Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs · Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische...

18
Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 1 VORMING 'INTRODUCTIE OP TAALONTWIKKELEND VAKONDERWIJSAan: adviseurs taalbeleid Van: Wim De Groof (Huis van het Nederlands Brussel) Juni 2011 Heel wat studenten - anderstaligen maar ook Nederlandstaligen - ondervinden problemen met het begrijpen van de cursus, het schrijven van een tekst of spreken tijdens een presentatie. Hoe kan je als docent enerzijds onnodige taaldrempels in je vak vermijden en anderzijds je studenten ondersteunen bij relevante talige uitdagingen? Taalontwikkelend les geven opent perspectieven. Deze introductie licht een tip van de sluier op.Deze vorming werd gegeven door het Huis van het Nederlands Brussel aan docenten uit de opleidingen Hoger Beroepsonderwijs: Openbare besturen, Gids/Reisleider, Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische wetenschappen, Specifieke Lerarenopleiding, Farmaceutisch technisch assistant en Bedrijfsbeheer. Duur: 2 tot 2,5 uur 1 INLEIDING (5’) De doelstelling van deze vorming is om vakdocenten te sensibiliseren en kennis te laten maken met de basisprincipes van ‘taalontwikkelend les geven’ of ‘taalgericht vakonderwijs’. De vorming wil een eerste antwoord geven op de vraag ‘wat kan ik als docent doen om taaldrempel s aan te pakken en leerkansen NL te in integreren in mijn vaklessen?’. Vakdocenten die al ervaring hebben met taalontwikkelend les geven zullen in deze vorming hun uitgangspunten bevestigd zien. Indien ze op zoek zijn naar een verdieping van hun kennis/ervaring, zijn ze gebaat bij een meer gespecialiseerde vorming of ondersteuning.

Transcript of Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs · Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische...

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 1

VORMING 'INTRODUCTIE OP TAALONTWIKKELEND VAKONDERWIJS’

Aan: adviseurs taalbeleid

Van: Wim De Groof (Huis van het Nederlands Brussel)

Juni 2011

“Heel wat studenten - anderstaligen maar ook Nederlandstaligen - ondervinden problemen met het begrijpen van de cursus, het schrijven van een tekst of

spreken tijdens een presentatie. Hoe kan je als docent enerzijds onnodige taaldrempels in je vak vermijden en anderzijds je studenten ondersteunen bij

relevante talige uitdagingen? Taalontwikkelend les geven opent perspectieven. Deze introductie licht een tip van de sluier op.”

Deze vorming werd gegeven door het Huis van het Nederlands Brussel aan docenten uit de opleidingen Hoger Beroepsonderwijs: Openbare besturen, Gids/Reisleider,

Hotel- en cateringmanagement, Cosmetische wetenschappen, Specifieke Lerarenopleiding, Farmaceutisch technisch assistant en Bedrijfsbeheer.

Duur: 2 tot 2,5 uur

1 INLEIDING (5’)

De doelstelling van deze vorming is om vakdocenten te sensibiliseren en kennis te laten maken met de basisprincipes van ‘taalontwikkelend les geven’ of ‘taalgericht

vakonderwijs’.

De vorming wil een eerste antwoord geven op de vraag ‘wat kan ik als docent doen om taaldrempels aan te pakken en leerkansen NL te in integreren in mijn

vaklessen?’.

Vakdocenten die al ervaring hebben met taalontwikkelend les geven zullen in deze vorming hun uitgangspunten bevestigd zien. Indien ze op zoek zijn naar een

verdieping van hun kennis/ervaring, zijn ze gebaat bij een meer gespecialiseerde vorming of ondersteuning.

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 2

Structuur van de vorming

1 Inleiding (5’)

2 Taal in de HBO: discussie a.d.h.v. stellingen (30’)

3 Taalbeleid: korte situering van taalontwikkelend les geven (5’)

4 Taalontwikkelend les geven (35’)

4.1 Taalleerkansen creëren tijdens vaklessen

4.1.1 Spreken

4.1.2 Schrijven

4.1.3 Conclusie: 1ste principe van taalontwikkelend les geven

1° principe van taalontwikkelend les geven

4.2 Taaldrempels opsporen en aanpakken (30’)

4.2.1 Opdrachten

4.2.2 Stukje theorie

4.2.3 Conclusie: 2de en 3de principe van taalontwikkelend les geven

5 Suggesties en tips voor de lessen (30’)

2 TAAL IN DE HBO (30’)

Opdracht 1: discussieer per 2 over deze stellingen. Schrijf de conclusie kort op.

Stelling 1: „Niet enkel anderstaligen hebben problemen met Nederlands.‟

Onderzoek van het Huis van het Nederlands Brussel in Hoger onderwijs: Top 6 meest voorkomende fouten bij anderstaligen én Nederlandstaligen.

1 Ontbrekende basisstructuur in geschreven teksten

2 Registerfouten (‘Ik begin er met volle goesting aan!’)

3 Beperkt woordenschatgebruik (‘Mijn naam is Lies en ik ga rechten doen in de vub.’)

4 Verkeerd gebruik van voorzetselconstructies (‘in verband tot’)

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 3

5 Congruentiefouten (‘een interessante toekomstperspectief’; ‘management en TEW is alletwee interessant’)

6 Verkeerde voornaamwoorden en verwijswoorden (‘De richting dat ik gekozen heb, is…’; ‘Men moeder ging akkoord.’)

Stelling 2: „Als vakdocent ben ik niet geplaatst om aan de taal van de studenten te werken.‟

Taal, denken en leren zijn onlosmakelijk verboden. Een vak leren betekent dat je ook de specifieke taal van dat vak moet aanleren. De nieuwe manier van

denken/doen die de vakdocent aanleert, brengt onvermijdelijk nieuwe begrippen/formuleringen/taalregisters met zich mee. Een vakdocent kan niet anders dan ook

bezig zijn met taal.

Een taaldocent kan, omdat hij/zij geen specialist is in je vakgebied, de vaktaalverwerving niet overnemen. Dit houdt namelijk risico’s in.

Elke vakdocent stelt voortdurend talige doelen: vergelijk ….,./bespreek…../Geef ….

Aan de 3 meest frequente fouten (zie 2.1) kan ook de vakdocent werken.

De vakdocent kent best de eisen van de arbeidsmarkt.

De vakdocent kan een diagnose stellen, doorverwijzen of zelf ondersteuning geven.

Vaktaal leer je best in de vaklessen, dit zijn zowel qua context als qua aantal contacturen de meest geschikte momenten.

Stelling 3: „Taalonderwijs is uiteindelijk vooral het instuderen van woorden en het kennen van grammaticale regels.‟

Denk aan het ‘school-Frans’, je hebt veel passieve kennis opgedaan, maar het actief en paraat gebruik is niet gevolgd.

Verplicht worden om de taal actief te gebruiken is noodzakelijk in het leerproces. Een vaktaal leer je maar door vaktaal, typische taaluitingen – en formules te

gebruiken in de beroepscontext.

Stelling 4: „Ik heb soms het gevoel dat een deel van de studenten me maar half begrijpt als ik les geef.‟

Hoe komt dit?

Fenomeen schootaal/academisch NL vs alledaags NL

Moeite met tegelijkertijd luisteren & noteren & volgen in de cursus

Moeite met de leerstof

Moeite met het tempo van de les

Hoe controleert de docent op begrip?

Welke hulpmiddelen hebben de studenten?

Is er een instaplat bepaald?

Stelling 5: „Spreekopdrachten zijn voor mijn studenten moeilijk.‟

hun uitspraak (dialect of buitenlands accent).

hun houding (tics, oogcontact, te statische houding, …).

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 4

stress (black-outs, giechelen, te snel spreken, …).

ze maken hun zinnen niet af.

aarzeling om het juiste woord te vinden, vage / onjuiste woorden.

typisch ‘anderstalige’ fouten (de/het, …).

gebrekkige structuur.

te weinig logische samenhang en coherentie.

ze kunnen hoofdzaak niet van bijzaak onderscheiden, verliezen zich in details.

ze brengen de boodschap niet duidelijk over.

Niet aangepast of beperkt register (omgangstaal, dialect of omgekeerd: al te formele taal).

Stelling 6: „Als ik schrijfopdrachten verbeter, ben ik steeds verbaasd over de hoeveelheid fouten die studenten maken.‟

slordigheid (tikfouten, lay-out, …).

oneerlijkheid (plagiaat, slordige bronvermelding, …).

spelling, bijvoorbeeld dt-fouten.

ze leven de afspraken niet na (deadline, lengte, inhoudelijke delen, …).

oppervlakkigheid, een gebrek aan inhoudelijke diepgang.

zinsbouw.

woordkeuze.

typisch ‘anderstalige’ fouten (de/het, …).

gebrekkige structuur.

te weinig logische samenhang en coherentie.

ze kunnen hoofdzaak niet van bijzaak onderscheiden, verliezen zich in details.

Ze brengen de boodschap niet duidelijk over.

niet aangepast of beperkt register (omgangstaal, dialect of omgekeerd: al te formele taal).

Stelling 7: „Je moet er van in het begin op hameren dat cursisten correct moeten spreken. Het is beter dat ze weinig zeggen als ze toch nog niet in staat zijn om

juiste zinnen te vormen. Als ze zinnen verkeerd formuleren, leren ze deze fouten niet meer af.‟

Tussentaal: taal leren is een proces waarbij taalleerders een zgn. ‘tussentaal’ ontwikkelen die eigen regels heeft. De tussentaal evolueert als de leerder al doende

en grotendeels onbewust meer te weten komt over welke regels juist zijn.

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 5

3 TAALBELEID (5’)

Taalbeleid

Leerkansen bieden (= studenten aanpassen aan de lastige leerstof) Talige drempels verlagen (= lastige leerstof talig toegankelijk maken voor de

studenten*)

Verantwoordelijkheid

voor studenten

Verantwoordelijkheid

voor de

opleiding/school

Verantwoordelijkheid

voor docenten Verantwoordelijkheid voor docenten

Verantwoordelijkheid voor

de opleiding/school

Motivatie

Zelfstudie

Individueel

oefenmateriaal en –

sessies (vorming 2)

Remediëring NL volgen

(vorming 2)

Lessen NL volgen

Extra aandacht en

inspanning voor NL

Voor-/neventraject

NL

Docent Nederlands

Open Leercentrum

met ondersteuning

Remediëring NL

Nodo-docent die

studenten en

vakdocenten

ondersteunt

Taalgericht vakonderwijs

Individuele taalondersteuning aan studenten

Cursusmateriaal & lessen aanpassen

Samenwerken met Nodo-docent

Tijd & ruimte voorzien

Instaplat bepalen

Doelen NL bepalen

Taalbeleidsplan

*Belangrijk: toegankelijk maken mag niet betekenen het niveau omlaag halen.

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 6

Schema: zie handouts

4 TAALONTWIKKELEND LES GEVEN (35’)

4.1 TAALLEERKANSEN CREËREN TIJDENS DE VAKLESSEN

4.1.1 Spreken (30’)

Vaststellingen:

Vaak zie je dat opleidingen studenten te weinig productieve en beroepsgerichte taaloefenkansen (spreken, schrijven) bieden in voorbereiding op het latere werk. De

nadruk ligt veelal op receptieve vaardigheden (luisteren, lezen).

Het probleem is niet zozeer dat studenten niet uitgedaagd worden om te spreken. Het knelpunt is evenwel dat ze nog te weinig gerichte opvolging/feedback krijgen.

Opdracht 2: beoordeel deze 3 studenten met een spreekwijzer (15’)

Kenny, Kim, Calik (filmfragmenten)

Vooraf: criteria overlopen met studenten

Achteraf: feedback op deze criteria, ook de medestudenten kunnen meedoen

Oefening baart kunst, vaak oefenen is de boodschap

Leg link met Nederlandse les

Huiswerkopdracht: bekijk (goede) sprekers, wat doen zij, beoordeel ze met de spreekwijzer

Zijn deze studenten vergelijkbaar met jullie studenten?

Opdracht 3: maak een spreekwijzer voor de spreekopdrachten die je in de les kan geven. Stel de spreekwijzer kort voor.(15’)

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 7

Kenny ‘Games in de klas’1

SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT

VORM INHOUD

Lichaamstaal

Sta goed recht OK

Kijk je publiek in de ogen OK

Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden OK

Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan OK

Niet te stijf, gebruik je handen Statisch, handen achter de rug

Niet nerveus , blijf rustig Draait heen en weer, nerveus, ook publiek wordt zenuwachtig,

Positieve, enthousiaste uitstraling OK

Inleiding: - schets kort het thema/problematiek

OK

Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek

OK

- Geef je eigen standpunt en ook je argumenten Standpunt is duidelijk, argumentatie is onhandig

- speel zelf spelletjes, ja ok

- argument dat het zinvolle games kunnen zijn waarbij lln op zoek

gaan naar oplossing, is onhandig en summier geformuleerd.

Je gedachtengang is goed begrijpbaar ‘met uitleggen hoe een aardbeving ontstaat, kun je moeilijk het leven

doorgaan’???, formulering onhandig en ernaast

Praat niet om te praten

Kies een gepaste woordkeuze

De VSK heeft bij 4000 studenten een enquête afgelegd

Bereid je goed voor

Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang

Taalgebruik:

spreek AN, Brabantse klanken

Uitspraak: Binnensmonds, mompelt, moeilijk verstaanbaar, lispelt

Articulatie: Te weinig duidelijk, lispelt

Intonatie

Volume: Eind zin valt soms weg

Tempo: Hoog tempo, nerveus

Woordvorming, woordaccent OK

Spreek in een gepast register OK

Grammaticale correctheid: Mijn mening over gamen in de les is … ik vind

da goe

Samenvattend: heeft last met uitspraak/articulatie, lichaamstaal en correcte en gepaste formuleringen

1 Filmfragment Kenny

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 8

Kim ‘Jongeren willen geen leerkracht worden’2

SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT

VORM INHOUD

Lichaamstaal

Sta goed recht

Kijk je publiek in de ogen

Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden: nt los van blad

Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan

Niet te stijf, gebruik je handen

Niet nerveus , blijf rustig

Positieve, enthousiaste uitstraling: weinig enthousiasme

Inleiding: - schets kort het thema

maakt ze niet voldoende duidelijk, waarover gaat dit precies gaan?

Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek

geen structuur, puntsgewijze opsomming, wat is het verband?

- Geef je eigen standpunt en ook je argumenten De jongere en de ouderen moeten volhouden. Hoe: ze moeten

gestimuleerd worden. Dit is geen volledig argument.

Je gedachtengang en formuleringen zijn goed begrijpbaar Gemotiveerde lln presteren beter, maar dit

wordt nog te veel binnen de klas gehouden???

Oudere lkrtn worden financieel gestimuleerd om te stoppen: niet

accuraat geformuleerd.

Praat niet om te praten

Kies een gepaste woordkeuze Leerkamer?

Bereid je goed voor: onvoldoende voorbereid wellicht, bedenkt wat je in de inleiding zegt, stop structuur in je voorbereiding, maak een kapstok, formuleer echte argumenten

Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang

Taalgebruik:

spreek AN

Uitspraak Aantal zinnen niet verstaanbaar (begin), nr het einde slikt ze

woorden in, mompelen onzekere indruk

Articulatie

Intonatie

Volume

Tempo

Woordvorming, woordaccent CAO-bespreking zegt ze aarzelend, weet ze wat dit is?

Spreek in een gepast register

Grammaticale correctheid: Aantal zinnen plakt ze ongrammaticaal samen

Samenvattend: deze presentatie is – omwille van het volledig gebrek aan structuur – erg moeilijk begrijpbaar. Structuur en samenhang zijn doorslaggevend

voor goede communicatie.

2 Filmfragment Kim

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 | 9

Calik ‘De tackle van Axel Witsel’3

SPREEKWIJZER SPREEKOPRACHT

VORM INHOUD

Lichaamstaal

Sta goed recht

Kijk je publiek in de ogen

Lees niet af, noteer desnoods enkele kernwoorden

Leer je tekst niet van buiten, vertel spontaan

Niet te stijf, gebruik je handen

Niet nerveus , blijf rustig

Positieve, enthousiaste uitstraling

Inleiding: - schets kort het thema

Steek structuur in betoog, zorg voor een logische samenhang - Geef een samenvatting van de problematiek - Geef je eigen standpunt en ook je argumenten

Je gedachtengang en formuleringen zijn goed begrijpbaar

Praat niet om te praten

Kies een gepaste woordkeuze

Bereid je goed voor

Let op je spreekduur: niet te kort, maar ook niet te lang

Taalgebruik:

spreek AN

Uitspraak

Articulatie

Intonatie

Volume

Tempo

Woordvorming, woordaccent

Spreek in een gepast register

Grammaticale correctheid

Samenvattend:

3 Filmfragment Calik

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

10

4.1.2 Schrijven (3’)

SCHRIJFWIJZER: VERSCHILLEN UITLEGGEN

Hoewel … en … allebei … zijn, zijn er ook een heleboel verschillen.

De … is …, terwijl de …

Ze zijn ook anders omdat …

Een ander punt waarop ze verschillen is …

Ten slotte …

SCHRIJFWIJZER: EEN WERKWIJZE BESCHRIJVEN

Om een … te … heb je … nodig.

Eerst …

Daarna …

Ten slotte …

SCHRIJFKADER: EEN ARGUMENTATIE MET PRO’S EN CONTRA’S SCHRIJVEN

Over … zijn de meningen verdeeld.

Mensen die het ermee eens zijn, zoals …, beweren dat …

Ze voeren ook als argument aan dat …

… kent echter ook tegenstanders. Zij vinden dat …

Ter verdediging van hun standpunt voeren zij aan dat …

Een ander tegenargument is …

Verder …

Als je alle argumenten op een rijtje zet, vind ik dat …, omdat …

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

11

Schrijfwijzer: zie ook handout

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

12

4.1.3 Conclusies (2’)

TAALONTWIKKELEND LES GEVEN BRENGT DE TAALGEBRUIKSSITUATIES VAN DE WERKVLOER AAN BOD IN DE VAKLESSEN.

TAALONTWIKKELEND LES GEVEN DAAGT STUDENTEN UIT MET RELEVANTE TAALOEFENKANSEN.

TAALONTWIKKELEND LES GEVEN BIEDT TAALSTEUN VOOR DE STUDENTEN (1STE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)

4.2 TAALDREMPELS OPSPOREN EN AANPAKKEN (30’)

4.2.1 Opdrachten (20’)

Opdracht 5: welke taaldrempels zitten er in het lesfragment ‘Netwerkbeheer’ (5’)?

De docent spreekt erg snel

De docent spreekt onduidelijk

De docent spreekt niet altijd AN.

De docent controleert niet op begrip.

De docent creërt geen veilig klasklimaat. Geen aangename sfeer.

De docent gaat te snel door te leerstof.

De docent heeft onvoldoende contact met de groep.

Docent is altijd aan het woord.

Vragen worden afgeblokt.

Docent checkt niet of cursisten mee zijn. Laat geen ruimte voor vragen.

Docent gebruikt erg veel vaktermen zonder introductie.

Geen link met de voorkennis, wereld van de cursisten.

Blijft theoretisch, geen praktijkoefeningen

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

13

Opdracht 6: Dit tekstje komt uit een cursus ‘Automechanica’. ‘Tandwielpompen’ zijn kleine, maar essentieel onderdelen in een wagen. Het is dan ook belangrijk dat

studenten goed weten waarvoor ze dienen, inzicht krijgen in mogelijke problemen, oplossingen, reparaties, … Lees onderstaand tekstje gedurende 2 minuten

(projectie).(15’)

Uit een cursus ‘Automechanica’ (zie ook handouts)

De tandwielpomp

Bij eenvoudige systemen met lage werkdruk (maximaal 140 tot 180 bar) wordt de tandwielpomp veelvuldig toegepast. De tandwielpomp is een eenvoudige,

betrouwbare, minder vuilgevoelige en relatief goedkope hydropomp. De tandwielen worden in de aangegeven draairichting aangedreven. Aan de zuigzijde

draaien de tanden uit elkaar; er onstaat een volumevergroting waardoor er olie wordt aangezogen. Aan de perszijde grijpen de tanden in elkaar waardoor de

olie de persleiding in wordt verdrongen. De olie wordt dus via de buitenomtrek van de tandwielen van zuig-naar perszijde getransporteerd. De druk aan

perszijde wordt bepaald door de weerstand die de olie in het hydraulische systeem ondervindt. De belangrijkste weerstand is de belasting op de aan te drijven

hydromotor of cilinder. De onderdruk aan zuigzijde mag nooit groter worden dan ca. 0,1 tot 0,2 bar daar er anders gevaar voor cavitatie bestaat.

Daarna pas krijgen de cursisten individueel deze opdracht.

- Waarvoor kan je een tandwielpomp gebruiken?

- Maak een tekening van een tandwielpomp en geef met pijlen aan hoe de vloeistof er doorheen stroomt.

- Leg uit waarom een vloeistof in een tandwielpomp niet kan terugvloeien naar de toevoer.

- Verklaar met je eigen woorden:

- zuigzijde

- perszijde

- persleiding

! Zeg de deelnemers dat ze niet in de handout mogen kijken voor de juiste oplossing.

De verwachting is dat de deelnemers de bovenstaande vraagjes niet kunnen beantwoorden. Daarom krijgen ze nog 2’ een andere tekst te zien. Nu mogen ze per 2

proberen de vragen te beantwoorden.

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

14

Lees onderstaande tekstjes gedurende 2 minuten.

Uit de cursus ‘Automechanica’ (zie ook handouts)

De tandwielpomp

Bij eenvoudige systemen met lage werkdruk (maximaal 140 tot 180 bar) wordt de tandwielpomp veelvuldig toegepast. De tandwielpomp is een eenvoudige, betrouwbare, minder

vuilgevoelige en relatief goedkope hydropomp. De tandwielen worden in de aangegeven draairichting aangedreven. Aan de zuigzijde draaien de tanden uit elkaar; er onstaat een

volumevergroting waardoor er olie wordt aangezogen. Aan de perszijde grijpen de tanden in elkaar waardoor de olie de persleiding in wordt verdrongen. De olie wordt dus via

de buitenomtrek van de tandwielen van zuig-naar perszijde getransporteerd. De druk aan perszijde wordt bepaald door de weerstand die de olie in het hydraulische systeem

ondervindt. De belangrijkste weerstand is de belasting op de aan te drijven hydromotor of cilinder. De onderdruk aan zuigzijde mag nooit groter worden dan ca. 0,1 tot 0,2 bar

daar er anders gevaar voor cavitatie bestaat.

De tandwielpomp: werking in stappen

De transmissie van een auto of scooter heeft een constante olietoevoer nodig. Een tandwielpomp kan olie oppompen op een constante manier. Dit proces verloopt zo:

Eén tandwiel wordt aangedreven door de motor (van de auto of scooter).

Dit tandwiel drijft het andere tandwiel aan. Beide tandwielen haken immers in elkaar. De 2 tandwielen zitten in een ruimte die nauw aansluit.

De olie wordt aangevoerd langs de ‘inlaatpijp’. De draaiende tandwielen transporteren de olie van de ‘zuigzijde’ naar de andere zijde (de ‘perszijde’). De meegevoerde olie laat

een leegte achter. Die leegte zuigt nieuwe olie aan.

De opgepompte olie blijft aan de perszijde van de tandwielen. Deze verhinderen dat de olie terugstroomt. Aan de perszijde komt steeds meer olie. De nieuwe olie duwt de

aanwezige olie verder in de uitlaatpijp en de persleiding.

De persleiding komt uit in de transmissie. De hoeveelheid olie die de tandwielpomp aanvoert, is contstant.

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

15

Nabespreking:

- Waarom was het met het 2de tekstje beter mogelijk om deze opdracht op te lossen?

- Meer informatie, meer CONTEXT

- Geen foto/foto

- Nut/waarom niet aangegeven vs nut/voorkennis oproepen, link met de alledaagse realiteit

- Verbanden eerder impliet vs verbanden geëxpliciteerd en stapsgewijs

- Niet uitspreken van bepaalde – voor de docent – vanzelfsprekendheden: constante olietoevoer/2°tekstje doet dit wel

- Minder frequentie woorden vs frequentere woordkeuze

- Schrijftaal (wordt + volt. deelwoord) vs spreektaal

- Abstracter (bv. vloeistof, buitenomtrek, weerstand, cavitatie) vs concreter (bv. olie)

- Eén alinea vs puntsgewijze structuur

- Ze mochten communiceren: INTERACTIE

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

16

4.2.2 Stukje Theorie (10’)

Er zijn 2 manieren om leerstof af te stemmen op zwaktaalvaardige cursisten.

a. context vereenvoudigen

Risico dat verbanden verloren gaan

Minder aanknopingspunten

Negatieve spiraal: niveau van de opleiding in gevaar

b. meer context

Vakteksten niet zomaar versimpelen, eerder CON-text toevoegen

Verbanden expliciteren

Nut, functie, gebruik

Aansluiting bij hun voorkennis/alledaagse realiteit

Rijk woordveld: aanknopingspunten

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

17

Kwadrant van Cummins

I = cognitief weinig eisen, veel ondersteuning uit de context (bv. kookles waarbij de kok voordoet en de studenten nadoen, daarna inzicht in hoe en waarom, als bv.

cake mislukt)

IV = cognitief moeilijke les, bv. natuurkunde: begrip warmte, processen warmtetransport, geleiding, straling, stroming, … Context verrijken bv. door proefjes en van

daaruit processen afleiden

Handleiding Vorming introductie op taalontwikkelend vakonderwijs 22/06/2011 |

18

4.2.3 Conclusie

TAALONTWIKKELEND LES GEVEN ZORGT VOOR EEN RIJKE CONTEXT VOOR DE STUDENTEN (2DE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)

TAALONTWIKKELEND LES GEVEN ZORGT VOOR EEN RIJKE INTERACTIE (3DE PRINCIPE VAN TAALONTWIKKELEND LES GEVEN)

5 5. SUGGESTIES EN TIPS VOOR DE LESSEN (30’)

Zie ‘Suggesties en tips voor de lessen’ (handout)

Inspiratie:

‘Handboek Taalgericht Vakonderwijs’, M. Hajer & T. Meestringa, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 20090