VOORAANZICHT VAN DE AANEENGEVOEGDE BEENDEREN VAN...
Transcript of VOORAANZICHT VAN DE AANEENGEVOEGDE BEENDEREN VAN...
VOORAANZICHT VAN DE AANEENGEVOEGDE BEENDEREN
VAN HET MENSELIJK LICHAAM.
ZIJAANZICHT VAN DE BEENDEREN VAN HET MENSELIJK LICHAAM, BEVRIJD
VAN DE OVERIGE DELEN DIE ZE ONDERSTEUNEN EN
OP HUN JUIST PLAATS GEBRACHT.
Hij leve door de gedachte, het overige zal de dood toebehoren.
ACHTERAANZICHT VAN DE BEENDEREN VAN HET MENSELIJK LICHAAM.
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
394
INDEX VAN DE LETTERTEKENS
gebruikt in de drie figuren die het
ganse skelet uitbeelden.
IN DE DRIE voorgaande figuren (die ik gewoonlijk
overzichtstekeningen noem) worden ongeveer dezelfde lettertekens
gebruikt, maar indien één enkel bij een bepaalde [figuur] voorkomt zal
het gemakkelijk opgemerkt worden door het nummer dat ik straks in
de Index bij de afzonderlijke lettertekens zal plaatsen. Deze is hoofd-
zakelijk bedoeld als een eenvoudige lijst met de benamingen van de
beenderen, waarbij ik eerst deze vermeld die ik bij voorkeur gebruik in
de ganse tekst van de uiteenzetting, vervolgens de Griekse, daarna
(indien er nog andere zijn) de Latijnse overgenomen uit gezaghebben-
de auteurs en zo dat zij in volgorde van belangrijkheid staan. Hierop
volgen de Hebreeuwse en in zekere zin ook Arabische, bijna alle over-
genomen uit de Hebreeuwse vertaling van Avicenna door mijn goede
Joodse vriend en vooraanstaand medicus LAZARUS de FRIGEIS (met
wie ik Avicenna pleeg te bestuderen). Maar ik heb gemeend hieraan de
benamingen in Latijnse letters te moeten toevoegen omdat de meeste
ervan voorkomen in de Arabische boeken die in het Latijn vertaald
werden. Hierom ook zullen na deze de andere terecht een plaats ver-
krijgen die overal in de Latijnse vertalingen van de Arabieren aan-
getroffen worden, samen met deze die men leest bij de scholastische
doctores (zoals zij graag genoemd worden) en in de boeken der medi-
sche foedralen van onze tijd die niet minder dan de benamingen over-
genomen uit de Latijnse schrijvers met zorg moeten bestudeerd wor-
den. Een been wordt door de Grieken dus Ïστεον genoemd maar door
de Latijnen os; door de Joden echter .73 hezem. Het kraakbeen dan
χονρος;; .*20%:% hascechusim. De namen der beenderen zullen wij
overigens het best beginnen bij de beenderen van het hoofd of de
calvaria, die door de Grieken κρανιον, κογχος, κυτος, κωλεια, σκαnιονgenoemd wordt. Calva, cerebri galea, zo noemen sommigen de ganse
ruimte van de beenderen van het hoofd die de hersenen omvat en
opgebouwd is uit acht beenderen, anderen echter slechts de plaats die
met de hoofdharen bedekt is, welke cirkel στεnανη en περιδροµος
genoemd wordt; %/0%8*% theck hamaak, %0/% %0998 chederath
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
395
A 2,3
B 2,3
C 3
D 2,3
" 2, 3
$ 1, 2, 3
( 2,3
* 2, 3
hamoach; Theca of olla capitis, testa capitis en scutella capitis, asoan.
De naden waarmee de beenderen van het hoofd elkaar raken worden
over het algemeen ραnαι; .*,-: scelavim; senan, direzan, adoren,
complosa genoemd.
Kroonnaad, στεnανιαια; *-*-,% hachlilii, **%:8 chascthii, arcualis,
sutura puppis.
De naad gelijkend op de Griekse hoofdletters Λ, λαµβδοιδης en we-
gens zijn gelijkenis met een u: ßψιλοιδης; **9/- lamdii; laude, hypsili,
sutura prorae.
Pijlnaad, Ïβολιαια, Õαβδοιδης. De naad die als een lans, een werpspies
of een speer voortloopt volgens de lengterichting van het hoofd; **7%checii, **9&5: scefodii; nervalis, dit vooral waar zij samenkomt met de
kroonnaad, welke plaats tevens zeudech en vooral ook Mesuae
genoemd wordt.
Deze voeg die niet het uitzicht heeft van een echte naad wordt, daar zij
slechts aan elkaar raken, samen met zijn wederhelft de "naden die
onderling schelpvormig verbonden zijn" genoemd, λεπιδοιδεις,
κροταnιαι, temporalis, squamaeformes; .**5-8 echalaphiim; cortica-
les, mendosae. De andere naden van de schedel hebben geen eigen
naam, welke deze echter zijn zal ik hier niet opnieuw uitvoerig behan-
delen.
Dit been wordt samen met zijn wederhelft de beenderen van de kruin
genoemd en zo ook βρεγµαθος, κορυnη, het zijn deze die de beende-
ren van de sinciput genoemd worden; 9898%.73 hezem hachodchod;
nervalia, paria, arcualia hoewel anderen de jukbeenderen zo noemen,
parietalia met welke benaming sommigen de slaapbeenderen bedoelen;
ossa rationis of cogitationis.
Het voorhoofdsbeen, µετωπον, bij sommigen [os] sincipitis;
%7/%.73 hezem hamezzech; coronale, os puppis capitis, os invere-
cundum, os sensus communis.
Het achterhoofdsbeen of been van het achterhoofd, Æνιον; 59&3% .73,
hezem hahoreph; os laude, os pyxis, os prorae, os memoriae. Er zijn er
die het [os] basillare noemen (omdat het een groot stuk van de schedel
vormt) ook al diende deze benaming in 't bijzonder aan het wiggebeen
gegeven te worden.
Dit been [noemt men] samen met zijns gelijke: de slaapbeenderen,
κροταnων, κορσων, κορρων λεπιδοιδης;sommigen ook λιθοιδη, lapi-
dea, lapidosa; .*397% hazedahim, .**1,!% %&/73 hazzamoth
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
396
q3. *.
g 2
. 1, 2, 3
E 2, 3
0 2
2 2
F 1, 2, 3
G.
haavniim; [been] van de oren al zou die naam ook passen voor de twee
beentjes die tussenkomen in de bouw van het gehoororgaan en die in
de bank waarop de tweede figuur met de ellebogen steunt met een q3
en een * weergegeven zijn. De q3 toont namelijk het beentje dat verge-
leken wordt met een aambeeld of een maaltand, de * echter datgene
dat wij vergelijken met een hamertje of met het dijbeen. Daar deze
beentjes bij de oude professoren in de Anatomie echter onbekend
waren is het ook niet te verwonderen dat zij geen naam hadden. Overi-
gens worden de slaapbeenderen door sommigen [ossa] tymparum,
mendosa, parietalia, dura, armalia genoemd.
Het op een stift of naald gelijkend uitsteeksel van het slaapbeen,
συλοιδης, γραnοιδης, βελονοιδης, πληκτρον; calcar capitis; 6/&%9%/ chemo marhezz; os calaminum, sagittale, clavale, acuale.//
Het uitsteeksel van het slaapbeen, gelijkend op een borsttepel,
µαστοιδης, mamillaris, **/)5 .73 hezem potmii.
Het met een wig vergeleken been, σnηνοιδης, door Galenus omschre-
ven als ... ßπερωον Ïστεον [“het been aan het verhemelte”] (zelfs al
reikt het nauwelijks tot aan het verhemelte), πολυµορnον. Os cunei-
forme palati, basillare, hoewel zij ook het achterhoofdsbeen zo noe-
men; %&/% ,:&/ moscav hamoach. Baxillare, paxillum, os colatorii,
os cribratum, cavilla, hoewel zij de talus ook zo noemen.
De plaats van de schedel die wij rotsachtig noemen.
De uitsteeksels van het wigvormig been, vergeleken met de vleugels
van vleermuizen; πτεριγοιδεις, *5*1, .73 hezzem chenaphii.
Deze plaats wordt samen met zijn wederhelft aan de andere zijde het
jukbeen genoemd; ζυγωµατα, ζυγοιδης, ζυγδη; 1&&% %&/73 hazamoth
hazogh. Ossa paris, paria, namen die zij ook aan de slaapbeenderen
geven, ansae ossium temporum, arcualia ossa.
In de twaalf beenderen van de bovenkaak hebben wij geen enkel letter-
teken geschreven, omdat zij geen aparte naam hebben, hoewel het
neustussenschot door sommigen os cristae zou genoemd worden.
Overigens wordt de bovenkaak γευυς genoemd, mandibula, 0&*-7%*%-% halechi hahelioi, welke benamingen tevens gebruikt worden
voor de in de drie figuren met een G getekende onderkaak, die een
vertaler van Haly Abbas in 't bijzonder Faux noemt.
In elke kaak zijn er meestal zestien tanden, Ïδοντες, .**1: scinaiim,
bevestigd, waarvan de vier middelste of voorste de snijtanden
genoemd worden, τοµεις, διχασηρες, κτενες, γελασιυοι, risorii, quate-
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
397
H 2
I, K, L,
M, & N
rii; .*,%%/% hamechatechim, quadrupli. Maar de twee in het midden
worden door hem apart duales genoemd. Deze die zich aan
weerszijden het dichtst bij de snijtanden bevindt wordt caninus ge-
noemd en zo zijn er in de beide kaken twee canini; κυνοδοντες; %&3-%/ &! .**,-, chelaviim of metalechoth; mordentes, sommigen
noemden ze ook risorii. De vijf die daar aan weerskanten op volgen
worden maaltanden genoemd, µυλεται, γοµnοι, molares, maxillares,
paxillares, door Cicero genuini, met welke benaming anderen deze
[tanden] noemen die gewoonlijk na de puberteit uitkomen en door de
Grieken σωnρονισηρες, κρατηρες, οψιγονοι genoemd worden, door
ons: dentes sensus ac sapientiae, verder cayseles; 9*!&11 naghvid;
negvegidi, nanged, alhalm. Maar de molaren worden in het Hebreeuws
%&1%&) tochanoh genoemd.
Het op een υ gelijkend been, υοιδες, υψιλοιδες, λαµδοιδες, παρασατη,
nαρυγετρον; het been dat het uitzicht van een υ of een Λ weergeeft;
*9/- &! */!- .73 hezem lhami of lamdii. Os linguae, os gutturis,
os laude, os morsus Adam. In de vertaling van Avicenna staat in het
hoofdstuk over de keel: Het os Alfaic dat vier zijden heeft, twee on-
deraan, twee bovenaan, en dat door een student in de anatomie niet
oppervlakkig mag bekeken worden.
Met deze lettertekens, die nagenoeg in de drie figuren te zien zijn,
wordt de rug getekend, die ραχις, ακανθα, νωτον, spina, tergum, carina
hominis, %99: scidra genoemd wordt, opgebouwd uit talrijke wervels,
σπονδυλοι; 9&*-&% chulioth; verticula, ossa fusi, die achteraan een
scherp uitsteeksel uitsturen, dat ακανθα, Siminea, adsenascem sena-
sem genoemd wordt. Overigens wordt van I tot K de hals aangeduid,
τραχηλος, αÛχην, collum; 0&91 9! 9!&7 zavor of gharron; thenon
athlas, een naam die anderen alleen voor de zevende halswervel ge-
bruiken. Verder wordt van K tot L de thoracale wervels aangeduid,
θωρακος, soms ook νωτου, µεταnρενον, pectoris [vertebrae], soms
eenvoudig [vertebrae] dorsi; %&% chaze; interscapilii. Van L tot M de
lendewervels, οσnυος, ιξυος, ψοιων, [vertebrae] renum; .*1%/mothnaim; alchatim. Vanaf M tot N wordt het sacrum voorgesteld,
ιερον, πλατυ, [os] latum; %3,)% *5 .73; lumbare, ossa clunium,
clavium, alagas, agit, abhans, abhaum, vetula, osamium, osanum,
welke benaming door anderen aan de coccyx toegekend worden. De N
is geschreven in de coccyx, κοκκυξ, σπονδυλιον, ορροπυγοιν; %73haaze; os caudae, alhosos, verder de overige benamingen die wij te
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
398
O 1, 2, 3
P 1, 2, 3
Q 1, 2, 3
R 1, 2, 3
8.
µ.
S 1, 2, 3
T,V1,2,3
danken hebben aan de opvatting van sommige vertalers over het sa-
crum.
Borstbeen, στερνον, met welke benaming sommigen het bovenste deel
van het been noemen, het onderste dan σηθος noemend; %&%% .53hezem hehace; thorax, asser, cossos, scutum cordis.
Het zwaardpuntigvormig kraakbeen, vergeleken met een zwaard,
ξιnοιδης, ensiformis; ,%9 **-9, .73 hezem bedelii rachauch; *1&91gheroni, *911%-!, met welke benaming het ganse borstbeen, aang-
eduid wordt. Granaatappel, zwaardvormig, mesvormig, epiglottaal
kraakbeen, schild, schild van de slokdarmmonding, het midden van de
onderste gaffel. 1, 2, 3, enz.tot aan 12. In de drie figuren worden
[hiermee] de twaalf ribben van de thorax aangeduid, zowel de ware of
echte als de valse of onechte, πλευραι; %&3-7 zelahoth.
De sleutelbeenderen, κλειδες, claves, iugula, er zijn er die ze ook
humeri noemen; .,2 scechem. Furculae of in 't bijzonder de onderste
gaffels, die zij op die manier onderscheiden van de onderkant van het
borstbeen.
Het schouderblad, éµος, éµοπλατη, ¦πινοτιος, πλατη. Het schouder-
blad wordt door de Latijnen meestal ook humerus genoemd, scoptu-
lum opertum, scoptula; %%, chatheph. Spatula, clypeus en scutum
pectoris. Overigens diudt een λ in de drie figuren het bovenste uit-
steeksel aan van het schouderblad, dat wij gewoonlijk de schoudertop
noemen, ακρωµιον, of soms met Hippocrates το ακρωµιου οστεον,
door Galenus ook κορακοιδης genoemd; .&)9% &291! agrasso chart-
om, ,9&3% *5 pi hahoreuch. Rostrum porcinum, caput ascapulae;
alacharam, manchar, algoral, destructum. Het binnenste of onderste
uitsteeksel van het schouderblad echter, in de eerste figuur aangeduid
met een µ, // wordt αγκυροιδες genoemd en door Galenus soms
κορακοιδης, σιγµοιδης. Ankervormig, op de letter C gelijkend uit-
steeksel; 5%,% 0*3 haiin hacateph. Het oog van het schouderblad, met
welke benaming ook de schouderbladdoorn wordt genoemd.
Humerus of os brachii, βραχιων. Er zijn er door wie de ulna brachium
genoemd wordt; 3&9&% %18 chane hazeroha, 973 hazad. Parvum
brachium, adiutorium brachii, canna brachii, aseth.
Gans die streek wordt de cubitus genoemd, πηχυς, éλενη, éλενον,Cubitus, ulna, welke benamingen tevens worden gebruikt voor het
onderste been van deze streek; 0*91& zandin, 3&9& zeroha, .*9&/3*%: scete hamudim. Asaid, aseid, alsahad.
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
399
X 1, 2, 3
Y 1, 2, 3
<.
>.
ZZ 1,2,3
' 1, 2
))1,2,3
1 1,2,3
@.
B.
D.
H 1,2,3
7 1,2,3
Het bovenste been van de voorarm, door ons radius genoemd, κερκις;
0&*-3%9&/3 hamud haelion. Focile minus brachii, canna, arundo mi-
nor brachii.
Het onderste been van de voorarm, door ons ulna genoemd en die
dezelfde benamingen krijgt als gans de voorarm, παραπηχυς, 0&%%%%9&/3 hamud hatachthon. Focile maius brachii, canna en arundo maior
en inferior brachii. Het uitsteeksel ν ervan, aangeduid in de tweede
[figuur], noemen de Grieken ωλεκρανον, κυβιτον, αγκων, sommige
Latijnen gibberum. Additamentum necatum.
Maar het met een ξ getekende uitsteeksel, dat op een stift gelijkt,
στυλοιδης.
Brachiale, καρπος, door sommigen palma, 129 rasegh. Rascha, raseta,
ascam, ossa rasete.
Postbrachiale, µgτακαρπος, ανδρων, σηθον, κτεις, κτενιον, door zeer
velen palma, pectus manus, pecten, 9*% 5% 892/ masrech chaph
haiad, alselanuat.
De vingers, δακτυλοι, %&3,7! hezbahoth.
De beenderen verbonden aan de zijkanten van het sacrum, waarvan er
aan weerszijden één voorkomt, door de professoren in de anatomie als
het ware in drie streken onderverdeeld (hoewel het niet onderbroken
is).
Het eerste is namelijk met een o getekend en wordt os ilium genoemd,
λαγονων, -2,% .73 hezem hachesel. Alharta, anchae soms lumbare.
De tweede en middelste streek, met een π getekend, wordt heupbeen
genoemd, Æσχιον, 09*% .73 hezem haiarech, os coxae, met welke
benamingen de meesten ook het ganse been noemen. Althavorat, os
pixis, os femoris, maar totaal verkeerdelijk. De derde en voorste
streek, aangeduid met een ρ, wordt os pubis genoemd, ηβης, pectinis,
%&93% *,1 gabe haherva, !,!3-! helhava. Penis pudibundum,
fenestratum os, zoals zij soms ook gewoon zijn het femur te noemen.
Het ganse been wordt in het Hebreeuws echter %&93% ,1 %&/73genoemd hazamoth ghav haherva.
Versmelting van de schaambeenderen, maar hier is afzonderlijk het
kraakbeen aangeduid, tussenkomend bij de vereniging van deze been-
deren.
Het femur of os femoris, femen, µηρος, 09*% 9%5 pachad, haiarech.
Os coxae, coxa, agis, os anchae.
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
400
J 1,2,3
L.
= 1,2,3
A,G 1,2,3
M 1,2,3
R 1,2,3
N,P1,2,3
S 1,2,3
a 2,3
b 1,2
cc 1,2,3
Het buitenste uitsteeksel van het femur dat rotator en meestal natis
genoemd wordt, τροχαντηρ µεγας, γλουτος. Malum granatum testicu-
lorum, tharuca, trachametra maior. Het kleine en binnenste uitsteeksel
echter is getekend met een υ.
De knieschijf, µυλη, gπιµυλις, µυλακρυς, κογχη, κογχον, gπιγονατις.Mola, os scutiforme, rotula genu, %,&,9!% 01/ &! 0*3 hayn of
maghen haharcuba. Oculus genu, polus, adaicon, rasga, alrasafe, ares-
fatu.
Gans dit gedeelte wordt door Celsus crus genoemd, terwijl het door
Galenus σκελος genoemd wordt, hetwelk vanaf het heupbeen of de
liezen zelf tot aan het uiteinde van de tenen reikt: het femur namelijk,
het onderbeen en de voet zelf. Zo wordt dit gedeelte begrepen tussen
de Π en de G ook nog tibia genoemd, κνηµη, 8&: scoch, met welke
benamingen ook het groter en uitwendige been van deze streek wordt
aangeduid, dat wij gewoonlijk os tibiae noemen, προκνηµιον, en soms
•ντικνηµιον, genoemd, -&91% %18 chane hagadol. Focile maius, en
arundo en canna maior of domestica cruris. Overigens wordt het uit-
wendige en slankere been, aangeduid met een ψ en door ons fibula
genoemd, ook nog περονη, παρακνηµιον, genoemd. Sura, 0)8% %18.
Focile minus, canna et arundo minor cruris.
De enkels, σnυρα, πεξα, door de Latijnen of sommige anderen worden
zij de kaken van de hiel genoemd, .*18% *1:/ .*)-&,% %&&78*%: sete chezzavoth haboletim miscene hachanim. Claviculae, cavil-
lae, cahabin. De n duidt namelijk de binnenenkel aan, de χ echter de
buitenenkel.
Het sprongbeen, αστραγαλος, αστριον, wordt in sommige Latijnse
vertalingen weinig correct malleolus genoemd, wellicht op die manier
afgeleid van de mening van sommige niet-anatomen, die beweren dat
η σnυρα hamer betekent maar in het onzijdig geslacht τα σnυραeerder hielen. Os balistae, carvilla, chahab, alsochi, -&298% hachar-
sul, .&893 haarcchom.
Hielbeen, πτερνα, καλκανεον. Os calcis; ,87 haachev. Alrip calcar
pedis.
Het been gelijkend op een boot of een schuit, σκαnοιδες, naviculare,
naviforme, %1)8%1*52 &! %&:% .73 hezem hascave of
sephinachotena.
Dit gedeelte van de voet, bestaande uit vier beenderen, wordt door ons,
evenals door de Grieken, meestal tarsus genoemd, 129 rasegh. Raseta
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
401
d,e,f
g
h,h 1,2,3
i,i 1,2,3
k 1,2,3
pedis en de beenderen van de raseta pedis. De drie binnenste echter,
getekend met d, e, f worden door sommigen apart χαλκοιδης,
genoemd, het buitenste echter dat aangeduid is met een g, noemen wij
het been dat op een kubus of een teerling gelijkt, κυβοιδες,
πολυµορnον, cubiforme, quadratum, *99, chardii, 9951 .73 hezem
nipirat. Grandinosum, nerdi.
Πgδιον, planta, planum, vestigium en solum, µεταταρσος, σηθον.
Pectus en pecten, -19% 892/ masrech hareghel. Alselameet.
De tenen.
Door de letter k worden de sesambeentjes aangeduid, σησαµοιδης,
%!*1*/2%-% helthesaminiath. Alsem seminiae.
EINDE VAN HET EERSTE BOEK.