Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs · Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische...
Transcript of Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs · Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische...
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 1
VORMING 'INTRODUCTIE OP TAALONTWIKKELEND VAKONDERWIJS’
Aan: adviseurs taalbeleid
Van: Wim De Groof (Huis van het Nederlands Brussel)
Juni 2011
“Heel wat studenten - anderstaligen maar ook Nederlandstaligen - ondervinden problemen met het begrijpen van de cursus, het schrijven van een tekst of
spreken tijdens een presentatie. Hoe kan je als docent enerzijds onnodige taaldrempels in je vak vermijden en anderzijds je studenten ondersteunen bij
relevante talige uitdagingen? Taalontwikkelend les geven opent perspectieven. Deze introductie licht een tip van de sluier op.”
Deze vorming werd gegeven door het Huis van het Nederlands Brussel aan docenten uit de opleidingen Hoger Beroepsonderwijs: Openbare besturen, Gids/Reisleider,
Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische wetenschappen, Specifieke Lerarenopleiding, Farmaceutisch technisch assistant en Bedrijfsbeheer.
Duur: 2 tot 2,5 uur
1 INLEIDING (5’)
De doelstelling van deze vorming is om vakdocenten te sensibiliseren en kennis te laten maken met de basisprincipes van ‘taalontwikkelend les geven’ of ‘taalgericht
vakonderwijs’.
De vorming wil een eerste antwoord geven op de vraag ‘wat kan ik als docent doen om taaldrempels aan te pakken en leerkansen NL te in integreren in mijn
vaklessen?’.
Vakdocenten die al ervaring hebben met taalontwikkelend les geven zullen in deze vorming hun uitgangspunten bevestigd zien. Indien ze op zoek zijn naar een
verdieping van hun kennis/ervaring, zijn ze gebaat bij een meer gespecialiseerde vorming of ondersteuning.
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 2
Structuur van de vorming
1 Inleiding (5’)
2 Taal in de HBO: discussie a.d.h.v. stellingen (30’)
3 Taalbeleid: korte situering van taalontwikkelend les geven (5’)
4 Taalontwikkelend les geven (35’)
4.1 Taalleerkansen creëren tijdens vaklessen
4.1.1 Spreken
4.1.2 Schrijven
4.1.3 Conclusie: 1ste principe van taalontwikkelend les geven
1° principe van taalontwikkelend les geven
4.2 Taaldrempels opsporen en aanpakken (30’)
4.2.1 Opdrachten
4.2.2 Stukje theorie
4.2.3 Conclusie: 2de en 3de principe van taalontwikkelend les geven
5 Suggesties en tips voor de lessen (30’)
2 TAAL IN DE HBO (30’)
Opdracht 1: discussieer per 2 over deze stellingen. Schrijf de conclusie kort op.
Stelling 1: „Niet enkel anderstaligen hebben problemen met Nederlands.‟
Onderzoek van het Huis van het Nederlands Brussel in Hoger onderwijs: Top 6 meest voorkomende fouten bij anderstaligen én Nederlandstaligen.
1 Ontbrekende basisstructuur in geschreven teksten
2 Registerfouten (‘Ik begin er met volle goesting aan!’)
3 Beperkt woordenschatgebruik (‘Mijn naam is Lies en ik ga rechten doen in de vub.’)
4 Verkeerd gebruik van voorzetselconstructies (‘in verband tot’)
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 3
5 Congruentiefouten (‘een interessante toekomstperspectief’; ‘management en TEW is alletwee interessant’)
6 Verkeerde voornaamwoorden en verwijswoorden (‘De richting dat ik gekozen heb, is…’; ‘Men moeder ging akkoord.’)
Stelling 2: „Als vakdocent ben ik niet geplaatst om aan de taal van de studenten te werken.‟
Taal, denken en leren zijn onlosmakelijk verboden. Een vak leren betekent dat je ook de specifieke taal van dat vak moet aanleren. De nieuwe manier van
denken/doen die de vakdocent aanleert, brengt onvermijdelijk nieuwe begrippen/formuleringen/taalregisters met zich mee. Een vakdocent kan niet anders dan ook
bezig zijn met taal.
Een taaldocent kan, omdat hij/zij geen specialist is in je vakgebied, de vaktaalverwerving niet overnemen. Dit houdt namelijk risico’s in.
Elke vakdocent stelt voortdurend talige doelen: vergelijk ….,./bespreek…../Geef ….
Aan de 3 meest frequente fouten (zie 2.1) kan ook de vakdocent werken.
De vakdocent kent best de eisen van de arbeidsmarkt.
De vakdocent kan een diagnose stellen, doorverwijzen of zelf ondersteuning geven.
Vaktaal leer je best in de vaklessen, dit zijn zowel qua context als qua aantal contacturen de meest geschikte momenten.
Stelling 3: „Taalonderwijs is uiteindelijk vooral het instuderen van woorden en het kennen van grammaticale regels.‟
Denk aan het ‘school-Frans’, je hebt veel passieve kennis opgedaan, maar het actief en paraat gebruik is niet gevolgd.
Verplicht worden om de taal actief te gebruiken is noodzakelijk in het leerproces. Een vaktaal leer je maar door vaktaal, typische taaluitingen – en formules te
gebruiken in de beroepscontext.
Stelling 4: „Ik heb soms het gevoel dat een deel van de studenten me maar half begrijpt als ik les geef.‟
Hoe komt dit?
Fenomeen schootaal/academisch NL vs alledaags NL
Moeite met tegelijkertijd luisteren & noteren & volgen in de cursus
Moeite met de leerstof
Moeite met het tempo van de les
Hoe controleert de docent op begrip?
Welke hulpmiddelen hebben de studenten?
Is er een instaplat bepaald?
Stelling 5: „Spreekopdrachten zijn voor mijn studenten moeilijk.‟
hun uitspraak (dialect of buitenlands accent).
hun houding (tics, oogcontact, te statische houding, …).
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 4
stress (black-outs, giechelen, te snel spreken, …).
ze maken hun zinnen niet af.
aarzeling om het juiste woord te vinden, vage / onjuiste woorden.
typisch ‘anderstalige’ fouten (de/het, …).
gebrekkige structuur.
te weinig logische samenhang en coherentie.
ze kunnen hoofdzaak niet van bijzaak onderscheiden, verliezen zich in details.
ze brengen de boodschap niet duidelijk over.
Niet aangepast of beperkt register (omgangstaal, dialect of omgekeerd: al te formele taal).
Stelling 6: „Als ik schrijfopdrachten verbeter, ben ik steeds verbaasd over de hoeveelheid fouten die studenten maken.‟
slordigheid (tikfouten, lay-out, …).
oneerlijkheid (plagiaat, slordige bronvermelding, …).
spelling, bijvoorbeeld dt-fouten.
ze leven de afspraken niet na (deadline, lengte, inhoudelijke delen, …).
oppervlakkigheid, een gebrek aan inhoudelijke diepgang.
zinsbouw.
woordkeuze.
typisch ‘anderstalige’ fouten (de/het, …).
gebrekkige structuur.
te weinig logische samenhang en coherentie.
ze kunnen hoofdzaak niet van bijzaak onderscheiden, verliezen zich in details.
Ze brengen de boodschap niet duidelijk over.
niet aangepast of beperkt register (omgangstaal, dialect of omgekeerd: al te formele taal).
Stelling 7: „Je moet er van in het begin op hameren dat cursisten correct moeten spreken. Het is beter dat ze weinig zeggen als ze toch nog niet in staat zijn om
juiste zinnen te vormen. Als ze zinnen verkeerd formuleren, leren ze deze fouten niet meer af.‟
Tussentaal: taal leren is een proces waarbij taalleerders een zgn. ‘tussentaal’ ontwikkelen die eigen regels heeft. De tussentaal evolueert als de leerder al doende
en grotendeels onbewust meer te weten komt over welke regels juist zijn.
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 5
3 TAALBELEID (5’)
Taalbeleid
Leerkansen bieden (= studenten aanpassen aan de lastige leerstof) Talige drempels verlagen (= lastige leerstof talig toegankelijk maken voor de
studenten*)
Verantwoordelijkheid
voor studenten
Verantwoordelijkheid
voor de
opleiding/school
Verantwoordelijkheid
voor docenten Verantwoordelijkheid voor docenten
Verantwoordelijkheid voor
de opleiding/school
Motivatie
Zelfstudie
Individueel
oefenmateriaal en –
sessies (vorming 2)
Remediëring NL volgen
(vorming 2)
Lessen NL volgen
Extra aandacht en
inspanning voor NL
Voor-/neventraject
NL
Docent Nederlands
Open Leercentrum
met ondersteuning
Remediëring NL
Nodo-docent die
studenten en
vakdocenten
ondersteunt
Taalgericht vakonderwijs
Individuele taalondersteuning aan studenten
Cursusmateriaal & lessen aanpassen
Samenwerken met Nodo-docent
Tijd & ruimte voorzien
Instaplat bepalen
Doelen NL bepalen
Taalbeleidsplan
*Belangrijk: toegankelijk maken mag niet betekenen het niveau omlaag halen.
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 6
Schema: zie handouts
4 TAALONTWIKKELEND LES GEVEN (35’)
4.1 TAALLEERKANSEN CREËREN TIJDENS DE VAKLESSEN
4.1.1 Spreken (30’)
Vaststellingen:
Vaak zie je dat opleidingen studenten te weinig productieve en beroepsgerichte taaloefenkansen (spreken, schrijven) bieden in voorbereiding op het latere werk. De
nadruk ligt veelal op receptieve vaardigheden (luisteren, lezen).
Het probleem is niet zozeer dat studenten niet uitgedaagd worden om te spreken. Het knelpunt is evenwel dat ze nog te weinig gerichte opvolging/feedback krijgen.
Opdracht 2: beoordeel deze 3 studenten met een spreekwijzer (15’)
Kenny, Kim, Calik (filmfragmenten)
Vooraf: criteria overlopen met studenten
Achteraf: feedback op deze criteria, ook de medestudenten kunnen meedoen
Oefening baart kunst, vaak oefenen is de boodschap
Leg link met Nederlandse les
Huiswerkopdracht: bekijk (goede) sprekers, wat doen zij, beoordeel ze met de spreekwijzer
Zijn deze studenten vergelijkbaar met jullie studenten?
Opdracht 3: maak een spreekwijzer voor de spreekopdrachten die je in de les kan geven. Stel de spreekwijzer kort voor.(15’)
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 7
Kenny ‘Games in de klas’1
SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT
VORM INHOUD
Lichaamstaal
Sta goed recht OK
Kijk je publiek in de ogen OK
Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden OK
Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan OK
Niet te stijf, gebruik je handen Statisch, handen achter de rug
Niet nerveus , blijf rustig Draait heen en weer, nerveus, ook publiek wordt zenuwachtig,
Positieve, enthousiaste uitstraling OK
Inleiding: - schets kort het thema/problematiek
OK
Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek
OK
- Geef je eigen standpunt en ook je argumenten Standpunt is duidelijk, argumentatie is onhandig
- speel zelf spelletjes, ja ok
- argument dat het zinvolle games kunnen zijn waarbij lln op zoek
gaan naar oplossing, is onhandig en summier geformuleerd.
Je gedachtengang is goed begrijpbaar ‘met uitleggen hoe een aardbeving ontstaat, kun je moeilijk het leven
doorgaan’???, formulering onhandig en ernaast
Praat niet om te praten
Kies een gepaste woordkeuze
De VSK heeft bij 4000 studenten een enquête afgelegd
Bereid je goed voor
Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang
Taalgebruik:
spreek AN, Brabantse klanken
Uitspraak: Binnensmonds, mompelt, moeilijk verstaanbaar, lispelt
Articulatie: Te weinig duidelijk, lispelt
Intonatie
Volume: Eind zin valt soms weg
Tempo: Hoog tempo, nerveus
Woordvorming, woordaccent OK
Spreek in een gepast register OK
Grammaticale correctheid: Mijn mening over gamen in de les is … ik vind
da goe
Samenvattend: heeft last met uitspraak/articulatie, lichaamstaal en correcte en gepaste formuleringen
1 Filmfragment Kenny
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 8
Kim ‘Jongeren willen geen leerkracht worden’2
SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT
VORM INHOUD
Lichaamstaal
Sta goed recht
Kijk je publiek in de ogen
Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden: nt los van blad
Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan
Niet te stijf, gebruik je handen
Niet nerveus , blijf rustig
Positieve, enthousiaste uitstraling: weinig enthousiasme
Inleiding: - schets kort het thema
maakt ze niet voldoende duidelijk, waarover gaat dit precies gaan?
Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek
geen structuur, puntsgewijze opsomming, wat is het verband?
- Geef je eigen standpunt en ook je argumenten De jongere en de ouderen moeten volhouden. Hoe: ze moeten
gestimuleerd worden. Dit is geen volledig argument.
Je gedachtengang en formuleringen zijn goed begrijpbaar Gemotiveerde lln presteren beter, maar dit
wordt nog te veel binnen de klas gehouden???
Oudere lkrtn worden financieel gestimuleerd om te stoppen: niet
accuraat geformuleerd.
Praat niet om te praten
Kies een gepaste woordkeuze Leerkamer?
Bereid je goed voor: onvoldoende voorbereid wellicht, bedenkt wat je in de inleiding zegt, stop structuur in je voorbereiding, maak een kapstok, formuleer echte argumenten
Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang
Taalgebruik:
spreek AN
Uitspraak Aantal zinnen niet verstaanbaar (begin), nr het einde slikt ze
woorden in, mompelen onzekere indruk
Articulatie
Intonatie
Volume
Tempo
Woordvorming, woordaccent CAO-bespreking zegt ze aarzelend, weet ze wat dit is?
Spreek in een gepast register
Grammaticale correctheid: Aantal zinnen plakt ze ongrammaticaal samen
Samenvattend: deze presentatie is – omwille van het volledig gebrek aan structuur – erg moeilijk begrijpbaar. Structuur en samenhang zijn doorslaggevend
voor goede communicatie.
2 Filmfragment Kim
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 9
Calik ‘De tackle van Axel Witsel’3
SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT
VORM INHOUD
Lichaamstaal
Sta goed recht
Kijk je publiek in de ogen
Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden
Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan
Niet te stijf, gebruik je handen
Niet nerveus , blijf rustig
Positieve, enthousiaste uitstraling
Inleiding: - schets kort het thema
Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek - Geef je eigen standpunt en ook je argumenten
Je gedachtengang en formuleringen zijn goed begrijpbaar
Praat niet om te praten
Kies een gepaste woordkeuze
Bereid je goed voor
Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang
Taalgebruik:
spreek AN
Uitspraak
Articulatie
Intonatie
Volume
Tempo
Woordvorming, woordaccent
Spreek in een gepast register
Grammaticale correctheid
Samenvattend:
3 Filmfragment Calik
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
10
4.1.2 Schrijven (3’)
SCHRIJFWIJZER: VERSCHILLEN UITLEGGEN
Hoewel … en … allebei … zijn, zijn er ook een heleboel verschillen.
De … is …, terwijl de …
Ze zijn ook anders omdat …
Een ander punt waarop ze verschillen is …
Ten slotte …
SCHRIJFWIJZER: EEN WERKWIJZE BESCHRIJVEN
Om een … te … heb je … nodig.
Eerst …
Daarna …
Ten slotte …
SCHRIJFKADER: EEN ARGUMENTATIE MET PRO’S EN CONTRA’S SCHRIJVEN
Over … zijn de meningen verdeeld.
Mensen die het ermee eens zijn, zoals …, beweren dat …
Ze voeren ook als argument aan dat …
… kent echter ook tegenstanders. Zij vinden dat …
Ter verdediging van hun standpunt voeren zij aan dat …
Een ander tegenargument is …
Verder …
Als je alle argumenten op een rijtje zet, vind ik dat …, omdat …
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
11
Schrijfwijzer: zie ook handout
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
12
4.1.3 Conclusies (2’)
TAALONTWIKKELEND LES GEVEN BRENGT DE TAALGEBRUIKSSITUATIES VAN DE WERKVLOER AAN BOD IN DE VAKLESSEN.
TAALONTWIKKELEND LES GEVEN DAAGT STUDENTEN UIT MET RELEVANTE TAALOEFENKANSEN.
TAALONTWIKKELEND LES GEVEN BIEDT TAALSTEUN VOOR DE STUDENTEN (1STE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)
4.2 TAALDREMPELS OPSPOREN EN AANPAKKEN (30’)
4.2.1 Opdrachten (20’)
Opdracht 5: welke taaldrempels zitten er in het lesfragment ‘Netwerkbeheer’ (5’)?
De docent spreekt erg snel
De docent spreekt onduidelijk
De docent spreekt niet altijd AN.
De docent controleert niet op begrip.
De docent creërt geen veilig klasklimaat. Geen aangename sfeer.
De docent gaat te snel door te leerstof.
De docent heeft onvoldoende contact met de groep.
Docent is altijd aan het woord.
Vragen worden afgeblokt.
Docent checkt niet of cursisten mee zijn. Laat geen ruimte voor vragen.
Docent gebruikt erg veel vaktermen zonder introductie.
Geen link met de voorkennis, wereld van de cursisten.
Blijft theoretisch, geen praktijkoefeningen
…
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
13
Opdracht 6: Dit tekstje komt uit een cursus ‘Automechanica’. ‘Tandwielpompen’ zijn kleine, maar essentieel onderdelen in een wagen. Het is dan ook belangrijk dat
studenten goed weten waarvoor ze dienen, inzicht krijgen in mogelijke problemen, oplossingen, reparaties, … Lees onderstaand tekstje gedurende 2 minuten
(projectie).(15’)
Uit een cursus ‘Automechanica’ (zie ook handouts)
De tandwielpomp
Bij eenvoudige systemen met lage werkdruk (maximaal 140 tot 180 bar) wordt de tandwielpomp veelvuldig toegepast. De tandwielpomp is een eenvoudige,
betrouwbare, minder vuilgevoelige en relatief goedkope hydropomp. De tandwielen worden in de aangegeven draairichting aangedreven. Aan de zuigzijde
draaien de tanden uit elkaar; er onstaat een volumevergroting waardoor er olie wordt aangezogen. Aan de perszijde grijpen de tanden in elkaar waardoor de
olie de persleiding in wordt verdrongen. De olie wordt dus via de buitenomtrek van de tandwielen van zuig-naar perszijde getransporteerd. De druk aan
perszijde wordt bepaald door de weerstand die de olie in het hydraulische systeem ondervindt. De belangrijkste weerstand is de belasting op de aan te drijven
hydromotor of cilinder. De onderdruk aan zuigzijde mag nooit groter worden dan ca. 0,1 tot 0,2 bar daar er anders gevaar voor cavitatie bestaat.
Daarna pas krijgen de cursisten individueel deze opdracht.
- Waarvoor kan je een tandwielpomp gebruiken?
- Maak een tekening van een tandwielpomp en geef met pijlen aan hoe de vloeistof er doorheen stroomt.
- Leg uit waarom een vloeistof in een tandwielpomp niet kan terugvloeien naar de toevoer.
- Verklaar met je eigen woorden:
- zuigzijde
- perszijde
- persleiding
! Zeg de deelnemers dat ze niet in de handout mogen kijken voor de juiste oplossing.
De verwachting is dat de deelnemers de bovenstaande vraagjes niet kunnen beantwoorden. Daarom krijgen ze nog 2’ een andere tekst te zien. Nu mogen ze per 2
proberen de vragen te beantwoorden.
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
14
Lees onderstaande tekstjes gedurende 2 minuten.
Uit de cursus ‘Automechanica’ (zie ook handouts)
De tandwielpomp
Bij eenvoudige systemen met lage werkdruk (maximaal 140 tot 180 bar) wordt de tandwielpomp veelvuldig toegepast. De tandwielpomp is een eenvoudige, betrouwbare, minder
vuilgevoelige en relatief goedkope hydropomp. De tandwielen worden in de aangegeven draairichting aangedreven. Aan de zuigzijde draaien de tanden uit elkaar; er onstaat een
volumevergroting waardoor er olie wordt aangezogen. Aan de perszijde grijpen de tanden in elkaar waardoor de olie de persleiding in wordt verdrongen. De olie wordt dus via
de buitenomtrek van de tandwielen van zuig-naar perszijde getransporteerd. De druk aan perszijde wordt bepaald door de weerstand die de olie in het hydraulische systeem
ondervindt. De belangrijkste weerstand is de belasting op de aan te drijven hydromotor of cilinder. De onderdruk aan zuigzijde mag nooit groter worden dan ca. 0,1 tot 0,2 bar
daar er anders gevaar voor cavitatie bestaat.
De tandwielpomp: werking in stappen
De transmissie van een auto of scooter heeft een constante olietoevoer nodig. Een tandwielpomp kan olie oppompen op een constante manier. Dit proces verloopt zo:
Eén tandwiel wordt aangedreven door de motor (van de auto of scooter).
Dit tandwiel drijft het andere tandwiel aan. Beide tandwielen haken immers in elkaar. De 2 tandwielen zitten in een ruimte die nauw aansluit.
De olie wordt aangevoerd langs de ‘inlaatpijp’. De draaiende tandwielen transporteren de olie van de ‘zuigzijde’ naar de andere zijde (de ‘perszijde’). De meegevoerde olie laat
een leegte achter. Die leegte zuigt nieuwe olie aan.
De opgepompte olie blijft aan de perszijde van de tandwielen. Deze verhinderen dat de olie terugstroomt. Aan de perszijde komt steeds meer olie. De nieuwe olie duwt de
aanwezige olie verder in de uitlaatpijp en de persleiding.
De persleiding komt uit in de transmissie. De hoeveelheid olie die de tandwielpomp aanvoert, is contstant.
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
15
Nabespreking:
- Waarom was het met het 2de tekstje beter mogelijk om deze opdracht op te lossen?
- Meer informatie, meer CONTEXT
- Geen foto/foto
- Nut/waarom niet aangegeven vs nut/voorkennis oproepen, link met de alledaagse realiteit
- Verbanden eerder impliet vs verbanden geëxpliciteerd en stapsgewijs
- Niet uitspreken van bepaalde – voor de docent – vanzelfsprekendheden: constante olietoevoer/2°tekstje doet dit wel
- Minder frequentie woorden vs frequentere woordkeuze
- Schrijftaal (wordt + volt. deelwoord) vs spreektaal
- Abstracter (bv. vloeistof, buitenomtrek, weerstand, cavitatie) vs concreter (bv. olie)
- Eén alinea vs puntsgewijze structuur
- Ze mochten communiceren: INTERACTIE
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
16
4.2.2 Stukje Theorie (10’)
Er zijn 2 manieren om leerstof af te stemmen op zwaktaalvaardige cursisten.
a. context vereenvoudigen
Risico dat verbanden verloren gaan
Minder aanknopingspunten
Negatieve spiraal: niveau van de opleiding in gevaar
b. meer context
Vakteksten niet zomaar versimpelen, eerder CON-text toevoegen
Verbanden expliciteren
Nut, functie, gebruik
Aansluiting bij hun voorkennis/alledaagse realiteit
Rijk woordveld: aanknopingspunten
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
17
Kwadrant van Cummins
I = cognitief weinig eisen, veel ondersteuning uit de context (bv. kookles waarbij de kok voordoet en de studenten nadoen, daarna inzicht in hoe en waarom, als bv.
cake mislukt)
IV = cognitief moeilijke les, bv. natuurkunde: begrip warmte, processen warmtetransport, geleiding, straling, stroming, … Context verrijken bv. door proefjes en van
daaruit processen afleiden
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |
18
4.2.3 Conclusie
TAALONTWIKKELEND LES GEVEN ZORGT VOOR EEN RIJKE CONTEXT VOOR DE STUDENTEN (2DE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)
TAALONTWIKKELEND LES GEVEN ZORGT VOOR EEN RIJKE INTERACTIE (3DE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)
5 5. SUGGESTIES EN TIPS VOOR DE LESSEN (30’)
Zie ‘Suggesties en tips voor de lessen’ (handout)
Inspiratie:
‘Handboek Taalgericht Vakonderwijs’, M. Hajer & T. Meestringa, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 20090