Waterdistributie en afvoer -...
Transcript of Waterdistributie en afvoer -...
2007-2008
Calle Bram Goethals Jan
Cappelle Sam Vandenberghe Pieter
Saeys Frank
Waterdistributie en afvoer
Prof. dr. ir. R. Verhoeven
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 2
Met bijzondere dank aan:
ing. E. Compernol, firma AMCAL
ir. L. Vandersteen, TMVW Gent voor hun bereidwillige uitleg.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 3
Inhoudsopgave
Inleiding .................................................................................................................. 4
Opgave .................................................................................................................... 5
Dimensionering van het pompstation .................................................................. 7
1) Bepaling van het debiet ................................................................................. 7
2) Bepaling van de diameters ............................................................................ 7
3) Leidingskarakteristiek .................................................................................... 9
3.1) Wrijvingsverliezen ................................................................................ 9
3.2) Leidingskarakteristiek......................................................................... 10
3.3) Bepaling van de karakteristieken van de vlinderklep ......................... 13
4) Pompconfiguratie ........................................................................................ 15
4.1) Werkingspunt: situatie ‟s nachts ........................................................ 15
4.2) Pompkeuze ........................................................................................ 15
4.2.1) Voorstel 1: NB40-200/206 ......................................................... 16
4.2.2) Voorstel 2: CR45-3-2 ................................................................ 17
4.2.3) Besluit ....................................................................................... 18
4.3) Werkingspunt: situatie overdag .......................................................... 18
4.4) Pompkeuze ........................................................................................ 19
5) Geleverde debieten bij aan- en afslagpeil .................................................. 20
5.1) Bepaling debiet aanslagpeil: situatie overdag .................................... 20
5.2) Bepaling debiet afslagpeil: situatie „s nachts ...................................... 21
5.3) Bepaling debiet aanslagpeil: situatie overdag .................................... 22
5.4) Bepaling debiet afslagpeil: situatie „s nachts ...................................... 23
6) Beveiliging tegen waterslag ....................................................................... 24
6.1) Alternatieven ...................................................................................... 24
6.2) Vergelijking ........................................................................................ 24
Dimensionering van het aanzuigreservoir ......................................................... 25
1) Aanzuigleiding CR45-3-2 .......................................................................... 25
2) Aanzuigleiding CR15-4(kleine pomp) ........................................................ 25
3) Aanzuigreservoir ....................................................................................... 26
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 4
Inleiding
In het kader van het opleidingsonderdeel “Waterzuivering en -transport”, Eerste
Master burgerlijk bouwkundig ingenieur en bio-ingenieur: bodem- en waterbeheer,
bestaat deze opdracht er in om een pompstation te dimensioneren aan de hand van
een gegeven situatie. Door middel van dit pompstation wordt drinkwater van een
reinwaterbekken naar twee hoger gelegen watertorens verpompt.
Het doel van deze opdracht omvat het toepassen en kritisch reflecteren van de
behandelde leerstof uit de lessen.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 5
Opgave
Opgave 1c: Waterdistributie en afvoer Er wordt gevraagd een pompstation te ontwerpen dat per etmaal in een twaalftal uren gedurende de nacht drinkwater verpompt van een reinwaterbekken naar 2 watertorens. Beide watertorens hebben een volume van 950 m³. Elke dag wordt er ongeveer 825 m³ van die 950 verbruikt voor elke watertoren. Overdag zorgt een kleinere pomp voor een constante toevoer van 4l/s. De toevoer naar de reinwaterkelder bedraagt, naargelang de productie 10 à 25 l/s. De peilen aangegeven bij de watertorens zijn de uitstroompeilen van de leidingen (vrije uitstroming). Het schema van het probleem is weergegeven op onderstaande figuur. Voor de berekening van de drukverliezen in de leidingen kan de verliescoëfficiënt in de formule van Darcy-Weissbach op 0.016 = Cte genomen worden. Er worden geen speciale verliezen in rekening gebracht. Het ontwerp wordt gemaakt voor het gemiddeld peil tussen aanslagpeil en afslagpeil van de pompen. Ook dienen de geleverde debieten bij aan- en afslagpeil te worden berekend. Het verslag bevat als eerste blz. de opgave. Naast de ontwerpberekening dient ook een duidelijke schets gemaakt van de opstelling van de pompen en van het (correct gedimensioneerde) aanzuigreservoir. Voor vragen: [email protected]
Bij het uitwerken van deze opdracht gaan we als volgt te werk:
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 6
Voor de uitwerking van deze opdracht gaan we als volgt te werk:
Opgave
Criterium: snelheden
Berekening diameters
Wrijvings-verliezen
Berekening debiet
Berekening regelklep
Leidingskarakteristiek
Opvoerhoogte
Bepaling pompconfiguratie
Criterium: rendement
Werkingspunt
Dimensionering aanzuigreservoir
Schets opstelling
Beveiliging waterslag
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 7
Dimensionering van het pompstation
1 Bepaling van het debiet
Het gemiddeld dagverbruik bedraagt 2 x 825m³ = 1650m³. Overdag (gedurende 12
uur) zorgt een pomp voor een constante toevoer van 4 l/s. Dit betekent dat overdag
een totaal volume van 4l/s.3600.12u = 172,8m³ wordt verpompt. Bijgevolg moeten de
pompen ‟s nachts nog 1650m³ - 172,8m³ = 1477,2m³ verpompen. Dat komt overeen
met een gemiddeld debiet van 123,1m³/h of 34,19l/s.
Figuur1: Debiet gedurende een etmaal
2 Bepaling van de diameters
Als onder- en bovengrens voor de snelheden in de leidingen nemen we
respectievelijk 0,5m/s en 1m/s. Indien de snelheid veel hoger ligt dan 1m/s krijgen we
heel grote ladingsverliezen. Dit is bijgevolg niet economisch voor het energieverbruik
en de belasting van de pompen. Anderzijds wordt de minimumgrens gekozen om
sedimentatie in de drinkwaterleiding te voorkomen. Hieruit kunnen we dan grenzen
voor de diameters van de leidingen berekenen. We berekenen deze grenzen voor
het gemiddeld debiet zowel ‟s nachts als overdag.
Voor het bepalen van de leidingdiameter, gaan we als volgt te werk:
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 8
Dit levert ons onderstaande tabel op voor de minimum – en maximumdiameters:
debiet [m³/s]
Ø min.snelheid
Ø max.snelheid
overdag
leiding 1 0,0040 0,1303 0,0714
leiding 2 0,0020 0,0921 0,0505
leiding 3 0,0020 0,0921 0,0505
s nachts
leiding 1 0,0342 0,3809 0,2086
leiding 2 0,0171 0,2694 0,1475
leiding 3 0,0171 0,2694 0,1475
Tabel1: berekening diameters
Indien we de waarden in de tabel bekijken, merken we op dat we niet aan alle
voorwaarden van de snelheden kunnen voldoen. We kiezen ervoor om de snelheden
altijd te beperken tot de maximale grens van 1,0m/s. De snelheid van het water is
dan weliswaar overdag te laag. Aangezien deze situatie slechts tijdelijk is - 12 uren
per dag – is onze keuze verantwoord.
We houden bij het ontwerp rekening met de commerciële afmetingen van de buizen.
In onderstaande tabel worden de buiten- en binnendiameter, de dikte en de prijs per
lopende meter vermeld. We gebruiken steeds de binnendiameter in onze
berekeningen.
Ø x s [mm]
binnendiameter [mm]
L [m]
prijs [€/m]
Ø x s [mm]
binnendiameter [mm]
L [m]
prijs [€/m]
20x2,0 16 50 0,97 90x8,2 73,6 12 14,28
20x2,0 16 100 0,97 90x8,2 73,6 50 14,28
25x2,4 20,2 50 1,39 90x8,2 73,6 100 14,28
25x2,4 20,2 100 1,39 110x10 90 6 21,18
32x3,0 26 6 2,13 110x10 90 12 21,18
32x3,0 26 50 2,17 110x10 90 50 21,18
32x3,0 26 100 2,17 110x10 90 100 21,18
40x3,7 32,6 6 3,44 125x11,4 102,2 6 27,5
40x3,7 32,6 50 3,51 125x11,4 102,2 12 27,5
40x3,7 32,6 100 3,51 125x11,4 102,2 50 27,5
50x4,6 40,8 6 5,31 125x11,4 102,2 100 27,5
50x4,6 40,8 50 5,41 160x14,6 130,8 6 44,95
50x4,6 40,8 100 5,41 160x14,6 130,8 12 44,95
63x5,8 51,4 6 8,33 200x18,2 163,6 12 70,09
63x5,8 51,4 50 8,48 250x14,8 220,4 12 79,86
63x5,8 51,4 100 8,48 280x16,6 246,8 12 98,64
75x6,8 61,4 6 9,9 315x18,7 277,6 12 126,32
75x6,8 61,4 12 9,9 355x21,1 312,8 12 159,12
75x6,8 61,4 50 9,9 400x23,7 352,6 12 203,28
75x6,8 61,4 100 9,9 450x26,7 396,6 12 254,86
90x8,2 73,6 6 14,28 500x29,7 440,6 12 317,99
Tabel2: Technische gegevens van HDPE-buizen (Dyka)
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 9
3 Leidingskarakteristiek
3.1 Wrijvingsverliezen
Om, tijdens het bepalen van de leidingskarakteristieken, gemakkelijk de leidingen te
kunnen benoemen, voeren we een nummering in als volgt:
Van pompstation tot 9,50m TAW: leiding 1
Van 9,50 TAW tot 40m TAW (watertoren 1): leiding 2
Van 9,50 TAW tot 42m TAW (watertoren 2): leiding 3
Uitgaande van de leidingskarakteristieken van de verschillende leidingen zullen we
proberen via een combinatie van serie- en parallelschakeling te komen tot de
karakteristiek van het geheel. Om het ladingsverlies h over een leiding te kennen in
functie van het debiet Q, moeten we onderstaande formule gebruiken om de invloed
van de wrijving op het ladingsverlies in rekening te brengen:
2
iiiiQLKh
waarbij L de lengte van de leiding voorstelt en K berekend wordt volgens de formule
van Darcy-Weissbach:
ii
iDAg
K2
2
met A de dwarssectie, D de diameter en =0,016 de verliescoëfficiënt van de
leidingen.
Voor iedere leiding tellen we daar nog de opvoerhoogte bij:
Voor leiding 1: van het gemiddeld peil van het reinwaterbekken tot 9,5m TAW
= 9,5m – (6+1)/2m = 6m
Voor leiding 2: van 9,5m tot 40m TAW = 40m - 9,5m = 30,5m
Voor leiding 3: van 9,5m tot 42m TAW = 42m - 9,5m = 32,5m
Alles werd uitgerekend in EXCEL en de corresponderende waarden zijn
weergegeven in onderstaande tabel:
leiding g (m/s²) D (m) A= D²/4 (m²) A² (m4) K
1 0.016 9.81 0.2204 0.0382 0.00146 2.542
2 0.016 9.81 0.1308 0.0134 0.000181 34.530
3 0.016 9.81 0.1308 0.0134 0.000181 34.530 Tabel 3: Bepaling van K
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 10
3.2 Leidingskarakteristiek
leiding K L (m) Q (m³/s) Q² (m6/s²) H m H
1 2.5420 1900 0.0342 0.0012 5.6459 11.646
2 34.53047 35 0.0171 0.00029 0.3532 30.853
3 34.53047 713 0.0171 0.000292 7.195 39.695
Tabel 4: Bepaling van de opvoerhoogte voor de gevraagde debieten
Via EXCEL hebben we de leidingskarakteristiek bepaald. Daarvoor gaan we als volgt
te werk. We bepalen de leidingskarakteristiek van leiding 1, 2 en 3 afzonderlijk.
Aangezien we te maken hebben met een serie- en parallelschakeling moeten we de
leidingskarakteristieken optellen. Leiding 2 en 3 staan parallel ten opzichte van
elkaar, terwijl de resultante van 2 en 3 dan weer in serie staat met leiding 1. Parallel
betekent dat we de leidingskarakteristieken horizontaal optellen, bij serie gebeurt de
optelling verticaal. In ons geval betekent dit concreet dat we de karakteristieken van
leiding 2 en 3 horizontaal optellen en de resulterende karakteristiek vervolgens
verticaal optellen met de karakteristiek van leiding 1. Dit levert ons onderstaand
resultaat:
Figuur 2: Leidingskarakteristieken
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 11
Er valt op te merken dat de cyaankleurige lijn eerst de curve van leiding 2 volgt om
vervolgens een knik te vertonen. Deze knik is ook te zien in de resultante van de 3
leidingen. De knik is niet echt uitgesproken omwille van het vlak verloop van
leidingskarakteristiek 2. Het ontwerppunt moet rechts gelegen zijn van het knikpunt,
zoniet betekent dit dat er geen water vloeit in leiding 3 en alles via leiding 2 stroomt.
In onderstaande grafiek hebben we het werkingspunt bepaald aan de hand van een
fictieve pompkarakteristiek.
Figuur 3: Leidingskarakteristieken + pompcurve
Die pompcurve bepalen we aan de hand van het ontwerpdebiet met bijhorende
opvoerhoogte. We bepalen de snijpunten met de assen door 1,33 maal de
opvoerhoogte uit te rekenen en twee maal het ontwerpdebiet te nemen. Dit geeft
onderstaande waarden voor de situatie ‟s nachts. Hetzelfde kan nogmaals uitgevoerd
worden voor de situatie overdag. Het enige verschil is de ligging van het
werkingspunt ten gevolge van een andere pompcurve. Het punt zal naar linksonder
verschuiven (voor bepaling ontwerpdebiet en opvoerhoogte, zie verder):
opvoerhoogte h (m) debiet (m³/s) 56,284 0
42,319 0,0342
0 0,0684
Tabel 5: Bepaling punten pompcurve
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 12
Het werkingspunt is het snijpunt van de pompcurve met de resulterende
leidingskarakteristiek, hier aangeduid met de letter P. Uitgaande van het
werkingspunt kunnen we de debieten bepalen die door elke leiding stromen.
P‟ is het debiet dat door leiding 1 stroomt. Er valt af te lezen op de grafiek dat
het debiet van leiding 2 gelijk is aan dat van leiding 1. Bijgevolg stroomt
geen(!) water door leiding 3. Er is namelijk geen snijpunt tussen de horizontale
door P‟ en leiding 3. De watertoren, gevoed door leiding 2, zal eerst gevuld
worden vooraleer de andere watertoren van water voorzien wordt. Deze
configuratie is dus niet aanvaardbaar.
Wij opteren voor een configuratie waarbij de ladingsverliezen in beide
leidingen een even groot aandeel in beslag nemen. Dit kunnen we praktisch
aanpakken door:
een verkleining van de leidingdiameters,
de installatie van een vlinderklep.
De aanpassing van de diameters is af te raden omwille van het feit dat de
snelheden onaanvaardbaar worden. Bovendien is dit een weinig dynamisch
systeem. Indien de capaciteit om één of andere reden moet verhoogd worden,
lukt dit moeilijk zonder diameteraanpassing.
De installatie van een vlinderklep biedt veel meer perspectieven. Een vlinderklep
kan de stroming geheel of gedeeltelijk afsluiten met een schijf die om haar
middellijn draait. Door draaiing over een hoek van 90° gaat de vlinderklep dus
van open naar dicht of omgekeerd. Vlinderkleppen dienen vooral als afsluiter,
maar kunnen ook als regelklep dienen. De bediening kan met de hand gebeuren
of automatisch: elektrisch of pneumatisch. Vlinderkleppen zijn vooral interessant
in grote leidingen, waar ze goedkoper zijn dan andere soorten kleppen.
Aangezien leiding 3 de grootste ladingsverliezen vertoont, zal deze
leidingskarakteristiek bepalend zijn. De leidingskarakteristiek ziet er dan als volgt
uit:
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 13
Figuur 4: Leidingskarakteristieken
3.3 Bepaling van de karakteristieken van de vlinderklep
Om er voor te zorgen dat er door de leidingen evenveel water stroomt en bijgevolg
de watertorens synchroon gevuld worden moeten we het ladingsverlies in leiding 2
artificieel opdrijven tot aan het ladingsverlies in leiding 3. Door de invoering van de
vlinderklep moeten we de formule voor het ladingsverlies voor leiding 2 als volgt
aanpassen:
22'
iiiiiQKQLKh
met ²2
1'
AgK
ς=plaatselijke ladingsverliescoëfficiënt
We bepalen het ladingsverlies die door de klep
veroorzaakt moet worden door het verschil te nemen
van het ladingsverlies in leiding 3 en 2. Uit dit verschil
kunnen we ς bepalen waarmee we de openingshoek
kunnen bepalen. Figuur5: Vlinderklep
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 14
We berekenen dit voor de situatie ‟s nachts (Q = 2
19,34 = 17,095 l/s). Analoog kan dit
voor de situatie overdag berekend worden. De enige parameter die hierbij gewijzigd
dient te worden, is het debiet:
8.8422m30.8528m-39.69499m23
hh
mQKi
8.8422'2
2
³
²28.8422
iiQ
Ag
107.3101428
(°) 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 90
ς 0.24 0.52 0.9 1.54 2.51 3.91 6.22 10.8 18.7 32.6 58.8 118 256 751 Tabel 6: ς-waarden voor de vlinderklep
Figuur 6: Bepaling openingshoek vlinderklep
Via de vergelijking van de trendlijn kunnen we de exacte waarde van bepalen. Deze bedraagt 58,09161°.
Berekenen we dit vervolgens voor de situatie overdag (Q=2 l/s), dan bekomen we:
2.0936m30.5048m-32.59848m23
hh
mQKi
2.0936'2
2
³
²22.0936
iiQ
Ag
111,5328191
Na berekening via de trendlijn bekomen we dat de klep overdag een hoek van 45,6195° moet innemen.
BEPALEN OPENINGSHOEK VLINDERKLEP
0
10
20
30
40
50
60
70
80
0 200 400 600 800
ς
(°)
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 15
4 Pompconfiguratie
4.1 Werkingspunt: situatie ‘s nachts
‟s Nachts worden de torens gevuld, het totale pompdebiet bedraagt dan 34,19 l/s
(zie: 1 bepaling van het debiet).
Debiet:
Het is onmogelijk, en tevens onverstandig, om dit debiet te leveren door
een enkele pomp. We kiezen er voor om vier pompen(3+1reservepomp) in
parallel te schakelen:
Opvoerhoogte: Uit deel drie kunnen we de opvoerhoogte berekenen:
Leiding 1: H = 6,626 mWK
Leiding 2 + 3: H = 35,693 mWK
Leiding 1 + 2 + 3: H = 42,319 mWK
Werkingspunt: [ Q: 41,0 m³/h ; H: 42,319 mWK ]
4.2 Pompkeuze
De keuze van de pomp is gebaseerd op:
Benodigde debiet en druk aan de watertoren;
Drukverliezen als gevolg van hoogteverschillen;
Weerstandsverliezen in het leidingsnetwerk;
Het hoogste rendement op het berekende werkpunt.
Vervolgens raadplegen we de catalogus van GRUNDFOS om de bijhorende pomp te
configureren:
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 16
4.2.1 Voorstel 1: NB 40-200/206
Het type NB is een „multi purpose‟-pomp die
geschikt is voor een grote waaier aan toepassingen
die betrouwbare en rendabele resultaten levert.
De NB-pompen zijn eentraps centrifugaalpompen
met aszuiging en radiale uitgang.
Figuur7: NB 40-200/206
We merken op dat de pompcurve zorgt voor een nieuwe instelling van het
werkingspunt. Dit punt levert ons een (lichte) toename van de drukhoogte en het
debiet.
Let wel: De rode curve is een simulatie van een leidingskarakteristiek - met dezelfde
statische hoogte en werkingspunt - en stemt dus goed overeen met de werkelijke
leidingskarakteristiek.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 17
Zoals af te lezen is op bovenstaande grafiek bedraagt het rendement:
4.2.2 Voorstel 2: CR45-3-2
Het type CR is een meertraps centrifugaalpomp. Eigenlijk bestaat
de pomp dus uit een serieschakeling van centrifugaalpompjes.
(zie nevenstaande figuur)
Het voordeel van deze pomp: de pomp is gemakkelijk te
installeren in een leiding (axiaal)
Nadeel van deze pomp: de pomp vereist een hogere NPSH dan
de eentraps centrifugaalpomp. Dit heeft echter geen belang in
ons geval, vanwege de overdruk in de aanzuigleiding.
Figuur8: CR 45-3-2
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 18
Het rendement van deze pomp bedraagt:
Ter controle kunnen we het rendement ook zelf berekenen als volgt:
We bekomen dus hetzelfde resultaat als de waarde die we aflezen op de grafiek.
4.2.3 Besluit:
Beide pomptypes voldoen aan het vereiste debiet en opvoerhoogte. De
voorkeur gaat echter uit naar het tweede pomptype, omwille van haar hoger
rendement.
De configuratie van de pompen bestaat uit een parallelschakeling van vier
pompen „CR 45-3-2‟, waarvan één reservepomp.
4.3 Werkingspunt: situatie overdag
Overdag zorgt een kleinere pomp voor een debiet van 4l/s.
Debiet:
Opvoerhoogte: Uit deel drie kunnen we de opvoerhoogte berekenen:
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 19
Leiding 1: H = 6,077 mWK
Leiding 2 + 3: H = 32,98 mWK
Leiding 1 + 2 + 3: H = 38,97 mWK
Werkingspunt: [ Q: 14,4 m³/h ; H: 38,97 mWK ]
4.4 Pompkeuze
Voor het bepalen van de ideale pomp bij dit werkingspunt
gaan we analoog te werk als in voorgaande:
Een pomp is hier genoeg om het nodige debiet overdag te
leveren.
Figuur9: pompcurve CR 15-4
Deze pomp komt bij de parallelschakeling van het pompstation.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 20
5 Geleverde debieten bij aan- en afslagpeil
5.1 Bepaling debiet aanslagpeil: situatie ’s nachts
Het maximaal aanslagpeil bevindt zich op 6m TAW. Alle berekeningen werden
uitgevoerd voor het gemiddeld peil tussen aan- en afslagpeil, zijnde 3,5m TAW.
Bijgevolg ontstaat er een vermindering van de opvoerhoogte met 2,5m (6m-
2,5m). De resulterende leidingskarakteristiek van de leiding 1, 2 en 3 wordt
bijgevolg vertikaal naar onder verschoven over een afstand van 2,5m. We krijgen
dan een nieuw werkingspunt. Dit werkingspunt is bijgevolg ook 2,5m verschoven.
Uit onze grafiek, met weergave van de leidingskarakteristiek en pompcurve, halen
we de coördinaten van ons nieuw werkingspunt. De opvoerhoogte bedraagt nu
nog 42m en het bijhorend debiet 54,8m³/h.
Figuur 10: Pompcurve „s nachts
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 21
5.2 Bepaling debiet aanslagpeil: situatie overdag
De verschuiving van de leidingskarakteristiek verandert niet t.o.v. de situatie ‟s
nachts. Enkel de grafiek ter bepaling van het werkingspunt ziet er anders uit. We
hebben een andere pompcurve en bijgevolg een ander werkingspunt. Het debiet ligt
hier ook veel lager dan bij de situatie ‟s nachts.
Figuur 11: Pompcurve overdag
Uit de grafiek halen we de nieuwe waarden voor het werkingspunt:
opvoerhoogte 37m corresponderend met een debiet van 20,8 m³/h.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 22
5.3 Bepaling debiet afslagpeil: situatie ’s nachts
Het minimaal aanslagpeil bedraagt 1m TAW. De opvoerhoogte zal nu toenemen
met een waarde van 2,5m. De leidingskarakteristiek moet nu over een hoogte van
2,5m naar boven verschoven worden. Het werkingspunt is 2,5m naar boven
verschoven. Bijgevolg stijgt de opvoerhoogte en zal het debiet dalen. We gaan op
dezelfde manier te werk voor de bepaling van de coördinaten van het
werkingspunt als hierboven beschreven. De nieuwe opvoerhoogte en debieten
bedragen respectievelijk 47m en 49m³/h.
Figuur 12: Pompcurve „s nachts
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 23
5.4 Bepaling debiet afslagpeil: situatie overdag
De verschuiving van de leidingskarakteristiek zal in deze situatie eveneens 2,5m
verticaal naar boven bedragen. De pompcurve behoudt zijn vorm. Het nieuwe
werkingspunt heeft een opvoerhoogte van 42m en een debiet van 18,8m³/h.
Figuur 13: Pompcurve overdag
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 24
6 Beveiliging tegen waterslag
Omwille van de relatief lange leidingen en grote opvoerhoogtes, of m.a.w. hoge
drukken, bestaat er gevaar voor waterslag. Een aantal mogelijke oplossingen worden
hieronder vergeleken:
6.1 Alternatieven
Het plaatsen van vliegwielen op de pompen
nadeel: - Geen oplossing wanneer een pomprotor blokkeert
-5 pompen en dus 5 vliegwielen is vrij duur
Luchtinlaatkleppen en overdukkleppen
nadeel: -Het is niet gewenst dat bij onderdruk lucht in de leidingen komt
Windketel (bufferschacht)
nadeel: -Vrij duur
-Wordt meestal toegepast voor grotere leidingssystemen (> 3000 à
5000 m).
Sturing van de pompen en afsluiters
nadeel: -Bij stroompanne valt de pomp uit en werkt de sturing niet meer.
Bypass met terugslagklep
nadeel: -Enkel te gebruiken bij positieve, of kleine negatieve aanzuighoogte
-Opletten voor de teruggekaatste drukgolf!
6.2 Vergelijking
De windketel is een veelgebruikt middel tegen waterslag bij grote leidingsnetwerken.
In ons geval is de totale leidinglengte te beperkt om dit systeem als oplossing te
verkiezen. Bovendien is hij tamelijk duur in aanschaf en onderhoud.
De elektronische sturing daarentegen is een goed alternatief maar dit alleen is niet
voldoende (bij bvb. stroompanne). De bypass met terugslagklep tenslotte is ook een
goede oplossing, want we hebben een positieve aanzuighoogte en bovendien is er
geen gevaar voor terugkaatsing van de drukgolf.
We opteren dus voor een bypass met terugslagklep, gecombineerd met een
elektronische sturing van de pompen.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 25
Dimensionering van het aanzuigreservoir
1) Aanzuigleiding CR45-3-2
We ontwerpen onze leiding zodat de snelheid de maximale waarde van 1m/s nooit
overschrijdt. Het maximale debiet (werkingspunt, zie grafiek) bedraagt 51,4m³/h.
Indien de diameter kleiner wordt dan deze berekende waarde is de snelheid te hoog,
dus nemen we een commerciële diameter die net hoger is.(Tabel2):
2) Aanzuigleiding pomp CR 15-4 (kleine pomp)
Op analoge wijze dimensioneren we de aanzuigleiding voor de kleine pomp:
Dit correspondeert met een leidingdiameter van (zie Tabel2):
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 26
3) Aanzuigreservoir
De aanvoer in het aanzuigreservoir is variabel tussen 10 en 25 l/s. Wij opteren om
via een debietbepalende regelklep te zorgen voor een constante input van 19,4 l/s.
Deze waarde is exact gelijk aan het gemiddeld verbruik. Op die manier creëren we
de meest economische oplossing.
Overdag wordt er meer aangevoerd dan verbruikt en tijdens de nacht treedt het
omgekeerde op. Uit deze redenering kunnen we dan de nodige buffercapaciteit
berekenen.
Verlies ‟s nachts: 34,19 l/s – 19,085 l/s = 15,105 l/s = 652m³
Winst overdag = 19,085 l/s – 4 l/s = 15,085 l/s = 652m³
We dimensioneren dus zodanig dat hetgene wat overdag gestockeerd wordt, ‟s
nachts verpompt wordt. We hebben daarbij nood aan een buffer van 652m³. We
zullen een veiligheidsmarge nemen van om en bij de 10% en zo komen we tot een
volume van 720m³. Dit volume moet over een hoogte van 5m (verschil aan- en
afslagpeil) verdeeld worden. Het grondvlak van het aanzuigreservoir moet bijgevolg
gelijk zijn aan:
We opteren voor een vierkant van 12m x 12m.
De hoogte van het reinwaterbekken bepalen we als volgt:
De hoogte tussen het afslag- en aanslagpeil.
Wegens technische opleggingen moet er altijd een waterhoogte van anderhalve
keer de diameter van de zuigleiding boven de bovenkant van de leiding bevinden.
Tellen we daar de diameter van de buis bij, komen we tot een hoogte van 2,5 D
vanaf de bodem gelegen. Maar om het sediment niet op te zuigen in de
pompinstallatie, voorzien we nog een extra hoogte van D/2 tussen de onderkant
van de zuigleiding en de bodem.
Uiteindelijk komt er een hoogte gelijk aan 3 keer D bij. De diameter van de
grootste zuigleiding bedraagt 0,1636m. De bijkomende hoogte is 0,4908m. Dit
zorgt voor een totaal van 5,4908m wat, omwille van constructieve redenen,
afgerond wordt tot 5,5m. De pompen worden mooi verdeeld over de volledige
breedte van het aanzuigreservoir zodat ze elkaar niet beïnvloeden.
Academiejaar 2007-2008 Waterzuivering en –transport 27
Onderstaande figuren verduidelijken de omvang van het aanzuigreservoir
enerzijds en het pompstation anderzijds.
Figuur 14: Zijaanzicht aanzuigreservoir
Figuur 15: Bovenaanzicht aanzuigreservoir