VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als...

27
VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN Bij de eerste druk Op 1 september 2003 is de aan de aanneming van werk gewijde twaalfde titel van Boek 7 BW in werking getreden. Daarmee is voorzien in een nieuwe wettelijke regeling voor de aannemingsovereenkomst die zeer aanzienlijk verschilt van de fragmentarische en onduidelijke oude regeling. Tegen die achtergrond is ervoor gekozen de behandeling van de aanneming van werk geheel opnieuw op te zetten. Dit boek omvat twee gedeelten. In het eerste wordt de aanneming van werk behandeld als een bilaterale rechtsverhouding tussen opdrachtgever en aanne- mer. Vertrekpunt daarbij is de nieuwewettelijke regeling in titel 7.12 BW. Voor de in de praktijk zeer belangrijke categorie van de aanneming van bouwwerken zal daarnaast het door de branche zelf ontwikkelde autonome recht in de vorm van algemene voorwaarden van onverminderd grote betekenis blijven. Daarom wordt de wettelijke regeling regelmatig vergeleken met dit autonome recht en de (arbitrale) rechtspraak die zich daarover gevormd heeft. Voorts worden de in het Nederlandse aannemingsrecht tot ontwikkeling gekomen rechtsopvattingen geregeld vergeleken met de keuzes die ten grondslag liggen aan de Principles of European Law on Service Contracts (PELSC) 2007. Dit recente en op een breed rechtsvergelijkend onderzoek gestoelde regelstelsel leek mij zeer geschikt om te gebruiken als een Europees referentiekader. In de volgende druk zal ik deze indirecte vorm van rechtsvergelijking uitbreiden met beschouwingen over de in verschillende nationale rechtsstelsels gegroeide rechtsopvattingen over de aan- neming van werk. Het komt vaak voor dat een aannemingsovereenkomst niet louter op zichzelf staat, doch samenhangt met een of meer andere rechtsverhoudingen. Dit ver- schijnsel vormt het onderwerp van het tweede gedeelte van dit boek. Hierin wordt de aanneming van werk behandeld vanuit een multilateraal perspectief. De figuren die in dit deel de revue passeren zijn achtereenvolgens: hoofd- en onderaanneming, nevenaanneming, bouwcombinatie en bouwteam. IX

Transcript of VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als...

Page 1: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

VOORWOORD BI J EERDERE DRUKKEN

Bij de eerste druk

Op 1 september 2003 is de aan de aanneming van werk gewijde twaalfde titel vanBoek 7 BW in werking getreden. Daarmee is voorzien in een nieuwe wettelijkeregeling voor de aannemingsovereenkomst die zeer aanzienlijk verschilt van defragmentarische en onduidelijke oude regeling. Tegen die achtergrond is ervoorgekozen de behandeling van de aanneming van werk geheel opnieuw op tezetten.

Dit boek omvat twee gedeelten. In het eerste wordt de aanneming van werkbehandeld als een bilaterale rechtsverhouding tussen opdrachtgever en aanne-mer. Vertrekpunt daarbij is de nieuwe wettelijke regeling in titel 7.12 BW. Voor dein de praktijk zeer belangrijke categorie van de aanneming van bouwwerken zaldaarnaast het door de branche zelf ontwikkelde autonome recht in de vorm vanalgemene voorwaarden van onverminderd grote betekenis blijven. Daaromwordtde wettelijke regeling regelmatig vergeleken met dit autonome recht en de(arbitrale) rechtspraak die zich daarover gevormd heeft. Voorts worden de inhet Nederlandse aannemingsrecht tot ontwikkeling gekomen rechtsopvattingengeregeld vergeleken met de keuzes die ten grondslag liggen aan de Principles ofEuropean Law on Service Contracts (PELSC) 2007. Dit recente en op een breedrechtsvergelijkend onderzoek gestoelde regelstelsel leek mij zeer geschikt om tegebruiken als een Europees referentiekader. In de volgende druk zal ik dezeindirecte vorm van rechtsvergelijking uitbreiden met beschouwingen over de inverschillende nationale rechtsstelsels gegroeide rechtsopvattingen over de aan-neming van werk.

Het komt vaak voor dat een aannemingsovereenkomst niet louter op zichzelfstaat, doch samenhangt met een of meer andere rechtsverhoudingen. Dit ver-schijnsel vormt het onderwerp van het tweede gedeelte van dit boek. Hierinwordt de aanneming van werk behandeld vanuit een multilateraal perspectief. Defiguren die in dit deel de revue passeren zijn achtereenvolgens: hoofd- enonderaanneming, nevenaanneming, bouwcombinatie en bouwteam.

IX

Page 2: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

Hoewel dit boek een nieuw opgezette beschrijving inhoudt van de aannemingvanwerk, is de vorige bewerking van mr. H.O. Thunnissen daarin nog ruimschootsaanwezig als veelvuldig geciteerde kenbron van het aannemingsrecht.

Goirle, januari 2007M.A.M.C. van den Berg

Bij de tweede druk

De eerste druk van dit boek verscheen in 2007 als deel 5-IIIC van de Asser-serie.Zoals in de hiervoor opgenomen mededeling van de Asser Adviesraad en deuitgever nader is toegelicht is in 2008 voor deze serie een nieuwe indelinggemaakt. Bij gelegenheid van deze tweede druk is bij deze nieuwe indelingaangesloten. Het boek verschijnt thans als deel 7-VI van de Asser-serie.

De in de eerste druk gevolgde opzet om de te behandelen onderwerpen teverdelen over twee gedeelten – ‘Aanneming van werk in bilateraal verband’ en‘Aanneming van werk in multilateraal verband’ – is bij deze tweede drukgehandhaafd. Om de leesbaarheid en toegankelijkheid te vergroten zijn de rand-nummers van zowel de hoofdbetogen als van de verdiepende betogen voorzienvan gecursiveerde introducerende kopjes. Deze zijn ook opgenomen in de‘Uitgebreide inhoudsopgave’.

In deze nieuwe druk is in de eerste plaats de sinds de vorige druk verschenenliteratuur verwerkt. Bijzondere aandacht is daarbij geschonken aan onderzoeks-rapportages over de Wet koop onroerende zaken (Molengraaff Instituut voorPrivaatrecht te Utrecht) en over het Bouwteam model (Instituut voor Bouwrechtte Den Haag). Bij de verwerking van nieuwe rechtspraak over de aanneming vanwerk is ervoor gekozen ook uitgebreid in te gaan op (nog) niet in juridischetijdschriften opgenomen uitspraken van zowel de overheidsrechter als van deRaad van Arbitrage voor de Bouw. Deze rechtspraak is immers gemakkelijk (viaLJN-nummer, respectievelijk zaaksnummer) digitaal te raadplegen, zodat niet opontsluiting daarvan via tijdschriften hoeft te worden gewacht. Het aantal ver-werkte uitspraken is hierdoor in vergelijking met de vorige druk zeer aanzienlijktoegenomen. Met betrekking tot de verwerking van nieuwe door zelfreguleringtot stand gebrachte regelgeving is bijzondere aandacht geschonken aan de in2012 vastgestelde Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering vanwerken en van technische installatiewerken (UAV) 2012. Voorts is een overzichtgegeven van de in 2010 – mede in SER-verband – ontwikkelde nieuwe regel-stelsels op het terrein van de consumentenbouw. Met betrekking tot de nieuwewettelijke regelgeving is in het bijzonder ingegaan op de in 2012 aangenomenAanbestedingswet. Als kader voor (indirecte) rechtsvergelijking is toegevoegd hetDraft Common Frame of Reference (DCFR) 2009.

X

Voorwoord bij eerdere drukken

Page 3: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

Het verwerken van de sinds 2007 verschenen regelgeving, literatuur enrechtspraak heeft wel duidelijk gemaakt dat het aannemingsrecht geen ‘rustigbezit’ is, doch integendeel voortdurend in ontwikkeling is. Met de uitgever isdaarom afgesproken dat de volgende druk eerder zal verschijnen en wel overuiterlijk vier jaar.

Goirle, 14 februari 2013M.A.M.C. van den Berg

XI

Voorwoord bij eerdere drukken

Page 4: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

VOORWOORD BI J DE DERDE DRUK

Bij de voorbereiding van de derde druk heb ik de medewerking verkregen vanmevrouw mr. dr. S. van Gulijk, universitair hoofddocent aan Tilburg University. Ikben haar zeer erkentelijk voor de prettige en constructieve wijze waarop wijhebben samengewerkt om de ontwikkelingen die zich sinds de vorige druk op hetterrein van dit boek hebben voorgedaan in kaart te brengen, te analyseren en teverwerken. Dat heeft geleid tot het opnemen van een aanzienlijke hoeveelheidnieuw verschenen regelgeving, literatuur en rechtspraak. Het bestek van eenvoorwoord is niet geëigend om daarvan een representatief overzicht te geven. Ikbeperk mij daarom tot het noemen van enkele onderwerpen die ten opzichte vande vorige druk nieuw zijn, dan wel een betekenende wijziging of uitbreidingdaarvan inhouden.

De meest ingrijpende wijzigingen ten opzichte van de vorige druk hangen samenmet de publicatie in 2014 van een drietal nieuwe Europese aanbestedingsricht-lijnen en de wijziging van de Aanbestedingswet 2012 die als gevolg daarvan in2016 plaatsvond. Verwerking daarvan heeft vooral in Hoofdstuk 2 tot talrijkeaanpassingen geleid. Bij de correctie van de revisieproeven van de vorige drukkon ik op de valreep nog melding maken van het arrest van de Hoge Raad inzakeKLM/CCC over de mogelijke toepasselijkheid van de beginselen van aanbeste-dingsrecht op private aanbestedingen. In deze druk wordt dit arrest uitgebreidgeanalyseerd mede in het licht van de lagere rechtspraak die zich inmiddelsomtrent dit onderwerp heeft gevormd. Hernieuwde aandacht wordt voortsgeschonken aan de vraag of woningcorporaties aanbestedingsplichtig zijn medegelet op de publicatie in 2015 van de Herzieningswet toegelaten instellingenvolkshuisvesting en de Novelle van deze wet. Een ander onderwerp dat bijzon-dere aandacht heeft gekregen, betreft de ontwikkelingen in het consumenten-bouwrecht. Zo is er enerzijds sprake van stagnatie in het in SER-verband gevoerdezelfreguleringsoverleg over algemene voorwaarden, anderzijds liggen er vooralvoor consument-opdrachtgevers van belang zijnde wijzigingen in het verschietvan titel 7.12 BW dankzij het in 2015 bij de Tweede Kamer ingediende Wetsvoor-stel ‘Kwaliteitsborging voor het bouwen’. Een regelstelsel dat van bijzonderebetekenis is voor bouwcombinaties, wordt gevormd door de Beleidsregels com-binatieovereenkomsten. In 2013 verscheen daarvan een nieuwe versie waarmeeis beoogd meer duidelijkheid te bieden over de toelaatbaarheid van combinatie-overeenkomsten dan de vorige versie deed. In deze druk wordt onderzocht inhoeverre dat is gelukt. Een onderwerp dat is toegevoegd aan het hoofdstuk over

XIII

Page 5: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

het bouwteam, betreft verwante alternatieve vormen van samenwerking zoalsketensamenwerking, de contractengroep en contractuele netwerken.

Net als bij de vorige druk het geval was, kon ook veel rechtspraak wordengesignaleerd die voor verwerking in aanmerking kwam. Als onderwerpen waarbijdat in het bijzonder het geval was, kunnen worden genoemd: toepasselijkheidvan algemene voorwaarden, cumulatieve of alternatieve verwijzing naar algeme-ne voorwaarden, afgebroken onderhandelingen, waarschuwingsplicht van deaannemer voor onjuistheden in de opdracht, aanvaarding van het werk alsvereiste voor oplevering, klachtplicht van de opdrachtgever na constatering vaneen gebrek, waarschuwingsplicht van de aannemer voor prijsverhoging wegensmeerwerk, prijsaanpassing wegens kostenverhogende omstandigheden, retentie-recht van de aannemer, opzegging tegenover ontbinding van de overeenkomst,derdenwerking van aansprakelijkheidsbedingen, bouwteamovereenkomst alsvoorbereidende hulpovereenkomst.

De kopij voor deze druk is bij de uitgever ingeleverd op 14 februari 2017. Dat is opde kop af vier jaar nadat de kopij van de tweede druk is aangeboden. Daarmee ishet gelukt mijn in het voorwoord van de tweede druk gedane belofte na tekomen.

Goirle, 14 februari 2017M.A.M.C. van den Berg

Voorwoord bij de derde druk

XIV

Page 6: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

INHOUDSOPGAVE

Uitgebreide inhoudsopgave XIXEnige afkortingen XXIXLijst van verkort aangehaalde werken XXXV

Eerste gedeelte: Aanneming van werk in bilateraal verband 1

Hoofdstuk 1 - Inleiding 31.1 Historische oorsprong 31.2 Opzet en karakter wettelijke regeling 51.3 Afbakening van andere contracttypen 33

1.3.I Afbakening van arbeidsovereenkomst 331.3.II Afbakening van opdracht 381.3.III Afbakening van koop en verkoop 521.3.IV Turnkey-contract aanneming? 56

Hoofdstuk 2 - Totstandkoming overeenkomst 612.1 Aanbod en aanvaarding 61

2.1.I Aanbesteding als uitnodiging tot het doen van een aanbod 612.1.II Overeenkomstkarakter van relatie aanbesteder-gegadigden 642.1.III Beperkte keuzevrijheid voor overheidsaanbesteders 69

2.2 Redelijkheid en billijkheid in precontractuele fase 812.2.I Beperkingen onderhandelingsvrijheid 812.2.II Het gevaar van ‘leuren’ 912.2.III Het gevaar van mededingingsbeperkende afspraken 95

2.3 Precontractuele redelijkheid en billijkheid en beginselen vanaanbestedingsrecht 106

Hoofdstuk 3 - De verplichting van de opdrachtgever deaannemer in staat te stellen de overeenkomst na te komen 123

3.1 Afhankelijkheid aannemer van medewerking opdrachtgever 1233.2 Is de opdrachtgever tot medewerking verplicht? 1253.3 Schuldeisersverzuim: een verouderd leerstuk 1293.4 Medewerkingsplicht krachtens overeenkomst 134

Hoofdstuk 4 - De verplichting van de aannemer het werk totstand te brengen en op te leveren 139

4.1 Tot stand brengen én opleveren 139

XV

Page 7: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

4.2 De verplichting het werk tot stand te brengen 1404.2.I Persoonlijk te verrichten prestatie 1404.2.II Resultaatsverbintenis 1424.2.III Verschuivingen van verantwoordelijkheden door

beperking keuzevrijheid aannemer 1474.2.IV Waarschuwingsplicht aannemer 1624.2.V Precontractuele waarschuwingsplicht 1864.2.VI Falend toezicht 1914.2.VII Verschuiving van verantwoordelijkheden door

ontwerpkeuzes aannemer 2144.2.VIII Verschuiving van verantwoordelijkheden door garanties

aannemer 2164.2.IX Onmogelijk worden van uitvoering 221

4.3 De verplichting het werk op te leveren 2244.3.I Vereisten voor oplevering 2244.3.II Tijdig opleveren 2294.3.III Gevolgen van de oplevering 2324.3.IV Herstel van gebreken na oplevering 2344.3.V Verjaring en verval rechtsvorderingen na oplevering 238

4.4 Beperking aansprakelijkheid aannemer 253

Hoofdstuk 5 - De verplichting van de opdrachtgever tot betaling 2575.1 Een prijs in geld 2575.2 Meer- en minderwerk 2635.3 Stelposten 2765.4 Prijsaanpassing wegens niet verdisconteerde kostenverhogende

omstandigheden 2795.5 Moment van betaling 2915.6 Niet of niet-tijdige betaling 294

Hoofdstuk 6 - Voortijdige beëindiging der overeenkomst 3096.1 Anticipatieve ontbinding 3096.2 Opzegging 3136.3 Overlijden of duurzame arbeidsongeschiktheid 325

Hoofdstuk 7 - Bouw van een woning in opdracht van eenconsument 327

7.1 Bescherming van de consument krachtens de wet 3277.2 Bescherming van de consument krachtens zelfregulering 345

Tweede gedeelte: Aanneming van werk in multilateraal verband 353

Hoofdstuk 8 - Hoofd- en onderaanneming 3558.1 Typologie 3558.2 Afhankelijkheid onderaanneming van de hoofdaanneming 360

8.2.1 Totstandkoming 3608.2.II Beëindiging 3638.2.III Inhoud 371

Inhoudsopgave

XVI

Page 8: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

8.3 Aansprakelijkheid onderaannemer jegens opdrachtgever inhoofdaanneming 382

Hoofdstuk 9 - Nevenaanneming 3979.1 Typologie 3979.2 Noodzaak van en verantwoordelijkheid voor coördinatie 402

9.2.I Opdrachtgever verantwoordelijk voor coördinatie 4029.2.II Coördinatie door een hulppersoon van de opdrachtgever 4079.2.III Coördinatieovereenkomst 409

Hoofdstuk 10 - Bouwcombinatie 41910.1 Typologie 41910.2 Bouwcombinatie en mededingingsrecht 42210.3 Rechtsvorm 434

10.3.I Maatschap, VOF, CV 43410.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 44210.3.III EESV 446

10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst 44810.4.I Bepalende factoren voor contractuele opzet 44810.4.II In de combinatieovereenkomst te regelen onderwerpen 452

Hoofdstuk 11 - Bouwteam 45711.1 Typologie 45711.2 Bouwteam als samenwerkingsvorm 462

11.2.I Aard en organisatie van de samenwerking 46211.2.II Aansprakelijkheidsvragen in verband met de

samenwerking 46411.3 Bouwteam als vraagtechniek 477

11.3.I Bouwteam als variant van de enkelvoudige uitnodiging 47711.3.II Bouwteam op basis van een raamovereenkomst 503

11.4 Bouwteam tegenover geïntegreerd concept 51411.4.I Bouwteam tegenover Design & Build 51411.4.II Bouwteam tegenover Alliancing 517

Zakenregister 527Wetsartikelenregister 533Jurisprudentieregister 541

XVII

Inhoudsopgave

Page 9: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

UITGEBREIDE INHOUDSOPGAVE

Eerste gedeelte: Aanneming van werk in bilateraal verband 1

1 Inleiding 3

1.1 Historische oorsprong 3

1 Romeinsrechtelijke wortels

2 Receptie van Romeins recht

3 Gemeenschappelijke noemer geschrapt

4 Sporen van historische verbondenheid

1.2 Opzet en karakter wettelijke regeling 5

5 Moeizame totstandkoming wettelijke regeling

6 Voorontwerpen

7 Beknopt doch consistent stelsel

8 Opzet titel 7.12 BW; Komend recht

8a Ontwikkeling algemene voorwaarden voor de bouwsector

9 Algemene voorwaarden voor traditioneel en voor geïntegreerd concept

10 Algemene voorwaarden voor consumentenbouw

10a Toepasselijkheid algemene voorwaarden; informatieplicht

10b Inhoudstoetsing; arbitraal beding onredelijk bezwarend?

11 Diversiteit bouwprocesmodellen

12 Aanvullende betekenis titel 7.12 BW

13 Aanvullende betekenis algemene voorwaarden

14 Afwijking van dwingend recht bij standaardregeling

15 Standaardregeling geldt van rechtswege

16 Omvorming algemene voorwaarden tot standaardregeling wenselijk?

17 Arbitraal beding met keuzemogelijkheid in standaardregeling?

18 Overgangsrecht

19 Internationaal privaatrecht

1.3 Afbakening van andere contracttypen 33

20 Afbakeningselementen

1.3.I Afbakening van arbeidsovereenkomst 33

21 Afwezigheid van een dienstbetrekking als afbakeningscriterium

22 Wanneer is sprake van een dienstbetrekking?

23 Aanwijzingsbevoegdheid is niet beslissend

24 Is tijdselement een geschiktere maatstaf?

1.3.II Afbakening van opdracht 38

25 Afbakeningscriterium ‘werk van stoffelijke aard’

26 Valt verbouwen ook onder aanneming?

27 Aanneming van werk als species van opdracht

28 ‘Construction’ en ‘Processing’ als species van Service Contracts in de PELSC en

in het DCFR

29 Karakter overeenkomst bij integratie van procesfuncties

30 Algemene voorwaarden voor integratie van procesfuncties

31 Integratie van procesfuncties in de PELSC en het DCFR

XIX

Page 10: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

32 Voorkeur voor ongedeelde boven gemengde overeenkomst

1.3.III Afbakening van koop en verkoop 52

33 Criteria voor afbakening

34 Aard van de prestatie verdient de voorkeur

34a Gemengde overeenkomst of gekoppelde contracten

1.3.IV Turnkey-contract aanneming? 56

35 Begrip turnkey-contract

36 Afbakeningsvragen bij turnkey-contract

37 Verdeeldheid over afgrenzing turnkey en Design & Build

38 Glijdende schaal en MBO/UAV-GC

2 Totstandkoming overeenkomst 61

2.1 Aanbod en aanvaarding 61

2.1.I Aanbesteding als uitnodiging tot het doen van een aanbod 61

39 Vormvrijheid behalve bij consumentenbouw

40 Betekenis begrip aanbesteding

41 Uitnodiging tot onderhandeling

2.1.II Overeenkomstkarakter van relatie aanbesteder-gegadigden 64

42 Voorbereidende hulpovereenkomst

43 Reeks bilaterale contracten of meerpartijenovereenkomst?

44 Aanbestedingsovereenkomst ook zonder toepasselijkheid procedurereglement

2.1.III Beperkte keuzevrijheid voor overheidsaanbesteders 69

45 Europese en nationale regelgeving voor overheidsaanbesteders

46 Beginselen van aanbestedingsrecht

47 Vervallen

48 Vervallen

49 Aanbesteding van geïntegreerde contractvormen

50 Concurrentiegerichte dialoog

51 Vervallen

52 Mededingingsprocedure met onderhandeling

2.2 Redelijkheid en billijkheid in precontractuele fase 81

2.2.I Beperkingen onderhandelingsvrijheid 81

53 Rekening houden met gerechtvaardigde belangen wederpartij

54 De strenge maatstaf van HR CBB/JPO

55 Geen afstand van de fasenindeling uit HR Plas/Valburg

56 Onderhandelingsvrijheid in Nederland verder beperkt dan elders in Europa

57 Argumentatie ten gunste van onderhandelingsplicht

58 Argumentatie ten gunste van vergoeding positief belang

59 Argumentatie ten gunste van kostenvergoeding

2.2.II Het gevaar van ‘leuren’ 91

60 Leuren is strijdig met grondregel uit HR Baris/Riezenkamp

61 Onderhandelingsplicht als remedie tegen leuren

62 Onderhandelingsplicht na inschrijving op aanbesteding

2.2.III Het gevaar van mededingingsbeperkende afspraken 95

63 Drijfveren voor en bestrijding van mededingingsbeperkende afspraken

64 Factoren die mededingingsbeperkende afspraken in de hand werken

65 Maatregelen om mededingingsbeperkende afspraken tegen te gaan

66 Remedies bij ontdekking aanbodcollusie

67 Ontdekking aanbodcollusie na gunning

2.3 Precontractuele redelijkheid en billijkheid en beginselen van aanbestedingsrecht 106

68 Algemene beginselen van aanbestedingsrecht

69 Relatie tussen gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel

Uitgebreide inhoudsopgave

XX

Page 11: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

70 Toepasselijkheid beginselen van aanbestedingsrecht op overheidsaanbestedingen

buiten bereik aanbestedingsrichtlijnen

71 Toepasselijkheid beginselen van aanbestedingsrecht op private aanbestedingen

71a Toepasselijkheid beginselen van aanbestedingsrecht op private aanbestedingen

(vervolg)

71b Kan gehoudenheid aan beginselen van aanbestedingsrecht onbeperkt worden

uitgesloten?

72 Waarborgfunctie van aanbestedingsreglementen

3 De verplichting van de opdrachtgever de aannemer in staat te stellen deovereenkomst na te komen 123

3.1 Afhankelijkheid aannemer van medewerking opdrachtgever 123

73 Behoefte aannemer aan medewerking opdrachtgever

74 Bijzondere behoefte aan medewerking opdrachtgever bij aanneming van

bouwwerken

3.2 Is de opdrachtgever tot medewerking verplicht? 125

75 Niet-medewerking is volgens wet geen wanprestatie, maar kan wel

juridisch nadeel opleveren

76 Vergelijking met Duits recht

3.3 Schuldeisersverzuim: een verouderd leerstuk 129

77 Schuldeisersverzuim is omstreden leerstuk

78 Eigen mening

79 Vergelijking met regeling in PELSC en DCFR

3.4 Medewerkingsplicht krachtens overeenkomst 134

80 Medewerkingsplicht opdrachtgever kan voortvloeien uit overeenkomst

81 Medewerkingsplicht kan ook voortvloeien uit strekking overeenkomst

82 Bij aanneming van bouwwerken is opdrachtgever als regel tot

medewerking verplicht

4 De verplichting van de aannemer het werk tot stand te brengen en op te leveren 139

4.1 Tot stand brengen én opleveren 139

83 Aannemer is verplicht het werk tot stand te brengen én op te leveren

4.2 De verplichting het werk tot stand te brengen 140

4.2.I Persoonlijk te verrichten prestatie 140

84 Intuitu personae-karakter overeenkomst

4.2.II Resultaatsverbintenis 142

85 Kwalificatie resultaatsverbintenis weinigzeggend

86 Verdere relativering resultaatskarakter

87 Eenzijdig stempel resultaatsverbintenis verwarrend; kritiek op PELSC en DCFR

4.2.III Verschuivingen van verantwoordelijkheden door beperking keuzevrijheid aannemer 147

88 Verantwoordelijkheid voor onjuiste ontwerpkeuzes opdrachtgever volgens

het BW

89 Verantwoordelijkheid voor onjuiste ontwerpkeuzes opdrachtgever volgens

UAV en UAV-GC

90 Verantwoordelijkheid voor gebrekkigheid van zaken afkomstig van opdrachtgever

91 Verantwoordelijkheid voor door opdrachtgever voorgeschreven materialen volgens

het BW

92 Afbakening functionele ongeschiktheid en specifieke gebrekkigheid

93 Verantwoordelijkheid voor door opdrachtgever voorgeschreven materialen in

UAV en UAV-GC

94 Verantwoordelijkheid voor door opdrachtgever voorgeschreven hulppersonen

volgens het BW

Uitgebreide inhoudsopgave

XXI

Page 12: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

95 Verdeeldheid in de literatuur

96 Verantwoordelijkheid voor door opdrachtgever voorgeschreven hulppersonen

volgens UAV en UAV-GC

97 Doorwerking contractvoorwaarden van voorgeschreven hulppersoon ten gunste

van aannemer

4.2.IV Waarschuwingsplicht aannemer 162

98 Formulering waarschuwingsplicht aannemer

99 Factoren bij de beoordeling of aan de waarschuwingsplicht is voldaan

100 Vergelijking denklijnen Hoge Raad en Raad van Arbitrage

101 Waarschuwingsplicht is afgeleide van hoofdverplichting aannemer

102 Gevolgen van niet waarschuwen. Beroep op ‘eigen schuld’ opdrachtgever mogelijk?

103 Mogelijkheid van beroep op ‘eigen schuld’ opdrachtgever aanvaard door

overheidsrechter

104 Raad van Arbitrage aanvaardt beroep op ‘eigen schuld’ vaak niet

105 Enkele nuanceringen; ‘Sowiesoskosten’

106 In relatie ontwerper/opdrachtgever geen beroep op tekortschieten aannemer in

waarschuwingsplicht

4.2.V Precontractuele waarschuwingsplicht 186

107 Bestaan en reikwijdte van precontractuele waarschuwingsplicht

108 UAV en UAV-GC en precontractuele waarschuwingsplicht

109 Precontractuele waarschuwingsplicht met bonus/malussysteem efficiënter?

4.2.VI Falend toezicht 191

110 In beginsel geen toerekening van falend toezicht als ‘eigen schuld’

111 Toerekening falend toezicht als ‘eigen schuld’ bij wege van uitzondering soms

mogelijk

112 Toerekening falend toezicht als ‘eigen schuld’ omstreden

113 Toerekening van falend toezicht op basis van rechtsverwerking beperkt mogelijk

114 Toerekening van falend toezicht in UAV en UAV-GC

115 Afwijkingen van art. 7:758 lid 3 BW in algemene voorwaarden voor consumentenbouw

116 Toerekening van falend toezicht door Raad van Arbitrage op basis van ‘eigen schuld’

117 Toerekening van falend toezicht door de Raad van Arbitrage op basis van

rechtsverwerking

4.2.VII Verschuiving van verantwoordelijkheden door ontwerpkeuzes aannemer 214

118 Verantwoordelijkheid voor ontwerpkeuzes gemaakt door aannemer

119 Verantwoordelijkheid voor deelontwerpen van aannemer

4.2.VIII Verschuiving van verantwoordelijkheden door garanties aannemer 216

120 Betekenis van door aannemer gegeven garanties

121 Garantiebepaling in UAV

4.2.IX Onmogelijk worden van uitvoering 221

122 Tenietgaan van zaak waarop of waaraan werk moet worden uitgevoerd

123 Werk in uitvoering gaat zelf teniet

124 Schade aan het werk in uitvoering in UAV en UAV-GC

4.3 De verplichting het werk op te leveren 224

4.3.I Vereisten voor oplevering 224

125 Ter beschikking stellen van het werk

126 Aanvaarding van het werk als vereiste voor oplevering

4.3.II Tijdig opleveren 229

127 Boete bij termijnoverschrijding

4.3.III Gevolgen van de oplevering 232

128 Risicoverschuiving na oplevering

129 Onderzoeksplicht opdrachtgever bij oplevering

130 Andere gevolgen van oplevering

Uitgebreide inhoudsopgave

XXII

Page 13: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

4.3.IV Herstel van gebreken na oplevering 234

131 Positie opdrachtgever als zich na oplevering gebreken openbaren

4.3.V Verjaring en verval rechtsvorderingen na oplevering 238

132 Verjaringstermijnen na oplevering

132a Doorkruising verjaringstermijnen door niet voldoen aan klachtplicht

132b Vervaltermijnen in UAV en UAV-GC

133 Aansprakelijkheid na oplevering volgens oud BW

134 Verwijzing naar aansprakelijkheidsregeling van oud BW in UAV 1989

135 Verschillende opvattingen over reikwijdte van aansprakelijkheidsregeling in

oud BW

136 Aansprakelijkheidsregeling in oud BW had (oer)oude wortels

4.4 Beperking aansprakelijkheid aannemer 253

137 Geen beperking aansprakelijkheid bij verzwijging van gebreken

138 Verzwijging door leidinggevende

5 De verplichting van de opdrachtgever tot betaling 257

5.1 Een prijs in geld 257

139 Betalingsverplichting opdrachtgever

140 Vooraf overeengekomen prijs geen bestaansvereiste

141 Regieovereenkomst is ook aannemingsovereenkomst

5.2 Meer- en minderwerk 263

142 Verrekening van meer- en minderwerk

143 Saldostelsel in UAV

144 Waarschuwingsplicht aannemer voor prijsverhoging door meerwerk

145 Waarschuwingsplicht in art. 7:755 BW is dwingend recht

146 Wettelijke waarschuwingsplicht geïncorporeerd in UAV 2012

146a Begrenzing verplichte uitvoering bestekswijzigingen in UAV 2012;

vergoeding wegens minderwerk

147 Begrenzing verplichte uitvoering bestekswijzigingen in UAV-GC 2005

5.3 Stelposten 276

148 Bestedingen ten laste van stelposten

149 Reële begroting van stelposten

5.4 Prijsaanpassing wegens niet verdisconteerde kostenverhogende omstandigheden 279

150 Prijsaanpassing wegens kostenverhogende omstandigheden

151 Prijsaanpassing door rechter. Waarschuwingsplicht aannemer voor noodzaak

prijsverhoging

152 Geen prijsaanpassing bij lagere kosten

153 Bijbetaling wegens kostenverhogende omstandigheden in UAV

154 Betekenis van term ‘intreden’ van kostenverhogende omstandigheden

155 Waarschuwingsplicht voor intreden kostenverhogende omstandigheden in UAV

156 § 47 UAV is ‘lex generalis’

5.5 Moment van betaling 291

157 Betaling in termijnen

158 Cessie van betalingstermijnen

5.6 Niet of niet-tijdige betaling 294

159 Wettelijke rente

160 Opschortingsrecht aannemer

161 Retentierecht aannemer

162 Schorsing van het werk

163 Feitelijke macht als vereiste voor retentierecht

163a Voldoende samenhang

164 Macht over verlenen van toegang tot het werk

Uitgebreide inhoudsopgave

XXIII

Page 14: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

165 Retentierecht op een gedeelte van een onroerende zaak

166 Werking retentierecht tegen derden

167 Voorrecht voor aannemer

6 Voortijdige beëindiging der overeenkomst 309

6.1 Anticipatieve ontbinding 309

168 Ontbinding vóór oplevering

169 Belang van anticipatieve ontbinding

170 Remedies in UAV en UAV-GC bij dreigende tekortkomingen

6.2 Opzegging 313

171 Bevoegdheid tot opzegging

172 Gerechtvaardigdheid van opzeggingsrecht

173 Betalingsverplichting bij opzegging

174 Gedeeltelijke opzegging

175 Stilzwijgende opzegging

176 Opzegging tegenover ontbinding

177 Eenzijdige beëindiging door opdrachtgever in UAV en UAV-GC

178 Eenzijdige beëindiging door aannemer in UAV en UAV-GC

6.3 Overlijden of duurzame arbeidsongeschiktheid 325

179 Beëindiging bij overlijden of duurzame arbeidsongeschiktheid aannemer

180 Betalingsverplichting bij beëindiging krachtens art. 7:763 BW

181 Consequenties overlijden aannemer in UAV en UAV-GC

7 Bouw van een woning in opdracht van een consument 327

7.1 Bescherming van de consument krachtens de wet 327

182 Bijzondere wettelijke bepalingen voor bouw in opdracht van consument

183 Schriftelijke vorm en bedenktijd

184 Bouw op grond opdrachtgever

185 Voorfinanciering

185a Precontractuele informatieverplichting aannemer betreffende financiële

zekerheid

186 Bijzonder opschortingsrecht

186a Informatieplicht opschortingsrecht consument-opdrachtgever

186b Onduidelijkheden 5%-regeling

187 Afwijking bij standaardregeling

7.2 Bescherming van de consument krachtens zelfregulering 345

188 Zelfregulering door ontwikkeling algemene voorwaarden

188a Dreigende teloorgang zelfreguleringsstelsel door opheffing GIW

188b Borging modelvoorwaarden koop- aannemingsovereenkomsten via de SER

188c Borging garantie- en waarborgregelingen via nieuwe stichting

189 Algemene voorwaarden voor verbouwingsopdrachten

Tweede gedeelte: Aanneming van werk in multilateraal verband 353

8 Hoofd- en onderaanneming 355

8.1 Typologie 355

190 Begrip onderaanneming

191 Tendens tot specialisatie in bouwproces

192 Grote vrijheid om onderaannemers in te schakelen

193 Eigen identiteit onderaannemingscontract

8.2 Afhankelijkheid onderaanneming van de hoofdaanneming 360

Uitgebreide inhoudsopgave

XXIV

Page 15: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

8.2.1 Totstandkoming 360

194 Verschillende wijzen van totstandkoming

195 Voorovereenkomst

196 Overeenkomst onder opschortende voorwaarde

197 Contractering na gunning hoofdaanneming

8.2.II Beëindiging 363

198 Verschillende beëindigingsgronden

199 Opzegging hoofdaanneming

200 Schuldeisersverzuim

201 Overlijden of duurzame arbeidsongeschiktheid hoofdaannemer

202 Ontbinding hoofdaanneming wegens tekortkoming opdrachtgever

203 Ontbinding hoofdaanneming wegens tekortkoming aannemer

8.2.III Inhoud 371

204 Verschillende inhoud hoofd- en onderaanneming

205 Verschil in uitwerking risicobepalingen

206 Verschillende voorwaarden in hoofd- en onderaanneming

207 Battle of forms

208 Rechtstreekse aanwijzingen van directie aan onderaannemer

8.3 Aansprakelijkheid onderaannemer jegens opdrachtgever in hoofdaanneming 382

209 Onrechtmatige daad als mogelijke grondslag

210 Doorwerking exoneraties onderaannemer tegen opdrachtgever

211 Redelijkheid als grondslag voor doorwerking van exoneraties

212 Doorwerking exoneraties hoofdaannemer ten gunste van onderaannemer

213 Analogie te ontlenen aan art. 6:257 BW

214 Evaluatie van mogelijkheden tot doorwerking exoneraties

215 Vervallen

9 Nevenaanneming 397

9.1 Typologie 397

216 Begrip nevenaanneming

217 Voor- en nadelen nevenaanneming

218 Combinatie van neven- en onderaanneming

9.2 Noodzaak van en verantwoordelijkheid voor coördinatie 402

9.2.I Opdrachtgever verantwoordelijk voor coördinatie 402

219 Verantwoordelijkheid opdrachtgever voor coördinatie

220 Consequenties gebrekkige coördinatie door opdrachtgever

221 Materiële schade door gebrekkige coördinatie

9.2.II Coördinatie door een hulppersoon van de opdrachtgever 407

222 Coördinatie door architect of adviseur

223 Coördinatie door één der nevenaannemers

9.2.III Coördinatieovereenkomst 409

224 Coördinatieovereenkomst met of zonder participatie opdrachtgever

225 Coördinatieovereenkomst met participatie opdrachtgever

226 Medeverantwoordelijkheid nevenaannemers

227 Verval aanspraken jegens opdrachtgever door afstandsbeding

228 Uniforme kortingsregeling

229 Onbekendheid bij inschrijving met deelnemers aan coördinatieovereenkomst

230 Evaluatiemodel met participatie opdrachtgever

231 Coördinatieovereenkomst zonder participatie opdrachtgever

232 Evaluatiemodel zonder participatie opdrachtgever

233 Afsluiting

Uitgebreide inhoudsopgave

XXV

Page 16: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

10 Bouwcombinatie 419

10.1 Typologie 419

234 Begrip bouwcombinatie

235 Samenhangende rechtsverhoudingen bij opdracht aan bouwcombinatie

10.2 Bouwcombinatie en mededingingsrecht 422

236 Bouwcombinatie als mededingingsbeperkende afspraak

237 Beleidsregels combinatieovereenkomsten

238 Beleidsregels en het kartelverbod van art. 6 lid 1 Mw

239 Beleidsregels en de vrijstellingsmogelijkheid van art. 6 lid 3 Mw

239a Bagatelvrijstelling

10.3 Rechtsvorm 434

10.3.I Maatschap, VOF, CV 434

240 Bouwcombinatie past typologisch bij maatschap en daarvan afgeleide vormen

241 Bouwcombinatie als maatschap

242 Bouwcombinatie als VOF

243 Hoofdelijke aansprakelijkheid bij VOF

244 Beperking aansprakelijkheid bij CV

245 Vervallen

10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442

246 Bouwcombinatie als NV

247 Bouwcombinatie als BV

248 Ontbreken van fiscale transparantie bij NV en BV

10.3.III EESV 446

249 Bouwcombinatie als EESV

250 EESV geschikt voor persoonsgebonden samenwerking

10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst 448

10.4.I Bepalende factoren voor contractuele opzet 448

251 Object samenwerking en gekozen rechtsvorm bepalend bij opzet

combinatieovereenkomst

252 Tijdsduur samenwerking in combinatieverband

253 Keuze rechtsvorm

10.4.II In de combinatieovereenkomst te regelen onderwerpen 452

254 Partij bij bouwcombinatie maakt deel uit van concern

255 Leiding bouwcombinatie

256 Inbrengplicht; verdeling winst en verlies

257 Uitstoting en uittreding van een partij

258 Geschillenregeling

11 Bouwteam 457

11.1 Typologie 457

259 Bouwteam doorbreekt scheiding tussen ontwerp- en uitvoeringsfunctie

260 Begrip bouwteam

261 Contractuele vormgeving

11.2 Bouwteam als samenwerkingsvorm 462

11.2.I Aard en organisatie van de samenwerking 462

262 Kenmerken voor samenwerking in bouwteamverband

263 Concretisering van de samenwerking

11.2.II Aansprakelijkheidsvragen in verband met de samenwerking 464

264 Aansprakelijkheid bij gecoördineerde samenwerking

265 Aansprakelijkheid bij geïntegreerde samenwerking

266 Vermenging van verantwoordelijkheden bij gecoördineerde samenwerking

267 Voorstellen op functieterrein van ander teamlid

Uitgebreide inhoudsopgave

XXVI

Page 17: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

268 Ontwerpbijdragen op functieterrein van ander teamlid

269 Samenlopende fouten

269a Alternatieve samenwerkingsvormen

11.3 Bouwteam als vraagtechniek 477

11.3.I Bouwteam als variant van de enkelvoudige uitnodiging 477

270 Enkelvoudige uitnodiging tot prijsaanbieding

271 Voor- en nadeel enkelvoudige uitnodiging

272 Verplichting tot reëel onderhandelen

273 Hulpovereenkomst als grondslag voor onderhandelingsplicht

274 Voorbereidende hulpovereenkomst

275 Geen voorovereenkomst in de zin van pactum de contrahendo

276 Is opzegging van een hulpovereenkomst mogelijk? 487

277 Precontractuele redelijkheid en billijkheid als grondslag voor onderhandelingsplicht

278 Nakoming onderhandelingsplicht afdwingbaar? 490

279 Onderhandelingsplicht in VGBouw Model Bouwteamovereenkomst

280 Beëindiging bouwteamrelatie; vergoeding voor bouwteamaannemer verschuldigd?

281 Vergoeding bij afgebroken onderhandelingen in rechtspraak

282 Staat bouwteammethode ook ter beschikking voor overheidsaanbesteders?

283 Zijn woningcorporaties te beschouwen als aanbestedingsplichtige

instellingen? 498

284 Beperkingen voor overheidsaanbesteders buiten werkingssfeer Europese

aanbestedingsrichtlijnen

11.3.II Bouwteam op basis van een raamovereenkomst 503

285 Raamovereenkomstmodel

286 Raamovereenkomstmodel is te kwalificeren als aanneming van werk

287 Voor welke werken valt raamovereenkomstmodel te overwegen?

288 Procedureregels voor prijsstelling

289 Compenseren procedureregels voor prijsstelling het ontbreken van directe

concurrentiedruk? 508

290 Verhoging van effectiviteit door concurrentie uit te lokken over

prijsvormende elementen

291 Raamovereenkomst met vast bouwbudget

292 Staat raamovereenkomstmodel ook ter beschikking voor overheidsaanbesteders?

293 Opzegging van raamovereenkomst

11.4 Bouwteam tegenover geïntegreerd concept 514

11.4.I Bouwteam tegenover Design & Build 514

294 Bouwteam en geïntegreerd concept hebben naast elkaar bestaansrecht

295 Voordelen geïntegreerd concept boven bouwteam

296 Relativering voordelen geïntegreerd concept door bemoeienissen opdrachtgever

11.4.II Bouwteam tegenover Alliancing 517

297 Alliancing: een wenkend alternatief?

298 Vennootschappelijke karaktertrekken van de projectalliantie

299 Alliancing in Nederland

Uitgebreide inhoudsopgave

XXVII

Page 18: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

HOOFDSTUK 1

Inleiding

1.1 Historische oorsprong

[1] Romeinsrechtelijke wortels. De aanneming van werk kwam alsrechtsfiguur reeds voor in het Romeinse recht, waar zij het juridi-sche kader vormde voor het kleinbedrijf van ambachtslieden alskleermakers, vollers, goudsmeden en kopiisten, voor werkzaam-heden op het gebied van het bouwbedrijf en voor het vervoer vanpersonen en goederen. Zij werd beschouwd als een vorm vanhuurovereenkomst: locatio-conductio operis faciendi. Daarnaast be-stonden locatio-conductio rerum (verhuur en huur van zaken) enlocatio-conductio operarum (verhuur en huur van diensten).

Zie VAN OVEN, Leerboek van Romeinsch privaatrecht 1948, p. 270-280; KASER-WUBBE,Romeins privaatrecht 1971, p. 211-217; ZIMMERMANN, The Law of Obligations. RomanFoundations of the Civilian Tradition 1996, p. 384-412; BLEEKER, in: Honderd jaarRaad van Arbitrage 2007, p. 332-339. Voor een goed begrip van de terminologiemoet men uitgaan van de oorspronkelijke betekenis van de woorden locare(plaatsen) en conducere (meenemen). De gedachtegang was dan deze, dat delocator van bijvoorbeeld een paard dit ‘plaatste’ bij de conductor die het vervol-gens ten gebruike meenam. Consequent volgens deze terminologie werd bijlocatio-conductio operis faciendi degene die het werk ‘plaatste’, in onze naam-geving de opdrachtgever, dan ook locator genoemd, ondanks het feit dat hij geenloon (merces) ontving zoals de locator in de beide andere vormen van locatio-conductio, doch integendeel juist loon moest betalen. Zie VAN OVEN, p. 270; KASER-WUBBE, p. 212; ZIMMERMANN, p. 394.

[2] Receptie van Romeins recht. De Romeinsrechtelijke opvatting dataanneming van werk een soort van huurovereenkomst is, werd inde Nederlandse wetgeving gerecipieerd bij de codificatie van 1838in BW, Boek III, titel 7, art. 1583 BW (oud) luidende: “Er bestaantweederlei soorten van overeenkomsten van huur en verhuur:huur van goederen en huur van diensten, werk en nijverheid.” Bijde wet van 13 juli 1907, Stb. 1907, 193 werd echter met dezeopvatting gebroken.

3

Page 19: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

De inhoud van de zevende titel werd bij die gelegenheid ingeperkt tot deovereenkomst van huur en verhuur, terwijl de aanneming van werk, samen metde arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot het verrichten van enkelediensten, gerangschikt werd onder de in een nieuwe titel 7A BW (oud) geregeldecategorie overeenkomsten tot het verrichten van arbeid. Deze samenhang kwamook tot uitdrukking in het openingsartikel van de nieuwe titel, art. 1637 BW(oud): “Behalve de overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten, welkedoor de aan dezelve eigene bepalingen en bedongen voorwaarden, en bij gebrekevan deze door het gebruik, worden geregeerd, bestaan er twee soorten vanovereenkomsten, waarbij de eene partij zich verbindt, voor de andere tegenbelooning arbeid te verrichten, de arbeidsovereenkomst en de aanneming vanwerk.”

[3] Gemeenschappelijke noemer geschrapt. De aanneming van werkwerd zo een species van het genus overeenkomsten tot het ver-richten van arbeid. Deze typologie is lange tijd in art. 7A:1637 BW(oud) uitgedrukt gebleven. Bij de invoering van titel 7 van Boek 7nieuw BW is dit artikel echter geschrapt.

Zie Invoeringswet van 27 mei 1993, Stb. 193. De achtergrond daarvan is dat deovereenkomst van opdracht in beginsel hetzelfde terrein bestrijkt als daarvoorwerd toegedacht aan de overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten(MvA, Kamerstukken II 1992/93, 17779, 8, p. 1). Nu voor dit contracttype een eigentitel was opgenomen, moest het onder de gemeenschappelijke paraplu vanart. 1637 BW (oud) vandaan worden gehaald. Men heeft toen maar besloten deparaplu helemaal dicht te klappen. De arbeidsovereenkomst en de aannemingvan werk bleven daarna nog wel enige tijd samen in titel 7A BW onder hetgemeenschappelijke opschrift “Van de overeenkomsten tot het verrichten vanarbeid”. Bij de invoering van titel 10 (Arbeidsovereenkomst) van Boek 7 BWsneuvelden vervolgens de eerste vijf afdelingen van titel 7A BW alsmede hetgemeenschappelijke opschrift (zie Invoeringswet 14 november 1996, Stb. 1996,562). Titel 7A was toen naamloos en bestond nog slechts uit de aan de aannemingvan werk gewijde zesde afdeling.

[4] Sporen van historische verbondenheid. In de huidige wet wordt deaanneming van werk niet meer met andere overeenkomsten onderéén gemeenschappelijke noemer samengebracht. Van de histori-sche verbondenheid van de aanneming van werk met de arbeids-overeenkomst en de overeenkomst van opdracht, zijn echter ookthans nog duidelijke sporen terug te vinden.

Hoewel de benoemde overeenkomsten in Boek 7 BW los van elkaar in afzonder-lijke titels worden geregeld, is de wetgever daarbij wel van een bepaalde indelingin categorieën van bijzondere overeenkomsten uitgegaan. Zie Toelichting op

nr. 3 Historische oorsprong

4

Page 20: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

Boek 7 1972, p. 834-835. De aanneming van werk is daarbij ingedeeld bij de“Overeenkomsten die erop gericht zijn dat de ene partij ten behoeve van deandere zekere werkzaamheden verricht”. Tot deze categorie worden (onder meer)gerekend de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht. Hoewel hetniet de bedoeling is dat aan deze indeling rechtsgevolgen worden verbonden(Toelichting, p. 835), mag men daarin toch wel een aanwijzing zien dat dewetgever die drie contracttypen nog altijd tot dezelfde rechtsfamilie rekent. Dehistorische verbondenheid tussen deze contracttypen wordt nog sterker zicht-baar in de in art. 7:750 lid 1 BW gegeven definitie van de aanneming van werk.Hierin zijn namelijk criteria opgenomen om de aanneming van werk af te kunnenbakenen van de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht. Ziehierover nader nr. 20. Die afbakeningsbehoefte wortelt onmiskenbaar in de stamdie deze overeenkomsten oorspronkelijk gemeen hadden. Zie VAN ZEBEN/WEDE-

KIND, Compendium 1998, p. 292; VAN DEN BERG, BR 2002, p. 1016.

1.2 Opzet en karakter wettelijke regeling

[5] Moeizame totstandkoming wettelijke regeling. De aanneming vanwerk wordt geregeld in titel 12, Boek 7 BW. Deze regeling heeftlang op zich laten wachten. Bij de inwerkingtreding op 1 januari1992 van het grootste deel van het nieuwe BW was nog nietvoorzien in een nieuwe regeling voor de aanneming van werk.Wel is daarvoor in 1993 een wetsvoorstel ingediend, doch deparlementaire behandeling daarvan is uiterst moeizaam verlopen.Dit heeft ertoe geleid dat de nieuwe aannemingstitel pas in 2003 inwerking is kunnen treden.

Bij de inwerkingtreding op 1 januari 1992 van het leeuwendeel van het nieuwevermogensrecht, was het aan de bijzondere overeenkomsten gewijde zevendeboek nog verre van af. Voor een groot aantal contracttypen die daarin een plaatsmoesten krijgen, is in afwachting van een definitieve regeling een noodvoorzie-ning getroffen. Deze hield in dat de voor die contractvormen in het oude BWgegeven bepalingen met wat marginale aanpassingen, rechtstreeks zijn doorge-schoven naar een als tijdelijk bedoeld onderkomen dat als Boek 7A aan hetnieuwe BW is toegevoegd. Zie hierover de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuwBW (zevende gedeelte), Stb. 1989, 616, art. IV. Ook de aanneming van werkmaakte deel uit van deze doorschuifoperatie. In 1993 werd echter reeds een reëelperspectief geboden op een nieuwe wettelijke regeling binnen een afzienbaretermijn. In dat jaar werd namelijk een daartoe strekkend wetsvoorstel ingediend.Dit wetsvoorstel behelsde tevens een aanvulling van de kooptitel. Zie Voorstelvan wet tot aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe BurgerlijkWetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststel-ling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk), Kamerstukken II 1992/93,23095, 1-2. Die koppeling heeft de vaststelling van de nieuwe aannemingstitel

Inleiding nr. 5

5

Page 21: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

ernstig vertraagd. De voorgestelde aanvulling van de kooptitel heeft namelijkaanleiding gegeven tot een zware politieke discussie die de behandeling van hettotale wetsvoorstel vele jaren heeft opgehouden. Het dispuut ging om de vraag hoede consument-koper van een woning het best kan worden beschermd: door eenbedenktijd van drie dagen waarin hij alsnog de koop ongedaan kan maken of doorverplichte inschakeling van een notaris bij de koop. De onenigheid hierover heeft erin de eindfase van de behandeling in de Tweede Kamer zelfs toe geleid dat deMinister van Justitie heeft gedreigd het hele wetsvoorstel in te trekken. Zie Brief vande Minister van Justitie, Kamerstukken II 2001/02, 23095, 15. Op de valreep is echtereen compromis bereikt waardoor het wetsvoorstel uiteindelijk toch de EersteKamer heeft kunnen bereiken. Zie Kamerstukken I 2001/02, 23095, 178. Dit com-promis hield in dat in principe is gekozen voor de bedenktijd, doch dat indien dekoopakte is opgesteld en medeondertekend door een notaris, inschrijving van dieakte (met de daaraan verbonden rechtsbescherming) ook gedurende de bedenktijdmogelijk is. Voorts werd door de Minister van Justitie toegezegd dat de nieuweregeling vijf jaar na haar inwerkingtreding zou worden geëvalueerd. Deze evaluatieheeft inmiddels plaatsgehad. Zie daarover hierna nr. 182-186a. In de literatuur is hetbereikte compromis sterk bekritiseerd. Zie DAMMINGH, Bemiddeling door de makelaarbij koop en verkrijging van onroerende zaken (diss. Nijmegen) 2002, p. 256; dezelfdeWPNR 2003/6526, p. 299; LOOS, NTBR 2002, p. 359; VAN VELTEN, WPNR 2003/6538,p. 497. Ook in de Eerste Kamer heeft die kwestie vervolgens andermaal veelaandacht gehad. Zie Kamerstukken I 2001/02, 23095, 178a/b en Kamerstukken I2002/03, 23095, 38. Uiteindelijk heeft de wet in 2003 het Staatsblad bereikt (zie deWet van 5 juni 2003 tot aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuweBurgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmedevaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk), Stb. 238; zie voor deplaatsing in het Staatsblad van de vernummerde tekst van deze wet de beschikkingvan de Minister van Justitie van 12 juni 2003, Stb. 2003, 239). Titel 7.12 BW is op1 september 2003 inwerking getreden (Stb. 2003, 272). Zie voor een overzichtelijkebundeling van de parlementaire geschiedenis van deze wet (voor zover dezebetrekking heeft op de aanneming vanwerk) HEBLY & LORENZO VAN ROOIJ, Aannemingvan werk. De parlementaire geschiedenis 2004. Zie voor een artikelsgewijs commen-taar op titel 7.12 BW VAN DER BEEK, in: T&C Bouwrecht, p. 1-57.

[6] Voorontwerpen. In het wetsvoorstel van 1993 kon worden voortge-bouwd op twee eerder verschenen voorontwerpen voor een nieu-we wettelijke regeling en de discussies die daarover in de literatuurzijn gevoerd.

Het eerste voorontwerp dateert van 1972 en is van de hand van H. Drion. Hetmaakt deel uit van ‘Ontwerp voor een nieuw Burgerlijk wetboek van Prof. Mr.E.M. Meijers’, vierde gedeelte 1972, Tekst p. 316-316b en Toelichting p. 1062-1083,het zogeheten ‘Groene Boek’ voor Boek 7. De tekst van het voorontwerp en detoelichting zijn weergegeven in de MvT bij het wetsvoorstel (MvT, Kamerstukken II

nr. 6 Opzet en karakter wettelijke regeling

6

Page 22: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

1992/93, 23095, 3, herdrukte versie). Reeds in 1973 werd dit voorontwerpuitvoerig becommentarieerd in de eerste jaarvergadering van de Verenigingvoor Bouwrecht mede op basis van het hiervoor door ZONDERLAND geschrevenpreadvies. Zie voor een verslag van de beraadslagingen BR 1974, p. 153-188.Hierop is nog een reeks van andere commentaren gevolgd. Men zie: THUNNISSEN,WPNR 1974/5260-5261, p. 261-267 en 277-281; ‘Rapport van de CommissieBoek 7 NBW’ (Koninklijke Notariële Broederschap), WPNR 1977/5373, p. 28-30;CAVADINO, GOUDSMIT & DE VRIES, BR 1980, p. 571-582.

Het tweede voorontwerp is in 1989 naar buiten gebracht. De tekst van ditvoorontwerp is merkwaardigerwijs niet van overheidswege gepubliceerd, dochwel als bijlage toegevoegd aan het preadvies dat Thunnissen in 1990 heeftuitgebracht voor de Vereniging voor Bouwrecht. In de parlementaire geschiedeniswordt deze bijlage aangemerkt als kenbron van het voorontwerp (zie Parl. Gesch.BW Inv. 3, 5 en 6 Aanpassing overige wetten 1992, p. 467). Ook van de beraadsla-gingen naar aanleiding van het preadvies van Thunnissen is een verslag gemaakt,men zie BR 1990, p. 169-198.

Zowel de Tekst als de daarop gegeven Toelichting is integraal opgenomen in deMemorie van Toelichting bij het wetsvoorstel. Daaraan zijn voorts aanvullendeteksten toegevoegd. Zie MvT, Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3 (herdrukteversie). Hoewel de Toelichting op het eerste voorontwerp in de literatuur somsafzonderlijk wordt geciteerd als TM (Toelichting Meijers), zal in dit boek steedsworden verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel waarindie oorspronkelijke Toelichting is geïntegreerd. Evenzo: JANSEN, Aanneming vanwerk (Mon. BW nr. B84) 2013/2.

[7] Beknopt doch consistent stelsel. De wettelijke regeling van de aan-neming van werk is bescheiden van omvang. Zij beslaat slechtstwintig artikelen. Daarin worden echter wel de hoofdlijnen van derechtsverhouding tussen opdrachtgever en aannemer op een con-sistente en evenwichtige wijze geregeld. Dat vormt een aanmer-kelijke verbetering in vergelijking tot de oude wettelijke regelingdie een onsamenhangend, onduidelijk en onvolledig beeld gaf vande rechtsverhouding tussen opdrachtgever en aannemer.

Zie voor kritiek op de oude wettelijke regeling: CREMERS, p. 5-6; VÖLLMAR III 1952,p. 738; DE GROOTH, Preadvies NJV 1955, p. 137; VAN ZEGGELEN, Preadvies NJV 1955,p. 230; ASSER/KAMPHUISEN 3-III 1960, p. 429; VAN PRAAG, Bouwrecht 1966, p. 19;ZONDERLAND, Preadvies VBR 1973, p. 31; CREMERS/ZONDERLAND, deel A, I, nr. 12, p. 39;THUNNISSEN, Preadvies VBR 1990, p. 1; VAN DEN BERG, diss. 1990, nr. 61; dezelfde, in:Bouwrecht in kort bestek 2016, p. 129; ASSER/KORTMANN, DE LEEDE & THUNNISSEN 5-III1994/477; Pitlo/Croes e.a., Bijzondere overeenkomsten 1995, p. 309.

De ontwerpteksten die aan de huidige regeling vooraf zijn gegaan hebben in deliteratuur ruime aandacht gekregen. Zie daarover nr. 6 hiervoor. De wetgever iszeker niet doof gebleken voor de door de diverse commentatoren gemaakte

Inleiding nr. 7

7

Page 23: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

kritische opmerkingen en de daarbij gedane suggesties voor aanvullingen of verbe-teringen. Veel daarvan is in het uiteindelijke wetsvoorstel verwerkt. Mede daardooris een evenwichtig geheel ontstaan waarin de hoofdlijnen van de rechtsverhoudingtussen opdrachtgever en aannemer op een consistentewijze zijn geregeld. Aldus VAN

DEN BERG, BR 2002, p. 1027. De wetgever heeft zich er echter toe beperkt deaanneming van werk gestalte te geven op een traditionele en geïsoleerde wijze. Inde praktijk vormt deze rechtsfiguur nochtans steeds vaker een schakel in samen-hangende rechtsverhoudingen. Voor die invalshoek zijn in de huidige regeling nognauwelijks aanknopingspunten te vinden. In het tweede deel van dit boek zal deaanneming van werk evenwel ook uitgebreid vanuit die optiek worden bezien.

Evenals dat het geval is met de regelingen van andere bijzondere overeen-komsten in Boek 7 BW, vormt ook de regeling van de aanneming van werk in titel7.12 een uitdrukking van de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek. Debepalingen van titel 7.12 BW zijn deels een aanvulling op en deels een nadereprecisering van de algemene regels van Boek 3 BW en Boek 6 BW. Zie voor eengedetailleerd overzicht van de bepalingen die als een aanvulling, respectievelijkeen nadere precisering van die algemene regels zijn te beschouwen: JANSEN,Aanneming van werk (Mon. BW nr. B84) 2013/4.

[8] Opzet titel 7.12 BW; Komend recht. De wettelijke regeling bestaat uittwee afdelingen. De eerste afdeling geeft een algemene regeling vande aanneming van werk die bedoeld is voor alle variëteiten waarindeze rechtsfiguur zich kan voordoen. De regeling kan daardoor opzeer uiteenlopende werkzaamheden van toepassing zijn. Dat kangaan van kleine ambachtelijke verrichtingen als het repareren vaneen fiets of het stomen van kleren tot het aanleggen van eenrailverbinding met bijbehorende tunnels en viaducten of het bou-wen van een wolkenkrabber. Tegen die achtergrond is de vraaggesteld of de wettelijke regeling niet zou moeten worden gesplitstin verschillende categorieën, waarbij vooral gedacht zou kunnenworden aan een speciale regeling voor bouwwerken. De wetgeverheeft er bewust voor gekozen af te zien van een dergelijke differen-tiatie, behoudens voor één speciale categorie: de aanneming diestrekt tot de bouw van een woning in opdracht van een natuurlijkpersoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.Aan deze laatste categorie is de tweede afdeling gewijd. Daarinworden consumentenbeschermende bepalingen gegeven die vandwingendrechtelijke aard zijn (behoudens de mogelijkheid vanafwijking bij een standaardregeling als bedoeld in art. 6:214 BW).De positie van opdrachtgevers van bouwwerken zal verder wordenversterkt als het op 15 april 2016 bij de Tweede Kamer ingediendewetsvoorstel ‘Kwaliteitsborging voor het bouwen’ (Kamerstukken II2015/16, 34453, 1-4) kracht van wet zal verkrijgen. Dit wetsvoorstelis op 21 februari 2017 door de Tweede Kamer aangenomen, waarna

nr. 8 Opzet en karakter wettelijke regeling

8

Page 24: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

het met inbegrip van tussentijdse wijzigingen en aangenomenamendementen aan de Eerste Kamer is voorgelegd (zie Gewijzigdvoorstel van wet, Kamerstukken I, 2016/17, 34453, A).

Dit wetsvoorstel is tot 15 september 2014 aan een internetconsultatierondeonderworpen. Op de plannen van de minister is tijdens die consultatierondevanuit de bouwpraktijk en wetenschap veel kritiek geuit. Zie VAN GULIJK &NEERHOF, Preadvies VBR 2014 voor een uitgebreide bespreking van deze kritiek.Het thans voorliggende wetsvoorstel heeft tot doel de bouwkwaliteit te verbete-ren door versterking van de privaatrechtelijke positie van opdrachtgevers bijaanneming van bouwwerken en door de introductie van een nieuw stelsel vankwaliteitsborging van bouwwerken (MvT, Kamerstukken II 2015/16, 34453, 3,p. 2). Om het eerstgenoemde middel ter verbetering van de bouwkwaliteitvorm te geven, wordt een vijftal wijzigingen voorgesteld in titel 7.12 BW. Driedaarvan hebben betrekking op afdeling 1. De meest ingrijpende wijziging houdtde toevoeging in van een vierde lid aan art. 7:758 BW. Hiermee wordt beoogd deaansprakelijkheid van de aannemer na oplevering aan te scherpen (MvT, Kamer-stukken II 2015/16, 34453, 3, p. 13). Deze aanscherping van de aansprakelijkheidvan de aannemer is beperkt tot opdrachtgevers bij aanneming van bouwwerken.Ten aanzien van opdrachtgevers die zijn aan te merken als consument, is hetvierde lid dwingend recht. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in deTweede Kamer zijn (eveneens beperkt tot de aanneming van bouwwerken) nogtwee amendementen aangenomen die ook betrekking hebben op afdeling 1 (zieKamerstukken II, 2016/17, 34453, 15 en 17). Het ene strekt tot toevoeging van eentweede lid aan art. 7:754 BW waarin (dwingend rechtelijk ten aanzien vanconsument-opdrachtgevers) eisen worden gesteld aan de wijze waarop de aan-nemer dient te voldoen aan zijn waarschuwingsplicht voor fouten in de opdracht.Het andere houdt de invoering in van een nieuw art. 7:757a BW waarin deaannemer verplicht wordt voorafgaande aan de oplevering aan de opdrachtgevereen overdrachtsdossier ter beschikking te stellen. De beide overige voorgesteldewijzigingen betreffen afdeling 2 en hebben dus uitsluitend betrekking op debouw van woningen in opdracht van een consument. Ter verbetering van depositie van opdrachtgevers in deze categorie wordt in de eerste plaats voorgesteldin een nieuw art. 7:765a BW te voorzien in een informatieplicht van de aannemeromtrent de wijze waarop hij de nakoming van zijn verplichtingen tot uitvoeringvan het werk en zijn aansprakelijkheid voor gebreken heeft gedekt door eenverzekering of een andere financiële zekerheid. De laatste voorgestelde wijzigingbetreft art. 7:768 BW en houdt een aanscherping in ten gunste van de consumentvan de daarin voorziene 5%-regeling. In het hierna volgende zal op de hier kortaangestiptewijzigingsvoorstellen nader worden ingegaan. Zie voor dewijziging vanart. 7:754 BW: nr. 98, 101 en 145, voor het nieuw in te voegen art. 7:757a BW(ontwerp): nr. 126, voor de wijziging van art. 7:758 BW: nr. 113-115 en nr. 129, voorhet nieuw in te voegen art. 7:765a BW (ontwerp): nr. 185a en voor de wijziging vanart. 7:768 BW nr. 186a. Het tweede door de wetgever genoemde middel ter

Inleiding nr. 8

9

Page 25: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

verbetering van de positie van de opdrachtgever bij aanneming van bouwwerken– het beoogde nieuwe stelsel van kwaliteitsborging – heeft vorm gekregen in eenvoorstel tot invoeging van een omvangrijke nieuwe afdeling in de Woningwet. Eenbespreking hiervan valt buiten het bestek van dit boek. Zie voor een uitgebreidebespreking daarvan: VAN GULIJK & NEERHOF, Preadvies VBR 2014, Deel II, hoofdstuk 6.

[8a] Ontwikkeling algemene voorwaarden voor de bouwsector. De wette-lijke regeling van de aanneming vanwerk is te beperkt en te weiniggedifferentieerd om te kunnen voldoen aan de behoeften van debouwpraktijk. De bouwsector heeft echter autonoom in deze be-hoeften voorzien door de ontwikkeling van een omvangrijk stelselvan algemene voorwaarden.

De keuze van de wetgever om – buiten de in de tweede afdeling voorzienecategorie – geen speciale regeling op te nemen voor de aanneming van bouw-werken berust op twee argumenten. Zie MvT, Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3,p. 1, p. 12-13 en 14-15. In de eerste plaats de overweging dat er zo weinigbijzondere bepalingen voor de aanneming van bouwwerken aan te wijzen zoudenzijn, dat een afzonderlijke afdeling in de wet weinig zin zou hebben. In de tweedeplaats het gegeven dat de aanneming van bouwwerken veelal wordt beheerstdoor algemene voorwaarden die daartoe door belanghebbenden zijn ontwikkeld,zodat aan aanvullend recht op dit punt geen behoefte zou bestaan.

Het eerste argument acht ik niet erg sterk. De algemene voorwaarden waaraande wetgever refereert, voorzien in zeer uitgesponnen regelcomplexen. Als erechter zo weinig bijzondere bepalingen aan te wijzen zouden zijn voor deaanneming van bouwwerken, waarom zou de praktijk dan toch behoefte hebbenaan zulke gedetailleerde regelstelsels? Het tweede argument snijdt mijns inziensmeer hout. De bouwsector heeft inderdaad het ontbreken onder het oude rechtvan een adequate wettelijke regeling van de aanneming van werk, door middelvan autonoom ontwikkelde regelstelsels op verdienstelijke wijze weten te com-penseren. De bouwwereld beschikt daardoor over een gevarieerd en per bouw-contractvorm gedifferentieerd arsenaal van algemene voorwaarden. Zie voor eenoverzicht van de vele algemene voorwaarden die in de bouw gangbaar zijnCHAO-DUIVIS, in: Bouwrecht in kort bestek 2016, p. 129-130 en VAN WIJNGAARDEN

& CHAO-DUIVIS, Bouw- en Aanbestedingsrecht, deel 1, nr. 2. Bijzonder geslaagd zijnmet name de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering vanwerken (UAV) die tot stand zijn gekomen in nauw overleg tussen representantenvan zowel de opdrachtgevende als de opdrachtnemende partijen in de bouw-sector. Zie VAN WIJNGAARDEN, Handleiding 1974, nr. 12; SLAGTER, BR 1990, p. 73-75;CHAO-DUIVIS, TBR 2012, p. 785-787. Het is mede daaraan te danken dat de UAV eenevenwichtig geheel zijn geworden waarin de belangen van opdrachtgever enaannemer zorgvuldig tegenover elkaar zijn afgewogen. Aldus VAN WIJNGAARDEN,Handleiding 1974, nr. 32; VAN DEN BERG, diss. 1990, nr. 62; dezelfde, BR 2004,p. 728; ASSER/KORTMANN, DE LEEDE & THUNNISSEN 5-III 1994/482; KONING, in:

nr. 8a Opzet en karakter wettelijke regeling

10

Page 26: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

Veranderende rollen 2001, p. 70; VAN WERVEN, BR 2004, p. 737-738; CHAO-DUIVIS,TBR 2012, p. 786-787. Van de UAV zijn inmiddels drie opeenvolgende versies totstand gekomen. De eerste versie van de UAV dateert van 1968 en de tweede van1989. Beide versies zijn vastgesteld bij gemeenschappelijke beschikking van allebij de bouw betrokken bewindslieden; zie respectievelijk Stcrt. 1969, 61 en Stcrt.1989, 181. De derde versie dateert van 2012 en is vastgesteld bij gemeenschap-pelijke beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zie Stcrt.2012, 1567. Blijkens een in TBR 2012, p. 789 gepubliceerde mededeling hebben deMinister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie de UAV 2012niet mede ondertekend, voornamelijk omdat zij niet konden instemmen met éénonderdeel, namelijk het tweede lid van paragraaf 12 dat handelt over deaansprakelijkheid van de aannemer voor tekortkomingen aan het werk die nade oplevering aan het licht komen. In de mededeling van de ministers wordtverder aangegeven dat zij de UAV 1989 voor het overige inhoudelijk zo veelmogelijk zullen doen vervangen door de UAV 2012. Zie over het door dezeministers gewraakte paragraaflid nader hierna nr. 114. Ook deze derde versievan de UAV is tot stand gekomen in overleg tussen representanten van opdracht-gevende en opdrachtnemende partijen in de bouwsector. De wijze van totstand-koming van de UAV 2012 is vastgelegd in een omvangrijk boekwerk, zieOntstaansgeschiedenis UAV 2012. Bij de herziening in 2012 zijn de van de UAV1989 afgeleide Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering vanTechnische Installatiewerken (UAVTI 1992) in de UAV 2012 geïntegreerd. Zulkskomt ook in de titel van de herziene regeling tot uitdrukking. Deze luidt:‘Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en vantechnische installatiewerken (UAV 2012).’ Zie voor een bespreking van de voor-naamste wijzigingen die de UAV 2012 inhouden ten opzichte van de UAV 1989:RUTTEN, TBR 2012, p. 790-796 en BLEEKER, TBR 2012, p. 797-803; zie voor algemenebeschouwingen over de UAV 2012 voorts KAAI, TBR 2012, p. 880-881; REIJNDERS,TBR 2012, p. 882-887; DE BOER, TBR 2012, p. 888-894. Zie voor een paragraafs-gewijs commentaar op de UAV 2012 CHAO-DUIVIS, in: T&C Bouwrecht, p. 59-201.

Van de UAV is ook een aanwijsbare invloed uitgaan op een aantal bepalingen intitel 7.12 BW. Veelzeggend is in dit verband dat als bijlage bij de memorie vantoelichting een vergelijkend overzicht wordt gegeven tussen titel 7.12 BW en deUAV 1989 (zie MvT, Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3, Bijlage I, p. 42-55).

De UAV (versie 1989) zijn voorts een belangrijke inspiratiebron geweest voorde samensteller van de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouw-bedrijf 1992 (AVA 1992). Deze voorwaarden zijn vastgesteld door het AlgemeenVerbond Bouwbedrijf (AVBB), een brancheorganisatie die inmiddels is opgegaanin de grote koepelorganisatie Bouwend Nederland. De AVA vormen derhalve,anders dan de UAV, eenzijdig opgestelde algemene voorwaarden. Blijkens eenmededeling in de Consumentengids (februari 1993, p. 100) hebben de Consumen-tenbond en de Vereniging Eigen Huis wel verzocht om bij de totstandkoming vandeze voorwaarden te worden betrokken, doch is aan dat verzoek geen gehoor

Inleiding nr. 8a

11

Page 27: VOORWOORD BIJ EERDERE DRUKKEN...10.3.I Maatschap, VOF, CV 434 10.3.II NV of BV; CV met BV als beherend vennote 442 10.3.III EESV 446 10.4 Totstandkoming en inhoud van de combinatieovereenkomst

gegeven. Zie daarover VAN WIJNGAARDEN, BR 1993, p. 280. De AVA zijn blijkens het‘Ten geleide’ bedoeld voor werken waarbij namens de opdrachtgever geen‘directie’ wordt gevoerd. Zie voor een inhoudelijke bespreking van de AVA1992: VAN WIJNGAARDEN, BR 1993, p. 280; zie over de AVA voorts hierna nr. 189.In maart 2013 is door Bouwend Nederland een herziene versie van de AVAvastgesteld. In de Toelichting op de AVA 2013 is eveneens aangegeven dat dezevoorwaarden niet zijn bedoeld voor situaties waarbij namens de opdrachtgever‘directie’ wordt gevoerd door een architect (of andere deskundige). De AVAworden dan ook vooral gebruikt voor werken ten behoeve van consument-opdrachtgevers. Zie voor een vergelijking tussen de AVA 1992 en de AVA 2013:CHAO-DUIVIS, TBR 2014/169, p. 965-973; VAN GULIJK, in: Handboek Consumenten-recht 2015, p. 189-191. Ook voor technische installatiewerken bestaan naast detweezijdige UAV 2012 (die zoals zo-even bleek mede voor installatiewerken zijnbedoeld) eenzijdig door een brancheorganisatie (Uneto-VNI) vastgestelde voor-waarden, namelijk de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven2007 (ALIB 2007). Deze voorwaarden worden net als de AVA vooral gebruikt voorwerken zonder directievoering van de kant van de opdrachtgever. Zie voor eeninhoudelijke bespreking van de ALIB 2007 CHAO-DUIVIS, TBR 2011, p. 307-314.Voorwaarden die zich complementair verklaren aan de UAV zijn de Algemenevoorwaarden voor de aanneming van funderingswerken 2016, vastgesteld doorde Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerkzaamheden (NVAF) 2016.In art. 1 lid 3 Algemene voorwaarden voor de aanneming van funderingswerken2016 wordt bepaald dat de UAV 1989 van overeenkomstige toepassing zijn, voorzover zij niet in tegenspraak zijn met deze algemene voorwaarden of van deovereenkomst. De aangekondigde complementariteit is echter maar betrekkelijk,omdat in de voorwaarden in veel opzichten wordt afgeweken van de UAV. In hetbijzonder valt op dat de aansprakelijkheid van de aannemer van funderings-werken in deze voorwaarden zeer vergaand wordt beperkt. Zie voor een kritischebespreking van dit voorwaardenstelsel CHAO-DUIVIS, TBR 2012, p. 1201-1210. Nogveel verdergaande afwijkingen van de UAV zijn te vinden in de Aedes model-aannemingsovereenkomst voor woningcorporaties. Zie voor een kritische bespre-king van deze modelovereenkomst ANCERY & PAVILLON, TBR 2012, p. 1211-1218;HERBER, TBR 2013, p. 128-130.

[9] Algemene voorwaarden voor traditioneel en voor geïntegreerd concept. DeUAV zijn bedoeld voor de traditionele situatie waarbij de aannemer bouwt naareen ontwerp dat hem door de opdrachtgever (of namens deze door een door deopdrachtgever ingeschakelde architect of adviseur) ter uitvoering wordt voorge-legd en waarbij, zo de opdrachtgever dat wenst, de uitvoering geschiedt onder‘directie’ van de opdrachtgever of een door deze aangestelde deskundige. ZiePRINS, BR 1969, p. 199; DIJKHUIS, BR 1969, p. 213; DROOGLEVER FORTUIJN, BR 1969,p. 512; BLOEMBERGEN, BR 1970, p. 242; CREMERS/ZONDERLAND, deel A, II, nr. 9-14; VAN

WIJNGAARDEN, Handleiding 1974, nr. 30; ASSER/KORTMANN, DE LEEDE & THUNNISSEN5-III 1994/482; KONING, in: Veranderende rollen 2001, p. 70; CHAO-DUIVIS, BR 2002,

nr. 9 Opzet en karakter wettelijke regeling

12