Web Edition - CVR Magazine V60 manual.pdf · 2011. 10. 18. · Witte ISO-symbolen en een witte...

418
VOLVO V60 Instructieboekje Web Edition

Transcript of Web Edition - CVR Magazine V60 manual.pdf · 2011. 10. 18. · Witte ISO-symbolen en een witte...

  • VOLVO V60

    Instructieboekje Web Edition

  • BESTE VOLVO-BEZITTER,DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO!

    Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij hetontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers voor-opgestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. UwVolvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschrif-ten en milieueisen te voldoen.

    Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan omvertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onder-houdsinformatie in dit instructieboekje.

  • Inhoud

    4 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    0000 InleidingBelangrijke informatie................................. 8Volvo en het milieu.................................... 13

    0101 VeiligheidVeiligheidsgordels .................................... 18Airbags...................................................... 21Airbag activeren/deactiveren*................... 24SIPS-airbags (zij-airbags) ........................ 26Opblaasgordijnen (IC-systeem) ............... 28WHIPS ...................................................... 29Activering van de veiligheidssystemen .... 31Safety mode.............................................. 32Kinderen en veiligheid............................... 33 02

    02 Sloten en alarmTranspondersleutel/sleutelblad................. 48Privacy locking*......................................... 54Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*......................................................... 56Keyless drive*............................................ 58Vergrendelen/ontgrendelen...................... 62Kinderslot.................................................. 68Alarm*....................................................... 70

  • Inhoud

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 5

    0303 BestuurdersmilieuInstrumenten, schakelaars en bediening. . 76Volvo Sensus ........................................... 85Sleutelstanden.......................................... 86Stoelen en achterbank.............................. 88Stuurwiel................................................... 93Verlichting................................................. 94Wissers en -sproeiers............................. 104Ruiten en spiegels................................... 107Kompas*................................................. 112Elektrisch bedienbaar schuifdak*............ 114Alcoguard*.............................................. 116Motor starten.......................................... 120Motor starten, FlexiFuel.......................... 122Motor starten, hulpaccu.......................... 124Versnellingsbakken................................. 126Eco DRIVe*.............................................. 132Vierwielaandrijving, AWD (All WheelDrive)*...................................................... 139Bedrijfsrem.............................................. 140Parkeerrem.............................................. 142

    HomeLink *............................................ 146

    0404 Comfort en rijplezierMenu- en meldingsfuncties.................... 152Menugroep MY CAR............................... 155Klimaatregeling....................................... 163Motor- en interieurverwarming op brand-stof*......................................................... 173Extra verwarming*................................... 177Boordcomputer....................................... 178Stabiliteits- en tractieregelsysteem,DSTC....................................................... 180Rijeigenschappen aanpassen................. 182Cruisecontrol*......................................... 183Snelheidsbegrenzer ............................... 185Adaptieve cruisecontrol*......................... 187Afstandswaarschuwing*.......................... 197City Safety™........................................... 200Collision Warning with Auto Brake enPedestrian detection*.............................. 205Driver Alert System – DAC*..................... 212Driver Alert System – (LDW)*.................. 215Park Assist*............................................. 218Park Assist-camera*............................... 221BLIS* – Blind Spot Information System. . 225Interieurcomfort...................................... 229

    0505 InfotainmentAlgemene informatie over infotainment. . 234Beknopte bedieningsinstructies............. 236Algemene infotainmentfuncties.............. 241Radio....................................................... 244Mediaspeler............................................ 252Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang..................................................... 257

    Media Bluetooth * ................................. 260TV - instelling*......................................... 263Afstandsbediening* ................................ 267

    Bluetooth -handsfree*............................ 269Spraakherkenning* mobiele telefoon...... 278Menufuncties infotainment..................... 282

  • Inhoud

    6 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    0606 Tijdens het rijdenRijadviezen.............................................. 288Tanken.................................................... 291Brandstof................................................ 292Lading vervoeren.................................... 296Bagageruimte.......................................... 299Rijden met een aanhanger...................... 302Slepen en bergen.................................... 309

    0707 Wielen en bandenAlgemene informatie .............................. 314Wielen verwisselen ................................. 318Bandenspanning .................................... 321Gevarendriehoek en EHBO-set*............. 322Bandenspanningscontrolesysteem(TPMS)*................................................... 323Provisorische bandenreparatie (TMK) .... 325

    0808 Onderhoud en serviceMotorruimte............................................ 332Gloeilampen............................................ 339Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof. 345Accu........................................................ 347Zekeringen.............................................. 352Verzorging............................................... 363

  • Inhoud

    7

    0909 SpecificatiesType-aanduidingen................................. 372Maten en gewichten................................ 374Motorspecificaties................................... 378Motorolie................................................. 380Vloeistoffen en smeermiddelen............... 382Brandstof................................................ 384Wielen en banden, maten en spanning .. 387Elektrisch systeem.................................. 390Typegoedkeuring.................................... 391Displaysymbolen..................................... 403 10

    10 Alfabetisch registerAlfabetisch register................................. 406

  • Inleiding

    Belangrijke informatie

    8 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Instructieboekje lezen

    InleidingEen goede manier om vertrouwd te raken metuw nieuwe auto is om het instructieboekje telezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgtu tips hoe u het beste in verschillende situatiesmet de auto kunt omgaan en leert u hoe u opti-maal gebruik kunt maken van alle mogelijkhe-den die uw auto biedt. Besteed ook aandachtaan de veiligheidsinstructies in het boekje.

    De specificaties, constructiegegevens enafbeeldingen in dit instructieboekje zijn nietbindend. We behouden ons het recht voor omzonder voorafgaande mededeling wijzigingenaan te brengen.© Volvo Car Corporation

    OptieAlle soorten opties staan aangegeven met eensterretje* in het instructieboekje.

    Als aanvulling op de standaarduitrusting wor-den in dit instructieboekje ook de opties (vanfabriekswege gemonteerde uitrusting) enbepaalde accessoires (ingebouwde extra uit-rusting) beschreven.

    De uitrusting die in het instructieboek wordtbeschreven is niet op alle auto’s aanwezig –welke uitrusting aanwezig is hangt af van de

    verschillende behoeften op de diverse marktenen de landelijke en/of regionale wet- en regel-geving.

    Neem bij twijfel over de standaarduitrusting ofopties/accessoires contact op met een Volvo-dealer.

    Speciale teksten

    WAARSCHUWING

    Teksten met het kopje WAARSCHUWINGgeven aan dat er gevaar voor letsel bestaat.

    BELANGRIJK

    Teksten met het kopje BELANGRIJK gevenaan dat er gevaar voor materiële schadebestaat.

    N.B.

    Teksten met het kopje N.B. duiden op tipsen adviezen die het gebruik van bepaaldemogelijkheden en functies vergemakkelij-ken.

    VoetnootIn het instructieboekje komt informatie voor inde vorm van een voetnoot onder aan depagina. Deze informatie vormt een aanvullingop de tekst waar het nummer van de voetnoot

    naar verwijst. Als de voetnoot naar tekst in eentabel verwijst, worden letters gebruikt in plaatsvan cijfers.

    DisplaymeldingenIn de auto zijn displays aanwezig waarop mel-dingen kunnen worden weergegeven. Dezedisplaymeldingen worden in het instructie-boekje in iets groter formaat en in het grijsweergegeven. Voorbeelden daarvan vindt u inde menuteksten en displaymeldingen van hetinformatiedisplay (bijvoorbeeld Audio-instellingen).

    StickersEr zitten verschillende soorten stickers in deauto om belangrijke informatie op een simpeleen duidelijke manier over te dragen. De stickersin de auto zijn van de onderstaande aflopendewaarschuwings-/informatiegraad.

  • Inleiding

    Belangrijke informatie

    9

    Gevaar voor lichamelijk letsel

    G031590

    Zwarte ISO-symbolen in een oranje waarschu-wingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwarttekstveld. Worden gebruikt om te attenderenop een risico dat, bij het negeren van de waar-schuwing, kan resulteren in ernstig letsel metmogelijk dodelijke afloop.

    Gevaar voor materiële schade

    G031592

    Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-ding in een zwart of blauw waarschuwings- entekstveld. Worden gebruikt om te attenderenop een risico dat, bij het negeren van de waar-schuwing, kan resulteren in materiële schade.

    Informatie

    G031593

    Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeel-ding in een zwart tekstveld.

    N.B.

    Het is mogelijk dat de stickers die in deinstructieboek staan geen exacte kopieënzijn van de stickers die in de auto zitten. Zedienen alleen om aan te geven hoe de stic-kers er bij benadering uitzien en waar zeongeveer zitten. De informatie die voor uwauto geldt staat op de desbetreffende stic-kers in/op uw auto.

  • Inleiding

    Belangrijke informatie

    10

    ProcedurelijstenProcedures met handelingen die in eenbepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd,staan genummerd in het instructieboekje.

    Wanneer er een reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver-schillende stappen van de instructie opdezelfde manier genummerd als de bijbe-horende afbeeldingen.

    Als voor de instructies bij een reeks afbeel-dingen de onderlinge volgorde niet rele-vant is, worden de instructies voorafge-gaan door letters.

    Er komen genummerde en ongenummerdepijlen voor. Ze worden gebruikt om eenbepaalde beweging weer te geven.

    Wanneer er geen reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver-schillende stappen op de standaardmaniergenummerd met normale cijfers.

    PositielijstenOp overzichtsfiguren die de positie vanonderdelen aangeven worden rode cirkelsmet daarin een cijfer gebruikt. Hetzelfdecijfer wordt gehanteerd in de positielijst bijde afbeelding, met een beschrijving van deweergegeven objecten.

    OpsommingslijstenBij opsommingen in het instructieboekje wordtgebruik gemaakt van een opsommingslijst.

    Bijvoorbeeld:

    • Koelvloeistof• Motorolie

    Zie ommezijde��� Dit symbool staat rechts onderaan wanneereen hoofdstuk wordt voortgezet op de vol-gende pagina.

    Vastlegging van gegevensUw auto is voorzien van enkele computers metals taak de werking en functionaliteit van deauto continue te bewaken. Bepaalde compu-ters leggen mogelijk ook gegevens vast bijregistratie van een storing tijdens normale rit-ten. Bovendien worden er gegevens opgesla-gen bij een aanrijding of bijna-aanrijding. Vast-legging van de gegevens is enerzijds bedoeldom technici te helpen bij het vaststellen en ver-helpen van storingen in de auto en anderzijdsom ervoor te zorgen dat Volvo voldoet aan degeldende wet- en regelgeving. Volvo gebruiktde gegevens bovendien voor onderzoek terverbetering van de kwaliteit en veiligheid, daarde gegevens kunnen bijdragen tot een groterinzicht in de omstandigheden waarin ongeluk-ken en/of letsel ontstaan. De gegevens kunnen

    duidelijkheid geven over de status en werkingvan verschillende autosystemen en -modulenwaaronder die voor de motor, gasklep, bestu-ring en remmen. De gegevens kunnen infor-matie bevatten over de rijstijl van de bestuur-der, zoals de rijsnelheid, het gebruik van hetrem- of gaspedaal en de stuuruitslag en het welof niet dragen van de veiligheidsgordel doorbestuurder en eventuele passagier(s). Degegevens kunnen om de eerder vermelderedenen voor een begrensde tijd worden vast-gelegd tijdens het rijden, tijdens een aanrijdingof bij een bijna-ongeluk. Volvo kan de gege-vens opslaan zolang deze kunnen bijdragen toteen verbetering en verdere verhoging van deveiligheid en kwaliteit en zolang de wet- enregelgeving waaraan Volvo gehouden is ditvoorschrijft.

    Volvo zal de bovengenoemde gegevens nietzonder de toestemming van de eigenaar vande auto vrijgeven aan derden. Volvo Car Cor-poration kan echter op last van de nationalewet- en regelgeving gedwongen worden omdergelijke gegevens te verstrekken aan instan-ties, zoals de politie, of anderen die krachtensde wet de gegevens kunnen opeisen.

    Om de door de computers van de auto vast-gelegde gegevens te kunnen uitlezen en inter-preteren is speciale technische apparatuur ver-eist die alleen beschikbaar is bij Volvo, en dewerkplaatsen die een contract hebben met

  • Inleiding

    Belangrijke informatie

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 11

    Volvo. Volvo ziet erop toe dat de gegevens, diein verband met reparatie en onderhoud wordendoorgegeven aan Volvo, zorgvuldig wordenopgeslagen en gehanteerd en dat ze in over-eenstemming met de geldende wetgeving wor-den gebruikt. Neem voor meer informatie con-tact op met een Volvo-dealer.

    Accessoires en extra uitrustingEen verkeerde aansluiting en montage vanaccessoires kan een nadelige invloed hebbenop de werking van de elektronische systemenvan de auto. Bepaalde accessoires werkenalleen, wanneer de bijbehorende software in decomputersystemen van de auto wordt gela-den. Volvo adviseert u daarom altijd contact opte nemen met een erkende Volvo-werkplaats,voordat u accessoires monteert die in verbin-ding staan met of van invloed zijn op het elek-trische systeem.

    Verkoop van auto met Volvo On Call*Volvo On Call is een aanvullend pakket metveiligheids-, beveiligings- en comfortdiensten.Als een auto met Volvo On Call van eigenaarverandert, is het uitermate belangrijk dat dezediensten worden beëindigd zodat de vorigeeigenaar niet langer gebruik kan blijven makenvan deze diensten. Neem contact op met hetOn Call-center via een druk op de ON CALL-toets in de auto of breng een bezoek aan een

    erkende Volvo-werkplaats. Zie ook “Beveili-gingscode wijzigen” in het instructieboekje bijVolvo On Call.

    LasersensorDeze auto is voorzien van een sensor dielaserstraling uitzendt. Het is daarom essentieeldat u de aangegeven instructies opvolgt bij hethanteren van de lasersensor.

    De volgende twee stickers met Engelse tekstzitten op de lasersensormodule:

    Op de bovenste sticker in de afbeelding staatde classificatie van het laserlicht:

    • Laserstraling - Niet rechtstreeks in destraal kijken met optische instrumenten -Klasse 1M laserproduct.

    Op de onderste sticker staan de fysischeeigenschappen van het laserlicht:

    • IEC 60825-1:1993 + A2:2001. Voldoet aande normen van de FDA (Amerikaanse keu-ringsdienst van waren) betreffende de uit-voering van laserproducten met uitzonde-ring van de afwijkingen conform “LaserNotice No. 50”, d.d. 26 juli 2001.

    Stralingsgegevens voor lasersensorDe fysische gegevens staan nader omschre-ven in de volgende tabel.

    Maximale pulsenergie 2,64 μJ

    Maximaal gem. vermogen 45 mW

    Pulsduur 33 ns

    Divergentie (horizontaal × verti-caal)

    28° × 12°

  • Inleiding

    Belangrijke informatie

    12

    WAARSCHUWING

    Als u de instructies in dit boekje niet opvolgt,is het gevaar voor oogletsel groot!

    • Kijk nooit van een afstand van 100 mmof minder in de lasersensor (waaruit uit-eenlopende, onzichtbare laserstralenkomen) met vergrotende optiek zoalseen vergrootglas, microscoop, objectiefof soortgelijke optische instrumenten.

    • Laat het testen, repareren, demonteren,afstellen en/of vervangen van de lasers-ensor of delen ervan over aan eenerkende werkplaats, bij voorkeur aaneen erkende Volvo-werkplaats.

    • Stel de lasersensor niet bij en voer geenonderhoud uit dat niet uitdrukkelijk in ditboekje staat aangegeven om blootstel-ling aan schadelijke straling tegen tegaan.

    • De reparateur dient de speciaal opge-stelde werkplaatsinformatie voor delasersensor te volgen.

    • Demonteer de lasersensor niet (en ver-wijder de lenzen evenmin). Een gede-monteerde lasersensor is een laserpro-duct klasse 3B volgens de IEC-norm60825-1. Een laserproduct klasse 3B isniet veilig voor de ogen en houdt danook een gevaar voor oogletsel in.

    • Koppel de connector van de lasersen-sor los voordat u deze van de voorruitdemonteert.

    • Zorg dat de lasersensor op de voorruitgemonteerd is alvorens de connectoraan te sluiten.

    • De lasersensor zendt laserlicht uit wan-neer de transpondersleutel in stand IIstaat, ook al is de motor afgezet (ziepagina 86 voor de sleutelstanden).

    Voor meer informatie over de lasersensor, ziepagina 200.

    Informatie op internetOp www.volvocars.com vindt u meer informa-tie over uw auto.

  • Inleiding

    Volvo en het milieu

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 13

    Milieubeleid van Volvo Car Corporation

    G000000

    Milieuzorg is een van de kernwaarden vanVolvo Car Corporation die van invloed zijn opalle activiteiten. We zijn ervan overtuigd datonze klanten onze zorg voor het milieu delen.

    Uw Volvo voldoet aan strenge internationalemilieueisen en is bovendien geproduceerd ineen fabriek die zeer schoon is en efficiënt methulpbronnen omgaat. Volvo Car Corporation isgecertificeerd volgens de milieunorm ISO14001 voor alle fabrieken en de meeste andereeenheden. We eisen bovendien van onzesamenwerkingspartners dat ze systematischaan milieuzorg doen.

    BrandstofverbruikDe auto’s van Volvo zijn concurrerend in hunklasse wat het brandstofverbruik betreft. Eenlager brandstofverbruik levert over het alge-meen een geringere uitstoot van het broeikas-gas kooldioxide op.

    U als bestuurder kunt uw steentje bijdragenaan een verlaging van het brandstofverbruik.Lees voor meer informatie de tekst onder hetkopje Spaar het milieu.

    Efficiënte uitlaatgasreinigingUw Volvo is gebouwd volgens het concept“Schoon aan binnen- en buitenkant” – eenconcept dat een schone passagiersruimte

    combineert met een uitermate efficiënte uit-laatgasreiniging. In veel gevallen liggen uitlaat-gasemissies ver onder de geldende normen.

    Schone lucht in passagiersruimteHet interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pol-len niet via de luchtinlaatopening in de passa-giersruimte kunnen dringen.

    Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,IAQS* (Interior Air Quality System), zorgt ervoordat de lucht die de passagiersruimte binnen-komt schoner is dan de lucht buiten in het ver-keer.

  • Inleiding

    Volvo en het milieu

    14 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Het systeem bestaat uit een elektronische sen-sor en een koolstoffilter. De binnenkomendelucht wordt continu gecontroleerd en als hetgehalte aan bepaalde schadelijke gassen zoalskoolmonoxide te hoog oploopt, wordt de lucht-inlaat gesloten. Iets dergelijks kan zich voor-doen in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tun-nels.

    Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxi-den, laaghangend ozon en koolwaterstoffenniet binnendringen.

    InterieurHet interieur van een Volvo werd dusdanigvormgegeven dat het gerieflijk en comfortabelis – ook voor mensen met contactallergieën ofastma. Er is extra veel aandacht besteed aande selectie van milieuvriendelijke materialen.

    Erkende Volvo-werkplaatsen en hetmilieuMet regelmatig onderhoud kunt u de voorwaar-den scheppen voor een lange levensduur eneen laag brandstofverbruik. Op die manierdraagt u bij aan een schoner milieu. Wanneeru de reparaties en het onderhoud aan de autotoevertrouwt aan de werkplaatsen van Volvo,wordt de auto een onderdeel van ons systeem.Volvo stelt duidelijke milieu-eisen aan de outil-lage van onze werkplaatsen om te voorkomendat er schadelijke stoffen vrijkomen in hetmilieu. Het personeel in de werkplaatsen van

    Volvo beschikt over de kennis en het gereed-schap om optimale zorg voor het milieu te kun-nen garanderen.

    Spaar het milieuU kunt eenvoudig meehelpen het milieu tebeschermen – hier volgen enkele tips:

    • Voorkom stationair draaien – zet de motoraf wanneer u langere tijd stilstaat. Houdt uzich aan de plaatselijke voorschriften.

    • Rijd economisch – rijd anticiperend.• Voer service en onderhoud uit volgens de

    aanwijzingen in het instructieboekje – houdde geadviseerde intervallen in het Service-en garantieboekje aan.

    • Gebruik vóór een koude start altijd demotorverwarming*, als de auto hiermee isuitgerust – dit verbetert de startgewillig-heid, beperkt de slijtage bij koud weer enzorgt ervoor dat de motor sneller opbedrijfstemperatuur komt, waardoor hetbrandstofverbruik en de uitstoot afnemen.

    • Bij hoge snelheden neemt het verbruikaanzienlijk toe vanwege de grotere lucht-weerstand – bij een verdubbeling van desnelheid neemt de luchtweerstand met eenfactor vier toe.

    • Hanteer afvalstoffen die schadelijk voor hetmilieu zijn, zoals accu’s en olie, op eenmilieuvriendelijke manier. Neem contactop met een werkplaats bij twijfel over de

    juiste manier van verwerken van dergelijkafval – geadviseerd wordt een erkendeVolvo-werkplaats.

    Wanneer u deze tips opvolgt, kunt u geldbesparen, zuiniger omspringen met de hulp-bronnen op aarde en uw auto langer doenmeegaan. Zie pagina 288 en 385 voor meerinformatie en meer tips.

    RecyclingMilieumatig verantwoorde recycling van deauto vormt een belangrijk aspect van de mili-euzorg van Volvo. De auto is nagenoeg geheelte recyclen. De laatste eigenaar van de autowordt daarom verzocht contact op te nemenmet een dealer voor de locatie van een gecer-tificeerd/erkend recyclingbedrijf.

    Milieu-aspecten van hetinstructieboekjeHet FSC-symbool geeft aan dat de papierve-zels waarvan deze publicatie gemaakt isafkomstig zijn uit FSC-gecertificeerde bossenof andere gecontroleerde bronnen.

  • Inleiding

    15

  • 16 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Veiligheidsgordels .................................................................................. 18Airbags.................................................................................................... 21Airbag activeren/deactiveren*................................................................. 24SIPS-airbags (zij-airbags) ....................................................................... 26Opblaasgordijnen (IC-systeem) ............................................................. 28WHIPS .................................................................................................... 29Activering van de veiligheidssystemen .................................................. 31Safety mode............................................................................................ 32Kinderen en veiligheid............................................................................. 33

  • VEIL IGHEID

  • 01 Veiligheid

    Veiligheidsgordels 01

    18

    Algemene informatie

    Remmen kan ernstige gevolgen hebben als deveiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let erdaarom op dat alle passagiers hun veiligheids-gordel omhebben.

    Voor optimale bescherming van de veiligheids-gordel is het van belang dat de gordel goedtegen het lichaam ligt. Laat de rugleuning niette ver achteroverhellen. De veiligheidsgordelbiedt de beste bescherming bij een normalerijhouding.

    Veiligheidsgordel omdoenTrek de gordel langzaam uit en maak deze vastdoor de borglip in de gordelsluiting te steken.Een duidelijke “klik” geeft aan dat de gordelvastzit.

    Goede positie veiligheidsgordel.

    Verkeerde positie veiligheidsgordel. De veilig-heidsgordel moet over de schouder lopen.

    Hoogteverstelling van de gordelgeleider. Druk deknop in en zet de gordelgeleider hoger of lager. Zetde gordelgeleider zo hoog mogelijk zonder dat degordel daarbij langs de nek schuurt.

    Op de achterbank passen de borglippen vande veiligheidsgordel alleen in de bijbehorendesluitingen1.

    Veiligheidsgordel losmakenDruk op de rode knop van de gordelsluiting enlaat het oprolmechanisme de gordel naar bin-nen trekken. Als de gordel niet volledig wordtopgerold, moet u de gordel handmatig zo verterugrollen dat deze niet langer slap hangt.

    De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kanniet verder worden uitgetrokken:

    1 Bepaalde markten.

  • 01 Veiligheid

    Veiligheidsgordels 01

    ��

    19

    • wanneer u de gordel te snel uittrekt• wanneer u remt of optrekt• als de auto sterk overhelt.

    Let erop dat:• u geen klemmen of andere accessoires

    gebruikt waardoor u de veiligheidsgordelniet strak langs uw lichaam kunt trekken

    • er geen slagen in de veiligheidsgordel zit-ten en dat hij nergens achter blijft steken

    • de heupgordel laag moet zitten (niet overde buik)

    • u de heupgordel over de heupen spantdoor de diagonale schoudergordel in derichting van de schouder omhoog te trek-ken.

    WAARSCHUWING

    De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

    WAARSCHUWING

    Elke veiligheidsgordel is bestemd terbescherming van slechts één persoon.

    WAARSCHUWING

    Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf terepareren. Volvo adviseert u daarvoor con-tact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.

    Als een veiligheidsgordel aan grote krach-ten heeft blootgestaan zoals tijdens eenaanrijding, moet u de veiligheidsgordel inzijn geheel vervangen. De veiligheidsgordelkan een deel van zijn beschermende eigen-schappen hebben verloren, zelfs als de vei-ligheidsgordel ogenschijnlijk niet bescha-digd is. Vervang de veiligheidsgordel ookals deze versleten of beschadigd is. Denieuwe veiligheidsgordel moet zijn goedge-keurd en bedoeld voor montage op dezelfdepositie als de vervangen veiligheidsgordel.

    Veiligheidsgordel en zwangerschap

    G02

    0998

    Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk datu de veiligheidsgordel altijd op de juiste manierdraagt. De veiligheidsgordel moet strak langsde schouder lopen, waarbij het diagonale deelvan de veiligheidsgordel tussen de borsten entegen de zijkant van de buik ligt.

    Het heupgedeelte van de veiligheidsgordelmoet vlak tegen de buitenkant van de boven-benen liggen en zo ver mogelijk onder de buikliggen. Het mag nooit over de buik omhoogkunnen glijden. De veiligheidsgordel moet zostrak mogelijk over het lichaam lopen zonderonnodige speling. Controleer ook of de veilig-heidsgordel nergens gedraaid zit.

    Naarmate de zwangerschap vordert moetenzwangere bestuurders de stoel en het stuurdusdanig verstellen dat ze de auto volledig

  • 01 Veiligheid

    Veiligheidsgordels 01

    20

    onder controle hebben (wat inhoudt dat ze metgemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-nen komen). Streef ernaar de afstand tussen debuik en het stuur zo groot mogelijk te maken.

    Gordelwaarschuwing

    G01

    7726

    Er gaan waarschuwingslampjes branden en erworden geluidssignalen afgegeven wanneeriemand de gordel niet draagt. Of er geluidssig-nalen klinken, hangt af van de snelheid. Dewaarschuwingslampjes zitten in de plafond-console en op het instrumentenpaneel.

    Het gordelwaarschuwingssysteem geldt nietvoor kinderzitjes.

    AchterbankDe functie van de gordelwaarschuwing voor deachterbank is tweeledig:

    • Aangeven welke veiligheidsgordels van deachterbank er worden gebruikt. Bij gebruikvan de veiligheidsgordels of het openenvan een van de achterportieren verschijnter een melding op het informatiedisplay.De melding verdwijnt automatisch na ca.30 seconden rijden, maar kan ook hand-matig worden verwijderd door op de knopREAD op de richtingaanwijzerhendel tedrukken.

    • Waarschuwen dat iemand op de achter-bank de veiligheidsgordel heeft losgeno-men. Er wordt gewaarschuwd met eenmelding op het informatiedisplay in com-binatie met een geluidssignaal en eenwaarschuwingslampje. De waarschuwingstopt wanneer de gordel weer is omge-daan, maar kan ook handmatig wordenbevestigd door op de knop READ te druk-ken.

    De melding op het informatiedisplay, die aan-geeft welke veiligheidsgordels er gebruikt wor-den, is altijd beschikbaar. Druk op de knopREAD om de opgeslagen meldingen te zien.

    Bepaalde marktenEr gaat een waarschuwingslampje branden ener worden geluidssignalen afgegeven wanneerde bestuurder en een eventuele voorpassagierde gordel niet dragen. Op lage snelheden klinktde eerste 6 seconden lang een geluidssignaal.

    GordelspannersAlle veiligheidsgordels zijn uitgerust met gor-delspanners. Dit is een mechanisme dat bij eenvoldoende krachtige aanrijding de veiligheids-gordel rond het lichaam spant. De veiligheids-gordel kan de passagier daarmee beter in destoel gedrukt houden.

    WAARSCHUWING

    De gesp van de veiligheidsgordel aan pas-sagierszijde nooit aanbrengen in de gordel-sluiting aan bestuurderszijde. De gesp vande veiligheidsgordel altijd aanbrengen in degordelsluiting aan de juiste zijde. De veilig-heidsgordels nooit beschadigen en geenvreemde voorwerpen aanbrengen in de gor-delsluiting. De veiligheidsgordels en de gor-delsluiting werken anders mogelijk niet naarbehoren tijdens een aanrijding. Er bestaatgevaar voor ernstige verwondingen.

  • 01 Veiligheid

    Airbags 01

    ��

    21

    Waarschuwingssymbool opinstrumentenpaneel

    Het waarschuwingssymbool op het instrumen-tenpaneel gaat branden, wanneer u de trans-pondersleutel in sleutelstand II of III zet. Hetsymbool dooft na ca. 6 seconden, wanneer deregelmodule heeft vastgesteld dat het airbag-systeem geen storingen vertoont.

    WAARSCHUWING

    Als het waarschuwingslampje voor het air-bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-den korte tijd oplicht, betekent dit dat hetairbagsysteem niet naar behoren werkt. Hetsymbool kan ook duiden op een storing inde gordelspanners, het SIPS- en het IC-sys-teem of op een andere storing in het sys-teem. Volvo adviseert u zo spoedig mogelijkcontact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats.

    Behalve het brandende waarschuwingssym-bool verschijnt er, in die gevallen waarin datnodig is, een melding op het informatiedisplay.Als het waarschuwingssymbool niet werkt,gaat het waarschuwingsdriehoekje branden enverschijnt er SRS airbag Service vereist ofSRS airbag Service spoed op het display.Volvo adviseert u zo spoedig mogelijk contactop te nemen met een erkende Volvo-werk-plaats.

    Airbagsysteem

    G01

    8665

    Airbagsysteem, auto met stuur links.

    G01

    8666

    Airbagsysteem, auto met stuur rechts.

    Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-soren. Bij een voldoende krachtige aanrijdingreageren de sensoren, waarna één of meer air-

  • 01 Veiligheid

    Airbags 01

    22

    bags worden opgeblazen. Daarbij worden deairbags warm. Om de klap op te vangen looptde airbag leeg wanneer de inzittende de airbagraakt. Daarbij treedt er rookvorming in de autoop. Dit is volkomen normaal. Het totale ver-loop, van het opblazen tot het leeglopen van deairbag, neemt enkele tienden van een secondein beslag.

    WAARSCHUWING

    Volvo adviseert u voor reparatie contact opte nemen met een erkende Volvo-werk-plaats. Verkeerde ingrepen in het airbag-systeem kunnen aanleiding geven tot sto-ringen in de werking met mogelijk ernstiglichamelijk letsel tot gevolg.

    N.B.

    De reactie van de sensoren hangt af van deernst van de aanrijding en van het feit of deveiligheidsgordel aan de bestuurderszijdeof de passagierszijde vooraan wordt gedra-gen of niet.

    Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-ken slechts één (of geen enkele) van de air-bags wordt opgeblazen. Het airbagsysteemregistreert de botskracht waaraan de autoblootstaat en stemt de activering van een ofmeerdere airbags daarop af.

    Ook de capaciteit van de airbags wordtafgestemd op de botskracht waaraan deauto blootstaat.

    Positie van de passagiersairbag in een auto methet stuur links.

    Positie van de passagiersairbag in een auto methet stuur rechts.

    Airbag aan de bestuurderszijdeUw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aande bestuurderszijde ook een airbag in hetstuurwiel. Deze zit opgevouwen in het middenvan het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien vanhet opschrift AIRBAG.

    WAARSCHUWING

    De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

  • 01 Veiligheid

    Airbags 01

    23

    Airbag aan de passagierszijdeUw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aande passagierszijde ook een airbag in het stuur-wiel. Deze zit opgevouwen in een ruimte bovenhet dashboardkastje. Het paneel is voorzienvan het opschrift AIRBAG.

    WAARSCHUWING

    Om de kans op letsel bij het opblazen vande airbags te beperken, moeten de passa-giers zo rechtop mogelijk zitten met hunvoeten op de vloer en hun rug tegen de rug-leuning. De veiligheidsgordel moet goedvastzitten.

    WAARSCHUWING

    Plaats geen voorwerpen voor of boven ophet dashboard in het gebied waar de pas-sagiersairbag is aangebracht.

    WAARSCHUWING

    Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen voorin, wanneer deairbag aan die kant geactiveerd is.

    Laat nooit iemand voor de passagierstoelzitten of staan.

    Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel voorin plaatsnemen,als de airbag geactiveerd is.

    Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

  • 01 Veiligheid

    Airbag activeren/deactiveren* 01

    24 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    PACOS deactiveren met sleutel*

    Algemene informatieDe passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac-tiveerd worden met een schakelaar als de autois uitgerust met PACOS (Passenger Airbag CutOff Switch). Zie de tekst onder het kopje Acti-veren/deactiveren voor informatie over active-ring/deactivering.

    Schakelaar voor deactivering met sleutelDe schakelaar voor activering/deactivering vande passagiersairbag, PACOS (Passenger Air-bag Cut Off Switch) zit aan de passagierszijdeaan de zijkant van het dashboard en u kunt erbijdoor het portier aan die kant te openen (zieonder het navolgende kopje “Activering/deac-tivering”).

    Controleer of de schakelaar in de gewenstestand staat. Volvo adviseert u het sleutelbladvan de transpondersleutel te gebruiken om destand te wijzigen.

    Voor informatie over het sleutelblad, ziepagina 53.

    WAARSCHUWING

    Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren voor de inzittenden.

    WAARSCHUWING

    Als de auto is uitgerust met een airbag aande passagierszijde maar geen PACOS-schakelaar (Passenger Airbag Cut OffSwitch) heeft, is de airbag altijd geactiveerd.

    WAARSCHUWING

    Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel, als het brandende symbool opde plafondconsole aangeeft dat de passa-giersairbag geactiveerd is. Het niet opvol-gen van deze aanbeveling kan levensge-vaarlijke situaties opleveren voor het kind.

    WAARSCHUWING

    Laat geen passagier op de passagiersstoelplaatsnemen, als het waarschuwingslampjevoor het airbagsysteem op het instrumen-tenpaneel oplicht terwijl de melding op deplafondconsole (zie pagina 25) aangeeftdat de airbag aan die kant gedeactiveerd is.Dit duidt op een ernstige storing. Bezoek zospoedig mogelijk een werkplaats. Volvoadviseert u daarvoor contact op te nemenmet een erkende Volvo-werkplaats.

    Activeren/deactiveren

    Locatie van de schakelaar voor activering/deacti-vering van de passagiersairbag.

    De airbag is geactiveerd. Met de schake-laar in deze stand kunnen passagiers gro-ter dan 1,40 m aan de passagierszijde opde voorstoel zitten, maar kinderen in eenkinderzitje of op een kussen beslist niet.

    De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-kelaar in deze stand kunnen kinderen ineen kinderzitje of op een kussen aan depassagierszijde op de voorstoel zitten,maar passagiers groter dan 1,40 m beslistniet.

  • 01 Veiligheid

    Airbag activeren/deactiveren* 01

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 25

    WAARSCHUWING

    Geactiveerde airbag (passagiersstoel):

    Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel, wanneer de airbag aan die kant geac-tiveerd is. Laat evenmin personen die klei-ner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-men.

    Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):

    Personen groter dan 1,40 m mogen nooit opde passagiersstoel plaatsnemen, als de air-bag gedeactiveerd is.

    Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

    Berichten

    2

    2

    G01

    7724

    Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan depassagierszijde gedeactiveerd is.

    Een tekstmelding en een brandend symbool ophet plafondpaneel op de plafondconsole gevenaan dat de airbag aan de passagierszijdegedeactiveerd is (zie voorgaande afbeelding).

    G01

    7800

    Hiermee wordt aangegeven dat de airbag aan depassagierszijde geactiveerd is.

    Een waarschuwingssymbool op de plafond-console geeft aan of de passagiersairbagvoorin geactiveerd is (zie voorgaande afbeel-ding).

    N.B.

    Bij het omdraaien van de transpondersleutelnaar sleutelstand II of III brandtca. 6 seconden lang het waarschuwings-symbool voor de airbags op het instrumen-tenpaneel (zie pagina 21).

    Daarna gaat de indicator op de plafondcon-sole branden die de status van de passa-giersairbag aangeeft. Voor meer informatieover de verschillende sleutelstanden van detranspondersleutel, zie pagina 86.

  • 01 Veiligheid

    SIPS-airbags (zij-airbags) 01

    26

    SIPS-airbag

    G03

    2949

    Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deelvan de botskracht door het SIPS-systeem(Side Impact Protection System) over balken,stijlen, vloer, dak en andere delen van de car-rosserie verdeeld. De SIPS-airbags aan debestuurders- en de passagierszijde bescher-men de borstkas en de heupen en vormen eenbelangrijk onderdeel van het SIPS-systeem.

    Het SIPS-systeem bestaat uit twee hoofdon-derdelen: de SIPS-airbags en de sensoren. DeSIPS-airbags zijn aangebracht in de rugleu-ningframes van de voorstoelen.

    WAARSCHUWING

    • Volvo adviseert u reparatiewerk over telaten aan een erkende Volvo-werk-plaats. Verkeerde ingrepen in het SIPS-airbagsysteem kunnen aanleidinggeven tot storingen in de werking metmogelijk ernstig lichamelijk letsel totgevolg.

    • Plaats geen voorwerpen tussen destoelen en de portierpanelen, omdat ditgebied binnen de actieradius van deSIPS-airbag ligt.

    • Volvo adviseert u alleen stoelhoezen tegebruiken die door Volvo zijn goedge-keurd. Andere stoelhoezen kunnen deSIPS-airbags in hun werking hinderen.

    • De SIPS-airbag vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel. Draag altijd eenveiligheidsgordel.

    Kinderzitjes en SIPS-airbagsDe SIPS-airbags beïnvloeden de bescher-mende werking van kinderzitje en/of comfort-kussen niet negatief.

    Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussenop de voorstoel te plaatsen, als de auto aan depassagierszijde niet is uitgerust met een geac-tiveerde1 airbag.

    Positie

    G02

    4377

    Bestuurdersplaats, auto met stuur links.

    G02

    4378

    Passagiersplaats, auto met stuur links.

    Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags ensensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-

    1 Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag, zie pagina 24.

  • 01 Veiligheid

    SIPS-airbags (zij-airbags) 01

    27

    ding reageren de sensoren, die op hun beurtde gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbagsworden vervolgens opgeblazen tussen deinzittende en het portierpaneel. Daarmee van-gen de SIPS-airbags de klap van de aanrijdingop voor de inzittende, waarna de airbags weerleeglopen. De SIPS-airbag wordt normaalgesproken alleen opgeblazen aan de kant vande aanrijding.

  • 01 Veiligheid

    Opblaasgordijnen (IC-systeem) 01

    28

    Eigenschappen

    De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Infla-table Curtain) maken deel uit van het SIPS-systeem en de airbags. Ze zitten verborgenachter de plafondbekleding langs beide zijdenvan de auto en beschermen inzittenden op debuitenste zitplaatsen van de auto. Bij een vol-doende krachtige aanrijding reageren de sen-soren, die op hun beurt de opblaasgordijnenactiveren. Het systeem helpt voorkomen datde bestuurder en eventuele passagiers bij eenbotsing met hun hoofd tegen de binnenkantvan de auto slaan.

    WAARSCHUWING

    Hang of bevestig nooit zware voorwerpenaan de plafondhandgrepen. De haak isalleen bedoeld voor niet al te zware kleding-stukken (en niet voor harde voorwerpenzoals paraplu’s).

    Schroef of bevestig geen onderdelen op deplafondbekleding, portierstijlen of de zijpa-nelen van de auto. Ze kunnen daarbij hunbeschermende werking verliezen. Volvoadviseert u uitsluitend originele Volvo-onderdelen, bestemd voor montage opdeze plaatsen, te gebruiken.

    WAARSCHUWING

    Zorg dat de lading in de auto niet uitsteektboven de denkbeeldige, horizontale lijn op50 mm onder de bovenkant van de portier-ruiten. Anders is het mogelijk dat hetopblaasgordijn dat schuilgaat achter de pla-fondbekleding geen bescherming meerbiedt.

    WAARSCHUWING

    Het opblaasgordijn vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel.

    Draag altijd de veiligheidsgordel.

  • 01 Veiligheid

    WHIPS 01

    ��

    29

    Bescherming tegen whiplash-letsel,WHIPS

    Het WHIPS-systeem (Whiplash ProtectionSystem) bestaat uit energieabsorberende rug-leuningen en speciaal voor het systeem ont-wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij eenaanrijding van achteren, afhankelijk van dehoek waaronder en de snelheid waarmee hetachteropkomende voertuig de auto raakt en demateriaaleigenschappen van dat voertuig.

    WAARSCHUWING

    Het WHIPS-systeem vormt een aanvullingop de veiligheidsgordels. Draag altijd de vei-ligheidsgordel.

    Eigenschappen van de stoelAls het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,klappen de rugleuningen van de voorstoelennaar achteren zodat de zithouding van debestuurder en de passagier op de voorstoelenverandert. Zo wordt de kans op zogeheten whi-plash-letsel beperkt.

    WAARSCHUWING

    Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of hetWHIPS-systeem aan en probeer ze nooitzelf te repareren. Volvo adviseert u daarvoorcontact op te nemen met een erkendeVolvo-werkplaats.

    WHIPS-systeem en kinderzitjesHet WHIPS-systeem beïnvloedt de bescher-mende werking van kinderzitje en/of comfort-kussen niet negatief.

    Juiste zithoudingVoor optimale bescherming moeten debestuurder en de voorpassagier zoveel moge-lijk in het midden van de stoel plaatsnemen ende afstand tussen het hoofd en de hoofdsteunzo klein mogelijk houden.

    Zorg dat u de werking van het WHIPS-systeem niet nadelig beïnvloedt

    Plaats geen voorwerpen op de vloer achter debestuurders- of passagiersstoel die het WHIPS-systeem kunnen hinderen.

  • 01 Veiligheid

    WHIPS 01

    30

    WAARSCHUWING

    Plaats geen koffer of iets dergelijks tussenhet zitgedeelte van de achterbank en derugleuning van de voorstoelen. Let erop datu de werking van het WHIPS-systeem nietbeïnvloedt.

    Plaats geen voorwerpen op de achterbank die hetWHIPS-systeem kunnen hinderen.

    WAARSCHUWING

    Als u een van de ruggedeelten van de ach-terbank hebt omgeklapt, moet u de voor-stoel aan dezelfde kant naar voren schuivenzodat de rugleuning van de stoel niet tegenhet omgeklapte ruggedeelte van de achter-bank aankomt.

    WAARSCHUWING

    Als de stoel heeft blootgestaan aan grotekrachten zoals bij een aanrijding van ach-teren, moet u het WHIPS-systeem latencontroleren. Volvo adviseert u het te latencontroleren door een erkende Volvo-werk-plaats.

    Het WHIPS-systeem kan een deel van zijnbeschermende eigenschappen hebben ver-loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intactis.

    Volvo adviseert u contact op te nemen meteen erkende Volvo-werkplaats voor eencontrole van het systeem, ook na een lichteaanrijding van achteren.

  • 01 Veiligheid

    Activering van de veiligheidssystemen 01

    31

    Activering van de veiligheidssystemen

    Systeem Activering

    Gordelspannersvoorstoelen

    Bij een frontale bot-sing en/of aanrijdingin de zij, van ach-teren en kantelen

    Gordelspannersachterbank

    Bij een frontale bot-sing en/of aanrijdingin de zij en kantelen

    Airbags (SRS) Bij een frontale bot-sing.A

    SIPS-airbags Bij een aanrijding inde zij

    Opblaasgordijnen(IC)

    Bij een aanrijding inde zij, kantelen en/ofeen frontale botsingwaarbij de auto nietgeheel recht vanvoren geraakt wordt

    WHIPS-systeem Bij aanrijdingen vanachteren

    A Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen,ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormdraakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het gewicht vanhet lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheidvan de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d.zijn van invloed op de wijze van activering van de verschil-lende veiligheidssystemen in de auto.

    Wanneer de airbags werden opgeblazen, advi-seert Volvo u het volgende:

    • Laat de auto wegslepen. Volvo adviseert uhem te laten wegslepen naar een erkendeVolvo-werkplaats. Rijd niet met opgebla-zen airbags.

    • Volvo adviseert u het vervangen van deonderdelen van de veiligheidssystemen inde auto over te laten aan een erkendeVolvo-werkplaats.

    • Neem altijd contact op met een arts.

    N.B.

    De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gordel-spanners worden bij een botsing slechtseenmaal geactiveerd.

    WAARSCHUWING

    De regelmodule van het airbagsysteem zitin de middenconsole. Als de middencon-sole doorweekt geraakt is, moet u de accu-kabels loskoppelen. Probeer de auto niet testarten, omdat de airbags daarbij geacti-veerd kunnen worden. Laat de auto weg-slepen. Volvo adviseert u hem te laten weg-slepen naar een erkende Volvo-werkplaats.

    WAARSCHUWING

    Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-nen u bij het sturen danig in de weg zitten.Ook de andere veiligheidssystemen kunnenbeschadigd zijn. Langdurige blootstellingaan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomenbij het opblazen van de airbags kan oog- enhuidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatiemet koud water. De snelheid waarmee deairbags/gordijnen worden opgeblazen kanin combinatie met de toegepaste materialenresulteren in schaaf- en brandwonden aande huid.

  • 01 Veiligheid

    Safety mode 01

    32

    Rijden na een aanrijding

    Als de auto betrokken is geweest bij een aan-rijding, kan de melding Safety mode Zieinstructieb. op het informatiedisplay verschij-nen. Dit betekent dat de functionaliteit van deauto is verminderd. Safety mode is een veilig-heidsfunctie die in werking treedt wanneer deaanrijding belangrijke onderdelen van de autozoals de brandstofleidingen, de sensoren vooreen van de veiligheidssystemen of het remsys-teem, kan hebben beschadigd.

    Auto proberen te startenControleer eerst of er geen brandstof uit deauto is gelopen. Er mag evenmin een brand-stofgeur waarneembaar zijn.

    Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld dater geen brandstof lekt, kunt u proberen demotor te starten.

    Neem de transpondersleutel uit en open hetbestuurdersportier. Als er vervolgens een mel-ding verschijnt dat het contact ingeschakeld is,dient u op de startknop te drukken. Sluit hetportier vervolgens en plaats de transponder-sleutel terug. De elektronica van de auto pro-beert nu te resetten naar de normale stand.Probeer vervolgens de auto te starten.

    Als de melding Safety mode Zieinstructieb. nog steeds op het display staat,mag u niet met de auto rijden en hem evenminverslepen. Verborgen schade kan de auto tij-dens het rijden onbestuurbaar maken, zelfs alshet lijkt dat u nog met de auto kunt rijden.

    Auto verzettenAls de melding Normal mode wordt weerge-geven nadat de Safety mode Zieinstructieb. is gereset, mag u de auto voor-zichtig uit de huidige, gevaarlijke positie verrij-den. Verrijd de auto niet verder dan nodig.

    WAARSCHUWING

    Probeer nooit zelf de auto te repareren of deelektronische onderdelen te resetten nadatde auto in de Safety mode heeft gestaan. Ditkan aanleiding geven tot letsel of eenslechte functie van de auto. Volvo adviseertu de auto altijd in een erkende Volvo-werk-plaats te laten controleren en naar NormalMode te laten resetten nadat de meldingSafety mode Zie instructieb. is versche-nen.

    WAARSCHUWING

    Probeer in geen geval de auto opnieuw testarten, als u een brandstofgeur waarneemtterwijl de melding Safety mode Zieinstructieb. getoond wordt. Verlaat de autoonmiddellijk.

    WAARSCHUWING

    De auto mag niet worden weggesleeptzolang deze in de Safety mode staat. Deauto moet worden weggesleept. Volvo advi-seert u hem te laten wegslepen naar eenerkende Volvo-werkplaats.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    33

    Kinderen moeten comfortabel en veiligkunnen zittenVolvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk tevervoeren in een achterstevoren gemonteerdkinderzitje (in ieder geval tot een leeftijd van3–4 jaar) en daarna tot een leeftijd van 10 jaarop/in een comfortkussen of een kinderzitje datin de rijrichting geplaatst is.

    De plaats van het kind in de auto en de vereisteuitrusting zijn afhankelijk van het gewicht en delengte van het kind (voor meer informatie, ziepagina 35).

    N.B.

    De wettelijke bepalingen voor het vervoervan kinderen in de auto verschillen van landtot land. Ga na welke regels er in uw landvan kracht zijn.

    Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderenaltijd met de gordel goed om in de auto zitten.Laat kinderen nooit bij passagiers op schootzitten.

    Volvo beschikt over kinderveiligheidsproduc-ten (kinderzitjes, comfortkussen en bevesti-gingsmaterialen) die speciaal voor uw auto zijnontwikkeld. Wanneer u voor kinderveiligheids-producten van Volvo kiest schept u niet alleen

    optimale voorwaarden voor een veilig vervoervan uw kind(eren), u weet bovendien zeker datde producten passen en eenvoudig in hetgebruik zijn.

    N.B.

    Neem voor duidelijker instructies voor debevestiging van kinderveiligheidsproductencontact op met de producent.

    Kinderzitjes

    G02

    0739

    Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.

    N.B.

    Bij gebruik van op de markt verkrijgbare kin-derveiligheidsproducten is het van belangdat u de bijgeleverde montage-instructieszorgvuldig doorleest en nauwkeurigopvolgt.

    Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitjenooit vast aan de hendel waarmee u de voor-stoel in de lengterichting verstelt of aan veren,rails of balken onder de stoel. Door scherperanden kunnen de bevestigingsbandenbeschadigd raken.

    Raadpleeg voor de juiste montage de mon-tage-instructies bij het kinderzitje.

    Positie van kinderzitjesHet volgende kan worden gebruikt:

    • een kinderzitje/comfortkussen op de pas-sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-sagierszijde gedeactiveerd1 is.

    • en of meer kinderzitjes/comfortkussen opde achterbank.

    Plaats kinderzitjes/comfortkussens altijd op deachterbank als de airbag aan de passagiers-zijde geactiveerd is. Als de airbag wordt opge-

    1 Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    34

    blazen, kan een kind op de passagiersstoelernstig letsel oplopen.

    WAARSCHUWING

    Zet nooit een kind in een kinderzitje op depassagiersstoel als de airbag (SRS) is geac-tiveerd.

    Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel voorin plaatsnemen,als de airbag (SRS) geactiveerd is.

    Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-aties opleveren.

    WAARSCHUWING

    Gebruik geen kinderzitjes met stalen beu-gels of andere constructies die tegen deontgrendelingsknop van de gordelsluitingkunnen aankomen. Dit om te voorkomendat de gordels plotseling losschieten.

    Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-kant tegen de voorruit aankomt.

    Sticker airbag

    Sticker aan passagierszijde, op de korte kant vanhet dashboard, zie afbeelding op pagina 24.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 35

    Aanbevolen kinderzitjes2

    Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerdeairbag)

    Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank

    Groep 0

    max. 10 kg

    Groep 0+

    max. 13 kg

    Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) -achterstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met ISOFIX-systeem. Voorde juiste montage bij deze bevesti-gingsoptie is een ISOFIX-console* ver-eist.

    Typegoedkeuring: E5 04301146

    (L)

    Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) -achterstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met ISOFIX-systeem.

    Typegoedkeuring: E5 04301146

    (L)

    Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) –achterstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met veiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E1 04301146

    (U)

    Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) –achterstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met veiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E1 04301146

    (U)

    Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) –achterstevoren gemonteerd kinderzitjebevestigd met veiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E1 04301146

    (U)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

    2 Om andere kinderzitjes te kunnen gebruiken dient uw auto op de lijst van de producent te staan of een universele goedkeuring te hebben conform ECE R44.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    36

    Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerdeairbag)

    Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank

    Groep 1

    9–18 kg

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – achterstevo-ren gemonteerd kinderzitje bevestigdmet veiligheidsgordel en bevestigings-band.

    Typegoedkeuring: E5 04192

    (L)

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – achterstevo-ren gemonteerd kinderzitje bevestigdmet veiligheidsgordel en bevestigings-band.

    Typegoedkeuring: E5 04192

    (L)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

    Kinderzitjes met universele goedkeu-ring.

    (U)

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    37

    Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerdeairbag)

    Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank

    Groep 2

    15–25 kg

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – achterstevo-ren gemonteerd kinderzitje bevestigdmet veiligheidsgordel en bevestigings-band

    Typegoedkeuring: E5 04192

    (L)

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – achterstevo-ren gemonteerd kinderzitje bevestigdmet veiligheidsgordel en bevestigings-band

    Typegoedkeuring: E5 04192

    (L)

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – in rijrichtinggemonteerd kinderzitje bevestigd metveiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E5 04191

    (L)

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – in rijrichtinggemonteerd kinderzitje bevestigd metveiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E5 04191

    (L)

    Achterstevoren gemonteerd/omkeer-baar Volvo-kinderzitje (VolvoConvertible Child Seat) – in rijrichtinggemonteerd kinderzitje bevestigd metveiligheidsgordel.

    Typegoedkeuring: E5 04191

    (L)

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    38

    Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerdeairbag)

    Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank

    Groep 2/3

    15–36 kg

    Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

    Typegoedkeuring: E1 04301169

    (UF)

    Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

    Typegoedkeuring: E1 04301169

    (UF)

    Volvo-comfortkussen met rugleuning(Volvo Booster Seat with backrest).

    Typegoedkeuring: E1 04301169

    (UF)

    Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

    Typegoedkeuring: E5 03139

    (UF)

    Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

    Typegoedkeuring: E5 03139

    (UF)

    Kinderzitje met of zonder rugleuning(Booster Cushion with and withoutbackrest).

    Typegoedkeuring: E5 03139

    (UF)

    Geïntegreerd kinderzitje (IntegratedBooster Cushion) – verkrijgbaar alsfabrieksoptie.

    Typegoedkeuring: E5 04189

    (B)

    L: Geschikt voor specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken ofsemi-universeel zijn.

    U: Geschikt voor kinderzitjes in deze gewichtscategorie met universele goedkeuring.

    UF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerde kinderzitjes in deze gewichtscategorie met universele goedkeuring.

    B: Geïntegreerde kinderzitjes met goedkeuring voor deze gewichtscategorie.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 39

    Geïntegreerde kinderzitjes met tweestanden*

    Goede positie: de gordel loopt midden over deschouder.

    Verkeerde positie: de hoofdsteun moet even hoogafgesteld zijn als het hoofd en de gordel mag nietonder de schouder door lopen.

    De geïntegreerde kinderzitjes zijn speciaal ont-worpen om kinderen optimale bescherming tebieden. In combinatie met de aanwezige vei-ligheidsgordels zijn de kinderzitjes goedge-keurd voor kinderen met een gewicht van 15tot 36 kg en een lengte van minimaal 95 cm.

    Zorg alvorens weg te rijden dat:

    • het geïntegreerde kinderzitjemet twee standen correct ingesteld (zieonderstaande tabel) en vergrendeld is

    • de veiligheidsgordel goed strak langs hetlichaam van het kind loopt en nergens slaphangt of verdraaid is

    • de veiligheidsgordel niet tegen de nek vanhet kind aankomt of onder de schouderlangs loopt (zie voorgaande afbeeldingen)

    • de heupgordel laag over het bekken loopt,zodat deze maximale bescherming biedt.

    Stand 1 Stand 2

    Gewicht 22–36 kg 15–25 kg

    Kinderzitje met twee standen uitklappen

    Stand 1

    Trek de handgreep naar voren en omhoogom het kinderzitje vrij te geven.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    40

    Duw het kinderzitje naar achteren om het tevergrendelen.

    Stand 2

    Werk vanuit de onderste stand. Druk op deknop.

    Til het kinderzitje aan de voorkant op enduw het achteruit tegen het ruggedeelte aanom het te vergrendelen.

    WAARSCHUWING

    Volvo adviseert u reparatie- en vervangings-werk over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats. Verricht geen wijzigingen in ofaanpassingen aan het geïntegreerde kin-derzitje. Als een geïntegreerd kinderzitje aangrote krachten heeft blootgestaan zoals tij-dens een aanrijding, moet u het geïnte-greerde kinderzitje in zijn geheel vervangen.Ook als het geïntegreerde kinderzitje erintact uitziet, kunnen er toch beschermendeeigenschappen verloren zijn gegaan. Hetgeïntegreerde kinderzitje moet ook wordenvervangen als het erg versleten is.

    N.B.

    Het is niet mogelijk het kinderzitje vanuitstand 2 in stand 1 te zetten. U moet het zitjedan eerst volledig neerklappen in het zitge-deelte. Zie de tekst onder het kopje Kinder-zitje met twee standen neerklappen.

    Kinderzitje met twee standenneerklappenHet kinderzitje is zowel vanuit de bovenste alsvanuit de onderste stand volledig neer te klap-

    pen in het zitgedeelte. Het is echter niet moge-lijk het kinderzitje vanuit de bovenste stand inde onderste stand te zetten.

    Trek de handgreep naar voren om het zitjevrij te geven.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    41

    Duw het zitje met uw hand omlaag om hetzitje te vergrendelen.

    WAARSCHUWING

    Als u de gebruiksinstructies voor het kin-derzitje met twee standen niet opvolgt, ishet bij een aanrijding niet uitgesloten dat hetkind ernstig letsel oploopt.

    BELANGRIJK

    Controleer voordat u het kinderzitje weerneerklapt of er geen losse voorwerpen(zoals stukken speelgoed) in het gebiedonder het zitje liggen.

    N.B.

    Bij het omklappen van het ruggedeelte vande achterbank dient u eerst het kinderzitjeneer te klappen.

    Kinderslot achterportierenDe bedieningsknoppen voor de ruiten in deachterportieren en de openingshandgrepen opde achterportieren zijn te blokkeren, zodat deachterportieren en de zijruiten niet meer van debinnenzijde kunnen worden geopend. Voormeer informatie, zie pagina 68.

    ISOFIX-bevestigingssysteem voorkinderzitjes

    Achter de onderkant van de ruggedeelten opde beide buitenste zitplaatsen van de achter-bank gaan de bevestigingspunten voor hetISOFIX-systeem schuil.

    Symbolen op de bekleding van de ruggedeel-ten (zie voorgaande afbeelding) geven de posi-tie van deze bevestigingspunten aan.

    Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaagom bij de bevestigingspunten te komen.

    Houdt u zich altijd aan de montage-instructiesvan de fabrikant, wanneer u een kinderzitje/babyzitje aan de ISOFIX-bevestigingspuntenvastzet.

    AfmetingscategorieënKinderzitjes kunnen net als auto’s verschil-lende afmetingen hebben. Kinderzitjes passendaardoor niet op alle zitplaatsen van de ver-schillende modellen.

    Voor kinderzitjes met een ISOFIX-bevesti-gingssysteem zijn er daarom afmetingscate-gorieën om gebruikers te helpen bij het kiezenvan het juiste kinderzitje (zie volgende tabel).

    Afme-tingscate-

    gorie

    Beschrijving

    A Normale grootte, in rijrichtinggemonteerd kinderzitje

    B Beperkte grootte (optie 1), inrijrichting gemonteerd kinder-zitje

    B1 Beperkte grootte (optie 2), inrijrichting gemonteerd kinder-zitje

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    42

    Afme-tingscate-

    gorie

    Beschrijving

    C Normale grootte, achterste-voren gemonteerd kinderzitje

    D Beperkte grootte, achterste-voren gemonteerd kinderzitje

    E Achterstevoren gemonteerdbabyzitje

    Afme-tingscate-

    gorie

    Beschrijving

    F Overdwars gemonteerdbabyzitje, links

    G Overdwars gemonteerdbabyzitje, rechts

    WAARSCHUWING

    Plaats een kind nooit op de passagiersstoelvoorin, als de auto is uitgerust met eengeactiveerde airbag aan die kant.

    N.B.

    Als een ISOFIX-kinderzitje geen afmetings-categorie heeft, dient uw model op de lijstmet auto’s te staan waarvoor het kinderzitjezich leent.

    N.B.

    Volvo adviseert u contact op te nemen meteen Volvo-werkplaats over de ISOFIX-kin-derzitjes die Volvo aanbeveelt.

    Verschillende soorten ISOFIX-kinderzitjes

    Type kinderzitje Gewicht Afmetingscategorie Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje

    Voorstoel Buitenste zitplaats achter-bank

    Babyzitje, overdwars max. 10 kg F X X

    G X X

    Babyzitje, achterstevoren max. 10 kg E X OK

    (IL)

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    ��

    43

    Type kinderzitje Gewicht Afmetingscategorie Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje

    Voorstoel Buitenste zitplaats achter-bank

    Babyzitje, achterstevoren max. 13 kg E X OK

    (IL)

    D X OK

    (IL)

    C X OK

    (IL)

    Kinderzitje, achterstevoren 9–18 kg D X OK

    (IL)

    C X OK

    (IL)

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    44

    Type kinderzitje Gewicht Afmetingscategorie Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje

    Voorstoel Buitenste zitplaats achter-bank

    Kinderzitje, in rijrichting 9–18 kg B X OKA

    (IUF)

    B1 X OKA

    (IUF)

    A X OKA

    (IUF)

    X: De ISOFIX-stand leent zich niet voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichts- en/of afmetingscategorie.

    IL: Geschikt voor specifieke ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groepmerken of semi-universeel zijn.

    IUF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerd ISOFIX-kinderzitje met universele goedkeuring voor deze gewichtscategorie.

    A Volvo adviseert een achterstevoren gemonteerd kinderzitje voor deze categorie.

  • 01 Veiligheid

    Kinderen en veiligheid 01

    45

    Bovenste bevestigingspunten voorkinderzitjes

    De auto is uitgerust met bovenste bevesti-gingspunten voor bepaalde kinderzitjes die inde rijrichting worden gemonteerd. Deze beves-tigingspunten zitten achter op het zitgedeeltevan de achterbank.

    De bovenste bevestigingspunten zijn voorna-melijk bestemd om een in de rijrichting gemon-teerd kinderzitje aan te bevestigen. Volvo advi-seert u kleine kinderen zo lang mogelijk in eenachterstevoren gemonteerd kinderzitje te blij-ven vervoeren.

    N.B.

    Bij auto’s met hoofdsteunen op de beidebuitenste zitplaatsen van de achterbankgaat het monteren van dergelijke veilig-heidszitjes makkelijker, als u deze hoofd-steunen omklapt.

    N.B.

    Bij een bagageruimte die met een bagage-rolhoes kan worden afgedekt, dient de rol-hoes te worden verwijderd voordat er eenkinderzitje aan de bevestigingspunten kanworden vastgezet.

    Zie de aanwijzingen van de fabrikant van hetkinderzitje voor gedetailleerde informatie overde manier waarop u het zitje aan de bovenstebevestigingspunten vastzet.

    WAARSCHUWING

    De bevestigingsband van het kinderzitjealtijd door de opening in de ene poot van dehoofdsteun halen, alvorens de band aan hetbevestigingspunt vast te zetten.

  • 46 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Transpondersleutel/sleutelblad............................................................... 48Privacy locking*....................................................................................... 54Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*.......................................... 56Keyless drive*.......................................................................................... 58Vergrendelen/ontgrendelen.................................................................... 62Kinderslot................................................................................................ 68Alarm*...................................................................................................... 70

  • SLOTEN EN ALARM

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    48

    Algemene informatieBij de auto worden 2 transpondersleutels ofPCC’s (Personal Car Communicator geleverd.U gebruikt ze om de auto te starten en deze tevergrendelen en ontgrendelen.

    U kunt extra transpondersleutels bestellen. Erzijn maximaal 6 transpondersleutels voor éénen dezelfde auto te programmeren en tegebruiken.

    PCC’s kennen meer functies dan een trans-pondersleutel in standaarduitvoering. De restvan dit hoofdstuk gaat over functies die voor-komen op zowel de PCC als op de transpon-dersleutel.

    WAARSCHUWING

    Als er kinderen in de auto zitten:

    Let er bij het verlaten van de auto op dat ude stroomtoevoer naar de elektrischbedienbare zijruiten en het schuifdak ver-breekt door de transpondersleutel uit tenemen.

    Zoekgeraakte transpondersleutelBij verlies van een transpondersleutel kunt ueen nieuwe bestellen bij een werkplaats –geadviseerd wordt een erkende Volvo-werk-

    plaats. Neem de resterende transpondersleu-tels mee naar de werkplaats. Ter voorkomingvan diefstal moet de code van de zoekgeraaktetranspondersleutel uit het systeem wordengewist.

    Hoeveel sleutels er voor de auto geprogram-meerd zijn kunt u controleren in het menusys-teem MY CAR onder Informatie Aantalsleutels. Voor een beschrijving van het menu-systeem, zie pagina 155.

    Sleutelgeheugen1, buitenspiegels enbestuurdersstoelDe instellingen worden automatisch gekop-peld aan de transpondersleutel die op datmoment in gebruik is, zie pagina 89 en109.

    De functie is te activeren/deactiveren in hetmenusysteem MY CAR onder Instellingen

    Auto-instellingen Sleutelgeheugen.

    Voor een beschrijving van het menusysteem,zie pagina 155.

    Voor auto’s met Keyless drive-systeem, ziepagina 58.

    Knippersignalen bij vergrendelen/ontgrendelenWanneer u de auto vergrendelt of ontgrendeltmet een transpondersleutel, lichten de rich-tingaanwijzers een bepaald aantal malen opom aan te geven dat de auto op de juistemanier vergrendeld/ontgrendeld is.

    • Vergrendelen – eenmaal oplichten en debuitenspiegels worden ingeklapt2.

    • Ontgrendelen – tweemaal oplichten en debuitenspiegels worden uitgeklapt2.

    Bij het vergrendelen gebeurt dit alleen als alleportieren na het sluiten correct zijn vergren-deld.

    Functie kiezenIn het menusysteem van de auto zijn verschil-lende opties in te stellen voor bevestiging bijvergrendeling/ontgrendeling middels lichtsig-nalen, zie pagina 155.

    Ga in het menusysteem MY CAR naarInstellingen Auto-instellingenLichtinstellingen en markeer Lichtsignaaldeurvergrendeling en/of Lichtsignaal bijontgrendeling.

    1 Alleen in combinatie met elektrisch bedienbare bestuurdersstoel en elektrisch inklapbare buitenspiegels.2 Alleen auto’s met elektrisch inklapbare buitenspiegels.

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    ��

    49

    Vergrendelingsindicatie

    Dezelfde diode als de alarmindicatie, ziepagina 70.

    Een knipperende diode onder aan de voorruitgeeft aan dat de auto vergrendeld is.

    N.B.

    Ook auto’s zonder alarm zijn uitgerust metdeze indicatie.

    Elektronische startblokkeringElke transpondersleutel heeft zijn eigen, uniekecode. U kunt alleen in de auto rijden, wanneeru een transpondersleutel met de juiste codegebruikt.

    De onderstaande foutmeldingen op het infor-matiedisplay van het instrumentenpaneel hou-

    den verband met de elektronische startblok-kering:

    Melding Betekenis

    SleutelfoutOpnieuw insteken

    Storing tijdens hetuitlezen van detranspondersleuteltijdens het starten –Sleutel uitnemen,opnieuw aanbren-gen en een nieuwestartpoging doen.

    Autosleutel nietgevonden

    (Geldt alleen voorKeyless drive metPCC.)

    Storing tijdens hetuitlezen van de PCCtijdens het starten –Nieuwe startpogingdoen.

    Als de storing aan-houdt: Transpon-dersleutel in hetcontactsleutelduwen en eennieuwe startpogingdoen.

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    50 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Melding Betekenis

    StartblokkeringStart opnieuw

    Storing in het start-blokkeringssysteemtijdens het starten.Het wordt geadvi-seerd contact op tenemen met eenerkende Volvo-werkplaats, als destoring aanhoudt.

    Voor het starten van de auto, zie pagina 120.

    Functies

    G02

    1078

    Transpondersleutel, standaardversie.

    Vergrendelen

    Ontgrendelen

    “Approach”-verlichting

    Achterklep

    Paniekfunctie

    G02

    1079

    Transpondersleutel met PCC* - Personal CarCommunicator.

    Informatie

    Functietoetsen Vergrendelen – Vergrendelt de portieren

    en de achterklep en activeert het alarm.

    Bij lang indrukken (ten minste 2 seconden)worden alle zijruiten en het schuifdak* tegelij-kertijd gesloten.

    WAARSCHUWING

    Controleer of niemand met de handenbekneld raakt wanneer u het schuifdak ende zijruiten vanaf de transpondersleutelsluit.

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    ��

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 51

    Ontgrendelen – Ontgrendelt de portierenen de achterklep en deactiveert het alarm.

    Bij lang indrukken (ten minste 4 seconden)worden alle zijruiten tegelijkertijd geopend.

    De gelijktijdige ontgrendeling van alle portierenis dusdanig te wijzigen dat bij eenmaal indruk-ken van de knop eerst het bestuurdersportierontgrendeld wordt en bij de tweede maalindrukken – één en ander binnen 10 seconden– de resterende portieren te ontgrendelen.

    De functie is te wijzigingen in het menusysteemvan MY CAR onder Instellingen Auto-instellingen Slotinstellingen Deurenopen met de beide opties Alle deuren enEnter current PIN. Voor een beschrijving vanhet menusysteem, zie pagina 155.

    Duur naderingslicht – Bestemd om deverlichting van de auto op afstand in te scha-kelen. Voor meer informatie, zie pagina 99.

    Achterklep – Ontgrendelt alleen de ach-terklep en deactiveert de alarmfunctie voor deachterklep. Voor meer informatie, ziepagina 65.

    Paniekfunctie – bestemd om in noodge-vallen de aandacht van anderen te trekken.

    Als u de toets ten minste 3 seconden lang inge-drukt houdt of tweemaal achtereen binnen

    3 seconden indrukt, worden de richtingaanwij-zers, de interieurverlichting en de claxon geac-tiveerd.

    U kunt deze functie met dezelfde toets weeruitschakelen, als de functie minimaal 5 secon-den actief geweest is. Als u niets doet, wordtde functie na 2 minuten en 45 seconden auto-matisch uitgeschakeld.

    Bereik transpondersleutelDe functies van de transpondersleutel zijn totop ca. 20 m afstand van de auto te gebruiken.

    Als de auto niet reageert bij bediening van eentoets – probeer het dan op minder groteafstand opnieuw.

    N.B.

    Er kunnen storingen optreden in de functiesvan de transpondersleutel door radiogolvenin de lucht, omringende gebouwen, topo-grafische omstandigheden e.d. Het is altijdmogelijk de auto te vergrendelen/ontgren-delen met het sleutelblad, zie pagina 53.

    Unieke PCC-functies*

    G02

    1080

    Transpondersleutel met PCC* - Personal CarCommunicator.

    Informatietoets

    Controlelampjes

    Na een druk op de informatietoets kunt ubepaalde informatie over de auto uitlezen aande hand van de controlelampjes.

    Gebruik van de informatietoets� Druk op de informatietoets .

    > Ca. 7 seconden lang lichten de contro-lelampjes op de PCC om de beurt op.Dit geeft aan dat informatie over de autowordt uitgelezen.

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    52

    Als u gedurende dit tijdsbestek op eenvan de andere toetsen drukt, wordt deuitlezing beëindigd.

    N.B.

    Als bij herhaaldelijk gebruik van deinformatietoets – op verschillende tijdstip-pen en verschillende plaatsen – blijkt datgeen van de controlelampjes gaat branden(en dat evenmin na 7 seconden alsooknadat de controlelampjes op de PCC om debeurt oplichtten), dient u contact op tenemen met een werkplaats – geadviseerdwordt een erkende Volvo-werkplaats.

    De controlelampjes verstrekken informatiezoals aangegeven op de volgende afbeelding:

    Continu groen licht: de auto is vergrendeld.

    Continu oranje licht: de auto is ontgren-deld.

    Continu rood licht: het alarm is afgegaanna vergrendeling van de auto.

    De beide rode controlelampjes lichtenbeurtelings rood op: het alarm is minderdan 5 minuten geleden afgegaan.

    Bereik PCCHet bereik van de PCC voor vergrendeling,ontgrendeling en bediening van de achterklepis ca. 20 m rond de auto – voor de overigefuncties geldt een maximumbereik vanca. 100 m.

    Als de auto niet reageert bij bediening van eentoets – probeer het dan op minder groteafstand opnieuw.

    N.B.

    Er kunnen storingen optreden in de functievan de informatietoets door radiogolven inde lucht, omringende gebouwen, topogra-fische omstandigheden e.d.

    Buiten bereik PCCAls de PCC op dermate grote afstand van deauto is dat er geen informatie over de auto kanworden uitgelezen, wordt de laatst bekendestatus van de auto weergegeven zonder dat delampjes op de PCC om de beurt oplichten.

    Als er meerdere PCC’s voor de auto in gebruikzijn, geeft uitsluitend de PCC waarmee de autode laatste keer vergrendeld/ontgrendeld werdde juiste status aan.

    N.B.

    Als binnen het bereik van de PCC geenvan de controlelampjes brandt bij hetindrukken van de informatietoets, vertoontde communicatie tussen de PCC en de automogelijk storingen onder invloed van radio-golven in de lucht, omringende gebouwen,topografische omstandigheden e.d.

  • 02 Sloten en alarm

    Transpondersleutel/sleutelblad

    02

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 53

    Afneembaar sleutelblad

    De transpondersleutel bevat een afneembaarmetalen sleutelblad waarmee u enkele functieskunt activeren en bepaalde handelingen kuntuitvoeren.

    De unieke code van de sleutelbladen is bekendbij de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ooknieuwe sleutelbladen kunnen worden besteld.

    Functies sleutelbladU kunt het afneembare sleutelblad van detranspondersleutel gebruiken om:

    • het linker voorportier handmatig te ope-nen, als de centrale vergrendeling niet tebedienen is vanaf de transpondersleutel,zie pagina 59.

    • het mechanische kinderslot op de achter-portieren te activeren/deactiveren, ziepagina 68.

    • het rechter voorportier en de achterportie-ren handmatig te vergrendelen bij bijv.stroomuitval, zie pagina 62.

    • de toegang tot het dashboardkastje en debagageruimte (Privacy locking*) te blokke-ren, zie pagina 54.

    • de airbag voor de voorpassagier(PACOS)* te activeren/deactiveren, ziepagina 24.

    Sleutelblad verwijderen

    G02

    1082

    Haal de veerbelaste pal opzij.

    Trek tegelijkertijd het sleutelblad naar ach-teren.

    Sleutelblad aanbrengenPlaats het sleutelblad voorzichtig terug in detranspondersleutel.

    1. Houd de transpondersleutel met de gleufomhoog en laat het sleutelblad in de gleufzakken.

    2. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad. Uhoort een klikgeluid wanneer het sleutel-blad goed vastzit.

    Portier ontgrendelen met sleutelbladAls de centrale vergrendeling niet op de trans-pondersleutel reageert (omdat de batterijen bij-voorbeeld leeg zijn), kunt u het linker voorpor-tier op de volgende manier ontgrendelen enopenen:

    1. Ontgrendel het linker voorportier met hetsleutelblad in de slotcilinder van de por-tierhandgreep.

    Zie ook de afbeelding en de overige infor-matie op pagina zie pagina 59.

    N.B.

    Wanneer u het portier met het sleutelbladontgrendeld hebt en vervolgens opent, gaathet alarm af.

    2. Schakel het alarm uit door de transpon-dersleutel in het contactslot te steken.

    Voor auto’s met Keyless drive-systeem, ziepagina 59.

  • 02 Sloten en alarm

    Privacy locking*

    02

    54 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Algemene informatie over Privacylocking

    G01

    7869

    Vergrendelingspunten voor transpondersleutelmet sleutelblad.

    G01

    7870

    Vergrendelingspunten voor transpondersleutelzonder sleutelblad (Privacy locking geactiveerd).

    De functie Privacy locking is bestemd voor alsu de auto afgeeft voor een onderhoudsbeurt ofals u hem bij een hotel of iets dergelijks laatparkeren. Het dashboardkastje is dan vergren-deld en het achterklepslot is niet via de centralevergrendeling te openen – de achterklep is nietmeer te bedienen met de knoppen op de voor-portieren of die op de transpondersleutel.

    Dit betekent dat de transpondersleutel zonderhet sleutelblad alleen kan worden gebruikt omhet alarm te activeren/deactiveren, de portie-ren te openen en in de auto te rijden.

    De transpondersleutel zonder sleutelblad kuntu vervolgens overhandigen aan service- ofhotelpersoneel – het losse sleutelblad houdt ubij zich.

    N.B.

    Vergeet niet de bagagerolhoes over delading heen uit te rollen voordat u de ach-terklep sluit (zie pagina 301).

    Activeren/deactiveren

    Privacy locking activeren.

    Privacy locking activeren:

    Duw het sleutelblad in de slotcilinder vanhet dashboardkastje.

    Draai het sleutelblad 180 graden rechtsom.Bij een vergrendeld kastje staat het sleu-telgat verticaal.

    Neem het sleutelblad uit. Ondertussen ver-schijnt een melding op het informatiedis-play.

    Het dashboardkastje is daarmee vergrendelden de achterklep is niet meer te ontgrendelenvia de transpondersleutel of de knop voor cen-trale vergrendeling.

  • 02 Sloten en alarm

    Privacy locking*

    02

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 55

    N.B.

    Plaats het sleutelblad niet in de transpon-dersleutel terug, maar houd het bij u enbewaar het goed.

    • Houd voor het deactiveren de omgekeerdevolgorde aan.

    Om alleen het dashboardkastje te vergrende-len, zie pagina 64.

  • 02 Sloten en alarm

    Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*

    02

    56 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Accu vervangenVervang de batterijen, als:

    • het informatiesymbool oplicht enAfst.bediening batterij raakt leeg.Vervang de batterij. op het display staat

    en/of

    • de sloten herhaalde malen achtereen nietreageren op het signaal van een transpon-dersleutel die zich binnen een straal van20 m rond de auto bevindt. Openen

    Haal de veerbelaste pal opzij.

    Trek tegelijkertijd het sleutelblad naarachteren.

    Steek een kruiskopschroevendraaiermet een dikte van 3 mm in de opening ach-ter de veerbelaste pal en werk de trans-pondersleutel voorzichtig open.

    N.B.

    Houd de transpondersleutel met de toetsenomhoog om te voorkomen dat de batterijenbij het openen van de afdekking op de grondvallen.

    BELANGRIJK

    Kom niet met uw vingers aan de polen vande batterijen of de contactvlakken, omdatze daardoor slechter kunnen presteren.

    Batterij vervangenLet erop hoe de batterij(en) aan de binnen-zijde van de afdekking vastzit(ten). Letdaarop op de pluszijde + en de minzijde –.

    Transpondersleutel (1 batterij)1. Werk de batterij voorzichtig los.2. Plaats een nieuwe met de pluszijde (+)

    omlaag.

    PCC* (2 batterijen)1. Werk de batterijen voorzichtig los.2. Plaats eerst een nieuwe met de pluszijde

    (+) omhoog.3. Leg het witte plasticvel op de geplaatste

    nieuwe batterij en breng daarna nog eennieuwe batterij aan met de pluszijde (+)omlaag.

    BatterijtypeGebruik batterijen met het opschrift CR2430,3 V (twee per transpondersleutel en twee perPCC).

    In elkaar zetten1. Druk de afdekking weer op de transpon-

    dersleutel vast.

    2. Houd de transpondersleutel met de gleufomhoog en laat het sleutelblad in de gleufzakken.

  • 02 Sloten en alarm

    Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*

    02

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 57

    3. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad. Uhoort een klikgeluid wanneer het sleutel-blad goed vastzit.

    BELANGRIJK

    Zorg dat de oude batterij(en) wordt/wordenafgevoerd op een milieuontlastende manier.

  • 02 Sloten en alarm

    Keyless drive*

    02

    58 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.

    Vergrendelings- en startsysteemzonder sleutel (alleen PCC1)

    Algemene informatie

    Met de Keyless drive-functie van de PCC kuntu zonder een sleutel te gebruiken de auto ont-grendelen, starten en vergrendelen. U hoeft dePCC alleen bij u te dragen. Het systeem maakthet eenvoudiger om de auto te openen wan-neer u bijvoorbeeld uw handen vol hebt.

    Beide PCC’s van de auto ondersteunen deKeyless drive-functie. U kunt meer PCC’s bij-bestellen, zie pagina 48.

    Bereik PCCOm een portier of de achterklep te kunnen ope-nen moet de PCC zich binnen een straal van

    maximaal 1,5 m rond de portierhandgrepen ofde achterklep bevinden. Dit betekent dat u dePCC bij u moet dragen om een portier te ver-grendelen of ontgrendelen. Wanneer u aan deene kant van de auto staat, is het niet mogelijkom met de PCC een portier aan de andere kantte vergrendelen of ontgrendelen.

    De rode cirkels op de nevenstaande afbeeldinggeven het dekkingsgebied van de systeeman-tennes aan.

    Als alle PCC’s uit de auto worden genomenterwijl de motor loopt, sleutelstand II actief is(zie pagina 86) of alle portieren worden geslo-ten, verschijnt er een waarschuwingsmeldingop het informatiedisplay en klinkt er eengeluidssignaal.

    Wanneer een van de PCC’s weer in de auto isgelegd, verdwijnen de waarschuwingsmeldingen het geluidssignaal nadat:

    • er is een portier geopend of gesloten• de transpondersleutel is in het contactslot

    gestoken

    • de knop READ is ingedrukt.Veilig gebruik van uw PCCAls u een PCC met Keyless drive-functie in deauto laat liggen, wordt de PCC bij het vergren-delen van de auto tijdelijk gedeactiveerd.

    Onbevoegden kunnen de portieren er dan nietmeer mee openen.

    Als er echter ingebroken wordt en iemand dePCC in de auto vindt, wordt de PCC weergeactiveerd. Pas daarom goed op al uw PCC’s.

    BELANGRIJK

    Laat een PCC nooit onbeheerd in de autoliggen.

    Storingen in de functie van een PCCDe Keyless drive-functie kan verstoord wordendoor elektromagnetische velden en afscher-mingen. Leg de PCC daarom niet dicht bij eenmobiele telefoon of metalen voorwerpen.

    Als er desondanks toch storingen optreden,moet u de PCC en het sleutelblad als trans-pondersleutel gebruiken, zie pagina 50.

    1 Personal Car Communicator, zie pagina 51.

  • 02 Sloten en alarm

    Keyless drive*

    02

    ��

    * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 59

    Vergrendelen

    Auto’s met Keyless drive-systeem zijn voorzienvan een drukgevoelige zone op de buitenhand-greep van de portieren alsook een met rubberbeklede knop naast het eveneens met rubberbeklede drukplaatje op de achterklep.

    Vergrendel de portieren en de achterklep doorlang op de drukgevoelige zone van een van deportierhandgrepen te drukken of druk op dekleinste van de beide met rubber bekledeknoppen op de achterklep – de vergrende-lingsindicatie onder aan de voorruit gaat knip-peren om aan te geven dat er vergrendelingheeft plaatsgevonden, zie pagina 49.

    Alle portieren inclusief de achterklep moetenzijn gesloten, voordat u de auto kunt vergren-delen – de auto wordt anders niet vergrendeld.

    N.B.

    Als u (terwijl de motor is afgezet) de PCC uitde auto haalt en de auto niet vergrendeltdoor een van de portierhandgrepen aan teraken of de vergrendeltoets op de PCC tebedienen, gebeurt het volgende:

    Na ca. 1½–2 minuten wordt het alarm g