ttz. datgene wat in de slides aan bod komt. Gebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake kwam is geen leerstof.

Bestand gemaakt door Fran Vanbrussel, bewerkt door veel mensen uit promotiejaar 2025

Les 1: algemeen overzicht.

- Beschrijf het juxtaglomerulaire apparaat, en bespreek de functie (let op, elementen uit verschillende onderdelen van de cursus zijn hier nodig!)Het juxtaglomerulair apparaat is een segment van de stijgende lis van Henle (is het hier niet distale tubulus?) jup soms heeft rudi distale tubulus, soms lis van henle :( Ma op alle tekeningen staat er distale tubulus dus volgens mij is Rudi gewoon fout…rudi is inderdaad wel vaker fout die in contact komt met de glomerulus. Ze wordt gevormd door: is het toch niet de TAL? die proeft van de pro urine voor het naar de distale tubulus gaat, omdat het daar niet meer bewerkt kan worden? ligt op de overgang tussen beide maar denk net iets meer in de distale tubulus (zagen we ook bij roskams)

1. extraglomerulaire mesangiale cellen (contractiele functie)2. macula densa = gespecialiseerde epitheelcellen van de distale tubulus3. granulaire cellen : zitten in de wand van de afferente arteriolen. Ze produceren en releasen renine

FUNCTIE JUXTAGLOMERULAIR APPARAAT: Het juxtaglomerulair apparaat werkt zowel op een lokaal als een systemisch niveau aan

1. lokaal: de macula densa meet via opname mbv NKCC een hoger NaCl gehalte. Dit zorgt voor een vrijgave van ATP en adenosine wat zal binden op hun receptoren op de granulaire cellen. bedoel je hier niet gladde spiercellen? Ik zou precies ook denken gladde spiercellen Deze granulaire cellen zullen een Ca^2+ vrijgave genereren die via de mesangiale cellen een contractie genereert. Hierdoor daalt de GFR. ATP en adenosine zullen renine release verminderen. Dit zal leiden tot een bloeddrukdaling en daling in de RPF en dus verlaagde reabsorptie in distale tubulus.

2. systemisch: renine release zal plaats vinden bij een bloeddruk daling. De baroreceptor in de afferente arterie registreert de bloeddrukval en zorgt voor een renine release via de granulaire cellen. De renine zorgt via een cascade voor angiotensine II. Dit zal systemische vasoconstrictie veroorzaken.

Iemand die weet hoe het komt dat ang2 zorgt voorl een daling van GFR en RBF (constrictie eff en aff arterie) maar dat tegelijkertijd een daling van ang2 door daling van renine ook kan zorgen voor een daling van GFR? Is dit omdat ang 2 een ‘groter’ effect heeft op de systemische vaten dan op de renale arteries? of is hier een andere uitleg voor want dit is toch tegenstrijdig????? ang 2 zorgt voor een stijging van GFR door meer constrictie van de efferente dan de affere,te arteriool. hieurit volgt dat een daling van ANg II en renine zorgt voor een daling van GFR.hiervoor ga je best naar de grafiekjes van les 2 slide 20-21 daar zi je dat dilatatie van efferente zorgt voor daling gfr maar ook een te sterke constrictie

Page 2: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

vraagje: Waar komt dit nog terug in de cursus? misschien gewoon zo die algemene effecten van renine en Ang II die ook terugkeren in H8 Les 2 vanaf slide 24

- Bespreek de filtratiebarriere: hoe is ze opgebouwd en wat weet je over de eigenschappen. Welke stoffen worden vrij gefiltreerd, welke niet en waarom?

De filtratiebarrière is opgebouwd uit 4 elementen.

1. Glycocalix: bestaat uit negatief geladen glycosaminoglycanen en voorkomt de leakage van negatief geladen macromoleculen.

2. Endotheelcellen: vormen een mesh met grote fenestraties (70nm), water en kleine opgeloste stoffen kunnen hier vrij overheen bewegen. Dit filtreert enkel de cellulaire elementen.

3. Glomerulaire basale membraan: scheidt endotheel van epitheel en bevat proteoglycanen (HSPGs), zorgt voor de filtratie van medium tot grote opgeloste stoffen (>1kDa), dankzij de proteoglycanen vooral ook negatief geladen grote moleculen.

4. Epitheliale podocyten: zijn gespecialiseerde cellen met voetuitstulpjes die een slit diagram/spleet diagram vormen. Het spleet diagram is de laatste filter, bevat poriën van 4-14 nm, bevat negatief geladen glycoproteines. , wordt opgebouwd uit nephrine NEPH1 en podocine en zorgt zo voor de filtratie van (vooral) grote anionen. Een defect in dit diafragma kan leiden tot proteïnurie, wat zorgt voor veel proteïnen in de urine.

Les 2: GFR en Renale Plasma flow.

- Op basis van massabalans GFR, klaring en RPF berekenen;”

De massabalans in de nier geldt voor alle stoffen die niet geproduceerd of gesecreteerd worden in de nier en stelt dat voor een bepaalde stof die voldoet aan de voorwaarde, de arteriële input gelijk is aan de som van de veneuze output en de urine output: Pxa * RPFa = Pxv * RPFv + Ux * V Deze formule kunnen we gebruiken om de klaring van een stof, de GFR en de RPF te berekenen. De klaring van een stof X (CX) is de hoeveelheid bloed die wordt vrijgemaakt van deze stof door de filterfunctie van de nier. Dit is dus een verhouding tussen de hoeveelheid van een stof in de urine en de plasma concentratie. We kunnen dit volgens de massabalans alsvolgt uitdrukken: Pxa * Cx = Ux * V Cx = Ux * V Pxa

De glomerulaire filration rate of GFR is de hoeveelheid dat per minuut gefilterd wordt en is dus een maat voor nierfunctie. We kunnen de GFR bepalen aan de hand van de creatinine klaring. Creatinine is een stof dat door het spiermetabolisme constant geproduceerd wordt, vrij gefilterd wordt in de glomerulus en niet gereabsorbeerd of gesecreteerd wordt in de tubulus. De hoeveelheid die gefilterd werd, is dus gelijk aan de hoeveelheid in de urine. Obv van de massabalans kunnen we dit alsvolgt stellen GFR * Pcr = Ucr * V GFR = Ucr * V Pcr

Page 3: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

De renale plasma flow, RPF, is de hoeveelheid plasma die per minuut door de nier vloeit. Deze staat in verhouding met de renale bloedflow, RBF, via de volgende formule: RPF=(1-Hct)* RBF. Via de klaring van PAH, een stof die volledig gesecreteerd wordt door de nier, kunnen we de RBF berekenen aangezien PPAH * RBF = UPAH * V. Hieruit volgt: RBF = UPAH * V PPAH

Hieruit kunnen we de RPF berekenen.

Dit is wat ik denk. Kan iemand zeggen of dit zou kunnen kloppen? jep denk het wel

Slide 7 les 2: ‘andere stoffen die gebruikt worden om GFR te bepalen zijn inuline of PAH’ dit klopt toch niet?

Bespreek tubulo-glomerulaire feedback door de macula densa

Renal blood flow (RBF) autoregulation. Tubuloglomerular Feedback DIT FILMPJE IS LIFE!!!!!!!!!!!!!! Thank me later xo

hahaha da accent ‘Renal Blood Floor’

Macula densa sensed hoeveelheid NaCl in tubulus en als reactie daarop transmitters vrij

Als GFR stijgt → meer NaCl in tubulus → macula densa zet atp en adenosine vrij → constrictie van afferente arteriolen → GFR daalt

als GFR daalt → minder NaCl in tubulus → macula densa zet minder atp en adenosine vrij → vasodilatatie afferente arteriolen → GFR stijgt

Ang 2 verhoogt de tubulo glomerulaire feedback → GFR zal bij toenemende nacl aan macula densa sterker dalen

NO verlaagt de tubulogomerulaire feedback → GFR zal hoog blijven als er veel NaCl aan de macula densa is

Moeten we hier ook niet iets zeggen over dat ATP en adenosine renine gaan inhiberen → daling BP → daling GFR? Zou ik er ook nog bijschrijven!l

ATP en adenosine verminderen ook renine release, wat leidt tot een systemische bloeddrukdaling (normaal: AngII -> systemische vasoconstrictie) en zo een daling van RBF en een verlaagde Na resorptie in de distale tubulus.

Page 4: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Les 3: NaCl transport: mechanismen voor Na en Cl transport, regulatie

- Bespreek regulatie van NaCl transport door het autonoom zenuwstelsel.

Sympatisch zenuwstelsel: norepinephrine – zorgt voor daling RPF en GFR . Door constrictie van efferente arterie is de daling van de RPF groter dan die van de GFR en is er dus een verandering in filtratie fractie. → glomerulotubulaire balans en effect op distale Na+reabsorptie– vrijzetting renin → aldosterone α-adrenerge stimulatie → activatie apicale NHE3 en basolaterale Na-K ATPase in proximale tubulus

vrijzetting van renine uit granulaire cellen zorgt voor meer natrium reabsorptie in de proximale tubulus.

Waarom zorgt NE eigenlijk voor een daling van GFR? GFR verhoogt toch net bij de constrictie van de efferente arteriool?

Ne zorgt voor een constrictie van zowel de afferente als de efferente arteriool, maar de constrictie van de afferente is minder dan die van de efferente => daling GFR is het niet net omgekeerd?? ja ik dacht ook dat als je meer constrictoe hebt van de efferente de GFR stijgt, maar zorgt NE niet gewoon voor een algemene vasoconctrictie anders kunnen je GFR en RPF toch niet dalen? er is inderdaad algemene vasoconstrictie, dus beiden dalen, maar GFR daalt minder dan RBF door sterkere vasoconstrictie van het efferente arteriool bij hoge waarden van efferente vasoconstrictie daalt GFR Eh, gaat bij algemene vasoconstrictie niet GFR stijgen door bloeddrukstijging? Hoe ik het verstaan heb stijgt de GFR aanvankelijk door de stijging in perfusiedruk, maar de stijging in druk zal een daling in de RBF geven, iets wat bij constante druk een daling in GFR geeft

- Toon aan hoe Na+ en Cl- transport gekoppeld zijn in verschillende segmenten van het nefron.

vraagje over Na transport in de PT: er staat dat dit vooral paracellulair is, maar wat is de drijvende kracht achter dat paracellulaire transport? is dit doordat er een hoge conc Na in de tubulus is en een lage interstitieel? ik kan niet echt iets anders bedenken gezien de Vte negatief is… ook gewoon de iso-osmotische vochtopname zorgt hiervoor, wordt gewoon meegetrokken, er is niet echt een drijvende kracht in de proximale tubulus die zei ‘Er is iso-osmotische watertransport door het overblijfsel van de hydrostatische druk uit het Bowman lichaampje’

Page 5: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Proximale tubulus

o Iso-osmotische transport Na negatieve VTE bevordert Cl- transporto Beide door solvent drag

· In late proximale tubuluso cirkel transport voor Na en Cl aan te drijven (met H+ en base)o Positieve VTE

§ H+ die in lumen wordt gesecreteerd door H+-ATPase § HCO3

- wordt meer opgenomen dan Cl- basolateraal kanaal Cl- dus niet constitutief open niet zoveel transcelullair opgenomen

§ TF>P voor Cl- concentratie veel paracellulair transport § De positieve VTE bevordert Na reabsorptie

· TAL: NKCC pomp· DCT: Na/Cl (NCC) co-transporter

Ben ik de enige die deze soort vragen echr mega vaag vindt?? ik weet echt niet wat hij wil dat we hier allemaal schrijven haha nee same hahaha ik heb dit letterlijk bij elke vraag xp help ik oooook !!! Zouden we hier ook moeten bijschrijven dat bij verhoging van NaCl in de tubulus er een effect is van de distale tubulus in de macula densa? maw de glomerulotubulaire balans ik zou denken van niet aangezien dat niet echt meteen veel te maken heeft met gekoppeld transport van Na en Cl (dan is gewoon die Na/Cl transporter in de distale tubulus voldoende info zou ik denken)

moet hier ook nog niet het transport van de intercalated cell van de CCT bij? Na en Cl transport zijn daar gekoppeld via HCO3 (zo die pendrin) neen, want daar heb je geen spraken van Cl transport en in de vraag is over Na Cl gekoppeld transport. jawel, die pendrin wisselt Cl uit voor HCO3 en die wisselt op zijn beurt weer uit met Na en Cl ik denk ook wel dat die pendrin erbij mag, maar we hebben het bij Na transport zelf wel enkel over Enac gehad in de CCT dus lijkt me een detail?

- Teken het verloop van Na+, Cl- en glucose concentratie in de tubulaire vloeistof, doorheen de proximale tubulus, en bespreek.

Page 6: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Inuline wordt hier getoond als maat voor vloeistoftransport. [Inuline]TF stijgt omdat vloeistof wordt opgenomen.Na+ en osmolaliteit blijven min of meer constant, omdat er iso-osmotische vloeistof wordt opgenomen.De TF/P > 1 voor Cl levert de drijvende kracht voor paracellulair transport, maar veroorzaakt een positieve VTE. is het Cl die een positieve Vte veroorzaakt? ik had geschreven dat dat kwam door het H+/HCO3 (het is de H+/ATP) transport => H+ gaat naar tubulus waardoor de VTe positief wordt, kan iemand dit bevestigen of tegenspreken?? ik had ook dit genoteerd nu er staat ook wel op de dia dat er door die TF/P >1 een drijvend XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX0e kracht is voor paracellulair transport van Cl, wat verder bijdraagt tot de VTe pos, die op haar beurt Na aandrijft.. ik denk dat ze dus elkaar wat versterken of we ze allebei moeten in rekening brengen voor die positieve Vte idd : ) HCO3 wordt duidelijk in veel grotere hoeveelheden opgenomen in de PT dan ClAminozuren en glucose worden vooral in het eerste deel van de PT opgenomen.

Moet je hier deze hele uitleg geven of enkel wat er bij Na, Cl en glucose staat? Ik zou da doen, ja wat zou je doen hahahaVraagje : in PT wordt Na+ gereabsorbeerdin de grafiek blijven osmolieten en Na+ constantis dit omdat TF↑ omdat er iso-osmotische vloeistof wordt opgenomen en P↑ door reabsorptie? inderdaad

- Bespreek de rol van de CaSR op Na+ reabsorptie.

waarvoor staat Gq en Gi/O? Zo iets met G-proteine gekoppelde singaaltransductie, zoals we vorig jaar bij Celbio gezien hebben

CaSR wordt geactiveerd door hoge Plasma Calcium activeert:- Gq => activatie PKC wat vervolgens NKCC inhibeert- Gi/o => inhibeert cAMP productie(hetgeen anders NKCC activeert) en activeert PLA2 dat

arachidonzuur omzet in 20HETE, 20HETE inhibeert ROMK en NKCC op het apicale membraan van TAL

Door verminderde K secretie VTE wordt minder positief en dit verlaagt het paracellulair transport van Na+

Page 7: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Is die receptor er alleen in TAL of vrijwel overal? titel van de dia is ‘effecten van CaSR op Na reabsorptie in stijgende lis van Henle’ dus wss enkel daar

- Bespreek het fenomeen glomerulo-tubulaire balans, en geef aan waarom het

fysiologisch relevant is.

De glomerulaire balans is het fenomeen dat spontane veranderingen van GFR weinig invloed hebben op Na+ excretie in de urine of de Na+ balans, wanneer het ECF volume normaal is.

Na+ en water reabsorptie nemen toe in verhouding met de stijging van GFR en de filtered load van Na+.

mechanisme: stijging GFR (bij constante RPF) ⇒ meer Na filtratie ⇒ meer Na reabs omdat door gestegen GFR de oncotische druk in peritubulaire capillairen stijgt (omdat er meer vocht w onttrokken door verhoogde GFR) en daling van de hydrostatische druk in de peritubulaire capillair. Hierdoor is er meer reabsorptie van isotoon vocht. Dit is dus een compensatie voor de verhoogde filtratie rate.

Het belang van GT wordt beperkt door Tubuloglomerulaire feedback. Een verhoging van GFR en de filtered load van Na+, zal via het juxtaglomerulaire apparaat GFR terug verlagen

Luminale factoren die bijdragen:

- Na, glucose en AZ worden opgenomen door gekoppeld transport in PT, dus een verhoging van de filtered load van glucose, AZ en Na zorgt ook voor een verhoging van opname voor deze drie.

- Epitheelcellen hebben een centraal cilium in de luminale vloeistof: hypothese: deze voelt de luminale flow en verhoogt zo de Na resorptie

- Hogere GFR -> AngII zorgt Ag II voor een hogere GFR of een hogere GFR voor AGII of is dit in twee richtingen? Door ANG II verhoging gaat GFR verhogen, als gfr verhoogd is, gaat ANG II weer zakken. Dus 1 richting. in dit geval denk ik dat een verhoogde GFR gaat zprgen voor meer gefilterd angiotensine

- Belang van GT wordt beperkt door tubuloglomerulaire feedback: verhoging GFR en filtered load Na wordt terug verlaagd door het juxtaglomerulaire apparaat.

- Apicaal natrium transport in het distale nefron is effectiever bij een hoge luminale natrium, maar het effect is minder uitgesproken dan GT balans. (bijvoorbeeld als Na transport in de proximale tubulus geinhibeerd wordt door CA inhibitoren, is er eigenlijk weinig effect op de uiteindelijke Na excretie omdat de opname distaal groter wordt)

Page 8: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

weet iemand waarom dit ‘fysiologisch relevant’ is? GF balans voorkomt volume verlies bij een verhoogde GFR

Ik denk misschien omdat wanneer de Na+ reabsorptie in de PT geblokkeerd is door CA, er weinig natriurese is omdat er nog Na wordt gereabsorbeerd in de distale tubulus

Dit klopt.

misschien (zie les 8) dat bij kleine bd veranderingen (bvb van houding veranderen) dat da een reden is waarom GFR lichtjes zou veranderen en dat de GT balans dan zorgt dat er geen verhoogde fractie is van Na+ excretie

Dit staat er in B&B P791:De GT balans heeft weinig invloed op de Na balans bij spontane veranderingen van GFR en als de ECF normaal is.Wanneer er veel Na verlies is door veel zweten of diarree → minder Na in ECF → GFR wordt minder → GT balans voorkomt additioneel verlies van Na en waterAndersom als er meer Na ECF → stijging GFR → meer Na en water excretie

Les 4: Transport van ureum, glucose, fosfaat, …

- Uit dit hoofdstuk enkel meerkeuzevragen

Les 5: Transport van K+

- Toon aan hoe Na+ en K+ transport met mekaar interageren in verschillende segmenten van het nefron.

· Proximale tubulus o Beide door solvent drago Op het einde positieve VTE stimuleer paracellulaire Na- en K-transport Na/K pomp basolateraal

· TALo NKCC pomp o Dit zorgt voor positive VTE en dit bevordert paracellulair Na- en K-transport K paracellulair transport is hier toch niet door medullary K trapping?? er is wel

paracellulair transport maar dit wordt beperkt ik zou enkel schrijven dat de positieve Vte die door K wordt veroorzaakt zorgt voor betere aandrijving van paracellulair Na transport

· CCTo Na-K ATPase basolateraal

§ K-kanaal apicaal voor secretie § Enac kanaal voor reabsorptie: reabsorptie van Na zorgt voor een

depolarisatie van het apicale membraan waardoor K gesecreteerd kan worden via een apicaal K-kanaal.

Page 9: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Bespreek de regulatie van K+ transport in verschillende segmenten van het nefron.

Prox Tub:

100% para => pos Vte en solv drag

Tal:

-transcell: NKCC (inhib lis diuretica bv furosemide)

-paracell beperkt door medullary K trapping

CCT:

Principal: transcell basol: NaK ATPase Apicaal: ROMK+KCC + Vte neg dus gunstig

Intercalated: reabsorptie apicaal: H-Kpomp en basol K-kanaal

Regulatie gebeurt op de secretie door de principal cellen in ICT, CCT en begin MCD. Houden de K balans cte: plasma K, aldosteron, ADH. Pathofysiologisch voor K balans: lage flow rate door tubulus, zuur-base afwijkingen, glucocorticoiden.

Luminale factoren

● Stimulatie secretie: hogere flow, hoog Na, laag Cl, hoog HCO3-, negatieve VTE, diuretica die werken voor ICT/CCT (hoger Na)

● Inhibitie: hoog K, hoog Cl, hoog Ca, Ba, amiloride

Peritubulaire factoren

● Stimulatie secretie: hoge K intake, hoog K (hyperkaliemie), hoge pH, aldosteron, AVP

● Inhibitoren: lage pH, epinephrine

Mechanisme plasma K: stimulatie Na/K ATPase, hoge K permeabiliteit apicale membraan, stimulatie aldosteron secretie door cellen cortex bijnier, verhoogde flow rate tubulus

Mineralocorticoiden: aldosteron, DOCA: stimuleert K secretie door stimuleren Na secretie. Meer + stimulatie Na/K transporters, meer + stimulatie (via CAP en SGK) EnaC kanalen (meer negatieve VTE = depolarisatie cel; hogere drijvende kracht voor K secretie), meer apicale K kanalen. Werkt vooral bij groot distaal Na aanbod.

Tubulaire flow stimuleert K secretie (controversieel!!!!): stimulatie van het primaire cilium zou leiden tot een stijging van Calcium, activatie van de apicale K kanalen (BK kanalen), stijging Na transport, depolarisatie, stijging drijvende kracht. Ook is bij hoge flow K in het lumen laag en Na in het lumen hoog, wat beiden leidt tot meer K secretie.

ADH: anti-diurese: minder urine flow = minder K excretie. Stimulatie Na opname via EnaC = hogere VTE negatief = meer K secretie. Ook stimulatie apicale K permeabiliteit. Netto soms 0

Page 10: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Hoger Na in lumen = meer opname via ENaC = meer negatieve VTE (omgekeerd bij laag natrium in lumen of amiloride)

Laag Cl- in lumen = potentiatie apicaal KCC = meer K secretie

Thiazide blokkeert NCC in DCT; hoger Na en hoger Cl aanbod: stimulatie en inhibitie K secretie

Glucocorticoiden: cortisone, dexamethasone: toename GFR, lagere waterpermeabiliteit = hogere urine flow = meer K secretie. Bij suprafysiologische dosis bindt dit ook aan de mineralocorticoid receptoren

Epinephrine: verlaagt K excretie door verhoogde opname in de cellen (dus er is een lagere filtered load van K). ook directe inhibitie van K secretie in segmenten downstream van ICT

iemand die weet wat je hier exact moet schrijven? is dat alles onder 3 Regulatie van K transport? geen idee ik denk van wel maar vind het toch ook vreemd, gaat ook maar over 1 segment en er staat verschillende segmenten dus idk wat dat dan is voor de proximale tubulus fzo ik vind dat die slides in dat deel ook niet echt samenhangen en dan weer over aldosteron gaan en erna weer over iets anders om dan weer iets te zeggen over mineralocorticoiden

ik las op het discussieforum dat hij zei: ‘ik doel hier op de leerstof van slide 11-16, ik zal de vraag op het examen wat specifieker verwoorden, als ik ze al stel ;)’. dit zijn letterlijk zijn woorden dus ik neem aan dat hij dit niet gaat stellen? joepiee :)) Is Rudi te vertrouwen dat hij dat dan niet zou vragen? Bwa ik denk dat die vooral bedoelde ‘ga er nu niet vanuit dat ik die vraag zeker ga stellen omdat ik dit antwoord’ ma da die da wel nog steeds kan vragen. op het einde van les 8 zei hij wel dat hij K+ (en zuur-base) eerder ging ondervragen in een mkz vraag dan in een open vraag, dat ge K+ epithelen dus niet vanbuiten moest leren (maar of Vennekens zich aan die uitspraak gaat houden weet ik niet) omg ik zit echt al een hele dag mijn hoofd te breken over K en zuur baseIk heb genoteerd: “niet alle epithelen kunnen reproduceren / vanbuiten leren BEHALVE Na+ en C- transport die WEL kennen (als open vraag bvb). Andere mechanismen (K+, Z-B…) herkennen/begrijpen/inzicht (als mkz vraag)” Ik had dat ook genoteerd. ik ook!

Les 6: water balans

- Bespreek watertransport in verschillende delen van het nefron. Wat weet je over de regulatie ervan.

Proximale tubulus: zeer doorlaatbaar, iso-osmotische vloeistofopname (paracellulair), apicaal en basolateraal aquaporine1, niet gevoelig aan ADH kun je hier nog iets schrijven over de GT-balans of heeft dat niks te maken met H2O-reabsorptie? ik denk niet dat dat nodig is (ben niet zeker tho)v ik denk ook niet dat die GT balans daar echt iets mee te maken heeft

Page 11: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

DLH: erg waterdoorlaatbaar, concentratie, aquaporine1: meer H2O opname via regeling hyperosmolariteit van de medulla (AVP/ADH of ANP: minder)

stijgende lis van henle tot en met connecting tubule weinig permeabel voor water.

TAL: verdunningssegment, niet waterdoorlaatbaar

Distaal (vanaf initial collecting tubule): afhankelijk van ADH antidiurese (bv bij water loading: laag ADH) of diurese (bv bij hydropenie = watertekort, hoog ADH). Hier bindt ADH aan V2 receptoren op de principal cells. Dmv adenylylcyclase word cAMP gevormd, wat zorgt voor fosforylatie dmv PKA van de aquaporine (AQP2). Dit zorgt voor membraaninsertie van de auquaporines. (meer waterabsorptie en dus geconcentreerde urine) Ook wordt de genexpressie verhoogd door CRE → meer synthese van AQP. Hoge concentraties calcium en li (lithium?) inhiberen adenylycyclase, dus minder insertie. Ook verstoring van het cytoskelet door colchicine zorgt voor minder insertie van AQP in het membraan. Een fosfodiesterase inhibitor veroorzaakt antidiurese (minder afbraak van cAMP door inhibitie fosfodiesterase).

nog dingen wat moet hier nog meer bij?????????, moet gans dat gedoe van tegenstroomamplificatie hier nog bij? Ik denk het niet

- Toon aan hoe de samenstelling van de medullaire interstitiele vloeistof belangrijk is voor de concentratie van urine.

TAL: osmolieten (NaCl) gaan uit de tubulus, die osmolieten accumuleren in de interstitiele ruimte rond de Lis van Henle dus het wordt daar hyperosmotisch, wat het watertransport aandrijft. MAAR TAL kan maar een NaCl gradient van 200mOsm veroorzaken (single effect), terwijl de medulla 1200 tot 500 mOsm is.

Countercurrent multiplier: vermenigvuldiging van het single effect door

● Tegenstroom door de haarspeldbocht vorm van de Lis van Henle○ heropname van Na+ in stijgende lus zorgt voor DK voor wateropname in

dalende lus. Door de stroming door het nefron wordt er steeds opnieuw Na+ aangevoerd in de dalende tubulus, waardoor er meer Na+ opstapelt in de interstitiële ruimte. Er wordt meer natrium gedeponeerd door de stijgende lus dan water door de dalende lus dus de osmolaliteit in het interstitium wordt steeds groter, en de osmolaliteit in de tubulus wordt kleiner.

● Verschillen in doorlaatbaarheid voor NaCl en water○ Dalende lus: het begin is meer waterpermeabel (thv de cortex) dus de

osmolaliteit gaat in de cortex wat kleiner zijn dan in de medulla want er wordt thv de cortex meer water gedeponeerd in het interstitium.

○ Verzamelbuis: waterpermeabiliteit bepaald door ADH. ■ Anti-diurese: veel ADH, veel water gedeponeerd in

interstitium dus ook veel Na+ → hyperosmolaire medulla■ Diurese: weinig ADH, weinig water gedeponeerd in

interstitium dus ook minder Na+ → hyperosmolariteit in medulla zal stuk lager zijn

Page 12: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Na een tijd staan de vloeistof in het lumen en die in de tubulus in evenwicht.

Extreme hyperosmolariteit → sterk geconcentreerde urine mogelijk want steeds meer Na+ in interstitum en vloeistof in tubulus gaat telkens equilibreren met het interstitium dus aan het einde is de osmolaliteit van de urine ook heel hoog zoals in het interstitium

is het antwoord hier niet gwn dat ge een hyperosmotisch milieu tov uw lumen nodig hebt voor passief watertransport te veroorzaken en dus uw urine te concentreren?j ja ik denk dat ook eerder en dat je mss zegt dat de hyperosmolaire gradient gemaakt wordt door:

-ureum opstapeling die gereabsorbeerd wordt uit de verzamelbuis oiv ADH

-NaCL dat gereabsorbeerd wordt uit de stijgende lis van Henle , want die is zoutpermeabel Indeed: de vraag is niet om het hele systeem hoe de hyperosmolariteit tot stand komt uit te leggen

oke top merci!

MAW: De excretie van hyper-osmotische urine (antidiurese) is moeilijker. Nu is er zowel transport van osmolieten als water, en gezien de beweging van water altijd passief is, moet er dus een compartiment zijn dat hyperosmotisch is ten opzichte van de tubulus vloeistof. Dit compartiment is de interstitiele ruimte van de renale medulla. Eens dat het hyperosmotisch milieu in dit compartiment ontstaan is, levert het de drijvende kracht voor waterreabsorptie uit de collecting duct, en concentreert op die manier de urine. De maximale osmolaliteit van de urine ligt dan ook vast, die is gelijk aan de maximale osmolaliteit van de interstitiele vloeistof in de medulla, ±1200mOsm/kg. nog steeds onderzocht hoe ontstaat, huidig fenomeen verklaring is tegenstroomamplificatie.

ik vroeg mij het volgende af: aangezien SIADH lijdt tot hyponatriemie: heb je in de distale segmenten dan hypo osmotische opname van water? anders kan je toch geen hyponatrieme krijgen? Er is overdreven vrijzetting van ADH: dit zorgt ervoor dat er heel veel ureum in de medulla komt en er minder washout is van de medulla. Je krijgt hyponatriëmie omdat er veel meer water wordt onttrokken van de urine op daily basis: dus er wordt overdreven veel water van de urine onttrokken onafhankelijk van het feit of er nu veel of weinig water in het lichaam aanwezig is → netto resultaat: veel te veel water bijgehouden en verhoogd ECV-volume en te weinig Na (is eigenlijk te vergelijken met de hypo-osmolaliteit die ontstaat bij extreme bloeding: zie les 8). Is het zo duidelijk? :) yess, bedankt!!

- Bespreek ureum transport en leg uit hoe ureum een belangrijke determinant is van de urine osmolaliteit.

proximale tubulus: trans en paracellulaire opname

tDLH meest distaal: transcellulaire secretie UT-A2

Page 13: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

tALH: transcellulaire secretie (transporters niet gekend)

IMCD: transcellulaire opname UT-A1 (apicaal) en UT-A3 (basolateraal): afhankelijk van AVP/ADH

Het hoge ureum gehalte in de tubulus is eigenlijk niet goed voor de concentratie van urine, omdat dit ervoor zorgt dat water in de tubulus wordt bijgehouden. Ureum wordt ook opgestapeld in de binnenste medulla door selectieve heropname in de collecting duct. Bij antidiurese is er AVP/ADH, wat ervoor zorgt dat het laatste deel van de verzamelbuis permeabel wordt voor ureum, waardoor er veel ureum opgenomen wordt in het interstitium en waardoor water volgt, waardoor urine sterk geconcentreerd kan worden. Deze hoge ureum concentratie in het interstitium zorgt ervoor dat in de tDLH er veel water opname gebeurt, waardoor in de TALH veel Na opname door NKCC kan gebeuren, waardoor interstitieel NaCl stijgt en waardoor er ook urine concentratie kan gebeuren.

- Bespreek de actie van het antidiuretisch hormoon op cellulair niveau.moeten we dit kunnen tekenen?ik denk van niet, vind dit eigenlijk echt belachelijk om van buiten te leren => dit heeft letterlijk geen meerwaarde

AVP bindt aan de V2-R (basolateraal), activatie Ga - activatie adenylaatcyclase. cAMP zorgt voor vorming PKA, dat AQP2 en CRE fosforyleert. AQP2 insereert zich zo in het apicale membraan en CRE zorgt voor verhoogde genexpressie. Hoog Calcium en Litium inhiberen adenylaatcyclase, colchicine door verstoring van het cytoskelet zorgt ervoor dat AQP niet kan insereren in het membraan. Inhibitoren van fosfodiesterase zorgen voor een versterkt effect van de antidiurese.Via hetzelfde effect zorgt het ook voor stimuleren van NKCC en ROMK in TAL en van ENaC in CCT. Ook via dezelfde pathway verhoogt AVP het ureumtransport in IMCD door fosforylering van UT-A1 en UT-A3.

Tot slot zal ADH ook zorgen voor constrictie in de vasa recta en hierdoor een vertraging van de medullaire bloedflow, waardoor de concentratie capaciteit maximaal is. Deze vasoconstrictie zou ook kunnen leiden tot een verhoging van de bloeddruk.=> is dit wel op cellulair vlak ? neen

Les 7: zuur base transport

Wat als we dit hoofdstuk nu gwn allemaal skippen?ik vind da echt een kei goed idee ja danku, wie geeft dat even door aan rudi? kwestie van dat hij ook op de hoogte is alsof die man zijn mails leest

- Bespreek hoe K+ en H+ transport met mekaar gekoppeld zijn.

weet iemand hoe het komt dat een laag K dieet leidt tot hypokalemische metabole ACIDOSE? Komt dit doordat er minder K reabsorptie en dus minder H secretie via urine en zo stijging van plasma H? Ik dacht dat er in H5 stond dat metabole acidose gepaard gaat met hyperkalemie?

Page 14: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

ik dacht dat hyperkalemie het gevolg is van een metabole acidose, dus dat je uit de bloedbaan H+ opneemt en in ruil een K+ in de bloedbaan zet. Als je weinig K eet kan je dit dus niet vrijzetten waardoor je die H+ niet kan compenseren. (ik vind dit zelf ook een moeilijk stuk, waar hij snel is overgegaan dus weet niet of ik het helemaal bij het rechte eind heb)

op dia 19 van H7 staat: hypokalemie verhoogt H secretie, hyperkalemie verlaagt H secretie. Dus kun je inderdaad stellen dat hypokalemie leidt tot metabole alkalose. Maar dan snap ik nog steeds niet waarom ze zeggen dat een laag k dieet leidt tot hypokalemische metabole acidose Dit was een fout op zijn slides, hij heeft dit aangepast. Op slide 12 staat nu laag k dieet (hypokalemic metabolic alkalose)LOL THANKS

iemand die het verband tussen K en H+ en hyperkalemie en acidose kan uitleggen, ik zie ze vliegen Ja ik kan er ook niet meer aan uit, alles is wazig

H en K transport zijn verbonden thv de ICT, CCT en OMCD door de H-Katpase basolateral (dit moet apicaal zijn) , De pomp is vooral belangrijk bij een Laag K diet want K+ depletie verhoogt expressie van deze pomp om K+ te reabsorberen, ten koste van H+ secretie (hypokalemic metabolic alkalose). Bij Acidose zal er hyperkaliëmie ontstaan doordat K kan worden omgewisseld voor H in de cellen die K stockeren(spiercellen) en K zal door een verlaging van de pH in het lumen van de distale segmenten worden geabsorbeerd, wat de hyperkalemie erger maakt.Verlaging van intracellulaire pH inhibeert de Na/K pomp, ENaC en ROMK. Het omgekeerde gebeurt bij alkalose.

er zijn ook effecten op tubulaire flow die de bovenstaande effecten van acidose-alkalose tegengaan. Acidose verhoogt de tubulaire flow door inhibitie van proximale reabsorptie, wat K+ secretie verhoogtAlkalose verhoogt K opname in cellen en K secretie en dus leidt alkalose tot hypokalemie.

you deserve an award <3

- Bespreek hoe Carbonanhydrasen essentieel zijn voor zuur-base transport in verschillende delen van het nefron.

Page 15: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

Apicaal CA IV in proximale tubulus, neutraliseert het gesecreteerde H+ zodat de secretie van H+ (en zo dus ook de opname van HCO3) op gang blijft.

Cytosolisch CA II: overal met apicale H+ secretie en basolaterale HCO3- secretie. Niet in principal cells CNT, ICT, CCT.

Inhibitie van de koolzuuranhydrasen zou zorgen voor verlies van HCO3- in de urine, een lagere excretie van zuren, indirect een inhibitie van Na resorptie PT en dus een diuretisch effect.

- Bespreek regulatie van H+ secretie in verschillende delen van het nefron.

De voornaamste factor die H+ secretie reguleert is een verandering van zuur-base balans. Acidose stimuleert RNAE, alkalose vermindert RNAE.De respons van de nier op metabole acidose omvat onmiddellijke veranderingen in het aantal en de activiteit van transporters in de membraan, en trage veranderingen in synthese van die transporters.

● NHE3: PT, TAL, DCT○ activiteit wordt aangedreven door endotheline 1(fosforylatie en membraan

insertie), Cortisol(+transcriptie) en ANG2(stimuleert werking) allemaal bij acidose kunt ge hier ook nie nog de PTH werking aanhalen ja

● H-Katpase: ICT CCt OMCD○ expressie neemt toe bij laag K dieet zodat er meer K reabsorptie gebeurt ten

koste van meer H+ secretie○ (kan worden geinhibeerd door oubaine en omeprozal)

● electrogene H pomp: CNT ICT CCT IMCD en OMCD○ door Atp aangedreven

- Bespreek hoe Na+ en H+ transport met mekaar gekoppeld zijn

De Na/H antiporter zit in de PT, TAL, DCT. Als er een verandering is in natrium resorptie, dan zie je ook een verandering in H secretie. Bijvoorbeeld bij volumecontractie heb je een toename van natrium resorptie en een toename van H secretie. Angiotensine II en catecholamines stimuleren NHE3.staat op slide 11 niet dat dopamine NHE3 inhibeert? jep… rudi pulled a rudi once againAldosteron stimuleert in de DCT ENaC, waardoor de transepitheliale potentiaal meer negatief wordt en de A-intercalated cellen meer drijvende kracht hebben voor H secretie. Aldosteron stimuleert ook de activiteit van het H/ATPase. (H atp ase denk ik inderdaad)

- Bespreek productie, synthese en transport van NH3 in het nefron, en hoe het essentieel is voor zuur-base homeostase in ons lichaam.

productie gebeurt vooral in de PT. Het metabolisme van glutamine (ammoniagenese) zorgt voor de vorming van 2 NH4+ moleculen en 2 HCO3 moleculen. NH3/4+ wordt gesecreteerd, het kan de plek innemen van H+ in NHE3 (Na/H uitwisselaar) of van K+ in NKCC en K kanalen (TAL). Zo wordt NH3/4+ gesecreteerd in de PT, is er diffusie in de vroege tDLH naar het lumen en wordt het gerecycleerd in de TAL (NKCC en ROMK). In de verzamelbuis wordt er terug NH4+ gesecreteerd, deze epithelen bezitten basolateraal RhBG/RhCG/NaKATPase en apicaal RhCG (= kanalen of transporters voor NH3/4+).

Page 16: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

er staat toch in de slides dat wanneer je NH4+ hebt dat gevangen zit in de tubulus en niet meer gaat diffunderen (diffusion trapping) of gaat dat toch wel het geval zijn?? of gekd due diffusion trapping enkel voor de PT? geld enkel voor de proximale tubulus denk ik

Regeling gebeurt door de systemische zuur-base balans. Acidose stimuleert de enzymen in de PT die NH4+ produceren uit glutamine (ammoniagenese). Door Acidose is er ook meer cortisol en angII die ook de ammoniagenese stimuleren. Bij lage pH urinair is er meer NH4+ excretie.

Waarom inhibeert hyperkaliemie NH4+ productie en stimmuleert hypokaliemie deze? Ik dacht dat dit omgekeerd zou zijn

op slide 24 staat dat hyperkalemie NH4+ productie stimuleert ( en zo de zuursecretie stimuleert) en hypokalemie NH4+ productie inhibeert is omgekeerd denk ik? Was volgens mij fout op zijn eerste versie van de slides wat is nu het juiste?? hypokalemie gaat NH4+ productie stimuleren en zo de zuursecretie en hyperkalemie gaat het omgekeerde doen

Les 8: volume- en osmo-regulatie

- Bespreek regulatie van Na+ transport bij volume contractie

1. Verhoogde sympatische tonus2. Verhoogde secretie van renin, verhoogd AngII en verhoogd aldosteron.3. Stimulatie van AVP secretie.

Algemene effecten:1. GFR verlaagd. Vasoconstrictie van afferente (↓↓) en efferente (↓) arteriolen,

zorgt voor verlaagde filtratiedruk. moet dit niet andersom zijn??? de efferente arteriool gaat toch een hogere vasoconstrictie vertonen dan de afferente? Staat inderdaad zo op slide 13 van hs8 Volgens mij bedoelt hij dat het effect bij de afferente arteriool minder gaat zijn met ‘die pijltjes naar beneden’ deze slides zijn heeeelemaal fout, op het forum zegt hij dit: ‘Dus, de eindboodschap is dat bij volumecontractie, door de invloed van verschillende hormonen, GFR en RPF dalen, maar RPF meer dan GFR, waardoor wel degelijk filtratiefractie stijgt. En omgekeerd bij volume-expansie.’

2. Meer Na+ reabsorptie aan proximale tubulus en TAL. 1. Verhoogde sympatische tonus en AngII stimuleren Na+ reabsorptie.2. Verlaagde RPF zorgt voor hogere FiltratieFractie en Verhoogde peritubulaire

resorptie (lagere hydrostatische druk en hogere oncotische druk in peritubulaire capillairen).

Page 17: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

3. Verhoogde sympatische tonus, AngII en Aldosteron stimuleren Na+ reabsorptie aan de TAL

3. Meer Na+ reabsorptie in distale tubulus en verzamelbuis, door verhoogde sympatische tonus, AngII en aldosteron.

In parallel met Na+ retentie ook water-retentie (door verhoogd AVP, via volume-sensoren en verhoogd AngII). Er is retentie van NaCl en water in min of meer gelijke hoeveelheden, zodat euvolemia wordt hersteld en osmolaliteit constant blijft. Het tijdsverloop van effecten is opnieuw afhankelijk van de grootte van de volume contractie en kan versneld worden door meer zout-inname.

- Bespreek regulatie van Na+ transport bij volume expansie

Volume expansie ten gevolge van een Na rijk deet BV=> Aanpassing van nier activiteit om vloeistof af te voeren en volume te herstellen

Bij volume expansie zullen baroreceptoren ervoor zorgen doat NaCl en watersecretie verhoogt, door:1. Verlaagde sympathische tonus2. Verhoogde vrijzetting van natriuretische peptides (ANP en BNP van hartspiercellen,

urodilatine uit de nier)3. Inhibitie van AVP secretie en verminderde activiteit van AVP door4. Verlaagde renin secretie en dus minder AngII=> + water en NA secretie5. Verlaagde aldosteron secretie door minder AngII en meer ANP=> + water en NA secretie

3 algemene effecten:

Het kan uren of dagen duren afh van de volume expansie(Kleine veranderingen binnen 24u, grote veranderingen over verschillende dagen)

1. Verhoging van GFR => + filtratiedruk=> +NA load in tubuledoor daling van sympatische tonus. De dilatatie is sterker afferent dan efferent(affiniteit voor catechlamines is daar sterker), waardoor de glomerulaire filtratie druk stijgt. ð Meer RPF(stijging RPF is groter dan de stijging in GFR=> ++FF)hoezo stijgt de

filtratiefractie dan?dat daalt toch true STAAT DIT OOK AL FOUT IN DE SLIDES DAN? IK WORD STAPPELGEK VAN AL DIE FOUTEN bij volume expansie lijkt mij het logischste dat GFR en RBF allebei zullen stijgen, maar de RBF meer dan de GFR, hierdoor krijgen e een lagere filtratiefractie, en daardoor hebben we peritubulair een hogere hydrostatische druk en een lagere oncotische druk, dit leidt beide tot verminderde Na+ reabsorptie. Dus de slides zijn fout?

je wil bij volume expansie toch de Na excretie verhogen, dus wil je dat er minder tubulaire reabsorptie is van Na en water => gaat de GFR dan niet dalen zodat er minder onc druk is?? Door ANP stijgt zowel RPF als GFR, maar RPF meer, dus relatief een kleinere GFR -> hogere hydrostatische druk en lagere oncotische peritubulair -> minder Na reabsorptie

Natriuretische peptides dragen bij en versterken de dilattatie, opnieuw door hemodynamische effecten (afferente vasodilatie, efferente constrictie)2. Verlaagde Na+ reabsorptie in de proximale tubulus en Lis van Henle.

• Door daling van sympatische tonus en AngII (die PT en TAL Na+ reabsorptie stimuleren).

• De verhoging in RPF en verlaging van FiltratieFractie zorgt voor een daling in de Starling forces voor peritubulaire reabsorptie. (hydrostatische druk stijgt en oncotische druk daalt in de peritubulaire capillairen).

Page 18: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

3. Verlaagde Na+ reabsorptie in de distale tubulus en verzamelbuis, door laag Aldosteron en AngII.

Tesamen met verhoogde Na+ secretie is er ook verhoogde watersecretie. Wanneer Na+ excretie verhoogt, daalt plasma-osmolaliteit wat vrijzetting van AVP inhibeert. Ook natriuretische peptides inhiberen AVP secretie en AVP effecten, waardoor waterreabsorptie in de verzamelbuis vermindert. Een normaal volume wordt hersteld en de osmolaliteit wordt beschermd.

- Bespreek de homeostasemechanismen bij een gestegen plasma-osmolaliteit

Sensor= hypothalamic osmoreceptor

De controle van osmolaliteit berust op de activiteit van receptoren in de hypothalamus. Van hieruit gaan signalen naar de hersenen voor de controle van het dorstgevoel en de productie en vrijzetting van het antidiuretisch hormoon (ADH = AVP = vasopressine)Osmosensoren in de organum vasculosum van lamina terminalis (OVLT) subfornicaal orgaan (SFO) zitten in het CNS buiten de BBB. Osmosensitieve neuronen reageren op een verandering in plasma-osmolaliteit met een verandering in AP frequentie, en meer of minder vrijzetting van AVP. Zeer gevoelig: 1% verandering heeft een wezenlijk invloed op AVP secretie. Er zijn effectieve en ineffectieve osmolieten voor osmosensoren (obv toniciteit):Na+, Cl-, mannitol (effectief), ureum (ineffectief), glucose (ineffectief, behalve bij diabetes).

Efferente pathway= AVP en dorstIn gezonde, euvolemische individuen is het referentie-punt voor AVP secretie ±280mOsm/kg. Erboven is er een steile relatie tussen plasma osmolaliteit en plasma [AVP]. De gevoeligheid van het systeem wordt veranderd bij volume-contratie en volume-expansie. Ook tijdens de zwangerschap verandert het referentiepunt (plasma-osmolaliteit daalt tijdens het 3e trimester van de zwangerschap). Ook een daling in bloedvolume of bloeddruk is rechtstreeks verantwoordelijk voor AVP vrijzetting, via baroreceptoren. Minder gevoelig dan osmosensoren (veranderingen van 10% of meer zijn nodig).

Effector= nier(water retentie) en Drinken(water intake)

water is de effector omdat De totale osmolariteit van het lichaam wordt bepaald door de samenstelling

van het intracellulaire en extracellulaire volume. De intracellulaire vloeistof wordt sterk gecontroleerd door processen aan de plasma-membraan, en de samenstelling van lichaamsvloeistoffen verandert niet wezenlijk, tenzij tijdens groei of bij ziektes. Water-transport is dan de meest effciente manier om osmolaliteit bij te stellen.

Wanneer de plasma [Na+] afwijkt van de normale waarde is het probleem meestal de waterbalans. Afwijkingen in Na+ balans zorgen voor veranderingen in ECF volume (zie eerder) en zelden in veranderingen van osmolaliteit.

Is het antwoord op deze vraag niet een beetje te uitgebreid en niet to the point? Ik zou precies meer zeggen over de effecten van AVP en minder over de zwangerschap etc

Page 19: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Bespreek hoe een drastische daling van het effectief circulerend volume kan leiden tot hypo-osmolaliteit.

Ik dacht dat ze hier bedoelen dat de osmoreceptoren bij volume contractie gevoeliger worden voor een verandering van plasma osmolaliteit. (zie grafiek hierboven) eenzelfde stijging leidt tot meer vrijzetting AVP waardoor er meer H20 gereabsorbeerd en dit leidt tot hypo-osmalaliteti? Iemand die weet of dit kan kloppen? Want ik snap niet wat de uitleg hieronder te maken heeft met hypo-osmolaliteit, plz help normaal heeft behoud osmolaliteit voorrang op behoud van ECV, maar onder bepaalde extreme omstandigheden zoals een heel hevige bloeding gaat het lichaam een lichte hypo-osmolaliteit toestaan om ECV te herstellen okee cava bedankt

Voor herstel van ECV is isotoon vocht effectiever dan vrij water, maar het lichaam accepteert een lichte hypo-osmolaliteit ten voordele van het behoud van bloedvolume in extreme situaties.

ADH vrijzetting bij daling effectief circulerend volume en/of hypotensie, onafhankelijk van verandering van osmolaliteit (bvb bij hemoraghische shock (massieve bloeding) of hypovolemische shock (bij cholera))Verlaagd ECV en lage arteriele druk verhogen AVP release, via:1. Verlaging van de druk linkeratrium, die wordt opgepikt door vagale “lage-druk” sensoren.2. Laag ECV triggered Renin release3. “hoge druk” baroreceptoren van de carotis

KAN IEMAND EVEN ZEGGEN WAAR WE DIT GEZIEN HEBBEN? laatste les, einde van de ppt thanks!

Zou je hier niet over oedeem vorming moeten hebben bij hartfalen, verlaagde ECV maar normale ECF en dat renine en ADH averechts werken?? Ik denk niet dat hartfalen leidt tot hypo-osmolaliteit want je hebt net meer H20 en NaCl retentie toch?

Page 20: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Bespreek mechanismes voor de regulatie van de vrijzetting van Renin en vasopressine,

Renin wordt vrijgezet uit granulaire cellen in de afferente arteriole (het juxtaglomerulair apparaat). Drie factoren stimuleren vrijzetting:

- Verlaagde perfusiedruk in het afferente arteriole. Stretch receptoren in de granulaire cellen voelen de verlaagde distentie door een verlaagd ECV.

- Sympatische zenuwactiviteit via ß-adrenerge stimulatie.- Verlaagde NaCl concentratie aan macula densa. Bij verlaagd ECV verlaagt GFR en de

gefilterde load van NaCl. Het verminderd aanbod van NaCl aan de macula densa stimuleert Renin secretie.

cAMP stimuleert secretie, [Ca2+]i vermindert secretieModulatie: Prostaglandines (E2, I2) en endothelin verhogen secretie. AngII, AVP, Thromboxane A2, hoog [K+]o en NO verminderen secretie.

AVP wordt door neuro-endocriene cellen in de supraoptische en paraventriculaire kernen van de hypothalamus gesynthetiseerd

controle op AVP secretie:- OsmolaliteitOsmosensoren in de organum vasculosum van lamina terminalis (OVLT) subfornicaal orgaan (SFO). Osmosensitieve neuronen reageren op een verandering in plasma-osmolaliteit met een verandering in AP frequentie, en meer of minder vrijzetting van AVP. Zeer gevoelig: 1% verandering heeft een wezenlijk invloed op AVP secretie. Er zijn effectieve en ineffectieve osmolieten voor osmosensoren (obv toniciteit):Na+, Cl-, mannitol (effectief), ureum (ineffectief), glucose (ineffectief, behalve bij diabetes).

Page 21: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- volume en druk in bloedvatenstelselOok een daling in bloedvolume of bloeddruk is rechtstreeks verantwoordelijk voor AVP vrijzetting, via baroreceptoren. Minder gevoelig dan osmosensoren (veranderingen van 10% of meer zijn nodig).

- ADH vrijzetting bij daling effectief circulerend volume en/of hypotensie, onafhankelijk van verandering van osmolaliteit (bvb bij hemoraghische shock (massieve bloeding) of hypovolemische shock (bij cholera))

- Verlaagd ECV en lage arteriele druk verhogen AVP release, via:- Verlaging van de druk linkeratrium, die wordt opgepikt door vagale “lage-

druk” sensoren.- Laag ECV triggered Renin release- “hoge druk” baroreceptoren van de carotis

- Dorst-stimulatie en “Na+ honger” helpen om ECV te herstellen.- Voor herstel van ECV is isotoon vocht effectiever dan vrij water, maar het lichaam

accepteert een lichte hypo-osmolaliteit ten voordele van het behoud van bloedvolume.

→ Is het nodig om dit volledig uit te leggen hier? dit is toch al een vraag opzich? gezonde, euvolemische individuen is het referentie-punt voor AVP secretie ±280mOsm/kg. Erboven is er een steile relatie tussen plasma osmolaliteit en plasma [AVP]. De gevoeligheid van het systeem wordt veranderd bij volume-contratie en volume-expansie. Ook tijdens de zwangerschap verandert het referentiepunt (plasma-osmolaliteit daalt tijdens het 3e trimester van de zwangerschap).

- Bespreek natriuretische peptides en hoe ze belangrijk zijn voor de volume balans.

Atrial Natriuretic petide. Minder vrijzetting bij een daling van ECV. ANP verhoogt Natriurese. Beperkte rechtstreekse invloed op Na+ transport (inhibeert Na reabsorptie in de verzamelbuis). Voornamelijk effect via invloed op hemodynamiek. Atriale myocyten synthetiseren en stockeren ANP, en de vullingsgraad van het atrium regelt de vrijzetting (lage vulling inhibeert de vrijzetting). Ventriculaire myocyten produceren en releasen het B-type Natriuretic peptide (BNP). De nieren produceren ook urodilatine. Natriuretische peptides hebben tegengestelde effecten van het RAAS system.Renale effecten ANP:1. Afferente vasodilatatie en efferente vasoconstrictie, verhoging van GFR waardoor meer Na+

gefilterd wordt.2. Verhoging van corticale en medullaire bloed doorstroming, waardoor het medullaire

interstitium uitgewassen wordt, en waterreabsorptie en NaCl reabsorptie verminderd in Lis van Henle.

3. Inhibitie van renin secretie door juxtaglomerulaire cellen van de afferente arteriolen.4. Inhibitie van aldosterone secretie door de glomerulosa cellen van de bijnier-cortex, via:

• Inhibitie van renin secretie en AngII vorming• Directe inhibitie in de bijnier

5. Inhibitie van NaCl reabsorptie in de verzamelbuis, door inhibitie van ENaC.6. Inhibitie van AVP vrijzetting door hypofyse en vermindering van de effecten van AVP op de

verzamelbuis. ð Netto is er meer natrium en water diurese dus een daling van het ECV

Page 22: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Bespreek hoe grote veranderingen in bloeddruk een effect hebben op Na+

transport, onafhankelijk van een volume-verandering.

De nier moduleert Na+ excretie ook als reactie op veranderingen van hemodynamiek, zoals plotse grote dalingen of stijgingen van bloeddruk, ONAFHANKELIJK van effectief circulerend volume.

ERNSTIGE DALING BLOEDDRUK zorgt voor een aanzienlijke daling van GFR. De Glomerulaire Tubulaire balans is bij grote veranderingen in GFR niet lineair (bij kleine spontane veranderingen wel,

zie Les 3). Een sterke daling van GFR zal voor een nog sterkere daling van Na+ excretie zorgen, door Na+

reabsorptie aan de distale tubulus die onafhankelijk van de gefilterde load Na+ blijven reabsorberen.

ERNSTIGE STIJGING BLOEDDRUK leidt tot pressure diuresis. De verhoging van GFR op zichzelf zal Na+ excretie verhogen, maar ook de volgende mechanismes spelen een rol:

- Inhibitie van het Renin-Angiotensin-Aldosteron-systeem- hogere flow in vasa recta en wash-out van de medullaire interstitium, waardoor er minder

Na+ reabsorptie in de tALH is.- reductie apicale Na-H uitwisselaar in PT (hoe is onduidelijk!).- hogere hydrostatische druk in peritubulaire capillairen waardoor er minder reabsorptie

gebeurt aan de proximale tubulus.

- Bespreek de regulatie van Na+ transport in verschillende delen van het nefron via Angiotensin II.

Effecten van ANG2:Stimulatie van aldosteron vrijzetting uit de bijniercortex. Promoot Na+ reabsorptie in de distale tubulus en en collecting tubulusVasoconstrictie van renale en systemische bloedvaten.

1. Groter effect op efferente arteriol weerstand, waardoor filtratiefractie verhoogt, wat op haar beurt de colloid osmotische druk verhoogt en de hydrostatische druk verlaagt in de peritubulaire capillairen, waardoor Na+ en vocht resportie in de proximale tubulus verhoogt.

2. Verlaging van medullaire doorstroming, waardoor meer NaCl en vooral ureum in medullair interstitium accumuleert en Na+ reabsorptie aan de dunne stijgende Lis van Henle (TAL en tALH) verhoogd.

Meer Na+ reabsorptie aan de proximale tubulus, Lis van Henle (TAL) en (begin van) collecting tubule, door verhoogde activiteit van de Na/H exchanger. Verhoogde tubuloglomerulaire feedback. Een verhoging van Na+ en vocht sensing door de macula densa zal GFR sterker doen dalen.

Page 23: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

(stimuleert daarnaast ook dorst en AVP release en renale hypertrofie)

VRAGENIk heb hier voor mensen na januari 2021 de vragen van boven verzameld, dit bestand was één grote chaos + kleurboek… (de vele klachten over de cursus/prof heb ik verwijderd)

Vraagje: als uw apicale zijde depolariseert krijg je een negatieve Vte he? Ja ik denk van wel: depolarisatie is Na instroom naar de epitheel cel dus meer negatieve tubulus? Klopt

---krijgen we een formularium voor nier? In het discussieforum heeft Vennekens ergens geantwoord dat we GEEN formularium krijgen voor nier. (Voor ademhaling ook niet trouwens) had het ook zo begrepen! dank je wel :)---

Vraag:; op dia 5 van h6 H2O staat bij laag ADH dat het reabsorbaat hypertoon is, waarom hypertoon als water in het lumen moet blijven? Zou dat dan niet hypotoon moeten zijn? het gaat hier denk ik weldegelijk over hypertoon reabsorbaat, omdat je dus water in het lumen laat. Er is hyperosmotische opname van Natrium, en er blijft water in de tubulus. oh ja true, maar (zoals hier onder staat): bij concentratie van de urine (in DLH dus) gaat water weg, dus is lumen hyper (op dia staat lumen = hypo)? want dat is dan beetje tegensrtrijdig wat op zijn dia staat nee? ja maar bij concentratie van urine met ADH => ADH zorgt voor meer AQP in de verzamelbuis waardoor er water wordt gereabsorbeerd, waardoor de urine geconcentreerd is. maar op die dia in het begin van H5 is dat inderdaad echt heel verwarrend en tegenstrijdig dus bij DLH moet je het zien als ‘water volgt de hypertone vloeistof’ (dus hier het reabsorbaat) waardoor de urine geconcentreerd wordt? in de DLH heb je het mechanisme van die corticomedullaire gradient dus dat ligt wel anders dan de distale segmenten en ADH enzo denk ik In zijn les zegt hij dat de tubulaire vloeistof (dus het lumen?) in de TAL hypo-osmotisch is terwijl hij dat op zijn dia bij DLH heeft getypt?? pff seg rudi echt gewoon nie vertrouwen op wat rudi gezegd heeft bij die slides, kijk naar het grafiekje, zen uitleg klopt langs geen kanten

---

wat bedoelen jullie met de DLH? dalende lus van henle hahaha oke

---

Is het niet gewoon bij DLH reasbsorbaat HYPOtoon en lumer HYPERtoon? hij is echt onduidelijk met wat hij daarmee allemaal bedoelt… Rudi die onduidelijk is in wat hij bedoelt, surprise…

DIT IS FOUT IN DE SLIDES, HET JUISTE IS: REABSORBAAT HYPOTOON, LUMEN HYPERTOON (ZIE DISCUSSIEFORUM)

Page 24: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

---

vraagje: iemand die weet waarom je door het nemen van een ACE inhibitor een daling krijgt van de GFR? ik zou net denken dat de GFR dan stijgt, ook omdat renine zorgt voor een daling van de GFR. (zie H2 variatie in afferente en efferente weerstand en het effect op GFR)

ace heeft een invloed op de synthese van AngII, niet op reninesynthese

oke maar los daarvan => hoe zorgt ACE voor een daling GFR? ACE => minder angII, maar ik dacht dat AngII zorgde voor constrictie van de afferente en de efferente arteriool? Ang II zorgt voor meer constrictie efferent dan afferent, ik denk dat het effect afhangt van hoe hard die constrictie is want op de laatste dia staat dat ACE verlaging zorgt voor stijging GFR

in hoofdstuk 1 doet angII de GFR dalen door een zogezegde algemene vasoconstrictie door renine release?

ACE inhibitor --> minder Ang II.Ang II zorgt normaal voor een verhoogde weerstand in de efferente arteriool (harder dan in de afferente arteriool), dus als Ang II actief is dan zou dit leiden tot een stijging in GFR en daling in RPF. MAARACE wordt geinhibeerd, dus minder Ang II: omgekeerde effect: daling in GFRsuper hard bedankt!!

maar in les 2 dia 24 en 25 zegt hij dat Ang II de feedback van het juxtaglomerulaire aparaat verhoogt en dus de GFR doet dalen, dat spreekt dat dus weer tegen?? en op de laatste dia staat ook dat Ang II normaal gezien de GFR en de RPF verlaagtIk zou zeggen dat aangezien het hier om hartfalen gaat, de nier zijn bevloeiing probeert te behouden en dat daardoor de afferente weerstand al relatief laag is. Wanneer het vasoconstrictie-effect van angiotensine ll wegvalt is er dus vooral het effect van een gedaalde efferente weerstand en dus daling van de GFR.dankuu

---

Iemand die nog een overzicht heeft van het verschil tussen ADH (AVP), Ang II, aldosteron, ANP

AngII- Stimuleert Na reabsorptie via: NHE3 in PT en TAL, NKCC in TAL, NCC in DCT en ENAC

Aldosteron

- Stimuleert Na reabsorptie via: NCC in DCT en ENAC ADH

- Stimuleert Na reabsorptie viao NKCC en K kanaal in TAL, ENAC in principal cells ICTo Verminderen bloedflow vasa recta => goed voor hyperosmotische gradiento Toename waterpermeabiliteit distaal (AQP2)

Page 25: wikimedica.medica.be · Web viewGebruik Boron & Boulpaep of Mosby Renal Physiology als naslagwerk om je notities of de lessen aan te vullen. Maar opnieuw, wat niet in de les ter sprake

- Stimuleert ureum reabsorptie in de IMCD UT1 en UT3 ANP

- Inhibeert Na reabsorptie via⅞ⁿo Stijging RPF en GFR => GT balans en effect distale Na reabso Verhogen bloedflow vasa rectao Inhibitie Na reabs collecting duct

Toename bloedflow vasa recta

---

kan iemand uitleggen wat het verband is tussen ANP en de GT balans? oei is daar een verband tussen? uit welk H haalt ge dat?