Vuil- en Rioolwaterunits

56
Vuil- en Rioolwaterunits Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Vuil- en Rioolwaterunits (MDVST DN80) 125 700 (SPARING) 200 700 (SPARING) 45-3 13-18 894 71-20 747 700 72-1 732 655 852 01-29 73-4 71-7 75-4

Transcript of Vuil- en Rioolwaterunits

Vuil- en RioolwaterunitsBedienings- en bedrijfsvoorschriften

serie: Vuil- en Rioolwaterunits

(MDVST DN80)125

700 (SPARING)200

700

(SP

AR

ING

)

45-3

13-18

894

71-20

747

700

72-1

732

655

852

01-29

73-4

71-7

75-4

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding1.1 Voorwoord.............................................................................................................................................. 41.2 Pictogrammen en symbolen .................................................................................................................. 4

2 Identificatie, service en technische ondersteuning2.1 Identificatie, service en technische ondersteuning ................................................................................ 52.2 Aanvullende documentatie..................................................................................................................... 5

3 Garantie3.1 Garantievoorwaarden ............................................................................................................................ 6

4 Veiligheid en milieu4.1 Algemeen............................................................................................................................................... 74.2 Gebruikers ............................................................................................................................................. 74.3 Veiligheidsvoorzieningen ....................................................................................................................... 74.4 Veiligheidsmaatregelen.......................................................................................................................... 84.5 Milieuaspecten ....................................................................................................................................... 8

5 Introductie5.1 Algemeen............................................................................................................................................... 95.2 Gebruik volgens bestemming ................................................................................................................ 95.3 Werkbereik............................................................................................................................................. 95.4 Werking................................................................................................................................................ 10

6 Transport6.1 Transport...............................................................................................................................................116.2 Opslag...................................................................................................................................................11

7 Installatie7.1 Mechanische installatie........................................................................................................................ 127.2 Montagevoorschriften specifieke onderdelen....................................................................................... 127.3 Montagevoorschriften vuil- en rioolwaterunits...................................................................................... 157.4 Elektrische installatie ........................................................................................................................... 217.5 In bedrijf stellen.................................................................................................................................... 21

8 Bediening8.1 Bediening ............................................................................................................................................. 228.2 Handbediening van de pompen ........................................................................................................... 228.3 Vastleggen van de niveaus (alleen samen met de drukopnemer) ....................................................... 228.4 Bevestiging van actieve storingen ....................................................................................................... 238.5 Storingsuitgangen ................................................................................................................................ 238.6 Reserve-ingang.................................................................................................................................... 238.7 Reserve-uitgang................................................................................................................................... 23

9 RW / VW -Unit configuratie9.1 Eén pomp met 2 vlotterschakelaars, 1 vlotter voor pomp aan/uit ........................................................ 249.2 Twee pompen met 2 vlotterschakelaars, 1 vlotter voor pomp aan/uit.................................................. 259.3 Eén pomp met 3 vlotterschakelaars, 2 vlotters voor pomp aan/uit ...................................................... 269.4 Twee pompen met 3 vlotterschakelaars, 2 vlotters voor pomp aan/uit ................................................ 279.5 Eén pomp met (hydro-statische) drukopnemer en 1 vlotter alarm....................................................... 289.6 Twee pompen met hydro-statische drukopnemer en 1 vlotteralarm .................................................... 29

3

10 Onderhoud10.1 Onderhoud ........................................................................................................................................... 3010.2 Langdurig buiten bedrijf stellen ............................................................................................................ 30

11 Storingen11.1 Storingstabel schakelpaneel met DP-Levelcontrol............................................................................... 3111.2 Storingstabel pomp .............................................................................................................................. 32

12 Uitvoeringen12.1 Typeverklaring...................................................................................................................................... 3412.2 Schakelpanelen DKVO ........................................................................................................................ 34

13 Bijlagen13.1 Onderdelen omschrijving ..................................................................................................................... 3613.2 Inbouwvoorbeelden.............................................................................................................................. 3713.3 vuil- en rioolwaterunits ......................................................................................................................... 4913.4 Elektrische aansluitingen ..................................................................................................................... 5013.5 Elektrische schema’s ........................................................................................................................... 5113.6 Parameter lijst ...................................................................................................................................... 5113.7 Conformiteitsverklaring ........................................................................................................................ 53

4

1 Inleiding

1.1 Voorwoord

De handleiding bevat belangrijke informatie voor betrouwbare, juiste en efficiënte werking. Het is van cruciaal belang om de bedieningsinstructies op te volgen om betrouwbaarheid en een lange levensduur van het product te verzekeren en risico’s te vermijden. De eerste hoofdstukken bevatten informatie over deze handleiding en veiligheid in het algemeen. De volgende hoofdstukken geven informatie over normaal gebruik, installatie, onderhoud en reparaties van het product. In de bijlagen staan de technische gegevens, de onderdelentekeningen en de conformiteitsverklaring(en).

• Raak vertrouwd met de inhoud.• Volg de aanwijzingen en instructies nauwgezet.• Wijzig nooit de volgorde van de te verrichten

handelingen.• Bewaar deze handleiding of een kopie daarvan

samen met het logboek op een voor alle personeel toegankelijke, vaste plaats in de nabijheid van het product.

1.2 Pictogrammen en symbolen

In deze handleiding en in alle bijbehorende documentatie worden de volgende pictogrammen en symbolen gebruikt.

WAARSCHUWINGGevaar voor elektrische spanning. Veiligheidsaanduiding voor IEC 417 - 5036.

WAARSCHUWINGHandelingen of procedures die, indien onvoorzichtig uitgevoerd, persoonlijk letsel of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben. Algemene gevaaraanduiding voor ISO 7000-0434.

OPMERKINGWordt gebruikt voor het introduceren van veiligheidsinstructies die, indien zij niet worden opgevolgd, kunnen leiden tot schade aan het product en de functies hiervan.

MILIEU-INSTRUCTIEOpmerkingen met betrekking tot het milieu.

LEES DE (AANVULLENDE) DOCUMENTATIELees het bedienings- en bedrijfsvoorschrift.

5

2 Identificatie, service en technische ondersteuning

2.1 Identificatie, service en technische ondersteuning

De identificatiesticker vermeldt de typeserie / afmetingen, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het serienummer. Vermeld deze gegevens in alle vragen om inlichtingen, herhalingsorders en in het bijzonder bij het bestellen van reserveonderdelen. Neem als u enige extra gegevens of instructies nodig heeft die niet in deze handleiding worden gegeven of in geval van schade contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van Duijvelaar Pompen.

Tabel 1: stickerverklaring

Voor service en technische ondersteuning zijn de volgende adresgegevens beschikbaar:Tabel 2: adres serviceafdeling

2.2 Aanvullende documentatie

Behalve deze handleiding is aanvullend ook de onderstaande documentatie beschikbaar:Tabel 3: aanvullende documentatie

ID4487

Figuur 1: identificatiesticker

Aanduiding BetekenisRW2 DRV 1142-2 150 Installatie typeArt.nr: ArtikelnummerProd. Nr: Productie week/jaar en nummerOrd. Nr: Ordernummer

Duijvelaar PompenServiceafdelingKalkovenweg 132401 LJ Alphen aan den Rijn

Telefoon: 0172-48 83 66Fax: 0172-46 89 00Internet: www.dp.nlE-mail: [email protected]

RW2 DRV 1142-2 150duijvelaar pompendp pumps

Art. Nr:

Prod. Nr:

6B1421571 Ord. Nr:

11/2015/123456/01

Document CoderingAlgemene leveringsvoorwaarden 119 / 1998Vuil- en rioolwaterinstallaties 97004471Vuil- en rioolwaterpompen 97004454Dompelpompen DVV BE00000209Dompelpompen DRV / DRS / DRSK BE00000210

6

3 Garantie

3.1 Garantievoorwaarden

De garantieperiode wordt bepaald door de voorwaarden in uw contract of ten minste door de algemene leveringsvoorwaarden.

OPMERKINGAanpassingen of wijzigingen met betrekking tot het geleverde product zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant. Originele reserveonderdelen en accessoires die door de fabrikant zijn goedgekeurd garanderen de veiligheid. Door gebruik van andere onderdelen kan iedere aansprakelijkheid van de fabrikant voor gevolgschade komen te vervallen.

OPMERKINGDe garantie met betrekking tot de betrouwbare werking en veiligheid van het geleverde product is alleen geldig als het product volgens de hiervoor bedoelde toepassingen zoals deze in de onderstaande paragrafen van deze handleiding worden beschreven wordt gebruikt. De in het informatieblad genoemde limieten mogen onder geen enkele omstandigheid worden overschreden.

De garantie vervalt als van één of meer van onderstaande punten sprake is.• De afnemer brengt zelf wijzigingen aan.• De afnemer voert zelf reparaties uit of laat die

door derden uitvoeren.• Het product is onoordeelkundig behandeld of

onderhouden.• Op het product zijn geen originele Duijvelaar

Pompen reserveonderdelen gemonteerd.

Duijvelaar Pompen verhelpt defecten onder garantie als aan onderstaande punten voldaan wordt.

• Defecten die het gevolg zijn van gebreken in het ontwerp, de materialen of de uitvoering.

• Het defect binnen de garantietermijn is gemeld.

Overige garantiebepalingen zijn opgenomen in de algemene leveringsvoorwaarden, die op verzoek beschikbaar zijn.

7

4 Veiligheid en milieu

4.1 Algemeen

Dit Duijvelaar Pompen product is ontwikkeld volgens de allernieuwste technologie; het is gefabriceerd met de uiterste zorg en onderworpen aan constante kwaliteitscontrole.Duijvelaar Pompen aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade en letsel die veroorzaakt worden door het niet opvolgen van de voorschriften en instructies in deze handleiding. Dit geldt eveneens in gevallen van onachtzaamheid gedurende installatie, gebruik en onderhoud van het product.Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan de veiligheid van personeel, het milieu en het product zelf in gevaar brengen. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan ook leiden tot het verlies van alle rechten op schadeclaims.Het niet opvolgen kan in het bijzonder leiden tot bijvoorbeeld:

• het uitvallen van belangrijke functies van het product of het systeem,

• het niet uitvoeren van voorgeschreven onderhouds- en servicewerkzaamheden,

• gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden,

• gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen,

• explosies.

Afhankelijk van specifieke werkzaamheden kunnen aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn. Neem contact op met Duijvelaar Pompen als tijdens het gebruik een potentieel gevaar naar voren komt.

OPMERKINGDe eigenaar van het product is verantwoordelijk voor de naleving van lokale veiligheidsvoorschriften en interne bedrijfsrichtlijnen.

OPMERKINGNiet alleen moeten de algemene veiligheidsvoorschriften die in dit hoofdstuk over ”veiligheid” worden beschreven worden opgevolgd, maar ook de veiligheidsvoorschriften die onder de specifieke hoofdstukken worden uiteengezet.

4.2 Gebruikers

Alle medewerkers die betrokken zijn bij de bediening, het onderhoud, de inspectie en installatie van het product moeten volledig zijn opgeleid om de betreffende werkzaamheden uit te voeren.Verantwoordelijkheden, vaardigheden en toezicht moeten duidelijk door de bediener worden gedefinieerd. Als de betreffende medewerker nog niet de vereiste kennis heeft, moeten hiervoor geschikte training en instructies worden aangeboden. Indien nodig kan de bediener de fabrikant / leverancier opdracht geven om deze training te verzorgen. Daarnaast is de bediener verantwoordelijk voor het verzekeren dat de verantwoordelijke medewerkers de inhoud van de bedieningsinstructies volledig hebben begrepen.

4.3 Veiligheidsvoorzieningen

Het product is met de grootst mogelijke zorg ontworpen. Originele onderdelen en accessoires voldoen aan de veiligheidsvoorschriften. Constructiewijzigingen of het gebruik van niet originele onderdelen kunnen leiden tot een veiligheidsrisico.

OPMERKINGZorg dat het product binnen het werkbereik werkt. Alleen dan kan de goede werking van het product worden gegarandeerd.

4.3.1 Labels op het productDe op het product aangebrachte pictogrammen, waarschuwingen en instructies maken deel uit van de getroffen veiligheidsvoorzieningen. De labels mogen niet worden verwijderd of afgedekt. Labels moeten gedurende de hele levensduur van het product leesbaar blijven. Vervang beschadigde labels direct.

8

4.4 Veiligheidsmaatregelen

4.4.1 Tijdens installatie, onderhoud en reparatie

Alleen bevoegd personeel mag het product installeren, onderhouden, inspecteren en elektrische componenten repareren. Neem de plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht.

WAARSCHUWINGOntkoppel altijd eerst de energietoevoer naar het product, voorafgaande aan installatie, onderhoud en reparatie. Beveilig deze ontkoppeling.

WAARSCHUWINGNa continue bedrijf kunnen de oppervlakken van een pomp heet zijn.

WAARSCHUWINGZorg ervoor dat niemand in de buurt van draaiende componenten aanwezig kan zijn bij het starten van een pomp.

WAARSCHUWINGAlle veiligheids- en beschermende voorzieningen moeten direct na afronding van de werkzaamheden terug worden geplaatst en/of weer in werking worden gesteld.

WAARSCHUWINGNeem alle instructies die in het hoofdstuk “Inbedrijfstelling/Opstarten” worden beschreven in acht voordat het product weer in werking wordt gesteld.

4.5 Milieuaspecten

4.5.1 AlgemeenDe producten van Duijvelaar Pompen zijn ontworpen om gedurende de gehele levensduur milieuvriendelijk te kunnen functioneren. Gebruik daarom indien toepasselijk altijd biologisch afbreekbare smeermiddelen voor het onderhoud.

MILIEU-INSTRUCTIEHandel altijd volgens de wetten, voorschriften en instructies inzake gezondheid, veiligheid en milieu.

4.5.2 OntmantelingDe eigenaar is verantwoordelijk voor de ontmanteling en milieuvriendelijke afvoer van het product.

MILIEU-INSTRUCTIEInformeer bij de lokale overheid naar hergebruik of milieuvriendelijke verwerking van afgedankte materialen.

9

5 Introductie

5.1 Algemeen

Installaties van het type vuil- en rioolwaterunits worden geproduceerd door Duijvelaar Pompen.

5.2 Gebruik volgens bestemming

De vuil- en rioolwaterunits zijn geschikt voor het verpompen van onderstaande substanties, binnen het aangegeven werkbereik (zie “Werkbereik“).

• Water met fecaliën.• Water met vaste of vezelachtige bestanddelen.• Slib of brijachtige vloeistoffen.• Schoon of licht verontreinigd afvalwater.• Regenwater.

Elk ander of verdergaand gebruik van de installatie is niet conform de bestemming. Duijvelaar Pompen aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor hieruit voortvloeiende schade of letsel. De installatie is geproduceerd in overeenstemming met de geldende normen en richtlijnen. Gebruik de installatie uitsluitend in een technisch perfecte conditie, conform de hieronder beschreven bestemming.

Het Gebruik volgens bestemming, zoals vastgelegd in ISO 12100:2010, is het gebruik waarvoor het product volgens de opgave van de fabrikant geschikt is. Het gebruik van het product is beschreven in de beschikbare documentatie / informatie. Volg altijd de instructies op zoals beschreven in de bedienings- en bedrijfsvoorschriften. Bij twijfel moet het product gebruikt worden zoals dat blijkt uit de constructie, uitvoering en functie van het product.

5.3 Werkbereik

Het werkbereik van de vuil- en rioolwaterinstallaties kan als volgt worden samengevat:

Tabel 4: Specificatie van het werkbereik

Figuur 2: Installaties van het type vuil- en rioolwaterunits 20

0503

33-B

(MDVST DN80)125

700 (SPARING)200

700

(SP

AR

ING

)

45-3

13-18

894

71-20

747

700

72-1

732

655

852

01-29

73-4

71-7

75-4

Type dompel-pomp:

DVV DRV DRS DRSK

Vloeistoftem-peratuur: [°C]

1 - 40 1 - 40 1 - 40 1 - 55

Vrije doorlaat: [mm]

10 - 35 35 - 135 geen 65 - 76

10

5.4 Werking

A ToevoeraansluitingB Persaansluiting

De put is voorzien van twee aansluitingen. Afvalwater komt via de toevoeraansluiting (A) de put binnen en verlaat de put onder verhoogde druk via de persaansluiting (B). De dompelpomp in de put wordt aangestuurd via een automatische niveaubesturing.

De volgende beveiligingen zijn ingebouwd.• Een keerklep, zodat geen vloeistof in de put

terug kan stromen;• Hoogwateralarm (vlotterbesturing):

- Bij een éénpompsinstallatie wordt er via het schakelpaneel een waarschuwing gegeven voor hoogwater;

- Bij een tweepompsinstallatie wordt de tweede pomp bijgeschakeld en wordt er een waarschuwing gegeven voor hoogwater;

• Hoogwateralarm (hydrostatische drukopnemer):- geeft een Hoogwateralarm bij ingegeven

niveau• Vlotter volgorde fout

Als de vlotter in een verkeerde volgorde ingeschakeld wordt, zal de pomp blijven werken en wordt een alarm genegeerd;

• hydrostatische drukopnemer foutbij een kabelbreuk wordt deze fout doorgegeven.

Waaiertype: Vortexwaaier met zuigkorf

Vortexwaaier Versnijder (gehard RVS)

Schroefkanaalwaaier

Veiligheids-klasse:

IP68

Isolatieklasse: FAfdichting: Mechanical seal /

simmeringDubbele mechanical seal met tussenliggende oliekamer

Toepassings-gebied:

Grond- en regen-water uit putten, kruipruimtes etc.

Verpompen van sterk veront-reinigde vloeistoffen met vaste en langvezelige bestanddelen zoals rioolwater

Versnijden en verpom-pen van vloeistoffen met fecaliën en huis-houdelijk afvalwater

Verpompen van sterk veront-reinigde vloeistoffen met vaste en langvezelige bestanddelen zoals ongezuiverd rioolwater

Type dompel-pomp:

DVV DRV DRS DRSK

Figuur 3: In- en uitstroom riool- of vuilwaterput 20

0506

37

11

6 Transport

6.1 Transport

1. Vervoer de box met installatiemateriaal in de positie zoals aangegeven op het pallet of verpakking.

2. Controleer of de box met installatiemateriaal stabiel staat.

3. Houd (wanneer aanwezig) rekening met de aanwijzingen welke zijn aangebracht op de installatie en / of verpakking.

6.2 Opslag

6.2.1 Inspectie tijdens opslag1. Draai de waaier elke drie maanden. Dit

voorkomt verkleving van de afdichtingen.2. Laat de installatie, na een opslagperiode van 6

maanden of langer, inspecteren alvorens deze wederom in gebruik wordt genomen.

12

7 Installatie

7.1 Mechanische installatie

• Haal de pomp uit de verpakking en controleer op eventuele transportschade.

• Controleer of de levering compleet is aan de hand van de bijgevoegde Verzamellijst Productie-Orders. Neem contact op met Duijvelaar Pompen indien de levering beschadigd en/of incompleet is.

7.1.1 Installatie unit

WAARSCHUWINGLaat de pomp nooit aan de motorkabel in de put zakken.

WAARSCHUWINGVerwijder alle kabels en hijskettingen uit de pompput. Voorkom hiermee dat deze door de pomp worden aangezogen en de pomp daardoor beschadigd.

7.2 Montagevoorschriften specifieke onderdelen

7.2.1 Montage van het haakanker1 Boor een gat met voldoende diepte en de juiste

diameter voor de bijgeleverde plug.2 Plaats de plug in de muur.3 Bevestig het haakanker.

7.2.2 Montage van de voetbocht1 Selecteer de juiste plaats voor de voetbocht en

bepaal waar de tapeinden dienen te komen.2 Boor de gaten waarin de chemische ankers en

de tapeinden dienen te komen. Zie tabel voor de juiste boordiameters.

3 Verwijder vuil en stof uit de geboorde gaten.4 Plaats de chemische ankers.5 Plaats al draaiend de tapeinden.6 Laat het geheel uitharden volgens de uithard

tijden aangegeven in tabel 57 Bevestig de voetbocht.

Tabel 5: Boordiameter voor het chemisch anker:

Tabel 6: Uithardtijden voor chemisch anker:

Figuur 4: Montage haakanker 2003

0886

Schroefdraad dia-meter

Boor diameter voor chemisch anker

M8 t/m M16 + 2mmM20 t/m M30 + 5mm

Omgevingstempe-ratuur [°C]

Uithardtijd [min]

-5 t/m 0 3000 t/m 10 6010 t/m 20 20> 20 10

Figuur 5: Montage van geflensde voetbocht 20

0308

96

13

7.2.3 Montage van de vlotterophanging1 Boor twee gaten met voldoende diepte en de

juiste diameter voor de bijgeleverde pluggen.2 Plaats de pluggen.3 Plaats de vlotterophanging en bevestig deze met

de bijgeleverde bouten.

7.2.4 Afstellen van de vlotters1 Monteer de vlotters zoals aangegeven op de

tekening.2 Stel de eerste vlotter af op uitschakelniveau X

wanneer de pomp langdurig in bedrijf is. De pomp dient dan ten alle tijde ondergedompeld te blijven! Wanneer de pomp intermitterend in bedrijf is, is het toegestaan dat het uitschakelniveau XX wordt aangehouden. Hierbij dient de pomp minimaal voor de helft ondergedompeld te zijn.

3 Stel de tweede vlotter af op het inschakelniveau. Het inschakelniveau dient zich onder de toevoerleiding van de put te bevinden, mits de toevoerleiding als buffer gebruikt mag worden.

4 Stel de laatste vlotter af op het hoogwaterniveau. Het hoogwaterniveau dient een bereikbaar niveau te zijn. Wanneer de toevoerleiding een te grote buffer vormt, of niet als buffer gebruikt mag worden dient het hoogwaterniveau onder de toevoerleiding van de put te liggen. Wanneer de toevoerleiding als buffer dient welke niet te groot is, mag het hoogwaterniveau ook boven de toevoerleiding liggen.

7.2.5 Montage ophanging hydrostatische drukopnemer

Figuur 6: Montage vlotterophanging 2003

0885

Figuur 7: Afstellen van de vlotters 2003

0893

Figuur 8: Ophanging vlotter en hydrostatische drukopnemer 20

0900

22

14

7.2.6 Montagerichting van de balkeerklep

De balkeerklep in de persleiding van de vuil- of rioolwater unit dient in de juiste richting gemonteerd te worden! Op de bijgeleverde balkeerkleppen is een pijl aangegeven waarop de juiste montagerichting is aangegeven.

WAARSCHUWINGMonteer de balkeerklep altijd met de pijl in dezelfde richting als de stromingsrichting van het afvalwater!

7.2.7 Voorbeeld van de RW1 met snelkoppeling en vlotterbesturing. Zie fig. 10 Voorbeeld RW1 met snelkoppeling en vlotterbesturing

OPMERKINGDe pomp hangt met de ketting aan de onderzijde van de snelkoppeling. De pomp mag niet aan de slang hangen. De bovenzijde van de snelkoppeling hangt met een ketting aan het haakanker. Zie fig. 10 Voorbeeld RW1 met snelkoppeling en vlotterbesturing

Figuur 9: Montagerichting van de balkeerklep 20

0506

381

Figuur 10: Voorbeeld RW1 met snelkoppeling en vlotterbesturing 2015

0304

VR

IJE

DO

OR

LAA

Tm

in. 8

00

2000

SLANGPOMP HANGT AANKETTING AISI316

ANKERHAAK TBVHIJSKETTING OM DE POMP

UIT DE PUT TE LICHTEN

15

7.3 Montagevoorschriften vuil- en rioolwaterunits

7.3.1 VW1 SL GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.1 VW1 SL GEFIT

7.3.2 VW2 SL GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.2 VW2 SL GEFIT

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

73-4 dubbele nippel 1 Hennep/teflon747 keerklep 213-18 knie / slangbocht 3 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen655 pomp 4 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.2- verloopnippel 5 Hennep/teflon544 sok 6 Hennep/teflon73-3 slangpilaar 7 Hennep/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2739 slangkoppeling 7 Hennep/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2709 slang 8 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 9 -45-2 pakking 10 -59-16 Pompketting 11 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

73-4 dubbele nippel 1 Hennep/teflon747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18 knie / slangbocht 3 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen- verloopnippel 4 Hennep/teflon71-7 T - stuk 5 Hennep/teflon73-4 dubbele nippel 6 Hennep/teflon01-29 draadflens 7 Bevestigen met bouten/moeren/ringen655 pomp 8 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.2- verloopnippel 9 Hennep/teflon544 sok 10 Hennep/teflon73-3 slangpilaar 11 Hennep/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2739 slangkoppeling 11 Hennop/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-245-2 pakking 12 -709 slang 13 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 14 -59-16 Pompketting 15 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

16

7.3.3 RW1 SN GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.3 RW1 SN RVS GEFIT

7.3.4 RW2 SN GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.4 RW2 SN RVS GEFIT

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739.1 vast gedeelte snelkoppeling

1 Aan flenskant bevestigen met bouten/moeren/ringen.

747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen bevestigen met hennep/teflon

13-18 bocht 3 Bevestigen met bouten, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2655 pomp 4 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.245-2 pakking 5 -739.2 los gedeelte

snelkoppeling6 Aan vaste gedeelte 739.1 bevestigen, denk aan de pakking! Aan slangkant gebruik

maken van slangklem 73-2709 slang 7 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 8 -59-16 Pompketting 9 Bevestig de pompketting aan de pomp en in gat 2 aan de onderzijde het losse

gedeelte van de snelkoppeling, Bevestig hierna een ketting aan de bovenzijde van het losse gedeelte van de snelkoppeling en aan het haakanker.

45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739.1 vast gedeelte snelkoppeling

1 Aan flenskant bevestigen met bouten/moeren/ringen.

747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen bevestigen met hennep/teflon

13-18 knie 3 Hennep/teflon- verloopnippel 4 Hennep/teflon71-7 T - stuk 5 Hennep/teflon- dubbele nippel 6 Hennep/teflon01-29 draadflens 7 Bevestigen met bouten/moeren/ringen13-18.2 bocht 8 Bevestigen met bouten, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2655 pomp 9 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.245-2 pakking 10 -739.2 los gedeelte

snelkoppeling11 Aan vaste gedeelte 739.1 bevestigen, denk aan de pakking! Aan slangkant gebruik

maken van slangklem 73-2709 slang 12 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 13 -59-16 Pompketting 14 Bevestig de pompketting aan de pomp en in gat 2 aan de onderzijde het losse

gedeelte van de snelkoppeling, Bevestig hierna een ketting aan de bovenzijde van het losse gedeelte van de snelkoppeling en aan het haakanker.

45-3 muurdoorvoer - -

17

7.3.5 RW1 VB GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.5 RW1 VB RVS GEFIT

7.3.6 RW2 VB GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.6 RW2 VB RVS GEFIT

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

72-1 voetbocht 1 Bouten/chemische ankers, zie hoofdstuk 5.2.2700 pijp 2 Op maat zagen, bevestigen met hennep/teflon747 keerklep 3 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18 knie / slangbocht 4 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen852 koppeling 5 Bevestigen met hennep/teflon71-20 geleidebuis 6 Op maat zagen, bevestigen met geleidebuis bevestiging 894894 geleidebuis

bevestiging7 Bevestigen door middel van bouten/pluggen

732 klauwplaat 8 Aan pompkant bevestigen met bouten655 pomp 9 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.259-16 Pompketting 10 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

72-1 voetbocht 1 Bouten/chemische ankers, zie hoofdstuk 5.2.2700 pijp 2 Op maat zagen, bevestigen met hennep/teflon747 keerklep 3 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18 knie / slangbocht 4 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen- verloopnippel 5 Hennep/teflon852 koppeling 6 Bevestigen met hennep/teflon71-7 T - stuk 7 Hennep/teflon- dubbele nippel 8 Hennep/teflon01-29 draadflens 9 Bevestigen met bouten/moeren/ringen71-20 geleidebuis 10 Op maat zagen, bevestigen met geleidebuis bevestiging 894894 geleidebuis

bevestiging11 Bevestigen door middel van bouten/pluggen

732 klauwplaat 12 Aan pompkant bevestigen met bouten655 pomp 13 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.259-16 Pompketting 14 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

18

7.3.7 RW1 KL GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.7 RW1 KL GEFIT

7.3.8 RW2 KL GEFITVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.8 RW2 KL GEFIT

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739 slangkoppeling 1 Hennop/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18.1 knie 3 Hennep/teflon13-18.2 bocht 4 Bevestigen met bouten, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2655 pomp 5 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.201-84 slangpilaar 6 Hennep/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2709 slang 7 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 8 -59-16 Pompketting 9 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739 slangkoppeling 1 Hennop/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18.1 knie 3 Hennep/teflon- verloopnippel 4 Hennep/teflon71-7 T - stuk 5 Hennep/teflon- dubbele nippel 6 Hennep/teflon01-29 draadflens 7 Bevestigen met bouten/moeren/ringen13-18.2 bocht 8 Bevestigen met bouten, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2655 pomp 9 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.273-3 slangpilaar 10 Hennep/teflon, aan slangkant gebruik maken van slangklem 73-2709 slang 11 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 12 -59-16 Pompketting 13 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

19

7.3.9 RW1 SN GEFLENSDVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.9 RW1 SN GEFLENSD

7.3.10 RW2 SN GEFLENSDVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.10 RW2 SN GEFLENSD

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739.1 vast gedeelte snelkoppeling

1 Aan flenskant bevestigen met bouten/moeren/ringen.

747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen bevestigen met hennep/teflon

13-18 knie / slangbocht 3 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen655 pomp 4 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.2739.2 los gedeelte

snelkoppeling5 Aan vaste gedeelte 739.1 bevestigen, denk aan de pakking! Aan slangkant gebruik

maken van slangklem 73-2709 slang 6 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 7 -45-2 pakking 8 -59-16 Pompketting 9 Bevestig de pompketting aan de pomp en in gat 2 aan de onderzijde het losse

gedeelte van de snelkoppeling, Bevestig hierna een ketting aan de bovenzijde van het losse gedeelte van de snelkoppeling en aan het haakanker.

45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

739.1 vast gedeelte snelkoppeling

1 Aan flenskant bevestigen met bouten/moeren/ringen.

747 keerklep 2 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen bevestigen met hennep/teflon

13-18 knie / slangbocht 3 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen655 pomp 4 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.2739.2 los gedeelte

snelkoppeling5 Aan vaste gedeelte 739.1 bevestigen, denk aan de pakking! Aan slangkant gebruik

maken van slangklem 73-2709 slang 6 Op maat zagen, bevestigen met slangklem 73-273-2 slangklem 7 -45-2 pakking 8 -59-16 Pompketting 9 Bevestig de pompketting aan de pomp en in gat 2 aan de onderzijde het losse

gedeelte van de snelkoppeling, Bevestig hierna een ketting aan de bovenzijde van het losse gedeelte van de snelkoppeling en aan het haakanker.

45-3 muurdoorvoer - -715 broekstuk - Bevestigen met bouten/moeren/ringen

20

7.3.11 RW1 VB GEFLENSDVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.11 RW1 VB GEFLENSD

7.3.12 RW2 VB GEFLENSDVoor inbouwvoorbeeld: zie § 13.2.12 RW2 VB GEFLENSD

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

72-1 voetbocht 1 Bouten/chemische ankers, zie hoofdstuk 5.2.2730 flens - spie stuk 2 Bevestigen met bouten/moeren/ringen722 overgangsstuk 3 Knel verbinding747 keerklep 4 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18 knie / slangbocht 5 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen71-20 geleidebuis 6 Op maat zagen, bevestigen met geleidebuis bevestiging 894894 geleidebuis

bevestiging7 Bevestigen door middel van bouten/pluggen

732 klauwplaat 8 Aan pompkant bevestigen met bouten655 pomp 9 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.259-16 Pompketting 10 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -

TNR/ TEAQ

Omschrijving Montage volgorde

Wijze van monteren

72-1 voetbocht 1 Bouten/chemische ankers, zie hoofdstuk 5.2.2730 flens - spie stuk 2 Bevestigen met bouten/moeren/ringen- overgangsstuk 3 Knel verbinding747 keerklep 4 Geflensde uitvoeringen bevestigen met bouten/moeren/ringen. Gefitte uitvoeringen

bevestigen met hennep/teflon13-18 knie / slangbocht 5 Hennep/teflon, geflensde uitvoeringen met bouten/moeren ringen71-20 geleidebuis 6 Op maat zagen, bevestigen met geleidebuis bevestiging 894894 geleidebuis

bevestiging7 Bevestigen door middel van bouten/pluggen

732 klauwplaat 8 Aan pompkant bevestigen met bouten655 pomp 9 Afhankelijk van unit type bevestigd aan klauwplaat 732/ dubbele nippel 75.4.2/ knie/

slangbocht 13.18/ bocht 13-18.259-16 Pompketting 10 Bevestig de pompketting aan de pomp, De resterende lengte van de ketting bevesti-

gen aan het haakanker.45-3 muurdoorvoer - -715 broekstuk - Bevestigen met bouten/moeren/ringen

21

7.4 Elektrische installatie

WAARSCHUWINGHet elektrisch aansluiten van de motor is voorbehouden aan bevoegd personeel en moet in overeenstemming met de lokale voorschriften plaatsvinden.

WAARSCHUWINGAansluiting op een apart afgezekerde groep, bevestigd met een aardlek automaat van 30mA

Elektrische verbindingen:• Let erop dat de elektrische gegevens

overeenkomen met de spanning waarop de installatie wordt aangesloten.

• Sluit de motor aan volgens het elektrische schema welke zich in de schakelpaneel bevindt.

• Zorg voor voldoende lengte van de kabel tussen de pomp en de kabelinvoeropening. De pomp kan dan makkelijk uit de pompput worden opgehaald, voor onderhoudswerkzaamheden.

OPMERKINGHet gebruik van lasdozen brengt op termijn storingen met zich mee, tengevolge van de inwerking van vocht op de elektrische aansluitingen.

WAARSCHUWINGWanneer vanaf het bedienings paneel de put niet zichtbaar is, dienen er werkstekkers in de put te worden geplaatst.

7.5 In bedrijf stellen

WAARSCHUWINGZonder vloeistof mag de installatie nooit worden ingeschakeld.

OPMERKINGLet op de juiste draairichting, zie de pijl op de pomp. Bij een driefasenmotor kan de draairichting veranderd worden door het wisselen van twee van de drie fasedraden.

1 Controleer of de installatie automatisch inschakelt.

2 Controleer of de installatie automatisch uitschakelt, nadat de put is leeggepompt.

3 Controleer of er geen vloeistof terugstroomt vanuit de persleiding in de put.

OPMERKINGIn het geval er lucht blijft ingesloten in het pomphuis, boor dan een klein gaatje ter ontluchting op het hoogste punt van het leidingsysteem (vlak voor de terugslagklep).

7.5.1 Resetten na een storing

WAARSCHUWINGHet opheffen van storingen is uitsluitend voorbehouden aan bevoegd personeel, nadat de oorzaak is vastgesteld.

Als de pomp overbelast is wordt de installatie door de motorbeveiliging automatisch uitgeschakeld. Handel als volgt om de installatie te resetten:

Figuur 11: motorbeveiligingschakelaar1. Hoofdschakelaar op OFF/Uit2. Open het schakelpaneel.3. Draai de knop van de motorbeveiliging terug

naar 0 (OFF) De beveiliging wordt gereset.4. Hef de storing op.5. Draai de knop met de wijzers van de klok naar 1

(ON).6. Sluit het schakelpaneel.

22

8 Bediening

8.1 Bediening

De basisbediening van de DP-Levelcontrol geschiedt d.m.v. één multifunctionele knop . Het status verkeerslicht geeft de actuele bedrijfs- en storingsinformatie weer.

WAARSCHUWINGWanneer de installatie wordt ingeschakeld door middel van de hoofdschakelaar, zullen alle LEDs gelijktijdig gaan branden gedurende 2 seconden (LED test).

8.1.1 Multifunctionele knop • Handbediening van de pompen.• Bevestiging van actieve storingen.• Afstellen niveaus

8.1.2 Status verkeerslicht Het status verkeerslicht geeft de bedrijfsstatus aan: • Rood: voor urgente storingen.• Oranje: voor niet-urgente storingen.• Groen: voor normale bedrijfsstatus.

De LEDs knipperen een aantal keren om een bedrijfsstatus of type storing aan te geven.

Voor de verklaring van de knipperritmen zie “storingstabel”.

8.2 Handbediening van de pompen

Pomp 1 en 2 kunnen elk afzonderlijk worden gestart door knop 1 of 2 maal in te drukken en vervolgens de knop ingedrukt te houden. De pomp draait zolang de knop wordt ingedrukt. De groene LED knippert respectievelijk 1of 2 keer tijdens handmatig bedrijf.

Deze functie is alleen actief als de groene LED continue brand (bedrijfsgereed / geen storingen).

8.3 Vastleggen van de niveaus (alleen samen met de drukopnemer)

Wanneer de hoofdstroom ingeschakeld wordt en gelijktijdig de multifunctionele knop wordt ingedrukt, zal de DP-Levelcontrol in de configureermode komen te staan. Alle drie de LEDs branden continue.

Groen - Oranje - Rood1 zorg ervoor dat de drukopnemer een signaal met

de waarde gelijk aan het hoogwater alarm (D) geeft, en druk op de knop . Het hoogwateralarm is nu ingesteld en er branden nu alleen nog de groene en oranje LEDGROEN - ORANJE

2 zorg ervoor dat de drukopnemer een signaal met de waarde gelijk aan het inschakelniveau voor de 2e pomp (C) geeft, en druk op de knop . Het inschakelniveau voor de 2e pomp is nu ingesteld en er branden nu alleen nog de groene en rode LEDGROEN - ROOD

3 zorg ervoor dat de drukopnemer een signaal met de waarde gelijk aan het inschakelniveau voor de 1e pomp (B) geeft, en druk op de knop . Het inschakelniveau voor de 1e pomp is nu ingesteld en er branden nu alleen nog de oranje en rode LEDORANJE - ROOD

4 zorg ervoor dat de drukopnemer een signaal met de waarde gelijk aan het uitschakelniveau van de pomp(en) (A) geeft, en druk op de knop .

ID3054

Figuur 12: Front level control 3054

dp-levelcontrol

23

Het uitschakelniveau van de pomp(en) is nu ingesteld en er brandt nu alleen nog de groene LED, de DP-Levelcontrol is nu ingesteldGROEN (bedrijfsgereed)

OPMERKINGAls tijdens het opstarten de knop wordt ingedrukt, en er wordt 5 minuten niets gedaan zal deze terug vallen naar de oude waarden, voorafgaand aan deze reset zal de oranje led 5 s knipperen

OPMERKINGWanneer men een configureer mode opstart en de drukopnemer is niet aangesloten zal de rode led 5 s knipperen en de instelling niet worden gedaan.

OPMERKINGAls na het instellingen van de niveaus, de volgorde van de niveaus niet onder elkaar liggen zal de rode led ook 5 s knipperen en zullen de waarden niet worden weg geschreven.

8.3.1 Instelwaarden niveau

• A = Uitschakelniveau pomp(en)• B = Inschakelniveau grondlast (1e) pomp• C = Inschakelniveau pieklast (2e) pomp1

• D = Hoogwateralarm

8.4 Bevestiging van actieve storingen

Wanneer er zich een storing voordoet kan de multifunctionele knop ingedrukt worden om de actieve storing te bevestigen en om de storingsuitgang te deactiveren. Wanneer een storing niet opgelost is zal de storingsuitgang actief blijven, en zal de LED blijven branden totdat de storing geheel verholpen is.

8.5 Storingsuitgangen

De DP-Levelcontrol is uitgerust met twee potentiaalvrije contacten voor de storingsmeldingen. Deze twee contacten schakelen tegelijk, bij zowel een urgente als een niet urgente storing. De rode (urgent) en oranje (niet-urgent) LED’s zullen gaan branden bij iedere storingsmelding. Raadpleeg voor details de storingstabel.

WAARSCHUWINGOp beide contacten dient dezelfde spanning te worden aangeboden.

8.6 Reserve-ingang

De DP-Levelcontrol is uitgerust met een reserve-ingang, die op de volgende optie kan worden ingesteld (zie ook 13.6.1 Instellingen).

• Bevestig alle storingen• Externe storing

8.7 Reserve-uitgang

De DP-Levelcontrol is uitgerust met een reserve-uitgang die de reserve-ingang kan volgen. (zie 13.6.1 Instellingen).

WAARSCHUWINGDe spanning van dit contact is gelijk aan de spanning gebuikt voor het pomp-relais.

ID3066

Figuur 13: schema level afstel peilen 3066

1. C & D zo dicht mogelijk bij elkaar brengen.

D

C

B

A

24

9 RW / VW -Unit configuratie

9.1 Eén pomp met 2 vlotterschakelaars, 1 vlotter voor pomp aan/uit

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 NIET doorverbinden op de klemmenstrook X.Aansluiting 7 en 9 doorverbinden op de klemmenstrook X.

9.1.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGmaximale kabellengte 20 meter.

ID3067

Figuur 14: schema 1 pomp 2 vlotters 3067

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 1Type niveaubesturing 2 vlotters zonder hysterese

Vlotter Niveau Functie Aansluiting op klemmen-strook X, zie 9.1.1

DP Level-control, zie 13.4

1 A schakelni-veau pomp uit

7 (grijs) 14

B schakelni-veau pomp aan

8 (zwart) 15

3 C hoogwater-alarm

11 - 12(grijs - zwart)

10 - 11

doorverbin-den

7 - 9(grijs - grijs)

12 - 14

C

B

A

ID3315 14042009

Figuur 15: klemmenstrook 2 vlotters 1404

2009

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 1555

1

99

3

25

9.2 Twee pompen met 2 vlotterschakelaars, 1 vlotter voor pomp aan/uit

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 NIET doorverbinden op de klemmenstrook X.Aansluiting 7 en 9 doorverbinden op de klemmenstrook X.

9.2.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGmaximale kabellengte 20 meter.

ID3451

Figuur 16: schema 2 pompen met 2 vlotters 3451

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 2Type niveaubesturing 3 vlotters zonder hysterese

Vlotter Niveau Functie Aansluiting op klemmen-strook X, zie 9.2.1

DP Level-control, zie 13.4

1 A schakelni-veau pomp uit

7 (grijs) 14

B schakelni-veau pomp aan

8 (zwart) 15

3 C hoogwater-alarm (2e pomp aan)

11 - 12(grijs - zwart)

10 - 11

doorverbin-den

7 - 9(grijs - grijs)

12 - 14

C

B

A

ID3315 14042009

Figuur 17: klemmenstrook met 2 vlotters 1404

2009

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 1555

1

99

3

26

9.3 Eén pomp met 3 vlotterschakelaars, 2 vlotters voor pomp aan/uit

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 NIET doorverbinden op klemmenstrook X.

9.3.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGmaximale kabellengte 20 meter.

ID3068

Figuur 18: schema 1 pomp met 3 vlotters 3068

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 1Type niveaubesturing 3 vlotters zonder hysterese

Vlotter Niveau Functie Aansluiting op klemmen-strook X, zie 9.3.1

DP Level-control, zie 13.4

1 A schakelni-veau pomp uit

7 - 8(grijs - zwart)

14 - 15

2 B schakelni-veau pomp aan

9 - 10(grijs - zwart)

12 - 13

3 C hoogwater-alarm

11 - 12(grijs - zwart)

10 - 11

C

B

A

ID3316 14042009

Figuur 19: klemmenstrook met 3 vlotters 1404

2009

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 1555

1

99

3

787

2

27

9.4 Twee pompen met 3 vlotterschakelaars, 2 vlotters voor pomp aan/uit

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 NIET doorverbinden op de klemmenstrook X.

9.4.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGmaximale kabellengte 20 meter.

ID306

Figuur 20: schema 2 pompen met 3 vlotters 3069

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 2Type niveaubesturing 3 vlotters zonder hysterese

Vlotter Niveau Functie Aansluiting op klemmen-strook X, zie 9.4.1

DP Level-control, zie 13.4

1 A schakelni-veau pomp(en) uit

7 - 8(grijs - zwart)

14 - 15

2 B schakelni-veau 1ste pomp aan

9 - 10(grijs - zwart)

12 - 13

3 C hoogwater-alarm (2de pomp aan)

11 - 12(grijs - zwart)

10 - 11

C

B

A

ID3316 14042009

Figuur 21: klemmenstrook met 3 vlotters 1404

2009

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 1555

1

99

3

787

2

28

9.5 Eén pomp met (hydro-statische) drukopnemer en 1 vlotter alarm

OPMERKINGHydrostatisch wordt niet overal gebruikt.

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 doorverbinden op de klemmenstrook X, om de hydrostatische drukopnemer actief te maken.

WAARSCHUWINGLet op polariteit drukopnemer bij aansluiten, + = zwart, - = wit

9.5.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGIn geval van een drukopnemer, zie: Bedienings- en Bedrijfsvoorschriften van de Hydrostatische Drukopnemer BE00000291

OPMERKINGHydrostatische drukopnemer in combinatie met een hoogwater vlotter. Zie voor de aansluiting hiervan het elektro-schema van het schakelpaneel.

ID3311

Figuur 22: 1 pomps in- en uitschakelniveaus 3311

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 1Type niveaubesturing hydrostatische drukopnemer

Aansluitingen (zie 13.1) Aansluiting op klemmen-strook X

DP Levelcon-trol

Hydrostatische drukopnemer 13(+) - 14(-) 1(-) - 2(+)

Vlot-ter

Ni-veau

Functie Aansluiting op klem-menstrook X, zie 9.5.1

DP Level-control, zie 13.4

4 C hoogwater-alarm

15 - 16(grijs - zwart)

Niveau FunctieA schakelniveau pomp uitB schakelniveau pomp aanC hoogwateralarm

C

B

A

ID3317 14042009

Figuur 23: klemmenstrook met hydrostatische drukopnemer 14

0420

09

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 15

4133

4

111

29

9.6 Twee pompen met hydro-statische drukopnemer en 1 vlotteralarm

OPMERKINGAansluiting 1 en 2 doorverbinden op de klemmenstrook X, om de hydrostatische drukopnemer actief te maken.

WAARSCHUWINGLet op polariteit drukopnemer bij aansluiten, + = wit, - = bruin

9.6.1 Klemmenstrook X

OPMERKINGIn geval van een drukopnemer, zie: Bedienings- en Bedrijfsvoorschriften van de Hydrostatische DrukopnemerBE00000291

OPMERKINGHydrostatische drukopnemer in combinatie met een hoogwater vlotter. Zie voor de aansluiting hiervan het elektro-schema van het schakelpaneel.

ID4489

Figuur 24: schema level afstel peilen 4489

Instellingen in software (standaard instellingen)Aantal pompen 2Type niveaubesturing hydrostatische drukopnemer

Aansluitingen (zie 13.1) Aansluiting op klemmen-strook X, zie 9.6.1

DP Level-control

Hydrostatische drukopnemer 13(+) - 14(-) 1(-) - 2(+)

Vlot-ter

Ni-veau

Functie Aansluiting op klem-menstrook X, zie 9.6.1

DP Level-control, zie 13.4

4 C hoogwater-alarm (2e pomp aan)

15 - 16(grijs - zwart)

Niveau FunctieA schakelniveau pompen uitB schakelniveau 1ste pomp aanC schakelniveau 2de pomp aanD hoogwateralarm

D

C

B

A

ID3317 14042009

Figuur 25: klemmenstrook met hydrostatische drukopnemer 14

0420

09

2 4 6 8 10 12 14 161 3 5 7 9 11 13 15

4133

4

111

30

10 Onderhoud

10.1 Onderhoud

WAARSCHUWINGOntkoppel – voorafgaande aan onderhoudswerkzaamheden – de energietoevoer naar het systeem en beveilig deze ontkoppeling.

WAARSCHUWINGHoud er rekening mee dat de motor heet kan zijn wanneer deze net is uitgeschakeld.

WAARSCHUWINGReinig de pomp met schoon water alvorens onderhoud te plegen.

WAARSCHUWINGZorg er voor dat de geleider niet klem komt te zitten op de geleidestangen, indien gebruik wordt gemaakt van een takel om de pomp uit de put te verwijderen.

Regelmatig onderhoud bevordert een blijvend goede werking van de installatie. Duijvelaar Pompen beschikt over een eigen onderhoudsdienst met gespecialiseerde monteurs. Een concept onderhoudscontract is op aanvraag beschikbaar.

10.1.1 Onderhoudsschema

In zware bedrijfsomstandigheden dient het onderhoudsinterval aangepast te worden.

De lagers van de pomp zijn voor de gehele levensduur gesmeerd en behoeven daarom geen onderhoud.

De isolatieweerstand dient getest te worden met behulp van testen op maximaal 500 V. De afkeurnorm is 1 kΩ/V. Veiligheidsmarge afkeur vanaf 1 MΩ

10.1.2 Controle en reiniging snijinrichting (DRS)

Zie voor de controle en het reinigen van de snijinrichting van de DRS het bediening- en bedrijfsvoorschrift Dompelpompen: BE00000210.

10.2 Langdurig buiten bedrijf stellen

Draai de waaier elke drie maanden. Dit voorkomt verkleving van de afdichtingen.

Bescherm de pomp tegen bevriezing bij dreigend vorstgevaar. Neem daartoe onderstaande maatregelen:

1. Sluit alle afsluiters.2. Verwijder de pomp uit de put.3. Spuit met een krachtige waterstraal de pomp

goed schoon.4. Bewaar de pomp in een vorstvrije ruimte op een

droge plaats.

31

11 Storingen

11.1 Storingstabel schakelpaneel met DP-Levelcontrol

Beschrijving van de storing Signalen StoringsuitgangOpstarten / LED test. Alle LED's kort AANRode LEDPomp 1 thermische storing. 1 puls, 2 s UIT HoogPomp 2 thermische storing. 2 pulsen, 2 s UIT HoogHoogwateralarm. 3 pulsen, 2 s UIT HoogVlottervolgorde fout. 4 pulsen, 2 s UIT HoogHydrostatische drukopnemer niet aangesloten. 5 pulsen, 2 s UIT HoogHydrostatische drukopnemer buiten bereik. 6 pulsen, 2 s UIT HoogAndere storing. AAN, kort UIT, AAN HoogTijdens het opstarten van de configureer mode is de drukopnemer niet aangesloten 5 s knipperenDe volgorde van ingestelde schakelniveaus tijdens het configuren klopt niet 5 s knipperenOranje LEDPomp 1 thermische storing geweest, automatische reset. 1 pulse, 2 s UIT HoogPomp 2 thermische storing geweest, automatische reset. 2 pulsen, 2 s UIT HoogOnderhoudstijd verstreken van pomp 1, onderhoud uitvoeren of service dienst bel-len.

3 pulsen, 2 s UIT Hoog

Onderhoudstijd verstreken van pomp 2, onderhoud uitvoeren of service dienst bel-len.

4 pulsen, 2 s UIT Hoog

Externe storing (reserve-ingang actief). 5 pulsen, 2 s UIT HoogInspectie vereist gehele installatie. Continu pulsen HoogDe configureer mode is geactiveerd geweest en er is 5 minuten geen actie geweest. Installatie is terug gekeerd in normale automatische stand.

5 s knipperen

Groene LEDKlaar voor gebruik / geen storingen Continu AANPomp 1 in bedrijf / controle werking 1 puls, 2 s UITPomp 2 in bedrijf / controle werking 2 pulsen, 2 s UITPomp 1 en pomp 2 in bedrijf 3 pulsen, 2 s UIT

32

11.2 Storingstabel pomp

WAARSCHUWINGHoud rekening met de algemene veiligheidsmaatregelen voor installatie, onderhoud en reparatie.

Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing ControlepuntenDe pomp start niet Geen spanning op de aan-

sluitklemmenControleer de stroomvoor-ziening

• Stroomkring• Hoofdschakelaar• Hand-0-Aut schake-

laar• Zekeringen

Controleer de motorbevei-liging

• Aardlekschakelaar• Beveiligingsrelais• Motortemperatuur• Watervoeler (optie)

Controleer het startsignaal • Medium niveau• Niveauschakeling• Start-stop verwisse-

ling• schakelpaneel

Motorstoring Controleer de motor • Isolatietest• Fase weerstand

De pomp stopt niet Geen stopsignaal Controleer de niveauscha-keling

• Niveau schakeling• schakelpaneel

Lucht in het pomphuis Haal de pomp tijdelijk uit de koppeling

Inschakelniveau pomp

De pomp start en stopt snel achter elkaar

Verkeerd start/stop signaal Controleer de niveauscha-kelaars

• Niveauschakeling• Afstelling schake-

laarsStroomvoorziening is instabiel

Controleer de stroomvoor-ziening

• Stroomkring• Onderspanning• 3-fase beschikbaar?• Afstelling motorbe-

veiliging• Zekeringen

Pomp stroom is te hoog Stroomstoring Controleer de stroomvoor-ziening

• Zekeringen• Onderspanning

Pompstoring Controleer de pomp • Verstopping waaier• Viscositeit van het

mediumDe draairichting is ver-keert

Draai de draairichting om

De capaciteit is te hoog Verhoog de tegendruk

33

Te weinig of geen pomp-capaciteit

Verstopping of een lucht-bel in de pomp

Controleer de persleiding en de pomp

• Persleiding (verstop-ping)

• Afsluiter (half of geheel gesloten)

• Luchtinsluiting• Verstopping (waaier)• Controleer

niveauschakelingVerkeerde draairichting Keer de draairichting om DraairichtingPompstoring Controleer de pomp • Koppeling (lek)

• Waaier (losgeraakt of beschadigd)

• Waaier of pomphuis (verstopping)

• Lagers beschadigdStroomvoorziening is labiel

Controleer de stroomvoor-ziening

• schakelpaneel• Zekeringen• Onderspanning

Hoogwateralarmering Te weinig pompcapaciteit Controleer de persleiding • Persleiding (verstop-ping)

• Afsluiter (half of geheel gesloten)

• LuchtinsluitingPompstoring Controleer de pomp • Waaier of pomphuis

(verstopping)• Waaier (losgeraakt of

beschadigd)• Lagers beschadigd

Stroomstoring Controleer de stroomvoor-ziening

• Zekeringen• Onderspanning

Motorstoring Controleer de motor • Schakelpaneel• Isolatietest

Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Controlepunten

34

12 Uitvoeringen

12.1 Typeverklaring

12.2 Schakelpanelen DKVO

Afk. Installatietype: RW 2 DRV 615-4 KL2” NW80 DKVO 720 3x400V+N 3 VL BIW 3000mmRW RioolwaterVW Vuilwater

Aantal pompen:Pomptype

SN droge snelkoppelingVB voetbochtkoppelingSL slangkoppelingKL kamlockkoppeling

Appendage uitvoering:DKVO Schakelkast6 Kunststof7 Staal10 1 pomp20 2 pompen

Voedingspanning:VL VlotterbesturingEP Besturing middels elektrode pennenLT+1VL hydrostatische drukopnemer + 1 vlotterBIW Binnen wandmontageBUW Buiten wandmontageIS Ingraaf sokkelBW Beton sokkel

Lengte persleiding:

Figuur 26: DKVO 710/720 2005

0329

Figuur 27: DKVO 610/620 DPLC 2005

0329

35

Figuur 28: DKVO 710/720 DPLC IS 2005

0329

36

13 Bijlagen

13.1 Onderdelen omschrijving

TNR/ TEAQ Omschrijving01-29 draadflens01-84 slangpilaar13-18 knie / slangbocht13-18.1 knie13-18.2 bocht45-2 pakking45-3 muurdoorvoer71-7 T - stuk71-20 geleidebuis72-1 voetbocht73-2 slangklem73-4 dubbele nippel73-4.1 dubbele nippel73-4.2 dubbele nippel75-4 verloopnippel75-4.1 verloopnippel75-4.2 verloopnippel544 sok655 pomp700 pijp709 slang715 broekstuk722 overgangsstuk730 flens - spie stuk732 klauwplaat739 slangkoppeling739.1 vast gedeelte snelkoppeling739.2 los gedeelte snelkoppeling747 keerklep852 koppeling894 geleidebuis bevestiging

37

13.2 Inbouwvoorbeelden

13.2.1 VW1 SL GEFIT

20000825-C

Figuur 29: Inbouwvoorbeeld VW1 SL gefit 2000

0825

-C

38

13.2.2 VW2 SL GEFIT

20000826-E

Figuur 30: Inbouwvoorbeeld VW2 SL gefit 2000

0826

-E

39

13.2.3 RW1 SN RVS GEFIT

20050084-B

Figuur 31: Inbouwvoorbeeld RW1 SN gefit 2005

0084

-B

40

13.2.4 RW2 SN RVS GEFIT

20050085-A

Figuur 32: Inbouwvoorbeeld RW2 SN gefit 2005

0085

-A

41

13.2.5 RW1 VB RVS GEFIT

20050332

Figuur 33: Inbouwvoorbeeld RW1 VB RVS gefit 2005

0332

-B

(MDVST G2) 75150 600 (SPARING)

600

(SP

AR

ING

)

TNR OMSCHRIJVING45-3 MUURDOORVOER852 KOPPELING

13-18 KNIE894 GELEIDEBUIS BEVESTIGING

45-3

13-18

894

71-20

747

700

72-1

732

655

852

42

13.2.6 RW2 VB RVS GEFIT

20050333-B

Figuur 34: Inbouwvoorbeeld RW2 VB RVS gefit 2005

0333

-B

(MDVST DN80)125

700 (SPARING)200

700

(SP

AR

ING

)

45-3

13-18

894

71-20

747

700

72-1

732

655

852

01-29

73-4

71-7

75-4

43

13.2.7 RW1 KL GEFIT

20000649-B

Figuur 35: Inbouwvoorbeeld RW1 KL gefit 2000

0649

-B

44

13.2.8 RW2 KL GEFIT

20000650-C

Figuur 36: Inbouwvoorbeeld RW2 KL gefit 2000

0650

-C

45

13.2.9 RW1 SN GEFLENSD

20000647-B

Figuur 37: Inbouwvoorbeeld RW1 SN geflensd 2000

0647

-B

46

13.2.10 RW2 SN GEFLENSD

20000648-B

Figuur 38: Inbouwvoorbeeld RW2 SN geflensd 2000

0648

-B

47

13.2.11 RW1 VB GEFLENSD

20081107

Figuur 39: Inbouwvoorbeeld RW1 VB geflensd 2008

1107

600

(SP

AR

ING

)

TNR OMSCHRIJVING45-3 MUURDOORVOER13-18 BOCHT 90gr747 KEERKLEP

71-12 OVERGANGSTUK722 FLENSSPIESTUK

45-3

655

732

72-1

71-20

894

13-18

747

71-12

722

48

13.2.12 RW2 VB GEFLENSD

20081108

Figuur 40: Inbouwvoorbeeld RW2 VB geflensd 2008

1108

700

(SP

AR

360

TNR OMSCHRIJVING45-3 MUURDOORVOER13-18 BOCHT 90gr747 KEERKLEP

71-12 OVERGANGSTUK722 FLENSSPIESTUK72 1 VOETBOCHT

45-3

747

71-22

72-1

732

655

71-20

894

722

13-18

49

13.3 vuil- en rioolwaterunits

Tabel 7: Technische gegevens

Item WaardeType besturing vuil- en rioolwaterunitsArtikelnummer 77870031Afmetingen HxBxD [mm] 157 x 187 x 51Aansluitspanning [V] 1 x 230 ± 10%Frequentie [Hz] 50 - 60 ± 5%Relaisuitgangen [A] max. 1Veiligheidsklassering1

1. Wanneer ingebouwd in een IP55 schakelpaneel.

IP55Omgevingstemperatuur [°C] max. 35Luchtvochtigheid [%] 20 - 90 (niet condenserend)Zekering [mA] 500 (250V)

ID3052 15022008

Figuur 41: DP-Levelcontrol 3052

50

13.4 Elektrische aansluitingen

Tabel 8: Elektrische aansluitingen

ID 3307 02032009

Figuur 42: E-schema DP-Levelcontrol*: Bij storing/spanningsuitval contact gesloten. Bij gebruik van beide storingscontacten moet er een

gelijkwaardig potentiaal (spanning) toegepast worden.#: Klem RDP open = vlotterbesturing (standaard). Klep RDP dicht = drukopnemer.%: Configuratie in dp-levelcontrol. Bevestiging storingen / externe storing E

C10

0CN

_03

0203

2009

Nr: Code: Aansluiting: Nr: Code: Aansluiting:1 - Hydrostatische drukopnemer 4-20mA 16 COM Common2 + 17 P1 Pomp relais 13 RDP Hydrostatische drukopnemer of vlotter-

schakelaars selectie18 P2 Pomp relais 2

4 P1 Thermische storing pomp 1 19 P3 reserve-uitgang (volgt externe ingang)5 P2 Thermische storing pomp 2 20 C Storingsmelding6 P3 Externe ingang (reset of alarm) 21 NC7 COM Common 15 Vdc 22 NO

Service poort 23 C Storingsmelding8 - Niet in gebruik 24 NC9 + 25 NO10 WSD 3 vlotterschakelaar 3 26 PE Voeding11 27 N12 WSD 2 vlotterschakelaar 2 28 L113 29 L214 WSD 1 vlotterschakelaar 1 FUSE Zekering15

51

13.5 Elektrische schema’s

Zie hiervoor de bijgevoegde E-schema’s in het schakelpaneel.

13.6 Parameter lijst

OPMERKINGOnderstaande parameters zijn alleen zichtbaar en/of aan te passen bij gebruik van de DP-Levelcontrol service tool.

OPMERKINGStandaard (default) waarden van de DP-Levelcontrol zijn in de onderstaande tabellen vetgedrukt weergegeven. Voor unit-specifieke waarden zie: “Fabrieksinstellingen”.

13.6.1 Instellingen

Waarde Bereik Verklaring Niveau (lees)

Niveau (schrij-ven)

ConfiguratieAantal pompen 1. 1 Pomp aangesloten op contact 1

2. 1 Pomp aangesloten op contact 23. 2 pompen

Totaal aantal pompen in het systeem

All Service

Type niveauregeling 1. 3 Vlotterschakelaars zonder hys-terese2. 3 vlotterschakelaars met hysterse3. Hydrostatische drukopnemer

Niveauregeling d.m.v. vlot-terschakelaars of een hydro-statische drukopne-mer. Met hysterese wordt de pomp in- en uitgescha-keld d.m.v. 1 vlotter. Zonder hysterese wordt de pomp d.m.v. 2 vlotters in- en uit geschakeld.

All Service

Grondlastpompaanstu-ring

1. Gebaseerd op draaitijd2. Alternerend

Het aansturen van de grondlast pomp kan op basis van draaiuren of wis-selen na elke schakeling

All Service

Functie van externe ingang

1. Uitgeschakeld2. Externe storing3. Bevestiging alle storingen

De externe ingang kan die-nen als extra storing of als algemene bevestiging van alle storingen

Functie van reserve-uit-gang

1. Uit2. Volg externe ingang

Systeem instellingenHydrostat. drukopne-mer 4 mA

0 kPa Niveau waarbij de drukop-nemer 4 mA doorgeeft.

All Service

Hydrostat. drukopne-mer 20 mA

30 kPa Niveau waarbij de drukop-nemer 20 mA doorgeeft.

All Service

Niveau instellingenPomp(en) uit niveau 10 cm Niveau waarbij de

pomp(en) uitschakelt.All Service

52

Inschakelniveau grond-last (1e) pomp

50 cm Niveau waarbij de grondlast (1e) pomp inschakelt.

Inschakelniveau piek-last (2e) pomp

70 cm Niveau waarbij de pieklast (2e) pomp inschakelt.

All Service

Hoogwateralarm 100 cm Niveau waarbij het hoogwa-teralarm actief wordt.

All Service

Tijd instellingenProefdraaien 1. Uit

2. IntervalProefdraaifunctie actieve-ren.

All Service

Proefdraaitijd 5 s Tijd hoelang de pomp proef-draait

Proefdraaiinterval 24 h De tijd hoelang een pomp stil moet staan alvorens de proefdraai-functie gestart wordt

Minimale uitschakelver-traging

0 (max 30 s) s Minimale tijd dat de pomp doordraait voordat hij stopt

All User

Maximale uitschakel-vertraging

0 (max 30 s) s Maximale tijd dat de pomp doordraait voordat hij stopt

All User

Inschakelvertraging 2e pomp

0 s Tijd voordat de 2e pomp wordt bijgeschakeld wan-neer de vraag voor een extra pomp blijft.

All User

Startvertraging na spanningsterugkeer

3 s Tijd voordat de installatie opstart nadat er spanning op de installatie komt.

Maximale looptijd pomp 30 min De maximale draaitijd van pomp, na het verstrijken van deze tijd wordt er een pompwissel uitgevoerd

Onderhoudsinterval pompen

5000 h All Service

Onderhoudsinterval installatie

13140 h All Service

Actieve niveausActieve niveau vlotter-schakelaar 1

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Actieve niveau vlotter-schakelaar 2

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Actieve niveau vlotter-schakelaar 3

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Actief niveau Thermi-sche relais pomp 1

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Actief niveau Thermi-sche relais pomp 2

1. Actief hoog2. Actief laag

All User

Actief niveau reserve-relais

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Actief niveau externe ingang

1. Actief hoog2. Actief laag

All Service

Waarde Bereik Verklaring Niveau (lees)

Niveau (schrij-ven)

53

13.7 Conformiteitsverklaring

Ondergetekende:Duijvelaar PompenKalkovenweg 132401 LJ Alphen aan den Rijn, NederlandTel: (+31)(0)-172-48 83 88Fax: (+31)(0)-172-46 89 67

Verklaart als fabrikant geheel onder zijn eigen verantwoordelijkheid, dat de producten:

Product: VuilwaterunitType: RW/VW1 & RW/VW21

Serienummer: 12/2015 1000-01 [...] 52/2018 9999-99

waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de volgende normen:

- ISO 12100:2010- IEC 60204-1:2006

volgens de bepalingen van:

Machinerichtlijn 2006/42/EG

Als de installatie wordt gebruikt als een op zichzelf staand product dan valt zij onder deze conformiteitsverklaring.

Als de installatie in een apparaat wordt ingebouwd, of samen met andere apparatuur wordt geassembleerd in bepaalde systemen, dan dient zij niet in gebruik genomen te worden voordat er van de betreffende apparatuur een verklaring is afgegeven dat zij in overeenstemming is met bovengenoemde normen.

Alphen aan den Rijn,02/03/2015

Verantwoordelijke:W. Ouwehand, technisch directeur

54

55

duijvelaar pompen

duijvelaar pompenPostbus 282400 AA Alphen aan den Rijn (NL)

t (0172) 48 83 88f (0172) 46 89 20

[email protected]

Belgiët 0800 78480www.duijvelaar-pompen.be

05/2015BE00000372-B

Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing

Kan zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd