WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad:...

8
lidwoorden shoppen instructie Nodig: A4 papier, flappen en stiften (verschillende kleuren), schaar en lijm, supermarktfolders, werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, werkblad: ja en nee!, werkblad: praatkaarten Opwarming: maak op een flap vier kolommen als volgt: - groente en fruit - schoonmaakartikelen - toiletartikelen - overig Vervolgens een gesprek over wat voor dagelijkse boodschappen de cursisten zoal doen. Schrijf ze als voorbeelden met de lidwoorden erbij in de kolommen. Maak vervolgens twee/drie of viertallen afhankelijk van de groepsgrootte en leg op elke tafel een flap met stiften, een schaar en lijm en een stapeltje folders. Vraag elk groepje een collage te maken door producten uit te knippen, op te plakken en erbij te zetten wat het is met het juiste lidwoord erbij. Dat kunnen ze op hun mobiel eventueel opzoeken. Daarna de flappen verspreiden over de vloer of op een grote tafel en samen kijken of de combinatie product- lidwoord klopt. Onder elk lidwoord een groene streep zetten of een cirkel er omheen. Vervolgens schrijf je op de A4tjes steeds één categorie als boven en maakt wederom twee/drie/viertallen en geef elk groepje een A4 met categorie.

Transcript of WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad:...

Page 1: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

lidwoorden shoppen instructie

Nodig: A4 papier, flappen en stiften (verschillende kleuren), schaar en lijm, supermarktfolders, werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, werkblad: ja en nee!, werkblad: praatkaarten

Opwarming: maak op een flap vier kolommen als volgt:

- groente en fruit- schoonmaakartikelen- toiletartikelen- overig

Vervolgens een gesprek over wat voor dagelijkse boodschappen de cursisten zoal doen. Schrijf ze als voorbeelden met de lidwoorden erbij in de kolommen. Maak vervolgens twee/drie of viertallen afhankelijk van de groepsgrootte en leg op elke tafel een flap met stiften, een schaar en lijm en een stapeltje folders. Vraag elk groepje een collage te maken door producten uit te knippen, op te plakken en erbij te zetten wat het is met het juiste lidwoord erbij. Dat kunnen ze op hun mobiel eventueel opzoeken.

Daarna de flappen verspreiden over de vloer of op een grote tafel en samen kijken of de combinatie product-lidwoord klopt. Onder elk lidwoord een groene streep zetten of een cirkel er omheen.

Vervolgens schrijf je op de A4tjes steeds één categorie als boven en maakt wederom twee/drie/viertallen en geef elk groepje een A4 met categorie. De groepjes lopen de flappen langs en schrijven de producten die bij hun categorie horen met lidwoord over op hun papier.

Daarna in de groep bespreken door een woordvoerder ze voor te laten lezen met lidwoorden erbij. Kloppen alle producten bij hun categorie?Je kunt met deze opdracht eindeloos voor wat betreft onderwerpen variëren:mode, keukenspullen, vervoersmiddelen, digitale apparaten, schoolspullen etc.

Page 2: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding niet zichtbaar en de tafelbel. Afhankelijk van het niveau alleen of in tweetallen laten werken. Om de beurt een kaartje pakken en de opdracht uitvoeren. Op de kaartjes staan steeds afbeeldingen van een product en daarbij wat de cursisten ermee moeten doen:- afbeelding natekenen op een flap- beschrijven met als beginzin: het is een product dat.........Degene die het woord weet en het eerst op de bel heeft gedrukt mag het zeggen.Puntentelling: degene die het woord raadt met het juiste lidwoord krijgt twee punten. Is het lidwoord niet goed dan één punt. Wie heeft de meeste punten?

Deel vervolgens het werkblad: ja en nee! uit om de lidwoorden in zinnen te oefenen in tweetallen. In de groep checken door kriskras door elkaar vragen aan elkaar te laten stellen en de antwoorden te laten zeggen,

Als laatste de gesprekjes laten oefenen en uitvoeren in de groep.

Page 3: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

Werkblad oefenen met de lidwoorden de/het:

tekenen de wc rol tekenen het wasmiddel tekenen de peer

beschrijven het snoep beschrijven het brood beschrijven de banaan

tekenen de broccoli tekenen het bier tekenen het ei

beschrijven de pinda beschrijven het ijsje beschrijven de jam

Page 4: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

tekenen de druiven tekenen de citroen tekenen de wortel

beschrijven de tandpasta beschrijven het theezakje beschrijven de kip

tekenen het afwasmiddel tekenen de appel tekenen het scheermes

beschrijven de wijn beschrijven de rijst beschrijven de vis

Page 5: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

Werkblad: Ja en nee!Stel elkaar om de beurt een vraag en geef antwoord met Ja of nee:

Ligt de broccoli bij het fruit?Nee, __________ broccoli ligt niet bij __________ fruit. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------Staat het afwasmiddel naast de afwasborstels?Ja, __________ afwasmiddel staat naast __________ afwasborstels.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------Liggen __________ bananen in de buurt van _________koffie?Nee, __________bananen liggen niet in de buurt van__________ koffie.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------Staat __________bier vlakbij __________ wijn?Ja,________________________________________.-------------------------------------------------------------------------------__________thee ligt boven __________ koffie.Ja, ________________________________________.------------------------------------------------------------------------------- __________brood ligt in het tweede gangpad.Nee,_____________________derde__________.---------------------------------------------------------------------------------------------------------Ligt __________snoep vlakbij _________ uitgang?Ja,_________________________________________.---------------------------------------------------------------------------------------------------------__________ appel en__________ peer liggen naast elkaar.Nee,___________________________________onder_____.---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Heeft u __________ koekjes gevonden?Ja, ik heb__________________________. ----------------------------------------------------------------- Is __________ lamsvlees hier halal?Ja______________________________.---------------------------------------------------------------------------------------------------------Staat __________verse peterselie bij __________ kruiden?Nee,__________________________niet_________________.---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Heb je gezien dat __________ vis in __________ aanbieding is?Ja, ik heb____________________________________________________.

Page 6: WordPress.com  · Web view2019. 6. 13. · Daarna de losgeknipte kaartjes van het werkblad: oefenen met de lidwoorden de/het, in het midden van de tafel leggen met de afbeelding

Werkblad Praatkaarten

Kaart A

Je bent een medewerker van de supermarkt en beantwoord vragen. Vul op de streepjes het lidwoord in. Kaart B begint.

Zeg: Goedemorgen, wat wilt u weten?- Zeg dat ______ wasmiddel is verplaatst naar het derde gangpad.- Zeg dat _____ wasmiddel vandaag in de aanbieding is en vertel dat het twee voor de prijs van één is.

- Vraag of ze/hij alles kan vinden.- Zeg dat _____ keukenrollen verplaatst zijn.- Zeg dat ze nu bij _____ afwasmiddel liggen - Zeg dat _____ schoonmaakspullen in het derde gangpad liggen.

Sluit af met: geen dank, tot ziens

Kaart B

Je bent de klant in de supermarkt en stelt vragen aan de medewerker. Vul op de streepjes het lidwoord in.

Jij begint met: Goedemorgen, mag ik iets vragen?

- Vraag waar je _____ wasmiddel kunt vinden.- Vraag of _____ wasmiddel in de aanbieding is.

- Zeg dat je _____ keukenrollen niet kunt vinden.- Vraag waar _____ afwasmiddel ligt.

Sluit af met: bedankt, tot ziens