Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt...

316
VOLVO XC90 Instructieboekje Web Edition

Transcript of Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt...

Page 1: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

VOLVO XC90

Instructieboekje Web Edition

Page 2: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de
Page 3: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

BESTE VOLVO-BEZITTER,DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO!

Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij hetontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers voor-opgestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. UwVolvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschrif-ten en milieueisen te voldoen.

Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan omvertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onder-houdsinformatie in dit instructieboekje.

Page 4: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

4 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

0000 Inleiding

Belangrijke informatie .............................. 10Volvo en het milieu ................................... 13

0101 Veiligheid

Veiligheidsgordels .................................... 18Symbolen, airbags.................................... 21Airbags...................................................... 22Airbag activeren/deactiveren* .................. 24SIPS-airbags (zij-airbags)......................... 26Opblaasgordijn (IC-systeem).................... 28WHIPS-systeem........................................ 29Rolbeugels (ROPS)................................... 31Activering van de veiligheidssystemen..... 32Kinderen en veiligheid............................... 33 02

02 Instrumenten, schakelaars enbediening

Overzicht auto’s met het stuur links......... 46Overzicht auto’s met het stuur rechts....... 48Bedieningspaneel op bestuurdersportier.. 50Instrumentenpaneel.................................. 51Controle- en waarschuwingslampjes........ 53Informatiedisplay....................................... 57Schakelaars op middenconsole................ 59Verlichtingspaneel..................................... 62Linker stuurhendel.................................... 64Boordcomputer*....................................... 65Rechter stuurhendel.................................. 67Cruisecontrol*........................................... 69Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d.. . 71Elektrisch bedienbare ruiten..................... 73Ruiten en spiegels..................................... 76Elektrisch bedienbaar schuifdak*.............. 81

HomeLink *.............................................. 83

Page 5: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 5

0303 Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatrege-ling............................................................ 88Elektronische klimaatregeling, ECC.......... 92Standverwarming op brandstof* .............. 95

0404 Interieur

Voorstoelen............................................. 100Voorstoelen (Executive) ......................... 103Interieurverlichting................................... 104Opbergmogelijkheden in passagiers-ruimte...................................................... 106Opbergmogelijkheden in passagiers-ruimte (Executive) ................................... 111Achterbank.............................................. 112Lading vervoeren ................................... 114Bagageruimte.......................................... 115 05

05 Sloten en alarm

Transpondersleutel - sleutel met afstands-bediening................................................ 124Vergrendelen en ontgrendelen................ 126Kinderslot................................................ 130Alarm*..................................................... 132

Page 6: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

6 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

0606 Starten en rijden

Algemene informatie............................... 136Brandstof tanken.................................... 138Motor starten.......................................... 144Handgeschakelde versnellingsbak......... 146Automatische versnellingsbak................ 147Vierwielaandrijving*................................. 150Remsysteem........................................... 151Stabiliteits- en tractieregelsysteem* ...... 153Park Assist*............................................. 155BLIS (Blind Spot Information System)*... 157Slepen en bergen.................................... 161Starten met hulpaccu.............................. 163Rijden met een aanhanger...................... 164Trekhaak* ............................................... 166Afneembare trekhaak* ........................... 168Lichtbundel aanpassen .......................... 172

0707 Wielen en banden

Algemene informatie............................... 178Bandenspanning .................................... 182Gevarendriehoek* en reservewiel* ......... 184Wielen verwisselen ................................. 187Noodreparatie banden* .......................... 190

0808 Verzorging

Schoonmaken......................................... 196Lakschade herstellen ............................. 200Roestwering............................................ 201

Page 7: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 7

0909 Onderhoud en service

Volvo Service.......................................... 204Onderhoud.............................................. 205Motorkap en motorruimte....................... 207Oliën en vloeistoffen............................... 209Wisserbladen.......................................... 214Accu........................................................ 216Gloeilampen vervangen ......................... 218Zekeringen.............................................. 225 10

10 Infotainment

Algemene informatie............................... 238Audio, bedieningspanelen ..................... 239Functies audiosysteem .......................... 242Radiofuncties ......................................... 247Cd-functies ............................................ 254Menusysteem, audiosysteem ................ 257Telefoonfuncties* ................................... 258Menusysteem, telefoon .......................... 266Bluetooth handsfree* ............................. 270RSE-systeem (Rear Seat Entertainment)met twee beeldschermen* ..................... 277 11

11 Specificaties

Typeaanduidingen.................................. 284Maten en gewichten................................ 286Motorspecificaties................................... 289Motorolie................................................. 290Vloeistoffen en smeermiddelen............... 292Brandstof................................................ 294Katalysator.............................................. 297Elektrisch systeem ................................. 298Typegoedkeuring ................................... 300Displaysymbolen..................................... 301

Page 8: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

8

1212 Alfabetisch register

Alfabetisch register................................. 304

Page 9: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inhoud

9

Page 10: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Belangrijke informatie

10 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Instructieboekje lezen

Inleiding

Een goede manier om vertrouwd te raken metuw nieuwe auto is om het instructieboekje telezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgtu tips hoe u het beste in verschillende situatiesmet de auto kunt omgaan en leert u hoe u opti-maal gebruik kunt maken van alle mogelijkhe-den die uw auto biedt. Besteed ook aandachtaan de veiligheidsinstructies in het boekje.

De specificaties, constructiegegevens enafbeeldingen in dit instructieboekje zijn nietbindend. We behouden ons het recht voor omzonder voorafgaande mededeling wijzigingenaan te brengen.© Volvo Car Corporation

Optie

Alle soorten opties staan aangegeven met eensterretje* in het instructieboekje.

Als aanvulling op de standaarduitrusting wor-den in dit instructieboekje ook de opties (vanfabriekswege gemonteerde uitrusting) enbepaalde accessoires (ingebouwde extra uit-rusting) beschreven.

De uitrusting die in het instructieboek wordtbeschreven is niet op alle auto’s aanwezig –welke uitrusting aanwezig is hangt af van de

verschillende behoeften op de diverse marktenen de landelijke en/of regionale wet- en regel-geving.

Neem bij twijfel over de standaarduitrusting ofopties/accessoires contact op met een Volvo-dealer.

Speciale teksten

WAARSCHUWING

Teksten met het kopje WAARSCHUWINGgeven aan dat er gevaar voor letsel bestaat.

BELANGRIJK

Teksten met het kopje BELANGRIJK gevenaan dat er gevaar voor materiële schadebestaat.

N.B.

Teksten met het kopje N.B. duiden op tipsen adviezen die het gebruik van bepaaldemogelijkheden en functies vergemakkelij-ken.

Voetnoot

In het instructieboekje komt informatie voor inde vorm van een voetnoot onder aan depagina. Deze informatie vormt een aanvullingop de tekst waar het nummer van de voetnoot

naar verwijst. Als de voetnoot naar tekst in eentabel verwijst, worden letters gebruikt in plaatsvan cijfers.

Displaymeldingen

In de auto zijn displays aanwezig waarop mel-dingen kunnen worden weergegeven. Dezedisplaymeldingen worden in het instructie-boekje in iets groter formaat en in het grijsweergegeven. Voorbeelden daarvan vindt u inde menuteksten en displaymeldingen van hetinformatiedisplay (bijvoorbeeld Audiomodus).

Stickers

Er zitten verschillende soorten stickers in deauto om belangrijke informatie op een simpeleen duidelijke manier over te dragen. De stickersin de auto zijn van de onderstaande aflopendewaarschuwings-/informatiegraad.

Page 11: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Belangrijke informatie

11

Gevaar voor lichamelijk letsel

G031590

Zwarte ISO-symbolen in een oranje waarschu-wingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwarttekstveld. Worden gebruikt om te attenderenop een risico dat, bij het negeren van de waar-schuwing, kan resulteren in ernstig letsel metmogelijk dodelijke afloop.

Gevaar voor materiële schade

G031592

Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-ding in een zwart of blauw waarschuwings- entekstveld. Worden gebruikt om te attenderenop een risico dat, bij het negeren van de waar-schuwing, kan resulteren in materiële schade.

Informatie

G031593

Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-ding in een zwart tekstveld.

N.B.

Het is mogelijk dat de stickers die in deinstructieboek staan geen exacte kopieënzijn van de stickers die in de auto zitten. Zedienen alleen om aan te geven hoe de stic-kers er bij benadering uitzien en waar zeongeveer zitten. De informatie die voor uwauto geldt staat op de desbetreffende stic-kers in/op uw auto.

Page 12: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Belangrijke informatie

12

Procedurelijsten

Procedures met handelingen die in eenbepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd,staan genummerd in het instructieboekje.

Wanneer er een reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver-schillende stappen van de instructie opdezelfde manier genummerd als de bijbe-horende afbeeldingen.

Als voor de instructies bij een reeks afbeel-dingen de onderlinge volgorde niet rele-vant is, worden de instructies voorafge-gaan door letters.

Er komen genummerde en ongenummerdepijlen voor. Ze worden gebruikt om eenbepaalde beweging weer te geven.

Wanneer er geen reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver-schillende stappen op de standaardmaniergenummerd met normale cijfers.

Positielijsten

Op overzichtsfiguren die de positie vanonderdelen aangeven worden rode cirkelsmet daarin een cijfer gebruikt. Hetzelfdecijfer wordt gehanteerd in de positielijst bijde afbeelding, met een beschrijving van deweergegeven objecten.

Opsommingslijsten

Bij opsommingen in het instructieboekje wordtgebruik gemaakt van een opsommingslijst.

Bijvoorbeeld:

• Koelvloeistof

• Motorolie

Zie ommezijde

��� Dit symbool staat rechts onderaan wanneereen hoofdstuk wordt voortgezet op de vol-gende pagina.

Vastlegging van gegevens

De rij- en veiligheidssystemen van de automaken gebruik van computers die de functievan de auto controleren en onderling gegevensuitwisselen. Een of meer van deze computersleggen bij een aanrijding of bijna-aanrijdingmogelijk informatie vast over de systemen dieze bij normale ritten bewaken. De vastgelegdeinformatie wordt mogelijk gebruikt door:

• Volvo Car Corporation

• Service- of reparatiewerkplaatsen

• Politie en andere instanties

• Derden die wettige aanspraken maken opkennisname van de informatie of iemanddie door de autobezitter gevolmachtigd istot kennisname van de informatie.

Accessoires en opties

Een verkeerde aansluiting en montage vanaccessoires kan een nadelige invloed hebbenop de werking van de elektronische systemenvan de auto. Bepaalde accessoires werkenalleen, wanneer de bijbehorende software in decomputersystemen van de auto wordt gela-den. U wordt daarom altijd geadviseerd con-tact op te nemen met een erkende Volvo-werk-plaats, voordat u accessoires monteert die inverbinding staan met of van invloed zijn op hetelektrische systeem.

Informatie op internet

Op www.volvocars.com vindt u meer informa-tie over uw auto.

Page 13: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Volvo en het milieu

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 13

Milieubeleid van Volvo Car Corporation

G000000

Zorg voor het milieu is een van de kernwaardenvan Volvo Car Corporation die van invloed zijnop alle activiteiten. We zijn ervan overtuigd datonze klanten onze zorg voor het milieu delen.

Uw Volvo voldoet aan strenge internationalemilieueisen en is bovendien geproduceerd ineen fabriek die zeer schoon is en efficiënt methulpbronnen omgaat. Volvo Car Corporation isgecertificeerd volgens de milieunorm ISO14001 voor alle fabrieken en de meeste andereeenheden. We eisen bovendien van onzesamenwerkingspartners dat ze systematischaan milieuzorg doen.

Brandstofverbruik

De auto’s van Volvo zijn concurrerend in hunklasse wat het brandstofverbruik betreft. Eenlager brandstofverbruik levert over het alge-meen een geringere uitstoot van het broeikas-gas kooldioxide op.

U als bestuurder kunt uw steentje bijdragenaan een verlaging van het brandstofverbruik.Lees voor meer informatie de tekst onder hetkopje Spaar het milieu.

Efficiënte uitlaatgasreiniging

Uw Volvo is gebouwd volgens het concept“Schoon aan binnen- en buitenkant” – eenconcept dat een schone passagiersruimte

combineert met een uitermate efficiënte uit-laatgasreiniging. In veel gevallen liggen uitlaat-gasemissies ver onder de geldende normen.

Schone lucht in passagiersruimte

Het interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pol-len niet via de luchtinlaatopening in de passa-giersruimte kunnen dringen.

Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,IAQS* (Interior Air Quality System), zorgt ervoordat de lucht die de passagiersruimte binnen-komt schoner is dan de lucht buiten in het ver-keer.

Page 14: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Volvo en het milieu

14

Het systeem bestaat uit een elektronische sen-sor en een koolstoffilter. De binnenkomendelucht wordt continu gecontroleerd en als hetgehalte aan bepaalde schadelijke gassen zoalskoolmonoxide te hoog oploopt, wordt de lucht-inlaat gesloten. Iets dergelijks kan zich voor-doen in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tun-nels.

Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxi-den, laaghangend ozon en koolwaterstoffenniet binnendringen.

Textielnorm

Het interieur van een Volvo werd dusdanigvormgegeven dat het gerieflijk en comfortabelis – ook voor mensen met contactallergieën ofastma. Er is extra veel aandacht besteed aande selectie van milieuvriendelijke materialen.Ze voldoen dan ook aan de eisen van de normÖko-Tex 1001 – een enorme stap op weg naareen gezonder milieu in de passagiersruimte.

Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoor-beeld de veiligheidsgordels, de vloerbekledingen de gebruikte stoffen. De leren bekledings-varianten zijn chroomvrij gelooid met plantaar-dige stoffen en voldoen aan de gestelde certi-ficeringseisen.

Erkende Volvo-werkplaatsen en het

milieu

Met regelmatig onderhoud kunt u de voorwaar-den scheppen voor een lange levensduur eneen laag brandstofverbruik. Op die manierdraagt u bij aan een schoner milieu. Wanneeru de reparaties en het onderhoud aan de autotoevertrouwt aan de werkplaatsen van Volvo,wordt de auto een onderdeel van ons systeem.We stellen duidelijke milieu-eisen aan de outil-lage van onze werkplaatsen om te voorkomendat er schadelijke stoffen vrijkomen in hetmilieu. Het personeel in de werkplaatsen vanVolvo beschikt over de kennis en het gereed-schap om optimale zorg voor het milieu te kun-nen garanderen.

Spaar het milieu

U kunt eenvoudig meehelpen het milieu tebeschermen door bijvoorbeeld zuinig te rijdenen de auto te (laten) onderhouden aan de handvan de aanwijzingen in het instructieboekje.

Hieronder volgen meer tips voor hoe u hetmilieu kunt ontzien (voor meer tips om hetmilieu te ontzien en zuinig te rijden, ziepagina 136):

• Verlaag het brandstofverbruik door dezogeheten ECO-bandenspanning aan tehouden (zie pagina 182).

• Lading op het dak en een skibox resulterenin een grotere luchtweerstand waardoorhet brandstofverbruik toeneemt. Verwijderze daarom meteen na gebruik.

• Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.Hoe groter de belasting van de auto, deste hoger het brandstofverbruik.

• Gebruik vóór een koude start altijd demotorverwarming, als de auto hiermee isuitgerust. Hierdoor nemen het brandstof-verbruik en de uitstoot af.

• Rijd rustig en vermijd krachtig remmen.

• Rijd in de hoogst mogelijke versnelling.Een lager toerental zorgt voor een lagerverbruik.

• Rem af op de motor.

• Voorkom stationair draaien. Houd u aan deplaatselijke voorschriften. Zet de motor afwanneer u langere tijd stilstaat.

• Hanteer afvalstoffen die schadelijk voor hetmilieu zijn, zoals accu’s en olie, op eenmilieuvriendelijke manier. U wordt geadvi-seerd contact op te nemen met eenerkende Volvo-werkplaats, als u niet zekerweet hoe u dergelijk afval moet verwerken.

1 Meer informatie staat op www.oekotex.com

Page 15: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

Inleiding

Volvo en het milieu

15

• Onderhoud uw auto regelmatig.

• Bij hoge snelheden neemt het verbruikaanzienlijk toe vanwege de grotere lucht-weerstand. Bij een verdubbeling van desnelheid neemt de luchtweerstand met eenfactor vier toe.

Door deze tips op te volgen kan het brandstof-verbruik worden verlaagd zonder dat dit vaninvloed is op de reistijd of op het rijplezier. Uontziet uw auto, bespaart geld en gebruikt min-der van de hulpbronnen op aarde.

Recycling

Milieumatig verantwoorde recycling van deauto vormt een belangrijk aspect van de mili-euzorg van Volvo. De auto is nagenoeg geheelte recyclen. De laatste eigenaar van de autowordt daarom verzocht contact op te nemenmet een dealer voor de locatie van een gecer-tificeerd/erkend recyclingsbedrijf.

Milieu-aspecten van hetinstructieboekje

Het FSC-symbool geeft aan dat de papierve-zels waarvan deze publicatie gemaakt isafkomstig zijn uit FSC-gecertificeerde bossenof andere gecontroleerde bronnen.

Page 16: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

16 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Veiligheidsgordels .................................................................................. 18Symbolen, airbags.................................................................................. 21Airbags.................................................................................................... 22Airbag activeren/deactiveren* ................................................................ 24SIPS-airbags (zij-airbags)........................................................................ 26Opblaasgordijn (IC-systeem).................................................................. 28WHIPS-systeem...................................................................................... 29Rolbeugels (ROPS)................................................................................. 31Activering van de veiligheidssystemen................................................... 32Kinderen en veiligheid............................................................................. 33

Page 17: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

VEIL IGHEID

Page 18: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Veiligheidsgordels 01

18

Draag altijd een veiligheidsgordel

G020104

Heupgordel uittrekken. De gordel moet laaggedragen worden.

Remmen kan ernstige gevolgen hebben als deveiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let erdaarom op dat alle passagiers hun veiligheids-gordel omhebben. Voor optimale beschermingvan de veiligheidsgordel is het van belang datde gordel goed tegen het lichaam ligt. Laat derugleuning niet te ver achteroverhellen. De vei-ligheidsgordel biedt de beste bescherming bijeen normale rijhouding.

De veiligheidsgordel omdoen:

� Trek de veiligheidsgordel langzaam uit enmaak deze vast door de borglip in de slui-

ting te steken. Een duidelijke “klik” geeftaan dat de veiligheidsgordel vastzit.

Veiligheidsgordel losmaken

� Druk op de rode knop van de sluiting enlaat het oprolmechanisme de veiligheids-gordel naar binnen trekken. Als de veilig-heidsgordel niet volledig wordt opgerold,moet u de gordel handmatig zo ver terug-rollen dat deze niet langer slap hangt.

De veiligheidsgordel is geblokkeerd en

kan niet verder worden uitgetrokken

• wanneer u de gordel te snel uittrekt

• wanneer u remt of optrekt

• als de auto sterk overhelt.

Let erop dat

• u geen klemmen of andere accessoiresgebruikt waardoor u de veiligheidsgordelniet strak langs uw lichaam kunt trekken

• er geen slagen in de veiligheidsgordel zit-ten en dat hij nergens achter blijft steken

• de heupgordel moet laag zitten (niet overde buik)

• u de heupgordel over de heupen spantdoor aan de diagonale schoudergordel tetrekken zoals afgebeeld.

WAARSCHUWING

De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

WAARSCHUWING

Elke veiligheidsgordel is bestemd terbescherming van slechts één persoon.

WAARSCHUWING

Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf terepareren. Volvo adviseert u daarvoor con-tact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Als een veiligheidsgordel aangrote krachten heeft blootgestaan zoals tij-dens een aanrijding, moet u de veiligheids-gordel in zijn geheel vervangen. De veilig-heidsgordel kan een deel van zijn bescher-mende eigenschappen hebben verloren,zelfs als de veiligheidsgordel ogenschijnlijkniet beschadigd is. Vervang de veiligheids-gordel ook als deze versleten of beschadigdis. De nieuwe veiligheidsgordel moet zijngoedgekeurd en bedoeld voor montage opdezelfde positie als de vervangen veilig-heidsgordel.

Page 19: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Veiligheidsgordels 01

��

19

Veiligheidsgordel en zwangerschap

G020105

Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk datu de veiligheidsgordel draagt. Nog belangrijkeris het dat u de veiligheidsgordel dan op dejuiste manier draagt. De veiligheidsgordel moetstrak langs de schouder lopen, waarbij het dia-gonale deel van de veiligheidsgordel tussen deborsten en tegen de zijkant van de buik ligt.

Het heupgedeelte van de veiligheidsgordelmoet vlak tegen de buitenkant van de boven-benen liggen en zo ver mogelijk onder de buikliggen. Het mag nooit over de buik omhoogkunnen glijden. De veiligheidsgordel moet zostrak mogelijk over het lichaam lopen zonderonnodige speling. Controleer ook of de gordelnergens gedraaid zit.

Naarmate de zwangerschap vordert moetenzwangere bestuurders de stoel en het stuurdusdanig verstellen dat ze de auto volledigonder controle hebben (wat inhoudt dat ze metgemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-nen komen). Streef ernaar de afstand tussen debuik en het stuur zo groot mogelijk te maken.

Gordelwaarschuwing

G027049

Er gaat een waarschuwingslampje branden ener worden geluidssignalen afgegeven wanneerde bestuurder en een eventuele voorpassagierde gordel niet dragen. Of er geluidssignalenklinken, hangt af van de snelheid (op lage snel-heden) en in bepaalde gevallen van de tijd (tij-

dens het starten). De waarschuwingslampjeszitten in de plafondconsole en op het instru-mentenpaneel.

N.B.

De gordelwaarschuwing is bestemd voorvolwassenen inzittenden. Als u een kinder-zitje op de passagiersstoel hebt aange-bracht en het met de veiligheidsgordel hebtvastgezet, wordt er geen gordelwaarschu-wing gegeven.

Bepaalde markten

Er gaat een waarschuwingslampje branden ener worden geluidssignalen afgegeven wanneerde bestuurder de gordel niet draagt. Op lagesnelheden klinkt de eerste 6 seconden lang eengeluidssignaal.

Gordelspanners

Alle veiligheidsgordels (met uitzondering vande gordel midden achter) hebben gordelspan-ners. Dit is een mechanisme dat bij een aanrij-ding de veiligheidsgordel rond het lichaamspant. De veiligheidsgordel kan de passagierdaarmee beter in de stoel gedrukt houden.

Page 20: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Veiligheidsgordels 01

20

WAARSCHUWING

De gesp van de veiligheidsgordel aan pas-sagierszijde nooit aanbrengen in de gordel-sluiting aan bestuurderszijde. De gesp vande veiligheidsgordel altijd aanbrengen in degordelsluiting aan de juiste zijde. De veilig-heidsgordels nooit beschadigen en geenvreemde voorwerpen aanbrengen in de gor-delsluiting. De veiligheidsgordels en de gor-delsluiting werken anders mogelijk niet naarbehoren tijdens een aanrijding. Er bestaatgevaar voor ernstige verwondingen.

Page 21: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Symbolen, airbags 01

21

Waarschuwingslampje opinstrumentenpaneel

Het waarschuwingslampje op het instrumen-tenpaneel gaat branden, wanneer u de trans-pondersleutel naar sleutelstand I, II of III draait.Het lampje dooft na ca. 6 seconden, wanneerde regelmodule heeft vastgesteld dat het air-bagsysteem geen storingen vertoont.

Behalve het brandende waarschu-wingslampje verschijnt er, in diegevallen waarin dat nodig is, eenmelding op het display. Als hetwaarschuwingslampje niet werkt,gaat het waarschuwingsdrie-hoekje branden en verschijnt erSRS-AIRBAG SERVICE ofSPOED op het informatiedisplay.

Volvo adviseert u daarvoor zo spoedig mogelijkcontact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje voor het air-bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-den korte tijd oplicht, betekent dit dat hetairbagsysteem niet naar behoren werkt. Hetlampje kan ook duiden op een storing in degordelspanners, het SIPS-, het SRS- of hetIC-systeem. Neem zo spoedig mogelijkcontact op met een erkende Volvo-werk-plaats.

Page 22: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Airbags 01

22

Airbagsysteem

G020111

SRS-systeem, auto met het stuur links.

Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-soren. Bij een voldoende krachtige aanrijdingreageren de sensoren, waarna één of meer air-bags worden opgeblazen. Daarbij worden deairbags warm. Om de klap op te vangen looptde airbag leeg wanneer de inzittende de airbagraakt. Daarbij treedt er rookvorming in de autoop. Dit is volkomen normaal. Het totale ver-loop, van het opblazen tot het leeglopen van deairbag, neemt enkele tienden van een secondein beslag.

G020110

SRS-systeem, auto met het stuur rechts

WAARSCHUWING

Volvo adviseert u voor reparatie contact opte nemen met een erkende Volvo-werk-plaats. Verkeerde ingrepen in het airbag-systeem kunnen aanleiding geven tot sto-ringen in de werking met mogelijk ernstiglichamelijk letsel tot gevolg.

N.B.

De reactie van de sensoren hangt af van deernst van de aanrijding en van het feit of deveiligheidsgordel aan de bestuurderszijdeof de passagierszijde vooraan wordt gedra-gen of niet.

Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-ken slechts één (of geen enkele) van de air-bags wordt opgeblazen. Het SRS-systeemregistreert de botskracht waaraan de autoblootstaat en stemt de activering van een ofmeerdere airbags daarop af.

De airbags werken dusdanig dat de capa-citeit ervan wordt afgestemd op de bots-kracht waaraan de auto blootstaat.

Page 23: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Airbags 01

23

G020113

Positie van de airbag aan de passagierszijde in eenauto met het stuur links of rechts.

WAARSCHUWING

Plaats geen voorwerpen voor of boven ophet dashboard in het gebied waar de pas-sagiersairbag is aangebracht.

Airbag aan de bestuurderszijde

Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aande bestuurderszijde ook een airbag in hetstuurwiel. Deze zit opgevouwen in het middenvan het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien vanhet opschrift SRS AIRBAG.

WAARSCHUWING

De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

Airbag aan de passagierszijde

Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aande passagierszijde ook een airbag aandezelfde zijde. Deze zit opgevouwen in eenruimte boven het dashboardkastje. Het paneelis voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.

WAARSCHUWING

Om de kans op letsel bij het opblazen vande airbags te beperken, moeten de passa-giers zo rechtop mogelijk zitten met hunvoeten op de vloer en hun rug tegen de rug-leuning. De veiligheidsgordel moet goedvastzitten.

WAARSCHUWING

Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen voorin, wanneer deairbag aan die kant geactiveerd is.1

Laat niemand nooit voor de passagierstoelzitten of staan. Personen kleiner dan 1,40 mmogen nooit op de passagiersstoel voorinplaatsnemen, als de airbag geactiveerd is.

Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

1 Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.

Page 24: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Airbag activeren/deactiveren* 01

24 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

PACOS deactiveren met sleutel*

Algemene informatie

De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac-tiveerd worden met een schakelaar als de autois uitgerust met PACOS (Passenger Airbag CutOff Switch). Zie de tekst onder het kopje Acti-veren/deactiveren voor informatie over active-ring/deactivering.

Schakelaar voor deactivering met sleutel

De schakelaar voor activering/deactivering vande passagiersairbag (PACOS) zit aan de pas-sagierszijde, aan de zijkant van het dashboarden u kunt erbij door het portier aan die kant teopenen (zie onder het kopje Activeren/deacti-veren verderop).

Controleer of de schakelaar in de gewenstestand staat. Volvo adviseert u het sleutelbladte gebruiken om de stand te wijzigen.

Voor informatie over het sleutelblad, ziepagina 124.

WAARSCHUWING

Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbeveling kan levensgevaarlijke situatiesopleveren.

WAARSCHUWING

Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel als de passagiersairbag geactiveerdis. Het niet opvolgen van deze aanbevelingkan levensgevaarlijke situaties opleverenvoor het kind.

WAARSCHUWING

Als de auto is uitgerust met een airbag aande passagierszijde maar geen PACOSheeft, is de airbag altijd geactiveerd.

WAARSCHUWING

Laat geen passagier op de passagiersstoelplaatsnemen, als het waarschuwingslampjevoor het airbagsysteem op het instrumen-tenpaneel oplicht terwijl de melding op deachteruitkijkspiegel aangeeft dat de airbagaan die kant gedeactiveerd is. Dit duidt opeen ernstige storing. Bezoek zo spoedigmogelijk een werkplaats. Volvo adviseert udaarvoor contact op te nemen met eenerkende Volvo-werkplaats

Activeren/deactiveren

Locatie van de schakelaar voor activering/deacti-vering van de passagiersairbag

De airbag is geactiveerd. Met de schake-laar in deze stand kunnen passagiers gro-ter dan 1,40 m aan de passagierszijde opde voorstoel zitten, maar kinderen in eenkinderzitje of op een comfortkussen beslistniet.

De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-kelaar in deze stand kunnen kinderen ineen kinderzitje of op een comfortkussenaan de passagierszijde op de voorstoel zit-ten, maar passagiers groter dan 1,40 mbeslist niet.

Page 25: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Airbag activeren/deactiveren* 01

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 25

WAARSCHUWING

Geactiveerde airbag (passagiersstoel):

Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel, wanneer de airbag aan die kant geac-tiveerd is. Laat evenmin personen die klei-ner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-men.

Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):

Personen groter dan 1,40 m mogen nooit opde passagiersstoel plaatsnemen, als de air-bag gedeactiveerd is.

Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

Melding

G027050

Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan depassagierszijde gedeactiveerd is.

Een melding op de achteruitkijkspiegel geeftaan dat de airbag aan de passagierszijdevoorin gedeactiveerd is (zie voorgaandeafbeelding).

Page 26: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

SIPS-airbags (zij-airbags) 01

26

SIPS-airbag

G020118

Positie van de SIPS-airbags.

Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deelvan de botskracht door het SIPS-systeem(Side Impact Protection System) over balken,stijlen, vloer, dak en andere delen van de car-rosserie verdeeld. De SIPS-airbags aan debestuurders- en de passagierszijde bescher-men de borstkas en de heupen en vormen eenbelangrijk onderdeel van het systeem. DeSIPS-airbags zijn aangebracht in de rugleu-ningframes van de voorstoelen.

WAARSCHUWING

• Volvo adviseert u reparaties over telaten aan een erkende Volvo-werk-plaats. Verkeerde ingrepen in het SIPS-airbagsysteem kunnen aanleidinggeven tot storingen in de werking metmogelijk ernstig lichamelijk letsel totgevolg.

• Plaats geen voorwerpen tussen destoelen en de portierpanelen, omdat ditgebied binnen de actieradius van deSIPS-airbag ligt.

• Volvo adviseert u alleen stoelhoezen tegebruiken die door Volvo zijn goedge-keurd. Andere stoelhoezen kunnen deSIPS-airbags in hun werking hinderen.

• De SIPS-airbag vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel. Draag altijd de vei-ligheidsgordel.

Kinderzitjes en SIPS-airbags

De SIPS-airbags beïnvloeden de bescher-mende werking van kinderzitje en/of comfort-kussen niet negatief.

Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussenop de voorstoel te plaatsen, als de auto aan depassagierszijde niet is uitgerust met een geac-tiveerde1 airbag.

Positie

G025315

Bestuurdersplaats, auto met stuur links

Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags ensensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-ding reageren de sensoren, die op hun beurtde gasgeneratoren activeren.

1 Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS), zie pagina 24.

Page 27: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

SIPS-airbags (zij-airbags) 01

27

G025316

Passagiersplaats, auto met het stuur links

De SIPS-airbags worden vervolgens opgebla-zen tussen de inzittende en het portierpaneel.Daarmee vangen de SIPS-airbags de klap vande aanrijding op voor de inzittende, waarna deairbags weer leeglopen. De SIPS-airbag wordtnormaal gesproken alleen opgeblazen aan dekant van de aanrijding.

Page 28: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Opblaasgordijn (IC-systeem) 01

28

Eigenschappen

G027047

De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Infla-table Curtain) maken deel uit van het SIPS-systeem en de airbags. Ze zitten verborgenachter de plafondbekleding langs beide zijdenvan de auto en beschermen inzittenden op debuitenste zitplaatsen van de auto. Bij een vol-doende krachtige aanrijding reageren de sen-soren, die op hun beurt de opblaasgordijnenactiveren. Het systeem helpt voorkomen datde bestuurder en eventuele passagiers bij eenbotsing met hun hoofd tegen de binnenkantvan de auto slaan.

WAARSCHUWING

Hang of bevestig nooit zware voorwerpenaan de plafondhandgrepen. De haak isalleen bedoeld voor niet al te zware kleding-stukken (en niet voor harde voorwerpenzoals paraplu’s).

Schroef of bevestig geen onderdelen op deplafondbekleding, portierstijlen of de zijpa-nelen van de auto. Ze kunnen daarbij hunbeschermende werking verliezen. Volvoadviseert u uitsluitend originele Volvo-onderdelen, bestemd voor montage opdeze plaatsen, te gebruiken.

WAARSCHUWING

Zorg dat de lading in de auto niet uitsteektboven de denkbeeldige, horizontale lijn op50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.Anders is het mogelijk dat het opblaasgor-dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-ding geen bescherming meer biedt.

WAARSCHUWING

Het opblaasgordijn vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel.

Draag altijd de veiligheidsgordel.

Page 29: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

WHIPS-systeem 01

��

29

Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS

G020347

Het WHIPS-systeem (Whiplash ProtectionSystem) bestaat uit energieabsorberende rug-leuningen en speciaal voor het systeem ont-wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij eenaanrijding van achteren, afhankelijk van dehoek waaronder en de snelheid waarmee hetachteropkomende voertuig de auto raakt en demateriaaleigenschappen van dat voertuig.

WAARSCHUWING

Het WHIPS-systeem vormt een aanvullingop de veiligheidsgordels. Draag altijd de vei-ligheidsgordel.

Eigenschappen van de stoel

Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,klappen de rugleuningen van de voorstoelennaar achteren zodat de zithouding van debestuurder en de passagier op de voorstoelenverandert. Zo wordt de kans op zogeheten whi-plash-letsel beperkt.

WAARSCHUWING

Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of hetWHIPS-systeem aan en probeer ze nooitzelf te repareren. Volvo adviseert u daarvoorcontact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats.

WHIPS-systeem en kinderzitjes/

comfortkussens

Het WHIPS-systeem beïnvloedt de bescher-mende werking van kinderzitje en/of comfort-kussen niet negatief.

Juiste zithouding

Voor optimale bescherming moeten debestuurder en de voorpassagier zo veel moge-lijk in het midden van de stoel plaatsnemen ende afstand tussen het hoofd en de hoofdsteunzo klein mogelijk houden.

Page 30: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

WHIPS-systeem 01

30

Zorg dat u de werking van het WHIPS-

systeem niet nadelig beïnvloedt

G020125

Plaats geen voorwerpen op de vloer achter debestuurders- of passagiersstoel die het WHIPS-systeem kunnen hinderen.

WAARSCHUWING

Plaats geen koffer of iets dergelijks tussenhet zitgedeelte van de achterbank en derugleuning van de voorstoelen. Let erop datu de werking van het WHIPS-systeem nietbeïnvloedt.

G020126

Plaats geen voorwerpen op de achterbank die hetWHIPS-systeem kunnen hinderen.

WAARSCHUWING

Als u een van de ruggedeelten van de ach-terbank hebt neergeklapt, moet u de voor-stoel aan dezelfde kant naar voren schuivenzodat de rugleuning van de stoel niet tegenhet neergeklapte ruggedeelte van de ach-terbank aankomt.

WAARSCHUWING

Als de stoel heeft blootgestaan aan grotekrachten zoals bij een aanrijding van ach-teren, moet u het WHIPS-systeem latencontroleren. Volvo adviseert u daarvoorcontact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats.

Het WHIPS-systeem kan een deel van zijnbeschermende eigenschappen hebben ver-loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intactis.

Volvo adviseert u contact op te nemen meteen erkende Volvo-werkplaats voor eencontrole van het systeem, ook na een lichteaanrijding van achteren.

Page 31: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Rolbeugels (ROPS) 01

31

Functie

Het Roll-Over Protection System (ROPS) vanVolvo is ontwikkeld om het gevaar te beperkendat de auto over de kop slaat en maximalebescherming te bieden als een ongeluk onver-mijdelijk blijkt.

Het systeem bestaat uit:

• een stabilisatiesysteem, het RSC (Roll Sta-bility Control) dat het gevaar beperkt dat deauto kantelt en over de kop slaat wanneeru bijvoorbeeld krachtig afremt of in de slipraakt.

• een aanvulling op de inzittendenbeveiligingdoor het gebruik van carrosserieverstevi-gingen, opblaasgordijnen en gordelspan-ners op alle zitplaatsen. Zie ook pagina19 en 28.

Het RSC-systeem maakt gebruik van een gyro-sensor die wijzigingen in de helling overdwarsregistreert. Aan de hand van deze informatiewordt vervolgens berekend hoe groot de kansis dat de auto over de kop slaat. Als het gevaarreëel is, treedt het DSTC-systeem in werking.Het motortoerental wordt daarbij verlaagd enéén of meer van de wielen worden afgeremd,totdat de auto zijn stabiliteit hervonden heeft.

Zie pagina 153 voor meer informatie over hetDSTC-systeem.

WAARSCHUWING

Onder normale omstandigheden zorgt hetRSC-systeem voor een betere wegligging.Dit mag echter voor u geen reden zijn omsneller te gaan rijden. Neem altijd de gebrui-kelijke voorzorgsmaatregelen bij het rijden.

Page 32: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Activering van de veiligheidssystemen 01

32

Systeem Activering

Gordelspanners Bij een frontale botsing en/of kantelen.

Airbags (SRS) Bij een frontale botsingA

SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zijA

Opblaasgordijn (IC-systeem) Bij een aanrijding in de zij en/of kantelenA.

WHIPS-systeem Bij aanrijdingen van achteren.

RSC-systeem Wanneer de auto bijvoorbeeld krachtig afremt of in de slip raakt.

A Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het gewicht van het lichaam waarmee deauto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.

Wanneer de airbags werden opgeblazen, advi-seert Volvo u het volgende:

• Laat de auto wegslepen. Volvo adviseert uhem te laten wegslepen naar een erkendeVolvo-werkplaats. Rijd niet met opgebla-zen airbags.

• Volvo adviseert u het vervangen van deonderdelen van de veiligheidssystemen inde auto over te laten aan een erkendeVolvo-werkplaats.

• Neem altijd contact op met een arts.

N.B.

De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gordel-spanners worden bij een botsing slechtseenmaal geactiveerd.

WAARSCHUWING

De regelmodule van het airbagsysteem zitin de middenconsole. Als de middencon-sole doorweekt geraakt is, moet u de accu-kabels loskoppelen. Probeer de auto niet testarten, omdat de airbags daarbij geacti-veerd kunnen worden. Laat de auto weg-slepen. Volvo adviseert u hem te laten weg-slepen naar een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWING

Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-nen u bij het sturen danig in de weg zitten.Ook de andere veiligheidssystemen kunnenbeschadigd zijn. Langdurige blootstellingaan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomenbij het opblazen van de airbags kan oog- enhuidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatiemet koud water. De snelheid waarmee deairbags/gordijnen worden opgeblazen kanin combinatie met de toegepaste materialenresulteren in schaaf- en brandwonden aande huid.

Page 33: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

��

33

Kinderen moeten comfortabel en veiligkunnen zitten

Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk tevervoeren in een achterstevoren gemonteerdkinderzitje (in ieder geval tot een leeftijd van 3–4 jaar) en daarna tot een leeftijd van 10 jaar op/in een comfortkussen of een kinderzitje dat inde rijrichting geplaatst is.

De plaats van het kind in de auto en de vereisteuitrusting zijn afhankelijk van het gewicht en delengte van het kind (voor meer informatie, ziepagina 35).

N.B.

De wettelijke bepalingen voor het vervoervan kinderen in de auto verschillen van landtot land. Ga na welke regels er in uw landvan kracht zijn.

Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderenaltijd met de gordel goed om in de auto zitten.Laat kinderen nooit bij passagiers op schootzitten.

De veiligheidsuitrusting voor kinderen dieVolvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uwauto. Volvo adviseert u originele Volvo-onder-delen te gebruiken om er zeker van te zijn datde bevestigingspunten en bevestigingsonder-

delen op de juiste wijze zijn aangebracht ensterk genoeg zijn.

N.B.

Neem voor duidelijker instructies voor debevestiging van kinderveiligheidsproductencontact op met de producent.

Kinderzitjes

G020128

Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.

N.B.

Bij gebruik van andere op de markt verkrijg-bare kinderveiligheidsproducten is het vanbelang dat u de bijgeleverde montage-instructies zorgvuldig doorleest en nauw-keurig opvolgt.

Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitjenooit vast aan de hendel waarmee u de voor-stoel in de lengterichting verstelt of aan veren,rails of balken onder de stoel. Door scherperanden kunnen de bevestigingsbandenbeschadigd raken.

Raadpleeg voor de juiste montage de mon-tage-instructies bij het kinderzitje.

Positie van kinderzitjes

Het volgende kan worden gebruikt:

• een kinderzitje/comfortkussen op de pas-sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-sagierszijde gedeactiveerd1 is.

• en of meer kinderzitjes/comfortkussen opde achterbank.

Plaats kinderzitjes/comfortkussens altijd op deachterbank als de airbag aan de passagiers-zijde geactiveerd is. Als de airbag wordt geac-tiveerd, kan een kind aan de passagierszijdeernstig letsel oplopen.

1 Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag (SRS), zie pagina 24.

Page 34: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

34

WAARSCHUWING

Zet nooit een kind in een kinderzitje op depassagiersstoel als de airbag (SRS) is geac-tiveerd.2

Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel voorin plaatsnemen,als de airbag (SRS) geactiveerd is.

Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

WAARSCHUWING

Gebruik geen comfortkussens/kinderzitjesmet stalen beugels of andere constructiesdie tegen de ontgrendelingsknop van degordelsluiting kunnen aankomen. Dit om tevoorkomen dat de veiligheidsgordels plot-seling losschieten.

Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-kant tegen de voorruit aankomt.

Sticker airbag

Sticker aan passagierszijde, op de korte kant vanhet dashboard, zie afbeelding op pagina 24.

2 Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS), zie pagina 24.

Page 35: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

��

35

Aanbevolen kinderzitjes3

Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag)

Groep 0

<10 kg

Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem.

Typegoedkeuring: E1 04301146

Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel

Typegoedkeuring: E1 04301146

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje (Child Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel enbevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03135

Kinderzitjes met universele goedkeuring.

Groep 1

9–18 kg

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible Child Seat) – achterstevoren gemonteerd kinder-zitje bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 04192

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje (Child Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel enbevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03135

Britax Fixway – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03171

Kinderzitjes met universele goedkeuring.

3 Om andere zitjes te kunnen gebruiken dient uw auto op de lijst van de producent te staan of een universele goedkeuring te hebben conform ECE R44.

Page 36: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

36

Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag)

Groep 2

15–25 kg

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible Child Seat) – achterstevoren gemonteerd kinder-zitje bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband

Typegoedkeuring: E5 04192

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible Child Seat) – in rijrichting gemonteerd kinderzitjebevestigd met veiligheidsgordel.

Typegoedkeuring: E5 04191

Groep 2/3

15–36 kg

Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with backrest).

Typegoedkeuring: E1 04301169

Kinderzitje met of zonder rugleuning (Booster Cushion with and without backrest).

Typegoedkeuring: E5 03139

Page 37: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

��

37

Gewicht Tweede zitrij, buitenste zitplaat-

senATweede zitrij, middelste zitplaatsA Derde zitrij bij zevenzitter

Groep 0

<10 kg

Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-terstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met ISOFIX-systeem.

Typegoedkeuring: E1 04301146

Ongeschikte plaats voor deze leeftijds-categorie.

Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-terstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met veiligheidsgordel.

Typegoedkeuring: E1 04301146

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje(Child Seat) – achterstevoren gemon-teerd kinderzitje bevestigd met veilig-heidsgordel, bevestigingsband en steun.

Typegoedkeuring: E5 03135

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje(Child Seat) – achterstevoren gemon-teerd kinderzitje bevestigd met veilig-heidsgordel, bevestigingsband en steun.

Typegoedkeuring: E5 03135

Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring.

Page 38: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

38

Gewicht Tweede zitrij, buitenste zitplaat-

senATweede zitrij, middelste zitplaatsA Derde zitrij bij zevenzitter

Groep 1

9–18 kg

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaarVolvo-kinderzitje (Volvo ConvertibleChild Seat) – achterstevoren gemonteerdkinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-del en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 04192

Ongeschikte plaats voor deze leeftijds-categorie.

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje(Child Seat) – achterstevoren gemon-teerd kinderzitje bevestigd met veilig-heidsgordel en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03135

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje(Child Seat) – achterstevoren gemon-teerd kinderzitje bevestigd met veilig-heidsgordel, bevestigingsband en steun.

Typegoedkeuring: E5 03135

Britax Fixway – achterstevoren gemon-teerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03171

Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring.

Page 39: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

��

39

Gewicht Tweede zitrij, buitenste zitplaat-

senATweede zitrij, middelste zitplaatsA Derde zitrij bij zevenzitter

Groep 2

15–25 kg

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaarVolvo-kinderzitje (Volvo ConvertibleChild Seat) – achterstevoren gemonteerdkinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-del en bevestigingsband

Typegoedkeuring: E5 04192

Ongeschikte plaats voor deze leeftijds-categorie.

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaarVolvo-kinderzitje (Volvo ConvertibleChild Seat) – in rijrichting gemonteerdkinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-del.

Typegoedkeuring: E5 04191

Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaarVolvo-kinderzitje (Volvo ConvertibleChild Seat) – in rijrichting gemonteerdkinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-del.

Typegoedkeuring: E5 04191

Page 40: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

40

Gewicht Tweede zitrij, buitenste zitplaat-

senATweede zitrij, middelste zitplaatsA Derde zitrij bij zevenzitter

Groep 2/3

15–36 kg

Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

Typegoedkeuring: E1 04301169

Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

Typegoedkeuring: E1 04301169

Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

Typegoedkeuring: E1 04301169

Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

Typegoedkeuring: E5 03139

Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

Typegoedkeuring: E5 03139

Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

Typegoedkeuring: E5 03139

Geïntegreerd kinderzitje (IntegratedBooster Cushion) – verkrijgbaar alsfabrieksoptie.

Typegoedkeuring: E5 03167

A Bij zevenzitters moet de zitrij in de achterste stand staan bij gebruik van een kinderzitje.

Page 41: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 41

Geïntegreerd kinderzitje*

G031071

Het geïntegreerde kinderzitje van Volvo op demiddelste zitplaats achterin is speciaal ontwor-pen om kinderen maximale bescherming tebieden. In combinatie met de aanwezige vei-ligheidsgordels is het geïntegreerde kinderzitjegoedgekeurd voor kinderen met een gewichtvan 15 tot 36 kg.

WAARSCHUWING

Zet nooit een kind in een kinderzitje op depassagiersstoel als de airbag (SRS) is geac-tiveerd.

Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel voorin plaatsnemen,als de airbag (SRS) geactiveerd is.4

Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

Geïntegreerd kinderzitje opklappen

G020808

Trek aan de handgreep zodat het kinder-zitje omhoogkomt.

Pak het zitje met beide handen vast en duwhet naar achteren.

Druk het zitje zo ver achteruit dat het ver-grendelt.

WAARSCHUWING

Het kinderzitje moet in de vergrendeldestand staan voordat u het kind in het zitjeaanbrengt.

Zorg dat:

• het kinderzitje in de vergrendelde standstaat.

• de veiligheidsgordel goed strak langs hetlichaam van het kind loopt, nergens slaphangt of verdraaid is en dat de veiligheids-gordel goed over de schouder ligt.

• de heupgordel laag over het bekken looptom maximale bescherming te bieden.

• de veiligheidsgordel niet tegen de nek vanhet kind aankomt of onder de schouderlangs loopt.

• Stel de stand van de hoofdsteun zorgvul-dig af op de lengte van het kind.

4 Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS), zie pagina 24.

Page 42: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

42 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

WAARSCHUWING

Volvo adviseert u reparatie- en vervangings-werk over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats. Verricht geen wijzigingen in ofaanpassingen aan het geïntegreerde kin-derzitje.

Als een geïntegreerd kinderzitje aan grotekrachten heeft blootgestaan zoals tijdenseen aanrijding, moet u het geïntegreerdekinderzitje in zijn geheel vervangen. Ook alshet geïntegreerde kinderzitje er intact uit-ziet, kunnen er toch beschermende eigen-schappen verloren zijn gegaan. Het geïnte-greerde kinderzitje moet ook worden ver-vangen als het erg versleten is.

Kinderzitje inklappen

G014507

Trek aan de handgreep.

Duw het zitje zo ver omlaag dat het vast-klikt.

N.B.

Let erop dat u het geïntegreerde kinderzitjeeerst moet inklappen voordat u de rugge-deelten van de achterbank voorover kuntklappen.

Kinderslot achterportieren

De bedieningsknoppen voor de ruiten in deachterportieren en de openingshandgrepen opde achterportieren zijn te blokkeren, zodat deachterportieren en de zijruiten niet meer van debinnenzijde kunnen worden geopend. Voormeer informatie, zie pagina 130.

ISOFIX-bevestigingssysteem voorkinderzitjes*

G015268

Achter de onderkant van de ruggedeelten opde beide buitenste zitplaatsen van de achter-bank gaan de bevestigingspunten voor hetISOFIX-systeem schuil.

Symbolen op de bekleding van de ruggedeel-ten (zie bovenstaande afbeelding) geven depositie van deze bevestigingspunten aan.

Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaagom bij de bevestigingspunten te komen.

Page 43: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

01 Veiligheid

Kinderen en veiligheid 01

43

N.B.

Het ISOFIX-bevestigingssysteem is alsaccessoire verkrijgbaar voor de passagiers-stoel.

Houd u altijd aan de montage-instructies vande fabrikant, wanneer u een kinderzitje/baby-zitje aan de ISOFIX-bevestigingspunten vast-zet.

Bevestigingspunten voor kinderzitjesG027032

De auto is uitgerust met bovenste bevesti-gingspunten voor kinderzitjes. Deze bevesti-

gingspunten zitten achter op de zitgedeeltenvan de achterbank.

De bovenste bevestigingspunten zijn voorna-melijk bestemd om een in de rijrichting gemon-teerd kinderzitje aan te bevestigen. Volvo advi-seert u kleine kinderen zo lang mogelijk in eenachterstevoren gemonteerd kinderzitje te blij-ven vervoeren.

N.B.

Bij een zevenzitter zitten deze bevestigings-punten alleen op de tweede zitrij.

Klap het ruggedeelte naar voren om bij debevestigingspunten te komen. Zie de aanwij-zingen van de fabrikant van het kinderzitje voorgedetailleerde informatie over de manierwaarop u het zitje aan de bovenste bevesti-gingspunten vastzet.

Veiligheidsgordel met speciale

blokkeerfunctie (ALR/ELR)5

De veiligheidsgordel op de middelste zitplaatsvan de tweede zitrij is voorzien van een speci-ale blokkeerfunctie (ALR/ELR). De blokkeer-functie helpt de gordel aangespannen te hou-den, waardoor het gemakkelijker wordt eenkinderzitje aan te brengen.

Doe het volgende om een kinderzitje met deveiligheidsgordel vast te zetten:

1. Bevestig de veiligheidsgordel aan het kin-derzitje volgens de aanwijzingen die defabrikant van het zitje heeft verstrekt.

2. Trek de veiligheidsgordel volledig uit.

3. Zet de veiligheidsgordel vast door de bor-glip in de sluiting te steken. Een duidelijke“klik” geeft aan dat de veiligheidsgordelvastzit.

4. Laat het oprolmechanisme de veiligheids-gordel naar binnen trekken en span de gor-del rond het kinderzitje. De veiligheidsgor-del maakt dan een mechanisch geluid, watvolkomen normaal is.

De functie wordt automatisch opgeheven,wanneer u de veiligheidsgordel uit de gordel-sluiting haalt en loslaat.

Bij problemen tijdens de montage van kinder-veiligheidsproducten moet u contact opnemenmet de fabrikant voor nadere inlichtingen overde montage.

5 Automatic Locking Retractor/Emergency Locking Retractor.

Page 44: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

44 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Overzicht auto’s met het stuur links....................................................... 46Overzicht auto’s met het stuur rechts..................................................... 48Bedieningspaneel op bestuurdersportier................................................ 50Instrumentenpaneel................................................................................ 51Controle- en waarschuwingslampjes...................................................... 53Informatiedisplay..................................................................................... 57Schakelaars op middenconsole.............................................................. 59Verlichtingspaneel................................................................................... 62Linker stuurhendel.................................................................................. 64Boordcomputer*...................................................................................... 65Rechter stuurhendel................................................................................ 67Cruisecontrol*......................................................................................... 69Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d................................................. 71Elektrisch bedienbare ruiten................................................................... 73Ruiten en spiegels................................................................................... 76Elektrisch bedienbaar schuifdak*............................................................ 81

HomeLink *............................................................................................ 83

Page 45: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING

Page 46: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur links

02

46

G00

0000

Page 47: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur links

02

47

Verlichtingspaneel

Blaasmond

Display

Temperatuurmeter

Kilometerteller, dagteller, cruisecontrol

Snelheidsmeter

Richtingaanwijzers

Toerenteller

Buitentemperatuurmeter, klok, schakel-standindicatie

Brandstofmeter

Controle- en waarschuwingslampjes

Blaasmonden

Dashboardkastje

Alarmlichten

Audiosysteem

Klimaatregeling

Ruitenwissers

Toetsenset voor telefoon/audiosysteem

Instrumentenpaneel

Claxon

Cruisecontrol

Richtingaanwijzers, wisselen groot licht-dimlicht, knop READ

Parkeerrem

Handgreep voor lossen parkeerrem

Schakelaars leeslampjes

Interieurverlichting

Knop, elektrisch bedienbaar schuifdak

Gordelwaarschuwing

Achteruitkijkspiegel

Page 48: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur rechts

02

48

G02

7038

Page 49: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur rechts

02

49

Verlichtingspaneel

Blaasmond

Controle- en waarschuwingslampjes

Brandstofmeter

Buitentemperatuurmeter, klok, schakel-standindicatie

Toerenteller

Richtingaanwijzers

Snelheidsmeter

Kilometerteller, dagteller, cruisecontrol

Temperatuurmeter

Display

Blaasmonden

Dashboardkastje

Alarmlichten

Audiosysteem

Klimaatregeling

Richtingaanwijzers, wisselen groot licht-dimlicht, knop READ

Parkeerrem

Cruisecontrol

Claxon

Instrumentenpaneel

Toetsenset telefoon-/audiosysteem

Ruitenwissers

Handgreep voor lossen parkeerrem

Schakelaars leeslampjes

Interieurverlichting

Knop, elektrisch bedienbaar schuifdak

Gordelwaarschuwing

Achteruitkijkspiegel

Page 50: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Bedieningspaneel op bestuurdersportier

02

50

Bedieningspaneel

G029570

Vergrendelingsknop, simultaanvergrende-ling alle portieren

Blokkeerknop ruitbediening achterportie-ren

Knop, elektrisch bedienbare ruiten

Knop, buitenspiegels

Page 51: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Instrumentenpaneel

02

��

51

G026973

Temperatuurmeter – Geeft de temperatuurin het koelsysteem van de motor aan. Ophet display verschijnt een melding, als detemperatuur abnormaal hoog is en denaald tot in het rode gebied uitslaat. Leterop dat verstralers voor de luchtinlaat hetkoelvermogen verminderen.

Display – Op het display worden informa-tieve meldingen en waarschuwingsmeldin-gen weergegeven.

Snelheidsmeter – Geeft de snelheid van deauto aan.

Dagtellers, T1 en T2 – Dienen om kortereafstanden op te meten. Het rechter cijfergeeft de afstand in honderden meters aan.U kunt de dagtellers op nul zetten door de

knop langer dan 2 seconden in te drukken.Wissel van dagteller door de knop korte tijdin te drukken.

Aanduiding voor cruisecontrol.

Kilometerteller – Geeft het totale aantalkilometers aan dat er met de auto is gere-den.

Grootlichtindicatie

Waarschuwingslampje – Als er een storingoptreedt, licht het waarschuwingslampjeop en verschijnt er een melding op het dis-play.

Toerenteller – Geeft het motortoerental aanin duizenden toeren per minuut. Laat de

naald van de toerenteller niet tot in het rodegebied uitslaan.

Aanduiding voor automatische versnel-lingsbak – Hier ziet u welke schakelstander actief is.

Buitentemperatuurmeter – Geeft de bui-tentemperatuur aan. Wanneer de tempe-ratuur in het interval van 5°C tot +2°C ligt,verschijnt er een sneeuwvlokje op het dis-play. Het symbool wijst op het gevaar voorgladheid. Wanneer de auto stilstaat ofgeparkeerd gestaan heeft, is het mogelijkdat de buitentemperatuurmeter een tehoge waarde aangeeft.

Knop voor de klok – Draai aan de knop omde tijd in te stellen.

Page 52: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Instrumentenpaneel

02

52

Wanneer het lampje op het hoofdinstru-ment gaat branden is het brandstofpeil telaag. Tank dan zo spoedig mogelijk. Zieook de boordcomputer, pagina 65.

Controle- en waarschuwingslampjes

Indicatorlampjes richtingaanwijzers, links/rechts

Page 53: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjes

02

��

53

Functietest, lampjes

Alle controle- en waarschuwingslampjes1 gaanbranden, wanneer u de transpondersleutelvoor het starten naar stand II draait. De werkingvan de lampjes wordt dan gecontroleerd. Allelampjes moeten weer uitgaan als de motor isaangeslagen, behalve het lampje voor dehandrem. Dit gaat pas uit, als de auto van dehandrem wordt gehaald.

Als de motor niet binnen 5 secon-den aanslaat, gaan alle lampjes uitbehalve de lampjes voor storingenin het uitlaatgasreinigingssysteemvan de auto en een te lage oliedruk.

Afhankelijk van de uitrusting vande auto is het mogelijk datbepaalde lampjes geen functiehebben.

Lampjes in het midden van hetinstrumentenpaneel

Het waarschuwingslampje lichtrood of oranje op afhankelijk vande ernst van de geregistreerde sto-ring.

Rood lampje

1. Stop de auto zo spoedig mogelijk. Rijd nietverder met de auto.

2. Lees de informatie op het display.

3. Verhelp het probleem aan de hand van deaanwijzingen of neem contact op met eenwerkplaats. Volvo adviseert dat u daarvooreen erkende Volvo-werkplaats bezoekt.

Het lampje blijft branden en de displaytekststaan totdat de storing is verholpen.

Oranje lampje

� Lees de melding op het display. Verhelp destoring!

U kunt de displaytekst verwijderen met eendruk op de knop READ, zie pagina 57. Wan-neer u 2 minuten niets doet, verdwijnt de dis-playtekst automatisch.

1 Bij bepaalde motortypes is het lampje voor een lage oliedruk niet in gebruik. Er verschijnt in plaats daarvan een displaymelding, zie pagina 209.

Page 54: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjes

02

54

N.B.

Wanneer de melding TIJD VOOR REG.SERVICE verschijnt, kunt u het waarschu-wingslampje laten doven en de melding ver-wijderen met de knop READ. De meldingverdwijnt automatisch als u 2 minuten nietsdoet.

Controlelampjes

Storing in ABS

Als het lampje brandt, is het sys-teem defect. Het normale remsys-teem van de auto werkt dan nogwel, zij het zonder ABS-regeling.

1. Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af.

2. Start de motor opnieuw.

3. Volvo adviseert u naar een erkende Volvo-werkplaats te rijden voor een controle vanhet ABS-systeem, als het lampje blijftbranden.

Storing in remsysteem

Als het lampje oplicht, is het rem-vloeistofpeil mogelijk te laag.

1. Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en controleer het peil in het rem-vloeistofreservoir, zie pagina 212.

2. Als de vloeistof onder het MIN-merkje vanhet reservoir staat, kunt u beter niet verderrijden met de auto. Laat de auto wegsle-pen. Volvo adviseert u de auto naar eenerkende Volvo-werkplaats te laten slepenvoor een controle van het remsysteem.

Als de waarschuwingslampjesvoor het remsysteem en ABS tege-lijkertijd branden, kan er een sto-ring in de remkrachtverdeling zijnopgetreden.

1. Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af.

2. Start de motor opnieuw.

• Rijd verder als beide lampjes uitgaan.

• Als de lampjes echter blijven branden,moet u het peil in het remvloeistofreservoircontroleren, zie pagina 212.

• Als de lampjes blijven branden ondanksdat het peil van de remvloeistof in orde is,moet u de auto uiterst voorzichtig naar eenerkende Volvo-werkplaats rijden om hetremsysteem te laten controleren.

• Als de vloeistof lager staat dan het MIN-streepje van het remvloeistofreservoirdient u niet verder te rijden met de auto.Laat de auto naar een erkende Volvo-werk-plaats slepen om het remsysteem te latencontroleren.

WAARSCHUWING

Als de waarschuwingslampjes voor hetremsysteem en ABS tegelijkertijd branden,bestaat het gevaar dat de achtertrein bijkrachtig remmen gaat slippen.

Gordelwaarschuwing

Het lampje brandt als de bestuur-der of de voorpassagier geen vei-ligheidsgordel draagt of alsiemand op de achterbank de gor-del heeft losgenomen.

Page 55: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjes

02

��

55

Te lage oliedruk2

Als het lampje tijdens het rijdenoplicht, is de druk van de motoroliete laag. Zet de motor onmiddellijkaf en controleer het motoroliepeil.Vul zo nodig olie bij. Als het sym-

bool oplicht terwijl het oliepeil in orde is, moetu contact opnemen met een erkende Volvo-werkplaats.

Uitlaatgasreinigingssysteem

Bij een storing in het uitlaatgasrei-nigingssysteem kan het lampjegaan branden. Volvo adviseert unaar een erkende Volvo-werk-plaats te rijden voor een controle.

Airbags (SRS)

Als het lampje tijdens het rijdenoplicht of blijft branden, is er eenstoring in de gordelsluiting of in hetSRS-, SIPS- of IC-systeem gere-gistreerd. Volvo adviseert u de

auto zo spoedig mogelijk naar een erkendeVolvo-werkplaats te rijden om het systeem telaten controleren.

Dynamo laadt niet bij

Als het lampje tijdens het rijdenoplicht, is er sprake van een sto-ring in het elektrische systeem.Volvo adviseert u een bezoek tebrengen aan een erkende Volvo-

werkplaats voor een controle.

Voorgloeifunctie motor (diesel)

Het lampje gaat branden wanneerde motor wordt voorverwarmd. Devoorverwarming start als de tem-peratuur lager wordt dan 2°C. Deauto kan worden gestart als het

lampje gedoofd is.

Parkeerrem aangezet

Het lampje brandt, wanneer deparkeerrem bediend wordt. Traphet parkeerrempedaal altijd hele-maal omlaag.

N.B.

Het lampje geeft alleen aan dát u de par-keerrem hebt bediend maar niet hoe hard!

Mistachterlicht

Dit lampje brandt wanneer u hetmistachterlicht hebt ingeschakeld.

Controlelampje voor aanhanger

Het lampje knippert wanneer u derichtingaanwijzers gebruikt meteen aanhanger achter de auto. Alshet lampje niet knippert, is een vande lampjes op de auto of op de

aanhanger defect.

Stabiliteitssysteem STC of DSTC

Voor informatie over de functies enlampjes van het systeem, ziepagina 154.

Waarschuwing, portieren niet gesloten

Als een van de portieren of de achterklep nietgoed afgesloten is, wordt u daarop attentgemaakt.

Lage snelheid

Als de auto met een snelheid van maximaal7 km/h rijdt, gaat het informatielampje brandenen verschijnt een van de volgende meldingenop het display: BESTUURDERS- PORTIER

2 Bij bepaalde motortypes is het lampje voor een lage oliedruk niet in gebruik. Er verschijnt in plaats daarvan een displaymelding, zie pagina 209.

Page 56: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjes

02

56

OPEN, PASSAGIERS- PORTIER OPEN,ACHTERPORTIER LINKS OPEN ofACHTERPORTIER RECHTS OPEN . Brengde auto zo spoedig mogelijk tot stilstand ensluit het portier dat of de motorkap die open-staat.

Hoge snelheid

Als de auto sneller rijdt dan7 km/h, gaat het lampje brandenen wordt tegelijkertijd een van demeldingen uit de vorige alinea ophet display weergegeven.

Waarschuwing achterklep

Als de achterklep open is, verschijntACHTERKLEP OPEN op het display.

Page 57: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Informatiedisplay

02

��

57

Berichten

G026979

Wanneer een waarschuwings- of controle-lampje oplicht, verschijnt er tevens een aan-vullende melding op het display.

� Druk op de knop READ (A).

Blader met de knop READ de meldingen door.Meldingen blijven in het geheugen vastgelegdtotdat u de onderliggende storing hebt latenverhelpen.

N.B.

Als er een waarschuwingsmelding ver-schijnt bij gebruik van de boordcomputer,moet u de melding lezen (druk op de knopREAD) voordat u de eerdere activiteit kunthervatten.

Melding Betekenis

STOP AUTO

Z.S.M.ABreng de auto zospoedig mogelijk totstilstand en zet demotor af. Grote kansop schade.

ZET DE MOTOR

AFABreng de auto zospoedig mogelijk totstilstand en zet demotor af. Grote kansop schade.

SERVICE SPOEDA Volvo adviseert u deauto onmiddellijk telaten controlerendoor een erkendeVolvo-werkplaats.

ZIE HANDLEI-

DINGALees het instructie-boekje.

Melding Betekenis

SERVICE VER-

EISTAVolvo adviseert u deauto zo spoedigmogelijk te latencontroleren dooreen erkende Volvo-werkplaats.

TIJD VOOR REG.

SERVICE

Tijd voor een servi-cebeurt. Volvo advi-seert u de service-beurt over te latenaan een erkendeVolvo-werkplaats.Het moment hangtaf van de afgelegdeafstand, het aantalmaanden dat sindsde laatste service-beurt is verstrekenen het aantal draai-uren van de motor.

Page 58: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Informatiedisplay

02

58

Melding Betekenis

ROETFILTER VOL

ZIE HANDLEIDING

Het roetfilter vandieselmodellen isaan regeneratie toe,zie pagina 142.

STC/DSTC SPIN

CONTROL UIT

Er gelden beperkin-gen voor het stabili-teits- en tractiere-gelsysteem, ziepagina 153 voormeer varianten.

A Deel van een melding, verschijnt samen met gegevens overde locatie van de storing.

Page 59: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsole

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 59

Knop

G026944

N.B.

De onderlinge positie van de knoppen kanvariëren.

Airconditioning achter in

passagiersruimte*

Druk op de knop om de aircon-ditioning achter in de passa-giersruimte in te schakelen. Deairconditioning achter in depassagiersruimte wordt uitge-schakeld, wanneer u het con-

tact uitschakelt.

Kinderslot op achterportieren*

Met deze knop kunt u het elek-trische kinderslot op de achter-portieren in- of uitschakelen.De transpondersleutel moetdaarbij in stand I of II staan.Wanneer het kinderslot geacti-

veerd is, brandt het lampje in de knop. Er ver-schijnt een melding op het display, wanneer uhet kinderslot in- of uitschakelt, ziepagina 130.

Inklapbare buitenspiegels*

Met deze knop kunt u de elek-trisch bedienbare buitenspie-gels in- en uitklappen.

Ga als volgt te werk, als een van de buiten-spiegels per ongeluk in- of uitgeklapt is:

1. Klap de buitenspiegel die verzet is terug inde normale stand.

2. Draai de transpondersleutel naar stand II.

Page 60: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsole

02

60 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

3. Klap de buitenspiegel met behulp van deknop eerst in en vervolgens opnieuw uit.

De buitenspiegels staan daarna weer in hunoorspronkelijke stand.

Park Assist*

Het systeem is bij het startenvan de motor altijd geactiveerd.Druk op de knop om ParkAssist uit te schakelen ofopnieuw in te schakelen. Zieook pagina 155.

Safelock-functie* en alarmsensoren

deactiveren

Met deze knop kunt u de Safe-lock-functie desgewenst uit-schakelen (Safelock houdt indat portieren na vergrendelingniet meer van de binnenzijde teopenen zijn). Met deze knop

kunt u ook de bewegingsmelder en de niveau-sensoren van het alarmsysteem buiten werkingstellen*. Het lampje in de knop brandt, wanneerde functies zijn uitgeschakeld of buiten werkingzijn gesteld, zie pagina 128 en 133.

Verstralers*

Druk op deze knop als u de ver-stralers van de auto’s tegelijkmet het groot licht wilt voerenof als u de verstralers wilt uit-schakelen.

Actieve xenonkoplampen*

Als de auto is uitgerust metactieve xenonkoplampen(Active Bending Lights, ABL),draaien de lichtbundels van dekoplampen mee met het stuur-wiel. De functie wordt bij het

starten van de motor automatisch geactiveerden kan met de bijbehorende knop worden uit-geschakeld/ingeschakeld. Het lampje in deknop brandt, wanneer de functie actief is.

Lichtbundel aanpassen aan links-/

rechtsrijdend verkeer

Houd de knop ten minste 5 seconden langingedrukt. Bij het aanpassen van de lichtbun-del dient de auto stil te staan. De meldingKOPLAMPSET VERKEER RECHTS ofKOPLAMPSET VERKEER LINKS verschijntop het display. Voor meer informatie over halo-geen- of Dual Xenon-koplampen en het aan-passen van de lichtbundels, zie pagina 172.

Elektrische aansluiting/Aansteker*

U kunt de elektrische aanslui-ting voor verschillende acces-soires gebruiken die op eenspanning van 12 V werken,zoals een mobiele telefoon ofkoelbox.

De transpondersleutel moet ten minste instand I staan, anders geeft de aansluiting geenstroom.

U activeert de aansteker door de knop in tedrukken. Wanneer de aansteker heet genoegis, veert de knop automatisch uit. Haal de aan-steker uit de opening en gebruik het roodgloei-ende deel om bijvoorbeeld een sigaret mee aante steken. Om veiligheidsredenen moet u hetdeksel altijd op de aansluiting laten zitten, wan-neer deze niet in gebruik is. De maximalestroomsterkte is 10 A.

WAARSCHUWING

Laat de plug altijd in de aansluiting zitten alsu deze niet gebruikt.

BLIS (Blind Spot Information System)*

Druk op de knop om het sys-teem te deactiveren of te her-activeren (voor meer informatie,zie pagina 157).

Page 61: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsole

02

61

Alarmlichten

1 2 3

4 5 6

7 8 9

ABC DEF

GHI JKL MNO

PQRS TUV WXYZ

0* #

POWER

VOLUMECDAM FM

G027096

Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwij-zers knipperen), wanneer u de auto noodge-dwongen tot stilstand moet brengen op eenplaats waar deze gevaar of hinder voor het ver-keer kan opleveren. Druk op de knop om defunctie te activeren.

N.B.

De regels voor het gebruik van de alarm-lichten verschillen van land tot land.

Elektrische achterruit- en

buitenspiegelverwarming

Gebruik de elektrische verwar-ming om de achterruit en debuitenspiegels snel te ontwase-men en te ontdooien. Wanneeru op de knop drukt, wordt deverwarming van de achterruiten de buitenspiegels geacti-veerd. Het lampje in de knopgaat daarbij branden. De ver-warming wordt na ca. 12 minu-ten automatisch uitgeschakeld.

Elektrisch verwarmde voorstoelen

Voor voorstoelen met elektri-sche verwarming, ziepagina 92 of 94 voor meerinformatie.

Page 62: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Verlichtingspaneel

02

62 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Koplampen

G027100

Bedieningspaneel verlichting

Mistlampen*

Duimwiel voor koplamphoogteregeling

Mistachterlicht

Duimwiel voor afstelling van de verlichtingvan het instrumentenpaneel

Stand Betekenis

Automatisch/uitgeschakelddimlicht. Alleen grootlichtsigna-len.

Parkeerlicht achter en achter-licht

Automatisch dimlicht. In dezestand werken het groot licht ende grootlichtsignalen.

Automatisch dimlicht*

Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer ude transpondersleutel naar stand II draait,behalve wanneer de verlichtingsdraaiknop (1)in de middelste stand staat. U kunt het auto-matische dimlicht zo nodig buiten werkinglaten stellen. Volvo adviseert u dit over te latenaan een erkende Volvo-werkplaats.

Automatisch dimlicht, groot licht

1. Draai de transpondersleutel naar stand II.

2. U schakelt het dimlicht in door de verlich-tingsdraaiknop (1) helemaal rechtsom tedraaien.

3. U schakelt het groot licht in door de linkerstuurhendel tot in de eindstand naar hetstuur toe te halen en de hendel weer los telaten, zie pagina 64.

De verlichting wordt automatisch uitgescha-keld, wanneer u de transpondersleutel naarstand I of 0 draait.

Parkeerlicht achter en achterlicht

U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór ende achterlichten altijd inschakelen, ongeachtde stand van de transpondersleutel.

� Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar demiddelste stand.

Met de transpondersleutel in stand II staan destadslichten/parkeerlichten vóór, de achter-lichten en de kentekenplaatverlichting altijdaan.

Koplamphoogteregeling

Door de belading van de auto wordt de hoogtevan de koplampen gewijzigd, zodat u tege-moetkomend verkeer mogelijk verblindt. Ukunt dat voorkomen door de koplamphoogtebij te stellen.

1. Draai de transpondersleutel naar stand II.

2. Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar eenvan de eindstanden.

3. Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaagom de koplampen hoger of lager af te stel-len.

Page 63: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Verlichtingspaneel

02

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 63

Auto’s met xenonkoplampen* zijn uitgerustmet automatische koplamphoogteregeling,zodat het duimwiel (3) ontbreekt.

Instrumentenverlichting

De instrumentenverlichting brandt, wanneer detranspondersleutel in stand II staat en de ver-lichtingsdraaiknop (1) in een van de eindstan-den. De verlichting wordt bij daglicht automa-tisch gedimd en valt bij donker handmatig teregelen.

Rol het duimwiel (5) omhoog of omlaag vooreen fellere of zwakkere verlichting.

Mistlichten

N.B.

De regels voor het gebruik van de mistlich-ten verschillen van land tot land.

Mistlampen*

De mistlampen vóór zijn in te schakelen incombinatie met het groot licht/dimlicht of destadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-lichten.

� Druk op de knop (2).

Het lampje in de knop brandt, wanneer u demistlampen vóór hebt ingeschakeld.

Mistachterlicht

Het mistachterlicht is alleen in te schakelenwanneer de koplampen branden wel of nietgecombineerd met de mistlampen vóór.

� Druk op de knop (4).

Het controlelampje voor het mistachterlicht ophet instrumentenpaneel en het lampje in deknop branden, wanneer het mistachterlicht isingeschakeld.

Actieve xenonkoplampen*

G020789

Lichtbundel actieve/niet-actieve koplampen

Als de auto is uitgerust met actieve xenonko-plampen (Active Bending Lights, ABL), draaiende lichtbundels van de koplampen mee met hetstuurwiel. De functie wordt automatisch inge-

schakeld bij het starten van de motor en is teactiveren/deactiveren met de knop op de mid-denconsole, zie pagina 60.

Page 64: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Linker stuurhendel

02

64

Standen stuurhendel

G026954

Korte serie knippersignalen, richtingaan-wijzers

Onafgebroken serie knippersignalen, rich-tingaanwijzers

Grootlichtsignalen

“Follow Me Home”-verlichting en wisselentussen groot licht en dimlicht

Richtingaanwijzers

Onafgebroken serie knippersignalen

� Haal de stuurhendel omhoog of omlaagnaar de eindstand (2).

De hendel blijft in de eindstand staan en kanhandmatig in de uitgangspositie teruggezetworden of veert automatisch terug bij hetterugdraaien van het stuurwiel.

Korte serie knippersignalen

� Haal de stuurhendel omhoog of omlaagnaar stand (1) en laat deze weer los,waarna de hendel terugveert naar de uit-gangspositie. U kunt de stuurhendel ook instand (2) zetten en daarna meteen terug-duwen in de uitgangspositie.

De richtingaanwijzers lichten driemaal op. Dekorte serie knippersignalen wordt onmiddellijkbeëindigd, als u de richtingaanwijzers gebruiktom te signaleren dat u een bocht in de tegen-overgestelde richting wilt maken.

Wisselen tussen groot licht en dimlicht

De transpondersleutel moet in stand II staanom het groot licht te kunnen inschakelen.

1. Draai de verlichtingsdraaiknop rechtsomnaar de eindstand, zie pagina 62.

2. Haal de stuurhendel tot in de eindstand (4)naar het stuurwiel toe en laat de hendel los.

Grootlichtsignalen

� Haal de hendel lichtjes tot in stand (3) naarhet stuurwiel toe.

Het groot licht blijft vervolgens branden, totdatu de hendel weer loslaat.

“Follow Me Home”-verlichting

Het is mogelijk om een deel van de buitenver-lichting enige tijd ingeschakeld te houden enals “Follow Me Home”-verlichting dienst telaten doen na vergrendeling van de auto. Deinschakelduur bedraagt 30 seconden1, maar iste wijzigen in 60 of 90 seconden.

1. Neem de transpondersleutel uit het con-tactslot.

2. Haal de stuurhendel tot in de eindstand (4)naar het stuurwiel toe en laat de hendel los.

3. Stap uit de auto en vergrendel het portier.

1 Fabriekinstelling.

Page 65: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Boordcomputer*

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 65

Algemene informatie

G026956

READ - bevestigen

Duimwiel - menu’s en opties binnen decruisecontrol-lijst doorbladeren

RESET - op nul stellen

Bedieningsknoppen

Om toegang te krijgen tot de informatie in deboordcomputer, moet u het duimwiel (B) instappen omhoog- of omlaagdraaien. Wanneeru na het laatste menu nogmaals aan het wieltjedraait, keert u terug naar de uitgangspositie.

N.B.

Als er een waarschuwingsmelding ver-schijnt terwijl de boordcomputer in gebruikis, moet u de melding bevestigen. Doe datdoor op de knop READ te drukken waarnau naar de boordcomputerfunctie terugkeert.

Functies

Op de boordcomputer staat de volgende infor-matie:

• --- KM/U GEM. SNELHEID

• --.- KM/L HUIDIG

• --.- KM/L GEMIDDELD

• --- KILOMETER TOT LEGE TANK

• DSTC AAN , zie pagina 153

• --- MPH HUIDIGE SNELHEID1*

GEM. SNELHEID

Wanneer u het contact uitschakelt, wordt degemiddelde snelheid opgeslagen om als uit-gangswaarde te dienen bij het vervolg van derit. U stelt de waarde op nul met de knopRESET.

HUIDIG

Het momentane (actuele) brandstofverbruikwordt eenmaal per seconde berekend. De

waarde op het display wordt om de paarseconden bijgewerkt. Wanneer de auto stil-staat, geeft het display “----” aan. Tijdensregeneratie2 van het roetfilter kan het brand-stofverbruik tijdelijk stijgen, zie pagina 142.

GEMIDDELD

Het gemiddelde brandstofverbruik sinds delaatste maal dat u de waarde op nul hebtgesteld. U stelt de waarde op nul met RESET.

N.B.

Er kunnen onjuiste waarden verschijnen, alsu een standverwarming* op brandstof hebtgebruikt.

KILOMETER TOT LEGE TANK

De actieradius wordt berekend aan de handvan het gemiddelde brandstofverbruik over delaatste 30 km en de resterende hoeveelheidbrandstof. Het display geeft de afstand aan diebij benadering kan worden afgelegd met deresterende hoeveelheid brandstof in de tank.Wanneer “--- KILOMETER TOT LEGE

TANK ” op het display staat, zijn geen garan-ties meer te geven voor de resterende actiera-dius. Tank dan zo spoedig mogelijk.

1 Alleen op bepaalde markten.2 Geldt alleen voor dieselmodellen met roetfilter.

Page 66: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Boordcomputer*

02

66 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

N.B.

Er kunnen onjuiste waarden verschijnen, alsu een standverwarming* op brandstof hebtgebruikt of van rijstijl bent veranderd.

MPH HUIDIGE SNELHEID*1

Bij een snelheidsmeter met een kilometer-schaal wordt de actuele snelheid weergegevenin km/h. Bij een snelheidsmeter met een miles-schaal wordt de actuele snelheid weergegevenin mph.

Op nul stellen

1. Selecteer --- KM/U GEM. SNELHEID of--.- KM/L GEMIDDELD

2. Houd de knop RESET (C) ten minste vijfseconden lang ingedrukt om de gemid-delde snelheid en het gemiddelde brand-stofverbruik gelijktijdig te resetten.

1 Alleen op bepaalde markten.

Page 67: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Rechter stuurhendel

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 67

Ruitenwissers

G026953

Werking wisser-/sproeiersysteem, voorruit.

Duimwiel

Regensensor, Aan/Uit

Ruitenwissers uitgeschakeld

De ruitenwissers zijn uitgescha-keld als de hendel in stand 0 staat.

Enkele slag

Beweeg de hendel omhoog omeen enkele slag te maken.

Intervalstand

U kunt het interval tussen de wis-slagen zelf instellen. Draai hetduimwiel omhoog voor een korterwisinterval. Draai het omlaag omhet interval te verlengen.

Ononderbroken wissen

De wissers bewegen op normalesnelheid.

De wissers bewegen op hoge snel-heid.

BELANGRIJK

Controleer alvorens de ruitenwissers tijdensde winter in te schakelen of de wisserbladenniet zijn vastgevroren en de voorruit (als-mede de achterruit) sneeuw- en ijsvrij zijn.

BELANGRIJK

Spuit een ruime hoeveelheid ruitensproeier-vloeistof op de voorruit, wanneer de ruiten-wissers werken. De voorruit moet nat zijn bijgebruik van de ruitenwissers.

Regensensor*

De regensensor registreert de hoeveelheidregen op de voorruit en activeert automatischde ruitenwissers op de voorruit. De gevoelig-heid van de regensensor is in te stellen met hetduimwiel.

Draai het duimwiel omhoog voor een groteregevoeligheid of omlaag voor een lagere gevoe-ligheid. (De wissers maken een extra slag, alsu het duimwiel omhoog draait).

Aan/Uit

Om de regensensor te activeren dient de trans-pondersleutel in stand I of II te staan en de rui-tenwisserhendel in stand 0 (niet geactiveerd).

U activeert u de regensensor door:

� Druk op de knop. Het lampje in de knopgaat branden om aan te geven dat deregensensor actief is.

U schakelt de regensensor op een van de vol-gende manieren weer uit:

• Druk op de knop. Het lampje in de knopdooft.

• Haal de hendel omlaag naar een ander wis-programma. Als u de hendel omhoogduwt,blijft de regensensor actief. De wissersmaken een extra slag en keren terug naarde regensensorstand, wanneer u de hen-del laat terugveren naar stand 0.

Page 68: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Rechter stuurhendel

02

68 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

De regensensor wordt automatisch uitgescha-keld, wanneer u de transpondersleutel uit hetcontactslot neemt of 5 minuten nadat u hetcontact hebt uitgezet.

BELANGRIJK

De ruitenwissers op de voorruit kunnen ineen automatische wasstraat spontaaninschakelen en daarbij beschadigd raken.Schakel de regensensor met een druk opknop (2) uit, als de transpondersleutel instand I of II staat.

Ruiten-/koplampsproeiers

U activeert de sproeiers van de voorruit en dekoplampen door de hendel naar het stuurwieltoe te trekken. De wissers maken nog enkeleslagen nadat u de hendel hebt losgelaten.

Hogedruksproeiers koplampen*

De hogedruksproeiers van de koplampen ver-bruiken een grote hoeveelheid sproeiervloei-stof. Om vloeistof te besparen, worden dekoplampen alleen iedere vijfde keer dat u devoorruitsproeiers activeert gesproeid (gere-kend over een periode van 10 minuten). Wan-neer er meer dan 10 minuten zijn verstrekensinds de laatste sproeibeurt van de voorruit,worden ook de koplampen weer gesproeid bij

het activeren van de ruitensproeiers. Wanneeru de hendel kort naar het stuurwiel haalt, wordtalleen de voorruit gesproeid.

Gereduceerde sproeifunctie

Wanneer er nog ca. 1 liter ruitensproeiervloei-stof in het reservoir zit, worden de koplampenen de achterruit niet langer schoongesproeid.Dit omdat het sproeifunctie van de voorruit devoorrang heeft.

Ruitenwisser en sproeier achterklep

G027127

Werking wisser-/sproeiersysteem, achterklep.

Wanneer u de hendel naar voren haalt, acti-veert u de ruitenwisser/-sproeier van de ach-

terklep. De ruitenwisser maakt na het sproeiennog enkele extra slagen. De knop aan het uit-einde van de hendel is een schakelaar met driemogelijke standen:

Intervalstand: Druk het bovenste gedeeltevan de knop in.

Neutrale stand: Wisser/sproeier uitgescha-keld.

Continu wissen: Druk het onderstegedeelte van de knop in.

Ruitenwisser achterklep, achteruitrijden

Als u de auto in de achteruitversnelling zet ter-wijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal deruitenwisser van de achterklep de interval-stand1 innemen. Als de ruitenwisser van deachterklep echter al op normale snelheidwerkt, vindt er geen wijziging plaats.

1 Deze functie (intervalstand tijdens het achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschakelen. Volvo adviseert u daarvoor contact op te nemen met een erkende Volvo-dealer.

Page 69: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Cruisecontrol*

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 69

Inschakelen

G027098

De bedieningsorganen voor de cruisecontrolvindt u links op het stuurwiel.

Gewenste snelheid instellen:

1. Druk op de knop CRUISE. Op het instru-mentenpaneel verschijnt de tekstCRUISE.

2. Druk kort op + of – om de snelheid van deauto vast te zetten. De melding CRUISE

ON verschijnt.

De cruisecontrol kan niet worden ingeschakeldbij snelheden lager dan 30 km/h of hoger dan200 km/h.

Snelheid verhogen of verlagen

G026949

� U kunt de snelheid verhogen of verlagendoor de knop + of – in te drukken. De snel-heid die de auto heeft op het moment datu de knop loslaat, zal vervolgens wordengeprogrammeerd.

Een korte druk (minder dan een halve seconde)op + of – komt overeen met een snelheidswij-ziging van 1 km/h of 1 mph1.

N.B.

Een tijdelijke verhoging van de snelheid(korter dan een minuut) met het gaspedaal,zoals bij het inhalen, is niet van invloed opde instelling van de cruisecontrol. Als u hetgaspedaal loslaat, neemt de auto automa-tisch de ingestelde snelheid weer aan.

Tijdelijk uitschakelen

� Druk op 0 om de cruisecontrol tijdelijk uitte schakelen. Op het instrumentenpaneelverschijnt CRUISE. De eerder ingesteldesnelheid blijft na een tijdelijke uitschakelingin het geheugen opgeslagen.

De cruisecontrol wordt bovendien tijdelijk uit-geschakeld, als:

• u het rempedaal of koppelingspedaalbedient

• de snelheid heuvelop lager wordt dan25–30 km/h

• u de keuzehendel in stand N zet

• als de wielen de neiging hebben te gaanslippen of blokkeren

• een tijdelijke snelheidsverhoging langerdan 1 minuut heeft geduurd.

1 Afhankelijk van het motortype.

Page 70: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Cruisecontrol*

02

70 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Snelheid hervatten

Druk op de knop om de eerderingestelde snelheid te hervatten.Op het instrumentenpaneel ver-schijnt CRUISE ON.

Uitschakelen

� Druk op CRUISE om de cruisecontrol uit teschakelen. CRUISE ON verdwijnt van hetinstrumentenpaneel.

Page 71: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d.

02

��

71

Parkeerrem

G026992

Parkeerrem, auto met stuur links.

G026994

Parkeerrem, auto met stuur rechts.

Parkeerrempedaal

Handgreep waarmee de parkeerrem wordtgelost

Op vloerhoogte vindt u het parkeerrempedaal(zie afbeelding), waarmee u de parkeerremkunt aanzetten die op de achterwielen werkt.

N.B.

Het waarschuwingslampje op het instru-mentenpaneel geeft alleen aan dat u hetparkeerrempedaal bedient en niet hoe hard!

Parkeerrem aanzetten

1. Trap het rempedaal stevig in.

2. Trap het parkeerrempedaal stevig en zover mogelijk in.

3. Haal uw voet van het rempedaal en con-troleer of de auto blijft stilstaan.

4. Als de auto rolt dient u het parkeerrempe-daal nog verder in te trappen.

5. Zet de versnellingspook/keuzehendel bijhet parkeren altijd in de 1e versnelling(handbak) of in stand P (automaat).

Op een helling parkeren

Draai bij het parkeren op een oplopende hellingde wielen van de trottoirband af, als de neusvan de auto naar de top van helling wijst.

Draai bij het parkeren op een aflopende hellingde wielen naar de trottoirband toe, als de neusvan de auto naar de voet van de helling wijst.

WAARSCHUWING

Maak er gewoonte van om bij het parkerenop een helling altijd de parkeerrem aan tezetten – het inschakelen van een versnellingbij een handbak of stand P bij een automaatis niet voldoende om de auto in alle situatiesstil te houden.

Parkeerrem lossen

1. Trap het rempedaal stevig in.

2. Trek aan de handgreep.

Page 72: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Parkeerrem, elektrische aansluiting, e.d.

02

72

Elektrische aansluiting achterin

G028425

U kunt de elektrische aansluiting voor verschil-lende accessoires gebruiken, zoals een mobi-ele telefoon of koelbox. De aansluiting isbedoeld voor accessoires die op 12 V werken.De maximale stroomsterkte is 10 A. De trans-pondersleutel moet ten minste in stand I staan,anders geeft de aansluiting geen stroom.

Stuurwielafstelling

G026999

U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als inde lengte verstellen. Duw de hendel aan de lin-kerzijde van de stuurkolom omlaag. Zet hetstuurwiel vervolgens in de gewenste stand.Duw de hendel weer in positie terug om hetstuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren. Alsdit veel moeite kost, kunt u lichte druk op hetstuurwiel aanbrengen terwijl u de blokkeerhen-del terugduwt.

WAARSCHUWING

Stel het stuurwiel af voordat u gaat rijden ennooit tijdens het rijden. Controleer of hetstuurwiel in de gekozen stand geblokkeerdstaat.

Achterklep openen

G027005

Open de achterklep door aan de handgreep tetrekken zoals aangegeven op de afbeelding.Klap het achterschot omlaag door de hand-greep op te tillen.

Page 73: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbare ruiten

02

��

73

Bediening

Met de schakelaars op de portieren kunt u deruiten elektrisch bedienen. De ruiten zijn tebedienen wanneer de contactsleutel in standI of II staat. Ook wanneer de auto stilstaat en ude transpondersleutel hebt uitgenomen, kunt ude ruiten nog steeds enige tijd openen en slui-ten zolang geen van de portieren wordtgeopend. Bedien de ruiten altijd onder toe-zicht.

Zijruit openen:

� Druk het voorste deel van de knop omlaag.

Zijruit sluiten:

� Trek het voorste deel van de knopomhoog.

N.B.

U kunt de rijwindgeluiden tijdens ritten metgeopende achterportierruiten beperkendoor ook de voorportierruiten een stukje teopenen.

WAARSCHUWING

Als er kinderen in de auto zitten:

• Let erop dat u altijd de stroomtoevoernaar de elektrisch bedienbare ruitenverbreekt door de transpondersleutel teverwijderen.

• Let er bij het sluiten van de zijruiten opdat kinderen of andere inzittenden nietbekneld kunnen raken.

Wanneer u de achterste zijruiten vanaf hetbestuurdersportier sluit, dient u erop te let-ten op dat achterpassagiers niet met hunhanden bekneld kunnen raken.

Bestuurdersportier

G029571

Knoppen voor elektrisch bedienbare zijruiten.

Knop voor elektrisch bedienbare zijruitenvoorin

Knop voor elektrisch bedienbare zijruitenachterin

Vanaf de bestuurdersstoel kunt u alle zijruitenelektrisch bedienen. U kunt de zijruiten op tweemanieren openen en sluiten:

• Druk een van de bedieningsknoppen (A) of(B) voorzichtig omlaag of trek er één voor-zichtig omhoog. De elektrisch bedienbarezijruiten komen steeds verder omhoog ofomlaag zolang u de knoppen bedient.

• Druk een van de bedieningsknoppen (A) of(B) omlaag of trek er één omhoog en laat

Page 74: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbare ruiten

02

74 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

deze vervolgens los. De zijruiten gaan danautomatisch open of dicht. Als een zijruitdoor iets worden geblokkeerd, wordt deop- of neergaande beweging van die zijruitafgebroken.

N.B.

Alleen op bepaalde markten werkt de auto-matische sluitingsfunctie ook aan de pas-sagierszijde.

Elektrisch bedienbare zijruiten inachterportieren blokkeren

G029572

Elektrisch bedienbare zijruiten blokkeren en elek-trisch bedienbaar kinderslot*.

U kunt de elektrische bediening van de ruitenin de achterportieren blokkeren met de knopop het bedieningspaneel op het bestuurders-portier. Let erop dat u altijd de stroomtoevoervoor de elektrisch bedienbare ruiten verbreekt(d.w.z. de transpondersleutel verwijdert), wan-neer u kinderen alleen in de auto achterlaat.

Het lampje in de knop brandt

De ruiten in de achterportieren zijn alleen vanafhet bestuurdersportier te bedienen.

Het lampje in de knop is uit

De zijruiten in de achterportieren zijn zowel metde knoppen op de portieren als met de knop-pen op het bestuurdersportier te bedienen.

Passagiersstoel, voorin

G029573

Met de knoppen voor elektrische bedieningvan de ruiten op het passagiersportier kunt ualleen de ruit in het passagiersportier bedie-nen.

Page 75: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbare ruiten

02

75

Elektrisch bedienbare zijruiten in deachterportieren

G029574

De zijruiten in de achterportieren zijn zowel metde knoppen op de beide portieren als met deknoppen op het bestuurdersportier te bedie-nen. Als het lampje brandt in de knop waarmeeu de elektrische bediening van de achterste zij-ruiten blokkeert (op het bedieningspaneel ophet bestuurdersportier), zijn de zijruiten in deachterportieren alleen vanaf het bestuurders-portier te bedienen.

WAARSCHUWING

Wanneer u de achterste zijruiten vanaf hetbestuurdersportier sluit, dient u erop te let-ten op dat achterpassagiers niet bekneldkunnen raken.

Page 76: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Ruiten en spiegels

02

76 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Achteruitkijkspiegel

G026660

Dimfunctie

Normale stand

Dimstand.

Fel licht van achteren kan hinderlijke reflectiesin de achteruitkijkspiegel veroorzaken en u ver-blinden. Zet de spiegel in de autodimstand,wanneer u de verlichting van het achteropko-mend verkeer als hinderlijk ervaart.

Autodimfunctie*

Als het licht dat van achteren in de spiegel valtte fel is, wordt de achteruitkijkspiegel automa-tisch gedimd.

Achteruitkijkspiegel met kompas*

G026965

In de linker bovenhoek van de achteruitkijk-spiegel zit een display waarop wordt aangege-ven in welke richting de voorkant van de autowijst. Er worden acht verschillende richtingenmet Engelse afkortingen weergegeven: N(noord), NE (noordoost), E (oost), SE (zuid-oost), S (zuid), SW (zuidwest), W (west) enNW (noordwest).

Het kompas wordt automatisch geactiveerd,wanneer u het contactslot in stand II zet ofwanneer de motor loopt, tenzij u het kompashebt uitgeschakeld. U kunt het kompas uit-schakelen of opnieuw inschakelen door op hetverzonken knopje aan de achterzijde van deachteruitkijkspiegel te drukken. Gebruik bij-

voorbeeld een rechtgebogen paperclip. Hetknopje ligt ca. 2,5 cm diep in de spiegel.

Kompaszone instellen

CAL

ZONE

CAL

ZONE

G026950

De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld.Het kompas is ingesteld op het geografischegebied waarin de auto werd afgeleverd. Hetkompas dient te worden gekalibreerd, als umet de auto meerdere magnetische zonesdoorkruist.

1. Contactslotstand II.

2. Houd het knopje aan de achterzijde van deachteruitkijkspiegel ca. 3 seconden langingedrukt (met een rechtgebogen paper-clip bijvoorbeeld), totdat de tekst ZONE

Page 77: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Ruiten en spiegels

02

��

77

verschijnt. Het nummer van de huidigemagnetische zone verschijnt.

3. Druk meerdere malen op het knopje totdathet nummer van het gewenste geografi-sche gebied (1–15) verschijnt. Enkeleseconden later staat de kompasrichtingweer op het display, wat aangeeft dat ervan zone is gewisseld.

Page 78: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Ruiten en spiegels

02

78

G02

6677

Magnetische zones voor kompas.

Page 79: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Ruiten en spiegels

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 79

Kalibreren

Het kompas moet soms voor de nauwkeurig-heid worden gekalibreerd. Schakel voor debeste resultaten alle grote stroomverbruikersuit zoals de interieurverlichting, de interieur-ventilator, de elektrische achterruitverwarminge.d. en zorg dat er geen metalen of magneti-sche voorwerpen in de buurt van de spiegelzijn.

1. Breng de auto op een groot en open terreintot stilstand en laat de motor lopen.

2. Houd het knopje aan de achterzijde van deachteruitkijkspiegel ingedrukt (met bijvoor-beeld een paperclip), totdat de meldingCAL opnieuw verschijnt (ca. 6 secondenlang).

3. Rijd langzaam een rondje in de auto meteen snelheid van hoogstens 8 km/h, totdatde tekst CAL van het display verdwijnt. Ditgeeft aan dat de kalibratie afgerond is. Ditgeeft aan dat de kalibratie afgerond is.

4. Alternatieve kalibratiestap: Rijd op de nor-male manier weg. CAL verdwijnt van hetdisplay, wanneer de kalibratie is afgerond.

Buitenspiegels

G029575

De knoppen waarmee u de twee buitenspie-gels bedient, vindt u voor op de armleuning vanhet bestuurdersportier. De buitenspiegels zijnte bedienen met het contact in stand I of II.

1. Druk op knop L voor de buitenspiegel linksof op R voor de buitenspiegel rechts. Hetlampje in de knop brandt.

2. U kunt de stand afstellen met het hendeltjein het midden.

3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampjedooft.

Buitenspiegels resetten, zie pagina 59.

WAARSCHUWING

Stel de spiegels af, voordat u gaat rijden!

Buitenspiegels met geheugen*

Als er buitenspiegels met geheugen op de autozitten, werkt het geheugen synchroon met datvan de bestuurdersstoel, zie pagina 101.

Geheugenfunctie van

afstandsbediening*

Wanneer u de auto met een van de afstands-bedieningen ontgrendelt en de instelling van debuitenspiegels wijzigt, wordt de nieuwe positievan de spiegels in de afstandsbediening opge-slagen. De volgende keer dat u de auto ont-grendelt met dezelfde afstandsbediening enhet bestuurdersportier binnen vijf minuten naontgrendeling opent, gaan de buitenspiegels inde opgeslagen positie staan.

Gelaagde zijruiten*

De ruiten van gelaagd glas in de voor- en ach-terportieren zorgen voor een verbeterdegeluidsisolatie van de passagiersruimte enleveren een verhoogde bescherming tegeninbraak op.

Page 80: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Ruiten en spiegels

02

80 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Water- en vuilafstotende laag opvoorste zijruiten*

Zijruiten met de speciale water- en vuil-afstotende laag zijn voorzien van een

klein symbool. Voor informatie over het onder-houd van dergelijke zijruiten en spiegels, ziepagina 197.

BELANGRIJK

Gebruik geen metalen ijskrabber om de rui-ten van ijs te ontdoen. Er kan daarbij schadeaan de waterafstotende laag ontstaan.

Page 81: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbaar schuifdak*

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 81

Openingsstanden

G007503

De bedieningsknoppen voor het schuifdak zit-ten aan het plafond. U kunt het schuifdak intwee standen openen:

Ventilatiestand, achterkant omhoog

Schuifstand, achteruit/vooruit

De transpondersleutel moet daarbij in stand Iof II staan.

WAARSCHUWING

Als er kinderen in de auto zitten:

Verbreek bij het verlaten van de auto destroomtoevoer naar het schuifdak door detranspondersleutel uit te nemen.

G027010

Sluiten, automatisch

Sluiten, handmatig

Openen, handmatig

Openen, automatisch

Openen, ventilatiestand

Sluiten, ventilatiestand

Ventilatiestand

Openen:

� Duw de achterkant van de knop (5)omhoog.

Sluiten:

� Trek de achterkant van de knop (6) omlaag.

U kunt het schuifdak vanuit de ventilatiestandrechtstreeks in de comfortstand zetten: trek deknop achteruit in de eindstand (4) en laat deknop los.

Automatische bediening

Trek de knop door het weerstandspunt (3) in deachterste eindstand (4) of via het weerstands-punt (2) in de voorste eindstand (1) en laat deknop vervolgens los. Het schuifdak schuift dantot in de comfortstand open of helemaal dicht.

Doe het volgende om het schuifdak vanuit decomfortstand volledig te openen:

� Trek de knop nogmaals achteruit in deeindstand (4) en laat de knop vervolgenslos.

Handmatige bediening

Openen:

� Trek de knop achteruit naar het weer-standspunt (3). Het schuifdak schuiftsteeds verder open zolang u de knop indeze stand vasthoudt.

Page 82: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbaar schuifdak*

02

82 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Sluiten:

� Duw de knop vooruit naar het weerstands-punt (2). Het schuifdak schuift steeds ver-der dicht zolang u de knop in deze standvasthoudt.

WAARSCHUWING

De beveiliging tegen overbelasting van hetschuifdak werkt alleen bij automatisch slui-ten, niet bij handmatig sluiten.

ZonneschermG020157

Aan de binnenkant van het schuifdak zit eenhandbediend zonnescherm. Het zonneschermglijdt automatisch naar achteren bij het openen

van het schuifdak. Pak de handgreep vast enschuif het scherm naar voren om het te sluiten.

Beveiliging tegen overbelasting

Het schuifdak is voorzien van een beveiligingtegen overbelasting die wordt geactiveerd, alshet schuifdak door een voorwerp wordt gehin-derd. Het schuifdak komt dan tot stilstand enkeert vervolgens automatisch terug naar delaatst gebruikte, geopende stand.

WAARSCHUWING

De beveiliging tegen overbelasting van hetschuifdak werkt alleen bij automatisch slui-ten, niet bij handmatig sluiten.

Let er bij het sluiten van het schuifdak op datniemand met zijn handen bekneld kanraken.

Page 83: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

HomeLink *

02

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 83

Algemene informatie

G030070

HomeLink is een programmeerbare afstands-bediening waarmee u tot drie verschillendesystemen (bijvoorbeeld elektrische garage-deur, alarmsysteem, huis- en tuinverlichting)kunt bedienen en daarmee de origineleafstandsbedieningen vervangt. HomeLinkwordt geleverd in een uitvoering die inge-bouwd is in de linker zonneklep.

Het HomeLink -paneel bestaat uit drie pro-grammeerbare knoppen en een controle-lampje.

N.B.

HomeLink is dusdanig geconstrueerd dathet niet werkt als de auto van de buitenzijdevergrendeld is.

Let erop dat u de originele afstandsbedie-ningen wel goed bewaart voor eventueleprogrammering in een later stadium (zoalsbij de aankoop van een nieuwe auto).

Wis de programmering van de knoppenwanneer u de auto verkoopt.

Gebruik geen zonwering bestaande uitmetaalfolie op auto’s die zijn uitgerust metHomeLink . Het gebruik ervan kan namelijknegatieve gevolgen hebben voor de wer-king.

Bediening

Zodra HomeLink geprogrammeerd is, vormthet een vervanging voor de afzonderlijke origi-nele afstandsbedieningen.

Druk de geprogrammeerde knop in voor acti-vering van de elektrische garagedeur, hetalarmsysteem etc. Het controlelampje brandtzolang u de knop ingedrukt houdt.

N.B.

Als het contact niet wordt ingeschakeld,blijft HomeLink tot 30 minuten na openingvan het bestuurdersportier werken.

Uiteraard kunt u de originele afstandsbedie-ningen naast HomeLink blijven gebruiken.

WAARSCHUWING

Als u HomeLink gebruikt om een garage-deur of toegangshek te bedienen, dient uerop toe te zien dat er niemand in de buurtvan de garagedeur of het toegangshek istijdens de bediening.

Maak geen gebruik van de HomeLink -afstandsbediening voor een elektrischegaragedeur zonder veiligheidsstop en vei-ligheidsretour. De garagedeur dient onmid-dellijk te reageren bij registratie van eenobstakel, tot stilstand te komen en meteende omgekeerde beweging te maken. Eengaragedeur die dat niet doet kan aanleidinggeven tot lichamelijk letsel. Neem voor meerinformatie contact op met de leverancier viainternet: www.homelink.com.

Eerste keer programmeren

Bij stap 1 wordt het complete geheugen vanHomeLink gewist. Voer dit punt dan ookalleen uit, wanneer u slechts één knop wiltomprogrammeren.

1. Druk de buitenste twee knoppen in en laatdeze ca. 20 seconden later los wanneer hetcontrolelampje gaat knipperen. Het knip-perende lampje geeft aan dat HomeLink

Page 84: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

HomeLink *

02

84 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

in de “inleerstand” staat en klaar is voorprogrammering.

2. Leg de originele afstandsbediening op5–30 cm afstand van HomeLink . Houd hetcontrolelampje in de gaten.

De juiste afstand tussen de origineleafstandsbediening en HomeLink hangt afvan de programmering van het te bedienensysteem. Er zijn mogelijk meerdere pogin-gen op verschillende afstand nodig. Laatde afstandsbediening bij iedere poging ca.15 seconden op dezelfde afstand liggenvoordat u een andere afstand probeert.

3. Druk de te programmeren knop vanHomeLink en de te kopiëren knop van deoriginele afstandsbediening gelijktijdig in.Laat de knoppen pas los wanneer het con-trolelampje dat langzaam knippert snellergaat knipperen. Een snel knipperendlampje geeft aan dat de programmeringgelukt is.

4. Test de programmering door de gepro-grammeerde knop van HomeLink in tedrukken en op het controlelampje te letten:

• Brandt continu: Het controlelampjebrandt continu terwijl u de knop inge-drukt houdt, wat aangeeft dat de pro-grammering afgerond is. De garage-

deur, het toegangshek e.d. moet vervol-gens geactiveerd worden bij het indruk-ken van de bijbehorende HomeLink -knop.

• Brandt niet continu: Het controle-lampje knippert eerst ca. 2 secondenlang snel en brandt daarna ca. 3 secon-den continu. Dit herhaalt zich ca. 20seconden lang en geeft aan dat het tekopiëren systeem een zogeheten rol-lende code gebruikt. De garagedeur,het toegangshek e.d. worden niet geac-tiveerd bij het indrukken van de bijbe-horende HomeLink -knop. Vervolg indat geval de programmering als volgt.

5. Zoek de “inleerknop1” van de ontvangervan bijv. de garagedeur op (meestal in debuurt van de antennevoet op de ontvan-ger). Raadpleeg als u de knop niet kuntvinden, de gebruiksaanwijzing van de leve-rancier of neem contact op met de leve-rancier via internet: www.homelink.com.

6. Druk de “inleerknop” in en laat deze los. Deknop knippert ca. 30 seconden en binnendeze periode moet u het volgende punt uit-voeren.

7. Druk op de geprogrammeerde knop vanHomeLink terwijl de “inleerknop” van hette bedienen systeem nog knippert. Houd

de HomeLink-knop ca. 3 seconden langingedrukt en laat deze vervolgens los. Her-haal deze volgorde van indrukken, vast-houden en loslaten tot driemaal achtereenom de programmering te beëindigen.

Afzonderlijke knop programmeren

Doe het volgende om één afzonderlijke knop teprogrammeren:

1. Druk op de gewenste knop vanHomeLink en houd deze ingedrukt totdatpunt 3 afgerond is.

2. Plaats wanneer het controlelampje vanHomeLink begint te knipperen (na ca. 20seconden) de originele afstandsbedieningop 5–30 cm afstand van HomeLink . Houdhet controlelampje in de gaten.

De juiste afstand tussen de origineleafstandsbediening en HomeLink hangt afvan de programmering van het te bedienensysteem. Er zijn mogelijk meerdere pogin-gen op verschillende afstand nodig. Laatde afstandsbediening bij iedere poging ca.15 seconden op dezelfde afstand liggenvoordat u een andere afstand probeert.

3. Druk de te kopiëren knop op de origineleafstandsbediening in. Het controlelampje

1 De aanduiding en kleur van deze knop verschillen per producent.

Page 85: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

02 Instrumenten, schakelaars en bediening

HomeLink *

02

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 85

begint te knipperen. Laat beide knoppenweer los, wanneer het lampje dat langzaamknipperde sneller gaat knipperen. Een snelknipperend lampje geeft aan dat de pro-grammering gelukt is.

4. Test de programmering door de gepro-grammeerde knop van HomeLink in tedrukken en op het controlelampje te letten:

• Brandt continu: Het controlelampjebrandt continu terwijl u de knop inge-drukt houdt, wat aangeeft dat de pro-grammering afgerond is. De garage-deur, het toegangshek e.d. moet vervol-gens geactiveerd worden bij het indruk-ken van de bijbehorende HomeLink -knop.

• Brandt niet continu: Het controle-lampje knippert eerst ca. 2 secondenlang snel en brandt daarna ca. 3 secon-den continu. Dit herhaalt zich ca. 20seconden lang en geeft aan dat het tekopiëren systeem een zogeheten rol-lende code gebruikt. De garagedeur,het toegangshek e.d. worden niet geac-tiveerd bij het indrukken van de bijbe-horende HomeLink -knop. Vervolg indat geval de programmering als volgt.

5. Zoek de “inleerknop2” van de ontvangervan bijv. de garagedeur op (meestal in de

buurt van de antennevoet op de ontvan-ger). Raadpleeg als u de knop niet kuntvinden, de gebruiksaanwijzing van de leve-rancier of neem contact op met de leve-rancier via internet: www.homelink.com.

6. Druk de “inleerknop” in en laat deze los. Deknop knippert ca. 30 seconden en binnendeze periode moet u het volgende punt uit-voeren.

7. Druk op de geprogrammeerde knop vanHomeLink terwijl de “inleerknop” van hette bedienen systeem nog knippert. Houdde HomeLink-knop ca. 3 seconden langingedrukt en laat deze vervolgens los. Her-haal deze volgorde van indrukken, vast-houden en loslaten tot driemaal achtereenom de programmering te beëindigen.

Programmering wissen

Het is alleen mogelijk de programmering vanalle HomeLink -knoppen tegelijk te wissen enniet van één bepaalde knop afzonderlijk.

� Druk de buitenste twee knoppen in en laatdeze ca. 20 seconden later los wanneer hetcontrolelampje gaat knipperen.> HomeLink staat vervolgens in de

“Learn Mode” waarna deze opnieuwgeprogrammeerd kan worden, ziepagina 83.

2 De aanduiding en kleur van deze knop verschillen per producent.

Page 86: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

86 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie over de klimaatregeling......................................... 88Elektronische klimaatregeling, ECC........................................................ 92Standverwarming op brandstof* ............................................................ 95

Page 87: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

KLIMAATREGELING

Page 88: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregeling

03

88

Airconditioning

De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht inhet interieur gekoeld, verwarmd of van vochtontdaan wordt. De auto is voorzien van auto-matische klimaatregeling (ECC).

N.B.

U kunt de airconditioning uitschakelen. Vooroptimale luchtkwaliteit in de passagiers-ruimte en om te voorkomen dat de ruitenbeslaan, moet u de airconditioning echteraltijd aan laten staan.

Beslagen ruiten

Poets de binnenzijde van de ruiten schoon omte voorkomen dat ze beslaan. Gebruik een nor-maal poetsmiddel voor glaswerk.

Combifilter

Zorg dat u het combifilter/pollenfilter opgezette tijden vervangt. Volvo adviseert u daar-over contact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats.

Sneeuw en ijs

Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor deklimaatregeling (de opening tussen de motor-kap en de voorruit).

Storingen opsporen en verhelpen

Volvo adviseert u controle- en reparatiewerk-zaamheden aan de klimaatregeling over te aaneen erkende Volvo-werkplaats.

Koudemiddel

De airconditioning maakt gebruik van het kou-demiddel R134a. Het bevat geen chloor, waar-door het koudemiddel onschadelijk voor deozonlaag is. Voor het bijvullen/verversen vankoudemiddel mag alleen R134a wordengebruikt, zie ook pagina 292. Volvo adviseertu dergelijke werkzaamheden over te laten aaneen erkende Volvo-werkplaats.

Werking interieurventilator

Wanneer de motor is afgezet (ook al staat detranspondersleutel in stand I of II), zal de inte-rieurventilator automatisch worden uitgescha-keld. Dit gebeurt om te voorkomen dat de accuuitgeput raakt.

Om de interieurventilator te activeren moet ude ventilatorknop in de gewenste snelheids-stand draaien.

Elektronische klimaatregeling (ECC)

Werkelijke temperatuur

De ingestelde temperatuur komt overeen metde gevoelstemperatuur op basis van de heer-sende omstandigheden in en rond de auto watde luchtsnelheid, de luchtvochtigheidsgraad,de ingestraalde warmte enz. betreft.

Positie van de sensoren

• De zonnesensor zit boven op het dash-board.

• De interieurtemperatuursensor zit achterhet bedieningspaneel van de klimaatrege-ling.

N.B.

Dek de sensoren niet met kleding of anderevoorwerpen af.

Zijruiten en schuifdak

Voor een goede werking van de airconditioningmoet u de zijruiten en een eventueel schuifdakgesloten houden.

Optrekken

Wanneer u volgas optrekt, wordt de aircondi-tioning tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuurkan dan korte tijd iets oplopen.

Page 89: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregeling

03

��

89

Condensatie

In warme weersomstandigheden kan er terhoogte van de airconditioning een plasje wateronder de auto ontstaan. Dit is volkomen nor-maal.

Om de klimaatregeling te ventileren kan deinterieurventilator tot 50 minuten na het afzet-ten van de motor aanslaan. De ventilator slaatca. 15 minuten later automatisch af.

Brandstofbesparing

Bij gebruik van ECC wordt ook de airconditio-ning automatisch geregeld en alleen dan inge-schakeld wanneer de lucht in de passagiers-ruimte moet worden afgekoeld en de binnen-komende lucht van vocht moet worden ont-daan. Zo wordt meer brandstof bespaard danbij gebruik van conventionele systemen, waar-bij de airconditioning de lucht voortdurendafkoelt tot net boven het vriespunt.

Luchtverdeling

G028577

De binnenkomende lucht wordt verdeeld overmeerdere blaasmonden die op verschillendepunten in de auto zijn aangebracht.

Blaasmonden in dashboard

G027043

Open

Dicht

Luchtstroom naar links of rechts

Luchtstroom omhoog of omlaag.

1. Richt de buitenste blaasmonden op devoorste zijruiten om ze te ontwasemen.

2. Bij koud weer: Doe de middelste blaas-monden dicht om de temperatuur in deauto zo comfortabel mogelijk te houden ende ruiten optimaal te ontwasemen.

Page 90: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregeling

03

90

Blaasmonden in portierstijlen

0

G027064

Open

Dicht

Luchtstroom naar links of rechts

Luchtstroom omhoog of omlaag.

1. Richt de buitenste blaasmonden op deachterste zijruiten om ze te ontwasemen.

2. Richt de blaasmonden naar binnen toevoor een behaaglijke temperatuur achter inde auto.

Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn voorluchtstromen en tocht.

Geventileerde voorstoelen (Executive)

G030244

Bediening van ventilatie voorstoelen.

Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatorenin de zittingen en de rugleuningen die luchtdoor de bekleding heen aanzuigen. Naarmatede lucht in het interieur kouder is, neemt hetkoelingseffect toe.

De ventilatie is bij te regelen met een bedie-ningsknop op de zijkant van de voorstoelen enkent drie mogelijke standen.

Om de ventilatie van de stoel te starten:

� Druk kort op .

Om de ventilatie in stapjes te verhogen:

� Druk kort op .

Voor maximale ventilatie:

� Houd ca. 2 seconden lang ingedrukt.

Om de ventilatie in stapjes te verlagen:

� Druk kort op .

Om de ventilatie uit te schakelen:

� Houd ca. 2 seconden lang ingedrukt.

Het is mogelijk de stoelventilatie te combinerenmet de elektrische stoelverwarming. U kunt defunctie bijvoorbeeld gebruiken om uw kledingvan vocht te ontdoen.

Het ventilatiesysteem is te activeren, wanneerde motor loopt.

N.B.

Wie tochtgevoelig is dient de stoelventilatiemet beleid te gebruiken. Voor langduriggebruik wordt comfortniveau I geadviseerd.

BELANGRIJK

Bij een interieurtemperatuur lager dan 5°Cis het niet mogelijk de stoelventilatie in teschakelen. Dit om te voorkomen dat deinzittende die op de bewuste stoel zit het tekoud krijgt.

Page 91: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregeling

03

91

Achterbankverwarming buitenstezitplaatsen (Executive)

G030976

Knop voor in-/uitschakeling achterbankverwar-ming.

De achterbankverwarming is te bedienen metde knop op de bovenstaande afbeelding. Ach-ter op de beide zijkanten van de middencon-sole zit voor beide buitenste zitplaatsen eenknop.

Om de achterbankverwarming te starten:

� Druk op de knop.> Het lampje in de knop gaat branden.

Om de verwarming uit te schakelen:

� Druk op de knop.> Het lampje dooft.

Page 92: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC

03

92 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Bedieningspaneel

AC – Aan/uit (ON/OFF)

Recirculatie/Combifilter met Air QualitySensor*

Recirculatie

AUTO

Luchtverdeling

Interieurtemperatuursensor

Ontdooien voorruit en zijruiten

Elektrische achterruit- en buitenspiegel-verwarming

Elektrisch verwarmde voorstoelen

Temperatuur rechterzijde

Temperatuur linkerzijde

Ventilator

Ventilator achter in passagiersruimte*

Functies

1. AC, Aan/Uit (ON/OFF)

ON: De airconditioning staat aan. De aircondi-tioning wordt automatisch geregeld. De bin-nenkomende lucht wordt dan automatischafgekoeld en van vocht ontdaan.

OFF: De airconditioning staat uit. Bij activeringvan de ontwaseming wordt de airconditioning

automatisch ingeschakeld (uit te schakelenmet de knop AC).

2. Interior Air Quality System,

recirculatie/combifilter*

Bepaalde auto’s zijn uitgerust met een zoge-heten combifilter en een Air Quality Sensor. Hetcombifilter ontdoet de binnenkomende luchtvan gassen en stofdeeltjes en beperkt zo even-tuele hinderlijke geuren en verontreinigingen.De Air Quality Sensor meet de concentratie vande verontreinigingen in de buitenlucht. Wan-neer de sensor een verhoogde concentratieregistreert, wordt de luchtinlaat afgesloten enrecirculeert de lucht in de passagiersruimte. De

Page 93: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC

03

��

93

lucht in de passagiersruimte wordt ook tijdensde recirculatie door het combifilter gereinigd.

Wanneer de Interior Air QualitySensor actief is, brandt hetgroene lampje bij AUT.

Bediening:

� Druk op AUTO om de Air Quality Sensor teactiveren (normale instelling).

Of:

Kies uit drie verschillende functies doorverschillende malen op de knop tedrukken:

• Het lampje bij MAN brandt om aan tegeven dat de recirculatiefunctieopnieuw ingeschakeld is.

• Geen van de lampjes brandt om aan tegeven dat de recirculatiefunctie niet isingeschakeld (voor zover recirculatieniet nodig is om voor verkoeling te zor-gen bij warm weer).

• Het lampje bij AUT brandt om aan tegeven dat de Air Quality Sensoropnieuw ingeschakeld is.

Let erop dat:

• U de Air Quality Sensor altijd hebt inge-schakeld.

• Er bij koud weer beperkingen voor de recir-culatiefunctie gelden om te voorkomen datde ruiten beslaan.

• U de Air Quality Sensor uitschakelt, wan-neer de ruiten beslaan.

• Wanneer de ruiten beslaan, u beter ook deontwaseming van de voorruit, de zijruitenen de achterruit kunt inschakelen.

• Raadpleeg het serviceprogramma vanVolvo voor het aanbevolen vervangingsin-terval voor het combifilter. In zeer sterk ver-ontreinigde gebieden moet u het combifil-ter mogelijk vaker vervangen.

3. Recirculatie

U kunt de recirculatie inschakelen als u viezelucht, uitlaatgassen en dergelijke buiten wilthouden. De lucht in de passagiersruimte wordtdan gerecirculeerd. Er komt met andere woor-den geen lucht van buiten de auto in, wanneerdeze functie actief is.

Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan ermet name in de winter wasem en ijs op de bin-nenkant van de ruiten ontstaan.

Met de timerfunctie (op modellen met eencombifilter en Air Quality Sensor ontbreekt detimerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasemen een slechte lucht.

Ga als volgt te werk om deze te activeren:

1. Druk de knop langer dan 3 secon-den in. Het lampje knippert 5 seconden. Delucht in de auto wordt afhankelijk van debuitentemperatuur 3–12 minuten langgerecirculeerd.

2. Telkens wanneer u op drukt, wordtde timerfunctie geactiveerd.

Doe het volgende om de timerfunctie uit teschakelen:

� Druk de knop nogmaals maar danlanger dan 3 seconden in. Het lampje gaat5 seconden branden ter bevestiging vanuw keuze.

4. AUTO

Bij activering van de functie AUTO wordt deklimaatregeling automatisch dusdanig inge-steld dat de gewenste temperatuur wordtbereikt. De automatische functie regelt de ver-warming, de airconditioning, de Air QualitySensor, de ventilatorsnelheid, de recirculatieen de luchtverdeling. Als u een of meer hand-matige functies selecteert, worden de overigefuncties nog steeds automatisch geregeld. Allehandmatige instellingen worden uitgescha-keld, wanneer u op AUTO drukt.

Page 94: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC

03

94 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

5. Luchtverdeling

• Wanneer u de bovenste knop hebt inge-drukt, stroomt er lucht uit de openingen bijde ruiten

• Wanneer u de middelste knop hebt inge-drukt, stroomt er lucht uit de openingen terhoogte van bovenlichaam en hoofd

• Wanneer u de onderste knop hebt inge-drukt, stroomt er lucht uit de openingen terhoogte van benen en voeten

Druk op AUTO, wanneer u de automatischeluchtverdeling weer wilt activeren.

6. Interieurtemperatuursensor

De interieurtemperatuursensor registreert detemperatuur in het interieur.

7. Ontwaseming voorruit en zijruiten

U gebruikt de ontwaseming om de voorruit ende zijruiten snel te ontwasemen en te ont-dooien. Er stroom dan op hoge snelheid luchtnaar de ruiten. Het lampje in de ontwasemings-knop brandt, wanneer de functie ingeschakeldis.

Bij activering van deze functie gebeurt boven-dien het volgende om de lucht in het interieurzo veel mogelijk van vocht te ontdoen:

• de airconditioning (AC) wordt automatischingeschakeld (uit te schakelen met de knopAC);

• de recirculatie wordt automatisch uitge-schakeld.

Bij het uitschakelen van de ontwaseming hervat de klimaatregeling de voor-

gaande instellingen.

8. Elektrische achterruit- en

buitenspiegelverwarming

Met deze knop kunt u de achterruit en de bui-tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs,zie pagina 61 voor meer informatie over dezefunctie.

9. Elektrisch verwarmde voorstoelen

Doe het volgende om de voorstoel te verwar-men:

1. Eenmaal indrukken: Hoge verwarmings-stand – beide lampje branden.

2. Nogmaals indrukken: Lage verwarmings-stand – een van de lampjes brandt.

3. Nogmaals indrukken: Verwarming uitge-schakeld – geen van de lampjes brandt.

Volvo adviseert u de temperatuur in eenerkende Volvo-werkplaats te laten bijstellen.

10 en 11. Temperatuurknoppen

Met de twee draaiknoppen kunt u de tempe-ratuur aan de bestuurderszijde en de passa-gierszijde instellen.

N.B.

Let erop dat de passagiersruimte niet snel-ler warm of koud wordt, wanneer u eenhoger of lagere temperatuur kiest dan degewenste.

12. Ventilator

Draai aan de knop om de ventilatorsnelheid teverhogen of te verlagen. De ventilatorsnelheidwordt automatisch geregeld, als u AUTO

selecteert. De eerder ingestelde ventilatorsnel-heid wordt dan genegeerd.

N.B.

Als u de knop linksom hebt gedraaid en deventilatorindicatie op het display gedoofd is,zijn de ventilator en de airconditioning uit-geschakeld.

13. Ventilator, achter in

passagiersruimte (optie bij zevenzitters)

U kunt de snelheid waarmee de ventilatordraait verhogen of verlagen door aan de knopte draaien. Dit geldt alleen, als u voor zowelairconditioning voorin als achterin* hebt geko-zen. De knop voor airconditioning achter in depassagiersruimte vindt u op de middencon-sole, zie pagina 59.

Page 95: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Standverwarming op brandstof*

03

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 95

Algemene informatie oververwarmingen

G027095

Knop READ

Duimwiel

Knop RESET

Voordat u de standverwarming kunt program-meren, moet het elektrische systeem worden“gewekt”.

Dat doet u door:

• op de knop READ te drukken, of

• het groot licht te activeren, of,

• draai de transpondersleutel naar sleutel-stand I.

U kunt de standverwarming meteen inschake-len of twee verschillende uitschakeltijdeninstellen met TIMER 1 en TIMER 2. Onder deuitschakeltijd wordt het tijdstip verstaanwaarop de auto de gewenste temperatuurbereikt heeft. De elektronica van de auto rekentaan de hand van de buitentemperatuur zelf uitwanneer de verwarming moet worden inge-schakeld.

Bij een buitentemperatuur hoger dan 25 °Cwordt de verwarming niet geactiveerd. Bij tem-peraturen van –10 °C en lager is de maximalebedrijfstijd van de standverwarming 60 minu-ten.

Als de standverwarming ondanks herhaaldestartpogingen niet aanslaat, adviseert Volvo ucontact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Er verschijnt een melding op hetdisplay.

Waarschuwingssticker op de tankvulklep.

WAARSCHUWING

Bij gebruik van de standverwarming moetde auto in de buitenlucht staan.

Schakel voor het tanken de standverwar-ming uit. Gemorste brandstof kan ontvlam-men.

Controleer op het display of de standver-warming uit is. (Als de standverwarmingwerkt, verschijnt er PARK.VERW. AAN ophet display.)

Displaytekst

Wanneer u de geprogrammeerde functiesTIMER 1, TIMER 2 en Directe start

Page 96: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Standverwarming op brandstof*

03

96 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

activeert, brandt het oranje waarschuwings-lampje op het instrumentenpaneel.

Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een mel-ding met de status van de standverwarming.De melding verdwijnt wanneer u de auto vanafde buitenzijde vergrendelt met de transpon-dersleutel.

Op een helling parkeren

Wanneer u de auto op een steile helling par-keert, moet u ervoor zorgen dat de voorkantnaar de voet van de helling wijst. De standver-warming krijgt dan voldoende brandstof.

Klok/timer

Als u na het instellen van de timer(s) van deverwarming de klok van de auto bijstelt, wor-den alle timerinstellingen geannuleerd.

Timers instellen

Om veiligheidsredenen kunt u uitsluitend tijdenvoor het komende etmaal programmeren endus niet voor meerdere dagen tegelijk.

1. Draai aan het duimwiel totdat TIMER 1 of2 op het display verschijnt.

2. Druk kort op de knop RESET zodat de uur-aanduiding gaat knipperen.

3. Gebruik het duimwiel om het gewenstetijdstip in uren aan te geven.

4. Druk kort op de knop RESET, zodat deminuutaanduiding gaat knipperen.

5. Gebruik het duimwiel om het gewenstetijdstip in minuten aan te geven.

6. Druk kort op de knop RESET om de instel-ling te bevestigen.

7. Druk op de knop RESET om de timer teactiveren.

Timergestuurde standverwarming

voortijdig uitschakelen

Doe het volgende om de timergestuurdestandverwarming uit te schakelen voordat detimer dat doet:

1. Druk op READ.

2. Ga met het duimwiel naar TIMER

PARK.VERW 1 of 2. De tekst AAN knip-pert op het display.

3. Druk op RESET. De tekst UIT brandt con-tinu en de standverwarming wordt uitge-schakeld.

Standverwarming meteen inschakelen

1. Draai aan het duimwiel totdat DIRECTE

START op het display verschijnt.

2. Druk op RESET om een van de optiesAAN of UIT te selecteren.

3. Kies AAN.

De verwarming zal vervolgens 60 minuten langblijven werken. De verwarming van het interieurgaat van start, zodra de koelvloeistof in demotor een temperatuur van 30 °C heeft bereikt.

Standverwarming meteenuitschakelen

1. Draai aan het duimwiel totdat DIRECTE

START op het display verschijnt.

2. Druk op RESET om een van de optiesAAN of UIT te selecteren.

3. Kies UIT.

N.B.

Het is mogelijk de motor starten en weg terijden, terwijl de standverwarming nog aan-staat.

Page 97: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

03 Klimaatregeling

Standverwarming op brandstof*

03

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 97

Accu en brandstof

Als de accu onvoldoende opgeladen is of alshet brandstofpeil te laag is, wordt de standver-warming automatisch uitgeschakeld. Er ver-schijnt een melding op het display. Er ver-schijnt dan een melding op het display. Beves-tig deze melding door op de knop READ tedrukken.

BELANGRIJK

Herhaaldelijk gebruik van de standverwar-ming bij korte ritten kan ertoe leiden dat deaccu uitgeput raakt en startproblemen ople-veren. Bij regelmatig gebruik van de stand-verwarming moet u even lang in de auto rij-den als de standverwarming aanstond. Ditom te zorgen dat de dynamo evenveelstroom kan bijladen als de standverwarmingverbruikt.

Extra verwarming (diesel)*

Bij koud weer kan extra verwarming nodig zijnom de passagiersruimte voldoende te verwar-men.

De extra verwarming wordt automatisch inge-schakeld wanneer er extra warmte nodig is ter-wijl de motor loopt. De verwarming wordt auto-matisch uitgeschakeld, wanneer het warmgenoeg is of wanneer de motor wordt afgezet.

Page 98: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

98

Voorstoelen........................................................................................... 100Voorstoelen (Executive) ........................................................................ 103Interieurverlichting................................................................................. 104Opbergmogelijkheden in passagiersruimte.......................................... 106Opbergmogelijkheden in passagiersruimte (Executive) ....................... 111Achterbank............................................................................................ 112Lading vervoeren ................................................................................. 114Bagageruimte........................................................................................ 115

Page 99: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

INTERIEUR

Page 100: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Voorstoelen

04

100

Zithouding

G027960

De bestuurders- en passagiersstoel kunnenworden ingesteld voor een optimale zit- en rij-houding.

Vooruit/achteruit, de hendel omhoogtillenom de juiste afstand tot het stuurwiel en depedalen in te stellen. Controleer of de stoelna het afstellen in de nieuwe stand geblok-keerd staat.

Voorkant zitting hoger/lager zetten,omhoog-/omlaagpompen (bestuurders-en passagierszijde*).

Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/omlaagpompen (bestuurders- en passa-gierszijde*).

Lendensteun wijzigen1, aan de knopdraaien.

Hellingshoek rugleuning wijzigen – aan deknop draaien.

Bedieningspaneel voor elektrisch bedien-bare stoel*.

WAARSCHUWING

Stel de stand van de bestuurdersstoel invoordat u gaat rijden en nooit tijdens het rij-den.

Controleer of de stoel in zijn stand vergren-deld staat.

Rugleuning voorstoelen omklappen

G014805

De rugleuning van de passagiersstoel kan wor-den omgeklapt om ruimte te maken voor langelading.

1. Schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-teren.

2. Zet de rugleuning rechtop (90 graden).

3. Trek de pallen aan de achterzijde van derugleuning tijdens het omklappen naarvoren.

4. Duw de stoel zo ver naar voren dat dehoofdsteun onder het dashboardkastje“vast” komt te zitten.

1 Geldt ook voor een elektrisch bedienbare stoel.

Page 101: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Voorstoelen

04

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 101

Houd voor het rechtop zetten de omgekeerdevolgorde aan.

WAARSCHUWING

Pak het ruggedeelte nadat u het rechtopgezet hebt beet en controleer of het stevigvergrendeld staat om letsel te voorkomenbij hard afremmen of een aanrijding.

Vloermatten*

Volvo biedt vloermatten die speciaal voor deauto vervaardigd zijn.

WAARSCHUWING

Zorg dat de vloermat voor de bestuurders-stoel goed in de bevestigingsklemmen opde vloer vastzit om te voorkomen dat dezekan gaan glijden en achter of onder depedalen blijft haken.

Elektrisch bedienbare stoel*

Tot enige tijd nadat u het portier met de trans-pondersleutel hebt ontgrendeld blijft hetmogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt ergeen sleutel in het contactslot. Het is altijdmogelijk de stoel te verstellen, wanneer decontactsleutel in stand I of II staat.

Voorkant zitting omhoog/omlaag

Stoel vooruit/achteruit

Stoel omhoog/omlaag

Hellingshoek rugleuning

Er wordt een beveiliging tegen overbelastinggeactiveerd, als een van de stoelen wordtgeblokkeerd. Als dit het geval is, moet u het

contact uitschakelen en enige tijd wachtenvoordat u de stoel opnieuw probeert te ver-stellen. U kunt slechts één verstelfunctie vande stoel tegelijk activeren.

Geheugenfunctie*

Knoppen voor geheugenfunctie.

Instelling vastleggen

1. Verstel de stoel.

2. Houd de knop MEM ingedrukt, terwijl uknop 1, 2 of 3 indrukt.

Stoel in vastgelegde stand zetten

Druk op een van de geheugenknoppen 1–3,totdat de stoel tot stilstand komt. Bij het losla-

Page 102: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Voorstoelen

04

102

ten van de knop zal de instelling van de stoelonmiddellijk worden beëindigd.

Geheugen van transpondersleutel

De positie van de bestuurdersstoel wordt vast-gelegd, wanneer u de auto met de transpon-dersleutel vergrendelt. Een volgende keer datde auto met dezelfde transpondersleutel wordtontgrendeld en het bestuurdersportier wordtgeopend, nemen de bestuurdersstoel en debuitenspiegels de vastgelegde standen in.

N.B.

Het sleutelgeheugen werkt onafhankelijkvan de geheugenfunctie van de stoel.

Noodstop

Als de stoel per ongeluk in beweging komt,kunt u op een willekeurige knop drukken om destoel tot stilstand te brengen.

WAARSCHUWING

Beknellingsgevaar! Laat kinderen niet metde schakelaars spelen.

Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter ofonder de stoel liggen tijdens het verstellen.

Zorg er tevens voor dat geen van de passa-giers op de achterbank bekneld kan raken.

Page 103: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Voorstoelen (Executive)

04

103

Voorstoelen type Comfort

G030180

Massage

Lendensteun

Massage

G030183

Knop voor activering massagefunctie.

Harde massage

Zachte massage

Elk van beide voorstoelen is voorzien van eenrugleuning met massagefunctie. De massage-functie maakt gebruik van luchtkussens die ueen harde of zachte massage geven. Na selec-tie van de gewenste massagefunctie wordt erals volgt gemasseerd: 6 minuten massage – 4minuten pauze – 6 minuten massage enz.

Wanneer de knop in de middelste stand staatof de transpondersleutel in stand 0, is de mas-sagefunctie niet actief.

Lendensteun instellen

G030229

Knop voor instelling lendensteun.

De lendensteun is traploos in te stellen metbehulp van de luchtkussens die ook gebruiktworden voor de massafunctie. De luchtkus-sens op verschillende hoogte in de rugleuningzijn stuk voor stuk apart traploos harder ofzachter op te blazen (zie bovenstaande afbeel-ding).

De lendensteun is in te stellen wanneer demassagefunctie niet actief is.

De stand wordt opgeslagen in een geheugenzodat de lendensteun na afloop van de mas-sagefunctie of na langdurig parkeren automa-tisch de laatst opgeslagen stand weer inneemt.

Page 104: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Interieurverlichting

04

104

Leeslampjes voorin eninterieurverlichting

G026960

Knoppen op plafondconsole voor bediening lees-lampjes voorin en interieurverlichting.

Leeslampje linksvoor

Interieurverlichting

Leeslampje rechtsvoor

De interieurverlichting1 wordt in- en uitgescha-keld door kort op knop (2) te drukken. Ook deautomatische verlichting wordt dan geacti-veerd c.q. gedeactiveerd, zie pagina 105.

Alle lampjes in het interieur kunnen wordeningeschakeld met het contactslot in stand I of

II en ook wanneer de motor loopt. De verlich-ting kan ook worden ingeschakeld binnen 10minuten nadat:

• de motor afgezet is en het contact in stand0 is gezet;

• de auto ontgrendeld is zonder dat de motoris gestart

De verlichting dooft daarna automatisch.

Plafondverlichting voorin

De leeslampjes voorin worden in- en uitge-schakeld met een druk op de bijbehorendeknoppen op de plafondconsole.

Plafondverlichting achterin

G027153

Leeslampjes achterin

Leeslampje linksachter, aan/uit

Leeslampje rechtsachter, aan/uit

De leeslampjes achterin worden in- en uitge-schakeld met een druk op de bijbehorendeknoppen.

Bij zevenzitters zijn er ook leeslampjes voor dederde zitrij.

Instapverlichting

De instapverlichting (alsmede de interieurver-lichting) wordt in- en uitgeschakeld bij het ope-nen c.q. sluiten van een portier.

1 De instapverlichting wordt tegelijk met de interieurverlichting in- of uitgeschakeld.

Page 105: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Interieurverlichting

04

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 105

Kofferbakverlichting

Een lampje aan de binnenkant van de achter-klep dient als kofferbakverlichting.

Het achterste plafondlampje en het lampje inde achterklep worden bij het openen en sluitenvan de achterklep automatisch in- en uitge-schakeld.

Verlichting dashboardkastje

De verlichting in het dashboardkastje wordt in-en uitgeschakeld bij het openen en sluiten vande klep van het kastje.

Make-upspiegel*

G027045

Het lampje gaat automatisch aan, wanneer uhet klepje optilt.

Automatische verlichting

U kunt de automatische verlichting uitschake-len door knop (2), zie pagina 104, meer dan 3seconden ingedrukt te houden. Bij kort indruk-ken van de knop schakelt u de automatischeverlichting weer in.

Bij een geactiveerde automatische verlichtinggaat de interieurverlichting automatisch2 30seconden lang branden wanneer:

• de auto wordt ontgrendeld met een sleutelof transpondersleutel

• u de contactsleutel na het afzetten van demotor naar stand 0 draait.

De interieurverlichting gaat aan en blijft 10minuten lang branden, wanneer een van deportieren wordt geopend tenzij u de interieur-verlichting hebt uitgeschakeld.

De interieurverlichting dooft, wanneer:

• u de motor start;

• de auto wordt ontgrendeld met een sleutelof transpondersleutel.

De geprogrammeerde inschakelduur (resp. 30seconden en 10 minuten) is te wijzigen in eenVolvo-werkplaats.

2 De functie is afhankelijk van de lichtinval en wordt alleen geactiveerd wanneer het donker is.

Page 106: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

04

106

Opbergmogelijkheden

ATTENTIONPakjdskdl ioiuip kjöpp opoodidåuswi

C

SOUND

MENU

80

ENTER

LSEE

EXIT

MY KEYRTO

8504251r

AIRBAG

G02

7041

Page 107: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

04

��

107

Opbergvak op derde zitrij

Opbergvakken en bekerhouders

Parkeerkaarthouder

Dashboardkastje

Aflegvlak in middenconsole

Bekerhouders voor achterpassagiers

Opbergvak (ook aan de voorkant van devoorstoelzitting)

Houder voor boodschappentassen

WAARSCHUWING

Zorg dat er geen harde, scherpe of zwarevoorwerpen in de weg liggen of uitstekenom te voorkomen dat ze verwondingen ver-oorzaken bij een krachtige remmanoeuvre.

Maak grote en zware voorwerpen altijd vastmet een van de veiligheidsgordels of eenbagageband.

Pennenvak

G027030

In de middenconsole vindt u een vak waarin upennen kunnen bewaren.

Dashboardkastje

ATTENTIONPakjdskdl ioiuip kjöpp opoodidåuswi

C

SOUND

MENU

80

ENTER

LSE E

EXIT

MY KEYRTO

AIRBAG

G027025

In het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld hetinstructieboekje, wegenkaarten, pennen entankpassen bewaren.

Page 108: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

04

108 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Kledinghaak

G027028

De kledinghaak is alleen bestemd voor niet alte zware kledingsstukken.

Asbak voor achterpassagiers*

G027018

U opent de asbak door de bovenkant van hetklepje naar buiten toe te klappen.

Leeg de asbak als volgt:

1. Open de asbak.

2. Duw het klepje omlaag en kantel het ach-terover.

3. Til de asbak vervolgens uit de middencon-sole.

Bekerhouder/flessenhouder voorachterpassagiers

G027063

Trek het insteekelement aan de onderkantopenen.

U kunt het insteekelement voor bekers als volgtverwijderen:

� Wanneer u de twee klemmen losmaakt,kunt u de bekerhouder gebruiken als fles-senhouder voor twee grote petflessen.

Page 109: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

04

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 109

Opbergvakken en bekerhouders(zevenzitter)

G027040

U kunt de opbergvakken gebruiken om bijvoor-beeld cd’s en boeken in te bewaren.

Aflegvlak in middenconsole

G027019

In de middenconsole zit een aflegvak om bij-voorbeeld eten en drinken op weg te zetten. Umoet daarvoor de middenarmsteun naar ach-teren toe wegklappen, zodat de achterpassa-giers het onderliggende blad als “tafeltje” kun-nen gebruiken.

Onder het aflegvlak zit een opbergvak om bij-voorbeeld cd’s in te bewaren.

Bekerhouders

G027020

Bekerhouders voor de bestuurders- en passa-gierszijde.

Asbak*

� Om de asbak te legen moet u het insteek-element uitnemen.

Page 110: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

04

110

Opbergvak op derde zitrij (zevenzitter)

G027026

U kunt de opbergvakken gebruiken om bijvoor-beeld pennen en kleine voorwerpen in te bewa-ren.

Page 111: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte (Executive)

04

111

Koelbox

G027068

Onder de opklapbare armsteun is een koelboxweggewerkt. Pas de koelstand aan met deknop (zie afbeelding). De box werkt wanneer demotor loopt of de transpondersleutel in standII staat.

WAARSCHUWING

Draai de flessen goed dicht voordat u ze inhet koelbox bewaart en zorg dat het deurtjedicht blijft tijdens het rijden.

Page 112: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Achterbank

04

112

Achterbank, tweede zitrij (zevenzitter)

G027027

Ruggedeelte vooroverklappen om in te

stappen

Til de handgreep (1) omhoog en duw de stoeltegelijkertijd naar voren. Doe dit in omgekeerdevolgorde om de stoel in de oorspronkelijkestand terug te zetten.

Stoel vooruit-/achteruitzetten

Til de beugel (2) op om de stoel verder naarvoren of achteren te zetten.

Verschuifbare stoel (zevenzitter)

G027033

U kunt de middelste stoel van de tweede zitrijiets verder naar voren zetten dan de resterendestoelen. Wanneer u de middelste stoel naarvoren schuift kunt u een kind op het geïnte-greerde kinderzitje beter in de gaten houdenvanaf de voorstoelen.

Til de beugel (A) op om de stoel naar voren ofachteren te zetten.

Achterkant middenconsoleverwijderen

G028445

Om de middelste stoel van de tweede zitrij naarvoren te kunnen schuiven, moet u eerst demiddenconsole verwijderen. U doet dat alsvolgt.

1. Verwijder de achterkant van de midden-console door de pal recht naar buiten toete trekken zoals aangegeven op de boven-staande afbeelding.

2. Til de console vervolgens uit de auto.

Page 113: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Achterbank

04

113

Hoofdsteunen achterbank, middelstezitplaats

G027015

U kunt de hoofdsteun in het midden van deachterbank naargelang van de lengte van depassagier afstellen. Trek de hoofdsteun zo veromhoog als nodig is.

� Als u de hoofdsteun omlaag wilt duwen,moet u tegelijkertijd de pal indrukken. Zieafbeelding.

WAARSCHUWING

Zet de hoofdsteun alleen in de laagste posi-tie, wanneer u het ruggedeelte van de stoelvooroverklapt of wanneer er niemand op destoel zit.

Nadat u de stoelen op de tweede en derdezitrij rechtop gezet hebt, moet u controlerenof het ruggedeelte van de stoelen geblok-keerd staat. Als dat niet het geval is, kan hetbeveiligingssysteem zijn werk niet doen.

N.B.

U kunt de hoofdsteun niet helemaal verwij-deren.

Page 114: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Lading vervoeren

04

114

Algemene informatie

Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaargewicht van de auto. Het laadvermogen dientte worden verminderd met de som van hetgewicht van eventuele inzittenden en dat vangemonteerde accessoires. Voor gedetailleerdeinformatie over de gewichten, zie pagina 286.

WAARSCHUWING

Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

Lading op het dak

Lastdragers gebruiken

Om schade aan de auto te voorkomen en voormaximale veiligheid tijdens het rijden, wordt ugeadviseerd de lastdragers te gebruiken diedoor Volvo ontwikkeld zijn.

Volg de montagevoorschriften die bij de last-dragers worden geleverd nauwkeurig op.

• Controleer regelmatig of de lastdragers ende lading goed vastzitten. Zet de ladingstevig vast met sjorbanden.

• Verdeel het gewicht van de lading gelijk-matig over de lastdragers. Leg de zwaarstevoorwerpen onderop.

• Naarmate u meer lading op het dak ver-voert, vangt de auto meer wind en neemthet brandstofverbruik toe.

• Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel op,rem niet te hard en maak niet te scherpebochten.

WAARSCHUWING

De maximale dakbelasting is 100 kg inclu-sief de lastdragers en een eventuele skibox.Bij het vervoer van lading op het dak ver-schuift het zwaartepunt en treden er wijzi-gingen op in de rijeigenschappen van deauto.

Page 115: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

��

115

Bagageruimte vergroten, tweede zitrij

BELANGRIJK

Bij het neerklappen van de achterbankmogen er zich geen voorwerpen op de ach-terbank bevinden. De veiligheidsgordelsmogen evenmin zijn ingestoken. Schadeaan de bekleding van de achterbank isanders namelijk niet uitgesloten.

G027022

1. Zet de stoelen in de achterste stand (geldtalleen voor zevenzitters).

2. Klap de hoofdsteunen omlaag.

3. Hef de blokkering (1) op en klap het rug-gedeelte voorover. Duw het ruggedeelte

aan om het in neergeklapte stand te blok-keren.

WAARSCHUWING

Om veiligheidsredenen mag u geen passa-giers op de derde zitrij vervoeren, als dehoofdsteunen van de buitenste zitplaatsenvan de tweede zitrij omlaaggeklapt zijn.

Bagageruimte vergroten, derde zitrij(zevenzitter)

BELANGRIJK

Bij het neerklappen van de achterbankmogen er zich geen voorwerpen op de ach-terbank bevinden. De veiligheidsgordelsmogen evenmin zijn ingestoken. Schadeaan de bekleding van de achterbank isanders namelijk niet uitgesloten.

G027016

Schuif de tweede zitrij helemaal naar voren toe,zie pagina 100.

Til de handgreep omhoog.

Schuif het zitgedeelte in de achterstestand. Klap de verankeringsogen links enrechts dusdanig in, dat ze niet beschadigdraken wanneer u de ruggedeelten voor-overklapt.

Klap het ruggedeelte voorover. (De hoofd-steun wordt automatisch ingeklapt bij hetvooroverklappen van het ruggedeelte.)

Derde zitrij rechtop zetten

1. Zet het ruggedeelte van de stoelen weerrechtop.

Page 116: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

116

2. Pak de lus beet en trek het zitgedeelte zover uit dat u een klik hoort.

3. Zet de hoofdsteun rechtop.> U kunt de stoel daarna weer gebruiken.

Algemene informatie

G027031

Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaargewicht van de auto. Het laadvermogen dientte worden verminderd met de som van hetgewicht van eventuele inzittenden en dat vangemonteerde accessoires. Voor gedetailleerdeinformatie over de gewichten, zie pagina 286.

Lading in de bagageruimte

Veiligheidsgordels en airbags bieden debestuurder en eventuele passagiers een goedebescherming, met name bij frontale botsingen.Zorg echter ook voor een goede afschermingin de rug. Let er bij het vervoer van lading in debagageruimte op dat voorwerpen die niet goedzijn vastgezet of op de juiste manier zijn inge-laden bij een aanrijding of een krachtige rem-manoeuvre met hoge snelheid en met grotekracht naar voren kunnen worden geslingerden daarbij ernstige verwondingen kunnen toe-brengen.

Let erop dat een voorwerp met een gewichtvan 20 kg bij een frontale botsing op een snel-heid van 50 km/h zich gedraagt als een voor-werp met een gewicht van 1000 kg.

Let op het volgende bij het inladen:

• Duw zware lading niet te dicht tegen devoorstoelen aan. Het neergeklapte rugge-deelte wordt anders onnodig zwaar belast.

• Breng de lading zo dicht mogelijk tegen derugleuning van de achterbank aan.

• Leg zware voorwerpen zo veel mogelijkplat op de vloer.

• Breng zware lading dusdanig aan dat dezerecht voor de deellijn in de rugleuning vande achterbank komt te zitten.

• Dek scherpe randen met iets zachts af.

• Zet de lading met sjorbanden aan de ver-ankeringsogen vast.

• Zorg dat de lading nooit boven de rugleu-ning uitsteekt, wanneer u geen gebruikmaakt van een bagagenet.

WAARSCHUWING

Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

Page 117: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

��

117

WAARSCHUWING

Zorg dat de lading nooit boven de rugge-deelten uitsteekt! Als dat namelijk wel hetgeval is, kan de lading bij een krachtige rem-manoeuvre of een aanrijding naar vorenworden geslingerd en u of eventuele passa-giers ernstig verwonden. Let er ook op datu lading altijd goed verankert (vastbindt).

Wanneer u het ruggedeelte van de achter-bank hebt neergeklapt, moet u zorgen datde lading niet uitsteekt boven de denkbeel-dige, horizontale lijn op 50 mm onder debovenkant van de ruiten in de achterportie-ren. Zorg er bovendien voor dat de ladingop 10 cm afstand van de zijruiten zit. Andersis het mogelijk dat het opblaasgordijn datschuilgaat achter de plafondbekleding geenbescherming meer biedt.

Zorg dat u de bagage altijd goed verankert.Bij krachtig remmen kan de bagage namelijkgaan schuiven en inzittenden verwonden.

Zet de motor af en zet de parkeerrem aanbij het in- en uitladen van lange voorwerpen!Lange voorwerpen kunnen namelijk tegende versnellingspook of keuzehendel aankomen en zo per ongeluk een versnellinginschakelen, waarna de auto kan gaan rol-len.

Bagagenet

G027058

Het bagagenet voorkomt dat bagage of ladinguit de bagageruimte de passagiersruimte kanbinnendringen bij krachtige remmanoeuvres.

Het bagagenet is gemaakt van stevig nylon-materiaal en kan op twee verschillende manie-ren worden bevestigd:

• achter het ruggedeelte van de achterbank,

• achter de voorstoelen, als u de achterbankhebt neergeklapt.

Bagagenet aanbrengen

Als de auto is uitgerust met een bagagerol-hoes, moet u deze verwijderen voordat u hetbagagenet aanbrengt.

1. Haak de bovenste stang achter de voorsteof achterste plafondbevestigingen vast.

2. Haak het andere uiteinde van de stang aande tegenoverliggende plafondbevestigingvast.

3. Haak de banden van het bagagenet vastaan de ogen op de vloer, wanneer u het netaan de achterste plafondbevestigingenhebt vastgezet.

4. Maak gebruik van de verankeringsogen opde stoelrails, wanneer u het net aan de

Page 118: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

118 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

voorste plafondbevestigingen hebt vast-gezet.

Geldt alleen voor zevenzitter:

1. Zorg dat het net voor de armleuning vanhet zijpaneel komt te liggen bij aanspan-ning.

2. Trek het bagagenet strak met de trekban-den.

Bagagenet opvouwen

U kunt het bagagenet opvouwen en opbergenonder de vloerplaat van de bagageruimte(geldt voor vijfzitters).

� Druk de knoppen (1) op de scharnieren vanhet bagagenet in om de scharnieren te ont-grendelen en het net op te vouwen.

WAARSCHUWING

Controleer altijd of de bovenste bevestigin-gen van het veiligheidsnet goed zijn aange-bracht en of de spanbanden stevig vastzit-ten.

Een beschadigd net mag u niet meer gebrui-ken.

Stalen veiligheidsrek*

G027056

Het veiligheidsrek in de bagageruimte voor-komt dat bagage of huisdieren bij krachtigeremmanoeuvres de passagiersruimte in wor-den geslingerd.

U moet het veiligheidsrek voor de veiligheidaltijd op de juiste manier bevestigen en veran-keren.

Breng het veiligheidsrek als volgt aan:

1. Til het veiligheidsrek via de achterklep ofeen van de achterportieren in de auto (inhet laatste geval moet u eerst de tweedezitrij neerklappen).

Page 119: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

��

119

2. Breng een van de bevestigingspennen vanhet veiligheidsrek in de bijbehorende hou-der aan die zich boven het achterportierachter de tweede zitrij bevindt.

G027057

3. Duw de bevestigingspen van het veilig-heidsrek naar voren toe in de houder.

4. Breng de andere bevestigingspen van hetveiligheidsrek in de houder boven hettegenoverliggende portier en duw ook hierde bevestigingspen vooruit in de houder.

5. Steek de bevestigingsbeugel vanaf deonderzijde door de onderste houder vanhet veiligheidsrek zoals aangegeven op deafbeelding.

6. Breng de veer op de bevestigingsbeugelaan en draai de draaiknop erop vast.

7. Bevestig de haak van de bevestigingsbeu-gel in het verankeringsoog en draai aan dedraaiknop, totdat de bevestigingsbeugel inhet verankeringsoog vastgrijpt.

8. Doe hetzelfde aan de andere kant van hetrek.

9. Draai de beide bevestigingsbeugels beur-telings vast.

10. Breng de beschermdoppen aan op hetblootliggende schroefdraadsegmentboven de draaiknoppen.

WAARSCHUWING

Geldt voor zevenzitters: Om veiligheidsre-denen mag u geen passagiers op de derdezitrij vervoeren, als u het bagagenet achterde tweede zitrij hebt gemonteerd.

Elektrische aansluiting inbagageruimte

G027099

Verwijder het kapje, wanneer u de aansluitingwilt gebruiken. De elektrische aansluiting werktonafhankelijk van de stand van het contactslot.

Als bij het uitschakelen van het contact blijktdat de stroomsterkte die via de aansluitingwordt afgenomen hoger is dan 0,1 A, verschijnter een waarschuwing op het display.

N.B.

Let erop dat u de aansluiting niet gebruiktwanneer de motor is afgezet, omdat andershet risico bestaat dat de accu uitgeputraakt.

Page 120: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

120 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Bagagerolhoes*

G027055

Trek de bagagerolhoes over de bagage heenuit en haak de hoes vast in de openingen die inde achterste stijlen van de bagageruimte zitten.

Bagagerolhoes verwijderen

Druk het eindstuk van de bagagerolhoes naarbinnen toe en trek het naar boven toe los. Bijhet aanbrengen moet u de eindstukken van debagagerolhoes in de houders omlaag drukken.

WAARSCHUWING

Leg geen voorwerpen op de bagagerol-hoes. Ze kunnen de inzittenden verwondenbij afremmen of uitwijkmanoeuvres.

Houder voor boodschappentassen*

G027066

Open het luik in de bagageruimte. Hang of bindde boodschappentassen vast met bagageban-den of houders.

Vloervak bagageruimte, inhoud

G027067

Positie EHBO-kit bij vijfzitters.

Positie EHBO-kit bij zevenzitters.

Onder de vloer van de bagageruimte vindt u hetvolgende:

• Gevarendriehoek*

• Gereedschapstas

• EHBO-kit*

• Krik (alternatieve positie)

Page 121: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

04 Interieur

Bagageruimte

04

121

N.B.

Bepaalde producten in de EHBO-kit zijnverzien van een uiterste houdbaarheidsda-tum. U dient de producten te vervangen,voordat de aangegeven data zijn verstre-ken.

Vloervlak bagageruimte openen

(vijfzitter)

� Til het luik in de vloer van de bagageruimteop.

Doe het volgende als uw auto is uitgerust meteen houder voor boodschappentassen:

� Til het luik op en maak de bagagebandenvan de houder voor de boodschappentas-sen los.

Vloervak bagageruimte openen

(zevenzitter)

� Til het luik op.

Doe het volgende als uw auto is uitgerust meteen houder voor boodschappentassen:

� Klap het bovenste luik open, maak debagagebanden van een eventuele houdervoor boodschappentassen los en klap ver-volgens het onderste luik open.

BELANGRIJK

Let erop dat er geen voorwerpen onder destoelkussens liggen wanneer u de stoelenhebt neergeklapt. Dergelijke voorwerpenkunnen de stoelkussens en de verstelme-chanismen namelijk beschadigen.

Page 122: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

122 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Transpondersleutel - sleutel met afstandsbediening............................ 124Vergrendelen en ontgrendelen.............................................................. 126Kinderslot.............................................................................................. 130Alarm*.................................................................................................... 132

Page 123: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

SLOTEN EN ALARM

Page 124: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Transpondersleutel - sleutel met afstandsbediening

05

124

Sleutels, elektronische startblokkering

G030177

Transpondersleutel. De hoofdsleutel past op allesloten.

Bij de auto worden twee transpondersleutelsgeleverd – ze zijn inklapbaar en voorzien vaneen ingebouwde afstandsbediening.

Verlies van een sleutel

Als u een van de transpondersleutels verliest,wordt u geadviseerd een erkende Volvo-werk-plaats te bezoeken en alle resterende sleutelsvan de auto mee te nemen. Ter voorkoming vandiefstal moet de code van de zoekgeraaktesleutel uit het systeem worden gewist. Tegelij-kertijd moeten de codesignalen van de reste-rende sleutels opnieuw in het systeem wordengeprogrammeerd.

De unieke code van de sleutelbladen is bekendbij de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ooknieuwe sleutelbladen kunnen worden besteld.

Er kunnen maximaal zes transpondersleutelsvoor één en dezelfde auto worden geprogram-meerd en gebruikt.

Elektronische startblokkering

De sleutels zijn voorzien van gecodeerdechips. Deze code moet overeenkomen met dievan de lezer (ontvanger) in het contactslot. Ukunt de auto alleen starten, wanneer u eensleutel met de juiste code gebruikt.

N.B.

Het sleutelblad van de transpondersleutelmoet volledig zijn uitgeklapt (zie afbeelding)bij het starten van de auto. Anders bestaathet risico dat de startblokkering in werkingtreedt en de motor niet kan worden gestart.

Contactsleutels en elektronische

startblokkering

Laat de transpondersleutel nooit samen metandere sleutels of metalen voorwerpen aandezelfde sleutelbos hangen. Anders kan deelektronische startblokkering per ongeluk wor-den geactiveerd, zodat de auto niet kan wor-den gestart.

Functies afstandsbediening

G027013

Ontgrendelen

� Bij eenmaal indrukken van de knop wordenalle portieren, de achterklep en de tankvul-klep ontgrendeld.

Achterklep

• Bij eenmaal indrukken van de knop wordtalleen de achterklep ontgrendeld.

• Bij tweemaal indrukken wordt de klep ont-grendeld en komt deze een stukje omhoog.

Paniekfunctie

U kunt gebruik maken van de paniekfunctie omin noodgevallen de aandacht van anderen tetrekken. Als u de rode knop ten minste drie

Page 125: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Transpondersleutel - sleutel met afstandsbediening

05

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 125

seconden lang ingedrukt houdt of tweemaalachtereen binnen drie seconden indrukt, wor-den de richtingaanwijzers, de interieurverlich-ting en de claxon geactiveerd. U schakelt depaniekfunctie weer uit met een druk op eenwillekeurige knop van de transpondersleutel.Als u niets doet, wordt de paniekfunctie na 25seconden automatisch uitgeschakeld.

“Approach”-verlichting

Doe het volgende, wanneer u op de auto toe-loopt:

� Druk op de gele knop van uw transponder-sleutel.

De interieurverlichting, stadslichten vóór enachterlichten, kentekenplaatverlichting en bui-tenspiegelverlichting* gaan dan branden. Ookde verlichting van een aangesloten aanhangergaat branden. De lampen blijven 30, 60 of 90seconden branden. In een werkplaats kunt ueen passende inschakelduur laten instellen –geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-plaats.

Doe het volgende om de Approach-verlichtinguit te schakelen:

� Druk nogmaals op de gele knop van uwafstandsbediening.

Vergrendelen

Met de knop vergrendelt u alle portieren, deachterklep en de tankvulklep. Voor de tankvul-klep geldt een vertraging van ca. 10 minuten.

Sleutel in-/uitklappen

U kunt de transpondersleutel inklappen doorde knop in te drukken, terwijl u het mechani-sche gedeelte (sleutelblad) inklapt.

De ingeklapte sleutel wordt automatisch uitge-klapt met een druk op de knop.

Batterij transpondersleutel vervangen

Als de sloten niet meer bij de gebruikelijkeafstand reageren op signalen van de transpon-

dersleutel, moet u de batterij bij de eerstvol-gende servicebeurt vervangen.

1. Haal de afdekking los door deze met eensmalle schroevendraaier aan de achter-kant voorzichtig open te wrikken.

2. Vervang de batterij (type CR 2032, 3 V) enzorg dat de pluspool omhoogwijst. Komniet met uw vingers aan de polen van debatterij of de contactvlakken.

3. Plaats de afdekking terug. Zorg dat hetafdichtrubber goed zit en intact is, zodat ergeen vocht kan binnendringen.

4. Geef de lege batterij af bij uw Volvo-dealer,zodat de batterij op milieuvriendelijke wijzewordt verwerkt.

Page 126: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

05

126

Auto van de buitenzijde vergrendelen/ontgrendelen

G026963

Met de transpondersleutel kunt u alle zijportie-ren en de achterklep gelijktijdig vergrendelen/ontgrendelen. De vergrendelingsknoppen opde portieren en de portierhandgrepen aan debinnenzijde zijn dan niet meer te bedienen1.

De tankvulklep kan worden geopend, wanneerde auto onvergrendeld staat. De tankvulklepblijft 10 minuten lang onvergrendeld staan,nadat u de auto vergrendeld hebt.

N.B.

Ook als er nog een portier of de achterklepopenstaat is het mogelijk de auto te ver-grendelen. Wanneer u het geopende portierof de achterklep vervolgens sluit bestaat hetgevaar dat u zich buitensluit met de sleutelsnog in de auto.

Automatische hervergrendeling

Als u geen van de portieren noch de achterklepbinnen 2 minuten na ontgrendeling van de bui-tenzijde met de transpondersleutel opent, wor-den alle sloten automatisch weer vergrendeld.Deze functie beperkt de kans dat u de auto perongeluk onvergrendeld kunt laten staan.

Voor auto’s met alarmsysteem, ziepagina 132.

Automatische vergrendeling

G029646

Vanaf het bedieningspaneel op het bestuur-dersportier kunt u de automatische vergrende-ling activeren of deactiveren. Bij automatischevergrendeling worden de portieren automa-tisch vergrendeld wanneer de auto een snel-heid bereikt van meer dan 7 km/h. De portierenblijven vergrendeld totdat een portier van debinnenzijde worden geopend of alle portierentegelijkertijd worden ontgrendeld vanaf hetbedieningspaneel.

Activeren/deactiveren

De transpondersleutel moet in sleutelstand I ofII staan.

1 Geldt voor bepaalde markten

Page 127: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

05

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 127

Druk op de knop READ op de linker stuurhen-del om eventuele meldingen op het display tebevestigen.

Houd de knop voor centrale vergrendelingingedrukt, totdat er een nieuwe melding overde vergrendelingsstatus op het display ver-schijnt.

De melding AUTOLOCK GEACTIVEERD

(automatische vergrendeling tijdens het weg-rijden) of AUTOLOCK GEDEACTIVEERD

verschijnt op het display.

Auto van de binnenzijde vergrendelen/ontgrendelen

G029646

Vanaf het bedieningspaneel op het bestuur-dersportier (of het passagiersportier) zijn alleportieren en de achterklep gelijktijdig te ver-grendelen dan wel te ontgrendelen.

Alle portieren zijn te vergrendelen met de ver-grendelknop op het bedieningspaneel van hetbewuste portier.

Dashboardkastje vergrendelen

ATTENTIONPakjdskdl ioiuip kjöpp opoodidåuswi

C

SOUND

MENU

80

ENTER

LSE E

EXIT

MY KEYRTO

AIRBAG

G027025

Het dashboardkastje is te vergrendelen methet sleutelblad van de transpondersleutel.

Achterklep vergrendelen/ontgrendelen

Met de toets op de transpondersleutel ishet mogelijk om de alarmfunctie voor de ach-terklep te deactiveren* zodat u de achterklepapart kunt ontgrendelen.

G028485

Bij auto’s met alarm* dooft de alarmindicatie ophet dashboard om aan te geven dat niet alleonderdelen van de auto beveiligd zijn. Deniveausensoren en bewegingsmelders als-mede de sensoren in de opening van de ach-terklep worden buiten werking gesteld.

De portieren blijven vergrendeld en beveiligd.

Page 128: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

05

128 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

U kunt de klep op twee verschillende

manieren openen:

Eenmaal indrukken – de achterklep wordtontgrendeld maar blijft dichtstaan. Ontgrendelmet de buitenste handgreep en open de klep.

Als de klep niet binnen 2 minuten na ontgren-deling wordt geopend, wordt de klep weer ver-grendeld en het alarm opnieuw geactiveerd.

Tweemaal indrukken – de achterklep wordtontgrendeld en de pal vrijgegeven waarna deklep enkele centimeters omhoogkomt. Til debuitenste handgreep op om de klep te openen.Bij zware regen- of sneeuwval, vorst of ijzelkomt de klep mogelijk niet van de pal los.

N.B.

• Wanneer de klep met tweemaal indruk-ken werd ontgrendeld is automatischehervergrendeling niet mogelijk omdatde klep openstaat – u dient de klaphandmatig te sluiten.

• Na het sluiten is de klep onvergrendelden niet opgenomen in het alarmsysteem– met de toets LOCK op de transpon-dersleutel kunt u de klep opnieuw ver-grendelen en opnemen in het alarmsys-teem.

Safelock-functie*2

Bij activering van de zogeheten Safelock-func-tie zijn de portieren niet meer van de binnen-zijde te openen, als ze eenmaal vergrendeldzijn.

De Safelock-functie is van de buitenzijde teactiveren met de toets LOCK op de transpon-dersleutel of door het bestuurdersportier tevergrendelen met het sleutelblad. De functietreedt 10–25 seconden na vergrendeling vande portieren in werking. Alle portieren moetenzijn gesloten, voordat u de Safelock-functiekunt activeren.

Bij Safelock is de auto alleen met de toetsUNLOCK op de transpondersleutel te ontgren-delen. Het bestuurdersportier is ook te ont-grendelen met het sleutelblad.

Tijdelijk deactiveren

G027230

Als u de portieren van de buitenzijde wilt ver-grendelen terwijl er iemand in de auto achter-blijft, kunt u de Safelock-functie tijdelijk uit-schakelen.

1. Steek de transpondersleutel in het con-tactslot, draai deze naar sleutelstand II envervolgens terug naar stand I of 0.

2. Druk op de knop. Let erop dat ook de*bewegingsmelders en niveausensoren vanhet alarmsysteem worden uitgeschakeld,zie pagina 133.

2 Alleen in combinatie met alarmsysteem.

Page 129: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

05

129

Het lampje in de knop brandt, totdat de autovergrendeld wordt met de transpondersleutel.Op het display verschijnt een melding zolangde transpondersleutel in het contactslot steekt.

De volgende keer dat u de motor start, wordthet systeem gereset, waarna de bewegings-melders en niveausensoren van het alarmsys-teem alsmede de Safelock-functie opnieuwzijn ingeschakeld.

N.B.

• Let erop dat de auto bij het vergrende-len op alarm wordt gezet.

• Wanneer een van de portieren van debinnenzijde wordt geopend, gaat hetalarm af.

WAARSCHUWING

Laat niemand in de auto zitten op hetmoment dat de Safelock-functie geacti-veerd is.

Page 130: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Kinderslot

05

130 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Handbediend kinderslot,achterportieren en achterklep

De bediening van de kindersloten vindt u onderop de achterklep en achter op de korte kantvan de achterportieren. De bediening is alleenbereikbaar wanneer de achterklep of het des-betreffende portier openstaat.

Achterklep

G021512

Bedieningsknop kinderslot, achterklep.

U bedient het kinderslot op de achterklep doorde knop in een van beide eindstanden opzij teduwen (gebruik daarvoor een plat metalenvoorwerp zoals een schroevendraaier):

Uitgeschakeld kinderslot – de achterklepkan wel van de binnenzijde wordengeopend.

Ingeschakeld kinderslot – de achterklepkan niet van de binnenzijde wordengeopend.

Achterportieren

G021513

Bedieningscilinder kinderslot, linker en rechterachterportier.

U bedient het kinderslot op de achterportierendoor de cilinder in een van beide eindstandente draaien (gebruik daarvoor een plat metalenvoorwerp zoals een schroevendraaier).

Ingeschakeld kinderslot – de achterportie-ren kunnen niet van de binnenzijde wordengeopend: Naar buiten toe draaien.

Uitgeschakeld kinderslot – de achterpor-tieren kunnen wel van de binnenzijde wor-den geopend: Naar binnen toe draaien.

Elektrisch kinderslot, achterportieren*

REARAC

G027105

Gebruik de knop op de middenconsole om hetkinderslot op de achterportieren in of uit teschakelen.

1. Draai de contactsleutel naar stand I of II,zie pagina 144.

2. Druk op de knop.

Page 131: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Kinderslot

05

131

Het lampje in de knop licht op om aan te gevendat de bedieningsknoppen voor de achterstezijruiten en de achterportieren vergrendeld zijn.

Er verschijnt een melding op het display, wan-neer het kinderslot geactiveerd/gedeactiveerdwordt.

N.B.

Zolang het kinderslot actief is zijn de ach-terportieren niet van de binnenzijde te ope-nen.

Page 132: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Alarm*

05

132 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Alarmsysteem

Wanneer het alarm is ingeschakeld, wordenalle beveiligde onderdelen continu gecontro-leerd.

Het alarm gaat af, als:

• een portier, de motorkap of de achterklepwordt geopend

• het contactslot wordt omgedraaid met eenverkeerde sleutel of wordt gemanipuleerd;

• er een beweging in de passagiersruimtewordt waargenomen (als er een bewe-gingsmelder aanwezig is);

• de auto wordt opgetakeld of weggesleept(op auto’s met een niveausensor);

• de accukabel wordt ontkoppeld;

• iemand de sirene probeert los te koppelen.

Alarmindicatie

G026963

Een rode led op het dashboard geeft de statusvan het alarmsysteem aan:

• De led is uit – het alarm is uitgeschakeld.

• De led licht om de twee seconden eenmaalop – het alarm is ingeschakeld.

• De led knippert snel vanaf het moment vanuitschakelen van het alarm tot aan hetmoment dat u de transpondersleutel naarsleutelstand II draait – het alarm is afge-gaan.

Als er een storing in het alarmsysteem is opge-treden, verschijnt er een displaymelding. Neemdan contact op met een werkplaats – geadvi-seerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

N.B.

Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingenin het alarmsysteem uit. Dergelijke ingrepenkunnen van invloed zijn op de verzekerings-voorwaarden.

Alarmfunctie inschakelen

� Druk op de knop LOCK van de afstands-bediening. De richtingaanwijzers van deauto geven een lang lichtsignaal af terbevestiging dat het alarm is ingeschakelden dat alle portieren zijn vergrendeld.

BELANGRIJK

De richtingaanwijzers van de auto geveneen lang lichtsignaal af en de led op hetdashboard licht om de twee seconden een-maal op ter bevestiging dat het alarm volle-dig is ingeschakeld.

Alarmfunctie uitschakelen

� Druk op de knop UNLOCK van de trans-pondersleutel. De richtingaanwijzers vande auto geven twee korte lichtsignalen after bevestiging dat het alarm is uitgescha-keld.

Als de batterijen in de transpondersleutel leegzijn, kunt u het alarm uitschakelen door desleutel naar sleutelstand II te draaien.

Page 133: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

05 Sloten en alarm

Alarm*

05

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 133

Automatische inschakeling van hetalarm

De functie voorkomt dat u de auto onbedoeldkunt achterlaten zonder het alarm in te scha-kelen.

Als u geen van de portieren noch de achterklepbinnen twee minuten na uitschakeling van hetalarm opent (en de auto werd met de trans-pondersleutel ontgrendeld), dan wordt hetalarm automatisch weer ingeschakeld. De autowordt tegelijkertijd vergrendeld.

Automatische activering van het alarm

In bepaalde landen (zoals in België, Israël e.d.)wordt het alarm na enige vertraging automa-tisch ingeschakeld, wanneer het bestuurders-portier werd geopend en gesloten maar daarnaniet werd vergrendeld.

Geactiveerd alarm uitschakelen

� Druk op de knop UNLOCK van de trans-pondersleutel of steek de sleutel in hetcontactslot.

De richtingaanwijzers van de auto geven terbevestiging twee korte lichtsignalen af.

Alarmsignalen

Bij alarm gebeurt het volgende:

• Er klinkt 25 seconden lang een sirene.Deze beschikt over een eigen accu diewordt ingeschakeld, als de accu van deauto te weinig vermogen heeft of ontkop-peld is.

• Alle richtingaanwijzers knipperen vijf minu-ten lang of korter wanneer u het alarm vol-gens de bovenstaande aanwijzingen eer-der uitschakelt.

Beperkt alarmniveau

G027230

Om te voorkomen dat het alarm afgaat wan-neer u bijvoorbeeld een hond in de auto ach-

terlaat of gebruik maakt van een veerboot, kuntu de bewegingsmelder en de niveausensorentijdelijk uitschakelen en wel als volgt:

1. Steek de transpondersleutel in het con-tactslot, draai deze naar sleutelstand II envervolgens terug naar stand I of 0.

2. Druk op de knop.

Het lampje in de knop brandt, totdat u de autovergrendelt. Op het display verschijnt een mel-ding zolang de transpondersleutel in het con-tactslot steekt. Let erop dat ook de Safelock-functie wordt uitgeschakeld, zie pagina 128.

De volgende keer dat u de motor start, wordthet systeem gereset, waarna de bewegings-melders en niveausensoren van het alarmsys-teem alsmede de Safelock-functie opnieuwzijn ingeschakeld.

Page 134: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

134 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie............................................................................. 136Brandstof tanken................................................................................... 138Motor starten........................................................................................ 144Handgeschakelde versnellingsbak....................................................... 146Automatische versnellingsbak.............................................................. 147Vierwielaandrijving*............................................................................... 150Remsysteem......................................................................................... 151Stabiliteits- en tractieregelsysteem* .................................................... 153Park Assist*........................................................................................... 155BLIS (Blind Spot Information System)*................................................. 157Slepen en bergen.................................................................................. 161Starten met hulpaccu............................................................................ 163Rijden met een aanhanger.................................................................... 164Trekhaak* ............................................................................................. 166Afneembare trekhaak* .......................................................................... 168Lichtbundel aanpassen ........................................................................ 172

Page 135: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

STARTEN EN RIJDEN

Page 136: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Algemene informatie

06

136 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Zuinig rijden

Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend enrustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt opde verkeerssituatie. Voor meer tips om hetmilieu te sparen (zie pagina 13).

• Laat de motor niet stationair warmdraaien,maar belast de motor in plaats daarvan zosnel mogelijk licht – een koude motor ver-bruikt meer brandstof dan een warme.

• Wanneer u bij koud weer de standverwar-ming* inschakelt, bereikt de motor snellerde normale bedrijfstemperatuur.

• Vermijd onnodig snel optrekken en krach-tig remmen.

• Laat zware lading niet onnodig lang in deauto liggen.

• Verwijder lastdagers die u niet gebruikt.

• Gebruik geen winterbanden buiten hetwinterseizoen.

• Rijd niet met open zijruiten.

Nieuwe auto’s en gladde wegen

Oefen onder gecontroleerde omstandighedenom te testen hoe de nieuwe auto bij gladheidreageert.

Motor en koelsysteem

In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld opsteile hellingen en bij het vervoer van een zwarelading, bestaat het gevaar dat de motor en hetkoelsysteem oververhit raken.

Vermijd oververhitting van het

koelsysteem

• Houd een lage snelheid aan, wanneer umet een aanhanger achter de auto eenlange en steile helling oprijdt.

• Na een zware rit moet u de motor nietmeteen afzetten, maar nog enige tijd stati-onair laten lopen.

• Verwijder verstralers die voor de grille zit-ten, als u bij extreem warm weer rijdt.

Vermijd oververhitting van de motor

Laat de motor geen hogere toeren maken dan4500 omw/min (3500 omw/min bij dieselmoto-ren), wanneer u met een aanhanger of caravanachter de auto in heuvelachtig gebied rijdt.Anders kan de olietemperatuur te hoog oplo-pen.

Geopende achterklep

WAARSCHUWING

Rijd niet met een geopende achterklep. Erkunnen giftige uitlaatgassen via de bagage-ruimte de passagiersruimte in worden gezo-gen.

Op oneffen wegen rijden

Hoewel de Volvo XC90 voornamelijk gecon-strueerd is voor het gebruik op verhardewegen, biedt de auto ook goede eigenschap-pen op onverharde en slecht onderhoudenwegen. De auto gaat echter langer mee als uop het volgende let:

• Rijd langzaam als het wegdek oneffen isom schade aan het onderstel van de autote voorkomen.

• Als de ondergrond rul is of uit droog zandof sneeuw bestaat, verdient het altijd devoorkeur om de auto in beweging te hou-den en overschakelen te voorkomen.Breng de auto niet tot stilstand.

• Als de weg buitengewoon steil is zodat hetgevaar bestaat dat de auto kantelt, moet ude auto nooit op de helling proberen tekeren maar achteruit terugrijden. Rijd nooitschuin maar altijd recht een helling op enaf.

Page 137: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Algemene informatie

06

137

N.B.

Rijd bij voorkeur geen steile helling op of af,wanneer het brandstofniveau laag is. Dekatalysator kan beschadigd raken, als demotor onvoldoende brandstof krijgt. Zorg erbij het beklimmen van een buitengewoonsteile helling voor dat de brandstoftank voormeer dan de helft gevuld is, om motoruitvalte voorkomen.

Doorwaaddiepte

U kunt met de auto door waterpartijen vanmaximaal 40 cm diep rijden met een maxi-mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-zichtig bij het doorwaden van stromend water.

BELANGRIJK

Er kan schade aan de motor ontstaan, als erwater in het luchtfilter dringt.

Bij diepe waterpartijen kan er water in detransmissie dringen. De smerende eigen-schappen van de oliën nemen daarbij af,waardoor de genoemde systemen minderlang meegaan.

Houd een lage snelheid aan tijdens het wadenen breng de auto niet in het water tot stilstand.Trap na het passeren van de waterpartij lichtjesop het rempedaal om te controleren of de rem-

werking in orde is. Bij water en vuil op de rem-blokken kunnen er vertragingen in de remwer-king optreden.

N.B.

Maak de aansluitingen voor de elektrischemotorverwarming en de aanhangerkoppe-ling schoon na ritten in water en modder.

BELANGRIJK

Laat de auto niet langdurig in water staandat tot boven de dorpelbalken komt omelektrische storingen te voorkomen.

Probeer de motor na afslag in een water-partij niet opnieuw te starten. Sleep de autouit de waterpartij.

Accu niet overmatig belasten

De elektrische functies van de auto belasten deaccu in verschillende mate. Laat de transpon-dersleutel niet te lang achtereen in sleutelstandII staan, als u de motor hebt afgezet. Maak inplaats daarvan gebruik van de stand I – hetstroomverbruik is dan minder.

Let erop dat de 12V-aansluiting in de bagage-ruimte ook spanning levert, wanneer u detranspondersleutel uit het contactslot hebtgenomen.

Let er tevens op dat de verschillende acces-soires het elektrische systeem belasten. Scha-kel onderdelen/systemen die veel stroomnemen uit, wanneer u de motor hebt afgezet.Voorbeelden van dergelijke onderdelen/syste-men zijn:

• interieurventilator

• ruitenwissers

• audiosysteem (hoog volume)

• koplampen.

Als de accuspanning laag is, verschijnt op hetinformatiedisplay de melding ACCUSPAN.

LAAG ENERGIEBESPARING. De energiebe-sparingsfunctie schakelt vervolgens bepaaldeonderdelen/systemen uit of verlaagt de belas-ting van de accu door bijvoorbeeld de interi-eurventilator lager te zetten en/of het audio-systeem uit te schakelen.

� Laad de startaccu dan op door de motor testarten en deze minstens 15 minuten langte laten lopen – de accu wordt beter opge-laden tijdens het rijden dan bij stilstand meteen stationair lopende motor.

Page 138: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

138

Tankvulklep openen

G027073

De tankdop vindt u achter de tankvulklep in hetspatbord rechtsachter. De dop is op te hangen aande binnenzijde van de tankvulklep.

De tankvulklep kan worden geopend, wanneerde auto onvergrendeld staat.

N.B.

De tankvulklep blijft tien minuten langonvergrendeld staan, nadat u de auto hebtvergrendeld. De tankvulklep wordt daarnaautomatisch vergrendeld.

Tankvulklep handmatig openen

Wanneer u de tankvulklep niet op de normalemanier kunt openen moet u de tankvulklep wel-licht handmatig openen.

Page 139: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

��

139

G027077

Stap 1–3.

G027034

Stap 4–5.

1. Til de vloerbekleding in de bagageruimteaan de rechter achterhoek op.

2. Open de afdekking door de handgreep opte tillen en naar buiten trekken.

3. Haal de isolatie opzij om bij de elektrischevergrendeling van de tankvulklep tekomen.

4. Steek uw hand door de opening en zoekde vergrendeling op. De vergrendeling zitter hoogte van de achterkant van de tank-vulklep.

5. Trek de pal recht naar achteren. U kunt detankvulklep vervolgens openen.

Sluit na het tanken de tankvulklep en duwde pal weer naar voren.

Doe in dat geval het volgende:

WAARSCHUWING

Er zitten onderdelen met scherpe randenachter het paneel. Beweeg uw hand daaromlangzaam en voorzichtig.

Page 140: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

140

Tankdop

Bij hoge buitentemperaturen kan er eenbepaalde mate van overdruk in de brandstof-tank ontstaan. Draai de tankdop dan langzaamopen

N.B.

Plaats de tankdop na het tanken terug.Draai de dop zo ver dicht dat u een of meerduidelijke klikken hoort.

Brandstof tanken

Giet de tank niet te vol door het vulpistool nade eerste afslag uit de vulopening te halen.

N.B.

Een te volle tank kan bij warm weer overlo-pen.

Gebruik geen brandstof met een slechterekwaliteit dan aangegeven in dit hoofdstuk,omdat dit een nadelige invloed kan hebben ophet motorvermogen en het brandstofverbruik.

Algemene informatie over brandstof

WAARSCHUWING

Zorg altijd dat u geen brandstofdampeninademt of brandstofspatten in de ogenkrijgt.

Bij brandstof in de ogen eventuele contact-lenzen uitnemen en de ogen ten minste 15minuten lang spoelen met een ruime hoe-veelheid schoon water en medische hulpinroepen.

Brandstof nooit inslikken. Brandstoffenzoals benzine, bio-ethanol, mengsels ervanen dieselolie zijn uitermate giftig en kunnenbij inwendig gebruik aanleiding geven totblijvend letsel met mogelijk dodelijke afloop.Roep onmiddellijk medische hulp in bij hetinslikken van brandstof.

WAARSCHUWING

Gemorste brandstof kan door de hete uit-laatgassen ontvlammen.

Schakel voordat u gaat tanken de standver-warming op brandstof uit.

Schakel voordat u gaat tanken uw mobieletelefoon uit. De beltoon kan aanleidinggeven tot vonkvorming en daarbij de brand-stofdampen ontsteken met gevaar voorbrand en verwondingen.

BELANGRIJK

Bij menging van verschillende soortenbrandstof of gebruik van een andere brand-stofkwaliteit dan aanbevolen, vervallen degaranties van Volvo en eventuele aanvul-lende servicecontracten; dit geldt voor allemotoren. N.B. Dit geldt niet voor auto’s meteen motor die is aangepast voor het gebruikvan ethanol (E85).

Voor gedetailleerde informatie over CO2-uit-stoot, brandstofverbruik en tankinhoud, ziepagina 294.

Benzine

Benzine dient te voldoen aan de norm NEN-EN 228. De meeste motoren kunnen op ben-zine met een octaangetal van 91, 95 en 98(RON) lopen.

• 91 (RON) mag u niet gebruiken voor vier-cilindermotoren en slechts bij hoge uitzon-dering voor de overige motortypes.

• 95 RON is te gebruiken in normale rijom-standigheden.

• 98 (RON) wordt geadviseerd voor eenmaximaal rendement tegen een minimaalbrandstofverbruik.

Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38 °Cwordt u geadviseerd een brandstofsoort met

Page 141: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

��

141

een zo hoog mogelijk octaangetal te gebruiken.Dit om optimale prestaties en een zo laagmogelijk brandstofverbruik te verkrijgen.

BELANGRIJK

• Tank alleen loodvrije benzine omschade aan te katalysator te voorko-men.

• Giet geen additieven (dopes) in de ben-zine zonder het uitdrukkelijke adviesvan Volvo.

Katalysator

De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassente reinigen. Hij is dicht bij de motor in het uit-laatsysteem gemonteerd om snel op tempera-tuur te komen. De katalysator bestaat uit eenmonoliet (keramiek of metaal) met kanalen. Dewanden van de kanalen zijn bekleed met pla-tina/rodium/palladium. Deze edelmetalen heb-ben een katalytische werking, d.w.z. ze ver-snellen een chemische reactie zonder dat zedaar zelf actief aan deelnemen.

LambdasondeTM (zuurstofsensor)

De lambdasonde maakt deel uit van het regel-systeem dat tot taak heeft de uitstoot te beper-ken en de energie-inhoud van de brandstofbeter te benutten.

Een zuurstofsensor registreert het zuurstofge-halte van de uitlaatgassen die de motor verla-ten. De meetwaarde van de uitlaatgasanalysewordt doorgegeven aan het elektronische sys-teem dat continu de injectoren afregelt. Hetlucht-brandstofmengsel dat de motor krijgt,wordt continu bijgesteld. De regeling schept deideale omstandigheden voor een effectieveverbranding van de schadelijke stoffen (kool-waterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden)in de driewegkatalysator.

Dieselolie

Dieselolie moet voldoen aan de norm NEN-EN 590 of JIS K2204.

BELANGRIJK

Het is alleen toegestaan brandstof tegebruiken die voldoet aan de Europesenorm voor dieselolie.

BELANGRIJK

Maak geen gebruik van de volgende diesel-olie-achtige brandstoffen: speciale toevoe-gingen (dopes), scheepsolie, stookolie,RME1 (biodiesel) of plantaardige olie. Der-gelijke brandstoffen voldoen niet aan dekwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aan-leiding tot verhoogde vormen van slijtage enmotorschade die niet worden gedekt doorde garanties van Volvo.

Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreini-gingen zoals een te hoog gehalte aan zwavel-deeltjes. Maak alleen gebruik van dieselolievan gerenommeerde oliemaatschappijen. Gietnooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in detank.

Bij lage temperaturen (–40 °C tot –6 °C) kan deparaffine in de dieselolie uitvlokken. Dit kan totstartproblemen leiden. De grote oliemaat-schappijen produceren speciale dieseloliebestemd voor gebruik bij buitentemperaturenrond het vriespunt. Deze brandstof is dunnerbij lage temperaturen en beperkt de kans opvlokvorming in het brandstofsysteem.

1 Dieselolie kan een bepaalde hoeveelheid RME bevatten. Het is niet toegestaan meer toe te voegen.

Page 142: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

142

BELANGRIJK

Gebruik speciale winterbrandstof tijdens dewintermaanden.

De kans op condensatie in de brandstoftankneemt af, als u de tank altijd goed gevuldhoudt. Houd tijdens het tanken het gebied rondde vulpijp goed schoon. Voorkom morsen opgelakte oppervlakken. Maak als u gemorsthebt het gebied met water en zeep schoon.

BELANGRIJK

Het zwavelgehalte mag maximaal 50 ppmzijn.

Wanneer u de tank leegrijdt

Op grond van zijn constructie moet het brand-stofsysteem mogelijk eerst ontlucht wordenom een dieselmotor na bijtanken opnieuw tekunnen starten.

Na motoruitval door brandstofgebrek heeft hetbrandstofsysteem enige tijd nodig om een con-trole uit te voeren. Doe in dat geval (ná bijtan-ken met dieselolie) het volgende, voordat u demotor start:

1. Steek de transpondersleutel in het con-tactslot en draai deze naar sleutelstand II(zie pagina 144).

2. Wacht ca. 1 minuut.

3. Om de motor te starten: Bedien rem- en/ofkoppelingspedaal en draai de transpon-dersleutel naar de startstand III.

Condenswater uit brandstoffilter

aftappen

Het brandstoffilter ontdoet de brandstof vancondenswater. Condenswater kan anders aan-leiding geven tot motorstoringen.

Houd u voor het aftappen van het condenswa-ter aan de specificaties die in uw Service- engarantieboekje staan aangegeven. Ook wan-neer u vermoedt dat er vervuilde brandstof isgebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen.

BELANGRIJK

Sommige speciale toevoegingen verwijde-ren het verzamelde vocht uit het brandstof-filter.

Roetfilter dieselmotor (DPF)

Dieselmodellen zijn mogelijk uitgerust met eenroetfilter, waardoor een nog efficiëntere uitlaat-gasreiniging mogelijk is. Onder normale rijom-standigheden blijven de roetdeeltjes uit de uit-laatgassen in het filter achter. Om de roetdeel-tjes te verbranden en het filter te legen wordteen zogeheten regeneratie gestart. Daarvoormoet de motor de normale bedrijfstemperatuurhebben.

Afhankelijk van de rijomstandigheden wordthet filter om de 300–900 kilometer geregene-reerd. De regeneratie duurt normaal10–20 minuten. Bij een lage gemiddelde snel-heid kan dit iets langer duren. Gedurende deregeneratie kan het brandstofverbruik ietwatstijgen.

Om de motor tijdens de regeneratie zwaarderte belasten is het mogelijk dat de achterruit-verwarming zonder verdere indicatie spontaanaanslaat.

Regeneratie bij koud weer

Als u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,komt de motor niet voldoende op temperatuur.Dit betekent dat het roetfilter niet geregene-reerd en niet geleegd wordt.

Wanneer het filter voor ca. 80 % met roetdeel-tjes gevuld is, licht het oranje informatiesym-bool op het instrumentenpaneel op en ver-schijnt de melding ROETFILTER VOL - ZIE

INSTRUCTIEB. op het display van het instru-mentenpaneel.

U start de regeneratie van het filter door met deauto op een secundaire weg of op een snelwegte rijden tot de motor voldoende op tempera-tuur is gekomen. Daarna rijdt u nog ca.20 minuten verder.

Page 143: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Brandstof tanken

06

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 143

N.B.

Tijdens de regeneratie is tijdelijk mogelijkeen geringe beperking van het motorvermo-gen te bespeuren.

Na afloop van de regeneratie verdwijnt de mel-ding automatisch.

Wanneer u bij koud weer de standverwar-ming* inschakelt, bereikt de motor sneller denormale bedrijfstemperatuur.

BELANGRIJK

Als het filter helemaal met deeltjes gevuld is,kan het onbruikbaar worden. De motor startdan moeilijk en de kans bestaat dat het filtermoet worden vervangen.

Page 144: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Motor starten

06

144

Voordat de motor wordt gestart

� Zet de parkeerrem aan.

Automatische versnellingsbak

� Zet de keuzehendel in stand P of N.

Handgeschakelde versnellingsbak

� Zet de versnellingspook in de neutralestand en houd het koppelingspedaal vol-ledig ingedrukt. Dit is met name van belangbij strenge vorst.

WAARSCHUWING

Neem de transpondersleutel nooit tijdenshet rijden uit het contactslot, ook niet als deauto gesleept wordt. U loopt anders hetgevaar dat het stuurslot wordt geactiveerd,waardoor de auto onbestuurbaar wordt.

Bij het slepen moet de transpondersleutel insleutelstand II staan.

N.B.

Het sleutelblad van de transpondersleutelmoet volledig zijn uitgeklapt bij het startenvan de auto, zie pagina 124. Anders is hetrisico aanwezig dat de startblokkering inwerking treedt zodat de motor niet kan wor-den gestart.

N.B.

Tijdens de koude start is het mogelijk dat hetmotortoerental merkbaar hoger ligt dan nor-maal is voor bepaalde motortypes. Ditomdat ernaar wordt gestreefd het uitlaat-gasreinigingssysteem zo snel mogelijk opbedrijfstemperatuur te brengen en tegelij-kertijd de uitstoot te beperken van stoffendie schadelijk zijn voor het milieu.

Motor starten

Benzine

� Draai de transpondersleutel naar sleutel-stand III. Als de motor niet binnen5–10 seconden aanslaat, moet u de sleutelloslaten en een nieuwe startpoging doen.

Dieselolie

1. Draai de transpondersleutel naar sleutel-stand II.

Een controlelampje op het instrumenten-paneel gaat branden om aan te geven datde motor wordt voorverwarmd, ziepagina 55.

2. Draai de sleutel naar stand III, wanneer hetcontrolelampje uitgaat.

Contact- en stuurslot

0 – Blokkeerstand

Het stuurslot blokkeert hetstuurwiel, wanneer u de trans-pondersleutel uit het contact-slot neemt.

I – Radiostand

Bepaalde onderdelen van hetelektrische systeem kunnenworden ingeschakeld. Hetelektrische systeem van demotor is echter uitgescha-keld.

II – Rijstand

De stand waarin de transpon-dersleutel tijdens het rijdenstaat. Het elektrische sys-teem van de auto is ingescha-keld.

Page 145: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Motor starten

06

145

III – Startstand

De startmotor wordt inge-schakeld. Wanneer u nadatde motor is aangeslagen detranspondersleutel loslaat,veert deze automatisch terugnaar de rijstand.

Als het u moeite kost om de sleutel om tedraaien, is het mogelijk dat de stand van devoorwielen voor spanningen in het stuurslotzorgt. Draai de contactsleutel in dat geval om,terwijl u het stuurwiel heen en weer draait.

Automatisch starten (3.2 en V8)

Met de functie Automatisch starten hoeft u detranspondersleutel niet langer in de startstand(sleutelstand III) vast te houden totdat de motoris aangeslagen. Draai de sleutel naar de start-stand en laat deze weer los – de startmotorblijft vervolgens automatisch (tot tien secon-den lang) draaien totdat de motor is aangesla-gen.

N.B.

Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is, wan-neer u de auto verlaat. Zo beperkt u de kansop diefstal.

Transpondersleutels en elektronischestartblokkering

Laat de transpondersleutel nooit samen metandere sleutels of metalen voorwerpen aandezelfde sleutelbos hangen. Als u dat wel doet,kan de elektronische startblokkering onbe-doeld worden geactiveerd.

Laat de motor meteen na een koude start nooitop te hoge toeren draaien!

Neem contact op met een Volvo-werkplaats,als de motor niet aanslaat of overslaat – gead-viseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWING

Draai de transpondersleutel nooit naarsleutelstand I of 0 en neem de transponder-sleutel nooit uit het contactslot, wanneer deauto rijdt. Anders loopt u het gevaar dat hetstuurslot wordt geactiveerd, waardoor deauto onbestuurbaar wordt.

Neem bij het verlaten van de auto altijd detranspondersleutel uit het contactslot – ditgeldt in het bijzonder wanneer er kinderenin de auto achterblijven.

Page 146: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Handgeschakelde versnellingsbak

06

146

Schakelstanden

G026988

1. Trap het koppelingspedaal tijdens hetschakelen altijd zo ver mogelijk in.

2. Haal uw voet na het schakelen weer vanhet koppelingspedaal af! Houd u aan hetaangegeven schakelpatroon.

Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden moet u zo veel mogelijk gebruik makenvan de 6e versnelling.

Blokkering achteruitversnelling

De blokkering van de achteruitversnellingbeperkt het risico dat u tijdens het vooruitrijdenop normale snelheid onbedoeld de achteruit-versnelling inschakelt.

Schakel de achteruitversnelling alleen in, wan-neer de auto stilstaat.

Page 147: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Automatische versnellingsbak

06

��

147

Schakelstanden

G027997

P – Parkeerstand

Selecteer stand P, wanneer u de motor start ofde auto parkeert.

BELANGRIJK

De auto moet stilstaan wanneer u de hendelin stand P zet.

N.B.

U moet het rempedaal bedienen om de keu-zehendel uit stand P te kunnen halen.

In stand P is de versnellingsbak mechanischgeblokkeerd. Trek bij het parkeren altijd dehandrem aan.

R – Achteruitrijstand

De auto moet stilstaan wanneer u de hendel instand R zet.

N – Vrijstand

Stand N is de neutrale stand. In deze standkunt u de motor starten en er is geen versnel-ling ingeschakeld. Trek de handrem aan, wan-neer de auto stilstaat en de keuzehendel instand N staat.

D – Rijstand

Stand D is de normale rijstand. De versnel-lingsbak schakelt automatisch op en terug,afhankelijk van de stand van het gaspedaal ende snelheid. Zorg ervoor dat de auto stilstaat,voordat u de keuzehendel vanuit stand R instand D zet.

Keuzehendelblokkering

G020237

U kunt de keuzehendel altijd ongehinderd heenen weer halen tussen de standen N en D. Omde hendel in een van de overige standen tezetten, moet u een blokkering opheffen doorop de blokkeerknop op de keuzehendel tedrukken.

Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u dehendel vooruit of achteruit bewegen tussen destanden N, R en P.

Page 148: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Automatische versnellingsbak

06

148

Handmatige schakelstanden

G026990

Om van de automatische rijstand D naar eenhandmatige stand over te schakelen, moet ude keuzehendel in stand M zetten. Om vanstand M naar de automatische rijstand D overte schakelen, moet u de keuzehendel in standD zetten.

Bij de vijftraps automaat zijn de 3e, 4e en 5e1

versnelling voorzien van lock-up (geblok-keerde versnellingen) om beter op de motor tekunnen afremmen en het brandstofverbruik teverlagen.

Tijdens het rijden

Handmatig schakelen kan op elk moment tij-dens het rijden geactiveerd worden. De inge-schakelde versnelling is geblokkeerd, totdat ueen andere versnelling kiest.

Als u de keuzehendel naar de – (min) beweegt,schakelt de versnellingsbak automatisch eenversnelling terug en wordt er tegelijkertijd op demotor afgeremd als u het gaspedaal loslaat.Als u de keuzehendel naar de + (plus) beweegt,schakelt de versnellingsbak een versnelling op.

De 3 e versnelling is de hoogste versnelling dieu bij het wegrijden kunt inschakelen.

W – Winterprogramma

Druk op de knop W om het winter-programma in en uit te schakelen.Wanneer het winterprogrammaingeschakeld is, brandt het lampjeW op het instrumentenpaneel.

In het winterprogramma geldt de 3e versnellingals wegrijversnelling om bij gladheid gemakke-lijker weg te kunnen komen. In het winterpro-gramma worden de lagere versnellingen alleenbij kickdown ingeschakeld.

U kunt het programma W altijd inschakelenongeacht de stand van de keuzehendel. Het

programma werkt echter alleen, wanneer dekeuzehendel in stand D staat.

Koude start

Als u bij koud weer wegrijdt, is het mogelijk dathet schakelen ietwat stug gaat. Dit komt omdatde versnellingsbakolie bij lagere temperaturenstroperiger wordt. Wanneer u bij lage tempe-raturen wegrijdt, schakelt de versnellingsbaklater op dan normaal om de uitstoot van uit-laatgassen te beperken.

N.B.

Afhankelijk van de motortemperatuur tij-dens de start is het mogelijk dat het motor-toerental van bepaalde motortypen na eenkoude start iets hoger is dan normaal.

Adaptief systeem

De versnellingsbak wordt afgeregeld aan dehand van een zogeheten adaptief schakelsys-teem dat voortdurend “leert” hoe de versnel-lingsbak zich gedraagt. Het systeem registreertde manier waarop de versnellingsbak schakelt,zodat er in elke situatie optimaal wordt gescha-keld.

1 Bij de zestraps automaat zijn ook de 2e en 6e versnelling voorzien van lock-up.

Page 149: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Automatische versnellingsbak

06

149

Lock-upfunctie

De versnellingen zijn voorzien van lock-up(geblokkeerde versnellingen) om beter op demotor te kunnen afremmen en het brandstof-verbruik te verlagen.

Kickdown

Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbijde normale volgasstand), schakelt de versnel-lingsbak automatisch terug naar een lagereversnelling. Dit is de zogeheten kickdown.

Wanneer u het gaspedaal uit de kickdown-stand loslaat, schakelt de versnellingsbakautomatisch op.

Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk teaccelereren zoals bij het inhalen.

Om overtoeren te voorkomen, is het stuurpro-gramma van de versnellingsbak voorzien vaneen terugschakelblokkering waardoor dezogeheten kickdown niet mogelijk is.

Kickdown is niet mogelijk in een handmatigeschakelstand.

Beveiligingssystemen

Auto’s met een automatische versnellingsbakzijn uitgerust met een aantal speciale beveili-gingssystemen:

Sleutelblokkering, Keylock

De keuzehendel moet in stand P staan om detranspondersleutel te kunnen uitnemen. In alleandere standen is de sleutel geblokkeerd.

Parkeerstand (stand P)

Stilstaande auto met draaiende motor:

� Houd uw voet op het rempedaal terwijl ude keuzehendel verzet.

Page 150: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Vierwielaandrijving*

06

150 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Vierwielaandrijving, AWD (All WheelDrive)

De vierwielaandrijving is permanent ingescha-keld.

Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wie-len van de auto tegelijk aangedreven. Hetmotorkoppel wordt automatisch over de voor-en achterwielen verdeeld. Een elektronischgestuurd koppelingssysteem verdeelt het ver-mogen over het wielpaar dat op dat momentde beste grip op het wegdek heeft. Dit om opti-male wegligging te verkrijgen en wielspin tevoorkomen.

Bij normaal rijden worden de voorwielen naarverhouding iets sterker aangedreven dan deachterwielen.

Vierwielaandrijving verhoogt de rijveiligheid tij-dens regen- en sneeuwval en bij ijzel.

Page 151: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Remsysteem

06

��

151

Rembekrachtiging

Als de auto rolt of wordt gesleept met een uit-geschakelde motor, moet u ongeveer vijfmaalzoveel druk uitoefenen op het rempedaal alswanneer de motor loopt. Als u bij het startenvan de motor op het rempedaal trapt, kan hetrempedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomennormaal omdat de rembekrachtiging geacti-veerd wordt. Bij een auto met EBA (EmergencyBrake Assistance) kan dit nog duidelijker temerken zijn.

WAARSCHUWING

De rembekrachtiging werkt alleen, als demotor loopt.

N.B.

Als geremd moet worden met een uitge-schakelde motor, trap dan eenmaal hard enresoluut op het rempedaal – dus niet pom-pen.

Remkringen

Het nevenstaande lampje licht op,wanneer er een remkring defect is.

Als er een storing in een van deremkringen optreedt, is remmen

nog steeds mogelijk. U moet het rempedaalechter verder intrappen en het pedaal kan min-der stug aanvoelen. U moet harder op hetpedaal trappen om de normale remkracht teverkrijgen.

Vocht kan de remeigenschappen

beïnvloeden

Door opspattend water (bij hevige regenval, inwaterplassen of tijdens een wasbeurt) wordende onderdelen van het remsysteem nat. Daar-door kunnen de wrijvingseigenschappen vande remblokken gewijzigd worden, zodat u eenbepaalde verlenging van de aanspreekduurvan de remmen kunt merken.

Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal,als u lange afstanden in de regen of sneeuw-modder aflegt. Doe dit ook bij zeer vochtig ofkoud weer. Op die manier verwarmt u de rem-blokken waardoor het vocht verdampt. Dezeprocedure is ook aan te raden voordat u deauto voor langere tijd in dergelijke weersom-standigheden parkeert.

Als de remmen zwaar belast worden

De remmen van de auto worden zwaar belast,wanneer u in de bergen of op wegen met ver-gelijkbare niveauverschillen rijdt; zelfs als u nietbijzonder hard op het rempedaal trapt.

Omdat de snelheid in dergelijke omstandighe-den vaak laag is, worden de remmen niet evengoed gekoeld als bij snelle ritten op vlakkewegen.

Om de remmen niet overmatig te belasten,kunt u tijdens het afdalen beter terugschakelendan het rempedaal gebruiken. Gebruikdezelfde versnelling die u zou gebruiken wan-neer u een helling oprijdt. Op die manier kunt ubeter op de motor afremmen en hoeft u de remslechts korte tijd te gebruiken.

Let erop dat u de remmen nog meer belast,wanneer u met een aanhanger rijdt.

Antiblokkeerremsysteem (ABS)

Het ABS (Anti-lock Braking Sys-tem) voorkomt dat de wielen tij-dens het remmen geblokkeerdraken.

Zo blijft de auto bestuurbaar, waardoor het bij-voorbeeld makkelijker is om obstakels te ont-wijken.

Page 152: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Remsysteem

06

152

Wanneer u na het starten van de motor wegrijdten een snelheid van ca. 20 km/hhebt bereikt,gaat er een korte zelftest van het ABS van start.Dit kunt u zowel horen als voelen aan de pul-saties in het rempedaal.

Om het ABS maximaal te benutten:

1. Trap zo hard. Mogelijk op het rempedaal(er zijn pulsaties voelbaar).

2. Stuur de auto in de rijrichting. Blijf druk ophet rempedaal uitoefenen.

Aarzel niet om op een terrein zonder verkeer tetesten hoe het ABS in verschillende weersom-standigheden reageert.

Het waarschuwingslampje voor ABS licht tweeseconden op, als er de vorige keer dat demotor liep een storing in het ABS is opgetre-den.

Elektronische remkrachtverdeling,EBD

Het EBD-systeem (Electronic Brakeforce Dis-tribution) vormt een geïntegreerd onderdeelvan het ABS-systeem. Het EBD-systeem regeltde remkracht op de achterwielen altijd dusda-nig af dat de maximale remwerking wordt ver-kregen. Wanneer het systeem de remkrachtafregelt, treden er merkbare pulsaties in hetrempedaal op.

WAARSCHUWING

Als de waarschuwingssymbolen voor hetremsysteem en ABS tegelijkertijd branden,kan er een storing in de remkrachtverdelingzijn opgetreden. Als het remvloeistofpeil indat geval in orde is, moet u de auto voor-zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaatsrijden om het remsysteem te laten contro-leren – geadviseerd wordt een erkendeVolvo-werkplaats.

Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verderrijden voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.

Controleer tevens de oorzaak van het rem-vloeistofverlies.

Remkrachtverhoging, EBA

Het EBA (Emergency Brake Assistance) is dus-danig geconstrueerd dat u, wanneer u krachtigmoet remmen, altijd meteen het maximale rem-vermogen kunt afnemen. Het systeem regis-treert het moment waarop u krachtig wiltafremmen door de snelheid te meten waarmeeu het rempedaal bedient. Blijf remmen zonderhet rempedaal los te laten. De regeling wordtuitgeschakeld, wanneer u het rempedaal los-laat. Het systeem is altijd actief. U kunt het danook niet uitschakelen.

N.B.

Wanneer het EBA geactiveerd wordt, zakthet rempedaal iets verder omlaag dan nor-maal. Bedien het rempedaal zolang datnodig is. Zodra u het rempedaal loslaat,worden de remmen volledig gelost.

Page 153: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Stabiliteits- en tractieregelsysteem*

06

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 153

Algemene informatie

Het stabiliteits- en tractieregelsysteem (DSTC,Dynamic Stability and Traction Control) helptde bestuurder voorkomen dat de wielen door-slippen en verbetert de tractie van de auto.

Bij een ingreep van het systeem kunnen ermerkbare pulsaties optreden in het rem- ofgaspedaal. Tijdens het gas geven kan de autolangzamer optrekken dan u verwacht.

Antislipregeling

Deze regeling beperkt de aandrijfkracht enremkracht van elk van de afzonderlijke wielenom de auto op die manier te stabiliseren.

Antispinregeling

Deze regeling voorkomt dat de aangedrevenwielen tijdens het optrekken doorslippen.

Tractieregeling

Deze regeling is actief op lage snelheden enbrengt de aandrijfkracht van een slippend aan-drijfwiel over op een aandrijfwiel dat niet slipt.

Beperkte functie

G02

8511

Duimwiel

Knop RESET

Het is mogelijk de werking van het systeem tebeperken, wanneer de wielen doorslippen en ugas geeft.

Het systeem grijpt bij doorslippende wielendan later in, zodat er een hogere mate vandoorslippen mogelijk is. Dit levert een groterebedieningsvrijheid op bij dynamisch rijden. Deaandrijving in diepe lagen sneeuw of zandwordt eveneens verbeterd, omdat er dan geenbeperkingen meer gelden voor de te gevenhoeveelheid gas.

Bediening

1. Draai aan het duimwiel (1) totdat het menuDSTC wordt geopend.

DSTC AAN betekent dat de werking vanhet systeem ongewijzigd is.

DSTC SPIN CONTROL UIT betekent dater beperkingen gelden voor de werking vanhet systeem.

2. Houd RESET (2) ingedrukt totdat het menuDSTC zich wijzigt.

Er blijven beperkingen gelden voor het sys-teem, totdat u de motor afzet – de vol-gende keer dat u de motor start, staat hetDSTC weer in de normale stand.

WAARSCHUWING

Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-genschappen van de auto, als de werkingvan het systeem wordt beperkt.

N.B.

DSTC AAN verschijnt iedere keer dat u demotor start enkele seconden op het display.

Page 154: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Stabiliteits- en tractieregelsysteem*

06

154 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Displayteksten

TRACTIECONTROLE TIJDELIJK UIT geeftaan dat de functie van de regeling tijdelijkbeperkt is wegens een te hoge remtempera-tuur.

� Het systeem wordt automatisch opnieuwingeschakeld, wanneer de remmen weervoldoende zijn afgekoeld.

DSTC SERVICE VEREIST betekent dat hetsysteem wegens een storing werd uitgescha-keld.

� Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stil-stand en zet de motor af.> Als de melding een volgende keer dat u

motor start opnieuw verschijnt, moet ude auto naar een erkende werkplaats rij-den. Geadviseerd wordt een erkendeVolvo-werkplaats.

Lampjes op instrumentenpaneel

DSTC

Het lampje licht bij het starten van de

motor op om na ca. 2 seconden weer te

doven

• Geeft aan dat de systeemtest loopt.

Het lampje knippert

• Geeft aan het systeem actief is.

Het lampje brandt continu

Op het display staat ondertussen DSTC

SERVICE VEREIST.

• Geeft aan dat er sprake is van een storingin het DSTC-systeem.

1. Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stil-stand en zet de motor af.

2. Start de motor opnieuw.

• Als het waarschuwingslampje dooft, waser geen sprake van een werkelijke storing.U hoeft dan geen bezoek aan een werk-plaats te brengen.

• Als het waarschuwingslampje blijft bran-den dient een werkplaats het systeem tecontroleren – geadviseerd wordt eenerkende Volvo-werkplaats.

Het oranje lampje brandt continu

Waarschuwingslampje

Op het display staat ondertussenTRACTIECONTROLE

TIJDELIJK UIT.

• Geeft aan dat de functie van de regelingtijdelijk beperkt is wegens een te hoge rem-temperatuur.

De regeling wordt automatisch opnieuw inge-schakeld, wanneer de remtemperatuur weernormaal is.

WAARSCHUWING

Onder normale omstandigheden zorgt hetDSTC-systeem voor een betere wegligging.Dit mag echter voor u geen reden zijn omsneller te gaan rijden.

Wees altijd gepast voorzichtig in bochten enop gladde wegen.

Page 155: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Park Assist*

06

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 155

Algemene informatie1

Park Assist voor- en achterzijde.

De Hulp bij parkeren is bedoeld als hulpmiddeltijdens het parkeren. Geluidssignalen geven deafstand tot een waargenomen obstakel aan.

WAARSCHUWING

Hoewel de Hulp bij parkeren handig is bij hetparkeren, bent u nog altijd schadeplichtig bijeventuele fouten. Wanneer er obstakels inde dode hoeken van de sensoren zitten, zalhet systeem ze niet kunnen ontdekken.Houd kinderen en dieren in de buurt van deauto in de gaten.

Varianten

Park Assist is verkrijgbaar in twee varianten:

• Park Assist aan de achterzijde

• Park Assist aan de voor- en achterzijde

Functie

Het systeem wordt bij het starten van de motorautomatisch ingeschakeld. Daarbij gaat hetlampje branden in de knop voor Park Assist ophet schakelaarpaneel.

Op het display verschijnt de meldingPARK.HULP ACTIEF, als u de achteruitver-snelling inschakelt of als de voorste sensoreneen obstakel registreren.

De Park Assist is actief bij snelheden tot15 km/h. Bij hogere snelheden wordt het sys-teem gedeactiveerd. Het systeem wordtopnieuw geactiveerd bij snelheden lager dan10 km/h.

Hoe dichter u het obstakel achter of voor deauto nadert, hoe sneller de geluidssignalen elk-aar opvolgen. Wanneer u ondertussen eenandere geluidsbron van het audiosysteembeluistert, wordt het volume daarvan tijdelijkverlaagd.

Bij een afstand van ca. 30 cm bestaat hetgeluidssignaal uit een ononderbroken toon. Alser zowel voor als achter de auto obstakels bin-

nen deze afstand liggen, komen de geluidssig-nalen beurtelings uit de luidsprekers aan linker-en rechterzijde.

Park Assist achterzijde

Het meetbereik strekt tot ca. 1,5 m recht achterde auto. Park Assist aan de achterzijde wordtgeactiveerd bij het inschakelen van de achter-uitversnelling. De geluidssignalen komen uit deluidsprekers achterin.

Bij het achteruitrijden met bijvoorbeeld eenaanhanger achter de auto of een fietsdrager opde trekhaak moet u het systeem uitschakelen.Als u dat niet doet, reageren de sensoren opde aanhanger of fietsdrager.

Park Assist aan de achterzijde wordt automa-tisch uitgeschakeld, wanneer u een aanhangerachter de auto hebt hangen die met een origi-nele aanhangerkabel van Volvo aangesloten is.

Park Assist aan de voorzijde

Het meetbereik strekt tot ca. 0,8 m recht voorde auto. De geluidssignalen komen uit de luid-spreker voorin.

Het is niet mogelijk Park Assist te combinerenmet verstralers, omdat de sensoren op de ver-stralers reageren.

1 Afhankelijk van de markt is Park Assist een standaardfunctie, optie of accessoire.

Page 156: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Park Assist*

06

156 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Aanduiding voor systeemstoringen

Als het informatiesymbool continubrandt en op het display de mel-ding PARK.HULP SERVICE

VEREIST verschijnt, dan is ParkAssist defect.

BELANGRIJK

In bepaalde omstandigheden kan de par-keerhulp ten onrechte waarschuwingssig-nalen afgeven. Dit komt door externegeluidsbronnen met ultrasone geluidssig-nalen van dezelfde frequentie als de senso-ren van het systeem.

Voorbeelden van dergelijke geluidsbronnenzijn onder meer claxons, natte banden opasfaltwegen, luchtdrukremmen en uitlatenvan motorfietsen e.d.

Aan/Uit

G027104

De positie van de knop binnen de rij kan variëren.

U kunt Park Assist uitschakelen met de knopop het schakelaarpaneel, waarna het lampje inde knop dooft. Park Assist wordt weer inge-schakeld, wanneer u nogmaals op de knopdrukt waarna het lampje gaat branden.

Sensoren schoonmaken

G026946

Sensoren voor Park Assist.

De sensoren werken alleen naar behoren, wan-neer u ze regelmatig schoonmaakt met wateren autoshampoo.

N.B.

Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnenten onrechte aanleiding geven tot waar-schuwingssignalen.

Page 157: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System)*

06

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 157

Algemene informatie

G020295

Buitenspiegel met BLIS-systeem

BLIS-camera

Controlelampje

BLIS-symbool

WAARSCHUWING

Het systeem vormt een aanvulling op – geenvervanging voor – een veilige rijstijl en hetgebruik van de buitenspiegels. De bestuur-der moet altijd oplettend en verantwoordblijven rijden. De bestuurder is er altijd ver-antwoordelijk voor dat er op een veiligemanier van rijstrook wordt gewisseld.

BLIS is een informatiesysteem dat de bestuur-der in bepaalde omstandigheden waarschuwt,wanneer er zich een voertuig in de zogehetendode hoek bevindt en in dezelfde richting rijdt.

Het systeem werkt het best in druk verkeer opmeerbaanswegen.

BLIS is gebaseerd op digitale cameratechniek.De camera’s (1) zitten onder de buitenspiegels.

Wanneer een camera een voertuig heeft waar-genomen in de dode hoek, licht een controle-lampje (2) op dat continu blijft branden.

N.B.

Het lampje gaat branden aan die kant vande auto waar het voertuig is waargenomen.Als de auto aan weerszijden wordt inge-haald, gaan dan ook beide lampjes bran-den.

BLIS informeert de bestuurder bij een fout inhet systeem. Als de camera’s van het systeembijvoorbeeld zijn afgedekt, knippert het con-trolelampje voor BLIS en verschijnt er een mel-ding op het display van het informatiepaneel.Controleer de cameralenzen in dat geval enmaak ze zo nodig schoon. U kunt het systeemtijdelijk uitschakelen met een druk op de knopBLIS, zie pagina 158.

Dode hoeken

Dode hoeken die de BLIS-camera’s in de gatenhouden.

Afstand A = ca. 3,0 m

Afstand B = ca. 9,5 m

Schoonmaken

BLIS werkt alleen optimaal, als de lenzen vande BLIS-camera’s schoon zijn. U kunt de len-zen schoonmaken met een zachte doek of eenvochtige spons. Maak de lenzen voorzichtigschoon om krassen te voorkomen.

Page 158: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System)*

06

158 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

BELANGRIJK

De lenzen zijn elektrisch verwarmd om zevan sneeuw en ijs te kunnen ontdoen. Veegzo nodig sneeuw van de lenzen af.

Wanneer BLIS werkt

Het systeem is alleen actief bij snelheden hogerdan 10 km/h.

Inhalen

Het systeem reageert als het snelheidsverschiltussen u en het ingehaalde voertuig kleiner isdan 10 km/h.

Het systeem reageert als het snelheidsverschiltussen u en het inhalende voertuig kleiner isdan 70 km/h.

WAARSCHUWING

BLIS werkt niet in scherpe bochten.

BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt.

Een brede aanhanger achter de auto kan hetzicht ontnemen op andere voertuigen opaangrenzende rijstroken. Dit kan ertoe lei-den dat BLIS geen voertuigen in dit afge-schermde gebied kan waarnemen.

Daglicht en donker

Bij daglicht reageert het systeem op de con-touren van omringende voertuigen. Het sys-

teem is geconstrueerd om motorvoertuigenzoals auto’s, vrachtwagens, bussen en motor-fietsen waar te nemen.

Bij donker reageert het systeem op de koplam-pen van omringende voertuigen. Als een voer-tuig de koplampen niet heeft ontstoken, zal hetsysteem dit voertuig dan ook niet kunnen waar-nemen. Dit houdt in dat het systeem bijvoor-beeld niet reageert op een aanhanger achtereen auto of vrachtwagen, omdat daar geenbrandende koplampen op zitten.

WAARSCHUWING

Het systeem reageert niet op fietsers enbromfietsers.

De BLIS-camera’s kennen ongeveerdezelfde beperkingen als het menselijk oog.Dit houdt in dat ze bijvoorbeeld minder goed“zien” bij hevige sneeuwval, fel tegenlicht endichte mist.

Activeren/deactiveren

G026955

Knop voor activering/deactivering

BLIS wordt bij het starten van de motor auto-matisch geactiveerd. De controlelampjes opde portierpanelen lichten driemaal op bij hetactiveren van BLIS.

U kunt het systeem deactiveren/heractiverendoor op BLIS te drukken.

Het lampje in de knop dooft, wanneer het BLISgedeactiveerd wordt. Er verschijnt bovendieneen displaymelding op het instrumentenpa-neel.

Bij het heractiveren van BLIS brandt het lampjein de knop, verschijnt er een nieuwe display-melding en lichten de controlelampjes in deportieren driemaal op. Druk op de knop

Page 159: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System)*

06

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 159

READ om de displaymelding te laten verdwij-nen. Voor meer informatie over de meldings-functies, zie pagina 57.

Systeemmelding BLIS

DisplaymeldingA Betekenis

BLINDE-HOE-

KINFO. SYSTEEM

AAN

BLIS-systeem geac-tiveerd.

BLINDE-HOEK-

SYST. SERVICE

VEREIST

BLIS werkt niet –neem contact opmet een werkplaats.

BLINDE-HOEK-

SYST. FUNCTIE

BEPERKT

Beperkte gegevens-overdracht tussende camera van hetBLIS-systeem enhet elektrische sys-teem van de auto.

De camera wordtautomatisch gere-set, wanneer degegevensover-dracht tussen decamera van hetBLIS-systeem enhet elektrische sys-teem van de autoweer normaal wordt.

DisplaymeldingA Betekenis

BLINDE-HOEK-

SYST. R CAMERA

GEBLOK.

Rechter cameraafgedekt - reinig delens.

BLINDE-HOEK-

SYST. L CAMERA

GEBLOK.

Linker camera afge-dekt - maak de lensschoon.

BLINDE-HOEK-

SYST. CAMERA'S

GEBLOK.

Een of meercamera’s afgedekt –maak de lenzenschoon.

BLINDE-HOE-

KINFO. SYSTEEM

UIT

BLIS-systeem uitge-schakeld.

A Er verschijnen alleen meldingen, als de transpondersleutel insleutelstand II staat (of als de motor loopt) en BLIS actief is(de bestuurder heeft het systeem niet gedeactiveerd).

BELANGRIJK

Laat reparaties aan de onderdelen van hetBLIS-systeem over aan een werkplaats –geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

Beperkingen

Soms kan het controlelampje voor BLIS oplich-ten zonder dat u voertuigen in de dode hoekenkunt waarnemen.

N.B.

Als het controlelampje voor BLIS somsoplicht zonder dat u andere voertuigen in dedode hoeken kunt waarnemen, betekent ditniet dat het systeem een storing vertoont.

Bij een storing in het BLIS-systeem ver-schijnt op het display de melding BLINDE-HOEKSYST. SERVICE VEREIST.

Hier volgen enkele afbeeldingen van situatieswaarin het controlelampje voor BLIS kan gaanbranden, hoewel er zich geen voertuigen in dedode hoek bevinden.

Reflecties op een glad en nat wegdek.

Page 160: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System)*

06

160 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

G018177

Eigen schaduwen op grote, lichtgekleurde engladde oppervlakken zoals geluidsschermen ofbetonnen wegen.

Laag staande zon in de camera.

Page 161: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Slepen en bergen

06

��

161

Starten met hulpaccu

Gebruik een hulpaccu als de startaccu dusda-nig ontladen is dat de motor niet kan wordengestart. Probeer de motor niet aan te slepen,zie pagina 163.

BELANGRIJK

De katalysator kan beschadigd raken als ude auto probeert aan te slepen.

Slepen

Controleer voordat u de auto gaat slepen watde toegestane maximumsnelheid is voor sle-pen.

Sleep de auto altijd met de voorkant van deauto in de rijrichting.

1. Zorg ervoor dat de contactsleutel in standI staat, zodat het stuurslot niet werkt en deauto bestuurbaar is

2. Voor de auto die sleept geldt: Rijd rustig.

Voor de auto die wordt gesleept geldt:Houd om schokken te voorkomen desleepkabel altijd strak door met uw voetlichte druk op het rempedaal uit te oefenen.

WAARSCHUWING

Het stuurslot blijft in de stand staan die goldbij het verbreken van de spanning. Hetstuurslot moet worden opgeheven, voordatu de auto sleept.

De transpondersleutel moet in sleutelstandII staan. Neem de transpondersleutel nooittijdens het rijden uit het contactslot, ook nietals de auto gesleept wordt.

WAARSCHUWING

De rembekrachtiging en de stuurbekrachti-ging werken niet wanneer de motor uitge-schakeld is. U moet ongeveer vijfmaal zohard op het rempedaal trappen en de autostuurt aanzienlijk zwaarder dan normaal.

Handgeschakelde versnellingsbak

� Zet de versnellingspook in de neutralestand en los de handrem.

Automatische versnellingsbak

� Zet de keuzehendel in stand N en los dehandrem.

De snelheidslimiet voor het wegslepen van eenauto met automatische versnellingsbak is80 km/h. U mag de auto over een afstand vanmaximaal 80 km verslepen.

Sleepoog

Voordat u gaat slepen moet het sleepoog in debumper vastgeschroefd worden. De uitsparingen afdekking voor het sleepoog zitten aan derechterzijde van de voor- en achterbumper.

Het sleepoog vindt u in de gereedschapstas inde bagageruimte.

G02

8528

Page 162: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Slepen en bergen

06

162

Doe het volgende:

1. Maak de onderkant van de afdekking (A)los met een schroevendraaier of een munt-stuk.

2. Schroef het sleepoog (B) vast.

3. Schroef het sleepoog tot aan de flens vast(C). Maak bij voorkeur gebruik van de wiel-sleutel.

• Draai het sleepoog na gebruik los en plaatshet afdekkapje terug.

BELANGRIJK

Wanneer de afneembare trekhaak gemon-teerd is, kunt u het sleepoog niet aanbren-gen in de achterste bevestiging. Bevestig desleepkabel in dat geval aan de trekhaak. Omdie reden wordt geadviseerd de afneem-bare trekhaak in de auto te bewaren, wan-neer u de trekhaak niet nodig hebt.

Bergen

Berg de auto altijd zo dat de wielen in de rij-richting draaien.

BELANGRIJK

• Voor auto’s met vierwielaandrijving(AWD) gelden, bij het bergen met eengeheven vooras, zowel een maximalesnelheid van 70 km/h als een maximaleafstand van 50 km.

WAARSCHUWING

Het sleepoog is alleen bedoeld voor het sle-pen over de weg en niet geschikt voor ber-ging. Roep professionele hulp in voor ber-ging.

Page 163: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Starten met hulpaccu

06

163

Starten met een hulpaccu

G020298

Als de startaccu leeg is, kunt u stroom van eenlosse accu of van de accu in een andere autogebruiken. Controleer altijd of de klemmen vande startkabels goed vastzitten en of er geenvonken kunnen ontstaan tijdens de startpo-ging.

Als u een hulpaccu gebruikt bij het startenwordt geadviseerd de volgende stappen aan tehouden om explosiegevaar te voorkomen:

1. Draai de transpondersleutel naar sleutel-stand 0.

2. Zorg dat de hulpaccu een spanning van 12volt levert.

3. Als de hulpaccu zich in een andere autobevindt, moet u de motor van die autoafzetten. Zorg ervoor dat de auto’s elkaarniet raken.

4. Sluit de rode startkabel aan tussen de plus-pool (1+) van de hulpaccu en de pluspool(2+) van de lege accu.

5. Sluit de ene klem van de zwarte kabel aanop de minpool (3–) van de hulpaccu.

6. Sluit de andere klem van de zwarte kabelaan op het massapunt (4–) dat op bij delinker veerpoot zit.

7. Start de motor van de “hulpauto”. Laat demotor enkele minuten draaien op een toe-rental dat iets hoger ligt dan normaal, 1500omw/min.

8. Start de motor van de auto met de legeaccu.

� Verwijder de startkabels: eerst de zwartekabel en daarna de rode.

Zorg dat geen van de klemmen aan dezwarte startkabel contact kan maken metde pluspool van de accu of met de aange-sloten klemmen van de rode startkabel.

BELANGRIJK

Raak de aansluitingen niet aan tijdens destartpoging. Er bestaat namelijk gevaar voorvonkvorming.

WAARSCHUWING

Accu’s kunnen het zeer explosieve knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de start-kabels, is voldoende om de accu tot ont-ploffing te brengen.

Accu’s bevatten tevens zwavelzuur dat ern-stige chemische brandwonden kan veroor-zaken. Als u accuzuur in uw ogen krijgt ofop uw huid of kleren morst, moet u onmid-dellijk met grote hoeveelheden water spoe-len.

Neem onmiddellijk contact op met een arts,als u accuzuur in uw ogen krijgt.

Page 164: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Rijden met een aanhanger

06

164

Algemene informatie

Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaargewicht van de auto. Het laadvermogen dientte worden verminderd met de som van hetgewicht van eventuele inzittenden en dat vangemonteerde accessoires, zoals een trekhaak.Voor gedetailleerde informatie over de gewich-ten, zie pagina 286.

Als de trekhaak in een erkende Volvo-werk-plaats wordt gemonteerd, is de auto bij aanle-vering voorzien van de benodigde randuitrus-ting voor het gebruik van een aanhanger.

• De trekhaak van de auto moet van eengoedgekeurd type zijn.

• Bij montage achteraf moet u contact opne-men met uw Volvo-dealer om te controle-ren of uw auto van de nodige uitrusting isvoorzien om met een aanhanger te kunnenrijden.

• Verdeel de lading in de aanhanger dusda-nig dat de druk op de trekhaak de maxi-male kogeldruk niet overschrijdt.

• Verhoog de bandenspanning tot de aan-bevolen druk bij maximale belading. Voorde positie van de bandenspanningstabel,zie pagina 183.

• Maak de trekhaak regelmatig schoon envet de kogel1 van tijd tot tijd in.

• Rijd niet met een zware aanhanger, wan-neer de auto nog helemaal nieuw is. Wachthiermee totdat de auto ten minste1000 kilometer heeft gereden.

• Bij het afdalen op lange en steile hellingenworden de remmen veel zwaarder belastdan normaal. Schakel dan terug naar eenlagere versnelling en pas uw snelheid aan.

• Bij het gebruik van een aanhanger wordt demotor zwaarder belast dan normaal.

• Wanneer de auto bij warm weer zwaarbelast wordt, kunnen de motor en de ver-snellingsbak oververhit raken. Als de tem-peratuurmeter voor de koelvloeistof tot inhet rode gebied uitslaat, dient u de auto testoppen en de motor enkele minuten sta-tionair te laten draaien. De automatischeversnellingsbak reageert met een inge-bouwde beveiligingsfunctie. Zie de mel-ding op het display. Bij oververhitting kande airconditioning zichzelf tijdelijk uitscha-kelen.

• Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan80 km/h, ook al staat de wetgeving inbepaalde landen een hogere snelheid toe.

• Zet de keuzehendel in de parkeerstand P,wanneer u een automaat met aanhangerparkeert. Gebruik altijd de parkeerrem.Gebruik wielblokken, als u een auto metaanhanger op een steile helling parkeert.

Aanhangergewichten

Voor informatie over de toelaatbare aanhange-rgewichten, zie pagina 286.

WAARSCHUWING

Houd u aan de opgegeven aanbevelingenvoor het aanhangergewicht. De aanhangeren de auto kunnen anders moeilijk bestuur-baar worden tijdens uitwijk- en remmanoeu-vres.

N.B.

De aangegeven maximaal toelaatbare aan-hangergewichten zijn door Volvo bepaald.Let erop dat er op grond van de wetgevingvoor motorvoertuigen in uw land verderebeperkingen van het aanhangergewicht ende snelheid kunnen gelden. Het is boven-dien mogelijk dat de trekhaak gespecifi-ceerd is voor hogere gewichten dan hetmaximaal toelaatbare aanhangergewichtvan de auto.

1 Geldt niet voor de kogel bij gebruik van een aanhangerkoppeling met trillingsdemper.

Page 165: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Rijden met een aanhanger

06

165

Automatische versnellingsbak, rijdenmet een aanhanger

N.B.

Sommige modellen moeten worden uitge-rust met een oliekoeler voor de automati-sche versnellingsbak om gebruik te makenvan een aanhanger. Informeer dan ook bijde dichtstbijzijnde Volvo-dealer naar wat ervoor uw auto geldt, als u achteraf een trek-haak monteert.

Op een helling parkeren

1. Zet de parkeerrem aan.

2. Zet de keuzehendel in de parkeerstand P.

Op een helling wegrijden

1. Zet de keuzehendel in de rijstand D.

2. Haal de auto van de parkeerrem.

Steile hellingen

• Kies bij het omhoog rijden op steile hellin-gen of in langzaam rijdend verkeer de juistehandmatige lage versnellingsstand. Zovoorkomt u dat de versnellingsbakopschakelt en houdt u de versnellingsbak-olie koel.

• Schakel geen hogere, handmatige versnel-ling in dan de motor “aankan”. Rijden inhoge versnellingen is niet altijd zuinig.

• Vermijd hellingen met een percentage vanmeer dan 12 % bij het gebruik van eenaanhanger.

Gemakkelijker wegrijden met aanhanger

Auto’s met een V8-motor zijn voorzien van eeningebouwde functie die voorkomt dat de autoschokkerig beweegt en wielspin vertoont bijhet wegrijden met een aanhanger.

Activeren

Om de functie te activeren moet u de bedra-ding van de aanhanger aansluiten op de trek-haakaansluiting die naast de trekhaak zit, ziepagina 166.

Deactiveren

Koppel de bedrading bij de aansluiting los.

N.B.

De functie is tevens actief als u andere elek-trische uitrusting aansluit op de trekhaak-aansluiting. De auto trekt dan langzamer optijdens het wegrijden.

Niveauregeling

Als uw auto is uitgerust met automatischeniveauregeling, neemt de achtertrein van deauto tijdens het rijden altijd de juiste rijhoogteaan, ongeacht de belading. Wanneer de autostilstaat, zakt de achtertrein omlaag. Dit is vol-komen normaal. Bij het wegrijden met ladingwordt het niveau na enige tijd rijden naar boventoe bijgesteld.

Page 166: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Trekhaak*

06

166 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Trekhaak

Als de auto is uitgerust met een afneembaretrekhaak, dienen de montagevoorschriftenvoor het bevestigen van het afneembaregedeelte zorgvuldig te worden opgevolgd, ziepagina 168.

WAARSCHUWING

Als de auto is uitgerust met de afneembaretrekhaak van Volvo:

• Volg de montage-instructies nauwkeu-rig op.

• Zorg dat het afneembare gedeelte metde sleutel vergrendeld is voordat ubegint te rijden.

• Controleer of het controlevenster groenvan kleur is.

Belangrijke controlepunten

• U moet de kogel van de trekhaak regelma-tig schoonmaken en met vet insmeren.

N.B.

Wanneer u een trekhaak met trillingsdempergebruikt, hoeft de kogel niet te worden inge-vet.

Trekhaak opbergen

G031114

Opbergruimte trekhaak.

BELANGRIJK

Neem na gebruik altijd de trekhaak los enberg deze op de daarvoor bestemde plaatsop, goed vastgezet met de bijbehorenderiem.

Aanhangerkabel

G014589

Als de trekhaak van de auto een 13-polig elek-trisch contact heeft en de aanhanger een 7-polig contact, hebt u een adapter nodig.Gebruik een door Volvo goedgekeurde adap-terkabel. Zorg dat de kabel niet over de grondsleept.

Page 167: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Trekhaak*

06

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 167

Specificaties

G026682 G027108

G027109

Afmetingen voor bevestigingspunten (mm)

A B C D E F G

Vaste of afneembare trekhaak 1110 85 1081 541 122 50 354

1 Langsligger

2 Middelpunt kogel

Page 168: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Afneembare trekhaak*

06

168 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Trekhaak monteren

G017317

1. Verwijder de afdekking door de pal in tedrukken en de afdekking vervolgensrecht naar achteren te trekken .

G020301

2. Controleer of het mechanisme in de ont-grendelde stand staat door de sleutelrechtsom te draaien.

G020302

3. Controleer of het controlevenster (3) roodvan kleur is. Als het venster niet rood vankleur is, moet u (1) indrukken en de borg-knop linksom (2) draaien totdat u een klikhoort.

Page 169: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Afneembare trekhaak*

06

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 169

G020304

4. Breng de trekhaak aan en duw deze naarbinnen totdat u een klik hoort.

G020306

5. Controleer of het controlevenster groenvan kleur is.

G020307

6. Draai de sleutel linksom naar de vergren-delde stand. Neem de sleutel uit het slot.

Page 170: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Afneembare trekhaak*

06

170 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

G020309

7. Controleer of de trekhaak vastzit door dezestevig omhoog, omlaag en naar achterente bewegen.

WAARSCHUWING

Als de trekhaak niet goed zit, moet u dezeverwijderen en opnieuw monteren zoalseerder werd beschreven.

BELANGRIJK

Vet alleen de kogel in waarop de aanhan-gerkoppeling wordt geplaatst; houd de restvan het kogelsegment vetvrij en droog.

G020310

8. Veiligheidskabel.

WAARSCHUWING

Let erop dat u de veiligheidskabel van deaanhanger aan de daarvoor bestemdebevestiging vastmaakt.

Trekhaak verwijderen

G020301

1. Steek de sleutel in het slot en draai dezerechtsom in de ontgrendelde stand.

Page 171: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Afneembare trekhaak*

06

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 171

G020312

2. Druk de vergrendelingsknop (1) in en draaideze linksom (2) totdat u een klik hoort.

G020314

3. Draai de vergrendelingsknop volledigomlaag totdat deze niet verder kan. Houdde knop in deze stand vast terwijl u detrekhaak schuin naar achteren toeomhoogtrekt.

WAARSCHUWING

Zet de trekhaak goed vast, wanneer u dezein de auto bewaart, zie pagina 166.

G017318

4. Duw de afdekking erop.

Page 172: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

06

172

Juiste lichtbundel voor rechts- oflinksrijdend verkeer

G020317

Lichtbundel voor linksrijdend verkeer.

Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer.

U kunt de lichtbundel van de koplampenafplakken om te voorkomen dat u tegenliggersverblindt. Daarbij wordt de lichtopbrengst ietslager.

Koplampen afplakken

Trek de mallen, zie pagina 172, over en knipeen stuk zelfklevend en watervast materiaalzoals ondoorzichtige tape langs de randen vande mallen uit.

Breng de afplaktape in positie aan ten opzichtevan de stip (5) in het koplampglas. Deze stipmoet overeenkomen met de rode stip op demal. De lange rode lijn op de afbeeldingenkomt overeen met de lijn in het koplampglasten opzichte waarvan u de mal moet inpassen.

Meet de mallen na het overtrekken ter controlenog eens op om te zorgen dat de lichtbundelvoldoende wordt afgedekt.

De mallen kunnen worden gebruikt voormodellen met het stuur links of rechts en moe-ten worden aangebracht zoals aangegeven opde afbeelding.

De bovenste afbeelding geeft de positie op eenmodel met het stuur links aan. De ondersteafbeelding geeft de positie op een model methet stuur rechts aan.

Halogeenkoplampen

Trek mal 1 en 2 over en meet ze ter controlenog eens op. Breng de mallen over op een stukzelfklevend en watervast materiaal en knip uit.

Breng de mallen dusdanig aan dat de pijlennaar het midden van de auto wijzen en dat destippen op de mallen overeenkomen met destippen op de koplampglazen.

Referentiematen mal 1 en 2

De lange kant van de mallen moet ca. 82 mmlang zijn.

Xenonkoplampen

Trek mal 3 en 4 over en meet ze ter controlenog eens op. Breng de mallen over op een stukzelfklevend en watervast materiaal en knip uit.

Breng de mallen dusdanig aan dat de pijlennaar het midden van de auto wijzen en dat destippen op de mallen overeenkomen met destippen op de koplampglazen. Pas de merkjes> < op de mallen in ten opzichte van de lijn ophet koplampglas.

Referentiematen mal 3

De lijn tussen de merkjes > < en op de mallenmoet ca. 140 mm lang zijn.

Referentiematen mal 4

De lijn tussen de merkjes > < en op de mallenmoet ca. 112 mm lang zijn.

Lichtbundel aanpassen bij actieve xenonko-plampen (ABL), zie pagina 60.

Page 173: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

06

��

173

G03

0200

Auto met stuur links afgeplakt voor linksrijdend verkeer.

Maskering op glas rechter halogeenkop-lamp

Maskering op glas linker halogeenkoplamp

Maskering op rechter xenonkoplamp

Maskering op linker xenonkoplamp

Referentiepunt op koplampglas.

Page 174: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

06

174

G03

0201

Auto met stuur rechts afgeplakt voor rechtsrijdendverkeer.

Maskering op glas linker halogeenkoplamp

Maskering op glas rechter halogeenkop-lamp

Maskering op linker xenonkoplamp

Maskering op rechter xenonkoplamp

Referentiepunt op koplampglas.

Page 175: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

06 Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

06

175

G02

7103

Afplakmallen.

Page 176: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

176 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie............................................................................. 178Bandenspanning .................................................................................. 182Gevarendriehoek* en reservewiel* ....................................................... 184Wielen verwisselen ............................................................................... 187Noodreparatie banden* ........................................................................ 190

Page 177: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

WIELEN EN BANDEN

Page 178: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Algemene informatie

07

178

Rijeigenschappen en banden

De banden zijn van grote invloed op de rijei-genschappen van de auto. Zowel het type, demaat, de bandenspanning als de snelheids-aanduiding zijn belangrijk voor het rijgedragvan de auto.

Let er bij het verwisselen van banden op dat denieuwe banden op alle vier de wielen van het-zelfde type zijn, dezelfde afmetingen hebbenen van hetzelfde merk zijn. Houd de aanbevo-len bandenspanning aan die in de banden-spanningstabel staat, zie pagina 182 voor depositie ervan.

Maataanduiding

Op alle autobanden staat een bepaalde maat-aanduiding. Een voorbeeld van een dergelijkeaanduiding:

235/60R18 103 V.

235 Breedte van de band (mm)

60 Verhouding tussen de hoogte enbreedte van de band (%)

R Aanduiding voor radiaalbanden

18 Velgdiameter van de band (")

103 Aanduiding van het draagvermo-gen van de band (in dit geval615 kg)

V Aanduiding van de snelheidslimietvan de band (in dit geval210 km/h).

Snelheidsaanduidingen

De auto is voorzien van een typegoedkeuringvoor de uitvoering waarin deze werd aangele-verd. Dat betekent dat u niet mag afwijken vande afmetingen en snelheidsaanduidingen diestaan aangegeven op de typegoedkeuring vande auto. De enige uitzondering daarop vormthet gebruik van winterbanden (zowel bandenmet als zonder “spikes”). Bij gebruik van der-gelijke banden mag u niet sneller rijden dan demaximumsnelheid die voor het gebruikte ban-dentype geldt (voor aanduiding Q geldt bij-voorbeeld een maximumsnelheid van160 km/h).

Let erop dat de gesteldheid van het wegdekbepalend is voor uw maximumsnelheid en nietde snelheidsaanduiding van de banden.

Let erop dat de aangegeven snelheid de maxi-mumsnelheid is.

Q 160 km/h (alleenvoor winterbanden)

T 190 km/h

H 210 km/h

V 240 km/h

W 270 km/h

Y 300 km/h

Nieuwe banden

Banden hebben een beperkte houdbaarheids-datum. Na enkele jaren worden de bandenhard en neemt de grip op het wegdek stukje bij

Page 179: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Algemene informatie

07

��

179

beetje af. Gebruik bij het verwisselen van ban-den altijd zo nieuw mogelijke banden. Dit geldtin het bijzonder voor winterbanden. De laatstecijfers van de cijferreeks geven de week en hetjaar van productie aan. Het is de zogehetenDOT-code (Department of Transportation) vande band en bestaat uit vier cijfers, bijvoorbeeld1510. De band op de afbeelding is de 15e weekvan het jaar 2010 geproduceerd.

Leeftijd van de banden

Alle banden die ouder zijn dan zes jaar moet udoor een vakman laten controleren, ook al zienze er intact uit. Dit omdat het materiaal waarvanbanden gemaakt zijn ook veroudert en afge-broken wordt, als banden zelden of nooit wor-den gebruikt. Daarbij kan de werking van deband worden aangetast. In dit geval dient u deband niet meer te gebruiken.Dit geldt ook voorreservebanden, winterbanden en banden die uvoor toekomstig gebruik hebt opgeslagen.Scheurvorming of verkleuring zijn de zichtbarekenmerken van een band die ongeschikt isvoor gebruik.

De leeftijd van een band valt af te lezen uit deDOT-code (zie bovenstaande afbeelding).

Gelijkmatige slijtage en onderhoud

De juiste bandenspanning levert een gelijkma-tiger slijtage op, zie pagina 183. De rijstijl, debandenspanning, het klimaat en de staat vande wegen zijn van invloed op de snelheid waar-mee de banden verouderen en slijten. Om ver-schillen in profieldiepte te voorkomen en slijt-patronen tegen te gaan kunt u de wielen op devoor- en achteras onderling van plaats verwis-selen. Voer de eerste wissel na ca. 5000 km uiten doe dat daarna om de 10.000 km opnieuw.Volvo adviseert u contact op te nemen met eenerkende Volvo-werkplaats als u niet zeker bentvan de profieldiepte. Als er al een duidelijk ver-schil zit in de slijtage (>1 mm verschil in pro-fieldiepte) van de banden, dienen de minst ver-sleten banden altijd op de achteras te zitten.Slippende voorwielen zijn makkelijker te corri-geren dan slippende achterwielen, omdat deauto rechtuit blijft rijden in plaats van uit te bre-ken met de achterkant waarbij u mogelijk decontrole over de auto verliest. Daarom isbelangrijk dat de achterwielen nooit vóór devoorwielen grip verliezen.

Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat zenooit rechtop staan.

Banden met slijtage-indicatoren

G020323

Slijtage-indicatoren.

Slijtage-indicatoren zijn smalle ophogingen diedwars op het profiel van de band staan. De let-ters TWI (Tread Wear Indicator) op de zijkantvan de band geven aan dat een band is uitge-rust met slijtage-indicatoren. De indicatorenzijn duidelijk zichtbaar, wanneer een band dus-danig versleten is dat slechts 1,6 mm van hetprofiel over is. Vervang de banden dan zospoedig mogelijk. Let erop dat een band meteen gering profiel zeer weinig grip op het weg-dek heeft bij regen of sneeuw.

Page 180: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Algemene informatie

07

180

Winterbanden

Volvo raadt winterbanden met bepaalde win-terbandenmaten aan. De bandenmaat isafhankelijk van de motorvariant. Gebruik altijdhet juiste type winterbanden op alle vier dewielen.

N.B.

Neem contact op met een Volvo-dealer vooradvies over de beste soort velgen en ban-den.

Banden met “spikes”

Winterbanden met “spikes” moeten de eerste500–1000 km rustig worden ingereden, zodatde “spikes” hun positie in kunnen nemen. Zogaan de banden en vooral de “spikes” langermee.

N.B.

De wettelijke bepalingen voor het gebruikvan banden met “spikes” verschillen vanland tot land.

Profieldiepte

Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage tempe-raturen vergen meer van de banden danzomerse ritten. Daarom wordt geadviseerd eenminimale profieldiepte van vier mm aan te hou-den voor winterbanden.

Sneeuwkettingen

Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen toe-gestaan op de voorwielen. Dit geldt ook voormodellen met voorwielaandrijving.

Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwket-tingen. Rijd evenmin op sneeuwvrije wegen,omdat zowel de sneeuwkettingen als de ban-den daardoor overmatig slijten. Controleer ofde sneeuwketting nergens tegenaan komt engoed omgelegd en aangespannen is.

WAARSCHUWING

Gebruik originele Volvo-sneeuwkettingen ofvergelijkbare sneeuwkettingen die zijn afge-stemd op het model en op de band- en vel-gafmetingen. Bij twijfel adviseert Volvo ueen erkende Volvo-werkplaats om advies tevragen. Een verkeerde sneeuwketting kanernstige schade aan de auto veroorzaken enaanleiding geven tot een ongeluk.

Zomer- en winterbanden

G020325

De pijl geeft de draairichting van de band aan

Wanneer u de zomerbanden vervangt doorwinterbanden of andersom, zie pagina 187,moet u op de banden noteren waar ze zaten:bijvoorbeeld L voor links, R voor rechts. Bijbanden met een speciaal profiel dat alleengoed werkt wanneer de banden in eenbepaalde richting draaien, staat deze richtingaangegeven met een pijl op de zijkant van deband. Zorg dat de banden altijd dezelfde draai-richting hebben. Banden mogen alleen vanvoor naar achter verwisseld worden, nooit vanlinks naar rechts of omgekeerd. Als u de ban-den verkeerd aanbrengt, nemen de remeigen-schappen van de auto af en kunnen de banden

Page 181: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Algemene informatie

07

181

regen, sneeuw en drab minder goed afvoeren.Monteer de banden met het diepste profielaltijd op de achteras (om het gevaar voor slip-pen te verminderen).

Volvo adviseert u contact op te nemen met eenerkende Volvo-werkplaats als u niet zeker bentvan de profieldiepte.

Page 182: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Bandenspanning

07

182

Aanbevolen bandenspanning

G020791

In de bandenspanningstabel voor op de por-tierstijl aan de bestuurderszijde staat de juistebandenspanning voor uw auto aangegeven bijverschillende belading en snelheid.

Op de sticker staan:

• Bandenspanning bij gebruik van de aan-bevolen bandenmaat

• ECO-bandenspanning1

• Bandenspanning compact reservewiel(Temporary Spare).

Bandenspanning controleren

Controleer regelmatig de bandenspanning.

N.B.

Het is een natuurlijk gegeven dat de ban-denspanning na verloop van tijd afneemt.De bandenspanning varieert ook naarge-lang van de omgevingstemperatuur.

Al na enkele kilometers rijden worden de ban-den warm en loopt de spanning op. Laatdaarom geen lucht uit de banden ontsnappenals u de spanning controleert bij warme ban-den. Als de spanning bij warme banden echter

te laag is, moet u de band harder oppompen.Onvoldoende opgepompte banden hebbeneen negatieve inwerking op het brandstofver-bruik, de levensduur van de banden en de rij-eigenschappen van de auto. Wanneer u meteen te lage bandenspanning rijdt, kunnen debanden oververhit raken en kapotgaan.

Voor informatie over de juiste bandenspan-ning, zie pagina 183. De aangegeven banden-spanning geldt bij koude banden (kan verschil-len naargelang van de buitentemperatuur).

Brandstofbesparing, ECO-

bandenspanning

Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden wordt geadviseerd de aangegevenbandenspanning bij maximale belading aan tehouden bij snelheden tot 160 km/h.

De bandenspanning is van invloed op het rij-comfort, de stuureigenschappen en de gepro-duceerde weggeluiden.

1 De ECO-bandenspanning levert brandstofbesparing op.

Page 183: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Bandenspanning

07

183

Bandenspanningstabel

Type Banden-maat

Snelheid

(km/h)ABelading (1–3 inzittenden) Max. belading ECO-banden-

spanningB

Voor (kPa) Achter(kPa)

Voor (kPa) Achter (kPa)

Alle 235/65R17

235/60R18

0-160 220 220 270 270 270

160+ 220 220 270 270 -

255/50R19

255/45R20

0-160 240 240 270 270 270

160 + 240 240 270 270 -

Compact reservewiel (Tem-porary Spare)

0-80 420 420 420 420 -

A In sommige landen wordt de bandenspanning ook wel in bar aangegeven in plaats van in pascal (1 bar = 100 kPa, d.w.z. 270 kPa = 2,70 bar).B Zuinig rijden, zie pagina 182.

Page 184: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Gevarendriehoek* en reservewiel*

07

184 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Gevarendriehoek

G027065

Houd u aan de bepalingen die gelden voor hetgebruik van een gevarendriehoek* in uw land.

Gebruik de gevarendriehoek als volgt:

1. Haal de opberghoes met de gevarendrie-hoek los. De hoes zit met klittenband vast.

2. Haal de gevarendriehoek uit de hoes (A).

3. Klap de vier steunpootjes van de gevaren-driehoek uit.

4. Klap de beide rode driehoekszijden uit. Zetde gevarendriehoek op een passend puntachter de auto op om achteropkomendverkeer tijdig te waarschuwen.

Doe het volgende na gebruik:

� Berg de onderdelen in de omgekeerdevolgorde weer op.

Zorg dat de opberghoes met de gevarendrie-hoek goed vastzit in de bagageruimte.

Compact reservewiel (TemporarySpare)*

Een compact reservewiel (Temporary Spare) isalleen bestemd voor tijdelijk gebruik en dientdan ook zo spoedig mogelijk door een normaalwiel te worden vervangen. Het rijgedrag van deauto kan zich wijzigen bij het gebruik van eencompact reservewiel. Het compacte reserve-wiel is kleiner dan een normaal wiel. De bodem-speling verandert er daarom door. Wees voor-zichtig bij hoge trottoirbanden en reinig de autoniet in een autowasstraat. Als het reservewielop de vooras zit, kunt u evenmin sneeuwket-tingen omleggen. Bij vierwielaangedrevenauto’s is de achterwielaandrijving uit te scha-kelen. Het reservewiel mag niet worden gere-pareerd. In de bandenspanningstabel, ziepagina 183, staat de juiste bandenspanningvoor het reservewiel.

BELANGRIJK

Rijd nooit sneller dan 80 km/h bij gebruikvan een compact reservewiel.

BELANGRIJK

Rijd nooit met meer dan één compact reser-vewiel (Temporary Spare) tegelijk.

Page 185: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Gevarendriehoek* en reservewiel*

07

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 185

Reservewiel tevoorschijn halen

G026998

Het reservewiel zit onder de auto. De krik*, degereedschapstas* en de slingerdelen vindt uonder het vloerluik. De slinger bestaat uit tweedelen. Het ene deel zit bij de gevarendriehoek,terwijl het andere deel in de gereedschapstasopgeborgen is.

N.B.

In de gereedschapstas zit een speciale sleu-tel om de naafdop te verwijderen (bepaaldewielopties).

De positie van de krik hangt af van het aantalzitplaatsen:

Zevenzitter

Vijfzitter

Maak het reservewiel als volgt los:

1. Klap het onderste gedeelte van de achter-klep omlaag en til het vloerluik in de baga-geruimte op.

2. Haal de twee delen van de slinger tevoor-schijn en monteer ze.

3. Steek de slinger in de lier.

4. Laat het wiel zakken door de slinger tot aande aanslag linksom te draaien.

N.B.

De kabel kan schade aan de auto toebren-gen, als deze tijdens het rijden loshangt.

5. Haal het wiel van de kabel af en draai dekabel rechtsom omhoog met de slinger.

6. Leg de lekke band in de bagageruimte. Uvindt een plastic zak in de gereedschaps-tas om de band in op te bergen.

Page 186: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Gevarendriehoek* en reservewiel*

07

186 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

N.B.

De reservewielruimte onder de auto is uit-sluitend bestemd voor het originele reser-vewiel. U kunt er dan ook geen andere mer-ken reservewielen aanbrengen.

Reservewiel terugplaatsen

Het is het handigst als iemand u helpt bij hetterugplaatsen van het reservewiel. Eén van uwbeiden draait aan de slinger, terwijl de anderhet wiel in de juiste richting duwt.

1. Vier de kabel met de slinger en breng deanker aan het uiteinde van de kabel in hetgat in het midden van de velg aan.

2. Haal de kabel een stukje omhoog door deslinger langzaam (rechtsom) te draaien.

3. Kantel het reservewiel om het langs de uit-laatpijp te halen.

4. Houd de achterkant van het wiel omlaag,terwijl u het met de slinger omhooghaalt.

5. Breng het wiel boven op de achteras,tegen de vloerplaat aan.

6. Draai de slinger tot aan de aanslagrechtsom.

7. Controleer of het wiel stevig vastzit.

WAARSCHUWING

Controleer of u gebruik maakt van de juistesteunpunten. Tussen de kriksteunpuntenop de auto is een speciaal kriksteunpuntvoor productiedoeleinden aangebracht datvoorzien is van een pen. Het steunpunt isechter niet sterk genoeg om de auto onderop te krikken. Bij twijfel over de positie vande verschillende kriksteunpunten adviseertVolvo u om contact op te nemen met eenerkende Volvo-werkplaats. Wanneer u dekrik op een verkeerd punt aanbrengt, kan erschade aan portier en carrosserie ontstaan.

Gereedschap, terugplaatsen

Plaats het gereedschap en de krik* na gebruikop de juiste manier terug. De krik past alleenals deze in de juiste opbergstand (zie neven-staande afbeelding) wordt gezet.

BELANGRIJK

Bewaar gereedschap en krik* op de daar-voor bestemde plaats in de bagageruimtewanneer u ze niet nodig hebt.

EHBO*

Onder de vloer in de bagageruimte ligt eenEHBO-kit.

Page 187: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Wielen verwisselen

07

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 187

Wielen demonteren

G026997

Let erop dat u de gevarendriehoek opzet, wan-neer u de band moet verwisselen aan de kantvan de weg. Er zitten twee kriksteunpunten aanweerszijden van de auto. Deze steunpuntenzitten in het midden onder de portieren.

1. Parkeer de auto op een egale en stevige,niet hellende ondergrond.

2. Zet de parkeerrem aan en schakel de ach-teruitversnelling in bij auto’s met een hand-geschakelde versnellingsbak (stand P bijauto’s met een automatische versnellings-bak). Plaats wielblokken voor en achter dewielen die op de grond blijven staan.

Gebruik bijvoorbeeld wielblokken of grotestenen.

WAARSCHUWING

Controleer of de krik intact is, goedgesmeerde schroefdraadwindingen heeften vrij van vuil is.

N.B.

Volvo adviseert u alleen de krik te gebrui-ken* die bij de auto hoort, zoals aangegevenop de kriksticker.

Op de sticker staat tevens de maximale hef-capaciteit bij de vermelde minimale hef-hoogte.

3. Haal de krik*, de wielsleutel en de slingertevoorschijn, zie pagina 185 voor de positieervan. Bij gebruik van een andere krik, ziepagina 205.

WAARSCHUWING

Kruip nooit onder een auto die slechts opeen krik steunt! De auto kan namelijk van dekrik vallen en letsel toebrengen.

Gebruik de krik die bij de auto werd geleverdalleen voor het verwisselen van banden.Voor de overige werkzaamheden moet ugebruik maken van een garagekrik ensteunbokken onder het geheven deel van deauto aanbrengen.

Zorg dat u schroef van de krik altijd goedingevet houdt.

Als de ondergrond te zacht is, kan de krikopzij wegglijden zodat de auto van de krikvalt. Zorg dat er zich niemand onder de autobevindt, wanneer u een band verwisselt.

4. Draai de wielbouten ½–1 slag los met dewielsleutel. Draai de bouten linksom los.

Page 188: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Wielen verwisselen

07

188

G020332

G027000

WAARSCHUWING

Leg nooit iets tussen de krik en de onder-grond en evenmin tussen de krik en het krik-steunpunt.

WAARSCHUWING

Wanneer u de auto op het verkeerde puntopkrikt, kan de auto van de krik vallen. Erbestaat dan gevaar voor verwondingen!

5. Plaats de krik onder een kriksteunpunt enbreng de krik zo ver omhoog dat dezetegen de bodemplaat van de auto aan-komt. Bij elk steunpunt zit een uitsparing inde kunststof afdekking. Controleer of u dekrik juist hebt aangebracht onder het krik-steunpunt, voordat u de auto van de grondkrikt. Stel de krik vervolgens dusdanig afdat de voet van de krik loodrecht onder hetkriksteunpunt van de auto zit. Zie afbeel-ding.

BELANGRIJK

De ondergrond dient vast en egaal te zijn enmag niet hellen.

6. Breng de auto zo ver omhoog dat het wielvan de grond komt.

7. Draai de wielbouten los en verwijder hetwiel.

Wielen monteren

1. Reinig de contactvlakken op het wiel en denaaf.

2. Breng het wiel aan. Draai de wielboutenvast.

3. Breng de auto zo ver omlaag dat de wielenniet meer ongehinderd kunnen draaien.

4. Draai de wielbouten kruiselings telkens ietsstrakker vast. Aanhaalmoment: 140 Nm(14,0 kpm). Het is belangrijk dat u het juisteaanhaalmoment aanhoudt. Controleer hetaanhaalmoment dan ook met eenmomentsleutel.

5. Schroef de krik weer volledig in elkaar,voordat u deze in de bagageruimte terug-legt. Bind de krik vervolgens weer vast.

6. Controleer of het nieuwe wiel de juiste ban-denspanning heeft.

N.B.

Dit type wielbout mag ook voor stalen vel-gen worden gebruikt.

Let erop dat u de juiste soort bouten gebruikt.Volvo adviseert u bij twijfel contact op te

Page 189: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Wielen verwisselen

07

189

nemen met de dichtstbijzijnde Volvo-werk-plaats.

Page 190: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Noodreparatie banden*

07

190 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie

De noodreparatieset wordt gebruikt om een lekte dichten alsook om de bandenspanning tecontroleren en zo nodig tijdelijk te corrigeren.De set bestaat uit een compressor en een busmet afdichtmiddel. De set dient om noodrepa-raties uit te voeren. De bus met het afdicht-middel moet worden vervangen voordat dehoudbaarheidsdatum is verstreken en tevensna het gebruik.

Het afdichtmiddel dicht banden met een lek inhet loopvlak effectief af.

N.B.

De bandenreparatieset is uitsluitendbedoeld voor het afdichten van banden meteen lek in het loopvlak.

N.B.

De krik is optioneel op auto’s met de ban-denreparatieset.

De noodreparatieset leent zich minder goedvoor banden met een gat in het zijvlak. Probeergeen banden met de set voor noodreparatie terepareren die grote groeven, scheuren en der-gelijke vertonen.

12V-aansluitingen voor de compressor zittenvoorin bij de middenconsole, achterin bij deachterbank en in de bagageruimte/kofferbak.Gebruik de elektrische aansluiting die hetdichtst bij de lekke band zit.

WAARSCHUWING

Rijd nooit sneller dan 80 km/h, nadat u denoodreparatieset hebt gebruikt. Volvo advi-seert een erkende Volvo-werkplaats tebezoeken om de afgedichte band te latencontroleren (maximale rijafstand 200 km).Het personeel kan bepalen of de band kanworden gerepareerd of moet worden ver-vangen.

Noodreparatieset erbij nemen

De noodreparatieset met compressor engereedschap zit onder de vloer in de bagage-ruimte.

1. Pak de vloermat aan de achterzijde beet enklap deze naar voren toe op.

2. Til de noodreparatieset op.

Overzicht

G020400

Sticker, toegestane maximumsnelheid

Knop

Kabel

Bushouder (oranje deksel)

Beschermdop

Drukreduceerventiel

Luchtslang

Bus met afdichtmiddel

Manometer

Page 191: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Noodreparatie banden*

07

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 191

Lekke band repareren

G019723

Voor informatie over de werking van de onderde-len (zie voorgaande afbeelding).

1. Open het deksel van de noodreparatieset.

2. Haal de sticker met de toegestane maxi-mumsnelheid uit de set en bevestig de stic-ker op het stuurwiel.

WAARSCHUWING

Het afdichtmiddel kan aanleiding geven tothuidirritatie. Was bij huidcontact het getrof-fen gebied onmiddellijk schoon met wateren zeep.

3. Controleer of de knop in stand 0 staat enneem de kabel en de luchtslang erbij.

N.B.

Voor het gebruik de verzegeling van de busniet verbreken. Bij het indraaien van de buswordt de verzegeling automatisch verbro-ken.

4. Draai de oranje beschermdop los evenalsde dop op de bus met afdichtmiddel.

WAARSCHUWING

Draai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

5. Draai de bus in de bushouder vast.

6. Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van de lucht-slang zo ver mogelijk op het ventiel van deband.

WAARSCHUWING

Laat geen kinderen zonder toezicht in deauto achter, terwijl de motor loopt.

7. Sluit de kabel op een 12V-aansluiting aanen start de motor.

WAARSCHUWING

Ga nooit naast de band staan terwijl decompressor aan het pompen is. Bij barsten,oneffenheden en dergelijke dient u de com-pressor onmiddellijk uit te schakelen. Beëin-dig in dat geval de rit. Het wordt dan gead-viseerd een erkende bandenwerkplaats tebezoeken.

N.B.

Bij het inschakelen van de compressor kande spanning aanvankelijk oplopen tot 6 bar,maar zal na ca. 30seconden weer dalen.

8. Zet de knop in stand I.

BELANGRIJK

Er bestaat gevaar voor oververhitting. Decompressor mag niet langer dan 10 minutenachtereen werken.

9. Vul de band 7 minuten lang met afdicht-middel.

Page 192: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Noodreparatie banden*

07

192 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

WAARSCHUWING

Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar,is het gat in de band te groot. Beëindig indat geval de rit. Het wordt dan geadviseerdeen erkende bandenwerkplaats te bezoe-ken.

10. Schakel de compressor uit om de banden-spanning van de manometer af te lezen. Debandenspanning dient minimaal 1,8 bar enmaximaal 3,5 bar te bedragen.

11. Schakel de compressor uit en trek de kabellos uit de 12V-aansluiting.

12. Koppel de slang los van het ventiel enplaats het ventieldopje terug.

13. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatieca. 3 km af bij een snelheid van maximaal80 km/h, zodat het afdichtmiddel de bandkan afdichten.

Reparatieresultaat en bandenspanning

controleren

1. Sluit de uitrusting opnieuw aan.

2. Lees de bandenspanning van de manome-ter af.

3. Als de spanning lager is dan 1,3 bar, werdde band onvoldoende afgedicht. Beëindig

in dat geval de rit. Neem contact op meteen Volvo-werkplaats.

4. Als de bandenspanning hoger is dan1,3 bar, moet u de band oppompen tot despanning die staat aangegeven in de ban-denspanningstabel. Laat lucht uit de bandontsnappen, als de bandenspanning tehoog is.

WAARSCHUWING

Draai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

5. Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los. Plaats het ven-tieldopje terug.

N.B.

Vervang de bus met afdichtmiddel en deslang na gebruik. Volvo adviseert u het ver-vangen over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWING

Controleer de bandenspanning regelmatig.

6. Leg de noodreparatieset in de kofferbakterug.

7. Volvo adviseert u naar de dichtstbijzijndeerkende Volvo-werkplaats te rijden omdaar de beschadigde band te laten vervan-gen/repareren. Geef aan het werkplaats-personeel door dat er afdichtmiddel in deband zit.

WAARSCHUWING

Rijd nooit sneller dan 80 km/h, nadat u denoodreparatieset hebt gebruikt. Volvo advi-seert een erkende Volvo-werkplaats tebezoeken om de afgedichte band te latencontroleren (maximale rijafstand 200 km).Het personeel kan bepalen of de band kanworden gerepareerd of moet worden ver-vangen.

Band oppompen

De compressor is berekend op het oppompenvan de originele banden die op de auto zitten.

1. De compressor moet uitstaan. Zorg dat deknop in stand 0 staat en neem de kabel ende luchtslang erbij.

2. Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van de lucht-slang zo ver mogelijk op het ventiel van deband.

Page 193: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

07 Wielen en banden

Noodreparatie banden*

07

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 193

WAARSCHUWING

Laat geen kinderen zonder toezicht in deauto achter, terwijl de motor loopt.

WAARSCHUWING

Inademen van uitlaatgassen kan levensge-vaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien inruimten die zijn afgesloten of onvoldoendegeventileerd worden.

3. Sluit de kabel aan op een van de 12V-aan-sluitingen in de auto en start de motor.

4. Schakel de compressor in door de knop instand I te zetten.

BELANGRIJK

Er bestaat gevaar voor oververhitting. Decompressor mag niet langer dan 10 minutenachtereen werken.

5. Pomp de band op tot de druk die in debandenspanningstabel staat aangegeven.(Laat eventueel lucht ontsnappen met hetdrukreduceerventiel, als de bandenspan-ning te hoog is.)

6. Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los.

7. Plaats het ventieldopje terug.

Spuitbus met afdichtmiddel vervangen

Vervang de bus wanneer de houdbaarheids-datum verstreken is. Behandel de vervangenbus als klein chemisch afval (KCA).

WAARSCHUWING

De bus bevat 1,2-ethanol en natuurrubber-latex.

Gevaarlijk bij inwendig gebruik. Kan aanlei-ding geven tot overgevoeligheid bij huid-contact.

Contact met huid en ogen vermijden.

Buiten bereik van kinderen bewaren.

N.B.

Geef de bus af bij een inzamelingsstationvoor opslag van KCA.

Page 194: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

194

Schoonmaken....................................................................................... 196Lakschade herstellen ........................................................................... 200Roestwering.......................................................................................... 201

Page 195: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

VERZORGING

Page 196: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Schoonmaken

08

196

Auto wassen

Was de auto zodra deze vuil geworden is.Gebruik autoshampoo. Vuil en strooizout kun-nen aanleiding geven tot corrosie.

• Was de auto niet in direct zonlicht, omdatde lak daarbij blijvende schade kan oplo-pen. Zorg dat de auto op een spoelvloermet afvoerscheiding staat.

• Spoel het onderstel zorgvuldig schoon.

• Was de auto met een spons, autoshampooen een ruime hoeveelheid lauw water.

• Als het vuil hardnekkig is, kunt u de automet een koud ontvettingsmiddel wassen.

• Droog de auto af met een schoon en zachtstuk zeemleer of een trekker.

WAARSCHUWING

Laat het schoonmaken van de motor altijdover aan een werkplaats. Als de motor heetis, bestaat er gevaar voor brand.

BELANGRIJK

Vuile koplampen werken minder goed.Maak ze daarom regelmatig schoon, tijdenshet tanken bijvoorbeeld.

N.B.

Bij de externe verlichting zoals de koplam-pen, mistlampen en achterlichten kan tijde-lijk condens optreden aan de binnenkantvan het lampglas. Dit is een natuurlijk ver-schijnsel en alle externe verlichting is eropgebouwd om dit zoveel mogelijk te voorko-men. Condens verdwijnt normaal uit hetlamphuis, wanneer de lamp enige tijdbrandt.

Wisserbladen schoonmaken

Door teer-, stof- en zoutresten op de wisser-bladen en insecten, ijs e.d. op de voorruit gaanwisserbladen minder lang mee.

N.B.

Reinig de wisserbladen en de voorruit regel-matig met een lauwe zeepoplossing of auto-shampoo.

Gebruik geen sterke oplosmiddelen.

Vogelpoep verwijderen

Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk vande lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die delak aantasten en deze zeer snel doen verkleu-ren. Een dergelijke verkleuring is alleen te her-stellen door de vakman.

Verchroomde velgen

BELANGRIJK

Velgreinigingsmiddelen kunnen vlekkenveroorzaken op verchroomde velgen. Wasde auto met een spons, autoshampoo eneen ruime hoeveelheid lauw water.

Automatische wasstraten

In een automatische wasstraat kunt u de autosnel en eenvoudig schoonmaken. Let er echterop dat een wasbeurt in een automatische was-straat nooit een alternatief vormt voor eengedegen wasbeurt met de hand. Dit omdat deborstels van de wasstraat niet overal evengoed bij kunnen.

BELANGRIJK

Een nieuwe laklaag is bovendien kwets-baarder dan een oude laag. U wordt daaromgeadviseerd de eerste maanden na aan-koop van een nieuwe auto deze alleen metde hand te wassen.

Hogedrukreinigers

Let er bij gebruik van een hogedrukreiniger opdat u cirkelende bewegingen maakt en despuitkop op minstens 30 cm afstand van deauto houdt (geldt voor alle exterieuronderde-len).

Page 197: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Schoonmaken

08

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 197

BELANGRIJK

Spoel de auto in zijn geheel af om het vuillos te weken. Let op het volgende bij gebruikvan een hogedrukreiniger: Houd bij het was-sen de spuitkop van de hogedrukreinigerten minste 30 cm van de carrosserie af.Spuit niet rechtstreeks in de richting van desloten.

Remmen testen

WAARSCHUWING

Test na het wassen van de auto altijd deremmen (en dus ook de handrem) om tevoorkomen dat vocht en corrosie de rem-blokken aantasten, waardoor de remwer-king afneemt.

Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal,als u lange afstanden in de regen of sneeuw-modder aflegt. Zo verwarmt en droogt u deremblokken. Doe hetzelfde bij zeer vochtig ofkoud weer.

Kunststof en rubber exterieuronderdelen

en sieronderdelen

Voor het schoonmaken en onderhouden vangekleurde kunststof onderdelen, rubber onder-delen en sieronderdelen (zoals glimmendestrips), wordt geadviseerd het speciale reini-

gingsmiddel te gebruiken dat bij de erkendeVolvo-werkplaats verkrijgbaar is. Volg bij hetgebruik van dit reinigingsmiddel de gebruiks-voorschriften nauwkeurig op.

BELANGRIJK

Onderdelen van kunststof en rubber niet inde was zetten of oppoetsen.

Bij gebruik van ontvetters op kunststof enrubber onderdelen waar nodig alleen voor-zichtig wrijven. Gebruik een zachte schoon-maakspons.

Bij het poetsen van glimmende strips kunt ude glimmende laag beschadigen of verwij-deren.

Gebruik geen schurende poetsmiddelen.

Poetsen en in de was zetten

Poets de auto en zet deze in de was, wanneerde lak er dof uitziet of als u deze extra bescher-ming wilt bieden.

U hoeft een nieuwe auto pas na een jaar tepoetsen. In de was zetten kunt u eerder doen.Zorg dat de auto bij het poetsen of in de waszetten niet in direct zonlicht staat.

Was de auto en droog deze zorgvuldig af, voor-dat u begint te poetsen of de was aanbrengt.Verwijder asfalt- en teervlekken met een teer-verwijderaar of met terpentine. U kunt hard-

nekkige vlekken met een speciaal voor autolakbestemde, fijne schuurpasta (“rubbing com-pound”) verwijderen.

Poets de lak eerst op en behandel deze daarnamet was in vloeibare of vaste vorm. Volg deaanwijzingen op de verpakking nauwkeurig op.Veel preparaten bevatten zowel poetsmiddelals was.

BELANGRIJK

Alleen lakbehandelingen uitvoeren die doorVolvo geadviseerd worden. Andere behan-delingen zoals lakconservering, verzege-ling, bescherming, glansverzegeling e.d.kunnen lakschade veroorzaken. Lakschadeals gevolg van dergelijke behandelingen valtniet onder de Volvo-garantie.

Waterafstotende laag*

Gebruik nooit producten zoals auto-was, ontvetters e.d. op het glasop-

pervlak, omdat de waterafstotende laag daar-door beschadigd kan raken.

Wees voorzichtig bij het schoonmaken om tevoorkomen dat er krassen in het glasoppervlakontstaan.

Om schade aan het glas te voorkomen dient uvoor het verwijderen van ijs alleen een krabbervan kunststof te gebruiken.

Page 198: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Schoonmaken

08

198

De waterafstotende laag staat bloot aannatuurlijke slijtage.

N.B.

Om de waterafstotende eigenschappen tebehouden, wordt geadviseerd de behande-ling te vernieuwen met een nabehandelings-middel dat verkrijgbaar is bij de erkendeVolvo-werkplaats. Gebruik het middel deeerste keer na drie jaar en daarna ieder jaar.

Interieur reinigen

Behandeling van vlekken op stoffen

bekleding en hemelbekleding

Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autover-zorgingsproducten die door Volvo geadviseerdworden. Maak de bekleding regelmatig schoonen volg daarbij de gebruiksaanwijzingen bij hetautoverzorgingsproduct op. Andere reinigings-middelen kunnen de brandvertragende eigen-schappen van de bekleding aantasten.

Het is belangrijk te stofzuigen voordat u eenreinigingsmiddel gebruikt.

Bij vlekken op de vloerbekleding kunt u, nastofzuigen, ook het speciale reinigingsmiddelvan Volvo gebruiken.

BELANGRIJK

Scherpe voorwerpen en klittenband kunnende stoffen bekleding beschadigen.

Om de brandvertragende eigenschappen vande bekleding niet aan te tasten wordt geadvi-seerd een speciaal reinigingsmiddel voor stof-fen bekleding te gebruiken dat verkrijgbaar isbij erkende Volvo-werkplaatsen. Gebruik wateren een synthetisch wasmiddel bij het schoon-maken van veiligheidsgordels. Zorg dat de gor-del droog is, voordat deze weer wordt opge-rold.

Behandeling van vlekken op leren

bekleding

De leren bekleding van Volvo is chroomvrij,voldoet aan de norm Öko-Tex 100 en is behan-deld om de bekleding in oorspronkelijke staatte bewaren.

Naarmate leren bekleding ouder wordt, krijgthet een fraai patina. Het leer wordt veredeld enbewerkt zodat het zijn natuurlijke eigenschap-pen houdt. Het leer is voorzien van eenbeschermende toplaag, maar om de goedeeigenschappen en het fraaie uiterlijk te behou-den is regelmatige verzorging van het leer ver-eist. Volvo biedt een universeel leerverzor-gingsproduct waarmee u leren bekleding kuntschoonmaken en de beschermende laag kunt

herstellen, mits u de instructies opvolgt. Naenig tijd in gebruikt te zijn geweest krijgt hetleer zijn natuurlijke patina, afhankelijk van deoppervlaktestructuur. Een dergelijk patinamaakt deel van het natuurlijke verouderings-proces van het leer en geeft aan dat het om eennatuurproduct gaat.

Voor de beste resultaten adviseert Volvo een-à viermaal per jaar (zo nodig vaker) bescher-mende crème op te brengen. De Volvo LeatherCare-set is verkrijgbaar bij de Volvo-dealer.

BELANGRIJK

• Sommige geverfde kledingstukken(zoals spijkerbroeken en suède kleding)kunnen afgeven en voor verkleuring vande bekleding zorgen.

• Gebruik nooit sterke oplosmiddelen.Dergelijke middelen kunnen bekledingvan textiel, vinyl en leer beschadigen.

Reinigingsvoorschriften voor leren

bekleding

1. Breng een weinig van het leerreinigings-product op een vochtige spons aan enknijp erin om een dikke laag schuim te krij-gen.

2. Behandel de vlek voorzichtig met cirke-lende bewegingen.

Page 199: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Schoonmaken

08

199

3. Dep de vlek zorgvuldig met de spons. Laatde vlek in de spons trekken. Wrijf niet.

4. Veeg het behandelde gebied met een stukzacht papier of een doek af en laat het leervolledig drogen.

Beschermende laag aanbrengen op

leren bekleding

Het is belangrijk te stofzuigen voordat u eenleerverzorgingsmiddel gebruikt.

1. Breng wat van de beschermende crème opde vilten doek aan en wrijf de crème in cir-kelende bewegingen voorzichtig in hetleer.

2. Laat het leer 20 minuten drogen alvorenserop plaats te nemen.

Daarmee is het leer beter beschermd tegenvlekken en uv-straling.

BELANGRIJK

Scherpe voorwerpen kunnen het leerbeschadigen. (Ringen bijvoorbeeld.)

Reinigingsvoorschriften voor leren

bekleding

• Verwijder vuil en stof met een ietwat voch-tige spons en een neutrale zeepoplossing.

• Leer moet kunnen ademen. Dek het lerenstuurwiel nooit af met kunststof bescher-ming.

• Gebruik natuurlijke oliën. Voor het besteresultaat wordt geadviseerd het leerver-zorgingsmiddel van Volvo te gebruiken.

Bij vlekken op het stuurwiel:

Groep 1 (inkt, wijn, koffie, melk, zweet enbloed)

� Gebruik een zachte doek of spons. Neemeen ammoniaoplossing in een concentratievan 5 %. (Gebruik voor bloedvlekken eenoplossing van 2 dl water en 25 g zout.)

Groep 2 (vet, olie, saus en chocolade)

1. Dezelfde procedure als voor groep I.

2. Dep met een absorberende papieren ofstoffen doek.

Groep 3 (vuil, stof in droge vorm)

1. Gebruik een zachte borstel om het vuil teverwijderen.

2. Dezelfde procedure als voor groep I.

Behandeling van vlekken op

interieuronderdelen van kunststof,

metaal en hout

Voor het reinigen van interieuronderdelen en -panelen wordt een speciaal reinigingsmiddelgeadviseerd dat verkrijgbaar is bij de erkendeVolvo-werkplaats. Krab of wrijf nooit over eenvlek. Gebruik nooit sterke vlekkenmiddelen.

Veiligheidsgordel schoonmaken

Gebruik water en een synthetisch wasmiddelen dan met name het textielreinigingsmiddeldat bij de erkende Volvo-werkplaats verkrijg-baar is. Zorg dat de gordel droog is, voordatdeze weer wordt opgerold.

Page 200: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Lakschade herstellen

08

200

Lak

De lak vormt een belangrijk onderdeel van deroestwering van de auto en moet daaromregelmatig worden gecontroleerd. Om roest-vorming te voorkomen moet u lakschademeteen herstellen. De meest voorkomendesoorten lakschade zijn bijvoorbeeld steenslag-plekken, krassen en plekjes op de spatbor-dranden en portieren.

Kleurcode

Typeplaatje.

Kleurcode van de auto

Het is belangrijk dat u de juiste lakkleurgebruikt. Voor de positie van de productstic-ker, zie pagina 284.

Steenslagplekken en krassen

G020345

Vóór het herstel van lakschade moet u de autoschoonmaken en goed laten drogen. Zorg erbovendien voor dat de auto warmer is dan15 °C.

Benodigdheden

• Grondlak (primer) in een bus

• Spuitbus of bijwerkpen1

• Afplaktape.

Steenslagplekken en krassen

Als de steenslagplek niet tot op het blankeplaatwerk is doorgedrongen en er nog eenintacte laklaag over is, volstaat het om na ver-

wijdering van het vuil de ontbrekende lak aante brengen.

Als de steenslagplek wel tot op het

blanke plaatwerk is doorgedrongen

1. Plak een stuk afplaktape over het bescha-digde gebied heen. Trek de tape weer vande lak af om zoveel mogelijk lakresten teverwijderen.

2. Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om enbreng deze met een fijn kwastje of een luci-fer aan. Breng de lak met een kwastje aan,wanneer de primer droog is.

3. Krassen kunt u op dezelfde manier herstel-len, maar dek ter bescherming de onbe-schadigde lak rond de kras af.

4. Poets de herstelde lak na enkele dagen op.Gebruik daarvoor een zachte doek met eengeringe hoeveelheid schuurpasta.

1 Volg de aanwijzingen die bij de verpakking van de bijwerkpen werden geleverd.

Page 201: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

08 Verzorging

Roestwering

08

201

Controleren en onderhouden

Uw auto heeft in de fabriek een uiterst grondigeen complete roestwerende behandeling onder-gaan. De carrosserie bestaat ten dele uit gegal-vaniseerd plaatwerk. Het onderstel is voorzienvan een slijtvaste bodembescherming. In debalken, holten en gesloten profielen werd eendunne, doordringende roestwerende vloeistofgespoten.

U kunt de roestwering van de auto als volgtonderhouden.

• Houd de auto schoon. Spoel het onderstelaf. Houd bij het gebruik van een hogedruk-reiniger de spuitkop ten minste 30 cm vangelakte onderdelen af.

• Controleer de roestwering regelmatig enwerk deze zo nodig bij.

De roestwering van de auto hoeft normaalgesproken pas na ca. 12 jaar te worden nabe-handeld. De auto moet daarna om de drie jaareen nabehandeling ondergaan. Volvo adviseertu contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats, als de auto aan een nabehandelingtoe is.

Page 202: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

202

Volvo Service........................................................................................ 204Onderhoud............................................................................................ 205Motorkap en motorruimte..................................................................... 207Oliën en vloeistoffen.............................................................................. 209Wisserbladen........................................................................................ 214Accu...................................................................................................... 216Gloeilampen vervangen ....................................................................... 218Zekeringen............................................................................................ 225

Page 203: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

ONDERHOUD EN SERVICE

Page 204: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Volvo Service 09

204

Serviceprogramma van Volvo

Voordat de auto de fabriek verliet, werd dezezorgvuldig getest. De auto werd nogmaalsgecontroleerd naar de normen van Volvo CarCorporation, net voordat de auto aan u werdgeleverd.

Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid enbetrouwbaarheid van uw Volvo op een hoogpeil te houden, dient u de voorschriften van hetServiceprogramma van Volvo op te volgenzoals die omschreven staan in het Service- engarantieboekje van Volvo. Volvo adviseert u omook service- en onderhoudswerkzaamhedenover te laten aan een erkende Volvo-werk-plaats. Volvo-werkplaatsen beschikken overhet personeel, het speciale gereedschap en deservicehandboeken waardoor zij u een zo hoogmogelijke servicekwaliteit kunnen garanderen.

BELANGRIJK

Voor de geldigheid van de garantie is hetvan belang dat u het Service- en garantie-boekje van Volvo controleert en de aanwij-zingen opvolgt.

Speciale servicewerkzaamheden

Bepaalde servicewerkzaamheden aan hetelektrisch systeem van de auto kunnen alleenworden uitgevoerd met speciaal ontwikkeldeelektronische apparatuur. Volvo adviseert uook om contact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats, voordat u servicewerk-zaamheden aan het elektrische systeem laatuitvoeren.

Page 205: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Onderhoud 09

��

205

Voordat u met werkzaamheden begint

Accu

Controleer of de accukabels op de juistemanier zijn aangesloten en stevig vastzitten.

Ontkoppel de accu nooit terwijl de motor loopt(bij het vervangen van de accu bijvoorbeeld).

Gebruik nooit een snellader voor het opladenvan de accu. Zorg dat de accukabels zijn ont-koppeld tijdens het opladen.

De accu bevat een zuur dat zowel giftig alscorrosief is. Het is daarom van belang dat u deaccu op een milieubewuste manier verwerkt.Neem hiervoor contact op met de erkendeVolvo-werkplaats.

WAARSCHUWING

Het ontstekingssysteem wekt zeer hogespanningen op. De spanning van het ont-stekingssysteem is levensgevaarlijk. Scha-kel daarom altijd het contact uit bij werk-zaamheden in de motorruimte.

Raak bougies of bobine niet aan, wanneerhet contact aanstaat of als de motor warmis.

Regelmatig controleren

Controleer regelmatig het volgende, bijvoor-beeld bij het tanken:

• Koelvloeistof – De koelvloeistof moet tus-sen het MIN- en MAX-streepje op hetexpansiereservoir staan.

• Motorolie – De olie moet tussen het MIN-en MAX-streepje staan.

• Stuurbekrachtigingsvloeistof – De vloeistofmoet tussen het MIN- en MAX-streepjestaan.

• Ruitensproeiervloeistof – Het reservoirmoet goed gevuld zijn. Vul bij met antivriesbij temperaturen rond het vriespunt.

• Rem- en koppelingsvloeistof – De vloeistofmoet tussen het MIN- en MAX-streepjestaan.

WAARSCHUWING

Let erop dat de koelventilator tot enige tijdna het afzetten van de motor nog automa-tisch kan aanslaan.

Laat het schoonmaken van de motor altijdover aan een werkplaats. Als de motor heetis, bestaat er gevaar voor brand.

Auto omhoogbrengen

G027001

N.B.

Volvo adviseert alleen de krik te gebruikendie bij het desbetreffende model hoort. Volgbij gebruik van een andere krik dan doorVolvo geadviseerd de gebruiksaanwijzingendie bij deze krik werden geleverd

Als u de auto met een garagekrik omhoog-brengt, moet u de krik tegen de voorzijde vanhet subframe van de motor aanbrengen.

Zorg dat de spatplaat onder de motor nietbeschadigd raakt. Let erop dat u de garagekrikdusdanig aanbrengt, dat de auto er niet van af

Page 206: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Onderhoud 09

206

kan glijden. Maak altijd gebruik van steunbok-ken of vergelijkbare hulpmiddelen.

Als u de auto met een tweekoloms hefbrugomhoogbrengt, moet u zorgen dat de voorsteen achterste dragerarmen onder de hefpuntenbij de drempelkokers komen te zitten. Zie voor-gaande afbeelding.

Page 207: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Motorkap en motorruimte 09

��

207

Motorkap openen

G026995

1. Trek aan de ontgrendelingshandgreepuiterst links onder het dashboard (of rechtsop modellen met het stuur rechts). U hoortdat de slotpal losschiet.

2. Steek uw hand rechts onder de voorzijdevan de motorkap (onder de grille).

3. Duw de handgreep van de slotpal omhoog.

4. Laat de handgreep weer los en open demotorkap.

WAARSCHUWING

Controleer bij het sluiten of de motorkapgoed in het slot valt.

WAARSCHUWING

Sluit de motorkap door uw ene hand erbovenop te leggen en de kap vervolgensomlaag te duwen. Houd de motorkap tij-dens het sluiten niet aan de grille beet. Ditom te voorkomen dat u met uw vingerstegen motoronderdelen aankomt en daarbijverwondingen oploopt.

Page 208: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Motorkap en motorruimte 09

208

Motorruimte

G027074

Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof

Relais en zekeringen

Luchtfilter (de uitvoering van het deksel isafhankelijk van het motortype)

Radiateur

Peilstok, motorolie

Vultuit, motorolie

Reservoir voor ruitensproeiervloeistof

Reservoir voor stuurbekrachtigingsvloei-stof

Expansiereservoir, koelsysteem

Chassisnummerplaatje (VIN)

Accu (in bagageruimte)

Page 209: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen 09

��

209

Sticker voor oliekwaliteit inmotorruimte.

Het is toegestaan een oliesoort te gebruikenmet een hogere kwaliteit dan aangegeven.Voor ritten onder ongunstige omstandighedenadviseert Volvo u een oliesoort te gebruikenmet een hogere kwaliteit dan de sticker in demotorruimte vermeldt, zie pagina 290.

Olie verversen en oliefilter vervangen

Volvo adviseert olieproducten van Castrol.Houd voor het verversen van de olie en hetvervangen van het oliefilter de intervallen aandie staan aangegeven in het Service- en garan-tieboekje.

BELANGRIJK

Om aan vereisten voor de gespecificeerdeservice-intervallen te voldoen worden allemotoren in de fabriek gevuld met een spe-ciaal aangepaste, synthetische motorolie.De oliesoort werd met grote zorg geselec-teerd lettend op de levensduur van demotor, de startgewilligheid, het brandstof-verbruik en de milieu-impact.

Om de aanbevolen service-intervallen aante kunnen houden dient u een goedge-keurde motoroliesoort te gebruiken.Gebruik alleen een oliesoort van de voorge-schreven kwaliteit (zie sticker in motor-ruimte) en dat zowel bij het bijvullen als ver-versen van olie. Een negatieve invloed op delevensduur van de motor, de startgewillig-heid, het brandstofverbruik en de milieu-impact is anders niet uitgesloten.

Volvo Car Corporation wijst alle garantie-claims af bij gebruik van een motorolie dieniet voldoet aan de voorgeschreven kwali-teits- en viscositeitseisen.

Volvo hanteert uiteenlopende systemen om tewaarschuwen voor een laag oliepeil of een lageoliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien vaneen oliedruksensor wordt gebruik gemaakt vaneen waarschuwingslampje voor de oliedruk. Bijmodellen met een olieniveausensor wordtgewaarschuwd met een waarschuwingssym-bool midden op het instrumentenpaneel enmet displaymeldingen. Op bepaalde modellenzijn beide systemen aanwezig. Volvo adviseertu ook om voor meer informatie contact op tenemen met een erkende Volvo-dealer.

Bij een nieuwe auto is het belangrijk om hetoliepeil te controleren, voordat de olie voor deeerste keer volgens schema moet worden ver-verst. Het Service- en garantieboekje geeft aanbij welke kilometerstand u de olie moet verver-sen.

Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 kmte controleren. De betrouwbaarste metingwordt verkregen bij een koude motor vóór destart. Meteen na het afzetten van de motorkrijgt u een verkeerd resultaat. De peilstokgeeft dan een te laag peil aan, omdat de oliegeen tijd heeft gehad om terug te lopen naarhet oliecarter.

Page 210: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen 09

210

Peil controleren

G020336

De olie moet binnen het gemarkeerde gebied opde peilstok staan.

Oliepeil controleren bij een koude motor

1. Veeg de peilstok schoon, voordat u gaatmeten.

2. Controleer het oliepeil met de peilstok. Deolie moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan.

3. Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,kunt u om te beginnen 0,5 liter olie bijvul-len. Vul bij totdat de olie dichter bij hetMAX-streepje dan bij het MIN-streepje opde peilstok ligt. Voor de aan te houdenhoeveelheid, zie pagina 290 en verder.

Oliepeil controleren bij een warme motor

1. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,zet de motor af en wacht ten minste 10 tot15 minuten zodat de olie weer kan terug-lopen in het oliecarter.

2. Veeg de peilstok schoon, voordat u gaatmeten.

3. Controleer het oliepeil met de peilstok. Deolie moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan.

Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt, kuntu om te beginnen 0,5 liter olie bijvullen. Vul bijtotdat de olie dichter bij het MAX-streepje danbij het MIN-streepje op de peilstok ligt. Voor deaan te houden hoeveelheid, zie pagina 290 enverder.

WAARSCHUWING

Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,omdat er gevaar voor brand bestaat.

BELANGRIJK

Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-streepje. Het olieverbruik kan toenemen, alsu te veel olie in de motor giet.

Ruitensproeiervloeistof bijvullen

G027097

Positie van reservoir voor ruitensproeiervloeistof.

De sproeiers van de voorruit en de koplampenstaan in verbinding met hetzelfde vloeistofre-servoir. Giet tijdens de wintermaanden ruiten-sproeier-antivries in het reservoir om te voor-komen dat de vloeistof in de pomp, het reser-voir en de slangen bevriest. Zie pagina 292voor de hoeveelheden.

N.B.

TIP! Maak bij het bijvullen van ruitensproei-ervloeistof ook meteen de wisserbladenschoon. Meng het antivries met water, voor-dat u koelvloeistof bijvult.

Page 211: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen 09

��

211

Koelvloeistof controleren en bijvullen

G027087

Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Hetis belangrijk dat u verhouding tussen koelvloei-stof en water afstemt op de heersende weers-omstandigheden. Vul het reservoir nooit alleenmet schoon water. Het gevaar voor bevriezingneemt toe, zowel wanneer de concentratiekoelvloeistof te laag is als wanneer deze tehoog is.

BELANGRIJK

Het is uitermate belangrijk dat u een koel-vloeistof met roestwerende eigenschappengebruikt volgens de aanbevelingen vanVolvo. Een nieuwe auto is voorzien van koel-vloeistof die bestand is tegen temperaturentot ca. –35°C.

Zie pagina 292 voor de hoeveelheden.

Controleer de koelvloeistof regelmatig!

De koelvloeistof moet tussen het MIN- enMAX-streepje op het expansiereservoir staan.Als u het reservoir niet goed gevuld houdt, kande temperatuur in het systeem plaatselijk dus-danig hoog oplopen dat er gevaar voor schade(scheurvorming) aan de cilinderkop ontstaat.Vul koelvloeistof bij, wanneer het peil tot onderhet MIN-streepje is gezakt.

WAARSCHUWING

De koelvloeistof kan bijzonder heet zijn. Alsu moet bijvullen terwijl de motor warm is,dient u langzaam de dop van het expansie-reservoir los te draaien om de overdruk telaten ontsnappen.

BELANGRIJK

• Hoge concentraties chloor, chloridenen andere zoutverbindingen kunnenaanleiding geven tot corrosie in hetkoelsysteem.

• Gebruik altijd een koelvloeistof metroestwerende eigenschappen volgensde aanbevelingen van Volvo.

• Let erop dat het koelvloeistofmengselaltijd voor 50 % uit water en voor50 % uit koelvloeistof bestaat.

• Leng de koelvloeistof aan met leiding-water van goede kwaliteit. Gebruik bijtwijfel over de waterkwaliteit altijd eenkant-en-klare koelvloeistof volgens deaanbevelingen van Volvo.

• Wanneer u overstapt op een andersoort koelvloeistof of een nieuw koel-systeemonderdeel hebt gemonteerd,dient u het koelsysteem schoon tespoelen met leidingwater van goedekwaliteit of met kant-en-klare koelvloei-stof.

• De motor mag alleen draaien met eengoed gevuld koelsysteem. De tempera-turen kunnen plaatselijk hoog oplopen,wat schade (scheurvorming) aan decilinderkop kan veroorzaken.

Page 212: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen 09

212

Voor de aan te houden hoeveelheden en deaanbevolen kwaliteit, zie de tabel onder Vloei-stoffen en smeermiddelen op pagina 292.

Rem- en koppelingsvloeistofcontroleren en bijvullen

G000000

De rem- en koppelingsvloeistof zit in één reser-voir1. De vloeistof moet tussen het MIN- enMAX-streepje staan. Controleer het peil regel-matig. Ververs de remvloeistof om de twee jaarof iedere tweede geplande servicebeurt.

Zie pagina 292 voor de aan te houden hoe-veelheden en de aanbevolen kwaliteit van deremvloeistof.

Wanneer u vaak met uw auto in de bergen ofin landen met een tropisch klimaat en een hogerelatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, dient ude remvloeistof ieder jaar te verversen.

WAARSCHUWING

Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verderrijden voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.

Controleer tevens de oorzaak van het rem-vloeistofverlies.

Stuurbekrachtigingsvloeistofcontroleren en bijvullen

FULL ADD

G026991

N.B.

Controleer tijdens iedere servicebeurt ookhet vloeistofpeil.

Controleer het peil bij iedere servicebeurt. Uhoeft de vloeistof niet te verversen. De vloeistofmoet tussen het ADD- en FULL-streepjestaan. Zie pagina 292 voor de hoeveelhedenen de aanbevolen vloeistofkwaliteit.

1 Positie verschilt op auto met het stuur links of rechts.

Page 213: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen 09

213

N.B.

Ook als er een storing optreedt in de stuur-bekrachtiging of als de stroom wegvalt en ude auto moet laten wegslepen, blijft de autobestuurbaar. De auto zal echter veel zwaar-der dan normaal sturen en er is meer krachtnodig om het stuurwiel te verdraaien.

Page 214: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Wisserbladen 09

214

Wisserbladen

Schoonmaken

Voor het schoonmaken van de wisserbladenen de voorruit, zie pagina 196.

BELANGRIJK

Controleer regelmatig de wisserbladen. Bijachterstallig onderhoud gaan de wisserbla-den minder lang mee.

Wisserbladen voorruit vervangen N.B.

De wisserbladen zijn niet allebei even lang.Het blad aan de bestuurderszijde is langerdan dat aan de passagierszijde.

1. Klap de wisserarm naar buiten en houd hetwisserblad vast.

2. Duw de geribde borgveren van het wisser-blad in, terwijl u het blad bij de verlengingvan de arm lostrekt.

3. Breng het nieuwe wisserblad in omge-keerde volgorde aan en controleer of hetgoed vastzit.

Page 215: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Wisserbladen 09

215

Wisserblad achterruit vervangen

G026959

1. Klap de wisserarm naar achteren toe uit.

2. Verwijder het wisserblad door het naarboven/buiten (zie afbeelding) in de richtingvan de achterklep te halen.

3. Duw het nieuwe wisserblad vast.

4. Controleer of het blad goed vastzit.

Page 216: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Accu 09

216

Onderhoud van de accu

De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantalstartpogingen, de weersomstandigheden e.d.zijn van invloed op de levensduur en de wer-king van de accu.

N.B.

Zamel oude accu’s op een milieubewustemanier in, omdat ze lood bevatten.

WAARSCHUWING

Accu’s kunnen een zeer explosief knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de start-kabels, is voldoende om de accu tot ont-ploffing te brengen. Accu’s bevatten tevenszwavelzuur dat ernstige chemische brand-wonden kan veroorzaken. Als u accuzuur inuw ogen krijgt of op uw huid of kleren morst,moet u onmiddellijk met grote hoeveelhe-den water spoelen. Neem onmiddellijk con-tact op met een arts, als u accuzuur in uwogen krijgt.

N.B.

Hoe vaker de accu ontladen raakt, des teminder lang gaat de accu mee.

De levensduur van de accu wordt bepaalddoor uiteenlopende factoren, waaronder derijomstandigheden en het klimaat. De accuverliest na verloop van tijd aan startcapaci-teit en moet daarom bijgeladen worden, alser langere tijd achtereen niet of slechts korteafstanden met de auto wordt gereden. Ookbij strenge vorst neemt de startcapaciteit af.

Om de accu in optimale conditie te houdenwordt geadviseerd wekelijks minstens15minuten met de auto te rijden of de accuaan te sluiten op een acculader met auto-matische druppellading.

Voor de maximale levensduur dient de accualtijd volledig opgeladen te blijven.

Symbolen op de accu

Draag een veiligheidsbril.

Zie voor meer informatie hetinstructieboekje dat bij deauto hoort.

Bewaar accu’s buiten hetbereik van kinderen.

De accu bevat een bijtendzuur.

Vermijd vonken en open vuur.

Explosiegevaar.

Page 217: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Accu 09

217

Accu vervangen

Accu verwijderen

G027075

1. Zet het contact uit en neem de transpon-dersleutel uit

2. Schroef de console los evenals de dek-plaat die over de accu heen zit

3. Wacht ten minste 5 minuten, voordat u eenvan de elektrische aansluitingen aanraakt(zo kan de informatie in het elektrisch sys-teem van de auto worden opgeslagen in deverschillende regeleenheden)

4. Ontkoppel eerst de minkabel

5. Ontkoppel daarna de pluskabel en de ont-luchtingsslang voor het knalgas

Accu aanbrengen

DRAIN PIPE

xxxx xxxxx xx xxxxxDISCONNECT

REMOVAL OF BATTERYO CABLE FIRST

xxxx xxxxx xxxxxxxxx xx

+-

WARNING

xxxx xxxxx xx xxxxx

G027076

1. Plaats de accu.

2. Sluit de pluskabel aan

3. Sluit de minkabel aan

4. Zorg dat de ontluchtingsslang op de juistemanier is aangesloten tussen de accu ende afvoeropening in de carrosserie.

5. Breng de dekplaat en console weer aan

Page 218: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

218

Algemene informatie

Op pagina 298 staan alle gloeilampen van deauto vermeld.

Gloeilampen en puntverlichting van een bijzon-der type of lampen die alleen in een werkplaatste vervangen zijn:

• Interieurverlichting aan het plafond

• Leeslampjes en verlichting dashboard-kastje

• Richtingaanwijzers, buitenspiegels enApproach-verlichting

• Derde remlicht

• Actieve xenonkoplampen

WAARSCHUWING

Als de auto is voorzien van xenonlampen,moet u de koplampen door een werkplaatslaten vervangen – geadviseerd wordt eenerkende Volvo-werkplaats. Omdat de lam-pen voorzien zijn van een ontstekingsge-deelte dat een hoge spanning opwekt, dientu er extra voorzichtig mee om te gaan.

BELANGRIJK

Raak het glas van de gloeilampen nooit metblote vingers aan. De vetten en oliën op uwvingers kunnen door de hitte verdampen.Dit zorgt voor aanslag op de reflector, waar-door deze al snel kapotgaat.

Gloeilampen in koplamphuisvervangen

G027081

Bij het vervangen van de gloeilampen van hetdimlicht, groot licht en de stadslichten moet ueerst het lampelement in zijn geheel verwijde-ren. Verwijder de gloeilampen door het lampe-lement als volgt te verwijderen en volg daarnade specifieke aanwijzingen voor de verschil-lende gloeilampen op.

Lamphuis losmaken:

1. Schakel alle lichten uit en draai de trans-pondersleutel naar stand 0.

2. Open de motorkap.

3. Maak het lampelement los door de tweeborgpennen omhoog te trekken waarmeehet element vastzit.

4. Til het lampelement recht omhoog naarbuiten.

BELANGRIJK

Trek alleen aan de connector en niet aan dekabel.

5. Koppel de connector los door de klikslui-ting eerst vanaf de onderkant in te drukkenen vervolgens vanaf de bovenkant ietsomhoog te trekken.

6. Til het koplampelement in zijn geheel naarbuiten en leg het op een zachte onder-grond neer om krassen op de lens te voor-komen.

Page 219: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

��

219

G027083

Plaats het koplampelement in omgekeerdevolgorde terug. Controleer na afloop of u deborgpennen correct hebt ingestoken.

Positie van gloeilampen inkoplamphuis

G027082

Dimlicht

Groot licht

Richtingaanwijzer

Stadslicht/parkeerlicht vóór

Sidemarker

Dimlicht, halogeen

G027088

1. Draai de buitenste afdekking linksom los.

2. Trek de connector los.

3. Maak de veerklem los. Duw de klem eerstnaar rechts zodat de veerklem loskomt enhaal de klem vervolgens schuin naar buitentoe omlaag.

4. Trek de lamp naar buiten.

5. Breng de nieuwe gloeilamp aan. U kunthem slechts op één manier aanbrengen.

6. Druk de veerklem omhoog en iets naarlinks, zodat deze in de pal vast komt te zit-ten.

7. Druk de connector in positie terug.

Page 220: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

220

8. Draai de afdekking weer vast. Het opschriftHAUT moet omhoogwijzen.

Groot licht

Halogeenkoplampen

G027085

1. Trek de buitenste afdekking recht naarachteren toe los en trek de connector los.

2. Maak de veerklem los. Duw de klem eerstnaar rechts zodat de veerklem loskomt enhaal de klem vervolgens schuin naar buitentoe omlaag.

3. Trek de lamp naar buiten.

4. Breng de nieuwe gloeilamp aan. U kunthem slechts op één manier aanbrengen.

5. Druk de veerklem omhoog en iets naarlinks, zodat deze in de pal vast komt te zit-ten.

6. Duw de connector weer vast en plaats deafdekking terug.

Sidemarkers en stadslichten/parkeerlichten vóór

G028409

De lamphouders zijn voorzien van een bajo-netfitting.

1. Draai de lamphouder linksom en verwijderdeze.

2. Trek de gloeilamp recht naar buiten.

3. Breng de nieuwe gloeilamp aan door dezevoorzichtig in de uitsparingen te duwen.

4. Plaats de lamphouder terug en draai dezerechtsom.

Richtingaanwijzer

G027089

De lamphouder is voorzien van een bajonetfit-ting.

1. Draai de lamphouder linksom en verwijderdeze.

2. Duw de gloeilamp naar binnen, draai delamp linksom en verwijder deze.

3. Breng de nieuwe gloeilamp aan door dezein de uitsparingen te duwen en vervolgensrechtsom te draaien.

Page 221: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

��

221

Mistlampen voorzijde

G027078

1. Schakel alle lichten uit en draai de trans-pondersleutel naar stand 0.

2. Draai de lamphouder iets naar links.

3. Verwijder de gloeilamp.

4. Breng de nieuwe gloeilamp aan. Het profielvan de lamphouder past in de voet van delamp.

5. Plaats de lamphouder terug door deze ietsnaar rechts te draaien. Zorg dat hetopschrift TOP omhoogwijst!

Gloeilampen in achterlamphuis

G027094

Achterlicht

Richtingaanwijzer

Achteruitrijlichten

Achterlicht

Remlicht

N.B.

Als een foutmelding niet verdwijnt nadat dekapotte gloeilamp is vervangen, dan wordtu geadviseerd een erkende Volvo-werk-plaats te bezoeken.

Page 222: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

222

Gloeilampen vervangen

G027077

1. Schakel alle lichten uit en draai de trans-pondersleutel naar stand 0.

2. Klap het onderste gedeelte van de achter-klep omlaag en open het vloerluik. (Als uwauto is uitgerust met een houder voorboodschappentassen*, moet u de steun-band van deze houder losnemen.)

3. Verwijder het hoekstuk.

4. Open het luik in het zijpaneel door de palomhoog en naar u toe te trekken.

5. Neem ringsleutel nr. 10 uit de gereed-schapstas en draai de moeren los.

6. Trek het lampelement in zijn geheel rechtnaar achteren.

7. Maak de bijeengebonden extra kabel-lengte los om ruimte te maken.

8. Leg het element op een zachte ondergrondneer om krassen op het lampglas te voor-komen.

9. Trek de lamphouder linksom naar buiten.

10. Draai de gloeilamp linksom los. (Geldt voorde richtingaanwijzers, achteruitrijlichten enremlichten.)

11. Trek de gloeilamp recht naar buiten. (Geldtvoor de achterlichten.)

12. Vervang de gloeilamp.

13. Plaats de lamphouder in de uitsparingterug en draai de houder rechtsom.

14. Duw de extra kabellengte terug.

15. Plaats het lampelement over de schroef-gaten heen. Duw het element in positie.

16. Draai de moeren vast.

17. Plaats het zijpaneel en het hoekstuk terug.

Page 223: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

��

223

Mistachterlicht

G027093

1. Steek een platte schroevendraaier bij depijl op de afbeelding naar binnen.

2. Beweeg het lampelement naar buiten toe.

3. Draai de lamphouder linksom om deze teverwijderen.

4. Draai de gloeilamp linksom om deze te ver-wijderen.

5. Vervang de gloeilamp.

Kentekenplaatverlichting

G027092

1. Schakel alle lichten uit en draai de trans-pondersleutel naar stand 0.

2. Draai de boutjes los met een schroeven-draaier.

3. Verwijder het volledige lamphuis voorzich-tig en trek het naar buiten.

4. Vervang de gloeilamp.

5. Plaats het complete lamphuis terug endraai het boutje vast.

Instapverlichting

G027079

De instapverlichting vindt u onder het dash-board aan de bestuurders- en passagierszijde.

1. Steek een schroevendraaier achter hetlamphuis en verdraai deze iets, zodat delens loskomt.

2. Verwijder de kapotte gloeilamp.

3. Breng een nieuwe gloeilamp aan.

4. Plaats de lens terug.

Page 224: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen 09

224

Gloeilamp in achterklep

G027084

1. Steek een schroevendraaier achter hetlamphuis en verdraai deze iets, zodat hetlamphuis loskomt.

2. Verwijder de kapotte gloeilamp.

3. Breng een nieuwe gloeilamp aan. Contro-leer of de gloeilamp werkt.

4. Plaats het lamphuis terug.

Verlichting make-upspiegel

G027080

1. Steek een platte schroevendraaier naastde middelste clip onder aan het spiegel-element. Beweeg het spiegelelementomhoog, zodat de middelste clip loskomt.

2. Trek de schroevendraaier naar de linker-en de rechterkant zodat de buitenste clipsloskomen.

3. Til het spiegelelement naar buiten.

4. Vervang de gloeilampjes.

5. Plaats het spiegelelement met de boven-kant naar voren gekanteld terug. Let eropdat de bovenste clips goed ingedrukt zijn,voordat u het spiegelelement in positieterugklapt.

Page 225: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

��

225

Algemene informatie

G03

2337

De kabelloop kan per motortype ietwat verschillen. De onderdelen op de lijst zitten echter altijd op de aangegeven positie.

Om te voorkomen dat het elektrisch systeemvan uw auto beschadigd raakt door kortsluitingof overbelasting, zijn alle verschillende elektri-sche functies en componenten door een aantalzekeringen beschermd.

De zekeringen zitten op vijf verschillende plaat-sen in de auto:

Relais- en zekeringenkastje in de motor-ruimte.

Zekeringenkastje in de passagiersruimte(aan de bestuurderszijde achter degeluidsisolatie).

Zekeringenkastje in de passagiersruimte(aan de bestuurderszijde in de zijkant vanhet dashboard).

Zekeringenkastje in de kofferbak.

Zekeringenkastje in de kofferbak, Execu-tive*

Als een van de elektrische onderdelen of func-ties niet werkt, is het mogelijk dat de bijbeho-rende zekering overbelast werd en daardoorgesmolten is.

1. Zoek in de zekeringentabel op waar dezekering zit.

2. Trek de zekering naar buiten en bekijk dezevan opzij om te kijken of het gebogendraadje soms doorgebrand is.

3. Breng in dat geval een nieuwe zekering aanmet dezelfde kleur en hetzelfde amperage.

Page 226: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

226

WAARSCHUWING

Vervang een zekering nooit door vreemdevoorwerpen of een zekering met een hogeramperage dan gespecificeerd is. Anderszijn aanzienlijke schade aan het elektrischesysteem en brand niet uitgesloten.

Aan de binnenkant van het deksel in het dash-board zitten enkele reservezekeringen. U vindter tevens een trekker waarmee u de zekeringengemakkelijker kunt verwijderen en aanbren-gen.

Als dezelfde zekering herhaaldelijk doorbrandt,betekent dit dat het bijbehorende onderdeeleen storing vertoont. Volvo adviseert u in datgeval ter controle een bezoek te brengen aaneen erkende Volvo-werkplaats.

Page 227: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 227

Relais- en zekeringenkastje in motorruimte

G026972

1. ABS 30 A

2. ABS 30 A

3. Hogedruksproeierskoplampen 35 A

4. Standverwarming* 25 A

5. Verstralers* 20 A

6. Relais startmotor 35 A

7. Ruitenwissers 25 A

8. Brandstofpomp 15 A

9. Regelmodule trans-missie (TCM) 15 A

10. Bobines (benzine),regelmodule motor(ECM), verstuivers(diesel) 20 A

11. Gaspedaalsensor(APM), AC-compres-sor 10 A

12. Regelmodule motor(ECM) (benzine), ver-stuivers (benzine),luchtmassameter(benzine) 15 A

Luchtmassameter(diesel) 5 A

Page 228: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

228

13. Regelmodule gasklep(V8), VIS (6-cil. ben-zine) 10 A

Regelmodule gasklep,magneetklep, SWIRL(luchtmengklep),brandstofdrukregelaar(diesel) 15 A

14. Lambdasonde (ben-zine) 20 A

Lambdasonde (diesel) 10 A

15. Verwarming carter-ventilatie (benzine),AC-koppeling (ben-zine), magneetklep-pen, lekdiagnose(benzine), ECM (ben-zine), luchtmassame-ter (V8), voorgloeire-geling (diesel) 15 A

16. Dimlicht links 20 A

17. Dimlicht rechts 20 A

18. - -

19. Regelmodule motor(ECM) voeding,motorrelais 5 A

20. Achterlicht 15 A

21. Vacuümpomp (ben-zine) 20 A

Page 229: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 229

Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde in de zijkant van het dashboard)

G03

2316

Een sticker in het deksel van het relais- en zekeringkastje dat aan de zijkant van het dashboard zit, geeft de positie en het amperage van de verschillende zekeringenaan.

1. Ventilator klimaatre-geling 30 A

2. Audiosysteem (ver-sterker)* 30 A

3. Elektrisch bedienbarebestuurdersstoel* 25 A

4. Elektrisch bedienbarepassagiersstoel* 25 A

5. Regelmodule linkervoorportier 25 A

6. Regelmodule rechtervoorportier 25 A

7. - -

8. Radio, cd-speler,RSE-systeem* 15 A

9. RTI-display, RTI-module, MMM 10 A

10. OBDII, verlichtings-draaiknop (LSM),stuurhoeksensor(SAS), stuurregelmo-dule (SWM) 5 A

Page 230: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

230 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

11. Contactslot, SRS-systeem, regelmodulemotor ECM (benzine),uitschakeling SRSpassagierszijde(PACOS), elektroni-sche startblokkering(IMMO), regelmoduletransmissie (TCM) 7,5 A

12. Interieurverlichtingplafond (RCM),bovenste elektroni-sche regelmodule(UEM) 10 A

13. Schuifdak* 15 A

14. Telefoon*, Bluetooth* 5 A

15-38 -

Page 231: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 231

Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde achter de geluidsisolatie)

G028412

1. Stoelverwarming, rech-terzijde 15 A

2. Stoelverwarming, lin-kerzijde 15 A

3. Claxon 15 A

4. Reservepositie -

5. Infotainment 10 A

6. - -

7. - -

8. Sirene alarmsysteem* 5 A

9. Voeding remlichtscha-kelaar 5 A

10. Instrumentenpaneel(DIM), klimaatregeling(CCM), standverwar-ming, elektrischbedienbare bestuur-dersstoel 10 A

11. Elektrische aansluitingvoor- en achterin enkoelvak* 15 A

12. - -

13. - -

14. - -

15. ABS, STC/DSTC 5 A

16. Elektronische stuurbe-krachtiging (ECPS)*,actieve xenon (HCM)*,koplamphoogterege-ling* 10 A

17. Mistlamp linksvoor 7,5 A

Page 232: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

232 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

18. Mistlamp rechtsvoor 7,5 A

19. - -

20. Koelvloeistofpomp (V8) 5 A

21. Regelmodule transmis-sie (TCM) 10 A

22. Groot licht links 10 A

23. Groot licht rechts 10 A

24. - -

25. - -

26. - -

27. - -

28. Elektrisch bedienbarepassagiersstoel*, RearSeat Entertainment(RSE)* 5 A

29. Brandstofpomp 7,5 A

30. BLIS* 5 A

31. - -

32. - -

33. Vacuümpomp (ben-zine) 20 A

34. Sproeierpomp 15 A

35. - -

36. - -

Page 233: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 233

Zekeringen in kofferbak

G03

2342

1. Achteruitrijlichten 10 A

2. Parkeerlichten/achter-lichten, mistachterlicht,kofferbakverlichting,kentekenplaatverlich-ting, remlichten 20 A

3. Accessoires (AEM)* 15 A

4. Reservepositie -

5. Elektronica (REM) 10 A

6. RSE-systeem* 7,5 A

7. Trekhaakaansluiting*(30-voeding) 15 A

8. Elektrische aansluitingkofferbak 15 A

9. Achterportier, rechts:Ruitbediening, blokke-ring ruitbediening 20 A

10. Achterportier, links:Ruitbediening, blokke-ring ruitbediening 20 A

11. - -

12. - -

13. Verwarming dieselfilter 15 A

14. Subwoofer, aircondi-tioning achterin (AC)* 15 A

15. - -

16. - -

17. Accessoires Infotain-ment* 5 A

18. - -

Page 234: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

234 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

19. Ruitenwisser, achter-klep 15 A

20. Trekhaakaansluiting*(15-voeding) 20 A

21. - -

22. - -

23. AWD 7,5 A

24. - -

25. - -

26. Park Assist* 5 A

27. Hoofdzekering: Trek-haakaansluiting, ParkAssist, AWD 30 A

28. Centrale vergrendeling(PCL) 15 A

29. Aanhangerverlichting,links: Achterlicht, rich-tingaanwijzer* 25 A

30. Aanhangerverlichting,rechts: Remlicht, mist-achterlicht, richting-aanwijzer* 25 A

31. Hoofdzekering: Zeke-ring 37, 38 40 A

32. - -

33. - -

34. - -

35. - -

36. - -

37. Elektrische achterruit-verwarming 20 A

38. Elektrische achterruit-verwarming 20 A

Page 235: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

09 Onderhoud en service

Zekeringen 09

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 235

Zekeringen in de bagageruimte, Executive*

G03

1532

Het zekeringenkastje zit achter het dekpaneelaan de linkerzijde.

1. Relais verwarming ach-terbank, Relais massa-gefunctie voorstoel 5 A

2. Verwarming linker zit-plaats achterbank 15 A

3. Verwarming rechter zit-plaats achterbank 15 A

4. Ventilatiefunctie voor-stoel, Massagefunctievoorstoel 10 A

5. - -

6. - -

Page 236: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

236 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie............................................................................. 238Audio, bedieningspanelen .................................................................... 239Functies audiosysteem ........................................................................ 242Radiofuncties ....................................................................................... 247Cd-functies .......................................................................................... 254Menusysteem, audiosysteem .............................................................. 257Telefoonfuncties* ................................................................................. 258Menusysteem, telefoon ........................................................................ 266Bluetooth handsfree* ........................................................................... 270RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen* . . 277

Page 237: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

INFOTAINMENT

Page 238: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Algemene informatie

10

238 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Infotainment

Het Infotainmentsysteem heeft geïntegreerdeaudio- en telefoonfuncties.

Het Infotainmentsysteem kunt u handig eneenvoudig bedienen vanaf het gemeenschap-pelijke bedieningspaneel of de toetsenset ophet stuur.

De XC90 is uit te rusten met Dolby SurroundPro Logic II1. Dit systeem zorgt voor een zeerrealistische geluidsweergave met een breed ennatuurlijk geluidsprofiel.

Het Infotainmentsysteem biedt u en eventuelepassagiers de mogelijkheid een hoofdtele-foon* aan te sluiten zodat iedereen naar eenverschillende geluidsbron kan luisteren.

Dolby Surround Pro Logic II1

Dolby Surround Pro Logic II verdeelt de tweekanalen van het stereogeluid over de luidspre-kers links, midden, rechts en achterin. Dit leverteen realistischer geluidsweergave op dan bijnormale tweekanaals stereo.

Dolby Surround Pro Logic II en hetDolby-logo zijn handelsmerken vanDolby Laboratories LicensingCorporation. Dolby Surround Pro

Logic II System is vervaardigd onder licentievan Dolby Laboratories LicensingCorporation.

1 Betreft Premium Sound.

Page 239: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Audio, bedieningspanelen

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 239

Bediening audiofuncties

CD – Sneltoets

VOLUME – Volume (draaiknop)

POWER – Audiosysteem aan/uit

AM/FM – Sneltoets voor wisselen FM1,

FM2 en AM

Display

ENTER – Menu-opties kiezen, een keuzeactiveren of de mapstructuur openen enaudiobestanden afspelen als er een schijfmet audiobestanden in de cd-speler zit.Voor meer informatie, zie pagina 254.

PHONE – Telefoon aan/uit/stand-by

MY KEY – Programmeerbare sneltoetsvoor favoriete functie

SELECTOR – Geluidsbron kiezen (draai-knop)

SOUND – Geluidsregeling

EXIT/CLEAR – Terugbladeren in menu’s,een keuze annuleren, de telefoon stand-byzetten of het voorgaande teken wissen bijinvoer van cijfers en/of tekens

Simkaarthouder

MENU – Keuzetoetsen menuopties

Uitwerpen, cd-speler en cd-wisselaar*

Cd-speler en cd-wisselaar*

Track, zender opzoeken/wisselen of voor-uit- en achteruitbladeren bij invoer vantekst en cijfers

Sneltoetsen radiozenders/keuzetoets sleufcd-wisselaar* (1-6), alfanumerieke toetsenvoor telefoon en sneltoetsen in menu’s

IR* – ontvanger voor afstandsbedieningen

Page 240: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Audio, bedieningspanelen

10

240 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Toetsenset op stuurwiel

Audio, telefoon*

Met de vier toetsen van de toetsenset op hetstuurwiel kunt u zowel het audiosysteem als detelefoon regelen. De functie van de toetsenhangt af van het systeem dat u geactiveerdhebt. Met de toetsenset op het stuur kunt u hetvolume regelen en een andere radiozender ofeen andere track op een cd selecteren. Met debovenste twee toetsen van de toetsenset(Yes en No) kunt u een telefoongesprek aan-nemen of beëindigen.

Menufuncties

G027112

Sommige Infotainmentfuncties zijn toeganke-lijk via een menusysteem. Het actuele menuni-veau staat rechts bovenaan op het display. Demenu-opties staan in het midden van het dis-play.

• Met MENU opent u het menusysteem. Metde pijl-omhoog/pijl-omlaag van de naviga-tieknop loopt u de menu-opties door.

• Met ENTER kiest u of activeert/deactiveertu een menu-optie.

• Met EXIT gaat u een stap terug binnen hetmenusysteem. Bij lang indrukken vanEXIT verlaat u het menusysteem.

Sneltoetsen

De menu-opties zijn genummerd en kunnenrechtstreeks worden gekozen via de toetsen-set (1-6).

Persoonlijke sneltoets, MY KEY

Onder MY KEY kunt u uw favoriete menufunc-tie opslaan, zoals TP.

� Kies de functie die u wilt opslaan door MY

KEY meer dan twee seconden lang inge-drukt te houden.

Wanneer de tekst My Key opgeslagen. op hetdisplay verschijnt, is de functie opgeslagen.

� Activeer de menufunctie vervolgens doorkort op MY KEY te drukken.

Functies die op te slaan zijn onder MY

KEY

Random

Tekst disc

TP

News

Radio text

PTY zoeken

AF

Regional

Page 241: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Audio, bedieningspanelen

10

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 241

Surround

Bedieningspaneel methoofdtelefoonaansluiting*

G026982

Voor de beste geluidsweergave adviseren wij ueen hoofdtelefoon te gebruiken met een impe-dantie van 16–32 ohm en een gevoeligheid van102 dB of meer.

Activeren/deactiveren

U activeert het bedieningspaneel met een drukop SEL wanneer het audiosysteem ingescha-keld is. Het bedieningspaneel wordt automa-tisch gedeactiveerd, wanneer u het audiosys-teem uitschakelt of SEL lang indrukt.

Vooruit-/achteruitspoelen en zoeken

Kort op / drukken om een track opeen cd of een van de voorkeurzenders te selec-teren. Druk dezelfde knop lang in om tracks opde cd versneld vooruit/achteruit te spoelen ofautomatisch radiozenders te zoeken.

Beperkingen

Welke geluidsbron (FM, AM, CD e.d.) er via deluidsprekers wordt weergegeven valt niet testuren vanaf het achterste bedieningspaneel.

Eventuele RDS-teksten kunnen achterwegeblijven, als de radio via de hoofdtelefoonswordt beluisterd terwijl er een andere geluids-bron via de luidsprekers wordt weergegeven.

Page 242: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Functies audiosysteem

10

242 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Aan/uit-knop – audiosysteem

G027115

Druk op de knop POWER om het audio-systeem in of uit te schakelen.

Als u de motor afzet terwijl het audiosysteemactief is, zal het audiosysteem de volgendekeer dat u de motor start opnieuw actief zijn.

Volumeregeling

Draai de knop rechtsom of linksom om hetvolume te verhogen of te verlagen. De volume-regeling verloopt elektronisch en kent geeneindstanden. U kunt het volume ook verhogenof verlagen met de toetsen (+) of (–) van detoetsenset op het stuurwiel mits de telefoonniet actief is.

Geluidsbron kiezen

Bij herhaalde malen indrukken van de toetsAM/FM loopt u de radiostanden FM1, FM2en AM door. Met een druk op CD activeertu de cd-speler/cd-wisselaar.

Draai aan SELECTOR om uit de externegeluidsbronnen AUX en USB* en de internegeluidsbronnen FM1, FM2, AM, CD en CDC*(cd-wisselaar) te kiezen.

Externe geluidsbronnen

AUX

Op de AUX-ingang kan bijvoorbeeld eeniPod of een mp3-speler worden aangesloten.

N.B.

De geluidskwaliteit kan verslechteren, alsde speler wordt opgeladen terwijl het audio-systeem in stand AUX staat. Laad de spelerin dat geval niet op tijdens het beluisteren.

Soms wijkt het volume waarop de externegeluidsbron (AUX) wordt weergegeven af vandat van de interne geluidsbronnen. Als degeluidssterkte van de externe geluidsbron tehoog of te laag is, kan de geluidskwaliteit ver-slechteren. U kunt dat tegengaan door hetingangsvolume van de externe geluidsbronaan te passen:

1. Selecteer Volume AUX-ingang in hetmenu en druk op ENTER.

2. Regel het volume met SELECTOR of metde pijl-omhoog/pijl-omlaag . Drukdaarna op ENTER.

N.B.

Werkt niet met de toetsenset op het stuur-wiel.

Page 243: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Functies audiosysteem

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 243

G027029

Ingang voor externe geluidsbron (AUX), 3,5 mm.

BELANGRIJK

Laat dat de afdekking van de bekerhoudersopenstaan, terwijl de stekker in de AUX-ingang steekt.

USB*

USB-aansluiting*.

Als u ervoor kiest om een iPod , mp3-spelerof USB-geheugen aan te sluiten op de USB-aansluiting*, kunt u het geluidsmedium bedie-nen via de geluidsregeling van de auto.

N.B.

Sluit mediaspeler/USB-geheugen met dekabel aan op de poort, voer de gegevens inen sluit het dashboardkastje.

1. Kies USB met de toets SELECTOR.> De tekst Eenheid aansluiten verschijnt

op het display.

2. Sluit uw iPod , mp3-speler of USB-geheugen aan op de USB-aansluiting*, zievoorgaande afbeelding.> De tekst Bezig met laden verschijnt op

het display, wanneer het systeem debestandshiërarchie op het opslagme-dium inleest. Dit duurt enige tijd.

Na het inlezen verschijnen de trackgegevensop het display.

U kunt vervolgens vooruit-/achteruitspoelen envan track wisselen met de toetsen /

:

• Bij kort indrukken loopt u de tracks door.

• Bij lang indrukken spoelt u vooruit/achter-uit.

U kunt daarvoor ook gebruik maken van detoetsenset op het stuurwiel.

N.B.

Het systeem biedt ondersteuning vanmuziekbestanden in de muziekformatenmp3, wma en wav. Er zijn echter muziekfor-maten die niet door het systeem wordenondersteund. Het systeem biedt verderondersteuning voor de meeste iPod -modellen die in 2005 of later gemaakt zijn.iPod Shuffle wordt echter niet onder-steund.

Page 244: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Functies audiosysteem

10

244 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

USB-geheugen

Om het gebruik van een USB-geheugen te ver-eenvoudigen is het beter alleen muziekbestan-den in het geheugen op te slaan. Het inlezenduurt aanzienlijk langer, wanneer er behalvecompatibele muziekbestanden nog anderebestanden op het opslagmedium staan.

N.B.

Het systeem biedt ondersteuning voordraagbare media die werken met USB 2.0en het bestandssysteem FAT32 en kanmaximaal 500 mappen en 64.000 bestan-den aan. Het geheugen dient een groottevan minimaal 256 MB te hebben.

Optimale geluidsweergave

Het audiosysteem is gekalibreerd voor opti-male geluidsweergave met behulp van digitalesignaalverwerking.

Voor ieder automodel wordt het audiosysteemtijdens de kalibratie perfect afgestemd op deluidsprekers, de versterker, de akoestiek in deauto, de positie van de luisteraar e.d.

Er is tevens een dynamische kalibratie waarbijrekening wordt gehouden met de stand van devolumeknop, de radio-ontvangst en de rijsnel-heid.

De regelfuncties die in dit instructieboekjenader verklaard worden (zoals Bass, Treble enEqualizer) zijn uitsluitend bedoeld om u demogelijkheid te bieden de geluidsweergavenaar wens af te stellen.

Geluidsregeling

1. Druk op de toets SOUND .

2. Druk net zolang op de toets SOUND totdatde aanduiding van de functie verschijnt dieu wilt bijregelen. U hebt de keuze uit LAGE

TONEN, HOGE TONEN, FADER,BALANS, Subwoofer*, MIDDEN* ofSURROUND*.

3. Regel het niveau bij met de knopSELECTOR . Op het display verschijnteen schaal van MIN tot MAX. De functie isnormaal gesproken op de middelste standafgesteld.

N.B.

U kunt het niveau van de middenluidsprekeralleen bijregelen, als u voor Dolby Pro LogicII (DPL II) of driekanaals stereoweergave (3-CH) hebt gekozen in het menu. Het niveauvan de subwoofer is alleen bij te regelen alsu voor Subwoofer hebt gekozen in hetmenu

Programmatype Displaytekst

Lage tonen LAGE TONEN

Hoge tonen HOGE TONEN

Balans tussen luidspre-kers links en rechts

BALANS

Balans tussen luidspre-kers voor en achter

FADER

Niveau voor de lageto-nenluidspreker

Subwoofer *

Page 245: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Functies audiosysteem

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 245

Programmatype Displaytekst

Niveau voor de midden-luidspreker

MIDDEN *

Niveau voor “AmbientSurround Sound”

SURROUND *

Surround*

De Surround-instellingen zijn bepalend voorhet ruimtelijke effect van de geluidsweergave.De instellingen voor de verschillende geluids-bronnen alsmede de activering en deactiveringervan worden elk apart vastgelegd.

Het symbool op het display geeft aan datDolby Pro Logic II actief is. De Surround-func-tie kent drie verschillende standen:

• Pro Logic II

• 3 kanalen

• Uit Tweekanaals stereo

Surround-functie activeren/deactiveren

1. Druk op MENU, ga naar AUDIOMODUS

en druk op ENTER.

2. Kies voor SURROUND en druk opENTER.

3. Kies voor Pro Logic II, 3 kanalen of Uit

en druk op ENTER.

Dolby Surround Pro Logic II is het han-delsmerk van Dolby Laboratories LicensingCorporation. Dolby Pro Logic II SurroundSystem is vervaardigd onder licentie van DolbyLaboratories Licensing Corporation.

Basluidspreker – SUBWOOFER*

De basluidspreker ondersteunt het audiosys-teem en zorgt voor een voller geluidsbeeld eneen diepere basweergave.

1. Selecteer AUDIOMODUS in het menu endruk op ENTER.

2. Kies voor Subwoofer en druk op ENTER.Een kruisje in het selectievakje geeft aandat u voor Subwoofer hebt gekozen.

Equalizer voor1

De functie Equalizer FR gebruikt u om degeluidsweergave van de voorste luidsprekersfijn af te regelen.

1. Selecteer AUDIOMODUS in het menu endruk op ENTER.

2. Kies voor Equalizer voor en druk opENTER.

3. Stel het gewenste niveau in met de keu-zetoetsen voor de menu-opties (pijl-omhoog/pijl-omlaag) of met de knopSELECTOR.

4. Druk op ENTER om de volgende frequen-tie te kiezen. U hebt de keuze uit vijf fre-quenties.

5. Druk op ENTER totdat u in het menusys-teem bent aangekomen om de wijzigingendie u aanbracht op te slaan.

Equalizer achter1

De functie Equalizer RR gebruikt u om degeluidsweergave van de achterste luidspre-kers fijn af te regelen.

1. Selecteer AUDIOMODUS in het menu endruk op ENTER.

2. Kies voor Equalizer achter en druk opENTER.

3. Stel het gewenste niveau in met de keu-zetoetsen voor de menu-opties (pijl-omhoog/pijl-omlaag) of met de knopSELECTOR.

4. Druk op ENTER om de volgende frequen-tie te kiezen. U hebt de keuze uit vijf fre-quenties.

1 Bepaalde systeemuitvoeringen.

Page 246: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Functies audiosysteem

10

246

5. Druk op ENTER totdat u in het menusys-teem bent aangekomen om de wijzigingendie u aanbracht op te slaan.

Page 247: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

��

247

Zenders zoeken

AM FM

WXYZ

*

AUTO 0

4

7PQRS

GHI5

JK L

TUV8

1ABC

2

POWER

VCD EMOLU

ESSOUND

#SCAN

6

9

MNO

DEF3

ENTER

PHONE

CLEAR

MENU

EXI T

MY KEYROCTLE

G027114

1. Kies een golflengte AM/FM1/FM2 met deknop SELECTOR (3) of de toets AM/FM

(1).

2. Druk de toets of korte tijd inom de eerstvolgende goed doorkomendezender op te zoeken.

3. Druk nogmaals op een van de toetsen omeen andere zender te zoeken.

Bekende frequentie handmatiginstellen

1. Druk op de toets of en houddeze ingedrukt. Op het display verschijntde tekst MAN. De radio loopt de frequen-ties aanvankelijk langzaam in de gekozenrichting door om na enige seconden te ver-snellen.

2. Laat de toets los, wanneer de gewenstefrequentie op het display verschijnt.

3. Als u de frequentie nog iets wilt bijregelen,kunt u de pijltoetsen of kortetijd indrukken.

Wanneer u de laatste toets loslaat, hebt u nog5 seconden de tijd om handmatig instellingente verrichten.

Zenders opslaan

U kunt als volgt een favoriete radiozenderopslaan onder een van de sneltoetsen 0–9 (2)voor radiozenders:

1. Stel de gewenste radiozender in.

2. Druk op de sneltoets waaronder u de zen-der wilt opslaan en houd deze toets inge-drukt. Het geluid valt enige seconden weg.De tekst Kanaal opgeslagen verschijntop het display. De zender is daarmeeopgeslagen.

U kunt tot 10 radiozenders per radiostand(AM, FM1 en FM2), dus in totaal 30 zendersopslaan.

AUTOSTORE, automatisch zendersopslaan

G027119

Met AUTO (1) kunt u tot 10 goed te ontvangenradiozenders opzoeken en ze automatischvastleggen in een aparte geheugenbank. Dezefunctie is met name handig in gebieden, waaru de radiozenders en hun frequenties niet kent.

Automatische opslag starten

1. Kies de frequentieband met AM/FM.

2. Houd AUTO (1) ingedrukt, totdat Autom.

opslaan op het display verschijnt.

Page 248: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

248

Wanneer Autom. opslaan van het display ver-dwijnt, zijn de zenders vastgelegd. De radiogaat over op de automatische stand en de mel-ding AUTO verschijnt op het display. De auto-matisch vastgelegde voorkeurzenders zijn ver-volgens rechtstreeks te kiezen met de snel-toetsen 0–9. Als er geen radiozender kont wor-den gevonden met een signaal dat krachtiggenoeg is, verschijnt de tekst Geen zndr

gevonden.

Automatische vastlegfunctie beëindigen

� Druk op EXIT.

Automatisch vastgelegde

voorkeurzender kiezen

Wanneer u de radio in de stand Auto zet, kuntu gebruik maken van de automatisch vastge-legde voorkeurzenders.

1. Druk kort op AUTO (1). De tekst AUTO

verschijnt op het display.

2. Druk op een van de sneltoetsen 0–9.

3. De radio blijft in de automatische standstaan, totdat u de toetsen AUTO (1), EXIT

of AM/FM korte tijd indrukt.

Scannen

De functie SCAN (2) doorzoekt een frequentie-band automatisch op goed te ontvangen zen-ders. Wanneer er een zender is gevonden,wordt deze ca. 8 seconden lang weergegevenvoordat de zoekfunctie wordt voortgezet.

Scan-functie activeren/deactiveren

1. Kies de frequentieband met AM/FM.

2. Druk op SCAN (2) om de functie te active-ren. De tekst SCAN verschijnt op het dis-play.

3. Druk tot slot op SCAN of EXIT.

Gevonden zender als voorkeurzender

vastleggen

Tijdens de functie SCAN kunt u een gevondenzender als voorkeurzender vastleggen.

� Druk op een van de sneltoetsen 0–9 enhoud deze ingedrukt, totdat de meldingStation stored op het display verschijnt.

De functie SCAN wordt beëindigd, waarna u devastgelegde zender als voorkeurzender kuntgebruiken.

RDS-functies

RDS (Radio Data System) verbindt FM-zendersin een netwerk met elkaar. Een FM-zender ineen dergelijk netwerk verstuurt bepaalde infor-matie, zodat een RDS-radio onder meer de vol-gende mogelijkheden biedt:

• Automatisch overschakelen op een beterdoorkomende zender als de ontvangst ineen bepaald gebied slecht is.

• Zoeken op programmatype zoals zendersdie verkeersinformatie of nieuws doorge-ven.

• Weergeven van informatieve tekst over hetbeluisterde radioprogramma.

N.B.

Sommige radiozenders maken geengebruik van RDS of slechts in beperktemate.

Page 249: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

��

249

Volumeregeling, NEWS/TP/ALARM

N.B.

Als u bijvoorbeeld een cd beluistert op hetmoment dat de radio een verkeersbulletinontvangt, wordt de cd-speler in de pauze-stand gezet. De melding wordt weergege-ven op het volume dat u van tevoren met devolumeknop hebt ingesteld voor het beluis-teren van het bericht. Het systeem hervat naafloop onmiddellijk het oude volume enspeelt (in het gegeven geval) de cd verderaf. Als u het volume tijdens de weergave vanhet bericht bijregelt, wordt het nieuwevolume opgeslagen en bij een volgendbericht opnieuw gehanteerd.

Nieuws, NEWS

Met de functie NEWS kunt u ervoor zorgen datde weergave van andere geluidsbronnen zoalseen cd wordt onderbroken voor een nieuws-bulletin.

1. Kies een golflengte met de knopSELECTOR of de toets AM/FM.

2. Selecteer News in het menu en druk opENTER.

3. De tekst News verschijnt op het display.

4. Kies nogmaals voor News en druk opENTER om de functie News uit te scha-kelen.

Bij activering van deze functie krijgt u nieuws-bulletins binnen van RDS-zenders. Als u eenandere geluidsbron dan de radio beluistert,wordt deze weergave onderbroken en ont-vangt u de bulletins op het volume dat u voorhet beluisteren hebt ingesteld. Na afloop vanhet bulletin hervat het audiosysteem de weer-gave van de voorgaande geluidsbron op hetoude volume.

Doe het volgende om een nieuwsbulletin voort-ijdig af te breken;

� Druk op de toets EXIT. De functie NEWS

blijft echter actief, zodat de radio op hetvolgende nieuwsbulletin wacht.

Verkeersinformatie, TP

Bij activering van deze functie krijgt u verkeers-informatie binnen van RDS-zenders. Als u eenandere geluidsbron dan de radio beluistert,wordt deze weergave onderbroken en ont-vangt u de verkeersinformatie op het volumedat u tevoren hebt ingesteld. Na afloop van deverkeersinformatie hervat het audiosysteem deweergave van de voorgaande geluidsbron ophet oude volume.

1. Selecteer TP in het menu en druk opENTER.

2. De tekst TP verschijnt op het display.

3. Kies nogmaals voor TP en druk opENTER om de functie TP uit te schakelen.

Wanneer de functie actief is, verschijnt de tekstTP op het display. Als de zender waarop u hebtafgestemd verkeersinformatie kan doorgeven,staat er op het display. De weergave vaneen geluidsbron kan dan ook alleen wordenonderbroken, wanneer de tekst op hetdisplay staat.

Doe het volgende om een verkeersbulletinvoortijdig af te breken;

� Druk op de toets EXIT. De functie TP blijftechter actief, zodat de radio op het vol-gende verkeersbulletin wacht.

TP Search

Met de functie TP SEARCH kunt u naar ver-keersinformatie blijven luisteren tijdens inter-nationale ritten (in Europa) zonder dat u daar-voor zelf van zender hoeft te wisselen.

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor TP en druk op ENTER.

3. Kies voor TP zoeken en druk op ENTER.

Om de functie te deactiveren moet u nogmaalsvoor TP zoeken kiezen en op ENTER drukken.

Page 250: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

250

Radio text

Sommige RDS-zenders geven informatie doorover de inhoud van de uitzendingen, uitvoe-rende artiesten e.d. Dergelijke informatie kandan in tekstvorm op het display verschijnen.

1. Druk op de toets MENU.

2. Selecteer Radio text in het menu en drukop ENTER.

3. Kies nogmaals voor Radio text en druk opENTER om de functie uit te schakelen.

Alarm

Alarmmeldingen worden altijd automatischdoorgegeven, zodat u de functie niet kuntdeactiveren. Er verschijnt Alarm! op het dis-play van de radio, wanneer er een alarmmel-ding wordt verzonden. Deze functie wordtgebruikt om u attent te maken op ernstigeongelukken of calamiteiten, zoals ingestortebruggen of ongelukken in kerncentrales.

Programmatype, PTY

Met de functie PTY is het mogelijk verschil-lende programmatypes te kiezen zoals pop-muziek en klassieke muziek. De melding PTYgeeft aan dat de functie actief is.

Programmatype weergeven

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Selecteer PTY in het menu en druk opENTER.

3. Kies voor PTY weergeven en druk opENTER.

Het PTY van de door u beluisterde zender ver-schijnt vervolgens op het display.

N.B.

Niet alle radiozenders zijn voorzien van eenPTY-code.

Programmatypes

Actualiteit

Religie

Varia

Countrymuziek

Documentaires

Finance

Volksmuziek

Vrije tijd

Programmatypes

Children’s progs

Gouwe Ouwe

Informatie

Jazzmuziek

Klassieke muziek

Culture

Licht klassiek

Melodie

Nationale muziek

Popmuziek

Reizen

Rockmuziek

Maatschappelijk

Sport

Drama

Doe mee!

Educatie

Page 251: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

��

251

Programmatypes

Science

Weather & Metro

Overige muziek

Zender zoeken met een bepaald

programmatype

U kunt de radio een zender met een bepaaldsoort programma’s laten opzoeken op de aan-gegeven golflengte.

1. Kies FM 1 of FM 2 en druk op de toetsMENU.

2. Kies voor RADIO-INSTELLINGEN endruk op ENTER.

3. Kies voor PTY en druk op ENTER.

4. Kies voor PTY selecteren en druk opENTER.

5. Druk op ENTER om één of meer van deopgesomde programmatypes te selecte-ren. Het symbool PTY verschijnt op hetdisplay, wanneer u uw eerste keuze maakt.De functie PTY van de radio staat vervol-gens stand-by.

6. Wanneer u alle programmatypes van uwkeuze geselecteerd hebt, moet u op EXIT/

CLEAR drukken om de PTY-lijst te verla-ten.

7. Kies voor PTY zoeken en druk opENTER. Als de radio een zender met hetgekozen programmatype heeft gevonden,wordt deze zender via de luidsprekersweergegeven.

8. Als de radio een zender heeft gevonden dieniet in de smaak valt, kunt u de radio verderlaten zoeken met de toetsen / .

9. Als er geen zender met het gekozen pro-grammatype kan worden gevonden, gaatde radio terug naar de voorgaande fre-quentie. De functie PTY staat dan stand-by, totdat er een programma van het geko-zen type wordt uitgezonden. Wanneer dathet geval is, gaat de radio automatischover op de zender die het geselecteerdeprogrammatype uitzendt.

Om de functie PTY standby te deactiveren,moet u het menu openen en voor Alle PTY’s

resetten kiezen. Het symbool PTY verdwijntdan van het display en de radio keert terug naarde normale weergavestand.

Verkeersinformatie, TP STATION

In het menu TP STATION kunt u aangeven vanwelke radiozender u verkeersinformatie wenstte ontvangen.

Let erop dat de functie alleen werkt wanneerhet symbool op het display staat.

TP STATION activeren/deactiveren

Stem af op de radiozender met de verkeersin-formatie die u wilt ontvangen.

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor TP en druk op ENTER.

3. Kies voor TP-ZENDER en druk opENTER.

4. Selecteer Actuele instellen om de functiete activeren of RESETTEN om de functiete deactiveren en druk daarna op ENTER.

N.B.

U zult vervolgens alleen verkeersinformatievan de opgeslagen zender doorkrijgen.

Page 252: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

252

Nieuws, NEWS STATION

Onder NEWS STATION kunt u aangeven vanwelke radiozender u nieuws wenst te ontvan-gen.

Let erop dat functie alleen werkt als de inge-stelde zender een RDS-zender is.

NEWS STATION activeren/deactiveren

Stem af op de radiozender met het nieuws datu wilt ontvangen.

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor NIEUWSZENDER en druk opENTER.

3. Kies voor TP STATION en druk opENTER.

4. Selecteer Actuele instellen om de functiete activeren of RESETTEN om de functiete deactiveren en druk daarna op ENTER.

N.B.

U zult vervolgens alleen nieuws van deopgeslagen zender doorkrijgen.

Automatische afstemfunctie, AF

Bij activering van functie AF wordt er automa-tisch afgestemd op het sterkste signaal vooreen bepaalde radiozender. Soms moet deradio de gehele FM-band doorzoeken om eensterk zendersignaal te vinden. In dat geval valtde radio stil en verschijnt de tekst PI zoeken

EXIT voor annuleren op het display.

AF activeren/deactiveren

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor AF en druk op ENTER.

Om de functie AF te deactiveren, moet u nog-maals AF kiezen en op ENTER drukken.

Regionale radioprogramma’s, REG

Deze functie maakt het mogelijk om op eenbepaalde regionale zender afgestemd te blij-ven ondanks dat het signaal zwak is.

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor Regional en druk op ENTER.

3. De tekst REG verschijnt op het display.

4. Om REG te deactiveren moet u nogmaalsvoor REG kiezen en op ENTER drukken.

EON (Enhanced Other Networks)

De functie EON is met name handig in stede-lijke gebieden met een groot aantal regionaleradiozenders. Bij activering van de functie is deafstand tot de zendmast van een radiozenderbepalend voor de vraag of de weergave van deactieve geluidsbron kan worden onderbrokenvoor uitzendingen van een bepaald program-matype.

• Plaatselijk – Alleen onderbreking wanneerde zendmast van de radiozender dichtbijis.

• Afstand1 – Ook onderbreking als de zend-mast van de zender ver weg staat en zijnsignaal storingen vertoont.

• Uit – Geen onderbreking voor een uitzen-ding van een bepaald programmatype viaandere zenders.

EON activeren/deactiveren

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor EON en druk op ENTER.

3. Kies voor Plaatselijk, Afstand of Uit endruk op ENTER.

1 Standaard-/Fabrieksinstelling.

Page 253: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Radiofuncties

10

253

RDS-instellingen resetten

Met de functie Reset alles kunt u alle fabriek-instellingen voor RDS herstellen.

1. Selecteer RADIO-INSTELLINGEN in hetmenu en druk op ENTER.

2. Kies voor Alles resetten en druk opENTER.

3. Druk nogmaals op ENTER om de functiete activeren.

Page 254: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Cd-functies

10

254

G027116

Weergave starten (cd-speler)

Een eventuele muziek-cd in de speler wordtautomatisch afgespeeld, wanneer u het audio-systeem in de stand CD zet. Steek anders eencd in de invoeropening en schakel metSELECTOR (4) of CD (1) over op de stand CD.

Weergave starten (cd-wisselaar)

Als er een cd-sleuf met een muziek-cd is geko-zen, gaat de weergave automatisch van startwanneer u het audiosysteem inschakelt. Scha-kel als dat niet het geval is over op de cd-wis-selaarstand met SELECTOR (4) of CD (1) enkies een cd met de cijfertoetsen 1 - 6.

Cd aanbrengen (cd-wisselaar)

� Kies een lege sleuf met de cijfertoetsen 1–6 of met de pijl-omhoog/pijl-omlaag van denavigatieknop.

Op het display staat aangegeven welke sleufleeg is. De melding Disc plaatsen geeft aandat u een volgende cd kunt aanbrengen. Decd-wisselaar biedt plaats aan 6 cd’s.

� Steek een cd in de invoeropening (2) vande cd-wisselaar.

Cd uitwerpen

U hebt max. 12 seconden de tijd om een uit-geworpen schijf uit te nemen. Als de schijf naafloop van deze periode nog in de cd-speler zit,wordt de schijf weer ingenomen en verderafgespeeld.

Enkele cd’s (cd-speler/cd-wisselaar)

Met een korte druk op de uitwerpknop (3) kuntu één enkele cd uitwerpen.

Alle cd’s (cd-wisselaar)

Met een lange druk op de uitwerptoets kunt ualle cd’s uitwerpen. Alle cd’s in het magazijnworden dan één voor één uitgeworpen. Op hetdisplay verschijnt de tekst MATA UT.

De functie is alleen te activeren wanneer deauto stilstaat. Het uitwerpen wordt onderbro-ken, als de auto begint te rijden.

Pauzeren

Wanneer u het volume helemaal omlaagdraait,wordt de weergave van de cd-speler gepau-zeerd. Bij het verhogen van het volume wordter verder gespeeld.

Muziekbestanden

De cd-speler ondersteunt behalve standaardmuziek-cd’s ook muziekbestanden in mp3- enwma-formaat.

N.B.

Sommige muziekbestanden met kopieerbe-veiliging kan de speler niet lezen.

Wanneer u een cd met muziekbestanden in despeler aanbrengt, wordt een eventuele map-structuur op de schijf automatisch geladen.Afhankelijk van de kwaliteit van de schijf kanhet enige tijd duren voordat de schijf wordtafgespeeld.

Navigeren en afspelen

Als er een disc met muziekbestanden in de cd-speler zit, kunt u met ENTER de mapstructuuropenen. U navigeert op dezelfde manier in demapstructuur als in de menustructuur van hetaudiosysteem. Muziekbestanden worden aan-geduid met het symbool en mappen

met . Druk op / , als het dis-play niet breed genoeg is om de naam van het

Page 255: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Cd-functies

10

��

255

muziekbestand in zijn geheel weer te geven.Met een druk op ENTER. gaat het afspelen vanhet gemarkeerde muziekbestand van start.

Wanneer een bepaald muziekbestand hele-maal afgespeeld is, worden de overige bestan-den in dezelfde map weergegeven. Nadat allebestanden in een bepaalde map zijn afge-speeld, wordt er automatisch van map gewis-seld.

Versneld vooruit-/achteruitspoelen/Van

track en muziekbestand wisselen

Door kort op / te drukken kunt u detracks/muziekbestanden op een cd doorne-men. Door lang op dezelfde toetsen te drukkenkunt u tracks/muziekbestanden op een cd ver-sneld vooruit-/achteruitspoelen. U kunt daar-voor ook gebruik maken van toetsenset op hetstuurwiel.

Cd doorzoeken

Bij activering van deze functie worden van alletracks/muziekbestanden op een cd de eerste10 seconden weergegeven. Druk op SCAN omde functie te activeren. Beëindig de functie metEXIT of SCAN om de weergave van het actuelenummer/muziekbestand voort te zetten. Defunctie SCAN werkt alleen voor de geselec-teerde cd. De tekst SCAN verschijnt op hetdisplay, wanneer de functie actief is.

N.B.

Als de functie Disc Text actief is, verschijntde melding SCAN niet op het display.

Willekeurige afspeelvolgorde

Bij activering van deze functie speelt de spelerde tracks/muziekbestanden in willekeurigevolgorde af. U kunt de willekeurig gekozentracks/muziekbestanden op de cd op degebruikelijke manier doorbladeren.

N.B.

Bij gebruik van de pijl-links of pijl-rechtswordt alleen een nieuwe willekeurige trackop de afgespeelde cd geselecteerd.

Activeren/deactiveren (cd-speler)

Tijdens het afspelen van een normale muziek-cd:

� Selecteer RANDOM in het menu en drukop ENTER.

Tijdens het afspelen van een cd met muziek-bestanden:

� Kies voor Disc of Map in het menu en drukop ENTER.

Activeren/deactiveren (cd-wisselaar)

Tijdens het afspelen van een normale muziek-cd:

1. Selecteer Random in het menu en druk opENTER.

2. Ga naar Enkele disc of Alle discs en drukop ENTER.

Het alternatief Alle discs geldt alleen voor demuziek-cd’s die in de cd-wisselaar zitten.

Tijdens het afspelen van een cd met muziek-bestanden:

1. Kies voor Enkele disc of Map in het menuen druk op ENTER.

2. Ga naar de gewenste cd of map en druk opENTER.

Wanneer u een andere cd kiest, wordt de func-tie gedeactiveerd.

Afhankelijk van het type willekeurige afspeel-volgorde dat geselecteerd is, verschijnt er eenbepaalde displaymelding:

• RANDOM houdt in dat de tracks opslechts een van de muziek-cd’s wordenafgespeeld.

• RANDOM ALL houdt in dat alle tracks opalle muziek-cd’s in de cd-speler wordenafgespeeld.

• RANDOM Map houdt in dat de muziek-bestanden in een willekeurige map op degekozen cd worden afgespeeld.

Page 256: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Cd-functies

10

256

N.B.

Als de functie Disc Text actief is, verschijnendeze meldingen niet.

Tekst disc

Eventuele titelgegevens op een cd kunnen viahet display worden weergegeven.

Activeren/deactiveren

Start de weergave van een cd.

� Selecteer Tekst disc in het menu en drukop ENTER.

Cd’s

Bij gebruik van zelfgebrande cd’s is het moge-lijk dat het geluid te wensen overlaat of zelfshelemaal uitblijft.

WAARSCHUWING

Speel uitsluitend standaard-cd’s af (met eendiameter van 12 cm). Gebruik geen cd’s meteen opgeplakt etiket. Door warmteontwik-keling in de cd-speler kan het etiket losra-ken en schade aan de cd-speler veroorza-ken.

Page 257: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Menusysteem, audiosysteem

10

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 257

MENU FM

1. News

2. TP

3. Radio text

4. RADIO-INSTELLINGEN

4.1. PTY

4.2. TP

4.3. NIEUWSZENDER

4.4. AF

4.5. Regional

4.6. EON

4.7. Alles resetten

5. AUDIOMODUS*

5.1. Surround

5.2. Subwoofer

5.3. Equalizer voor

5.4. Equalizer achter

5.5. Alles resetten

MENU AM

1. AUDIOMODUS*1

MENU CD

1. Random

2. News

3. TP

4. Tekst disc

5. AUDIOMODUS*1

MENU AUX

1. Volume AUX-ingang

2. News

3. TP

4. AUDIOMODUS*1

1 Zie MENU FM.

Page 258: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

258 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Onderdelen van het telefoonsysteem

Page 259: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 259

Onderdelen van het telefoonsysteem

Toetsenset* op stuurwiel – Met de toet-senset op het stuurwiel kunt u de meestefuncties van uw telefoonsysteem regelen.Wanneer de telefoonsysteem in de actievestand staat, kunt u de toetsenset op hetstuurwiel alleen gebruiken voor de tele-foonfuncties. In de actieve stand staan eraltijd telefoongegevens op het display.

Microfoon – De microfoon voor de hand-sfree-functie zit aan het plafond bij de zon-neklep.

Bedieningspaneel op middenconsole –Alle telefoonfuncties (behalve hetgespreksvolume) zijn te regelen via hetbedieningspaneel.

Simkaartlezer – U brengt de simkaart aande voorkant van het bedieningspaneel in.

Handset* – Gebruik de handset om onge-stoord te kunnen praten.

Antenne – De antenne is tegen de voorruitaangebracht, achter de achteruitkijkspie-gel.

Algemene informatie

• De verkeersveiligheid staat altijd voorop.

• Als u als bestuurder gebruik wilt maken vande handset*, moet u de auto eerst op eenveilige plaats parkeren.

• Schakel het telefoonsysteem uit tijdens hettanken.

• Schakel het systeem uit in gebieden waarmet explosieven wordt gewerkt.

• Volvo adviseert u servicewerkzaamhedenaan het telefoonsysteem over te laten aaneen erkende Volvo-werkplaats.

Noodoproepen

Ook zonder een simkaart is het mogelijk hetalarmnummer te bellen. Uw auto moet zichechter wel binnen het dekkingsgebied van eengsm-provider bevinden.

1. Activeer het telefoonsysteem.

2. Kies het alarmnummer van het land waarinu zich bevindt (112 binnen de EU).

3. Druk op de knop ENTER op het bedie-ningspaneel of die van de toetsenset ophet stuurwiel.

Bediening

G027117

Display

ENTER – Gesprekken beantwoorden,menuselecties verrichten of telefoon acti-veren die stand-by staat

Aan/uit/stand-by

EXIT/CLEAR – Een gesprek beëindigen/weigeren, terugbladeren in menu’s, eenkeuze annuleren of ingevoerde cijfers/tekens wissen

Simkaarthouder

Keuzetoets menu-opties

Page 260: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

260 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Alfanumerieke toetsen voor telefoon ensneltoets in menu’s

Pijl-links/pijl-rechts – vooruit- of achteruit-bladeren bij de invoer van tekst en/of num-mers

Gespreksvolume verhogen/verlagen. Detelefoon maakt geen gebruik van de mid-denluidspreker*

Knop aan/uit/stand-by

Systeem activeren:

� Druk op de knop PHONE (3) om het tele-foonsysteem in te schakelen.

Systeem uitschakelen:

� Houd de knop PHONE ingedrukt om hettelefoonsysteem uit te schakelen

Zet het systeem als volgt stand-by:

1. Druk korte tijd op de knop PHONE of drukop de knop EXIT/CLEAR om het telefoon-systeem stand-by te zetten.

2. Druk korte tijd op de knop PHONE om hetsysteem opnieuw te activeren.

Wanneer de telefoon actief is of stand-by staat,staat er een hoorn op het display.

Als u het contact uitschakelt terwijl het tele-foonsysteem actief is, zal het telefoonsysteemeveneens actief zijn wanneer u het contactopnieuw inschakelt. Wanneer het telefoonsys-teem gedeactiveerd is, kunt u geen gesprek-ken aannemen.

Volumeverlaging tijdens gesprekken

Als de telefoon gaat terwijl u naar de radio luis-tert, wordt het volume verlaagd zodra u hetgesprek aanneemt. Na afloop van het gesprekspeelt de radio op het oude volume verder. Ukunt het radiovolume ook tijdens het gesprekbijregelen, waarna de radio na afloop van hetgesprek op het nieuwe volume verder speelt.U kunt het geluid van het audiosysteem ookhelemaal uitzetten tijdens een telefoonge-sprek, zie pagina 268.

De functie geldt alleen voor het geïntegreerdetelefoonsysteem van Volvo.

Stand-by

Wanneer het telefoonsysteem stand-by staat,kunt u gesprekken aannemen terwijl het audio-systeem aanstaat en er informatie van degeluidsbronnen van het audiosysteem op hetdisplay verschijnt.

Om van de overige functies van het telefoon-systeem gebruik te maken moet de telefoon inde actieve stand staan.

Page 261: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 261

Sneltoetsen in menu’s

Wanneer u met de menutoets naar het menu-systeem bent gesprongen, kunt u gebruikmaken van de numerieke toetsen in plaats vande pijltoetsen en de knop ENTER om naar hetgewenste submenu op het hoofdniveau tespringen. Iedere menu-optie heeft een bepaaldnummer. Het nummer van het geselecteerdemenu staat samen met de naam van de menu-optie op het display weergegeven.

Verkeersveiligheid

Om veiligheidsredenen zijn delen van hetmenusysteem voor de telefoon niet toeganke-lijk bij snelheden hoger dan 8 km/h. U kunt debegonnen activiteiten in het menusysteemechter nog wel beëindigen.

In het menu 5.6 kunt u deze snelheidsbegren-zing opheffen.

Simkaart

G026980

Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken incombinatie met een geldige simkaart(Subscriber Identity Module). U hebt deze kaartvan uw provider ontvangen.

Breng altijd de simkaart aan, als u gebruik wiltmaken van het telefoonsysteem.

1. Schakel het telefoonsysteem uit.

2. Duw de simkaarthouder naar buiten toedoor de houder korte tijd in te drukken.

3. Leg de simkaart dusdanig in de houder datde kant met het metaal omlaagwijst.

4. Zorg dat de afgeschuinde hoek van desimkaart overeenkomt met die van de hou-der.

5. Duw de houder weer naar binnen toe.

Neem bij problemen met de simkaart contactop met uw netwerkprovider.

Bellen en gesprekken aannemen

Bellen:

� Kies het nummer en druk op ENTER op detoetsenset op het stuurwiel of op hetbedieningspaneel (of til de handset op).

Inkomende gesprekken aannemen:

� Druk op ENTER of neem de handset op. Ukunt ook gebruik maken van de automati-sche aanneemfunctie Auto antw., ziepagina 268.

Het geluid van het audiosysteem kan automa-tisch worden uitgeschakeld tijdens eengesprek, zie pagina 268.

Page 262: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

262 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Gesprekken beëindigen

� Druk op EXIT/CLEAR op de toetsensetvan het stuurwiel of op het bedieningspa-neel of leg de handset op.

Het audiosysteem gaat weer in de voorgaandestand staan.

U weigert inkomende gesprekken met eendruk op de knop EXIT/CLEAR.

Handset*

Als u privégesprekken wilt voeren, kunt ugebruik maken van de handset. Neem dehandset op door korte tijd op de bovenkant (A)te drukken.

G026983

� Voer het gewenste nummer in met de toet-senset op het bedieningspaneel en neemde handset op om te bellen. U regelt hetvolume met de draaiknop op de zijkant vande handset.

U kunt het gesprek beëindigen door de hand-set terug in de houder te leggen.

Overgaan op handsfree zonder het gesprek tebeëindigen:

1. Druk op op het stuurwiel (of maakgebruik van de menutoetsen op het bedie-ningspaneel) en kies voor Handsfree.

2. Druk op ENTER en leg de handset op. Alsu de handset al hebt opgenomen wanneerde telefoon gaat, wordt het geluid via hethandsfreesysteem doorgegeven.

3. Druk op de knop MENU, ga naar Handseten druk op ENTER om het geluid via dehandset weer te geven.

Laatst gekozen nummers

Het telefoonsysteem slaat automatisch de tienlaatst gekozen telefoonnummers/namen op.

1. Druk op ENTER van de toetsenset op hetstuurwiel of op het bedieningspaneel.

2. Blader met de pijltoetsen vooruit of ach-teruit door de laatst gekozen nummers. Denummers verschijnen op het display.

3. Druk op ENTER.

Verkort kiezen

Snelnummers opslaan

De nummers die zijn opgeslagen in het tele-foonboek van het systeem kunt u koppelen aaneen bepaalde sneltoets (1–9).

U doet dat als volgt:

1. Selecteer Telefoonboek in het menu endruk op ENTER.

2. Blader verder naar One-key bell. (ziepagina 268) en druk op ENTER.

3. Druk op de sneltoets waaronder u het snel-nummer wilt opslaan. Druk ter bevestigingop ENTER.

4. Zoek de naam of het telefoonnummer vanuw keuze op in het telefoonboek. Druk opENTER om een keuze te maken.

Page 263: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 263

Verkort kiezen

1. Houd de gewenste sneltoets ca. tweeseconden ingedrukt om te bellen of drukeerst kort op de cijfertoets en daarna op deknop ENTER.

2. Na inschakeling van de telefoon moet uenkele seconden wachten, voordat ugebruik kunt maken van de functie verkortkiezen.

N.B.

Om snelnummers te kunnen gebruikenmoet menu-optie 3.4 geactiveerd zijn. ZieVerkort kiezen onder Beschrijving vanmenu-opties op pagina 267.

Tijdens het bellen een tweede gesprekaannemen

Als u tijdens het bellen twee korte geluidssig-nalen hoort, komt er een tweede gesprek bin-nen. U kunt deze functie in- of uitschakelen indit menu.

U kunt het tweede gesprek vervolgens wel ofniet aannemen. Als u het gesprek niet wilt aan-nemen, moet u op EXIT/CLEAR drukken ofniets doen.

Als u het gesprek wilt aannemen, moet u opENTER drukken. U parkeert het lopende

gesprek dan tijdelijk. Als u op EXIT/CLEAR

drukt, worden beide gesprekken beëindigd.

Functies tijdens het bellen

Tijdens het bellen kunt u de volgende functiesactiveren (blader met de pijltoetsen en druk opENTER om een keuze te maken)

Ruggespraak/

Ruggespraak uit

Ruggespraakstand

Parkeren/Hervat-

ten

Om het lopende welof niet te parkeren

Handset/Hand-

sfree

Om de handset of dehandsfree te gebrui-ken

Telefoonboek Telefoonboek bekij-ken

Wanneer u tijdens het bellen een tweedegesprek hebt geparkeerd, kunt u de volgendefuncties activeren (blader met de pijltoetsen endruk op ENTER om een keuze te maken)

Ruggespraak/

Ruggespraak uit

Ruggespraakstand

Handset/Hand-

sfree

Om de handset of dehandsfree te gebrui-ken

Telefoonboek Telefoonboek bekij-ken

Koppelen Om twee gesprekentegelijk te voeren(conferentie)

Swap Om te wissen tussende twee gesprekken

Gespreksvolume

Verhoog of verlaag het gespreksvolume doortijdens het gesprek op de toetsen + of - van detoetsenset op het stuurwiel te drukken.

Wanneer de telefoon in de actieve stand staat,kunt u met de toetsenset op het stuurwielalleen de telefoonfuncties regelen.

Als u de toetsen wilt gebruiken om instellingenin het audiosysteem te verrichten, moet u eerstde telefoon stand-by zetten, zie pagina 260.

Page 264: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

264 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Telefoonboek

Telefoonnummers en namen kunt u in hetgeheugen van de telefoon zelf opslaan of in hetgeheugen op de simkaart.

Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstigvan een van de nummers die in het telefoon-boek liggen opgeslagen, wordt de bijbeho-rende naam op het display weergegeven.

U kunt maximaal 255 namen in het geheugenvan de telefoon opslaan.

Telefoonnummers met namen opslaan

1. Druk op de knop MENU, kies voorTelefoonboek en druk op ENTER.

2. Ga naar Nieuwe invoer en druk opENTER.

3. Voer een naam in en druk op ENTER.

4. Voer een nummer in en druk op ENTER.

5. Geef aan in welk geheugen u wilt opslaanen druk vervolgens op ENTER.

Nummers uit het geheugen bellen

AM FM

WXYZ

*

AUTO 0

4

7PQRS

GHI5

JK L

TUV8

1ABC

2

POWER

VCD EMOLU

ESSOUND

#SCAN

6

9

MNO

DEF3

ENTER

PHONE

CLEAR

MENU

EXI T

MY KEYROCTLE

G027118

� Druk op de pijl-omlaag (1) van de MENU-toetsen of op op het stuurwiel om hettelefoonboek te doorzoeken.

Kies uit de volgende mogelijkheden:

1. Druk op ENTER en blader met de pijltoet-sen naar de naam van uw keuze.

2. Druk op de toets die overeenkomt met deeerste letter van de bijbehorende naam (ofvoer de complete naam in) en druk opENTER.

3. Druk op ENTER om het geselecteerdenummer te bellen.

Namen (of berichten) invoeren

Druk op de toets met het teken van uw keuze:druk eenmaal op de toets om het eerste tekenvan de toets in te voeren, tweemaal om hettweede teken in te voeren enz. Druk op de 1om een spatie in te voegen.

1 spatie 1- ? ! , . : " ' ( )

2 a b c 2 ä å à æ ç

3 d e f 3 è é

4 g h i 4 ì

5 j k l 5

6 m n o 6 ñ ö ò Ø

7 p q r s 7 ß

8 t u v 8 ü ù

9 w x y z 9

* Om tweemaal achtereen hetzelfdeteken op de toets in te voeren.

0 + 0 @ * # & $ £ / %

Page 265: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Telefoonfuncties*

10

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 265

# Wisselen tussen hoofdletters enkleine letters.

EXIT Het laatst ingevoerde teken wis-sen. Wanneer u de toets lang inge-drukt houdt, kunt u het nummer ofde tekst in zijn geheel wissen.

Tekstinvoer afbreken

1. U kunt alle ingevoerde tekens wissen doorlang op de knop EXIT/CLEAR te drukken.

2. Keer terug naar het menu door nogmaalslang op de knop EXIT/CLEAR te drukken.

Dubbele simkaart

G026980

Veel providers bieden een dubbele simkaartaan: een voor de autotelefoon en een voor eenandere telefoon. Als u over een dubbele sim-kaart beschikt, kunt u hetzelfde nummer voortwee verschillende telefoons gebruiken. Neemcontact op met uw provider over de mogelijk-heden en het gebruik van een dubbele sim-kaart.

Specificaties

Vermogen 2 W

Simkaart klein, 3 V

Geheugenposities 255A

Sms ja

Data/Fax nee

Dualband ja (900/1800)

A 255 geheugenposities in het geheugen van de telefoon. Hetaantal geheugenposities op de simkaart verschilt afhankelijkvan het abonnement.

IMEI-nummer

Om de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-nummer van de telefoon aan uw netwerkpro-vider doorgeven. Dit nummer is een serienum-mer bestaande uit 15 cijfers dat in de telefoongeprogrammeerd is. Toets *#06# op uw tele-foon in om het nummer op het display te zien.Noteer dit nummer en bewaar het op een vei-lige plaats.

Page 266: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Menusysteem, telefoon

10

266

Overzicht

1. Logboek

1.1. Gem. oproep

1.2. Ontvangen oproepen

1.3. Gebeld

1.4. Wis bellijst

1.4.1 Allemaal

1.4.2 Gemist

1.4.3 Ontvangen

1.4.4 Gebeld

1.5. Belduur

1.5.1 Laatste gespr.

1.5.2 Gespreksteller

1.5.3 Totale tijd

1.5.4 Timer resetten

2. Telefoonboek

2.1. Zoeken

2.2. Nieuwe invoer

2.3. Alles kopie

2.3.1 SIM naar tel

2.3.2 Tel naar SIM

2.4. Verk. kiezen

2.4.1 Actief

2.4.2 Nummer kiezen

2.5. SIM wissen

2.6. Wis telefoon

2.7. Geheugengebr.

3. Berichten

3.1. Lezen

3.2. Invoeren

3.3. Inst. boodsch.

3.3.1 SMSC nummer

3.3.2 Geldigh.duur

3.3.3 Soort boodsch.

4. Belopties

4.1. Nummer verz.

4.2. Oproep wacht

4.3. Autom. antw.

4.4. Automatisch herkiezen

4.5. Voicemail-nummer

4.6. Doorschakelen

4.6.1 Allemaal

4.6.2 Indien bezet

4.6.3 Niet beantw.

4.6.4 Niet bereikb.

4.6.5 Faxoproepen

4.6.6 Data-gesprek

4.6.7 Alles annul.

5. Van telefoon wisselen

5.1. Autotelefoon

5.2. Telefoon toevoegen

5.3–7. Toegevoegde telefoons1

N.B.

Het bovenstaande menu geldt alleen voorauto’s met BluetoothTM-handsfree.

6. Inst. tel.

6.1. Netwerk

6.1.1 Automatisch

6.1.2 Handm. kiezen

6.2. SIM beveil.

6.2.1 Aan

6.2.2 Uit

1 Max. 5 telefoons.

Page 267: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Menusysteem, telefoon

10

��

267

6.2.3 Automatisch

6.3. Pincode wijzigen

6.4. Audio

6.4.1 Belvolume

6.4.2 Belsignaal

6.4.3 Radio mute

6.4.4 Berichttoon

6.5. Fabrieksinst.

Beschrijving van menu-opties

1. Logboek

1.1. Gemist

Lijst met gemiste oproepen. U kunt de bijbe-horende nummers bellen, wissen of in het tele-foonboek opslaan.

1.2. Ontvangen oproepen

Lijst met beantwoorde oproepen. U kunt debijbehorende nummers bellen, wissen of in hettelefoonboek opslaan.

1.3. Gebeld

Lijst met eerder gebelde nummers. U kunt debijbehorende nummers bellen, wissen of in hettelefoonboek opslaan.

1.4. Wis bellijst

De lijsten wissen in de menu’s 1.1, 1.2 en 1.3zoals hieronder beschreven.

1.4.1. All

1.4.2. Gemist

1.4.3. Ontvangen

1.4.4. Uitgaande

1.5. Belduur

De duur van alle gesprekken of van het laatstegesprek. Om de gespreksteller te resetten hebtu de telefooncode nodig (zie menu 5.4).

1.5.1. Laatste gespr.

1.5.2. Gespreksteller

1.5.3. Totale tijd

1.5.4. Timer resetten

2. Telefoonboek

2.1. Zoeken

Namen in het telefoonboek zoeken.

2.2. Nieuwe invoer

Namen en telefoonnummers vastleggen in hettelefoonboek, zie pagina 263.

2.3. Alles kopie

Telefoonnummers en namen op de simkaartkopiëren naar het geheugen van de telefoon.

2.3.1. Van het geheugen op de simkaart naardat van de telefoon

2.3.2. Van het geheugen van de telefoon naardat op de simkaart

2.4. Sneltoetsfunctie

Nummers die zijn vastgelegd in het telefoon-boek opslaan als snelnummer.

2.5. SIM wissen

Het geheugen op de simkaart geheel wissen.

2.6. Wis telefoon

Het complete geheugen van de telefoon wis-sen.

2.7. Geheugengebr.

Bekijken hoeveel geheugenposities er inbeslag genomen worden in het geheugen vande simkaart en in dat van de telefoon. In detabel staat aangegeven hoeveel van debeschikbare positie er in gebruik zijn (bijvoor-beeld 100 (250)).

3. Berichten

3.1. Lezen

Ontvangen sms-berichten. U kunt de gelezenberichten (of delen ervan) wissen, doorsturen,wijzigen of opslaan.

3.2. Opstellen

Met de toetsenset een bericht invoeren. U kunthet bericht vervolgens opslaan of versturen.

Page 268: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Menusysteem, telefoon

10

268

3.3. Bericht inst.

Het nummer (SMSC-nummer) van de berich-tencentrale aangeven waarnaar u uw berichtenwilt doorschakelen en de tijd specificeren datde berichten moeten blijven liggen. Neem con-tact op met uw netwerkprovider voor informa-tie over de instellingen voor de berichtencen-trale. U hoeft de instellingen normaal gespro-ken niet te wijzigen.

3.3.1. SMSC nummer

3.3.2. Geldigh.duur

3.3.3. Soort boodschap

4. Gespreksopties

4.1. Nummer verz.

Aangeven of uw eigen telefoonnummer wel ofniet op het telefoondisplay van de gebelde per-soon moet verschijnen. Neem contact op metde netwerkprovider voor een permanentgeheim nummer.

4.2. Oproep wacht

Aangeven of u wel of geen signaal wilt ontvan-gen, wanneer er tijdens het bellen een tweedegesprek wacht.

4.3. Autom. antw.

Inkomende gesprekken automatisch beant-woorden.

4.4. Autom. herh.

Een eerder gekozen nummer bellen.

4.5. Voicemail-nummer

Het nummer van voicemail opslaan.

4.6. Doorschakel.

In dit menu kunt u aangegeven welke soortenoproepen moeten worden doorgeschakeldnaar het gespecificeerde telefoonnummer enwanneer.

4.6.1. Allemaal

De instelling geldt alleen tijdens het lopendegesprek.

4.6.2. Indien bezet

4.6.3. Niet beantw.

4.6.4. Niet bereikb.

4.6.5. Faxoproepen

4.6.6. Data-gesprek

4.6.7. Alles annul.

5. Verwissel telefoon

5.1. Autotelefoon

Geïntegreerde telefoon kiezen.

5.2. Telefoon toevoegen

Mobiele telefoons toevoegen aan de lijst Toe-gevoegde telefoons.

5.3–7. Toegevoegde telefoons

Verbinding maken met een van de toege-voegde telefoons (maximaal 5 telefoons).

N.B.

Het bovenstaande menu geldt alleen voorauto’s met BluetoothTM-handsfree.

6. Telefooninstellingen

6.1. Netwerk

Aangeven of u automatisch of handmatig net-werken wilt selecteren. De geselecteerde pro-vider verschijnt tijdens het inschakelen van hettelefoonsysteem op het display.

6.1.1. Automatisch

6.1.2. Handm. kiezen

6.2. SIM beveil.

Aangeven of de invoer van de pincode actief ofinactief moet zijn of automatisch moet verlo-pen.

6.2.1. Aan

6.2.2. Uit

6.2.3. Automatisch

6.3 Pincode wijzigen

Pincode wijzigen. Code noteren en goedbewaren.

6.4. Geluiden

6.4.1. VOLUME

Het volume van het belsignaal regelen.

Page 269: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Menusysteem, telefoon

10

269

6.4.2. Belsignaal

Er zijn vijf verschillende belsignalen.

6.4.3. On/off

Radio mute.

6.4.4. Berichttoon

6.5. Fabrieksinstellingen

De fabriekinstellingen van het systeem herstel-len.

Page 270: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

270 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Algemene informatie

Systeemoverzicht.

Mobiele telefoon

Microfoon

Toetsenset* op stuurwiel

Bedieningspaneel in middenconsole

Bluetooth TM

Een mobiele telefoon met BluetoothTM isdraadloos aan te sluiten op het audiosysteem.Het audiosysteem werkt dan als handsfree enbiedt u de mogelijkheid om enkele functies vanuw mobiele telefoon op afstand te bedienen.De microfoon zit aan het plafond bij de zonne-

klep (2). U kunt de mobiele telefoon via deknoppen op de telefoon bedienen of de tele-foon nu aangesloten is of niet.

N.B.

Niet alle mobiele telefoons zijn volledigcompatibel met de handsfree-functie vanhet audiosysteem. Volvo adviseert u con-tact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats of www.volvocars.com tebezoeken voor informatie over compatibeletelefoons.

Telefoonfuncties, overzichtbedieningstoetsen

Bedieningspaneel op middenconsole.

VOLUME – Volume, de toetsenset* op hetstuurwiel biedt dezelfde functie.

Display

ENTER – Gesprekken beantwoorden,menuselecties verrichten of telefoon acti-veren die stand-by staat.

PHONE – Aan/uit/stand-by.

EXIT – Een gesprek beëindigen/weigeren,terugbladeren in menu’s, een keuze annu-leren of ingevoerde cijfers/tekens wissen.

Page 271: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 271

Met MENU opent u het menusysteem. Metde pijl-omhoog/pijl-omlaag van de naviga-tieknop loopt u de menu-opties door.

Pijl-links/pijl-rechts – vooruit- of achteruit-bladeren bij de invoer van tekst en/of num-mers.

Alfanumerieke toetsen voor telefoon ensneltoets in menu’s.

Beknopte bedieningsinstructies

U regelt de menufuncties vanaf de middencon-sole of via de toetsenset op het stuurwiel. Vooralgemene informatie over de menufuncties, ziepagina 240.

N.B.

Als de auto is uitgerust met zowelBluetoothTM handsfree als een geïnte-greerde telefoon, bevat het telefoonmenueen extra menu, zie pagina 275.

Activeren/deactiveren

Wanneer u kort op PHONE drukt, activeert ude handsfree-functie. De meldingTELEFOON boven aan het display geeft aandat het systeem in de telefoonstand staat. Hetsymbool geeft aan dat de handsfree-functie actief is.

Wanneer u PHONE lang indrukt, deactiveert ude handsfree-functie en koppelt u een aange-sloten telefoon los.

Mobiele telefoon aansluiten

Hoe u een mobiele telefoon aansluit hangt afvan de vraag of dezelfde mobiele telefoon aldan niet eerder aangesloten was. Als het deeerste keer is dat u de mobiele telefoon aan-sluit, dan moet u de onderstaande instructiesvolgen:

Alternatief 1 – via het menusysteem van de

auto

1. Maak de mobiele telefoon identificeerbaar/zichtbaar via BluetoothTM (zie daarvoor degebruiksaanwijzing bij de mobiele telefoonof www.volvocars.com).

2. Activeer de handsfree-functie metPHONE.> De menu-optie Telefoon toevoegen

verschijnt op het display. Als u al eerdereen of meer mobiele telefoons hebtgeregistreerd, worden ook deze weer-gegeven.

3. Kies Telefoon toevoegen.> Het audiosysteem zoekt naar mobiele

telefoons in de nabije omgeving. Erwordt ongeveer 30 seconden gezocht.De gevonden mobiele telefoons ver-

schijnen met hun BluetoothTM-naam ophet display. De handsfree-functie ver-schijnt onder de BluetoothTM-naam My

Car op de mobiele telefoon.

4. Kies een van de mobiele telefoons op hetdisplay van het audiosysteem.

5. Voer via het toetsenblok van de te regis-treren mobiele telefoon de cijfercode in dieop het display van het audiosysteem staat.

Alternatief 2 – via het menusysteem van de

auto

1. Activeer de handsfree-functie metPHONE. Schakel een eventueel eerderaangesloten telefoon uit.

2. Zoek met de BluetoothTM-functie van demobiele telefoon (zie gebruiksaanwijzingbij de mobiele telefoon).

3. Kies My Car in de lijst met gevonden een-heden op uw mobiele telefoon.

4. Voer de pincode ‘1234’ in op uw mobieletelefoon, als er om de pincode wordtgevraagd.

5. Kies voor aansluiting op My Car vanaf demobiele telefoon.

De mobiele telefoon wordt vervolgens geregis-treerd en automatisch aangesloten op hetaudiosysteem, terwijl de melding

Page 272: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

272 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Synchroniseert op het display staat. Voormeer informatie over het registreren van mobi-ele telefoons, zie pagina 273.

Wanneer er een aansluiting tot stand gebrachtis, verschijnen het symbool en deBluetoothTM-naam op het display. U kunt demobiele telefoon vervolgens bedienen via hetaudiosysteem.

Bellen

1. Controleer of de melding TELEFOON

boven aan het display staat en of het sym-bool zichtbaar is.

2. Voer het gewenste nummer in of gebruikhet telefoonboek, zie pagina 274.

3. Druk op ENTER.

U beëindigt het gesprek met EXIT.

Mobiele telefoon uitschakelen

De mobiele telefoon wordt automatisch losge-koppeld, als de telefoon buiten het bereik vanhet audiosysteem komt. Voor meer informatieover de aansluiting, zie pagina 273.

U kunt een aansluiting handmatig verbrekenwanneer u de handsfree-functie deactiveertdoor PHONE lang in te drukken. De handsfree-functie wordt eveneens gedeactiveerd bij hetafzetten van de motor.

Wanneer de mobiele telefoon is losgekoppeld,kunt u een eventueel lopend gesprek voortzet-ten via de ingebouwde microfoon en luidspre-ker van de mobiele telefoon.

N.B.

Bij sommige mobiele telefoons moet u omover te schakelen van de handsfree op dehandset eerst ter bevestiging op het toet-senblok van de mobiel drukken.

Gespreksfuncties

Inkomend gesprek

U neemt een gesprek aan met ENTER, ook alstaat het audiosysteem in bijvoorbeeld destand CD of FM. Met EXIT kunt u een gesprekweigeren of beëindigen.

Automatisch antwoord

Met de functie Automatisch antwoord is hetmogelijk gesprekken automatisch te beant-woorden. Activeer/deactiveer de functie onderHOOFDMENU BELOPTIES

Automatisch antw..

Menu tijdens gesprek

Druk tijdens een gesprek op MENU of opENTER om toegang te krijgen tot de volgendefuncties:

• Microfoon dempen – Microfoon van hetaudiosysteem uitschakelen.

• Alles doorsch. n mobiel – Gesprek door-schakelen naar de mobiele telefoon.

N.B.

Bij sommige mobiele telefoons wordt deaansluiting verbroken bij gebruik van deruggespraakfunctie (dempen). Dit is volko-men normaal. De handsfree-functie steltvervolgens de vraag of u opnieuw wilt aan-sluiten.

• Telefoonboek – In het telefoonboek vande mobiele telefoon zoeken.

N.B.

Tijdens een lopend gesprek is het nietmogelijk een tweede gesprek te beginnen.

Audio-instellingen

Gespreksvolume

U kunt het gespreksvolume bijregelen tijdenshet bellen. Maak gebruik van de toetsenset* ophet stuurwiel.

Page 273: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 273

Volume audiosysteem

In de telefoonstand (TELEFOON) is het volumevan het audiosysteem op de gebruikelijke wijzebij te regelen met VOLUME.

Het is mogelijk de weergave van de actievegeluidsbron te onderdrukken bij inkomendetelefoongesprekken onder HOOFDMENU

INSTELLINGEN TELEFOON GELUID EN

VOLUME Radio dempen.

Beltoonvolume

Ga naar HOOFDMENU INSTELLINGEN

TELEFOON GELUID EN VOLUME

Belvolume en stel bij met / op het bedie-ningspaneel van de middenconsole.

Belsignalen

U kunt een van de ingebouwde beltonen vande handsfree-functie kiezen onderHOOFDMENU INSTELLINGEN

TELEFOON GELUID EN VOLUME

Belsignalen Beltoon 1 enz.

N.B.

Ook bij gebruik van een van de ingebouwdebeltonen van het handsfree-systeem, zijn debeltonen van de aangesloten mobiele tele-foon nog altijd hoorbaar.

Ga om de beltonen1 van de aangesloten tele-foon te gebruiken naar HOOFDMENU

INSTELLINGEN TELEFOON GELUID EN

VOLUME BELTONEN Belt. mob.

gebruiken.

Meer informatie over registratie enaansluiting

Er kunnen maximaal vijf mobiele telefoons wor-den geregistreerd. U hoeft een mobiele tele-foon slechts eenmaal te registreren. Na regi-stratie staat de mobiele telefoon in de lijst mettoegevoegde telefoons. U kunt slechts éénmobiele telefoon tegelijk aansluiten. Het ismogelijk de registratie van een telefoon te ver-wijderen onder HOOFDMENU

BLUETOOTH Verwijder telefoon.

Automatische aansluiting

Wanneer de handsfree-functie actief is en delaatst aangesloten mobiele telefoon binnen hetbereik ligt, wordt deze telefoon automatisch

opnieuw aangesloten. Terwijl het audiosys-teem op zoek is naar de laatst aangeslotentelefoon staat de naam van deze telefoon ophet display. Druk op EXIT om handmatig eenandere telefoon aan te sluiten.

Handmatige aansluiting

Ga als volgt te werk, als u in plaats van de laatstaangesloten mobiele telefoon een nieuwemobiele telefoon wilt aansluiten of wilt over-schakelen op een andere eerder aangeslotenmobiele telefoon:

Zet het audiosysteem in de telefoonstand(TELEFOON) en volg de aanwijzingen op hetdisplay of wissel van aangesloten mobiele tele-foon door het menusysteem als volgt te gebrui-ken.

Welke van de twee mogelijke versies van hetmenusysteem er op uw auto zit, hangt af vande vraag of de auto alleen voorzien is vanBluetoothTM of ook een geïntegreerde telefoon.

• Bij auto’s met alleen BluetoothTM verricht ude aansluiting onder HOOFDMENU

BLUETOOTH Verwissel telefoon

Telefoon toevoegen of kies een van deeerder aangesloten telefoons.

• Bij auto’s met zowel een geïntegreerdetelefoon als BluetoothTM verricht u de aan-

1 Niet ondersteund door alle mobiele telefoons.

Page 274: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

274 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

sluiting onder HOOFDMENU

Verwissel telefoon Telefoon

toevoegen of kies een van de eerder aan-gesloten telefoons.

Telefoonboek

Voor alle telefoonboekfuncties geldt dat demelding TELEFOON boven aan het displaymoet staan en dat het symbool zichtbaarmoet zijn.

Het audiosysteem slaat van elk van de geregi-streerde mobiele telefoons een kopie van hettelefoonboek op. Het telefoonboek wordt bijiedere aansluiting automatisch naar het audio-systeem gekopieerd. U kunt de functie deacti-veren onder INSTELLINGEN TELEFOON

Tel.boek synchr.. Bij het zoeken van contac-ten werkt u alleen met het telefoonboek van deaangesloten mobiele telefoon.

N.B.

Als de mobiele telefoon geen ondersteuningbiedt voor het kopiëren van het telefoon-boek, verschijnt na afloop van het kopiërende melding Lijst is leeg.

Als het telefoonboek de contactgegevensbevat van de persoon die belt, verschijnendeze op het display.

Contacten zoeken

U kunt het eenvoudigst naar bepaalde gege-vens in het telefoonboek zoeken door de knop-pen 2–9 lang in te drukken. Het telefoonboekwordt dan doorzocht op posten die beginnenmet de eerste letter van de ingedrukte toets.

Het telefoonboek is eveneens te bereiken metde toets op het bedieningspaneel van demiddenconsole of met van de toetsensetop het stuurwiel. Blader de contactpersonendoor met de toetsen / of met /

. U kunt een zoekopdracht tevens startenvanuit het zoekmenu van het telefoonboekonder TELEFOONBOEK Zoeken:

1. Voer de eerste letter in van het contact datu zoekt en druk op ENTER. Of druk alleenop ENTER.

2. Ga naar het contact van uw keuze en drukop ENTER om het bijbehorende nummerte bellen.

Spraakherkenning

U kunt gebruik maken van de spraakherken-ningsfunctie (voice tags) van de mobiele tele-foon door ENTER ingedrukt te houden.

N.B.

Niet alle mobiele telefoons zijn volledigcompatibel met de spraakherkenningsfunc-tie. Volvo adviseert u contact op te nemenmet een erkende Volvo-dealer ofwww.volvocars.com te bezoeken voorinformatie over compatibele telefoons.

Voicemail-nummer

U kunt het voicemail-nummer wijzigen onderBELOPTIES Nr voicemail:. Als er nog geennummer opgeslagen is, kunt u het bijbeho-rende menu openen door lang op 1 te drukken.Druk vervolgens lang op 1 om het ingevoerdenummer te gebruiken.

Gesprekslijsten

De gesprekslijsten worden bij iedere nieuweaansluiting naar de handsfree-functie gekopi-eerd en worden vervolgens tijdens de aanslui-ting bijgehouden. Druk op ENTER om de laatstgebelde nummers te bekijken. De overigegesprekslijsten staan onderGESPREKSLIJST.

N.B.

Bij sommige mobiele telefoons wordt de lijstmet gebelde nummers in omgekeerde volg-orde weergegeven.

Page 275: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 275

Tekst invoeren

Met de toetsenset op de middenconsole kuntu tekst invoeren. Druk eenmaal om het eersteteken op de toets in te voeren, tweemaal omhet tweede teken in te voeren enz. (zie tabel oppagina 264).

Bij kort indrukken van EXIT wist u het laatstingevoerde teken. Bij lang indrukken vanEXIT wist u alle ingevoerde tekens. Gebruik

/ op het bedieningspaneel van de mid-denconsole om de verschillende tekens tedoorlopen.

Menusysteem, BluetoothTM-handsfree

N.B.

Het menusysteem voor BluetoothTM-hand-sfree is verkrijgbaar in twee versies. Eénvoor auto’s met alleen BluetoothTM-hand-sfree en één voor auto’s met een geïnte-greerde telefoon en BluetoothTM-handsfree.

1. GESPREKSLIJST

1.1. Ltste 10 gemiste

1.2. Ltste 10 beantw.

1.3. Ltste 10 gebelde

2. TELEFOONBOEK

2.1. Zoeken

2.2. Kopiëren naar tel.

3. BLUETOOTH

3.1. Verwissel telefoon

3.1.1. Telefoon toevoegen

3.1.2–6.Toegevoegde tele-foons2

3.2. Verwijder telefoon

3.3. Aansluiten van mob. tel.

3.4. Bluetooth-info v. auto

4. BELOPTIES

4.1. Automatisch antw.

4.2. Nr voicemail

5. INSTELLINGEN TELEFOON

5.1. GELUID EN VOLUME

5.1.1. Belvolume

5.1.2. Belsignalen

5.1.3. Radio dempen

5.2. Tel.boek synchr.

Menusysteem - BluetoothTM-handsfree en geïntegreerde telefoon

1. GESPREKSLIJST

1.1. Ltste 10 gemiste

1.2. Ltste 10 beantw.

1.3. Ltste 10 gebelde

2. TELEFOONBOEK

2.1. Zoeken

2.2. Kopiëren naar tel.

3. BLUETOOTH

3.1. Verwijder telefoon

3.2. Aansluiten van mob. tel.

3.3. Bluetooth-info v. auto

4. BELOPTIES

4.1. Automatisch antw.

4.2. Nr voicemail

5. Verwissel telefoon

5.1. Autotelefoon

5.2. Telefoon toevoegen

5.3–7. Toegevoegde telefoons2

2 Maximaal 5 telefoons.

Page 276: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

Bluetooth handsfree*

10

276 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

6. INSTELLINGEN TELEFOON

6.1. GELUID EN VOLUME

6.1.1. Belvolume

6.1.2. Belsignalen

6.1.3. Radio dempen

6.2. Tel.boek synchr.

Page 277: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 277

Algemene informatie

Het RSE-systeem kan gelijktijdig met het info-tainmentsysteem gebruikt worden.

Ook als de achterpassagiers gebruik makenvan de dvd-speler, de RSE-AUX-ingang of tv1

kijken en daarbij de koptelefoon dragen, kun-nen de bestuurder en een eventuele voorpas-sagier de radio of cd-speler blijven beluisteren.

Stroomverbruik, contactstanden

Het systeem is te activeren in contactstand I ofII en wanneer de motor loopt. Bij het startenvan de motor wordt de filmweergave tijdelijkgestopt en voortgezet wanneer de motor isaangeslagen.

Wanneer het systeem eenmaal gebruikt is ter-wijl het contact niet in stand I stond, is verdergebruik geblokkeerd. U kunt het systeem danpas weer activeren nadat u contactstand I hebtgeactiveerd.

N.B.

Bij langdurig gebruik (meer dan 10 minuten)van het systeem met de motor uitgescha-keld, kan de ladingstoestand van de accudusdanig verslechteren dat de motor start-problemen vertoont.

Er verschijnt in dat geval een melding op hetscherm.

Tv-overzicht

Druk op en kies TV I DVD I AUX TV

- instelling MEDIA MENU.

Lijst kanaalver-

grend.

Voorkeur kijker

Kanaalzoeken Beheer van nieuwe

dragers

Carier toevoegen

Informatie over

carrier

Carrier wissen

Alle dragers wis-

sen

Automatisch zoe-

ken

Systeeminstellin-

gen

TV - instelling

Audiomodus

Fabrieksstan-

daard

Instelling tijdzone

CI-module Geen CAM inge-

stoken

Informatie CI-

module

Signaalsterkte

Systeeminstellingen TV

Druk op MEDIA MENU

Systeeminstellingen TV - instelling.

1 Tv is een optionele functie van het RSE-systeem.

Page 278: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen*

10

278 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Taal

Taal waarin de tv-menu’s staan aan-gegeven

Bijv. Engels

Beeldformaat 16:9

4:3

Automatisch

Modus (beeld-schermstand)

Standaard

Zoom

Groot scherm

Gecentreerd

Audiomodus Rechts

Links

Tijd banner

De weergaveduurvan de menu’s is inte stellen op8–40 seconden.

Systeeminstellingen audiomodus

Druk op MEDIA MENU

Systeeminstellingen Audiomodus.

De originele taal van een tv-programma kanworden gewijzigd als het programma metmeerdere taalkanalen wordt uitgezonden.

Audio Audio - 1, bijv. ENG.

Audio - 2, bijv. GER.

Audiomodus Rechts

Links

Stereo

AC3

Systeeminstellingen fabrieksstandaard

Druk op MEDIA MENU

Systeeminstellingen Fabrieksstandaard.

Hier kunt u de fabrieksinstellingen van het sys-teem herstellen.

Systeeminstellingen instelling tijdzone

Druk op MEDIA MENU

Systeeminstellingen Instelling tijdzone.

De plaatselijke programmatijden worden alleencorrect weergegeven, wanneer u de juiste tijd-zone hebt ingesteld. De menu’s onder GUIDE,INFO en de klok hangen af van de ingesteldeplaatselijke tijdzone.

Betaalkanalen

Om betaalkanalen te kunnen bekijken moeteen smartcard in een module worden geplaatstdie vervolgens in de digitale tv-ontvangerwordt aangebracht.

G031511

De digitale tv-ontvanger zit rechts in de baga-geruimte

1. De ontvanger zit in een behuizing. Openhet klepje boven op de behuizing.

2. Open het rubber klepje van de ontvanger.

3. Stop de smartcard in de module. Zorg datu de smartcard op de juiste manier in demodule aanbrengt.

Page 279: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen*

10

��

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 279

4. Steek de module in de digitale tv-ontvan-ger. Zorg dat u de module op de juistemanier aanbrengt.> Het systeem registreert automatisch dat

het nieuwe informatie ontvangt.

5. Gebruik de zoekfunctie om de nieuwekanalen te vinden die u kunt bekijken (zieonder “Tv-kanalen met smartcard” ver-derop).

Tv-kanalen met smartcard

Gebruik de zoekfunctie om de kanalen te vin-den die u met de smartcard kunt bekijken.

1. Druk op MEDIA MENU op de afstandsbe-diening.

2. Kies Kanaalzoeken Automatisch

zoeken.

3. Kies het land waarin u zich bevindt en druk

op .

Door de digitale tv-ontvanger

ondersteunde formaten

Het systeem kan tv-programma’s in MPEG-2-formaat weergeven. Na aanschaf van een spe-ciale module zijn ook programma’s inMPEG-4-formaat weer te geven. Deze modulewordt op dezelfde manier als de CI-modulevoor smartcards in de digitale tv-ontvanger

aangebracht. Zie onder “Betaalkanalen” eer-der in dit boekje.

Muziek

Cd beluisteren

1. Plaats een cd met de etiketzijde van detoetsen af gericht.> De cd wordt automatisch afgespeeld.

2. Schakel de draadloze koptelefoon(s) in(kies CH A voor het linker beeldscherm ofCH B voor het rechter beeldscherm).> Het geluid wordt via de koptelefoon(s)

weergegeven.

3. Stel het volume van de koptelefoon(s) in viade volumeregeling of met het instelwieltjeop de koptelefoon(s) zelf.

U kunt het audiosysteem ook in MODE-

AUX zetten en op de toets A B van deafstandsbediening drukken om het geluidvia de luidsprekers weer te geven.

Map op de cd kiezen

1. Plaats de cd.

2.Druk op .

3. Kies met de navigatietoetsen het bestandvan uw keuze.

4.Druk op om een submap te kiezen.

Verschillende afspeelmethoden

De cd is op verschillende manieren af te spe-len. Kies met de navigatietoetsen de gewensteafspeelmethode.

Wanneer het dialoogvenster zichtbaar is:

1. Druk op de rechter navigatietoets om naarhet rechter menu te springen.

2. Blader met de navigatietoetsen om eenkeuze te maken uit de afspeelopties.

3.Bevestig uw keuze met .

Andere cd-track

�Kies een andere cd-track met of

. Spoel voor- of achteruit door detoetsen ingedrukt te houden.

Pauzeren

1.Met kunt u de cd-weergave pau-zeren of voortzetten.

2.Met kunt u de cd-weergave beëin-digen.

3.Druk nogmaals op om de cd uit tewerpen.

Page 280: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen*

10

280 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Zelfgebrande cd’s/dvd’s zijn te

beluisteren.

De afspeelbaarheid en de geluidskwaliteit zijnechter afhankelijk van het bronbestand, hetgehanteerde formaat en de kwaliteit van degebruikte cd/dvd.

AUX-ingang, 12V-aansluiting

De ingang dient om randapparatuur te kunnenaansluiten. Volg altijd de aansluitinstructies opvan de fabrikant of de verkoper van degebruikte randapparatuur. Randapparatuur dievia de AUX-ingang van het RSE-systeem isaangesloten kan gebruik maken van de beeld-schermen, de draadloze koptelefoons, de uit-gangen voor koptelefoons met een snoeraan-sluiting en de luidsprekers van het audiosys-teem.

Aansluiten op AUX-ingang RSE-systeem

G015700

De AUX-ingang van het RSE-systeem zit onder dedvd-speler in de middenconsole.

1. Sluit de videokabel aan op de gele ingang.

2. Sluit de linker geluidskabel aan op de witteingang en de rechter op de rode ingang.

3. Sluit de voedingskabel aan op de 12V-aan-sluiting als de apparatuur op 12 V werkt.

Systeem

Formaten die door het systeem worden onder-steund.

Audio-forma-ten

CD-DA, DVD-Audio Playback,MP3, WMA

Video-forma-ten

DVD-video, VCD, SVCD, Divx/MPEG-4, WMA-video, Photo CDKodak, Photo CD JPG

Schijf-forma-ten

DVD-RAM, DVD-ROM, DVD-RW,DVD+RW, DVD-R, DVD+R, CD-R,CD-ROM, CD-RW, CD-3, HDCD

Geavanceerde systeeminstellingen

Deze instellingen zijn alleen toegankelijk wan-neer de dvd-speler leeg is.

� Druk op MEDIA MENU.

GENERAL SETUP ANGLE MARK

CAPTION

AUDIO SETUP COMPRESSION

Page 281: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

10 Infotainment

RSE-systeem (Rear Seat Entertainment) met twee beeldschermen*

10

* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 281

DVX(R)

REGISTRATION

PREFERENCES TV TYPE

AUDIO

SUBTITLE

DEFAULTS

Batterijen in afstandsbediening enkoptelefoon(s) vervangen

De afstandsbediening en de koptelefoon(s)werken op twee batterijen van het type AAA.

Neem bij lange ritten extra batterijen mee.

G031359

Afstandsbediening

1. Draai het boutje los en haal het dekseltjevan het batterijvakje.

2. Verwijder beide batterijen en leg de nieuwebatterijen op de aangegeven manier in hetbatterijvakje.

3. Breng het dekseltje aan en draai het boutjevast.

G030395

Draadloze koptelefoons

1. Draai het boutje los en haal het dekseltjevan het batterijvakje.

2. Verwijder beide batterijen en leg de nieuwebatterijen op de aangegeven manier in hetbatterijvakje.

3. Breng het dekseltje aan en draai het boutjevast.

N.B.

Als het systeem te heet is of als de accu-spanning te laag is, geeft een melding ophet scherm dat aan.

Milieuzorg

Lege batterijen moet u op een milieuvriende-lijke manier inzamelen!

Page 282: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

282

Typeaanduidingen................................................................................. 284Maten en gewichten.............................................................................. 286Motorspecificaties................................................................................. 289Motorolie............................................................................................... 290Vloeistoffen en smeermiddelen............................................................. 292Brandstof.............................................................................................. 294Katalysator............................................................................................ 297Elektrisch systeem ............................................................................... 298Typegoedkeuring ................................................................................. 300Displaysymbolen................................................................................... 301

Page 283: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

SPECIF ICATIES

Page 284: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Typeaanduidingen

11

284

Page 285: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Typeaanduidingen

11

285

Wanneer u contact opneemt met uw erkendeVolvo-werkplaats of vervangende onderdelenof accessoires wilt bestellen, kan het handigzijn om de typeaanduiding, het chassisnummeren het motornummer bij de hand te hebben.

Typeaanduiding, chassisnummer, maxi-maal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voorlak en bekleding en typegoedkeurings-nummer. Bij het openen van het rechterachtportier is de sticker zichtbaar.

Motorcode, onderdeel- en serienummer.

Sticker voor motorolie

Typeaanduiding en serienummer van deversnellingsbak:

automatische versnellingsbak AW

handgeschakelde versnellingsbak

automatische versnellingsbak

Sticker voor standverwarming.

VIN (type- en modeljaaraanduiding als-mede chassisnummer)

De typegoedkeuring van de auto bevat meerinformatie over de auto.

N.B.

Het is mogelijk dat de stickers die in deinstructieboek staan geen exacte kopieënzijn van de stickers die in de auto zitten. Zedienen alleen om aan te geven hoe de stic-kers er bij benadering uitzien en waar zeongeveer zitten. De informatie die voor uwauto geldt staat op de desbetreffende stic-kers in/op uw auto.

Page 286: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Maten en gewichten

11

286

Maten

Maten mm

A Wielbasis 2857

B Lengte 4807

C Laadlengte, vloer, achter-bank neergeklapt

2018

D Laadlengte, vloer 1118

E Hoogte 1784

F Laadhoogte, vloer 872

G Spoorbreedte vooras 1634

Maten mm

H Spoorbreedte achteras 1624

I Laadbreedte, vloer 1064

J Breedte 1898

K Breedte incl. buitenspie-gels

2112

Gewichten

Bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van debestuurder, dat van de brandstoftank die voor90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen inbegrepen.

Het gewicht van de passagiers en de gemon-teerde accessoires alsmede de kogeldruk (bijgebruik van een aanhanger (zie tabel)) zijn vaninvloed op het laadvermogen en zijn niet inbe-grepen bij het rijklaar gewicht.

Toelaatbare maximumbelading = totaalge-wicht – rijklaar gewicht.

Page 287: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Maten en gewichten

11

��

287

N.B.

Het gedocumenteerde rijklaar gewicht geldtvoor een auto in standaarduitvoering –d.w.z. een auto zonder extra uitrusting ofaccessoires. Dit betekent dat voor iederaccessoire dat wordt toegevoegd het laad-vermogen van de auto met het gewicht vanhet desbetreffende accessoire moet wor-den verminderd.

Voorbeelden van accessoires die een ver-mindering van het laadvermogen betekenenzijn auto’s in de uitvoeringen Kinetic,Momentum en Summum alsmede zaken alstrekhaken, lastdragers, skiboxen, audiosys-temen, verstralers, gps-systemen, brand-stofkachels, veiligheidsrekken, matten,bagagerolhoezen/-afdekkingen, elektrischbediende stoelen, etc.

Een weegbrug is een betrouwbaar instru-ment om het rijklaar gewicht voor uw autote bepalen.

WAARSCHUWING

Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

Voor de positie van de sticker, zie pagina 284.

Max. totaalgewicht

Max. treingewicht (auto + aanhanger)

Max. voorasdruk

Max. achterasdruk

Uitrustingsniveau

Max. belasting: Zie typegoedkeuring.

Max. dakbelasting: 100 kg

Trekgewichten en kogeldrukwaarden

Model Max. gewicht geremde aanhanger, kg Max. kogeldruk, kg

D3 FWD 1800 90

Overige 2250 90

Page 288: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Maten en gewichten

11

288

Max. gewicht ongeremde aanhanger, kg Max. kogeldruk, kg

750 50

Page 289: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Motorspecificaties

11

289

Motor Motor-

codeA

Vermo-gen (kWbij omw/min)

Vermo-gen (pkbij omw/min)

Motor-koppel(Nm bijomw/min)

Aantalcilinders

Cilinderbo-ring (mm)

Slaglengte(mm)

Cilinderin-houd (liter)

Compressie-verhouding

2.5T B5254T2 154/4980 210/5000 320/1500-4500

5 83 93,2 2,52 9,0:1

3.2 B6324S5 175/6200 238/6200 320/3200 6 84 96 3,19 10,8:1

V8 B8444S 232/5850 315/5850 440/3900 8 94 79,5 4,41 10,4:1

D5 D5244T4 136/4000 185/4000 400/2000-2760

5 81 93,2 2,40 17,3:1

D3B D5244T5 120/4000 163/4000 340/1750-2750

5 81 93,2 2,40 17,3:1

A Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor, zie pagina 284.B Bepaalde markten

Page 290: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Motorolie

11

290

Ongunstige rijomstandigheden

Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten:

• met een caravan of aanhanger achter deauto

• in bergachtig gebied

• op hoge snelheden

• bij temperaturen lager dan –30 °C of hogerdan +40 °C.

In dergelijke omstandigheden kunnen de olie-temperatuur en het olieverbruik abnormaaltoenemen.

Controleer het oliepeil eveneens vaker bij korteritten (over afstanden kleiner dan 10 km) bijlage temperaturen (onder +5 °C).

Kies een volsynthetische motorolie bij ongun-stige rijomstandigheden. Ze bieden de motorextra bescherming.

Volvo adviseert olieproducten van Castrol.

BELANGRIJK

Om aan de vereisten voor de gespecifi-ceerde service-intervallen te voldoen wor-den alle motoren in de fabriek gevuld meteen speciaal aangepaste, synthetischemotorolie.De oliesoort werd met grote zorggeselecteerd lettend op de levensduur vande motor, de startgewilligheid, het brand-stofverbruik en de milieu-impact.

Om de aanbevolen service-intervallen aante kunnen houden dient u een goedge-keurde motoroliesoort te gebruiken.Gebruik alleen een oliesoort van de voorge-schreven kwaliteit en dat zowel bij het bij-vullen als bij verversen van olie. Een nega-tieve invloed op de levensduur van demotor, de startgewilligheid, het brandstof-verbruik en de milieu-impact is anders nietuitgesloten.

Volvo Car Corporation wijst alle garantie-claims af bij gebruik van een motoroliesoortdie niet voldoet aan de voorgeschrevenkwaliteits- en viscositeitseisen.

Viscositeitsdiagram

Page 291: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Motorolie

11

291

Oliesticker

Motortype Motorcode Aanbevolen oliekwaliteit Bij te vullen hoeveelheid tus-sen MIN–MAX (liter)

Hoeveelheid, incl.oliefilter

(liter)

2.5T B5254T2 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5

Viscositeit: SAE 0W-30.

1.2 5.5

3.2 B6324S5 1.2 6.8

V8 B8444S 1.2 6.7

D5 D5244T4 1,0 5.9

D3A D5244T5 1,0 5.9

A Bepaalde markten

Page 292: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Vloeistoffen en smeermiddelen

11

292

Handgeschakelde versnellingsbak Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven versnellingsbakolie

M66 1,9 BOT 350M3

Automatische versnellingsbak Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven versnellingsbakolie

TF-80SC 7,0 JWS 3309

Vloeistoffen

Vloeistof Systeem Hoeveelheid (liter) Aanbevolen kwaliteit

Koelvloeistof 2.5T 8,0 Bij vorst wordt u geadviseerd een doorVolvo aanbevolen antivries aangelengdmet 50 % waterA te gebruiken, zie ver-pakking. Thermostaat opent bij:

benzinemotoren, 90 °C, dieselmoto-ren, 82 °C

3.2 9,7

V8 10,2

D3 en D5 12,5

Koudemiddel Airconditioning B R134a (HFC134a)

Olie: PAG

Remvloeistof Remsysteem 0,6 DOT 4+

Stuurbekrachtigingsvloeistof Stuurbekrachtiging 1,0 WSS M2C204-A of een vergelijkbaarproduct met dezelfde specificatie.

waarvan reservoir 0,2

Ruitensproeiervloeistof 6,5 Bij vorst wordt u geadviseerd een doorVolvo aanbevolen antivries aangelengdmet water te gebruiken.

Page 293: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Vloeistoffen en smeermiddelen

11

293

Vloeistof Systeem Hoeveelheid (liter) Aanbevolen kwaliteit

Brandstof Benzinemotor ca. 80 Benzine: zie pagina 138

Dieselmotor ca. 68 Dieselolie: zie pagina 138

A De waterkwaliteit dient te voldoen aan de norm STD 1285,1.B De hoeveelheid koudemiddel verschilt per motortype. Voor de juiste informatie adviseert Volvo u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.

BELANGRIJK

Om schade aan de versnellingsbak te voor-komen moet u de aanbevolen kwaliteit ver-snellingsbakolie gebruiken en geen ver-schillende merken met elkaar mengen.Neem contact op met de dichtstbijzijndewerkplaats voor service, als er een andereoliesoort werd gebruikt. Volvo adviseert ucontact op te nemen met de dichtstbijzijndeerkende Volvo-werkplaats.

N.B.

Onder normale rijomstandigheden hoeft ude versnellingsbakolie nooit te verversen.Onder ongunstige rijomstandigheden moetde olie mogelijk wel worden ververst (ziepagina 290).

Page 294: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Brandstof

11

294

CO2-uitstoot en brandstofverbruik

A B C

2.5T AWD 381 (385)A 16,0 (16,2)A 220 (222)A 9,2 (9,3)A 280 (282)A 11,7 (11,8)A

3.2 AWD 374 (377)A 16,1 (16,1)A 203 (208)A 8,7 (8,9)A 265 (269)A 11,4 (11,5)A

V8 AWD 472 (476)A 19,8 (20,0)A 230 (234)A 9,6 (9,8)A 317 (322)A 13,3 (13,5)A

D3 FWD 294 (294)A 11,1 (11,1)A 184 (184)A 7,0 (7,0)A 224 (224)A 8,5 (8,5)A

D5 AWD 280 (283)A 10,6 (10,7)A 180 (182)A 6,8 (6,9)A 217 (219)A 8,2 (8,3)A

D5 AWD 294 (294)A 11,1 (11,1)A 184 (184)A 7,0 (7,0)A 224 (224)A 8,5 (8,5)A

D3 AWDB 280 (283)A 10,6 (10,7)A 180 (182)A 6,8 (6,9)A 217 (219)A 8,2 (8,3)A

D3 AWDB 294 (294)A 11,1 (11,1)A 184 (184)A 7,0 (7,0)A 224 (224)A 8,5 (8,5)A

A Waarden tussen haakjes gelden voor zevenzitters.B Bepaalde markten

A = stadsverkeer (l/100 km)

B = snelwegrit (l/100 km)

C = combinatierit (l/100 km)

Page 295: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Brandstof

11

��

295

Brandstofverbruik en uitstoot van

kooldioxide

De brandstofverbruiks- en emissiewaarden inde bovenstaande tabel zijn gebaseerd op spe-ciale EU-rijcycli1, die gelden voor een auto metrijklaar gewicht in standaarduitvoering zonderextra uitrusting. Afhankelijk van de uitrustingneemt het autogewicht toe. Dit alsook de matevan belading van de auto zorgt voor een ver-hoging van het brandstofverbruik en de uit-stoot van kooldioxide.

Er zijn meerdere oorzaken aan te geven vooreen verhoogd brandstofverbruik ten opzichtevan de tabelwaarden. Daarbij valt te denkenaan factoren als:

• uw rijstijl

• de grotere luchtweerstand bij hogere snel-heden

• een ingeschakelde A/C (airconditioning)

• de grotere luchtweerstand bij vervoer vanlading op het dak of het gebruik van eenskibox

• een te lage bandenspanning

• de brandstofkwaliteit, de weg- en ver-keersomstandigheden, de weersgesteld-heid en de staat van de auto.

Waar u op moet letten

Er zijn grote afwijkingen in het brandstofver-bruik mogelijk bij een vergelijking met de EU-rijcycli1 die gehanteerd worden bij certificeringvan de auto en waarop de verbruikscijfers in detabel gebaseerd zijn. Hier volgen enkele han-dige tips om het brandstofverbruik terug tedringen:

• Rijd rustig.

• Rijd in de hoogst mogelijke versnelling,afhankelijk van de verkeerssituatie en deweg waarop u rijdt. Lagere toeren levereneen lager brandstofverbruik op.

• Rem af op de motor, wanneer dat zondergevaar voor medeweggebruikers mogelijkis.

• Laat de motor niet te lang stationairdraaien. Neem de geldende verkeersregelsin acht. Zet bij langere stilstand de motoraf, als dat zonder gevaar voor medeweg-gebruikers mogelijk is.

• Gebruik vóór een koude start altijd eeneventuele motorverwarming.

• Houd de juiste bandenspanning aan encontroleer regelmatig of dat nog steeds zois. Houd voor de beste resultaten de zoge-heten ECO-bandenspanning aan, zie debandenspanningstabel op pagina183.

• Uw bandenkeuze is mogelijk van invloedop het brandstofverbruik. Uw dealer kan uinformeren over passende banden.

• Extra gewicht – neem geen spullen in deauto mee die u niet gebruikt.

• Verwijder een eventuele skibox meteen nahet gebruik.

• Voer altijd passend onderhoud aan de autouit volgens de aanwijzingen in het instruc-tieboekje.

Ook wanneer u slechts enkele van degenoemde tips opvolgt, is al een aanzienlijklager brandstofverbruik mogelijk.

Raadpleeg voor meer informatie de richtlijnenwaar eerder aan gerefereerd werd.

1 De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op twee gestandaardiseerde rijcycli in laboratoriummilieu (“EU-rijcycli”) conform de EU-richtlijn 80/1268/EEC (Euro 4), EU Regulation no 682/2008(Euro 5) alsmede UN ECE Regulation no 101. Deze richtlijnen bevatten informatie over de rijcycli stadsverkeer en snelwegrit. - Stadsverkeer – de meting begint met een koude start van de motor.Het betreft hier een gesimuleerde rit. - Snelwegrit - de auto moet optrekken en afremmen bij snelheden van 0–120 km/h. Het betreft hier een gesimuleerde rit. De waarde voor combinatierit, die inde tabel staat, is zoals wettelijk bepaald werd een combinatie van een stadsrit en een snelwegrit. CO2-uitstoot - om de uitstoot van kooldioxide te berekenen tijdens de twee rijcycli worden alleuitlaatgassen opgevangen. Deze worden vervolgens geanalyseerd en leiden tot de gespecificeerde waarde voor de CO2-uitstoot.

Page 296: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Brandstof

11

296

WAARSCHUWING

Zet de motor nooit af tijdens het rijden (zoalsop een aflopende helling), omdat daarbijbelangrijke systemen zoals de stuur- enrembekrachtiging wegvallen.

Zie pagina 138 voor meer algemene informatieover brandstof.

Page 297: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Katalysator

11

297

Algemene informatie

De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassente reinigen. De katalysator is dicht bij de motorin het uitlaatsysteem gemonteerd om snel optemperatuur te komen. De katalysator bestaatuit een monoliet (keramiek of metaal) met kana-len. De wanden van de kanalen zijn bekleedmet platina/rodium/palladium. Deze edelmeta-len hebben een katalytische werking, d.w.z. zeversnellen een chemische reactie zonder datze daar zelf actief aan deelnemen.

LambdasondeTM (zuurstofsensor)

De lambdasonde maakt deel uit van het regel-systeem dat tot taak heeft de uitstoot te beper-ken en de energie-inhoud van de brandstofbeter te benutten.

Een zuurstofsensor registreert het zuurstofge-halte van de uitlaatgassen die de motor verla-ten. De meetwaarde van de uitlaatgasanalysewordt doorgegeven aan het elektronische sys-teem dat continu de verstuivers afregelt. Hetlucht-brandstofmengsel dat de motor krijgt,wordt continu bijgesteld. De regeling schept deideale omstandigheden voor een effectieveverbranding van de schadelijke stoffen (kool-waterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden)in de driewegkatalysator.

Page 298: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Elektrisch systeem

11

298

Algemene informatie

12V-systeem met wisselstroomdynamo enspanningsregelaar. Enkelpolig systeem waar-

bij het chassis en het motorblok als geleidersworden gebruikt.

Accu

Motor Spanning, V Koudestartvermogen,

CCA (Cold Cranking Amperes), A

Reservecapaciteit,

minuten

Capaciteit, Ah

2.5T, 3.2, V8 12 600–800 A 120–150 70–90

D5 12 800 150 90

A Bij een auto met standverwarming is dit 800 A

Let er bij het vervangen van de accu op, dat denieuwe accu dezelfde koudestartcapaciteit en

reservecapaciteit als de originele accu heeft(zie sticker op de accu).

Gloeilampen

Verlichting Vermogen W Lampvoet

Groot licht/dimlicht, halogeen 55 H7

Groot licht, auto’s met actieve xenonlampen 65 H9

Actieve xenonlampen 35 D1S

Mistlampen vóór 55 H1

Richtingaanwijzers vóór 21 BAW9s

Page 299: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Elektrisch systeem

11

299

Verlichting Vermogen W Lampvoet

Stadslichten vóór/achterlichten, parkeerlichten vóór, sidemarkers vóór, kentekenplaat-verlichting, instapverlichting achter

5 W2,1X9,5d

Mistachterlicht 21 BAY9s

Remlichten, achteruitrijlichten 21 BA15S

Richtingaanwijzers achter 21 BAU15s

Make-upspiegel 1,2 SV5,5

Instapverlichting voor, kofferbakverlichting 5 SV8.5

Verlichting dashboardkastje 3 BA9

Page 300: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Typegoedkeuring

11

300

Afstandsbedieningssysteem

Land

A, B, CY, CZ, D, DK,E, EST, F, FIN, GB,GR, H, I, IRL, L, LT,LV, M, NL, P, PL, S,SK, SLO

Hierbij ver-klaart Delphi dat hetgebruikte transpon-dersleutelsysteem inovereenstemming ismet de essentiëleeigenschappen enoverige relevantebepalingen zoalsbeschreven in deEU-richtlijn 1999/5/EG.

IS, LI, N, CH

HR

RC

ETC093LPD0155

Page 301: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Displaysymbolen

11

��

301

Algemene informatie

Er worden tal van verschillende displaysymbo-len gebruikt in de auto. De symbolen zijnonderverdeeld in waarschuwings-, controle-en informatiesymbolen. Hier volgt een over-zicht van de meest voorkomende symbolenmet hun betekenis en een verwijzing naar depagina(’s) in het boek waar u meer informatiekunt vinden. Voor meer informatie over de sym-bolen en displaymeldingen, zie pagina 53 en57.

Het rode waarschuwingssymbool gaatbranden, wanneer er een storing geregistreerdis die mogelijk van invloed is op de veiligheiden/of rijeigenschappen van de auto. Er ver-schijnt bovendien een verklarende tekst op hetinformatiedisplay.

Het oranje informatiesymbool gaat bran-den en er verschijnt een verklarende tekst ophet informatiedisplay, wanneer er een afwijkingin een van de autosystemen is opgetreden. Hetoranje informatiesymbool kan ook gaan bran-den in combinatie met ander symbolen.

Displaysymbolen

Controle- en waarschuwingssymbolen

op instrumentenpaneel

Sym-bool

Betekenis Pagina

Waarschuwing 21, 53,56, 154,156

Uitlaatgasreini-gingssysteem

53, 55

Storing in het ABS 54, 151

Mistachterlicht 55

Stabiliteitsrege-ling STC of DSTC

55, 154

Sym-bool

Betekenis Pagina

Voorgloeifunctie(diesel)

55

Controlesymboolvoor aanhanger

55

Handrem aange-trokken

55

Airbags, SRS 21, 55

Oliedruk laag 53, 55

Gordelwaarschu-wing

18, 54

Page 302: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

Displaysymbolen

11

302 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

Sym-bool

Betekenis Pagina

Dynamo laadt nietbij

55

Storing in hetremsysteem

54, 151

Overige informatiesymbolen op

instrumentenpaneel

Sym-bool

Betekenis Pagina

Cruisecontrol* 69

Informatiesymbolen op display

middenconsole

Sym-bool

Betekenis Pagina

Audiobestanden 254

Map op cd 254

G021220

Verkeersinforma-tie

249, 251

Informatiesymbool op

achteruitkijkspiegel

Sym-bool

Betekenis Pagina

Airbag passa-giersstoel,gedeactiveerd

25

Page 303: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

11 Specificaties

11

303

Page 304: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

304

A

Aanhanger............................................... 164kabel................................................... 166rijden met een aanhanger................... 164

Aanpassen, lichtbundel........................... 172

Aanrijdingopblaasgordijnen (IC-systeem)............. 28

Aanstekeropening...................................... 60

ABS, storing in het ABS............................. 54

Accu................................................. 216, 298onderhoud.................................. 205, 216overbelasting...................................... 137specificaties........................................ 298starten met hulpaccu.......................... 163symbolen op de accu......................... 216

Achterbankinstap.................................................. 112

Achterbank, omklappen.......................... 112

Achterklepopenen.................................................. 72rijden met een geopende achterklep. . 136vergrendelen/ontgrendelen................ 124

Achterruit, elektrische verwarming............ 61

Achteruitkijkspiegel.................................... 76autodimfunctie...................................... 76

Achteruitkijkspiegel en buitenspiegelsinklapbare............................................. 59

Actieve xenonkoplampen.................... 60, 63

Adaptief systeem..................................... 148

AF, automatische afstemfunctie.............. 252

Afstandsbediening................................... 124batterij vervangen............................... 125

Afstandsbediening HomeLink programmeerbaar ................................ 83

Airbagactiveren/deactiveren, PACOS............. 24bestuurders- en passagierszijde.......... 23deactiveren met sleutel......................... 24

AIRBAG ..................................................... 22

Airbagsysteem........................................... 22

Airconditioning........................................... 88achter in passagiersruimte................... 59ECC...................................................... 92

Alarmalarmindicatie..................................... 132alarmsignalen...................................... 133algemene informatie........................... 132automatische inschakeling van hetalarm................................................... 133geactiveerd alarm uitschakelen.......... 133

inschakelen......................................... 132uitschakelen........................................ 132

Alarmlichten............................................... 61

Alarmsensoren........................................... 60

Algemene informatie over brandstof....... 140

Antislipregeling........................................ 153

Antispinregeling....................................... 153

Audiohoofdtelefoonaansluiting.................... 241surround............................................. 245

Audio, zie ook Geluidssysteem............... 239

Audiosysteemfuncties............................................... 242

AUTO, ECC................................................ 93

Autobekleding.......................................... 198

Automatische vergrendeling.................... 126

Automatische versnellingsbak......... 147, 148aanhanger........................................... 165beveiligingssystemen......................... 149knop W............................................... 148lock-upfunctie..................................... 149slepen en bergen................................ 161

Automatische wasstraten........................ 196

Auto wassen............................................ 196

Page 305: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

305

AUX.......................................................... 242

AWD, vierwielaandrijving......................... 150

B

Bagagenet............................................... 117

Bagagerolhoes......................................... 120

Bagageruimte.......................................... 115bagagenet........................................... 117bagagerolhoes.................................... 120elektrische aansluiting........................ 119houder voor boodschappentassen... . 120lading vervoeren................................. 116veiligheidsrek...................................... 118verlichting........................................... 105vloervak bagageruimte....................... 120

Bandenalgemene informatie........................... 178bandenreparatie................................. 190draairichting........................................ 180onderhoud.......................................... 178rijeigenschappen................................ 178slijtage-indicator................................. 179snelheidsaanduidingen....................... 178spanning..................................... 182, 183

specificaties........................................ 178winterbanden...................................... 180

Bedieningspaneel op bestuurderspor-tier........................................................ 50, 73

Bekerhouders.................................. 108, 109

Bellen....................................................... 272

Benzinekwaliteit....................................... 140

Beslaande koplampglazencondens.............................................. 196

Beslagen ruiten.......................................... 88achterruit............................................... 61ontwasemen......................................... 94

Beveiliging tegen overbelasting, schuif-dak............................................................. 82

Blaasmondendashboard............................................ 89

Blaasmonden in portierstijlen.................... 90

BLIS, Blind Spot Information System 60, 157

BLIS-systeem (Blind Spot Information Sys-tem).......................................................... 157

Bluetoothgesprek naar mobiel........................... 272handsfree............................................ 270microfoon dempen............................. 272

Boordcomputer......................................... 65

Brandstofbrandstofbesparing............................ 182brandstoffilter..................................... 142brandstofverbruik, aanduiding.............. 65standverwarming.................................. 95tanken................................................. 138

Buitenafmetingen..................................... 286

Buitenspiegels........................................... 79

C

Cdwisselaar............................................. 254

Cd-functies.............................................. 254

Combifilter......................................... 88, 142

Condens aan binnenkant lampglazen..... 196

Contactsleutels........................................ 145

Controleren en bijvullen, koelvloeistof..... 211

Cruisecontrol............................................. 69

D

Dakbelasting............................................ 114

Dashboardkastje...................................... 107

Page 306: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

306

Diesel, voorgloeifunctie............................. 55

Dieselolie................................................. 141

Display, meldingen.................................... 57

Dolby Surround Pro Logic II.................... 238

Doorwaaddiepte...................................... 137

DSTC, zie ook Stabiliteitssysteem..... 55, 153bediening............................................ 153

E

ECC, elektronische klimaatregeling..... 88, 92

ECO-bandenspanning............................. 182tabel.................................................... 183

EHBO-set................................................. 186

Elektrisch bedienbaar schuifdak................ 81

Elektrisch bedienbare ruiten...................... 73

Elektrisch bedienbare stoel..................... 101

Elektrisch bedienbare zijruitenachterin................................................. 75blokkeren.............................................. 74passagiersplaats............................. 74, 75

Elektrische aansluitingachterbank............................................ 72bagageruimte...................................... 119middenconsole..................................... 60

Elektrische verwarmingachterruit......................................... 61, 94buitenspiegels................................. 61, 94voorstoelen........................................... 61

Elektrisch systeem................................... 298

Elektronische startblokkering.................. 124

EON, Enhanced Other Networks............. 252

Equalizer.................................................. 245

Externe geluidsbronAUX-aansluiting.................................. 242USB-aansluiting.................................. 243

Extra verwarming....................................... 97

F

Flessenhouder achterin........................... 108

Follow Me Home-verlichtinginstellen................................................. 64

FSC, milieulabel......................................... 15

G

Geïntegreerd kinderzitje............................. 41

Geluidenaudio-instellingen....................... 239, 244geluidsbron................................. 239, 242

Geluidssterktebeltoon, telefoon................................. 272telefoon....................................... 260, 272telefoon/mediaspeler.......................... 272

Gemiddeld brandstofverbruik.................... 65

Gereedschap........................................... 185

Gesprekkenfuncties tijdens lopende gesprekken.. 263gebruik................................................ 272inkomende.......................................... 272

Gevarendriehoek..................................... 184

Gewichtenaanhangergewicht.............................. 164rijklaar gewicht.................................... 286

Gloeilampen, zie Verlichting............ 218, 298

Gordelwaarschuwing................................. 19

Groot licht en dimlichtwisselen................................................ 64

Grootlichtsignalen...................................... 64

Page 307: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

307

H

Handgeschakelde versnellingsbak.......... 146slepen en bergen................................ 161

Handrem.............................................. 55, 71

Hogedruksproeiers koplampen................. 68

HomeLink ................................................ 83

Hoofdsleutel............................................. 124

Hoofdsteunmiddelste zitplaats achterbank........... 113

Hoofdtelefoonaansluiting......................... 241

Houder voor boodschappentassen......... 120

I

IMEI-nummer........................................... 265

In de was zetten....................................... 197

Informatiedisplay....................................... 57

Infotainment............................................. 238

Inklapbare buitenspiegels.......................... 59

Instapachterbank.......................................... 112

Instructieboekje, milieulabel...................... 15

Instrumentenoverzichtauto met stuur links.............................. 46auto met stuur rechts........................... 48

Instrumentenpaneel................................... 51

Instrumentenverlichting............................. 63

Interieurverlichting................................... 104

Interior Air Quality System, ECC................ 92

Intervalstand.............................................. 67

ISOFIX-bevestigingssysteem voor kinder-zitjes........................................................... 42

K

Katalysator....................................... 141, 297bergen................................................. 162

Kickdownautomatische versnellingsbak............ 149

Kinderen.................................................... 33kinderslot................................ 42, 59, 130kinderzitjes en airbags.......................... 33kinderzitjes en SIPS-airbags................. 26plaats in de auto, tabel......................... 35positie in de auto.................................. 33veiligheid............................................... 33

Kinderslot................................................... 59

Kinderzitjeneerklappen.......................................... 42opklappen............................................. 41

Kinderzitje, geïntegreerd............................ 41

Kledinghaak............................................. 108

Kleurcode, lak.......................................... 200

Klok, instellen............................................. 51

Knalgas.................................................... 163

Knipperlichten............................................ 64

Koelbox.................................................... 111

Koelsysteem............................................ 136

Kompas..................................................... 76kalibreren.............................................. 79zone instellen........................................ 76

Koplampenaan/uit................................................... 62ABL....................................................... 63

Koplamphoogteregeling............................ 62

Koplampsproeiers..................................... 68

Koppelingsvloeistof, controleren en bijvul-len............................................................ 212

Koudemiddel............................................. 88

Koude startautomatische versnellingsbak............ 148

Page 308: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

308

Krik........................................................... 185

L

Lading op het dak.................................... 114

Lading vervoerenalgemene informatie................... 114, 116bagageruimte...................................... 116laadvermogen..................................... 114lading op het dak................................ 114lastdragers.......................................... 114

Lagetonenluidspreker.............................. 245

Lakkleurcode............................................ 200schade en herstel............................... 200

Lambdasonde.................................. 141, 297

Lampen, zie Verlichting............................ 218

Lampjesstabiliteitssysteem.............................. 153

Leeslampjes............................................. 104

Lekke band, zie Banden.................. 185, 187

Leren bekleding, reinigingsvoorschriften. 198

Lichtbundel aanpassen............................ 172Active Bending Lights (ABL) .............. 172halogeenkoplampen........................... 172

Luchtverdeling........................................... 89

Luchtverdeling, AC.................................... 94

M

Massagevoorstoel............................................. 103

Meldingen op informatiedisplay................. 57

Meldingen voor BLIS............................... 159

Menufunctiesaudiosysteem..................................... 240

Menusysteemaudiosysteem..................................... 257telefoon, menu-opties......................... 267telefoon, overzicht.............................. 266

Meters op het instrumentenpaneelbrandstofmeter..................................... 51buitentemperatuurmeter....................... 51dagteller................................................ 51snelheidsmeter..................................... 51toerenteller............................................ 51

Middenconsole achterin, verwijderen...... 112

Milieulabel, FSC, instructieboekje............. 15

Mistlichtenachter.................................................... 63vóór....................................................... 63

Mobiele telefoonaansluiten........................................... 273handsfree............................................ 270telefoon registreren............................. 271

Motorkap................................................. 207

Motorolie.......................................... 209, 290filter..................................................... 209hoeveelheden..................................... 290oliedruk................................................. 55oliekwaliteit......................................... 290ongunstige rijomstandigheden........... 290vervangen........................................... 209

Motorruimte............................................. 208

Motorspecificaties................................... 289

Motor starten........................................... 144

Mp3-functies............................................ 254

Muziekbestanden.................................... 254

MY KEY................................................... 240

Page 309: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

309

N

NEWS.............................................. 249, 252

Noodoproepen......................................... 259

Nooduitrustinggevarendriehoek................................. 184

O

Olie, zie ook Motorolie....................... 55, 290

Omklappen, ruggedeelte achterbank...... 112

Onderhoud............................................... 205onderhoud.......................................... 205roestwering......................................... 201

One-key bell............................................. 262

Ontwaseming............................................. 94

Opbergmogelijkheden in passagiers-ruimte....................................................... 106

Opbergvak....................................... 109, 110

Opblaasgordijnen...................................... 28

Openen, motorkap................................... 207

P

PACOS....................................................... 24

PACOS, schakelaar voor activering/deac-tivering....................................................... 24

Park Assist......................................... 60, 155sensoren voor Park Assist.................. 156

Parkeerlichten............................................ 62

Poetsen.................................................... 197

Provisorische bandenreparatie................ 190

PTY, programmatype.............................. 250

R

Radioafstemfunctie...................................... 252alarm................................................... 250AUTOSTORE...................................... 247EON.................................................... 252NEWS......................................... 249, 252PTY..................................................... 250radio-instellingen................................ 247radiotekst............................................ 250radiozenders....................................... 247regionaal............................................. 252verkeersinformatie.............................. 249

volumeregeling programmatypes....... 249voorkeurzenders vastleggen.............. 247zenders zoeken................................... 248

Radiofuncties........................................... 247

Radiotekst................................................ 250

Radiozenders opslaan............................. 247

RDS-functies........................................... 248resetten............................................... 253

RecirculatieECC...................................................... 93

REG, regionale radioprogramma’s.......... 252

Regensensor.............................................. 67

Relais- en zekeringenkastje, zie Zekerin-gen........................................................... 225

Remmenantiblokkeerremsysteem, ABS........... 151

Remsysteem............................................ 151

Reservewiel.............................................. 185compact reservewiel........................... 184

Richtingaanwijzers..................................... 64

Rijdenin waterpartijen................................... 137koelsysteem........................................ 136met een aanhanger............................. 164met geopende achterklep................... 136

Page 310: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

310

nieuwe auto’s en gladde wegen......... 136zuinig.................................................. 136

Rijden met een aanhangerkogeldruk............................................ 286trekgewicht................................. 164, 286

Rijklaar gewicht........................................ 286

RND – Random........................................ 255

Roestwering............................................. 201

Roetfilter............................................ 57, 142

Roetfilter vol............................................. 142

Rolbeugels................................................. 31

ROPS (Roll-Over Protection System)........ 31

ROPS (Roll-Over Protection System) (Rol-beugels)..................................................... 31

Rugleuningvoorstoel, omklappen......................... 100

Ruitensproeiers.......................................... 68

Ruitenwissers............................................ 67regensensor.......................................... 67

S

Safelock-functiealarmsensoren tijdelijk deactiveren.... 133onderbreking...................................... 128

SCANradiozenders....................................... 248

Schoonmakenautomatische wasstraten................... 196auto wassen....................................... 196bekleding............................................ 198veiligheidsgordels....................... 198, 199velgen................................................. 196vuil- en waterafstotende laag............... 80

Schuifdak................................................... 81beveiliging tegen overbelasting............ 82openen en sluiten................................. 81ventilatiestand....................................... 81zonnescherm........................................ 82

Serviceprogramma.................................. 204

Simkaart................................................... 261dubbele............................................... 265

SIPS-airbag............................................... 26

Sleepoog.................................................. 161

Slepen...................................................... 161sleepoog............................................. 161

Sleutel...................................................... 124transpondersleutel.............................. 124

Smeermiddelen........................................ 292

Smeermiddelen, hoeveelheden............... 292

Sms.......................................................... 264schrijven.............................................. 264

Snelnummers........................................... 262

Spiegelsachteruitkijk-......................................... 76buiten-.................................................. 79elektrische verwarming......................... 61elektrisch inklapbare............................. 79kompas................................................. 76

Spin Control............................................. 153

Sproeiersachterruit............................................... 68koplampen............................................ 68sproeiervloeistof, bijvullen.................. 210voorruit.................................................. 68

SRS-systeemalgemene informatie............................. 22

Stabiliteitssysteem................................... 153aanduiding............................................ 55deactiveren/activeren......................... 153lampjes............................................... 153

Stadslichten............................................... 62

Page 311: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

311

Stand-by, telefoon................................... 260

Standverwarmingaccu en brandstof................................. 97algemene informatie............................. 95lampjes en displaymeldingen............... 95tijd instellen........................................... 96

Startblokkering........................................ 145

Starten met hulpaccu.............................. 163

Steenslagplekken en krassen.................. 200

Sticker SIPS-airbags.................................. 26

Stoelelektrisch bedienbare......................... 101handmatig verstelling......................... 100

Stoelen en achterbankelektrische verwarming......................... 61ruggedeelte achterbank omklappen... 112rugleuning voorstoel omklappen........ 100

Stuurbekrachtigingsvloeistof, controlerenen bijvullen............................................... 212

Stuurslot.................................................. 144

Stuurwielcruisecontrol......................................... 69stuurwielafstelling................................. 72toetsenset..................................... 69, 240

Stuurwiel afstellen...................................... 72

Subwoofer............................................... 245

Surround.................................................. 245

Symbolencontrolesymbolen................................. 54waarschuwingssymbolen..................... 53

T

Tankentankdop............................................... 140tanken................................................. 140

Technische gegevens, motor.................. 289

Telefoonaan/uit................................................. 260aansluiten........................................... 273bediening............................................ 259bellen.......................................... 261, 272berichten............................................. 264geheugen............................................ 264gesprek beantwoorden............... 261, 272gesprekken beëindigen...................... 262gespreksvolume................................. 263handsfree............................................ 270inkomende gesprekken...................... 272laatst gekozen nummers.................... 262one-key bell........................................ 262

privacy-handset.................................. 262Simkaart.............................................. 261sneltoetsen......................................... 261telefoonboek............................... 264, 274telefoonboek, sneltoets...................... 274telefoon registreren............................. 271verkeersveiligheid............................... 261volumeverlaging tijdens gesprekken. . 260

Telefoonboek........................................... 264

Telefoonsysteem..................................... 258

Temperatuurwerkelijke temperatuur......................... 88

Temperatuurregeling................................. 94

Toetsensets op stuurwiel................... 69, 240

Totaalgewicht.......................................... 286

TP, verkeersinformatie..................... 249, 251

Tractieregeling......................................... 153

Traction Control....................................... 153

Transpondersleutelfuncties............................................... 124

Transpondersleutelsysteem, typegoed-keuring..................................................... 300

Trekgewicht..................................... 164, 286

Trekhaak.......................................... 164, 168algemene informatie................... 164, 166

Page 312: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

312

monteren............................................ 168specificaties........................................ 167verwijderen......................................... 170

Trekinrichting, zie Trekhaak..................... 166

Trillingsdemper........................................ 166

Type-aanduidingen.................................. 284

Typegoedkeuring, transpondersleutelsys-teem......................................................... 300

U

Uitlaatgasreinigingfoutmelding........................................... 55

USB, aansluiting...................................... 243

V

Veiligheidsgordelzwangerschap...................................... 19

Veiligheidsgordels...................................... 18gordelspanners..................................... 19

Veiligheidsrek........................................... 118

Veiligheidszitje........................................... 33aanbevolen........................................... 35

bovenste bevestigingspunten voor kin-derzitjes................................................ 43ISOFIX-bevestigingssysteem voor kin-derzitjes................................................ 42veiligheidsgordel met speciale blok-keerfunctie............................................ 43

Velgenschoonmaken..................................... 196

VentilatorECC...................................................... 94

Vergrendelen/ontgrendelenaan de binnenzijde.............................. 127achterklep........................................... 127dashboardkastje................................. 127van de buitenzijde............................... 126

Verkeersinformatie........................... 249, 251

Verlichting................................................ 218Actieve xenonkoplampen............... 60, 63automatische verlichting, dimlicht........ 62automatische verlichting, interieur...... 105bagageruimte...................................... 105exterieur................................................ 62Follow Me Home-verlichting................. 64gloeilampen, specificaties.................. 298groot licht/dimlicht................................ 62in interieur........................................... 104instrumentenverlichting........................ 63

koplamphoogteverstelling.................... 62leeslampjes......................................... 104lichtbundel aanpassen aan links-/rechtsrijdend verkeer, ABL........... 60, 172mistachterlicht...................................... 63stadslichten/parkeerlichten vóór enachterlichten......................................... 62verlichtingspaneel, interieur.................. 62

Verlichting, gloeilampen vervangen......... 218achterlamphuis................................... 221achterlicht........................................... 220dimlicht, halogeen.............................. 219groot licht............................................ 220groot licht, halogeen........................... 220instapverlichting.................................. 223kentekenplaatverlichting..................... 223kofferbak............................................. 224make-upspiegel.................................. 224mistachterlicht.................................... 223mistlampen vóór................................. 221positie van gloeilampen in koplamp-huis..................................................... 219richtingaanwijzer................................. 220sidemarker.......................................... 220stadslichten........................................ 220voorzijde............................................. 218

Verschuifbare stoel.................................. 112

Page 313: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

313

Versnellingsbakautomatische...................................... 147handgeschakelde............................... 146

Verstralers.................................................. 60

Verwarmingop brandstof......................................... 95

Verzorging................................................ 196

Verzorging, leren bekleding..................... 198

Vierwielaandrijving, AWD......................... 150

Vlekken.................................................... 198

Vloeistoffen, hoeveelheden...................... 292

Vloeistoffen en oliën......................... 209, 292

Vloeistoffen en oliën, algemene informa-tie............................................................. 205

Vloeistoffen en oliën, controles motor-ruimte....................................................... 210

Vloermatten............................................. 101

Vloervak bagageruimte............................ 120

Volumeregeling........................................ 242

Voorgloeifunctie motor.............................. 55

Voorstoellendensteun........................................ 103massage............................................. 103

W

Waarschuwingslampjestabiliteits- en tractieregelsysteem..... 153

Waarschuwingssymbool, airbagsysteem. . 21

Water- en vuilafstotende laag.................... 80

Water- en vuilafstotende laag, schoonma-ken........................................................... 197

Werking interieurventilator......................... 88

Whiplash-letsel.......................................... 29

WHIPSwhiplash-letsel...................................... 29

WHIPS-systeemkinderzitje/comfortkussen.................... 29

Wielenaanbrengen......................................... 188demonteren........................................ 187reservewiel.......................................... 185sneeuwkettingen................................. 180verwisselen......................................... 187

Willekeurige afspeelvolgorde, cd- enmuziekbestanden.................................... 255

Winterbanden.......................................... 180

Wisselengroot licht en dimlicht........................... 64

Wisserachterruit............................................... 68

Wisserbladen........................................... 214schoonmaken..................................... 214vervangen, voorruit............................. 214vervangen achterklep......................... 215

Z

Zekeringen............................................... 225algemene informatie........................... 225houder in bagageruimte..................... 233kastje aan zijkant dashboard.............. 229kastje in interieur................................. 231kastje in kofferbak, Executive............. 235kastje in motorruimte.......................... 227vervangen........................................... 225

Zonnescherm, schuifdak........................... 82

Zuinig rijden............................................. 136

Zwangere vrouwen, veiligheidsgordel....... 19

Page 314: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

12 Alfabetisch register

12

314

Page 315: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de
Page 316: Web Editionaz685612.vo.msecnd.net/pdfs/46fd5b0f2316307b5157f1... · pagina. Deze informatie vormt een aanvulling op de tekst waar het nummer van de voetnoot naar verwijst. Als de

���������������� ������������ ������������������������������������������������� !������©�����"�����#�$%���&����� ��&����