Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om...

26
voor de 21ste eeuw staan de gevolgen voor alfahulpen beschre- ven met tabellen en al. Dus als de Kamer kennis wil nemen van de gevolgen van belastingsplan voor alfahulpen, kan zij die daar vinden. Het kabinet heeft aangegeven dat er 75 mln. beschikbaar is voor de inkomensreparatie die nodig is om de gevolgen van het belastingplan op te vangen. Mede geı¨nspireerd door de discussies over de verbete- ring van de rechtspositieregeling, bekijken wij nu of wij twee vliegen in e ´e ´ n klap kunnen slaan. Dat wil zeggen dat het bedrag van 75 mln. mede wordt gebruikt ter verbetering van die rechtspositieregeling. Wij moeten daar nog veel voor uitzoeken en dat kan echt niet voor de behandeling van het belastingplan. De inventarisatie is klaar en de gegevens over het onderdeel van de beleidsvoornemens die betrekking hebben op de rechtspositie zijn in feite al bij de Kamer in de memorie van toelichting bij het belasting- stelsel. Mevrouw Van Vliet (D66): Voorzit- ter! Ik ben graag bereid mijn motie aan te passen en te formuleren overeenkomstig de motie van 29 april. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom die gegevens nu nog niet beschikbaar zijn, terwijl die motie al een half jaar geleden is aangenomen? Om het plaatje compleet te krijgen, hebben wij alle gegevens nodig. Als ik daarvoor mijn motie moet aanpassen, zal ik dat zeker doen. Staatssecretaris Vliegenthart: Alle gegevens op het terrein van de sociale zekerheid, de pensioenen, en dergelijke zijn verzameld. Op dit moment wordt bezien hoe wij uitvoering kunnen geven aan het onderdeel van de motie waarin wordt gevraagd om voorstellen voor verbetering van de rechtspositie. Wij hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het is dus geen probleem om het inventariserende deel aan de Kamer toe te sturen, maar het onderdeel voorstellen voor verbetering van de rechtspositie is dus nog niet afgerond. Mevrouw Van Vliet (D66): Voorzit- ter! Ik zal mij beraden. Eventueel wijzig ik mijn motie. Staatssecretaris Vliegenthart: Mevrouw Kant heeft gewezen op de arbeidsmarktproblematiek in de jeugdzorg. Wij hebben bij de algemene beschouwingen een brede discussie gehad over de arbeidsmarktproblematiek in de collectieve sector. Daarbij zijn onder meer de zorg in het algemeen en onderwijs genoemd. Ik stel mij voor de arbeidsmarktproblematiek in de jeugdzorg bij die discussie te betrekken. De motie zoals die nu is geformuleerd en waarin een concrete uitspraak wordt gevraagd over de manier waarop wij dat gaan regelen, gaat mij op dit moment dus te ver. Ik moet die motie dus ontraden. De heer Van der Vlies heeft een reactie gevraagd op het advies van de commissie-De Jong over de schippersinternaten. Een maand nadat wij dat advies hebben ontvangen, zullen wij ons standpunt aan de Kamer voorleggen. De heer Rouvoet (RPF): Voorzitter! Ik heb een vraag gesteld over de toegankelijkheid van het departe- ment. Die is nog niet beantwoord. Staatssecretaris Vliegenthart: Ik heb in de schriftelijke antwoorden aangegeven dat die toegankelijk- heidstoets is verricht en dat er nog een paar kleine punten moeten worden verbeterd. Het ligt voor de hand dat dit voor de volgende begroting in orde is. De heer Rouvoet (RPF): Ik wil niet lastig zijn, maar daarop heb ik gereageerd. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt: het is bijna klaar en aan het eind van het jaar krijgen wij het stempel. Door de gehandicaptenorganisaties is echter gezegd: wij merken te weinig verbeteringen. Ik heb de concrete toezegging gevraagd om in overleg te treden met de gehandicapten- organisaties om hun ontevredenheid weg te nemen. Staatssecretaris Vliegenthart: In het laatste overleg dat ik heb gehad met de Gehandicaptenraad hebben wij daarover al gesproken. Ik zeg concreet toe dat ik contact opneem met de Gehandicaptenraad over hoe het allemaal functioneert. Dat lijkt mij een heel goede praktijktoets. De algemene beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om heropening zal worden gevraagd. Ik stel voor, daarom op een nader te bepalen tijdstip te stemmen. Daartoe wordt besloten. De vergadering wordt van 18.07 uur tot 19.40 uur geschorst. Aan de orde is het debat naar aanleiding van de Europese top te Tampere. © De heer Van Oven (PvdA): Mevrouw de voorzitter! De fractie van de PvdA is verheugd over de uitkomst van de Europese top in Tampere. Zij heeft de indruk dat op alle deelterreinen van het besproken hoofdonderwerp, de invulling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardig- heid – zoals men weet hadden wij daar liever de term ’’gerechtigheid’’ gezien – betekenisvolle vooruitgang is geboekt. Dat is temeer een verdienste van de staatshoofden en regeringsleiders omdat een dergelijk succes op voorhand niet verzekerd was. Mijn fractie wil daarom de Nederlandse regering, in het bijzonder de meest betrokken bewindslieden, de minister-president, de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie alsmede beide staatssecretarissen aan die departe- menten, van harte met de vrucht van hun inspanningen complimenteren. Wel moet worden vastgesteld dat nog veel zal afhangen van de concrete uitwerking van de nu gemaakte afspraken. Dat ligt gedeeltelijk in handen van de Commissie, gedeeltelijk in handen van de Raad van ministers en gedeeltelijk in handen van de lidstaten zelf. Het is goed dat daarvoor een scorebord is ontwik- keld. Ik neem aan dat aan de hand daarvan ook het Europees Parlement zal worden geı¨nformeerd. Ik ga er ook vanuit dat de nationale parlementen op dezelfde wijze en op hetzelfde moment zullen worden geı¨nformeerd over geboekte resultaten. Voor het Nederlandse parlement gaat het er nu om die uitwerking en dit traject zorgvuldig te volgen, dit alles opdat de evaluatie van deze fase in 2001 eveneens een succes zal kunnen worden. Vliegenthart Tweede Kamer Europese top 28 oktober 1999 TK 15 15-1073

Transcript of Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om...

Page 1: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

voor de 21ste eeuw staan degevolgen voor alfahulpen beschre-ven met tabellen en al. Dus als deKamer kennis wil nemen van degevolgen van belastingsplan vooralfahulpen, kan zij die daar vinden.Het kabinet heeft aangegeven dat er75 mln. beschikbaar is voor deinkomensreparatie die nodig is omde gevolgen van het belastingplanop te vangen. Mede geınspireerddoor de discussies over de verbete-ring van de rechtspositieregeling,bekijken wij nu of wij twee vliegen ineen klap kunnen slaan. Dat wilzeggen dat het bedrag van 75 mln.mede wordt gebruikt ter verbeteringvan die rechtspositieregeling. Wijmoeten daar nog veel voor uitzoekenen dat kan echt niet voor debehandeling van het belastingplan.De inventarisatie is klaar en degegevens over het onderdeel van debeleidsvoornemens die betrekkinghebben op de rechtspositie zijn infeite al bij de Kamer in de memorievan toelichting bij het belasting-stelsel.

Mevrouw Van Vliet (D66): Voorzit-ter! Ik ben graag bereid mijn motieaan te passen en te formulerenovereenkomstig de motie van 29april. Kan de staatssecretarisuitleggen waarom die gegevens nunog niet beschikbaar zijn, terwijl diemotie al een half jaar geleden isaangenomen? Om het plaatjecompleet te krijgen, hebben wij allegegevens nodig. Als ik daarvoor mijnmotie moet aanpassen, zal ik datzeker doen.

Staatssecretaris Vliegenthart: Allegegevens op het terrein van desociale zekerheid, de pensioenen, endergelijke zijn verzameld. Op ditmoment wordt bezien hoe wijuitvoering kunnen geven aan hetonderdeel van de motie waarinwordt gevraagd om voorstellen voorverbetering van de rechtspositie. Wijhebben echt meer tijd nodig ominzicht te krijgen in zowel definanciering als de consequentiesvan een en ander. Het is dus geenprobleem om het inventariserendedeel aan de Kamer toe te sturen,maar het onderdeel voorstellen voorverbetering van de rechtspositie isdus nog niet afgerond.

Mevrouw Van Vliet (D66): Voorzit-ter! Ik zal mij beraden. Eventueelwijzig ik mijn motie.

Staatssecretaris Vliegenthart:Mevrouw Kant heeft gewezen op dearbeidsmarktproblematiek in dejeugdzorg. Wij hebben bij dealgemene beschouwingen een bredediscussie gehad over dearbeidsmarktproblematiek in decollectieve sector. Daarbij zijn ondermeer de zorg in het algemeen enonderwijs genoemd. Ik stel mij voorde arbeidsmarktproblematiek in dejeugdzorg bij die discussie tebetrekken. De motie zoals die nu isgeformuleerd en waarin een concreteuitspraak wordt gevraagd over demanier waarop wij dat gaan regelen,gaat mij op dit moment dus te ver. Ikmoet die motie dus ontraden.

De heer Van der Vlies heeft eenreactie gevraagd op het advies vande commissie-De Jong over deschippersinternaten. Een maandnadat wij dat advies hebbenontvangen, zullen wij ons standpuntaan de Kamer voorleggen.

De heer Rouvoet (RPF): Voorzitter! Ikheb een vraag gesteld over detoegankelijkheid van het departe-ment. Die is nog niet beantwoord.

Staatssecretaris Vliegenthart: Ik hebin de schriftelijke antwoordenaangegeven dat die toegankelijk-heidstoets is verricht en dat er nogeen paar kleine punten moetenworden verbeterd. Het ligt voor dehand dat dit voor de volgendebegroting in orde is.

De heer Rouvoet (RPF): Ik wil nietlastig zijn, maar daarop heb ikgereageerd. Ik begrijp dat destaatssecretaris zegt: het is bijnaklaar en aan het eind van het jaarkrijgen wij het stempel. Door degehandicaptenorganisaties is echtergezegd: wij merken te weinigverbeteringen. Ik heb de concretetoezegging gevraagd om in overlegte treden met de gehandicapten-organisaties om hun ontevredenheidweg te nemen.

Staatssecretaris Vliegenthart: In hetlaatste overleg dat ik heb gehad metde Gehandicaptenraad hebben wijdaarover al gesproken. Ik zegconcreet toe dat ik contact opneemmet de Gehandicaptenraad over hoehet allemaal functioneert. Dat lijkt mijeen heel goede praktijktoets.

De algemene beraadslaging wordtgesloten.

De voorzitter: Ik heb begrepen dater nog om heropening zal wordengevraagd. Ik stel voor, daarom opeen nader te bepalen tijdstip testemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.07 uurtot 19.40 uur geschorst.

Aan de orde is het debat naaraanleiding van de Europese topte Tampere.

©

De heer Van Oven (PvdA): Mevrouwde voorzitter! De fractie van de PvdAis verheugd over de uitkomst van deEuropese top in Tampere. Zij heeftde indruk dat op alle deelterreinenvan het besproken hoofdonderwerp,de invulling van een ruimte vanvrijheid, veiligheid en rechtvaardig-heid – zoals men weet hadden wijdaar liever de term ’’gerechtigheid’’gezien – betekenisvolle vooruitgangis geboekt. Dat is temeer eenverdienste van de staatshoofden enregeringsleiders omdat een dergelijksucces op voorhand niet verzekerdwas. Mijn fractie wil daarom deNederlandse regering, in hetbijzonder de meest betrokkenbewindslieden, de minister-president,de ministers van Buitenlandse Zakenen van Justitie alsmede beidestaatssecretarissen aan die departe-menten, van harte met de vrucht vanhun inspanningen complimenteren.

Wel moet worden vastgesteld datnog veel zal afhangen van deconcrete uitwerking van de nugemaakte afspraken. Dat ligtgedeeltelijk in handen van deCommissie, gedeeltelijk in handenvan de Raad van ministers engedeeltelijk in handen van delidstaten zelf. Het is goed datdaarvoor een scorebord is ontwik-keld. Ik neem aan dat aan de handdaarvan ook het Europees Parlementzal worden geınformeerd. Ik ga erook vanuit dat de nationaleparlementen op dezelfde wijze en ophetzelfde moment zullen wordengeınformeerd over geboekteresultaten. Voor het Nederlandseparlement gaat het er nu om dieuitwerking en dit traject zorgvuldig tevolgen, dit alles opdat de evaluatievan deze fase in 2001 eveneens eensucces zal kunnen worden.

Vliegenthart

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1073

Page 2: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Over het bereikte resultaat van detop heeft de PvdA-fractie nog weleen aantal vragen en opmerkingen.Ik zal achtereenvolgens asiel enmigratie, de Europese rechtsruimteen de criminaliteitsbestrijdingbehandelen en vervolgens eenslotopmerking maken.

Wat betreft het onderwerp asiel enmigratie wordt door de EuropeseRaad benadrukt de noodzaak om tekomen tot een geıntegreerde aanpak.In dit verband stemt men in met deuitbreiding en de verlenging van hetmandaat van de High level workinggroup (HLWG). De fractie van dePvdA gaat daarmee graag akkoord.Het werk van deze groep isontegenzeggelijk vruchtdragend. Hetis een goede zaak dat in december2000 de uitvoering van de goedge-keurde actieplannen zal wordengeevalueerd. Wel merk ik op dat inde conclusies van het voorzitterschapgeen einddatum wordt genoemd metbetrekking tot het mandaat van degroep. In een eerdere fase van devoorbereiding noemde de staatsse-cretaris van Buitenlandse Zaken indit verband het jaar 2004. Dat kloptomdat het Verdrag van Amsterdamop dat tijdstip de definitieveovergang naar de communautairepijler voorziet. Wordt een dergelijkeinde van het mandaat nog steedsvoorzien? Mogen wij ervan uitgaandat in 2004 de werkzaamheden dienu nog bij deze groep zijn gelaten,zullen overgaan naar de Commissie?

De fractie van de PvdA juicht hettoe dat met de instelling van deHLWG sprake is van een pijler-overstijgende aanpak van het asiel-en migratievraagstuk. Dat is ooktelkens de inzet van de Nederlandseregering geweest en door de TweedeKamer onderschreven. Wel is vanbelang dat de HLWG geen ’’ivoren-torenbeleid’’ gaat voeren. Isverzekerd dat deze groep bij haarwerkzaamheden in de landen vanherkomst niet alleen met regerings-functionarissen spreekt maar ookmet mensen uit het veld en metNGO’s? Dan is er nog een organisa-torisch probleem: de groep valtonder de Algemene Raad – dat isook logisch, gezien het pijler-overstijgende karakter – en dePvdA-fractie gaat er daarbij van uit,dat de minister of de staatssecretarisvan Buitenlandse Zaken dan ookvoor het Nederlandse parlementaanspreekpunt zal zijn wat betreft dewerkzaamheden van die groep. Maardaarmee valt het werk van die groep

natuurlijk wel buiten wat wij dankennen als het derdepijlerverband ende bijzondere democratische controledie wij voor de derde pijler hebbenontwikkeld. Hoe belangrijker de rolvan die groep op hoog niveau wordt,des te noodzakelijker zal het zijn voorhet parlement om dat werk ook tevolgen. Er is dan wel geen sprakevan bindende besluiten omdat alleswat door die groep wordt voorbe-reid, wordt afgezegeld door debewindspersonen, maar naarmatelanger en intensiever wordt samengewerkt is er toch sprake van eenzekere beınvloeding, waar totdusverre weinig transparantietegenover heeft gestaan. Met namevoorafgaand aan Tampere hebbenwij in een heel laat stadium dievoltooide actieplannen kunnenontvangen en daarom hecht mijnfractie eraan om nu te vragen opwelke manier die controle vorm kankrijgen. De staatssecretaris vanBuitenlandse Zaken heeft op 14oktober gezegd, dat hij nog wilaangeven wat de consequenties vande actieplannen zijn voor hetEuropese en nationale beleid.Wanneer komt dat en kan hij decontrole op en de inzichtelijkheid inhet werk van die groep op hoogniveau bij die notitie betrekken?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):Voorzitter! De heer Van Oven heeftvastgesteld, dat de werkzaamhedenvan die werkgroep ontegenzeggelijkvruchtdragend zijn geweest. Ik benheel erg benieuwd naar de vruchtendie hij al heeft geconstateerd.

De heer Van Oven (PvdA): Het heeftongelooflijk veel moeite gekost omin EU-verband tot een samenhan-gende aanpak te komen, op allerleiterreinen. Ik zie de werkzaamhedenvan die groep op hoog niveau alseen doorbraak daarin. Ik denkbijvoorbeeld aan de omstandigheiddat alle lidstaten van de EuropeseUnie tot een beoordeling vanasielverzoeken zijn gekomen en eeneigen beleid hebben geformuleerd.Dan is het werk van die groep ophoog niveau een eerste en wat mijbetreft geslaagde doorbraak daarin.Daarin worden namelijk al dieactieplannen gezamenlijk geformu-leerd, waardoor het al bestaandestreven van de lidstaten van deEuropese Unie om daarin samen tegaan toch een concrete onderbou-wing heeft gekregen. We zijn er nog

niet, maar ik zie het als eenbetekenisvolle stap.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Maarik neem aan, dat u die actieplannenook heeft gezien en gelezen. U zegt,dat het een eenduidige beoordelingvan de asielverzoeken is. Maar daaris toch geen sprake van?

De heer Van Oven (PvdA): Nee, datis allemaal nog toekomstmuziek, datben ik met u eens. Het is wel eenwaardevolle opbouw, dat die landenop die manier zijn samengegaan omte trachten tot een gezamenlijkebeoordeling van de situatie tekomen. Dat zie ik in het kader vaneen opstap naar het Europeseasielbeleid als een zeer waardevollebijdrage.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Uheeft die actieplannen dus gelezen.Bent u het dan ook met de benade-ring eens die daar als uitgangspuntgeldt, namelijk om er zoveel mogelijkvoor te zorgen dat de toegang totEuropa onmogelijk wordt gemaakt?Er wordt gesproken over opvang inde regio, ervoor zorgen dat je in debuurlanden geen visum krijgt, endergelijke.

De heer Van Oven (PvdA): Dieweergave vind ik wel erg kort door tebocht en daar moeten we nog maareens uitgebreid over spreken. Ik hebbedoeld te zeggen, dat procedureelen instrumenteel een stap vooruit isgezet. Als de Nederlandse samenle-ving en de Nederlandse politiekepartijen – en in ieder geval de PvdA –vooropstellen, dat er een Europeesasielbeleid moet komen, is debijdrage daaraan door die groep ophoog niveau onmiskenbaarconstructief, althans naar onzeinzichten. Daarom vinden wij hetgoed dat de groep de werkzaamhe-den voortzet. Wij komen in decemberte spreken over de uitvoering vaneen en ander, dus nadat de Raad ende Commissie zich daarover hebbengebogen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Bentu tevreden over de procedure? Enhebt u al een oordeel over de inhoudvan de actieplannen? Of zegt u: ikwacht tot december met het gevenvan een oordeel daarover?

De heer Van Oven (PvdA): Ik hebwillen uitdrukken dat ik tevreden benmet de procedurele stap. Over de

Van Oven

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1074

Page 3: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

inhoud komen wij nog wel tespreken.

Voorzitter! De Raad is voortsovereengekomen, te werken aan deinstelling van een gemeenschappelijkEuropees asielstelsel dat stoelt op devolledige en niet-restrictievetoepassing van het Verdrag vanGeneve, met toepassing van hetbeginsel van non-refoulement. Dat iselementair. De Raad heeft op datpunt een ongelooflijk belangrijkestap gedaan. Het stelsel is daarmeeniet onmiddellijk verwezenlijkt. Datzal duidelijk zijn. Maar de Raad heeftzich – zo heb ik begrepen – gebon-den om tot dat ene stelsel te komen.Dit stelsel dient op korte termijn eenduidelijke, hanteerbare bepaling teomvatten van de staat die verant-woordelijk is voor de behandelingvan het asielverzoek, maar dienttevens gemeenschappelijke normenvoor een eerlijke en doeltreffendeasielprocedure, gemeenschappelijkeminimumvoorwaarden voor opvangen op elkaar afgestemde regelsinzake de toekenning en de inhoudvan de vluchtelingenstatus teomvatten. Ik zie dit als een aanzet totharmonisering van het Europeseasielbeleid. De communautaireregelgeving zou op termijn – welketermijn? – moeten leiden tot eengemeenschappelijke asielprocedureen een uniforme status voorpersonen die asiel hebben gekregenwelke in de gehele Unie geldig is. DeCommissie is verzocht, hieroverbinnen een jaar een mededeling voorte bereiden. Ik zie dat als uniforme-ring. Dat wil zeggen: een gelijkestatus en een gelijke procedure,maar waarschijnlijk uitgevoerd doorverschillende nationale instanties.Hoewel de term gemeenschappelijkasielprocedure anders doetvermoeden gaat het hier niet om eenvolstrekt geıntegreerde eenduidigeEuropese asielprocedure, overgela-ten aan een Europese instantie. Kloptdit en is er nog zicht op hetperspectief van Europese integratie?

De Europese Raad is verder vanoordeel dat dient te wordenoverwogen om enige vorm vanreservemiddelen ter beschikking testellen voor tijdelijke bescherming bijmassale instroom van vluchtelingen.De Commissie wordt verzocht dit teonderzoeken. Het had wel ietsroyaler gekund! Kan de regering eentipje van de sluier oplichten? Omhoeveel gaat het? Waar moet hetvandaan komen en wie moet datgeld beheren? Is hier werkelijk

sprake van een betekenisvolle stap inde richting van de bescherming vanontheemden?De Raad heeft de Commissieverzocht, ook met voorstellen tekomen op het gebied van derdel-anders, zodat de status vanderdelanders meer in overeenstem-ming gebracht wordt met die van deonderdanen van de lidstaten. Dat isgoed nieuws. PvdA-fractie gaat ervanuit dat dit ook voor Nederlandleidraad zal zijn en een rol zal spelenin de discussie over de Vreemdelin-genwet 2000.

Voorzitter! Ik kom te spreken overde Europese rechtsruimte. Wat hetburgerlijk recht betreft wordt eenstudie aangekondigd naar denoodzaak tot harmonisering van hetmateriele recht. Dat is interessantnieuws. Betreft de studie alleen denoodzaak of wordt een daadwerke-lijke verkenning bedoeld? In hetlaatste geval is de termijn van tweejaar wellicht optimistisch, gezien hetfeit dat wij in Nederland alleen alinmiddels ongeveer 50 jaar over eenNBW doen. Een dergelijke exercitievoor de lidstaten van de EuropeseUnie zal dus meer nemen dan tweejaar!

De Raad staat intensivering voorvan de samenwerking van delidstaten op het gebied van debestrijding van criminaliteit. Daartoehoort volgens de Raad het onver-wijld instellen van gemeenschappe-lijke onderzoeksteams, waaraanvertegenwoordigers van Europol zonodig zullen worden toegevoegd. Ikvraag of het niet altijd nodig zal zijn.

Er komt een operationele taskforcevan Europese hoofden van politie insamenwerking met Europol.Onduidelijk is wat het bereik wordtvan de onderzoekteams, waar zijworden gevestigd en vooral of ze perindividuele zaak worden opgezet ofdat het gaat om permanente teamsvoor een bepaalde categorie vanmisdrijven. Waar zullen ze wordengevestigd, op grond van welke regelszullen Europol-functionarissen erdeel van uitmaken en hoe is decontrole geregeld? De PvdA-fractieheeft dit punt gemist in het voorstelover het Europese openbaarministerie. Voorafgaand aan deJBZ-raad van 4 oktober heeft deminister van Justitie verklaard dat deNederlandse regering de gedachtevan bestudering van een EuropeesOM zou steunen. Daarvan is nietsterug te vinden in de conclusies vanhet voorzitterschap. De PvdA-fractie

hecht sterk aan een dergelijke studie,omdat wij anders het gevaar lopeneen justitieel Europa van tweesnelheden te krijgen, in die zin dathet politionele gedeelte veel hardergaat dan het justitiele. Wij zien degemeenschappelijke onderzoeks-teams, wij zien de ontwikkeling vanEuropol, maar daar staat niettegenover de ontwikkeling van eenEuropees justitie-instituut, dat daaropcontrole kan uitoefenen. Zijn wij hetEuropees OM uit het zicht verloren?Mijn fractie is enthousiast over deafspraken die zijn gemaakt over detotstandkoming van een handvest enis het eens met de conclusies van deRaad over de buitenlandspolitiekeonderwerpen. Ik sluit af met deuitzondering, te weten Rusland. Deacties in Tsjetsjenie hebben niet heelveel aandacht gekregen van de Raad,althans niet in de conclusies.Inmiddels heeft een ontwikkelingplaatsgevonden, in die zin dat hetFins voorzitterschap in duidelijketermen Rusland heeft opgeroepenom de gevechten te staken. DeNederlandse regering heeft steedsgesteld druk op Rusland te willenuitoefenen om uit te komen op eenvreedzame oplossing van het geschil.Deelt de regering de constatering datdeze druk tot nu toe weinig heeftopgeleverd? Welke concretemaatregelen heeft Nederland tot nutoe genomen om de druk op tevoeren? Ziet de regering nogmogelijkheden om ook in Europeesverband tot een verhoging van dedruk te komen?

Voorzitter! De PvdA-fractie zal deuitwerking van de top van Tamperemet bijzonder veel belangstellingvolgen.

©

De heer Wijn (CDA): Voorzitter! Wijbespreken vandaag de resultaten vande top in Tampere. De verwachtingenvan de regering waren hooggespannen. Ik denk aan het twintigbladzijden tellende stuk met de inzetwaarmee de voorbereidingen van detop begonnen. In mijn bijdrage zal ikingaan op die voorbereiding, degevolgde strategie en vooral deresultaten. Is de buitengewonetevredenheid van de regering, die wijin alle kranten terugvonden, terechtof niet?

De Nederlandse regering begonzeer ambitieus. Ruim voor de topwerd een twintig pagina’s tellendstuk geproduceerd. Er volgde een

Van Oven

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1075

Page 4: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

rondreis door Europa om steun tevinden voor de Nederlandseplannen. Na twee keer overlegd tehebben, in de Algemene Raad en inde JBZ-raad, kwam de regering in deweek voor de top met een Benelux-stuk van vijf pagina’s, met deprioriteiten van de Beneluxlanden.Het ambitieniveau was enigszinsverlaagd. Misschien wil de regeringde onderhandelingsstrategie nogeens uiteenzetten. Wat was wel enniet gepland? Wat waren deverrassingen? Hoe is het gegaan metDuitsland, dat aanvankelijk eenmedestander van Nederland was?Wat zijn de lessen die wij hieruitkunnen leren?

Het verhogen van de veiligheidvoor de burger in Europa is een vande prioriteiten die door het CDA voorde top van Tampere zijn geponeerd.Er is een werkelijk effectievebestrijding nodig van grens-overschrijdende criminaliteit inEuropa. Wij vinden daarbij deversterking van de rol van Europolonmisbaar. Wij zijn dan ookverheugd, in de conclusies teconstateren dat besloten is tot eenuitbreiding van de bevoegdheden entaken van Europol. Wat is er gebeurdmet het voorstel uit het Benulexme-morandum waarin gevraagd werdom een studie naar een Europeesopenbaar ministerie? Hierover isniets terug te vinden in de conclusiesvan de top. Of moeten wij juistEurojust zien als eigenlijke voorlopervan zo’n Europees ministerie, zoietsals het Europees monetair instituut,dat de voorloper was van deEuropese Centrale Bank?

Mijn fractie was overigens welverbaasd over het gebrek aan eenverwijzing naar fraude metEU-subsidies. Het opzetten van eenEuropees openbaar ministerie, onderandere ter bestrijding van fraude inde Europese Unie, werd aanbevolendoor het tweede rapport van deCommissie van wijzen. Waarom ishierover in Tampere niets afgespro-ken?

Er zijn op het terrein van politie enjustitie nog een aantal andere goederesultaten geboekt, zoals desamenwerking van magistraten inEurojust en de vereenvoudiging vanprocedures omtrent uitlevering enwederzijdse erkenning van vonnis-sen. De CDA-fractie kan zich daarzeker in vinden. Het is jammer dat deformulering van de afspraken her ender wel wat slap is. Maar de regeringis hier juist weer blij mee, zoals de

staatssecretarissen Cohen enBenschop kennelijk ook vinden,blijkens hun uitlatingen in deVolkskrant: ’’Het is een politieke engeen juridische uitspraak. Noem heteen intentieverklaring. We hebbendus niet echt iets weggegeven.’’ Hetis dus duidelijk dat Nederland op ditgebied flink op de rem heeft gestaan.Ik wijs er hier specifiek op dat wij hethebben over een verzoek van deEuropese Raad aan de Commissieom een voorstel terzake in te dienen.Daarvan zegt de regering dus dat diteen intentieverklaring is.

Ik kom op het gebied van asiel enimmigratie. In de brief van hetkabinet kunnen wij lezen waarprecies de prioriteiten van hetkabinet lagen. Wat is daarvandaadwerkelijk terechtgekomen? In deeerste plaats een EU-regeling voortijdelijke bescherming van ontheem-den. De conclusie van de top teTampere is dat de Europese Raaderop aandringt dat de Raadintensiever streeft naar overeenstem-ming. Sinds maart 1997 ligt er al eenvoorstel van de Commissie voordeze regeling. Overigens is dit er eenmooi voorbeeld van dat voorstellenvan de Commissie nog nietbetekenen dat er daadwerkelijk ookwat gebeurt, maar daarover straksmeer. Na de perikelen rond devluchtelingen uit Kosovo vindt deCDA-fractie het eigenlijk eenbeschamende vertoning dat menhierover wederom geen overeen-stemming heeft kunnen bereiken.Hoeveel toppen en overleggen zijnhier inmiddels overheen gegaan?Wel is er besloten dat de Commissiede mogelijkheden zal onderzoekenvoor het aanleggen van eenfinanciele reserve voor gevallen vanplotselinge massale toestroom vanontheemden. Waarom heeft deNederlandse regering zich verzettegen het opzetten van dit fonds van250 mln. euro, een dikke half miljard,waarmee ontheemden in crisissitua-ties zouden kunnen wordengeholpen? Zeker gezien het feit dater tijdens de top geen overeenstem-ming kon worden bereikt over eenEuropese regeling voor de tijdelijkebescherming van ontheemden, komtdit verzet ons zeer vreemd voor. Nahet overleg met Spanje wist menimmers dat de kans groot was dat ditvoorstel er zou komen. Wat is eraangedaan om er als Nederlandconcreet voordeel uit te verkrijgen?

De tweede prioriteit van deregering is een gemeenschappelijke

asielprocedure en een uniformeasielstatus. De conclusie is dat hierbijde Commissie wordt verzocht eenmededeling voor te bereiden. Ik zeizo-even al dat de heer Cohen bij eenvoorstel waarin de Commissieverzocht werd om met een voorstelte komen, hetgeen iets meer is daneen mededeling, het volgendeaangaf: dat was slechts eenintentieverklaring, wij hebben dusniet echt iets weggegeven. Hoe komthet dan toch dat de regering zoenthousiast is over deze afspraken?Het gaat nu nog niet eens overvoorstellen, maar slechts over eenmededeling over een gemeenschap-pelijke asielprocedure. Men hoort hetde ’’Cohennen’’ van andere landendus al zeggen: wij hebben aan dieNederlanders echt niets weggege-ven!

De derde prioriteit van de regeringwas een gemeenschappelijkEuropees asielsysteem en Europeseminimumnormen voor asiel-procedures. Conclusie: de Raadwordt dringend verzocht om op basisvan voorstellen van de Commissiede noodzakelijke besluiten te nemen.De regering wil ons laten gelovendat dit toch wel een prachtigresultaat is, namelijk de Commissiezal nu voorstellen doen. Zojuisthadden wij het er al over hoe hetmet die voorstellen kan gaan. DeCommissie kan best voorstellendoen, maar of zij vervolgens door deRaad komen, is iets heel anders.Bovendien heeft de Commissie al hetinitiatiefrecht op dit gebied, duswaarom is dan die aansporing nognodig? Overigens was ook al in hetactieplan van Wenen opgenomen datbinnen twee jaar na de inwerkingtre-ding van het Verdrag van Amster-dam een studie moest wordenuitgevoerd naar de merites van eenEuropese asielprocedure. Wat is ernu meer bereikt of afgesproken danwat op basis van Wenen enAmsterdam al was afgesproken?

De bepalingen over de gelijkebehandeling van asielzoekers klinkenoverigens wel als een vooruitgang,maar welke vorm krijgt die gelijkebehandeling? Nederland is altijdvoorstander geweest van eenhumane bejegening, en terecht, maarEngeland bijvoorbeeld legt hetaccent momenteel vooral op denoodzaak om asielzoekers verder teweren. Is hier verder over gesproken,of is deze discussie naar vorengeschoven en start deze pas

Wijn

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1076

Page 5: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

werkelijk als de Commissie straksmet voorstellen komt?

De vierde prioriteit van deregering is de ontwikkeling van eenEU-terugkeerbeleid. Het CDA juichthet toe dat de Raad heeft ingestemdmet de verlenging van het mandaatvan de High level working group.Wel is de vraag nog hoe men deverlenging van dit mandaat gaatinvullen. Wij hadden bijvoorbeeldgraag gezien dat de High levelworking group plannen zou gaanmaken voor een gezamenlijkterugkeerbeleid. Helaas is dat nietgebeurd. Bij de bespreking van deterugkeernotitie heeft het CDA algesteld dat er dan desnoods maarmet een kopgroep van een aantallanden van start moet wordengegaan. Ik hoor hierop graag eenreactie van de regering.

De heer Dittrich (D66): Voorzitter! Ineen van de conclusies staat dat er nuvoortaan standaard terugname-clausules zullen worden opgenomenin verdragen die in Europa wordengesloten. Dat is toch iets waar hetCDA zich altijd achter heeftgeschaard? Dat moet de heer Wijntoch tevreden stellen?

De heer Wijn (CDA): De heer Dittrichheeft gelijk: wij zijn tevreden met eenonderdeel van het terugkeerbeleid,namelijk de overeenkomsten metderde landen en het mandaat van deCommissie om daarin standaardterug- en overnameafspraken op tenemen. In de brief van de regeringwordt dit met trots gemeld als eensuccesje, maar is het eigenlijk nieteen opgewarmd kliekje? Sinds eind1995 kan het onderhandelings-mandaat van de Europese commissieinzake de totstandbrenging vangemengde en communautaireakkoorden met derde landennamelijk ook voorzien in devoorwaarde dat het op te stellenakkoord een terug- en overname-clausule omvat. De vraag is dus:’’what’s new?’’

De regering wilde oorspronkelijkde High level working group onderde Commissie plaatsen. Is daar nogover gesproken en waarom ishierover geen overeenstemmingbereikt?

De vijfde prioriteit van de regeringbetreft de rechtspositie vanderdelanders. De Raad wordtverzocht om op basis van voorstellenvan de commissie spoedig besluitente nemen over de voorwaarden voor

toelating en verblijf van derdel-anders. Dit zal een belangrijkeverbetering van hun rechtspositieinhouden. Deze conclusie sluitgrotendeels aan bij de inzet van deNederlandse regering. Zou zij kunnenuitleggen wat ermee wordt bedoelddat een onderlinge afstemminghierover gebaseerd zou moeten zijnop een gezamenlijke evaluatie van deeconomische en demografischeontwikkeling in de Unie? Dat is mijniet geheel duidelijk. Op welke basiszal die evaluatie plaatsvinden? WelkeEuropese instantie zal de gegevensaanleveren waarop die evaluatie kanplaatsvinden? Wij krijgen dus eenconcrete verbetering, zondercomplete harmonisatie van hettoelatingsbeleid. Dus als Italiegrootscheeps illegalen legaliseert,kunnen zij naar Nederland toe. InSpanje of Griekenland wordenillegalen af en toe gelegaliseerd,waarna zij naar elk Europees landkunnen. Welke effecten zal dithebben? Hoe rijmt de regering ditmet het adagium dat asiel enimmigratie geıntegreerd moetenworden bekeken?

Ten slotte ga ik in op enkele lossepunten. De heer Van Oven sprak alover het scorebord. Gezien devaagheid en weinig concrete inhoudvan de plannen en voorstellen, is hetinderdaad toe te juichen datafgesproken is dat de Commissie devoortgang van de uitvoering van deconclusies gaat bewaken doormiddel van het zogenaamdescorebord. Hoe dwingend is dezeafspraak eigenlijk, gezien het feit datde Commissie wordt verzocht omeen voorstel in te dienen voor eenpassend scorebord terzake? Datscorebord kan straks wel als eenmooie druk op de ketel dienen. Nu ikhet toch heb over druk op de ketel,vraag ik de regering, al weet ik dathet waarschijnlijk overbodig is, omhet gevoel van tevredenheid snelachter zich te laten en zich actief teblijven opstellen en te blijven werkenaan een communautair asielbeleid.

De voorzitter: Over druk gesproken,u bent over uw tijd heen.

De heer Wijn (CDA): Als u mijtoestaat, maak ik nog twee kortepunten. In Tampere zijn de verplich-tingen van het Vluchtelingenverdragvan Geneve bevestigd. Daarnaastwordt in de conclusies gesprokenover maatregelen inzake subsidiairevormen van bescherming. Moeten

volgens de Europese Raad destandaarden uit het Vluchtelingenver-drag van Geneve volledig vantoepassing zijn op mensen die nietdirect onder het verdrag vallen, maardie toch bescherming of een statuskrijgen? Of ziet men verschillentussen verdragsvluchtelingen enandere categorieen van toe te latenasielzoekers?

Met het stuk van twintig pagina’sging het kabinet veelbelovend vanstart, maar wij moeten constaterendat die beloftes niet helemaal zijnwaargemaakt. Toch kwam staatsse-cretaris Benschop terug uit Tamperemet de woorden: wij hebben meergekregen dan wij hebben gevraagd.Daarom twijfel ik hoe ik deze topmoet kwalificeren. Welk gezegdemoet ik nemen om mijn bijdrage tebeeindigen? Het kan zijn: veelbeloven weinig geven doet de gek invreugde leven. Maar het kan ook zijn:vooral weinig vragen dan heb je ookniets te klagen.

De heer Dittrich (D66): Het CDAheeft gezegd: het kabinet heeft deboot gemist, zo heb ik uit de mediabegrepen. Hoe verhoudt dit zich totde conclusie die de heer Wijn nugeeft?

De heer Wijn (CDA): U moet mijeven wijzen waar het CDA dat heeftgezegd.

De heer Dittrich (D66): Uw collegaVerhagen heeft dat namens uwfractie naar voren gebracht: hetkabinet heeft de boot gemist. Ikmeen dat ik u hier een heel andertype conclusie hoor geven. Mijnvraag is: waar staat het CDA nu?

De heer Wijn (CDA): Daarop werd deopmerking gemaakt: maar hetvliegtuig is nog niet opgestegen. Ikheb het gerelateerd aan het twintigpagina’s tellende stuk en de vijfprioriteiten van het kabinet en ik hebgezegd waar men wel geslaagd is enwaar men minder geslaagd is. Datkun je kwalificeren als veel belovenweinig geven doet een gek invreugde leven. Dat is mijn conclusie.

©

Mevrouw Karimi (GroenLinks):Voorzitter! Wij zijn weer getuige vaneen oorlog in Europa, tegen hetTsjetsjeense volk. De zoveelstehumanitaire crisis speelt zich vooronze ogen af. Het verslag van

Wijn

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1077

Page 6: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Tampere is op dit punt diepteleurstellend. Met de constateringdat minister Ivanov weinig ruimteheeft gelaten voor bemoeienis vanderden, stellen de ministers zichtevreden. Waar is de daadkracht vande minister gebleven die in eenspeech mensenrechten boven desoevereiniteit stelt, vraag ik deminister van Buitenlandse Zaken.Wat is de betekenis van eengezamenlijke Europese strategie tenopzichte van Rusland? Wanneerkunnen wij een krachtige veroorde-ling van Rusland door de EuropeseUnie of het agenderen van hetonderwerp in de Veiligheidsraadverwachten? Het is urgent.

Mevrouw de voorzitter! Als je deNederlandse kranten na Tampereleest, was het een groot succes. Detwee staatssecretarissen lieten zichzelfs over hun onderhandelingsspelinterviewen. Naar mijn smaak warener iets te veel non-papers, bilateraal-tjes en success stories. Echtinteressant zou het zijn als Neder-landse bewindslieden naast de winst-ook eens de verliesrekening van hetEuropese verkeer durfden op temaken.

Grote zorgen maakt mijn fractiezich over het democratisch tekort vanEuropese raden in het algemeen,maar Tampere in het bijzonder.Allereerst ging het in Tampere voorhet leeuwendeel over derdepijler-kwesties. Dat zijn kwesties waar hetEuropees Parlement nauwelijks aante pas komt en waarop de controlevan de nationale parlementenminimaal is, getuige de bilateraaltjesen de non-papers.

Maar ook bij wat er is besloten, isdemocratische controle een punt vanzorg. Zo is het mandaat van de Highlevel working group verlengd enverbreed en zijn de bevoegdhedenvan Europol fors ruimer ingevuld.Beide onttrekken zich aan democrati-sche controle. Mijn fractie vindt datde besluitvorming over de voorstel-len van de High level working grouponder hetzelfde parlementairecontrolesysteem zou moeten vallenals bij de JBZ-raden. Ik hoop dan ookdat de Kamer snel kan beschikkenover de toegezegde notitie en dat wijmet de regering afspraken kunnenmaken over de betrokkenheid vanhet parlement bij de besluitvormingover de voorstellen en werkzaamhe-den van de High level workinggroup.

Ik heb begrepen dat het Finsevoorzitterschap geweigerd heeft,

deze week bij de zitting van hetEuropees Parlement over Tampere tepraten. Ik vind dat schandalig. Watvindt de Nederlandse regeringdaarvan?

Ook bij een ander aspect vanTampere zijn vraagtekens te zetten.Er wordt heel gemakkelijk vanuitgegaan dat de burgers dit vanEuropa verlangen. Er zijn afsprakengemaakt die eerder op lagere, somszelfs lokale politieke niveausthuishoren, zoals criminaliteits-preventie rond jeugd en drugs in desteden. Is de minister-president vanmening dat de Europese Raad welvoldoende denkt aan de subsidiari-teit?

Mevrouw de voorzitter! Ik kom toeaan asielbeleid en migratie. Het is opzichzelf goed dat er over een jaar eenmededeling van de EuropeseCommissie moet liggen voor eengemeenschappelijk asielbeleid. Het isechter niet veel meer dan papier. Eris geen besluitvormend momentdaarna voorzien. Immers, deEuropese Raad van december 2001gaat alleen over de justitielevorderingen, zo begrijp ik uit punt 3van het verslag. Een Europeesasielbeleid is dus nog ver verwij-derde toekomstmuziek. Wat is nueigenlijk het succes op dit punt?

Op een punt had Tampere eendoorbraak moeten opleveren,namelijk het ontheemdenfonds.Nederland heeft met Duitsland devorming van een dergelijk fondsgeblokkeerd, omdat het beoogdebedrag van 250 mln. euro eenverruiming van de EU-begroting zoubetekenen. Mijn fractie vindt dit eenmisser. Zo’n ontheemdenfonds zounamelijk de opmaat kunnen zijn vooreen breder asielfonds. Het isduidelijk dat de prioriteit van deregering bij de eigen portemonneeligt.

Op het punt van de derdelandersvindt mijn fractie de top eenteleurstelling. Er zijn veel vrijblij-vende woorden gesproken om delidstaten tot een fatsoenlijkintegratiebeleid aan te sporen. Erstaat echter niets in over wat de EUzelf kan doen. Er is bijvoorbeeldgeen aanzet gegeven voor vrijverkeer van personen voor derde-landers die in de EU wonen. Waaromheeft de Europese Raad de kanslaten lopen, op dit punt initiatievente nemen? Op die manier had eenecht resultaat bereikt kunnenworden.

Vooral van Nederland lijkt hetpleidooi voor dezelfde rechten vanderdelanders als van EU-burgershuichelachtig. In het voorstel voor denieuwe Vreemdelingenwet gaat deregering meer de andere kant op meteen verslechterde rechtspositie voortoegelaten vreemdelingen. KeesGroenendijk verwoordt deze kritiek ineen artikel in NRC Handelsblad van25 oktober jl. uitvoerig. Ik hoor graagde uitleg van de staatssecretaris vanJustitie.

De heer Dittrich (D66): Mevrouw devoorzitter! Mevrouw Karimi heeftgisteren in het Algemeen Dagbladeen artikel geschreven onder de titel’’Asielbeleid EU vooral versterkingvan het fort Europa’’. Ik heb haar datnu niet horen zeggen.

Hoe reageert zij op het persberichtvan VluchtelingenWerk dat alsorganisatie staat voor de rechten vanvluchtelingen en de uitkomsten vande top van Tampere duidelijk eenstap vooruit acht in het afbreken vanhet fort Europa? Deze conclusie staatdiametraal tegenover die vanmevrouw Karimi. Kan zij daar watover zeggen?

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Ophet gebied van asielbeleid gebeurdein Europa tot nu toe helemaal niets.Er was hooguit sprake van verslech-tering. In Tampere is opnieuwbevestigd dat het Vluchtelingenver-drag van Geneve het uitgangspuntis. Ik zie dat niet als heel grote winst,omdat het verdrag vanzelfsprekendhet uitgangspunt behoort te zijn. Deuitkomsten van Tampere meet ik afaan het ideaalbeeld en de vanzelf-sprekendheid dat het Vluchtelingen-verdrag van Geneve uitgangspunt isvan het vluchtelingenbeleid. Voor deconstatering dat toch weer de nadrukwordt gelegd op fort Europa en hetweren van vluchtelingen, heb ik inhet artikel kunnen refereren aanactieplannen van de High levelworking group, aan de hand vantwee concrete landen. Ik vind danook dat de genoemde tendens nogniet doorbroken is.

Vereenvoudiging van de strafrech-telijke samenwerking op het terreinvan bewijs, uitlevering en dergelijkevinden wij riskant. De discussie rondopsporingsmethoden legt uitwaarom. Hier heeft Nederland zichvergaand gecommitteerd aan desamenwerking. Kan de regeringhierover haar verliesbalans opma-ken? Als het gaat om strafrechtelijke

Karimi

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1078

Page 7: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

uitlevering, vraagt mijn fractie zichbijvoorbeeld af waarom er nieuweinitiatieven zijn genomen, terwijl deafgesloten uitleveringsovereen-komsten uit 1995 en 1996 nog nieteens bekrachtigd zijn.

Wat de toegang tot de rechterbetreft, vinden wij het onbegrijpelijkdat de Europese Raad niet naar deeigen Unierol gekeken heeft. Juist bijde derde pijler ontbreekt het aantoegang tot het Europese Hof vanJustitie.

Tot slot, mevrouw de voorzitter,het onderwerp uitbreiding en IGC. Eris ook ter voorbereiding van de topvan Helsinki gesproken over deuitbreiding. Uit de kranten heb ikbegrepen dat de minister-presidentdaar zelfs een droom ontvouwd heeftaan zijn collega’s, een droom waarinde EU zichzelf snel, breed en grondigop een sterk vergrote Unie voorbe-reidt, zodat vanaf 1 januari 2003Oost-Europese kandidaat-lidstatenkunnen toetreden. Ik droom graagmet de minister-president mee. Hijkoppelde echter aan het realiserenvan die droom ook het idee van eenEuropa van meerdere snelheden,ontleend aan het rapport-Dehaene.Daar wordt de droom wat wazig. Watbegrijpt de minister-president preciesonder een Europa van meersnelheden? Uitbreiden van hetflexibiliteitsartikel van het Verdragvan Amsterdam? In dat geval kan ikmet de minister-president verderdromen. Of gaat het om verschil-lende niveaus van samenwerkingmet vaste lidstaten, wat ik onderui-model begrijp? Dit model van eenEuropa van meer snelheden bergthet risico in zich van verwatering vande Unie en een blijvende scheidingtussen arm en rijk. Ik vraag deminister-president dan ook om zijndroom hier wat duidelijker uit teleggen.

In ieder geval zou mijn fractie bijde IGC-discussie graag eenstandpunt ontvangen over hetrapport-Dehaene. Omdat dit rapportjuist de urgentie van een alomvat-tende institutionele hervormingbenadrukt, zou ik nu al graag uitlegwillen vragen over de zinsnede in hetverslag dat ’’consensus over decontouren’’ van de IGC is bereikt. Ditklinkt namelijk rijkelijk vaag.

©

De heer Dittrich (D66): Mevrouw devoorzitter! De reacties op de top inTampere waren overwegend positief.

Dit geldt ook voor de reactie van defractie van D66. Toch wil ik hetadagium ’’eerst zien en dan geloven’’in herinnering roepen. Er zijn allerleigoede voornemens op papier gezet,maar het komt aan op de concreteuitwerking. Ik hoop dat die goed zalzijn. De fractie van D66 zal datnauwlettend in de gaten houden. Wijhanteren daar ons eigen scorebordbij; ik zeg het maar alvast.

De top ging over het streven naarhet tot stand brengen van een ruimtevan vrijheid, veiligheid en rechtvaar-digheid. Daarbij heeft ook devijfjaarsclausule uit het Verdrag vanAmsterdam haar waarde bewezen.Die clausule zet echt een klem op detijdspanne die voor allerlei discussiesgenomen moet worden.

Ik sta eerst stil bij asiel enmigratie. Nederland heeft daarbij eenbelangrijke rol gespeeld. Discussiesover het gemeenschappelijkasielbeleid worden al jaren gevoerden het gaat enorm langzaam, maarde nu gemaakte afspraken straleneindelijk, voor het eerst, eengemeenschappelijk samenwerkenaan eenheid van beleid en procedu-res uit. Ik meen dat dit inderdaad eenstap vooruit is. De vraag is natuurlijkhoe een land als Engeland ertegen-over staat en een land als Spanje.Immers, wij hebben jaar op jaargehoord dat die landen er watandere ideeen over hadden. Graagkrijg ik daar een reactie op.

Het valt ons overigens op dat deactieplannen van de werkgroep vanhoge ambtenaren erg gericht zijn opverblijf in de regio en weinigaandacht geven aan de uitgangspun-ten zoals die in de conclusies staanvermeld. Nu het mandaat isverlengd, waarmee wij akkoord zijn,is mijn vraag of dat ook meer metelkaar in verband wordt gebracht.Mijn fractie vindt het belangrijk dathet Verdrag van Geneve met eenvolledige en niet-restrictievetoepassing als uitgangspunt voor hetasielbeleid geldt. De vraag isnatuurlijk wel wat dit inhoudt voorinterpretaties bijvoorbeeld van hetbegrip vervolging. Zitten nu allelanden op een lijn en is de uitleg vanalle landen nu dat een reden voorasiel is niet alleen vervolging doorde formele overheid, maar ookvervolging door bijvoorbeeld clanswaartegen geen overheid protectiekan bieden, zoals in Somalie?

In conclusie 11 staat een heleketenbenadering: een goedemigratiebeleid begint in de landen

van herkomst met ontwikkeling,aandacht voor politiek en mensen-rechten. Wij vinden dat allemaalontzettend belangrijk. Het is ookgoed dat het er zo in staat. De vraagis wel waarom nog steeds elkEuropees land z’n eigen missie stuurtnaar dat soort landen. Naar Somaliebijvoorbeeld hebben Nederland,Zweden en Denemarken ieder eenmissie gestuurd. Mijn vraag concreetis, of er vanaf nu gezamenlijkemissies naar zo’n land gaan.

In conclusie 15 wordt gepleit vooreen gemeenschappelijke asiel-procedure en een uniforme statusvoor personen. Een belangrijk punt.D66 heeft daar al jaren voor gepleit,maar lastig is, dat wij hier zelf bezigzijn met een nieuwe Vreemdelingen-wet die op essentiele onderdelenafwijkt van die in andere landen,bijvoorbeeld qua aantallen status.Hoe verhoudt zich het streven naareen procedure met het in behande-ling nemen van de nieuwe Vreemde-lingenwet? Stel dat de wet wordtaangenomen, dan kunnen wij tochniet een aantal jaren later het roer inNederland weer omgooien en eenheel nieuwe procedure introduceren.Want dan doen wij de rechtspraktijkin Nederland wel heel erg veel aan.Graag een reactie daarop.

In conclusie 16 wordt gestreefdnaar overeenstemming over tijdelijkebescherming van ontheemden opbasis van solidariteit tussen delidstaten. In deze conclusie gaat hetook over een vorm van reserve-middelen. Mijn vraag aan de premiermet name naar aanleiding van eenuitlating van hem in de Volkskrantvan 16 oktober is: waarom was u zoterughoudend over het Europeesvluchtelingenfonds? Ik geloof, dat uhebt gezegd, dat u bang was vooroverbodige bureaucratie. Zowel deTweede Kamer als het EuropeesParlement is enthousiast over hetfonds. Ik denk dat wij veel kunnenleren van de gang van zaken rondKosovo. Ik zou graag willen weten ofNederland afstand heeft genomenvan die gedachte of niet.

In conclusie 22 wordt de strijdaangebonden met de vrouwenhan-del. Terecht uiteraard, maar ik wiltoch de Nederlands regering eraanherinneren, dat Nederland zich er alin 1997 op heeft vastgelegd om eennationale rapporteur inzake devrouwenhandel aan te stellen. Er iszelfs een motie voor nodig geweestbij de behandeling van de Justitie-begroting, omdat het onder

Karimi

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1079

Page 8: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

verantwoordelijkheid van Justitievalt. Nu staan er wel mooie woordenin de conclusie, maar ik constateerdat er in Nederland nog steeds geennationale rapporteur inzake devrouwenhandel aan het werk is. Mijnvraag is wanneer deze begint metzijn of haar taak.

In conclusie 33 wordt enthousiastgedaan over de wederzijdseerkenning van rechterlijke beslissin-gen. Ik moet zeggen dat ik niet weetof wij die kant wel op moeten. Bijinternationale ontvoeringenbijvoorbeeld, kan een rechter in hetbuitenland heel gemakkelijk devoogdij over een kind toekennen aaneen buitenlander, zodat de Neder-landse ouder wat de voogdij betreftaan het kortste eind trekt. Nederlanden de Nederlandse rechter zoudendan toch min of meer klakkeloos datbuitenlandse vonnis moetenovernemen. Mijn vraag aan deregering is wat voor waarborgen hieringebouwd zijn.

Mijn fractie hikt aan tegenconclusie 35 over de overdracht vanveroordeelden. Dat gaat ’’zondermeer’’ gebeuren. Is de toegang totde rechter hier prijsgegeven? Ik lichtdit toe: in land A is bijvoorbeeldeuthanasie verboden, terwijl dat inNederland onder bepaalde omstan-digheden niet het geval is. Als eenarts uit land A naar Nederlandvlucht, moet Nederland dan toch totuitlevering overgaan, ook al iseuthanasie hier onder bepaaldeomstandigheden niet strafbaar?

Mijn fractie heeft het erggewaardeerd dat de minister vanBuitenlandse Zaken het initiatiefheeft genomen voor een verklaringover de teleurstellende gang vanzaken in Amerika met betrekking totde ratificatie van het kernstop-verdrag. In Amerika werd gezegd dateen rekening moest wordenvereffend met de president naaraanleiding van de affaire-Lewinsky.Clinton heeft te kennen gegeven dathij zal doorgaan met pogingen hetverdrag geratificeerd te krijgen. Mijnvraag is hoe de Nederlandseregering daarmee omgaat.

Voorzitter! Concluderend merk ikop dat in de teksten zelf veel mooiewoorden staan. Maar het moetallemaal nog waargemaakt worden.Eerst zien, dan geloven! Toch vindenwij dat er een aanmerkelijke stapvoorwaarts is gezet. Nederland heeftwel degelijk invloed kunnenuitoefenen op de resultaten van detop van Tampere. Wij hebben dus

niet de boot gemist en staan ook nietals stuurman aan wal. Nederland issamen met de andere Europeselanden in de boot gestapt, maar dieboot moet nog wel in de havenaankomen. Dat zullen wij aan dehand van ons eigen scorebordvolgen!

De voorzitter: Ik vraag mij werkelijkaf waarom wij hier nog de tijdbijhouden!

©

De heer Hessing (VVD): Voorzitter!De regering is tevreden over deresultaten van Tampere en ik heb deindruk dat dat terecht is. Eencompliment is op zijn plaats, zekervoor de inzet van de regering omvan Tampere een succes te maken.De VVD heeft waardering voor devele goede aanzetten die in Tamperezijn gegeven en dringt aan op eenspoedige en concrete uitwerking. Erliggen ongeveer 20 voorstellen teruitwerking op het bordje van deRaad en de Commissie. Ik wens debetrokkenen veel succes. Devoorgestelde aanpak met eenscorebord en onderlinge controlevan de lidstaten is zeker hetproberen waard.

Conclusie 7 spreekt de VVD-fractiezeer aan. Deze conclusie gaat overde relatie tussen burger en overheiden over het grote belang vantransparantie, democratischecontrole en integriteit van deoverheid. Wij steunen de regeringnadrukkelijk in het streven naargemeenschappelijke normen metbetrekking tot die integriteit. Dat isvan essentieel belang voor hetvertrouwen van de burgers in deeigen lokale overheid, de nationaleoverheid, de overheden van andereEuropese landen en de organen vande EU.

Vooral bij asiel en migratie zijngoede aanzetten gegeven, maar deuitwerking daarvan kan nog wel evenduren. De grote winst zit mijnsinziens in de punten 14 en 15 van deconclusies van het voorzitterschapinzake het beoogde asielstelsel en degemeenschappelijke asielprocedure.Het stelsel moet reeds op kortetermijn duidelijkheid bieden metbetrekking tot de behandeling vanasielverzoeken. Wij zien de naderevoorstellen met belangstellingtegemoet. Bij de gemeenschappelijkeasielprocedure is sprake van ’’op

termijn’’. Jammer dat daar niet meeruit te slepen was.

Het is evident dat wij, gelet op delangdurige trajecten in het kader vande EU, krachtig moeten doorgaanmet de verbetering van ons nationaleasielbeleid opdat de toestroom vanasielzoekers naar Nederland zospoedig mogelijk in evenwicht komtmet de toestroom naar andereEuropese lidstaten. De resultaten vanTampere vormen geen alibi omdaarmee niet voortvarend door tegaan.

Conclusie 27 legt nog eens denadruk op het opnemen van terug-en overnamebepalingen in diverseandere overeenkomsten die de EUsluit met derde landen. Door de VVDis hiervoor reeds meerdere malengepleit. Wij zijn derhalve verheugdover de aandacht van de Raad voordeze aangelegenheid.

In het kader van een Europeserechtsruimte gaat gewerkt wordenaan de verbetering van de toegangtot de rechter en de rechtsbijstand.Ook wederzijdse erkenning vanrechterlijke beslissingen is eenbelangrijk punt. Allemaal goedeaanzetten waarvoor ons hopelijkbinnenkort nadere voorstellen zullenbereiken.

Voor de bestrijding van decriminaliteit is een aantal initiatievenontwikkeld, zowel met betrekking totpreventie als met betrekking totversterking van de samenwerking opdit gebied. Ook deze onderwerpenzullen binnenkort nader moetenworden uitgewerkt.

Het uitbreidingsproces van deEuropese Unie zal worden voortgezetop basis van het Regattamodel:gelijktijdige onderhandelingen mettwaalf landen. Tevens zal eenaanvang moeten worden gemaaktmet de interne aanpassing van deEuropese Unie zowel op institutio-neel gebied als met betrekking totlandbouw en structuurfondsen enfinancieel beleid en beheer. Met hetoog op de onderhandelingen met zesnieuwe kandidaat landen wijs iknogmaals op de voorwaarden, zoalsde criteria van Kopenhagen en hetacquis. Zoals eerder gemeld – onderandere bij de behandeling van destaat van de Europese Unie – is deVVD geen voorstander van langeovergangstermijnen. Overigenswordt toetreding door ons gezien alseen continu proces. Wij hebben geenbehoefte aan het prematuur noemenvan jaartallen. Iedereen moetgewoon zijn huiswerk doen, zowel de

Dittrich

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1080

Page 9: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

kandidaat leden als de EuropeseUnie zelf en elkaar daarbij helpen. Enals dan aan alle voorwaarden isvoldaan, is het moment vantoetreden daar.

Voorzitter! Wij hebben moeite meteen initiatief van de Europese Raad:het forum voor de opstelling van eenhandvest van grondrechten. Wijhebben dat reeds eerder gemeld,maar gelet op de verdere uitwerkingis het misschien toch goed er nogeven aandacht voor te vragen. Ik doedit aan de hand van zes concretevragen.

Vraag 1: wat is nu precies demeerwaarde van dit handvest voorde burger boven de bestaandegrondrechten en het EVRM? Wordener nieuwe grondrechten gecodifi-ceerd en, zo ja, welke?

Vraag 2: wat wordt het juridischkarakter van het handvest? Krijgt heteen bindend karakter? Kan de burgerop grond daarvan de rechterinroepen? Zo ja, welke rechter? Alsdat niet wordt beoogd, maar hethandvest meer het karakter krijgt vaneen plechtige verklaring, is het danniet verstandig expliciet op te nemendat er geen rechten aan kunnenworden ontleend? Anders krijgen wijlater verwarring en verschillendeinterpretaties over de inroepbaarheidvan de rechter. In dat geval zou ersprake zijn van een negatievemeerwaarde voor de burger.

Vraag 3: is de aanpak niet watomvangrijk? Een forum van 62 ledenom een concept op te stellen, zonderduidelijke opdracht, talrijke hoorzit-tingen, diverse werkgroepen, enz. enalles in alle talen. Moet niet wordengevreesd dat dit ontaardt in eengigantisch vergaderspektakel? Wordtdit niet een olifant die een muisbaart?

Mijnheer de voorzitter! Neemt umij niet kwalijk: mevrouw devoorzitter!

De voorzitter: U bent de eerstesinds maanden die zich vergist, dushet werd wel weer eens tijd.

De heer Hessing (VVD): Mevrouw devoorzitter! Vraag 4: wat gaat hetkosten, is er een tijdsplanning en eenbegroting? Hoeveel tijd en geld wilde Europese Raad hiervooruittrekken? Willen de bewindsliedende Kamer op korte termijn eenbegroting voorleggen? Het is zeergewenst dat dit geen openeinde-activiteit wordt en zeker dat de

indruk van verspilling van tijd engeld wordt vermeden.

Vraag 5: waarom is niet gekozenvoor een normale procedure? DeRaad stelt een concept op en legt datvoor aan de parlementen. Zou ditniet effectiever en democratischerzijn?

Vraag 6: denkt de regering datdeze exercitie bijdraagt aan dewaardering van de burger voor deEuropese Unie? Is dit wat de burgerverwacht? Ik vrees het omgekeerde.In denk dat met dit type activiteitenhet aanzien van de Europese Uniewordt geschaad. Mag ik de regeringdaarom nogmaals oproepen tot eenmoment van bezinning metbetrekking tot dit project?

Ik hoop dat de regering dezeconcrete vragen, concreet wilbeantwoorden.

De heer Van Oven (PvdA): Gisterenheeft het Europees Parlement eenresolutie aangenomen waarin juistde totstandkoming van het handvesten de samenstelling van het orgaandat dit moet voorbereiden, van harteworden toegejuicht. Die resolutiewordt onderschreven door deliberale fractie van het EuropeesParlement. Vindt de heer Hessing ditniet een feit van betekenis in dezefase van de Europese ontwikkeling?

De heer Hessing (VVD): Ik begrijpdie vraag niet zo goed. Bedoelt deheer Van Oven dat ik het daarmeeeens zou moeten zijn of daarom mijnvragen niet zou moeten stellen aande regering?

De heer Van Oven (PvdA): Dievragen kan de heer Hessingnatuurlijk stellen, maar ik vraag of hijafstand neemt van die resolutie.

De heer Hessing (VVD): Ik stel eenaantal vragen en als de heer VanOven mij rechtstreeks vraagt of ikmeerwaarde zie in dit proces, danantwoord ik dat ik die niet zie. Ikdenk niet dat de burger er wijzer vanwordt als het niet meer is dan hetherschrijven van grondrechten eneen verwijzing naar het EVRM.

De heer Van Oven (PvdA): Het isnatuurlijk niet voor het eerst dat wijdeze discussie voeren, ook in dithuis. Vindt de heer Hessing niet datwij zo langzamerhand bezig zijn meteen achterhoedegevecht? Zouden wijer niet beter aan doen het handvestzo goed mogelijk in te vullen,

bijvoorbeeld door doublures met deEuropese conventie voor de rechtenvan de mens te vermijden en ook tevermijden dat er een verschil ininterpretatie kan ontstaan over deinhoud van het handvest en dieEuropese conventie?

De heer Hessing (VVD): Er is geensprake van een gevecht. Ik doegewoon mijn plicht als volksverte-genwoordiger. Er zijn een boelpunten die mij niet duidelijk zijn enwaar ik grote twijfels bij heb. Ikvraag de regering een toelichting opdie punten.

De heer Van Oven (PvdA): Mochthet gebeuren dat ook de VVD-fractiewordt uitgenodigd om deel te nemenin dat voorbereidend orgaan magdan van die fractie een constructieveopstelling worden verwacht, of zal zijalsdan nog steeds bezig zijn om detotstandkoming van dat handvest tetorpederen?

De heer Hessing (VVD): Ik denk datde VVD-fractie eerst bij zichzelf terade gaat of het de moeite waard is,hier tijd in te steken.

©

De heer Van der Staaij (SGP):Mevrouw de voorzitter! De specialetop van Tampere stond geheel in hetteken van justitiele onderwerpen.Daarbij gaat het om een beleidster-rein waar het eigen karakter van deafzonderlijke lidstaten wel in hetbijzonder tot uitdrukking komt. Erwas echter geen ontkomen meeraan. De inwerkingtreding van hetVerdrag van Schengen in 1995maakte ongewenste migratie-bewegingen en grensoverschrijdendecriminaliteit gemakkelijker. Daarop isdestijds nauwelijks geanticipeerd.Tampere kan dus deels beschouwdworden als een noodzakelijkevoorbereiding achteraf.

Voorzitter! Ik wil een paaropmerkingen maken over hetbelangrijkste onderwerp van de top,het gemeenschappelijke asielbeleid.In de conclusies wordt terechtvooropgesteld dat dit een alomvat-tende aanpak vraagt. Zo’n aanpakmoet beginnen met preventievemaatregelen, zoals armoede-bestrijding en conflictbeslechting.Ieder land moet hierin ook zijnnationale verantwoordelijkhedenverstaan.

Hessing

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1081

Page 10: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

De SGP-fractie vindt het jammerdat het belangrijke onderwerpasielinformatie niet zo duidelijk in deconclusies terugkomt. Het advies vande Adviesraad internationalevraagstukken over asielinformatie inde Europese Unie zou een nuttighandvat geweest zijn om eenpleidooi te houden voor meereenheid in het vergaren vaninformatie en het beoordelen vanlanden van herkomst. Dat is immerseen fundament van een goedafgestemd asielbeleid. Wil deregering aangeven in hoeverre ditonderwerp in Tampere aan de ordeis geweest?

Een andere vraag is hoe devoorgestelde Vreemdelingenwet zichverhoudt tot de afspraken inTampere. Het wetsvoorstel lijkt hetonderscheid tussen vluchtelingen enmensen die tijdelijke beschermingnodig hebben wat te vervagen,terwijl op Unieniveau juist een helderonderscheid wordt gemaakt tussenasielbeleid en een regime voortijdelijke bescherming.

Afgesproken is in Tampere dat deRaad op grond van commissie-voorstellen tijdig zal besluiten totgemeenschappelijke normen voorprocedures, minimumvoorwaardenvoor de opvang en afgestemderegels inzake inhoud en toekenningvan de vluchtelingenstatus.Bovendien is afgesproken dat deCommissie binnen een jaarmededelingen zal doen over eencommunautaire richtlijn voor eenprocedure en status. Er is op ditterrein vooral sprake van procedureleovereenstemming. Inhoudelijkeresultaten zijn er nog niet echt. ’’Hetis nog papier’’, zei staatssecretarisBenschop. De SGP-fractie zou graagwat meer inhoudelijke informatie vande regering willen hebben overconsensus dan wel verschillentussen lidstaten die op dit punt naarvoren zijn gekomen.

De tevredenheid van de kant vande regering overheerst, juist als hetgaat om deze conclusies. Dat isbegrijpelijk als je vaststelt dat hethierbij gaat om een terrein datomgeven is door tal van voetangelsen klemmen, zodat ook kleinestappen het noteren waard zijn. DeSGP-fractie is echter van mening datin de toekomst in de uitwerking paszal blijken of Tampere op dit punteen succes is geweest. Zoals wij hetverstaan, zijn echte offers nog nietgebracht.

De paradox van Tampere ismisschien dat de noodzaak omtijdelijke bescherming te verlenenaan grote groepen ontheemden uitKosovo een impuls was om extravaart te maken met een goedafgestemd Europees asielbeleid,terwijl de conclusies leren dat op hetpunt van tijdelijke bescherming vanontheemden eigenlijk nog nietssubstantieels bereikt is. Nederlandzou inzetten op een evenredigeverantwoordelijkheidsverdeling. Kande regering zeggen in hoeverre demeningen hierover in Europaverdeeld waren?

Voorzitter! Ik kom tot het punt vande criminaliteitsbestrijding. De SGPis positief over de voornemens om tekomen tot een betere afstemming bijcriminaliteitsbestrijding. Het is onzefractie echter niet duidelijk hoe dedrie prioriteiten van drugs-gerelateerde, stedelijke en jeugd-criminaliteit overeengekomen zijn.Graag verkrijgen wij op dit punt eentoelichting. Daarnaast onderstrepenwij dat men zich onzes inziens op ditterrein dient te beperken totsamenwerking en coordinatie. Het isvan belang om onnodige verschillenin definities en prioriteitstellingenweg te nemen, maar nationaleverantwoordelijkheden mogen hierniet in het geding komen.

In dit verband vragen wij omopheldering over Eurojust. Welke rolmoet deze instelling in de toekomstgaan spelen, ook in relatie metopsporing en vervolging? Gaat hetalleen om een intensivering van desamenwerking of gaat het ookverder?

Mijn fractie heeft al eerder naarvoren gebracht, geen behoefte tehebben aan een handvest of eensoort Europese grondwet. Ook wijzien daarin niet alleen geenmeerwaarde, maar ook vrezen wijverwarring. Wat wordt nu precies deinhoud van dit handvest? Is hetvoornamelijk een catalogus vangrondrechten of is het een meeruitgebreide Europese grondwet? Ikheb begrepen dat de Raad het meertot het eerste beperkt zou willen zienterwijl Commissie en Parlementmeer aan de laatste mogelijkheiddenken. Ik voeg hieraan toe dat uitde bijlage bij de conclusies vanTampere blijkt dat zestien leden vanhet EP en niet zeven of acht, zoals inhet oorspronkelijke voorstel stond,zitting zullen krijgen in de commissiedie dit handvest gaat schrijven. Zijzullen een behoorlijk aandeel in dit

werk krijgen. Wat betekent dit voorde inhoud?

©

De heer Rouvoet (RPF): Mevrouw devoorzitter! Tijdens het overleg overde Nederlandse inbreng voor deEuropese Raad in het Finse Tampereis van de zijde van onze fracties, dievan RPF en GPV, gesteld dat hetsucces van deze top die in het tekenstond van de ruimte voor vrijheid,veiligheid en rechtvaardigheid – erstonden zeer wezenlijke zakenbetreffende de rechtsorde op deagenda – afhankelijk zou zijn van demate waarin voldaan zou wordenaan de vereisten van transparantieen democratische controle en hetbeginsel van subsidiariteit. Alomwordt nu gesteld dat deze top voorNederland een groot succes is. Ookde regering betoont zich zeertevreden, met name omdat haarhoge ambitieniveau wat betreft eengemeenschappelijk Europeesasielbeleid in de Unie weerklankheeft gevonden.

Voor ik daarop inga, stel ik eenalgemene vraag. Hoe oordeelt deregering meer algemeen over derandvoorwaarden die ik zojuistnoemde? In de conclusies van hetvoorzitterschap worden ze weliswaargepostuleerd, maar ik vraag vooralnaar waarborgen bij de verderevormgeving van de Europesejustitiele ruimte, waarvoor nu deaanzetten zijn gegeven.

Op asielterrein zijn inderdaadwinstpunten te noemen. Het is vangroot belang dat op EU-niveau meeren meer oog komt voor de oorzakenvan migratie: armoede, mondialeongelijke verdeling van bestaansmid-delen en problemen als onlusten enoorlogen. Niet genoeg kan wordenonderstreept dat asielbeleidonlosmakelijk is verbonden metontwikkelingshulp en vrede enveiligheidsbeleid. Het is dus zekerook een buitenlandspolitieke naasteen binnenlandspolitieke aangele-genheid. Verder vind ik uiteraard vanbetekenis dat bij de vormgeving vaneen Europees asielsysteem – ik denkaan procedures, status en opvang –het vluchtelingenverdrag uitgangs-punt is en blijft. Wat betreft deminimumnormen voor toelatingvraag ik of en, zo ja, ten aanzien vanwelke normen van het Nederlandsebeleid een verlaging voor deNederlandse regering denkbaar is. Ikherinner mij goed de bij herhaling

Van der Staaij

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1082

Page 11: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

gedane uitspraak van de staatssecre-taris van Justitie dat voor echtevluchtelingen de lat niet hoger magworden gelegd. Is mijn taxatie juistdat het accent dat in de actieplannenvan de HLWG lag op asielbeleid inde regio, door de Raad niet isovergenomen, althans is afgezwakt?De staatssecretaris van Justitie zalmijn belangstelling hiervoorbegrijpen.

Voorzitter! Ook in Tampere bleekweer dat tussen mooie woorden endaden een grote kloof kan liggen.Dat kan in het klein – de Raad moetopnieuw aandringen op invoering enuitvoering van Eurodac – en het kanook in het groot. Daarbij denk ik aande alomvattende aanpak van demigratie, met aandacht voorpolitieke, mensenrechten- enontwikkelingsvraagstukken in delanden van herkomst. Een concreetvoorstel op dit punt heeft betrekkingop de partnerschappen. Graagverkrijgen wij daarover meerinformatie. Wat kunnen wij hiervanverwachten? Wat is de aard van deafspraken die gemaakt kunnenworden? Het viel mij op dat deafspraken over grensbewaking enmensensmokkel aanmerkelijkconcreter zijn dan de plannen om deoorzaken van de migratie bij de bronaan te pakken. Het lijkt mij eenmooie taak om in Helsinki tetrachten, ook de andere kant van demedaille in concrete maatregelen tevertalen.

Kortheidshalve sluit ik mij aan bijdegenen die vragen hebben gesteldover het fonds voor ontheemden.

Voorzitter! Een forum is ingestelddat een handvest voor grondrechtenvan de EU voorbereidt. Overigensvond ik dit niet in de conclusies zelfterug, maar wel in de bijlage. Eerderal uitten wij twijfels over demeerwaarde hiervan, naast denationale grondrechtencatalogi in hetEVRM, waarnaar de EU-verdragenverwijzen. Het kabinet had begripvoor de aarzelingen en leek die bijmonde van de minister vanBinnenlandse Zaken zelfs te delen.Edoch, de ambitieuze benadering diemevrouw Fontaine in Tamperebepleitte, heeft kennelijk gewilligeoren gevonden. Nu het er toch vanlijkt te komen, lijkt het mij omconstitutionele verwarring tevoorkomen, gewenst dat hetbeproefde stelsel van grondrechten-bescherming krachtens het EVRMboven het te ontwikkelen stelsel zal

gaan. Ik krijg graag een reactie opdat punt.

Wat betreft de criminaliteits-preventie en -bestrijding wil ik graagweten wat de witwasmaatregelenaan extra’s betekenen voor deNederlandse wetgeving. Verderbegrijp ik, dat er een soort EuropeseBibob komt en een Europese policeacademy. Waarin ligt precies hetbelang van beide?

Ik heb mij nog afgevraagd inhoeverre nationale verschillen inopsporingsbevoegdheden, met nameten aanzien van de zware georgani-seerde criminaliteit een probleemvormt. Zeker sinds de Wet bijzondereopsporingsbevoegdheden horen wijdaarover soms de zwaarmoedigsteverhalen, vooral vanuit de grens-regio’s in Nederland. Is daarovergesproken of gebeurt dat nog en zalook hier harmonisatie plaats moetenvinden? Ik put uit de aangekondigdeharmonisatie van wetgeving terzakevan de handel in verdovendemiddelen de hoop, dat zij conse-quenties heeft voor het door onsverfoeide Nederlandse gedoogbeleidvan softdrugs en bijvoorbeeld XTC.

Voorzitter! Het uitbreidingsproceszal centraal staan tijdens deaanstaande top van Helsinki.Overigens begrijp ik uit punt 7 vanhet verslag van de Nederlandseregering dat de eerste conclusie voorHelsinki al in Tampere getrokken is.

Kosovo heeft ertoe geleid, dat hetonderscheid tussen kandidaat-lidstaten en pre-ins zal vervagen. Inbeginsel is dat een goede zaak,waardoor wat ons betreft nog eenswordt onderstreept dat verbredingde voorkeur moet hebben bovenverdieping. Men moet zich dan welrealiseren, dat een forse verbredingen een verregaande verdieping nietsamengaan. De IGC zal hieropinspelen met een verschuiving vanopt-out- naar opt-inclausules. Hetnadeel daarvan is natuurlijk, dat wieopt voor in, op een rijdende treinstapt met een inhoud en een reisplanwaar men geen invloed op heeftgehad. Het blijft de vraag of deopstapjes voor de kandidaten op diemanier haalbaar blijven.

Voorzitter! Meer algemeenbekruipt mij soms het gevoel, datlangzaam maar zeker naast desociaal- en financieel-economischedrempels van het acquis er ook lastigte nemen JuBi-drempels wordenopgeworpen.

Voorzitter: Rehwinkel

©

Minister Kok: Mevrouw de voorzit-ter! Dank voor de gelegenheid om tereageren op de inbreng van deKamer en dank aan de leden voorhun bijdragen. Twee weken hebbenwij de gelegenheid gehad om in eenalgemeen overleg met een grootaantal Kamerleden van gedachten tewisselen vlak voor de top en nukijken we terug op de resultaten. Naafloop van de bijeenkomst inTampere heb ik gesproken over eenonverwacht positief resultaat, omdatwij meer dan wij wellicht mochtenverwachten op een aantal belangrijkepunten een doorbraak hebbenkunnen realiseren. Het is nog maarkort, dat wij na het Verdrag vanAmsterdam over de ruimte voorvrijheid, veiligheid en rechtvaardig-heid spreken en het is nog maar kortsinds de Verklaring van Wenen. Hetis mijns inziens van grote betekenis,dat in Tampere datgene is gedaanwat nu moest gebeuren in dewetenschap, dat nu een zwarehypotheek ligt op de uitwerking diedaaraan wordt gegeven. Eenbelangrijke rol is weggelegd voor deCommissie maar ook zal dieuitwerking worden gegeven door devakraden en de nationale lidstaten.

De formele vergadering van deEuropese Raad ging uitsluitend overde ruimte voor vrijheid, veiligheid enrechtvaardigheid. De regering heeftdaarover in de afgelopen maandendiverse stukken aan de Kamergestuurd en bij verschillendegelegenheden is het mogelijkgeweest om daarover met de Kamervan gedachten te wisselen. Dedialoog tussen parlement enregering is belangrijk geweest voorde bepaling van de inzet. Ennatuurlijk heeft bij die bepaling vande inzet ook de haalbaarheid een rolgespeeld, zoals de heer Wijn aangaf.Wij zijn met een uitgebreid stukbegonnen, dat daarna is samengevatin een tienpuntenplan. De belangrijk-ste elementen daarvan zijn opgeno-men in het gezamenlijke Benelux-memorandum. Wij hebben in deaanloop naar de top in Tamperenatuurlijk gekeken naar de vraag watwij willen bereiken, maar ook naarde vraag wat wij zullen binnenhalen.Landen die minder vergaandeambities hadden dan wij, verwacht-ten van ons dat wij zwaar zoudeninzetten op het krijgen van eencompensatiemechanisme. Het begrip’’burdensharing’’ speelde vanaf het

Rouvoet

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1083

Page 12: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

begin een rol. Nederland is helemaalniet van zijn voorkeur afgestapt omtot een zeer evenwichtige burdensha-ring te komen. Wij zijn alleen tot hetinzicht gekomen dat het waarschijn-lijk wenselijk was om in eenstapsgewijs proces de burdensha-ring, een meer evenwichtigelastenverdeling, te realiseren. Wijhebben ervoor gekozen – zoals ooktoegelicht in het laatste overleg datwij met de Kamer hebben gehoudenvoordat wij naar Tampere afreisden –om in te zetten op aspecten alsminimumnormen, de totstandkomingvan een gemeenschappelijkeasielprocedure en een geıntegreerdeaanpak van de gehele asiel- enmigratieketen. En dat is gelukt.

Wat de bestrijding van decriminaliteit betreft hebben wijgekozen voor een pragmatischeaanpak. Wij willen immers concreteafspraken over de aanpak van degeorganiseerde misdaad. Ik noemmensensmokkel, het witwassen vangeld en drugshandel. Die aanpak isterug te vinden in de uitkomsten vande top.

Al met al heeft de Europese Raaddus niet geaarzeld, te kiezen vooreen ambitieuze benadering metconcrete afspraken over de vraag’’hoe verder’’, inclusief terug-rapportages met termijnen. Daarbijmoet precies duidelijk worden of deaangegeven politieke richting wordtgerealiseerd en of het tempo vanverbeteringen en de afspraken ookdaadwerkelijk wordt gehaald. Hetsysteem van het scorebord isopgenomen in de conclusies. Ditbegrip vervult in het hele registratie-mechanisme betreffende devoortgang van de Europese internemarkt ook een belangrijke rol. Het isdus een fenomeen dat in hetEuropese kader al bestaat. Maar metalleen het ophangen van hetscorebord zijn wij er natuurlijk niet.Er moeten doelpunten wordengemaakt. En die worden vervolgensgenoteerd.

Enkele geachte afgevaardigdenhebben een specifieke opmerking inmijn richting gemaakt met betrekkingtot het fonds. Ik weet zeker dat ookmijn collega’s nog hierop zullenreageren. Maar ik wil er alvast hetvolgende over zeggen. Nederland isabsoluut geen tegenstander van heteventueel tot stand komen van eenfonds ter financiering van bijzonderelasten die verband houden met eenplotselinge grote instroom vanontheemden. Als zo’n rampsituatie

zich voordoet, staan wij natuurlijkklaar om de mensen te ontvangen.Dat hebben wij in het geval vanKosovo ook gedaan, zonder zo’nfonds. Dat moeten wij ook altijdblijven doen. Dat is gewoon eenhumanitaire verplichting die wijhebben. Een fonds kan op zichzelfbehulpzaam zijn bij het opvangenvan een aantal kosten en misschienook het verlagen van de drempelvoor sommige lidstaten omontheemden op te nemen. Hetprobleem was dat in de voorberei-ding van de top in Tampere nogalwild was omgesprongen met ideeenrondom mogelijke fondsvorming. Ikbedoel daar niets onvriendelijks meein de richting van wie dan ook. Maarde gedachten waren nog nietuitgekristalliseerd. Het waren vrijonrijpe gedachten. Er waren lidstatendie naar Tampere waren gekomenmet de idee dat wij niet in hetbijzonder voor ontheemden maar inhet algemeen voor mensen die asielzoeken of mensen die tot de groepvan illegale immigranten behoren,bepaalde financiele opvang-mechanismen moesten creeren. Wijzijn al eerder met deze gedachtegeconfronteerd, namelijk aan het slotvan de top in Berlijn over Agenda2000. Spanje kwam plotseling met degedachte om een bijzonder fonds opte richten. Dat gebeurde echt nietmet de bedoeling om daarmee eenoverbelast land als Nederland ofDuitsland te helpen. Deze gedachtewas in het bijzonder gestoeld opeigenbelang in dat verband. Wijhebben aangegeven dat een paarzaken duidelijk moeten zijn als hettot zo’n fonds komt. Het kan nietbovenop alle financiele programma’skomen die eerder in Agenda 2000voor het Europese werk beschikbaarzijn gesteld en het zal altijd binnenhet financiele raamwerk moetenworden gevonden. Dat is gewooneen kwestie van het geld zo goedmogelijk richten op de eersteprioriteiten. Wij hebben op dit puntduidelijk bijval gekregen van de zijdevan de Europese Commissie.Voorzitter Prodi heeft gezegd: u zulthet misschien vreemd vinden, maarals voorzitter klaag ik nu niet zozeerover een gebrek aan geld, als welover de mogelijkheden om tot eenherschikking te komen.

Tijdens het debat van de eersteochtend heb ik er ook op gewezendat het fonds binnen de bestaandefinanciele kaders expliciet enexclusief moet gelden voor

ontheemden die in een bijzonderenoodsituatie in groten getale naar delanden van de Europese Unie komen.

Bij het vaststellen van deconclusies bleek dat er nogonvoldoende duidelijkheid was overde mogelijke vormgeving van eenfonds. Het Finse voorzitterschap hadhierover in de ontwerpconclusiesgedachten opgenomen, maar dezewerden als onvoldoende doordachten uitgewerkt beschouwd. DeCommissie is gevraagd, een enander nader uit te werken. Wij staandaar in beginsel positief tegenover,ervan uitgaande dat de eerder-genoemde randvoorwaarden zullenworden gerealiseerd.

De heer Dittrich (D66): Wat is ereigenlijk op tegen om het fonds nietalleen te bestemmen voor ontheem-den die plotseling naar Europeselanden komen, maar ook voorasielzoekers? De minister-presidentheeft gezegd dat hij daar geenvoorstander van is, omdat het totbureaucratie kan leiden. Ik hoor daargraag wat meer over.

Minister Kok: Het eerste wat eroptegen is, dat er geen consensus overbestaat. Voorstanders van een grootsfonds hebben vooral ideeen over dewijze waarop zij er zelf beter vankunnen worden. Met name dezuidelijke landen, die natuurlijk methun lange buitengrenzen grotegroepen immigranten uit Noord-Afrikaanse landen krijgen, hebbenmeeslepende ideeen over vormenvan fondsvorming die vooral in hunfinancieel belang zijn. Bij voorkeurmoet het dan ook nog buiten dekaders worden gefinancierd. Dat zijnde redenen om hier heel voorzichtigmee om te gaan.

De heer Dittrich (D66): Hangt ditniet heel erg af van de manierwaarop het wordt gedefinieerd? Alsje het bijvoorbeeld over asielzoekershebt, dus niet over illegale immi-granten, kan het fonds doeltreffenderen beperkter van omvang zijn. Is datde Nederlandse inzet geweest of ishet idee niet meer besproken?

Minister Kok: Nee, het is vooral deNederlandse inzet geweest om watordening tot stand te brengen in hetbeleid voor de komende jaren,bijvoorbeeld via minimumnormen eneen stelsel, een procedure in deverschillende lidstaten op basis vansubsidiariteit door de eigen

Kok

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1084

Page 13: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

autoriteiten bepaald. Wij zijn er nietvoor grote rondpompmethoden.Voor het idee waar de heer Dittrichvoor voelt om het helemaal toe tespitsen op asielzoekers conform onzedefinitie bestaat bij de voorstandersvan meeslepende fondsen geenenkel animo. Ook al zouden wij opde meest geraffineerde manier instaat zijn om dit precies te definie-ren, dan nog krijgen wij daarabsoluut de handen niet voor opelkaar. Dat lukt misschien wel vooreen fonds dat op een andere wijzewordt gefinancierd en besteed, maardat is vierkant in ons nadeel en daarvoelen wij dus niets voor.

De heer Van Oven (PvdA): Het ismoeilijk om conclusie 16 te duiden.Gaat het om een intentieverklaringom tot zo’n fonds te geraken of is ernog zoveel verschil van mening datin gemoede niet van de Commissiete verwachten is dat zij tot eenconcrete invulling kan komen?

Minister Kok: Mijn interpretatie,mede gelet op de wijze waarophierover ook door Nederland isgesproken, kan niet anders zijn dandat dit positief is voorgelegd aan deCommissie in de trant van: als u uitde modaliteiten bent, toegespitst opde categorie ontheemden en in eenmaatvoering die zich redelijkverhoudt tot de andere prioriteitenen financiele kaders, zijn wij bereiddat welwillend onder ogen te zien. Eris absoluut geen negatieve houdingten opzichte van de gedachte. Er iswel sprake van een gefundeerde,kritische houding ten opzichte vanonrijpe gedachten over grootsefondsen, zoals door sommigengepresenteerd.

De heer Van Oven (PvdA): Dat isverheugend. Blijft nog de vraag of ditook het vertrouwen geeft dat, alsonverhoopt op korte termijn opnieuween massale instroom van ontheem-den plaatsvindt, dan verwacht kanworden dat daarvoor gezamenlijkeen oplossing op korte termijngevonden kan worden.

Minister Kok: Ik hoop dat hetcausale verband tussen een fonds enhet beschikbaar zijn van opvang voorbetrokkenen door niemand wordtgelegd. Het zou beschamend zijn als,mocht er ooit weer zo’n drama zichvoordoen zoals de afgelopenmaanden in Kosovo, eerst gekekenwordt of er een fonds is om

vervolgens tijdelijk onderdak tebieden. Iets anders is de uitwerkingvan de status. De fondsgedachte isonderdeel daarvan, maar in deconclusies is ook sprake van hettoewerken naar meer uniformiteit inhet soort voorzieningen dat Europeselanden bieden.

De heer Van Oven (PvdA): Mijnvraag is uiteraard niet bedoeld alseen dwingende causale conditie,integendeel. Mag uit conclusie 16worden afgeleid dat in beginsel bijde lidstaten de bereidheid bestaatom gezamenlijk aan een dergelijkemassale instroom het hoofd tebieden?

Minister Kok: Ook als conclusie 16niet zou bestaan, kan Europa hetnaar mijn mening niet maken omonder verwijzing naar het feit dat ergeen fonds is, te zeggen: sorry, er iswel een ramp aan de gang, maar wijzijn even met wat anders bezig, dedeur is even dicht. Wel kan het totstand brengen van een dergelijkfonds enigszins facilierend, onder-steunend werken in een eventuelenoodsituatie, waardoor de drempelvan enige aarzelende landen voorhet toelaten verlaagd wordt. Ik gaervan uit, het ambitieniveau van deCommissie kennend en de wijzewaarop zij zich in de Europese Raadheeft opgesteld, dat men dekomende tijd intensief intern demogelijkheid voor fondsvormingverkent en daarover met voorstellenkomt. Mits aan de twee randvoor-waarden wordt voldaan, staatNederland daar in beginsel welwil-lend en absoluut niet afwijzendtegenover.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Uwwoorden klinken nobel, maar ikherinner u eraan dat juist Nederlandten aanzien van de Kosovaarseontheemden de evenredigheid alseen belangrijke voorwaarde naarvoren heeft gebracht. Het fonds biedtde mogelijkheid om de evenredig-heid in de praktijk te brengen op hetmoment dat het zover is.

Minister Kok: Wij blijven evenredig-heid belangrijk vinden, met of zonderfonds. Een fonds kan ondersteunendwerken ten aanzien van het verlagenvan drempels, waardoor de nodigegenerositeit wordt opgebracht enlanden de humanitaire daad stellendie bij zo’n noodsituatie past. Maarook als er sprake is van een fonds en

er doet zich een dergelijke noodsitua-tie voor, met een mogelijke instroomvan grote groepen, dan nog behoortuitgangspunt te zijn dat zoveelmogelijk uniformiteit in de voorzie-ningen tussen de landen onderlingen een redelijke mate van evenwich-tigheid in de bijdrage qua aantallentot stand worden gebracht.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

Mevrouw Karimi (GroenLinks): NaTampere is het natuurlijk duidelijkgeworden dat de uniformiteit eenlangetermijnverhaal is. Dit wasechter een concreet voorstel.

Minister Kok: Neen, het was geenconcreet voorstel. Er was een watwilde gedachte om te komen tot eensoort fondsvorming, met zeeruiteenlopende ideeen over dedefinitie van de in verschillendelanden verblijvende mensen die wijmet dat fonds zouden financieren.Wij hebben juist aan de Commissiegevraagd om een concreet voorstelin te dienen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Maarde Commissie is natuurlijk welverzocht om binnen het budget teblijven.

Minister Kok: En dat heeft deCommissie zelf beaamd, want in debesloten vergadering van deEuropese Raad heeft Prodi gezegddat zijn probleem niet een gebrekaan financiele middelen is, maar dater soms te weinig flexibiliteit isbinnen de beschikbare financielemiddelen van de commissie om totherschikkingen te komen. Hij voeldezich soms een bedrijfsleider van eengroot bedrijf die te weinig mogelijk-heden heeft om voor onderdelen vanhet bedrijf de financiele middelen teschikken en herschikken. Dat is hetechte probleem en niet een gebrekaan financiele middelen. Het is duseen sprookje om te denken datsommige landen, zoals Nederland ofDuitsland, dit uit een verkeerd soortzuinigheid hebben afgehouden.Neen, ook de Commissie zelf heeftgezegd dat zij ruimte wilde om totherschikkingen te komen en om eenvoorstel in te dienen. Wij zullen datgraag op een constructieve manierbezien en van een reactie voorzien.

De heer Wijn (CDA): Voorzitter! Opzichzelf zou het na zo’n rondje langsalle Europese landen toch geen

Kok

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1085

Page 14: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

verrassing meer moeten zijn dat erdiverse onrijpe, wilde ideeen leven.Nederland wil zo’n fonds graag,maar waarom heeft het dan geenconcreet voorstel ingediend voor deoprichting ervan?

Minister Kok: Ik heb een heelconcreet voorstel gedaan. Ik hebgezegd dat het binnen de financielekaders moet plaatsvinden en dat hetuitsluitend toegespitst moet zijn opdeze doelgroep. Aan die tweeuitgangspunten wordt in punt 16 vande conclusies voldaan. Misschien kande Kamer zich voorstellen dat in eensamenzijn van vijftien staatshoofden,regeringsleiders, ministers vanbuitenlandse zaken en de Commissievooral de kracht wordt gezocht ineen verzoek aan de Commissie omeen uitgewerkt voorstel te doen,zodat het ook kan worden bezien inde JBZ-raad en waar nodig in deEcofin-raad en de andere vakraden.Zoals bekend is, kan de EuropeseRaad hierover geen bindendebesluiten nemen. Dat hoort in detransparante en democratischgecontroleerde vakraden tegebeuren.

De heer Wijn (CDA): Maar als er alsinds maart 1997 voorstellen liggenen als de discussie over zo’n fonds alzo lang loopt, waarom was Neder-land dan niet in staat om na deronde die heeft plaatsgevonden eenheel concreet voorstel in te dienenen daarvoor meer handen op elkaarte krijgen? Het klinkt nu alsof hetwerkelijk alle kanten uit is gegaan.Kan Nederland hier geen sterkere rolin spelen?

Minister Kok: De heer Wijn spreektover 1997, maar pas in 1999 zijnsuggesties gedaan om tot een fondste komen, en wel van Spaanse zijdein de laatste nacht van de top vanBerlijn, bij de afronding van deonderhandelingen over de financientot 2006. Dat was echt een construc-tie die alleen maar tot doel had omde financiele problemen van eenland als Spanje zelf tot een oplossingte brengen; iedereen is natuurlijkvoor zijn eigen belangen aan hetonderhandelen. Wij hebben de zaakafgerond op de wijze die ik hebaangegeven. De gedachte van eenfonds voor ontheemden is op geenenkel ander moment in eenvergadering van de Raad aan deorde geweest dan in de afgelopentwee weken in Tampere. Ik vind dat

wij dat keurig hebben gedaan. Wijhebben het precies teruggebracht totde kaders waarbinnen het voor onsaanvaardbaar was. Ik zou heel goedkunnen leven zonder zo’n fonds,maar als er een goed voorstel wordtingediend, zullen wij dat welwillendtegemoet treden.

Ik moet echt de indruk wegnemendat landen pas een voldoendeuitnodigend of positief beleid tenopzichte van binnenstromendeontheemden kunnen aannemenzodra er sprake is van een Europeesfonds. Er is ook nog zoiets alsverantwoordelijkheid en het gewoonlaten zien van menselijkheid.

De heer Wijn (CDA): Daar ben ik hetmee eens, maar uit de woorden vande minister-president spreekt tochwel een houding die niet uitstraaltdat Nederland voor het fonds wilstaan en dat Nederland dat van degrond gaat trekken.

Minister Kok: Voor mij staat of valtde kwaliteit van het toekomstigebeleid absoluut niet met de vraag ofer een dergelijk fonds komt. Dat isecht een ’’peanut’’ in het geheel.Maar als er goede voorstellen komendie ons passen gezien de financie-ring en de doelgroep, dan hebbenwij daar geen enkel probleem mee.Wij praten nu echt over eenonderdeel dat niet de kern van detop betreft.

Bij de voorbereiding van Helsinkiis niet formeel gesproken over deuitbreiding. Formeel was alleen dejuridische ruimte van vrijheid,veiligheid en rechtvaardigheid aande orde. Er is in de informeleavondvergadering vanstaatshoofden-regeringsleidersgesproken over de wijze waarop wijrichting Helsinki te werk zoudenkunnen gaan. De Kamer krijgt nogzeer uitgebreide voorstellen enrapportages over de opzet en deinrichting van de IGC en over hetuitbreidingsproces.

Ik vond het verheugend te kunnenvaststellen dat er, hoewel informeel,een heel brede consensus om detafel was over het wegnemen vanhet wat kunstmatig gewordenonderscheid tussen twee categorieenvan zes landen. Ieder land heeft zijneigen karakteristieken. Niet allelanden zijn even ver, noch in deeerste groep van zes noch in deandere categorie van zes. Ik denk dater een heel goede kans is dat wij inHelsinki kunnen besluiten om de

landen zoveel mogelijk naast elkaarte plaatsen.

Vervolgens zijn er twee vragen aande orde. De ene is wanneer deEuropese Unie in haar huidigesamenstelling voldoende gereed isom uitbreiding te kunnen accommo-deren. In beginsel moeten wij dat nual zijn, na het Verdrag van Amster-dam, maar iedereen weet dat deleftovers van Amsterdam en enkeleandere institutionele kwesties tochom een beter antwoord vragen. Zijzullen in een IGC ter hand genomenworden. Als de IGC eind volgend jaarwordt afgerond, met alle ratificatie-processen die in de verschillendelanden nodig zijn, moet dat proces inelk geval voor het einde van 2002helemaal ten einde zijn. Dan is deUnie zelf gereed voor eventueleverdere uitbreiding.

Vervolgens is de vraag welkelanden wanneer in staat zijn om alskandidaat in het toetredingsprocesdie stap vooruit te maken. Wij willengeen garanties afgeven die thansniet kunnen worden afgegeven, maarwij willen wel aanmoedigen om naarde mate waarin men zich kankwalificeren, het tempo erin tehouden, zodat er straks geenfrustratie optreedt.

Ik denk dat heel veel mensen inons land en in geheel Europa diedroom hebben over een groot,ongedeeld Europa dat uiteindelijkmoet ontstaan. Het is nu tien jaar nade val van de Muur. Ik herinner mijnog de euforie die zich ook van mijmeester maakte, de vreugde en meerdan dat over het feit dat wij hetcommunisme definitief zagenverdwijnen in alle landen vanOost-Europa, en de hoop dat demensen zich in vrijheid en indemocratie kunnen ontwikkelen enstraks ook de weg tot het groteEuropese huis kunnen vinden.

Intussen moeten wij al dromendwel blijven nadenken over de vraagwat dat veel grotere Europa voorkarakter zal hebben. Een Europa vannu 15 en straks 20 of misschien 25 ofmeer landen zal toch enigszins vankarakter kunnen veranderen door deuitbreiding die ontstaat. In de IGC endaarna zou je moeten nadenken overde vraag hoe wij de flexibiliteit dienu reeds in het Verdrag vanAmsterdam is ingebouwd, nog meermogelijkheden kunnen geven, op eenpositief geformuleerde manier. Daarzijn geen blauwdrukken voor en daarhebben wij geen recepten voor.

Kok

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1086

Page 15: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Deze gedachte, die verdrags-conform is en het positieve in desamenwerkingsmogelijkhedenprobeert te stimuleren zonder eenstructurele twee- of driedelingbinnen die grote Unie te maken, daaris de groep van wijzen niet zo langna Tampere mee gekomen. Deze isook op de avondbijeenkomst van deEuropese Raad besproken. Ik hebvastgesteld dat heel wat collega’smet ons in die richting willendenken. Dat vraagt nog om eenvervolg. Wij zullen hier in het overlegmet de Kamer op terugkomen, opweg naar Helsinki en waarschijnlijkook daarna.

©

Minister Van Aartsen: Mevrouw devoorzitter! Ik wil enkele korteopmerkingen maken over Tsjetsjenie,het Test Ban Treaty en het handvest.De heer Van Oven heeft in verbandmet Tsjetsjenie gevraagd of de drukop Rusland niet kan wordenopgevoerd. De Europese Unie heeftvanaf het moment dat de RussischeFederatie in actie is gekomen tegenTsjetsjenie een reeks van activiteitenondernomen, alle met zeer veelsteun van de Nederlandse regering.Ik noem de bijzondere bijeenkomst inde demarche van het voorzitterschapvan 30 september, maar ook detrojka die in Moskou heeft plaatsge-vonden, waar duidelijk onderNederlandse druk een vrij scherpeboodschap aan de RussischeFederatie is overgebracht. In wezenis de boodschap aan de RussischeFederatie dat zij dient te deescaleren,dat zij geen disproportioneel geweldmag gebruiken en dat zij dient tezoeken naar een politieke, diploma-tieke oplossing voor dit conflict.

Ik heb vanmiddag nog in eenoverleg met de Russische ambassa-deur in Den Haag duidelijk gemaaktdat de Nederlandse regering vanmening is dat, aangezien er sprake isvan de territoriale integriteit van deRussische Federatie, er zeker eenprobleem is op het gebied van hetterrorisme. Want dat is er. DeRussische Federatie mag zich echterniet afsluiten voor de mogelijkhedenom een politieke, diplomatiekeoplossing te bereiken.

Naar mijn oordeel heeft deRussische Federatie daar zelf ookbaat bij. De OVSE-top in Istanboelkomt langzamerhand dichterbij, waarook een paar belangrijke vraagstuk-ken aan de orde zullen zijn. Het lijkt

mij niet in het belang van deRussische Federatie zelf, wanneer deOVSE-top in Istanboel vooral in hetteken zal staan van de invasie vanRussische troepen in Tsjetsjenie.Verder zijn wij van mening, en dieboodschap heb ik vanmiddagopnieuw aan de Russische ambassa-deur en dus aan de Russischeregering overgebracht, dat ertoegang zal moeten zijn vanhumanitaire werkers tot Tsjetsjenie,wat tot op dit moment niet mogelijkis geweest.

De volgende vraag is dan of diedruk ergens toe leidt. Naar mijnoordeel is dat zo. Ondanks de zeernegatieve benadering van de manierwaarop de Russische Federatieoptreedt, is er een lichtpunt dat deafgelopen dagen duidelijker wordt,namelijk dat de Russische regeringsterker is gaan benadrukken, ook inhet gesprek met premier Poetin op22 oktober, dat zij zelf inziet dat deoplossing van dit conflict niet kanworden gevonden door het gebruikvan militaire middelen, maar dat ookeen dialoog nodig is en dat er eenpolitieke oplossing zal moetenworden gevonden.

De secretaris-generaal van deVerenigde Naties heeft overigensvandaag in een overleg met deRussische Federatie bereikt dat ereen missie van de VN naar Tsjetsje-nie kan gaan. Opnieuw heeft desecretaris-generaal van de VNduidelijk gemaakt dat de RussischeFederatie haar militaire acties alleenzou moeten richten op het probleemvan het terrorisme. Daar schaart deNederlandse regering zich uiteraardvolledig achter.

Het is nu zo langzamerhand aande Russische Federatie om werkelijkte laten zien dat het haar ernst is methet zoeken van een politieke,diplomatieke oplossing van ditconflict. Ik heb de Russischeambassadeur vanmiddag ook eropgewezen dat gedurende alle wekenen in alle stadia van de crisis en hetconflict in Kosovo steeds hardnekkigis gezocht naar het vinden van eenpolitieke of diplomatieke oplossing.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Moetik nu begrijpen dat uw analyse vande gang van zaken in Tsjetsjenie is,dat Rusland in feite bezig is met hetbestrijden van internationaalterrorisme?

Minister Van Aartsen: Rusland heeftte maken met terrorisme. Ik wijs

maar op de aanslagen die deafgelopen periode op het grondge-bied van de Russische Federatiehebben plaatsgevonden. Datverschijnsel heeft een oorzaak en deproblemen die de RussischeFederatie ondervindt, hebben vooreen deel ook te maken metterroristische organisaties inTsjetsjenie zelf. Wat echter duidelijkmoet worden gemaakt is, dat dezeoperatie zich niet kan richten tegende bevolking van Tsjetsjenie of – datgeluid heeft ook wel geklonken –tegen bijvoorbeeld de islam. Naarmijn stellige overtuiging, zowel uitde gesprekken die ik met deRussische collega heb gehad in NewYork als uit het gesprek dat ikvanmiddag met de Russischeambassadeur heb gehad, is dat ookde visie van de Russische Federatiezelf.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):Iedereen heeft te maken metinternationaal terrorisme. Ruslandheeft er nu mee te maken, maarAmerika ook. Dat is nog geen redenom oorlog te voeren in de matezoals die nu tegen het Tsjetsjeensevolk wordt gevoerd. Ik sta echtverbaasd te luisteren naar de stellingvan de minister van BuitenlandseZaken die eigenlijk een soortrechtvaardiging uitspreekt voor deactie die nu gaande is.

Minister Van Aartsen: Ik heb deindruk, mevrouw de voorzitter, dat ikheel duidelijk heb gezegd dat zowelde EU als de Nederlandse regeringgrote zorgen heeft, waar ik nog eenaantal epitheta aan zou kunnentoevoegen over hetgeen deRussische regering in Tsjetsjeniedoet. In alle stadia is onze bood-schap geweest, samen met departners in de EU – Nederland is hetland geweest dat wat dit betreftduidelijke activiteiten heeft onderno-men, ook in de richting van hetvoorzitterschap – dat de RussischeFederatie een politieke of diploma-tieke oplossing dient te vinden voordit conflict en dient te streven naareen deescalatie van dit conflict. Daarzijn ook best ideeen voor aan tereiken en achter de schermen is deNederlandse regering daar ook toebereid. Dat is de boodschap die wijin alle helderheid, niet alleen opbilaterale basis, maar ook in de EU,hebben gebracht.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Voor

Kok

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1087

Page 16: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

mij is het toelaatbare allangoverschreden, maar wanneer is danvoor u het toelaatbare overschredenvan de acties die het Russische legerdaar uitvoert? Wanneer zegt u dat uzich gaat inzetten voor een scherpeveroordeling van Rusland in hetkader van de EU en dat u in deVeiligheidsraad gaat proberen ditonderwerp te agenderen?

Minister Van Aartsen: Wanneer deRussische Federatie niet waarmaaktwat ze zegt te willen, namelijkstreven naar een politieke oplossingvan het conflict en naar een dialoog,dus een oplossing zonder hetgebruik van geweld, zal datuiteindelijk leiden tot een veelscherpere reactie van de kant van deEU, liefst in samenwerking met deVerenigde Staten. Zoals ik aangaf,kan het niet in het belang van deRussische Federatie zelf zijn, in deopmaat naar de OVSE-conferentie inIstanboel, om voort te gaan op deweg die men is ingeslagen.

De heer Van Oven (PvdA): Er kangeen misverstand over zijn dat dePvdA-fractie met de minister vindt,dat krachtig gestreefd moet wordennaar deescalatie, onderhandelingenen respect voor de mensenrechten.Er geldt echter ook ’’the proof of thepudding is in the eating’’. Deminister zegt te verwachten datRusland hieraan toe zal geven, maartot dusver is daar nog niets van tezien. Waaruit zal een scherperehouding van de EU dan bestaan enop welke termijn is die scherperehouding te verwachten? Ziet hij kans,ook op grond van zijn contacten metde Russische ambassadeur, om tebewerkstelligen of te bevorderen dattenminste humanitaire oorlogs-rechtelijke conventies wordennageleefd?

Minister Van Aartsen: Ik heb geenverwachtingen uitgesproken overdatgene wat gebeurt. Ik hebweergegeven datgene wat deRussische Federatie mij heeftgemeld, namelijk dat men wil zoekennaar een politieke en diplomatiekeoplossing, dat men de dialoog wilnastreven en dat men – ik meen datdit staat in een van de eersteparagrafen van een publiekeverklaring die zeer recentelijk doorde Russische Federatie is afgegeven– niet een oplossing met gebruik vangeweld zou kunnen nastreven. Datmoet dan ook gevolgd worden door

daden. Ik kan niet zeggen op welkmoment ik dat verwacht. Ik hebaangegeven dat het natuurlijk helderis, dat als dat niet gebeurt, deEuropese Unie scherper zal moetenreageren op datgene wat er inTsjetsjenie gebeurt, omdat deEuropese Unie vindt dat het toemoet naar een politieke oplossing. Ikwil op dit moment niet nader ingaanop welke middelen ons dan terbeschikking staan. Wat de humani-taire kant der dingen betreft, heb ikgewezen op datgene wat deNederlandse regering in de richtingvan de Russische Federatie heeftbepleit. Ik vind het op zich eenpositief teken dat de RussischeFederatie op het verzoek van desecretaris-generaal van de VNvandaag positief heeft gereageerd.

Mevrouw de voorzitter! De heerDittrich heeft gesproken over het TestBan Treaty. Hij heeft gezegd: zo’nverklaring is wel mooi, maar hoegaan we van hieruit dan preciesverder. Ik denk dat zo’n verklaring opdat moment niet van enig belangontbloot was. Het was nodig om dieverklaring aan het adres van deVerenigde Staten af te nemen. Datheeft de heer Dittrich zelf ookgeconstateerd. In de gesprekken dieik deze week in Washington hebgehad zowel met leden van hetCongres als met de collega vanBuitenlandse Zaken heb ik duidelijkgemaakt dat het verwerpen van hetTest Ban Treaty – dit was natuurlijkhet beste gericht aan het adres vanCongresleden – een zeer slechtsignaal is en gevolgen kan hebbenvoor bijvoorbeeld ontwikkelingen inde Russische Federatie, waar deDoema nog Start II zal moetenratificeren, en voor het subcontinentIndia-Pakistan waar sprake is van eenzeer gevoelige en gevaarlijke situatie.De minister van Buitenlandse Zakenvan Amerika heeft gezegd, dat deAmerikaanse regering ook zeerongelukkig is met de verwerping vanhet Test Ban Treaty door de Senaat.President Clinton heeft veel sterkerewoorden gebruikt, geloof ik. DeAmerikaanse regering zal, ik hebdaar ook op aangedrongen,pogingen blijven ondernemengedurende het politieke leven van ditCongres om dit verdrag opnieuw aande orde te stellen, zij het dat deindruk van de Amerikaanse regeringis, een indruk die ik ook hebgekregen in mijn gesprekken metCongresleden, dat het een hele, helemoeilijke affaire zal worden om voor

november volgend jaar dit verdragopnieuw in de Senaat besproken tekrijgen, laat staan aanvaard tekrijgen. De Nederlandse regering zaluiteraard in de richting van deAmerikaanse regering en hetAmerikaanse Congres actief blijven.

De heer Dittrich (D66): Wat houdtdat in voor bijvoorbeeld de relatietussen de EU enerzijds en India enPakistan anderzijds? Wordt er in detussentijd contact gezocht met dielanden om te bereiken dat ze afzienvan het gebruik van die wapens?

Minister Van Aartsen: In ieder gevalheeft de Amerikaanse regeringkenbaar gemaakt dat zij zich volstrektzal houden aan het verdrag. Ook deIndiase regering heeft dat te kennengegeven. Wij zullen er echter bij deregeringen van India en Pakistan opblijven aandringen dat zij dit verdragratificeren. Het overbrengen van dieboodschap is echter moeilijkergeworden nu de Amerikaanse Senaatniet heeft ingestemd met ratificatie.Ik waardeer het echter positief dat deAmerikaanse regering voort zal gaanmet pogingen om het verdragopnieuw aan de orde te stellen in deSenaat.

De heer Van Oven (PvdA): Afgezienvan de betreurenswaardige gang vanzaken in de Amerikaanse Senaat is erhet gevaar dat er te weinig onderte-kenaars zullen zijn om het verdrag inwerking te doen treden. Is hetdenkbaar dat de heer Solana eenoffensief onderneemt om hetbenodigde aantal ondertekenaarsbinnen te halen zonder dat datafhankelijk wordt gesteld van deAmerikaanse houding? Wij hopenvurig dat de VS zich daarbij in detoekomst zullen aansluiten, maar inieder geval moet worden voorkomendat het verdrag als het ware in degootsteen verdwijnt.

Minister Van Aartsen: Dat laatstemag in geen geval gebeuren. Ikgeloof eerlijk gezegd ook niet dat datzal gebeuren. Voor de inwerkingtre-ding van het verdrag heb jeinderdaad een bepaald aantalondertekenaars nodig. De EU kandaarbij uiteraard een rol spelen. Voorde binnenlandse discussie in de VSis het overigens een interessantgegeven dat meer dan 80% van deAmerikaanse bevolking ratificatienoodzakelijk acht. Misschien kan ditgezonde inzicht in een verkiezings-

Van Aartsen

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1088

Page 17: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

jaar invloed hebben op de leden vanhet Congres.

De heer Van Oven (PvdA): Ik benverheugd over dit antwoord, maar ikwil u vragen of u als minister vanBuitenlandse Zaken van Nederlandbereid bent te bevorderen dat deheer Solana een dergelijke rol gaatspelen.

Minister Van Aartsen: Ik wil mijliever niet aan een bepaalde actiebinden. Het zou een taak kunnen zijnvoor de heer Solana, maar ik vindhet belangrijker dat de EU druk blijftuitoefenen op de Amerikaanseregering. Het probleem is dat deAmerikaanse regering in feite niet degoede adressant is. Dat is hetCongres en ik moet u zeggen dat indit gremium meningen leven die nietdoor de Nederlandse regeringworden gedeeld.

De heer Van Oven (PvdA): Ik mag erdus van uitgaan dat u die kwestie inde Algemene Raad aan de orde zultblijven stellen?

Minister Van Aartsen: Ik heb het inde Algemene Raad aan de ordegesteld. De verklaring van de top inTampere is er gekomen omdatNederland daarom vroeg.

Aan het handvest zal niet alleenworden gewerkt door vertegenwoor-digers van de regeringen van delidstaten en de Commissie, maar ookdoor leden van het EuropeesParlement. Daarnaast zullennationale parlementen wordenuitgenodigd. Ik meen dat de Kamersal door staatssecretaris Benschopzijn uitgenodigd om leden van ditparlement aan te wijzen voor degroep die de ideeen voor hethandvest zal ontwerpen. Overigenskunnen ook het Hof van Justitie enandere Europese instellingen als deRaad van Europa en het EVRM bij dewerkzaamheden worden betrokken.Aan het handvest zal wordengewerkt door 15 vertegenwoordigersvan de lidstaten, een van de kant vande Commissie, 16 leden van hetEuropees Parlement en 30 leden vande nationale parlementen. Verder isde gedachte opgenomen waarvoorde Nederlandse regering al in januarivan dit jaar heeft gepleit, dat ookvertegenwoordigers van maatschap-pelijke groeperingen voor dit forumkunnen worden uitgenodigd om hunmening te geven. Daarmee wordttegemoetgekomen aan de wens van

NGO’s in Europa om te wordenbetrokken bij het handvest.

Op de vraag van de heer Hessingnaar de begroting moet ik hetantwoord nog schuldig blijven. Wijzullen de Kamer daarover informerenop het moment dat wij meer inzichthebben. Binnenkort zal het forumvoor de eerste keer bijeenkomen.Dan wordt ook een werkprogrammaopgesteld.

Belangrijker is natuurlijk de vraagnaar de inhoud. De gedachte van eenhandvest is begin dit jaar geopperddoor het Duitse voorzitterschap. DeNederlandse regering heeftmeermalen haar sympathie hiervooruitgesproken. Daarbij heeft zijduidelijk aangegeven dat zij het ideegoed vindt. Waarom zou een ideealtijd in de knop moeten wordengebroken? Laten wij eerst eensafwachten hoe dit wordt uitgewerkt.Er zijn natuurlijk vragen over deverhouding met bestaande grond-rechten, over de verhouding tot hetEVRM, enz. Die vragen zouden nujuist in het forum aan de ordemoeten komen. De vertegenwoordi-ger namens de Nederlandse regeringzal ook een dergelijke inbrengmoeten hebben. Dan moet ook devraag aan de orde komen of hethandvest boven het EVRM zal gaan.Die vragen zijn juist neergelegd bijen zullen beantwoord moetenworden door het forum.

Het handvest kan alleen eenjuridische meerwaarde hebben als deinhoud helder is. Het forum zal zichhierover moeten buigen. De heerHessing vroeg ook of het handvesteen bindend karakter moet hebben.Naar mijn oordeel heeft het niet veelzin een handvest te maken dat geenbindend karakter heeft. Dan zou jeinderdaad de vraag kunnen stellenwat de burger daar nu aan heeft.

De heer Rouvoet (RPF): De ministerzegt dat te zijner tijd moet wordenbezien of het handvest boven hetEVRM gaat of andersom. Ik kan mijnauwelijks voorstellen dat deNederlandse regering daarover nunog geen opvatting heeft. Wijhebben nu een beproefd stelsel vangrondrechtbescherming via hetEVRM en moeten maar afwachtenwat er komt. Om verwarring tevoorkomen, lijkt het mij daaromgoed tevoren aan te geven dat ditbeproefde stelsel voor zal moetengaan.

Minister Van Aartsen: Voorzitter!

Het EVRM hebben wij en dat gaat nuboven alles. Wat het handvestinhoudt, zullen wij moeten afwach-ten.

©

Staatssecretaris Benschop:Voorzitter! Beeldspraken schietennatuurlijk tekort, maar als er eenbeeldspraak schipbreuk heeftgeleden, is dat die van de heerVerhagen, gebruikt aan de voora-vond van het debat, namelijk datNederland de boot heeft gemist. Ikwil de heer Wijn echter meteentoegeven dat wij natuurlijk hetgeende top gebracht heeft niet moetenoverdrijven. Ik heb eerder gezegd:het zijn woorden. Wel zijn hetwoorden, denk ik, waar belangrijkepolitieke intenties uit spreken, welkegesteund worden door het gezag vande Europese Raad. Ik wil mijaansluiten bij de woorden van deheer Dittrich: dat straalt iets uit.

De heer Wijn (CDA): Inmiddels weetik dat mijn collega Verhagen datgezegd heeft. Hij doelde op hetonderhandelingsproces dat deregering heeft gevoerd. Waarom hettoen ging, is dat Nederland kwammet een stuk van 20 pagina’s en dater vervolgens een Frans-Duitsvoorstel – naar mijn mening volstrektonverwacht – kwam waar de Brittenzich later bij hebben aangesloten. Devraag is: heeft Nederland dit kunnenvoorzien, kwam dit als een verras-sing? Daarna kwam het Beneluxstuk.Dat is een vorm van de boot missenin zo’n onderhandelingstraject.

Ook heeft de CDA-fractie gezegd:stel je in op een paar concreteprioriteiten in plaats van op die helewaaier. Later is de regering tot eenbeperking van het verwachtingspa-troon gekomen. Ook dat vinden wijeen vorm van de boot missen.

Staatssecretaris Benschop:Voorzitter! Wat gebeurd is, is zeeroverzichtelijk en in lijn met wat deheer Wijn net aangaf namelijk: stelprioriteiten en operationaliseer jewensen. De notitie die in juni op tafellag, waarin over de volle breedte eenaantal opvattingen en overwegingenweergegeven worden, telde 20bladzijden. De conclusies vanTampere tellen 14 bladzijden. Zoietsweet je op het moment dat je zo’nproces start. Een stuk van 20pagina’s van juni is per definitie niettot de conclusies van de Europese

Van Aartsen

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1089

Page 18: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Raad te verheffen. Op basis van datstuk is gezocht naar die voorstellen,ook in het licht van de contacten metandere landen, die enerzijds deambitieuze inzet van de Nederlandseregering weerspiegelden enanderzijds een zodanige mate vanrealisme hadden dat verwacht mochtworden dat zij, met het nodige werk,in Tampere gerealiseerd zoudenkunnen worden. En dan komen wijprecies uit op de punten die in hetBeneluxpaper geschetst zijn en op depunten die de heer Wijn heeftnagelopen, wat een redelijk adequateopsomming betrof van de inzet vande Nederlandse regering, waaraan zijgraag gemeten wil worden.

De heer Wijn (CDA): Ik hoor graagvan de staatssecretaris of het eennormale onderhandelingsstrategie isdat heel breed wordt begonnen endat men zich vervolgens langzaamfocust op een paar punten. Spreektdeze wijze van onderhandelen deregering zo aan dat zij die devolgende keer ook zou willentoepassen?

Staatssecretaris Benschop: Dathangt van het onderwerp af. Dit waseen bijzondere top. Dat wisten wijtevoren. Het ging om een top, gewijdaan een onderwerp: samenwerkingvan politie en justitie, rechtsruimteen asielbeleid. In het Verdrag vanAmsterdam zijn daar belangrijkeaanzetten voor gegeven, terwijl debehoefte bestond om daaraan eenextra impuls aan te geven. Het isgebleken dat daarbij vragen aan deorde waren, zoals: welke positie kiestwelk land, hoe wordt omgegaan metde bevoegdhedenverdeling op grondvan het verdrag, wat is de inzet enwat zijn de mitsen en maren dieeraan vastzitten? Dit zijn onderwer-pen die bijzondere aandacht vergen.Vandaar dat met een wat brederenotitie is begonnen en dat geeindigdis met wat wij concreet in Tamperewilden bereiken. Dat lijkt mij eenlogische volgorde.

De heer Wijn heeft mij betrapt opde opmerking, gedaan na afloop vanTampere, dat wij meer zoudenhebben gekregen dan waarom wijhadden gevraagd. Dat was eenpersiflage, zoals ik toen ook hebgezegd, op wat de heer Zalm heeftgezegd in Berlijn. Die uitspraak hadvooral betrekking op conclusie 15 dieveel aan de orde is geweest, eropneerkomende dat wij op termijn toemoeten naar een gemeenschappe-

lijke asielprocedure en een uniformestatus, terwijl de Commissie wordtverzocht daarover binnen een jaareen mededeling te doen. Wij zijn oppad gegaan met de wens om datstuk op tafel te krijgen. Dat stuk heeftde vorm gekregen van een ’’medede-ling’’. Dat klinkt weinig groots, maarin het Europese recht is eenmededeling van de zijde van deCommissie een voornemen totbesluitvorming. Het staat in dehierarchie hoger dan bijvoorbeeldeen witboek of een groenboek ofwelke andere studie ook. Dat begrip’’mededeling’’ is in dat opzicht zekervan belang. Van groot belang is datin dezelfde conclusie wordtuitgesproken waartoe die medede-ling moet leiden, namelijk op termijntot een gemeenschappelijkeasielprocedure en een uniformestatus. De doelstelling van debesluitvorming die op grond van demededeling moet plaatsvinden, isdaarmee nu al vastgelegd. Wij zullenhet nog moeten zien, we zullen demededeling nog moeten beoordelen,we zullen de politieke discussiemoeten afwachten, we kunnen geenvoorspellingen doen over termijnenof uitkomsten, maar het middel enhet doel zijn hiermee toch aardigaangegeven. Daarop is mijnopmerking gericht geweest, dat ditiets meer was dan wij haddendurven denken.

De heer Van Oven (PvdA): De vraagis toch of er een verband bestaattussen de woorden ’’op termijn’’ ende term ’’binnen een jaar’’ in demededeling van de Commissie. Ikheb de heer Cohen voor de radiohoren zeggen dat er eigenlijk hadmoeten staan: op langere termijn.Dat slaat dan weer terug op devorige paragraaf. Kan iets meerworden gezegd over de concreetheidvan de voornemens?

Staatssecretaris Benschop: Het staater zoals het er staat. In paragraaf 14staat ’’korte termijn’’ en in paragraaf15 staat ’’op termijn’’. Wat vanbelang is, is dat de mededeling vande Commissie, de basis voor debesluitvorming, binnen een jaar optafel zal moeten liggen. Dan zaldaarover het debat plaatsvinden,gevolgd door de besluitvorming. Datleidt dan op termijn, afhankelijk vande snelheid waarmee besluitvormingkan plaatsvinden en de inhouddaarvan, tot die gemeenschappelijkeasielprocedure.

De heer Van Oven (PvdA): Wijmogen er wel van uitgaan dat diemededeling onmiddellijk door deRaad zal worden behandeld?

Staatssecretaris Benschop: Ik hoophet wel. Tegen de achtergrond vande intenties van Tampere en hetgezag van de Europese Raad, zijnafspraken gemaakt waaraan mengehouden kan worden. Wij wetenvoorts dat de Commissie op ditterrein ambitieus is. Er wordt eenscoreboard ingesteld om devoortgang te meten. Eind 2001 zalonder Belgisch voorzitterschap hetgeheel weer worden bezien. Wat iser bereikt en wat is er niet bereikt? Inhet licht van Tampere, de instrumen-ten die zijn gecreeerd en de intentiewaarmee de uitspraken zijn gedaan,denk ik dat dit het maximum is datop dit moment kan worden bereikt.

Voorzitter! De heren Van Oven enRouvoet hebben vragen gesteld overde informatievoorziening betreffendede verdere uitwerking. Deze zalnatuurlijk van de zijde van deregering maximaal zijn. Zodrascoreboards en andere instrumentenverschijnen, zullen ze aan hetparlement ter beschikking wordengesteld.

Er zijn heel wat opmerkingengemaakt over de HLWG. In Tampereis besloten dat deze groep blijftbestaan en dat zij de uitvoering vande actieplannen zal bekijken. Vooreen aantal nog nader te bepalenlanden zullen actieplannen wordenopgesteld. Wat mij van het hartmoet, is dat wij de discussie over hetEuropese asielbeleid en het werk vandeze groep niet met elkaar moetenverwarren. De opdracht aan de groepwas natuurlijk om de externedimensie van het asiel- en migratie-beleid, de relaties met de landen vanherkomst, de betrekkingen van de EUin brede, pijleroverstijgende zin, metdie landen te bezien en vervolgensmet aanbevelingen te komen. Datandere aspecten van het asielbeleidin het werk van de HLWG niet naarvoren komen, spreekt dan ook voorzich. Op grond hiervan kan niet deconclusie worden getrokken dat hetEuropese asielbeleid alleen op dieissues is gericht. Overzien wij devolle breedte van de Tampere-conclusies en gaan wij na hoe daarruimhartig is gesproken over asiel,migratie en internationale verplich-tingen, dan vind ik de conclusie vanmevrouw Karimi, als zou een stapzijn gezet op weg naar het ’’fort

Benschop

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1090

Page 19: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Europa’’, niet terecht. Ik denk eerderdat het omgekeerde is gebeurd. Demanier waarop over asiel en migratieop Europees niveau is gesproken, iseen andere dan velen haddenverwacht en misschien ook haddengevreesd. Ik vind dat dus nietterecht. De groep op hoog niveauheeft zich gericht op externeaspecten en heeft in mijn ogenevenwichtige voorstellen voor heteconomische, politieke en hetontwikkelingsbeleid op tafel gelegd,evenals voor preventie van migratieen instrumenten van het migratie-beleid. De volgende week vergadertde groep voor het eerst na Tampere.Ik stel voor, dat de notitie die ookaan de Kamer was toegezegd overhet vervolg en de wijze van werkenzo snel mogelijk na die eerstebijeenkomst van de groep geprodu-ceerd zal worden. Ik merk ook in derichting van de heer Van Oven nogwel op, dat de groep zelf behalve hetmonitoren van de afspraken die in deactieplannen zijn gemaakt niet zoheel veel extern zal optreden. Achterde actiepunten staat namelijk steedswie wat moet doen, wat bijvoorbeeldde Commissie moet doen en wat deRaad of de lidstaten moeten doen. Ikzie zelf niet zozeer dat de groep ophoog niveau alles zelf gaat uitvoeren.De groep zal meer achter de anderenmoeten aanjagen die de verplichtin-gen op grond van de actieplannenzijn aangegaan.

Er is natuurlijk ook een discussiegeweest – mevrouw Karimi heeft datopgebracht – over de besluitvormingdoor de groep van hoog niveau ende vraag is gerezen of daar hetinstemmingsrecht niet op vantoepassing zou moeten zijn. Naarmijn mening is dat niet het geval.Het instemmingsrecht heeftbetrekking op Titel IV en Titel VI vanhet verdrag en dat is niet derechtsbasis, waarop deze rapportenvan de groep op hoog niveau zijngebaseerd. Het is een politiekdocument, waarin een aantaluitspraken wordt gedaan in derichting van Commissie, Raad enlidstaten, die verder gewoon gevolgdkunnen worden. Een anderebetekenis of binding is daaraan niette geven.

De heer Van Oven heeft gevraagdnaar de horizon van de groep in2004. Het in kaart brengen van debelangrijkste migratielanden en hetopstellen van actieplannen zou mijnsinziens lang voor die tijd beeindigdmoeten zijn. Misschien gebeurt dat

in twee of drie rondes maar dan ishet beeld wel gemaakt. De tweedetaak – het voorzien in het uitvoerenvan die plannen en het erop toeziendat het gebeurt en het monitorendaarvan – zal zodanig zijn, dat zij aande Commissie kan worden overge-dragen. Ik voorzie in ieder geval welzo’n ontwikkeling, maar wanneer datkan en wanneer dat gebeurt, isnatuurlijk een tweede. Het is in iedergeval de richting waarin gewerktwordt.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Watbetreft de evenwichtige voorstellenbij de actieplannen blijven wij vanmening verschillen, want ik ben vanmening dat die voorstellen absoluutniet evenwichtig zijn. U heeft alsantwoord op het instemmingsrechtgezegd, dat het niet bindend is.Formeel gezien, hebt u daarin gelijkmaar collega Van Oven en ik hebbenin dit verband gesproken over eengebrek aan transparantie en eengebrek aan democratische controle.In de werkwijze zou afgesprokenmoeten worden, dat die controleoptimaal geregeld kan worden.

Staatssecretaris Benschop: Wij zijnnatuurlijk altijd erg gevoelig voor datverwijt, maar bij elk actieplan staatde aanbeveling wie daar iets moetdoen c.q. bij welk bestaand plan ofinitiatief aangesloten wordt. Dat isallemaal te volgen. Waar er ietsnieuws gebeurt, zal er iets nieuwsgemaakt worden en dan wordt datook weer op tafel gelegd ombeoordeeld te worden. De actie-plannen, de landenanalyses, alles isopenbaar en is naar de Kamertoegegaan. Ik zie dat probleem dusniet zozeer.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Maarje moet natuurlijk een procedurekunnen afspreken voor de beoorde-ling van die actieplannen. U heeft deactieplannen, na herhaalde verzoe-ken, naar de Kamer gestuurd. Datklopt. Ik dank u daarvoor. Maar wijhebben de actieplannen nietbesproken. U zegt dat wordtafgesproken wie wat doet, maar ookdat is niet met de Kamer en met hetEuropees Parlement besproken. Er isniemand die op een bepaald punttegen u zegt: ik ben het er niet meeeens dat de Raad of de lidstaten datdoen.

Staatssecretaris Benschop: Wijhebben daarover afgesproken dat wij

op grond van deze actieplannen ende besluitvorming in Tampere eenbrief zullen sturen over de conse-quenties daarvan, ook voor het eigenbeleid. Naar aanleiding daarvan kanhet debat worden gevoerd, ook meerinhoudelijk over de aanbevelingen. Ikzal in die brief natuurlijk ook ingaanop de verdere werkwijze van degroep en een beeld schetsen van decontroleaspecten die daarbijbetrokken zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks): Hetzou heel erg goed zijn als u dan ookinging op de wijze waarop decontrole op de actieplannen zelf kanworden vergroot. Ik doel dus nietalleen op de controle op deuitvoering, maar ook op de controleop de vaststelling van de actie-plannen. Die heeft al plaatsgevondenzonder dat daarop enige democrati-sche controle is geweest.

Staatssecretaris Benschop: Deactieplannen zijn door de EuropeseRaad goedgekeurd. De actieplannenvormden voor geen van de lidstatenaanleiding om daarover problemente maken of om daarin een wijzigingaan te brengen.

Voorzitter! De heren Hessing enWijn hebben gevraagd naar de terug-en overnameovereenkomsten. Ookop dit punt is een wat krachtiger lijngetrokken dan tot nu toe mogelijk isgeweest. Er is een nieuw instrumentmet het Verdrag van Amsterdamgecreeerd, namelijk separate terug-en overnameovereenkomsten. DeRaad heeft gezegd dat de Commissiehiervan gebruik dient te maken.Anders dienen standaardclausules ophet gebied van terugkeer enovername deel uit te maken vaninternationale verdragen. Wij hebbennatuurlijk de ervaring dat deCommissie er met enige aarzeling zonu en dan toe te bewegen was omdit element in internationaleverdragen op te nemen. Ik denk datdit na de top in Tampere zalverbeteren. En dat is positief.

De heer Van der Staaij heeftgevraagd naar de asielinformatie.Daarover is in Tampere niet apartgesproken. Ik heb al eerder in eenalgemeen overleg aangegeven dathet advies van de Adviesraadinternationale vraagstukken volgensde regering goed is. Het is in hetkader van alle inspanningen opEuropees niveau vanzelfsprekend dathet delen van asielinformatie en hetkomen tot meer gemeenschappelijke

Benschop

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1091

Page 20: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

beoordelingen de rode draad vormenin het geheel, ook al is dat inTampere niet expliciet naar vorengekomen.

©

Staatssecretaris Cohen: Mevrouw devoorzitter! Ik zal nog enkele concreteinhoudelijke vragen beantwoorden.Het spreekt vanzelf dat ik mij aansluitbij de algemene lijnen die getrokkenzijn. Ik wil in dat kader slechts eenopmerking maken en wel over determ ’’op termijn’’ waarover collegaBenschop al sprak. Ik wijs erop dat inde Engelse versie onder punt 14 ’’inthe short term’’ en onder punt 15 ’’inthe longer term’’ staat. In devoorlopige Nederlandse versie staat’’op termijn’’. Wij wijzen erop dat eenvertaling van ’’in the longer term’’ook kan zijn: op de langere termijn.

De heer Van Oven heeft in hetkader van de uitvoering van hetasielbeleid gevraagd of er sprake zalzijn van een Europese IND – zo noemik het maar – of van nationaleinstanties. Wij gaan op dit momentuit van nationale instanties. Er levennu nog geen gedachten over eenEuropese IND. Eerlijk gezegd, vind ikdat ook wel een rustig gevoel. Wijweten hoe lastig het is om inNederland de IND op een goedemanier te organiseren! De vraag dievervolgens werd gesteld, was: hoekan dan de integratie tot standkomen? Het Europese Hof zaldaaraan, conform het Verdrag vanAmsterdam, een bijdrage leveren. Deintegratie zal ook daarvandaanmoeten komen.

Waarom is er slechts eenbescheiden stap gezet in de discussieover de tijdelijke bescherming? Wijmoeten constateren dat er forsemeningsverschillen liggen. Ik ben blijdat er van deze uitspraak van deEuropese Raad in ieder geval eenimpuls uitgaat om er echt flink meedoor te gaan. Het is ook uit deKosovocrisis weer duidelijkgeworden hoe lastig dit is.

Er is gevraagd naar de versterkingvan de rechtspositie van derdelan-ders in relatie tot de nieuweVreemdelingenwet. De nieuweVreemdelingenwet en de inzet vanTampere zijn wat de regering betreftmet elkaar in overeenstemming. Dewet ziet alleen op de verblijfs-rechtelijke status van derdelanders,terwijl de inzet van Tampere brederis. Daarin gaat het namelijk ook omonderwerpen als werk, scholing en

vrij verkeer, kortom om onderwerpenter bevordering van de integratie. Ikken het stuk van de heer Groenen-dijk, maar ik zie geen licht tussen dewet en de afspraken van Tampere.Deze laatste zijn de inzet voor deverdere uitwerking die op tal vanpunten noodzakelijk zal zijn.

Hoe zit het met de gemeenschap-pelijke onderzoeksteams? Daaroverzal een bepaling worden opgenomenin de rechtshulpovereenkomst. Deonderhandelingen hierover zijngaande. Het gaat om de vorming vanteams voor een bepaald doel en vooreen bepaalde tijd. Met anderewoorden, het gaat om zaaksgerichteteams. De justitiele controle hieropberust bij de autoriteiten. Er is geensprake van een vaste plaats vanvestiging. De toegang van Europol-ambtenaren wordt verzekerd. Ditalles betekent dat de omvang van detaken van deze Europol-ambtenarenmoet worden vastgelegd in de tewijzigen Europol-overeenkomst. Er isdus wel degelijk democratischecontrole. Voor een uitbreiding van debevoegdheden is een wijziging vande Europol-overeenkomst noodzake-lijk.

De heer Van Oven (PvdA): Er staatdat op korte termijn moet wordengekomen tot een versterking van debevoegdheden van Europol. Betekentdit dat wij op korte termijn eenvoorstel tot wijziging van het verdragtegemoet kunnen zien?

Staatssecretaris Cohen: Het is eenvan de uitwerkingen en dus eenlogische consequentie van wat isvastgelegd.

De heer Van Oven (PvdA): Zijn daarafspraken over gemaakt?

Staatssecretaris Cohen: Degemaakte afspraken zijn bekend. Water nu ligt, is papier. Op tal vanpunten is het een enorme opdrachtom het papier om te zetten inwerkelijkheid. Termen als ’’op korteretermijn’’ en ’’op langere termijn’’zeggen iets over het tijdpad en overhet gemak waarmee het proces zalverlopen.

De conclusies over het EuropeseOM zijn een stuk vager dan deNederlandse voorstellen daarom-trent. Is het Europese OM daarmeeuit het zicht verdwenen? Er zijn almet al nogal wat uitspraken gedaan,ook over Eurojust. In het kader van

de uitwerking zal het nodige over hetEuropese OM aan de orde komen.

De heer Van Oven (PvdA): Nu dreigtverwarring. Ik heb begrepen datEurojust een coordinerend orgaan is,waarin de prioriteiten van deverschillende lidstaten wordengecoordineerd. Dat is heel watanders dan een Europees openbaarministerie dat toezicht uitoefent opactiviteiten van Europol en dat in detoekomst eventueel ook zelfvervolgingsactiviteiten kan onderne-men.

Staatssecretaris Cohen: Dat is juist.In die zin kan gezegd worden dat deambities ten aanzien van eenEuropees OM – overigens heeftcollega Korthals gezegd dat dezeambities iets minder ver gaan – nietin de top van Tampere zijn neerge-legd. Een en ander gaat minder ver,zeker minder ver dan wij in hetBeneluxpaper hebben neergelegd.

De heer Van Oven (PvdA): Kunt udaarvan de achtergrond schetsen,gegeven het feit dat voor deJBZ-raad op 4 oktober doorverschillende lidstaten nog eenstudie naar het Europese OM wasingebracht?

Staatssecretaris Cohen: Ik kan nietveel meer zeggen dan dat wijhebben geconstateerd dat in deconclusies van het voorzitterschap detekst voorkwam zoals deze nuvoorligt. Geconstateerd moet dusworden dat het Europees voorzitter-schap het op dit punt niet heeftgewild of aangedurfd, iets op teschrijven over het Europees OM.

De heer Van der Staaij (SGP): Ikheb gevraagd om een toelichting opEurojust. Gaat dit verder dan deintensivering van de internationalesamenwerking tussen verschillendestaten? Ik vraag mij dit ook af methet oog op het verzoek aan deEuropese Raad om voor eind 2001het vereiste rechtsinstrument aan tenemen. Suggereert dat niet ook dater nog heel wat moet gebeuren tenbehoeve van de vormgeving?

Staatssecretaris Cohen: Dat iszonder enig twijfel juist. Er moetontzettend veel gebeuren op basisvan hetgeen voorligt. Op dit punt isintensivering van de samenwerkingin het document neergelegd.

Benschop

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1092

Page 21: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

De heer Wijn (CDA): Voorzitter! Destaatssecretaris heeft over Europolen de vereenvoudiging vanprocedures voor de uitleveringgezegd: wij hebben nog niet echt ietsweggegeven. Tegelijkertijd zegt hijdat er een geweldige opdracht ligt.Welke opdracht trekt hij naar zichzelftoe, waar wil hij aan meewerken enwat wil hij niet weggeven?

Staatssecretaris Cohen: U moetgoed onderscheiden wat ik wanneerheb gezegd. De meeste opdrachtenzijn bestemd voor de EuropeseCommissie. Nederland zal daarintensief en loyaal aan meewerken.De opmerking dat er niets isweggegeven richt zich met name opeen aantal waarborgen die doorNederland buitengewoon belangrijkworden gevonden in de sfeer van derechtsruimte. Door het indienen vaneen aantal amendementen of hetsteunen ervan hebben wij diewaarborgen willen behouden. Juistop het terrein van justitie heeftiedereen er enerzijds groot belang bijdat de waarborgen die in de loopvan de jaren in de systematiek zijningebouwd, erin blijven. Anderzijdsontstaat daardoor ook spanning alsEuropese samenwerking wordtnagestreefd. Die spanning valt terugte vinden in de teksten, bijvoorbeeldten aanzien van punt 35 waar hetbegrip ’’zonder meer’’ wordtgehanteerd. De vraag is daarbij aande orde of uitlevering mogelijk iszonder tussenkomst van de rechter.Daarbij wordt vervolgens ookverwezen naar artikel 6 van hetverdrag van de Europese Unie, meteen verwijzing naar de grondrechten.Naar mijn mening impliceert dit datrechterlijke tussenkomst mogelijk is.Gezien genoemde spanning zalnadere uitwerking de nodige tijdvergen.

De heer Wijn (CDA): Welk tijdpadverwacht u?

Staatssecretaris Cohen: Dat is lastigaan te geven. Als u mij vorig jaargevraagd had wat ik verwachtte vande mededeling vorig jaar oktober inde JBZ-raad over de studie naar eenEuropese asielprocedure, had ik eenontwijkend antwoord gegeven. Ik zouzeker niet hebben gezegd dat ditvolgend jaar bereikt zou worden.Inmiddels moet geconstateerdworden dat dit wel gebeurd is. Het isdan ook lastig om hierover iets tezeggen.

De heer Wijn (CDA): Mijn constate-ring is dat u ook nu een ontwijkendantwoord geeft en dat het best weleens kan zijn dat dit nog jaren kanduren, omdat Nederland dit niet zograag wil.

Staatssecretaris Cohen: Nee,helemaal niet.

De heer Wijn (CDA): U geeft wel eenontwijkend antwoord.

Staatssecretaris Cohen: Ja, maar ikgeef ook aan waarom. Als ik vorigjaar antwoord had gegeven opeerdergenoemde vraag, had ik numoeten zeggen dat het veel sneller isgegaan. Het is belangrijk dat despanning die erin zit, mede door tijdzal moeten worden opgelost. Hoesnel of langzaam dat gaat, is nu nietbekend. In de hele geschiedenis vande Europese samenwerking is te ziendat die tijdsverschillen er zijn. Somsgaat het heel hard en soms duurt hetlang. Ik vind het dan ook moeilijk omhier antwoord op te geven.

De heer Wijn heeft gezegd dat eral een heleboel vastlag van hetgeennu op het gebied van asiel isbesproken. Naar mijn mening is hetmet name een belangrijke vooruit-gang dat de Commissie nu binneneen jaar met een studie zal komenterwijl de richting daarvan inmiddelsvastligt.

De heer Wijn vroeg wat hetbetekent dat op basis van eengezamenlijke evaluatie zal wordengekeken naar de rechtspositie vanderdelanders. Het is vooral vanbelang dat bij de regulering enregelgeving op het gebied vanderdelanders wordt erkend dat erveel verschillen zijn in Europa en dathet goed is om die verschillen inkaart te brengen in het licht van dieregulering.

Bij hetgeen in Tampere isvastgelegd, constateerde de heerWijn verschillen tussen verdrags-vluchtelingen en andere vluchtelin-gen. Dat is juist. Inderdaad rijst dande vraag hoe het zit met de nieuweVreemdelingenwet. Daarin zitten ookwel verschillen, maar wij zullen debetrokkenen op een vergelijkbaremanier behandelen. Hierbij speelteen aantal elementen een rol. Zo kanover de Nederlandse Vreemdelingen-wet niet worden gezegd dat dezeafwijkt van Europese wetten, wantiedereen heeft op dit ogenblik zijneigen wet. Tegelijkertijd zit in hetwetsvoorstel ook de erkenning dat

een groeiende Europese eenwordingconsequenties kan hebben voor metname procedures en regelgevingvoor tijdelijke bescherming en dewerking daarvan. Naar de stelligeovertuiging van de Nederlandseregering hebben wij een nieuwe wetnodig en die moet er ook komen.Bovendien is te zien dat het nodigegaat gebeuren in Europees verband.Het is aan ons om datgene wat wijvoor wenselijk houden ten aanzienvan de inhoud van deze wet, ook inEuropees verband zo goed mogelijknaar voren te brengen, waarbij wijduidelijk moeten maken dat wij hetvan belang vinden om het op diemanier te regelen. Maar zodra deEuropese regelgeving meer tot standkomt en er afwijkingen zijn met deNederlandse, zal dit weer totaanpassingen leiden. Volgens mijkan het niet anders lopen.

Mevrouw Karimi heeft gevraagd ofde Nederlandse positie ten aanzienvan de derdelanders niet wathuichelachtig is. Ik heb zojuist algezegd dat wij achter hetgeen staanwat in Tampere is afgesproken endat wij dat ook zullen volgen. Ikbestrijd dat de Nederlandse positie instrijd is met de afspraken die inTampere zijn gemaakt, maar hetdebat daarover zullen wij volgen.

Mevrouw Karimi vroeg vervolgenswaarom niet verder wordt gegaanmet de uitlevering, terwijl deverdragen van 1995 en 1996 nog nieteens werken. Je zou kunnen zeggen:regeren is vooruitzien. De bedoeldeverdragen moeten nog in werkingtreden. In Nederland ligt hetwetsvoorstel nog in de TweedeKamer. Dat verhindert natuurlijk nietdat wij ondertussen verder kunnendenken. De in de conclusie voorge-stelde vereenvoudigingen zijnbovendien niet erg eenvoudig vormte geven en zullen nog de nodige tijdvergen. Dan kun je maar beter vastbeginnen met nadenken.

De heer Dittrich zei dat deafspraken op het gebied van asiel enmigratie iets gemeenschappelijksuitstralen. Hij vroeg hoe Engeland enSpanje daartegenaan kijken. Ik kanniet anders dan constateren dan datook zij deze uitgangspunten hebbenonderschreven. Een van de mooiedingen is dus dat wij ze daaraankunnen houden. Wij kunnen zewijzen op de afspraken en aangevendat er op die basis een verdereinvulling zal worden gegeven.

Hij vraagt ook of deze afsprakenbetekenen dat alle landen op een lijn

Cohen

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1093

Page 22: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

zitten wat betreft het begrip’’vervolging’’ en dat daar eeninterpretatie van komt. Dit is eenonderwerp dat Nederland aan deorde zal stellen bij de discussie overde minimumnormen voor asiel-procedures. Als het daar nietgebeurt, zal het in ieder gevalmoeten worden geregeld in devolgende stap: een asielprocedure.

De heer Dittrich (D66): Uit uwantwoord leid ik af dat er nog geengemeenschappelijke interpretatie isvan het begrip ’’vervolging’’.

Staatssecretaris Cohen: Dat klopt.Wat er ligt, is de tekst die u kent endie ik ken. Dat is vervolgens de basisvoor een heleboel werk, om dat tegaan uitvoeren. Het is duidelijk dateen aantal verschillen die er waren,niet zijn opgelost door deze tekst. Wijzullen hiermee aan de slag moeten.

De heer Dittrich (D66): Dat geefttevens de zwakte aan. Naast depositieve dingen die ik erover hebgezegd, kunnen woorden ookversluierend werken. Op het eerstegezicht lijkt het of alle landen zichergens achter scharen, met eengemeenschappelijk doel, maaruiteindelijk blijven de meningsver-schillen nog steeds bestaan en moeter de komende tijd verder gewerktworden om dat nader tot elkaar tebrengen. Je zou kunnen zeggen dater niet veel meer tot stand isgebracht dan mooie woorden oppapier wat betreft de eenwording.

Staatssecretaris Cohen: Het is papierwat er ligt, anderen hebben dat ookgezegd, maar het had ook andershad kunnen gaan in Tampere. Hethad ook het kleinste gemeneveelvoud kunnen worden, maar datis het uitdrukkelijk niet geworden.Het is een opdracht van het hoogsteorgaan in Europa aan de vakradenom daarmee aan de slag te gaan eneen extra inspanning te leveren omervoor te zorgen dat die verschillenvan mening opgelost worden. Watdat betreft gaat het in Europa nietanders dan in Nederland, waar bijcoalities ook wel eens sprake is vanwoorden die je verschillend kuntuitleggen, maar waarmee je na eentijdje toch een heel eind verder kuntkomen.

De heer Van der Staaij heeftgevraagd hoe het zit met deprioriteitenstelling bij decriminaliteitsbestrijding tussen

drugs-, jeugd- en stedelijke criminali-teit. Daar is nog niet zoveel over tezeggen. Ik herhaal wat ik tegenanderen heb gezegd. Wat er ligt, isdeze tekst en daarmee moeten wijaan de gang.

De heer Rouvoet heeft gevraagdnaar de waarborgen voor hetjustitieel beleid. Ik heb daar al ietsover gezegd. De Nederlandseregering heeft zich ingespannen omervoor te zorgen dat die waarborgenuitgangspunt zijn voor de verderediscussie. Hij heeft verder gevraagdwat die ruime passage over hetwitwassen betekent voor Nederland.Ik denk dat deze een impuls is om tekomen tot intensievere samenwer-king. Dat is op zichzelf buitengewoonbelangrijk.

Ik denk dat het antwoord op devraag of die politieacademie nuttigis, ’’ja’’ is. Deze zal er weer toe leidendat er meer kennis bestaat over hoede politie in de verschillende landenwerkt. Dat kan leiden tot een grotereuniformiteit, die op dit gebied heelbelangrijk is.

De heer Rouvoet (RPF): Voorzitter! Ikheb die vraag over de politieacade-mie ook gesteld in het licht van mijnandere vraag of er nog wordtgesproken over de noodzakelijkeharmonisatie van opsporings-bevoegdheden. Wij hebben hieroverin eigen land een intensievediscussie achter de rug. Ik vroeg mijaf of hierover in Tampere isgesproken en wat dit mogelijkbetekent voor de wetgeving inNederland.

Staatssecretaris Cohen: Wij achttenhet van belang om ervoor te zorgendat de resultaten van de intensievediscussie die hierover in Nederlandis gevoerd, de grondslag kunnen zijnvoor de verdere discussie diegevoerd zal worden.

De heer Rouvoet (RPF): Ik heb dievraag ook gesteld omdat wij vanuitpolitiekringen nog wel eens te horenkrijgen dat volgens het buitenlandNederland niets meer kan op hetgebied van opsporing. Hebben deons omringende landen die geluidenook in Tampere laten horen?

Staatssecretaris Cohen: Punt 37vormt een soort afronding van dehele samenwerking. In de allerlaatstepassage staat: met inachtneming vande fundamentele rechtsbeginselenvan de lidstaten. Ook bij enkele

andere punten hebben wij eruitdrukkelijk voor gezorgd dat eenU-bocht niet mogelijk wordt. Ikbedoel daarmee dat wij naaraanleiding van de IRT-affaire allerleiafspraken hebben gemaakt over deopsporingsmethoden. Wij wildenvoorkomen dat via een anderelidstaat die niet die regels heeft, depolitie datgene kan bereiken waarvanwij in Nederland hebben gezegd, datwij dat niet zullen doen.

De heer Dittrich (D66): Voorzitter!De staatssecretaris heeft niet gezegdhoe het gaat met de gemeenschap-pelijke missies naar andere landen.

Staatssecretaris Cohen: Dat klopt.Daar zijn nog geen afspraken overgemaakt. Naarmate het werk van deHigh level working group verder totstand komt, zal op dat gebied ookmeer en betere samenwerkingbereikt worden. Er zijn daarover inTampere geen afspraken gemaakt.Die gemeenschappelijke missies naarandere landen moeten wel hetgevolg zijn van de afspraken.

De heer Dittrich (D66): Wanneerbegint de nationale rapporteur inzakede vrouwenhandel met zijn of haarwerkzaamheden? Wij praten daar aldrie jaar over in de Kamer.

Staatssecretaris Cohen: Voorzitter!Als ik mij niet vergis, behandelen wijvolgende week de begroting vanJustitie. Dat lijkt mij het goedemoment om deze vraag te bespre-ken.

De heer Dittrich (D66): Ik heb eenvraag gesteld over uitlevering. Alsvoorbeeld noemde ik een Neder-landse arts die in Spanje werkt endaar euthanasie pleegt conform deNederlandse regelgeving. Hij wordtveroordeeld in Spanje, vlucht naarNederland. Volgens conclusie 22moet Nederland nu deze Nederlan-der aan Spanje uitleveren.

Staatssecretaris Cohen: In hetalgemeen heb ik over uitleveringgezegd, dat volgens onze uitleg vande conclusies rechterlijke controlealtijd mogelijk is. De eigen rechtsre-gels zijn daarop van toepassing. Hetzal dus mogelijk zijn, de rechterlijketoets daar altijd bij te gebruiken.

De heer Dittrich (D66): Het beginselvan dubbele strafbaarstelling blijft

Cohen

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1094

Page 23: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

dus gehandhaafd in de lezing van destaatssecretaris.

Staatssecretaris Cohen: Het lijkt mijonverstandig uitvoerig in te gaan opde uitwerking. Het betreft enkelerichtsnoeren die op een groot aantalgebieden nader moeten wordenuitgewerkt. Dit is een van de puntendie heel zorgvuldig bekeken moetenworden.

De heer Dittrich (D66): Het is eenheel essentieel punt. Als je naar deformulering van de conclusie kijkt,dan moet ik zeggen dat de woorden’’zonder meer’’ niet erg positiefgeduid kunnen worden.

Staatssecretaris Cohen: Ik heb daaral iets over gezegd. Er staat ’’zondermeer’’, maar vervolgens staat er ook’’met inachtneming van artikel 6 vanhet Verdrag van Amsterdam’’. Datwijst terug naar het Europeseverdrag voor de rechten van demens en de wijze waarop wij hetuitleggen. Dat betekent dat de wijzewaarop het in Nederland functioneerthetzelfde zal blijven.

De heer Dittrich (D66): De vraag isdan waarom het zo geformuleerd iszoals in de conclusie staat. Ik vreesdat andere landen die conclusieanders zullen uitleggen. Het is danmaar de vraag hoe Nederland daarinkomt te staan.

Staatssecretaris Cohen: Wij komendan weer uit bij de discussie die wijzo-even al hebben gevoerd. De uitlegdie eraan gegeven zal worden, zalniet altijd dezelfde zijn. Wij zullendaarover verder met elkaar praten.Wij hebben dat amendement nietvoor niets ingediend. In Nederlandhechten wij aan die toevoeging ’’metinachtneming van artikel 6 van hetVerdrag van Amsterdam’’. Dathebben wij niet voor niets gedaan.

©

De heer Van Oven (PvdA): Voorzit-ter! Alle waardering voor debeantwoording door de regering.Zeer veel punten zijn bevredigendbeantwoord, een groot aantal anderekomt terug bij de uitwerking. Er isechter een punt dat daar normaalgesproken niet bij terugkomt,namelijk het Europese openbaarministerie dat immers niet in deconclusies van het voorzitterschap is

genoemd. Ik moet daar dus toch nueen opmerking over maken.

In de paragraaf over criminaliteits-bestrijding zien wij allerlei vormenvan geıntensiveerde politiesamen-werking zonder dat justitiele controleook maar in zicht komt. Ik wil dittoch graag op tafel houden. Wijkomen daar nog over te sprekennaar aanleiding van de notitieEuropees strafrecht en ook naaraanleiding van de mededelingen vande regering over het rapport-Middelhoek II, maar ik stel nu alvastnamens mijn fractie dat de TweedeKamer te zijner tijd niet kan oordelenover operationele bevoegdheden vaneen Europese politiedienst zonderdat ook justitiele controle op dieactiviteiten duidelijk in zicht isgekomen.

©

De heer Wijn (CDA): Voorzitter! Mijneerste opmerking heeft betrekking ophet fonds voor de ontheemden. Er isgeen resultaat, maar wel een oproepen de minister-president zei dat zo’nfonds eigenlijk maar peanuts is in dehele discussie. Ik vond dat een welerg relativerende opmerking. In heteerste stuk van het kabinet, dat van20 pagina’s, wordt gesproken overeen verantwoordelijkheidsverdelingdie noodgedwongen zal zijngebaseerd op financiele compensa-tie. Vervolgens staat er dat Neder-land daarbij duidelijke voorwaardenzal stellen, zoals toewijzing vanfondsen ten behoeve van opvangvan asielzoekers en ontheemden.Gezien die opmerkingen meen ik dateen actieve houding, onder hetmotto ’’wie schrijft die blijft’’ weldegelijk van belang is.

Mijn tweede opmerking betreftconclusie 15: de communautaireregelgeving en de gemeenschappe-lijke asielprocedure. De staatssecreta-ris zei hierover: meer dan wij haddenkunnen denken. Bij eenzelfde soortconclusie, namelijk die overstrafbaarheidsgelijkstelling bij hetonderdeel politie en justitie,gebruikte staatssecretaris Cohenvandaag ook weer woorden als ’’hetkan lang duren’’, ’’best een belang-rijke opdracht’’, ’’het zal zo blijvenzoals het in ons land functioneert’’en ’’er is een verschillende uitleg’’.Dat soort terminologieen kunnenandere landen gebruiken bijeenzelfde soort formulering inzakecommunautaire regelgeving. Alsstaatssecretaris Benschop dan zegt

dat het meer is dan Nederland hadkunnen vragen, rijst de vraag: wathad Nederland dan minder kunnenvragen?

Tot slot mijn opmerking over devergelijkbaarheid van de rechten dieverdragsvluchtelingen krijgen, en dieandere personen krijgen die hier ombescherming binnenkomen. Destaatssecretaris gaf aan dat nog niethelemaal duidelijk is hoe de andereEuropese landen daar tegenaankijken en dat nog bekeken moetworden of niet-verdragsvluchtelingendezelfde of vergelijkbare rechtenkrijgen. Als gedacht wordt dat hetdezelfde rechten worden, lijkt het mijgoed om in Nederland maar even tewachten met het invoeren van eenwet, want als wij hier dan meer doendan in Europees verband, komt menhier naartoe. In Europees verband ismisschien een ministapje gezet,maar ik zou nu in Nederland niethard gaan hollen voor een nieuweVreemdelingenwet. Voor je het weet,heb je dan hier in Nederland hetmooiste stelsel en vergroot je deaanzuigende werking enorm.

©

De heer Dittrich (D66): Mevrouw devoorzitter! Ik dank de regering voorde beantwoording. Het is een watvreemd debat geworden, omdat ikvrij gedetailleerde vragen overconclusies heb moeten stellen,terwijl de regering in wat meeralgemene termen heeft geantwoord.Ik begrijp dat dit ook niet anders kan.Daarom volsta ik met te zeggen datwij in volgende overleggen endebatten, bijvoorbeeld bij debegroting van Justitie, nader op aldie conclusies terug zullen komen. Ikheb ook al dreigend in mijn eerstetermijn gezegd dat de fractie van D66een eigen scorebord heeft. Dat zullenwij bijhouden.

©

De heer Hessing (VVD): Mevrouw devoorzitter! Ik dank de regering voorde antwoorden, maar moet tochconstateren dat een aantal vragenonbeantwoord is gebleven. Ik hadzes vragen gesteld met betrekking tothet handvest. De eerste was watdaarvan de meerwaarde is voor deburger. Dat lijkt mij een heelrelevante vraag, maar daarop heb ikgeen antwoord gekregen.

Mijn tweede vraag was naar hetjuridische karakter ervan. De minister

Cohen

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1095

Page 24: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

heeft daarover enige helderheidverschaft in die zin dat hij zei dat hethandvest bindend wordt, maarvervolgens heeft hij enige mist latenontstaan door te zeggen dat hij nietprecies wist hoe het EVRM erin past.Gelet op de rechtsorde waarvoor wijons moeten opwerpen, zou ik deregering in dit verband toch willenvragen een standpunt in te nemen.Misschien kan dat in een notitie, hetmag een heel korte zijn, van deregering over het gewenstejuridische karakter van het handvesten vooral natuurlijk over deinpassing van het handvest, naasthet EVRM en de nationale Grondweten in het kader van het Nederlandserecht.

De heer Dittrich (D66): Voorzitter!Mag ik de heer Hessing vragen of hijzichzelf of de Tweede Kamer nu niettekortdoet? Immers, er wordt eenhele groep ingesteld waarvan ookKamerleden deel gaan uitmaken. Diegroep zal met allerlei ideeen envoorstellen komen. Waarom nu weeraan de regering vragen wat dieervan vindt? Het kan toch allemaal indie groep.

De heer Hessing (VVD): Ik wil graaghet standpunt van de regering wetenin het kader van onze nationalewetten.

De heer Dittrich (D66): Dat is tochiets wat kan worden besproken in diegroep die nog moet wordenopgericht?

De heer Hessing (VVD): Ik wil graaghet standpunt van de regeringweten.

Mijn derde vraag betrof de wijzevan aanpak, een forum van 62 ledenom een concept op te stellen. Deheer Dittrich wees daar ook op. Devraag was: bent u niet bang voor eengigantisch groot vergaderspektakeldat zijn weerga niet kent? Op dievraag heb ik geen antwoordgekregen. Zou de regering er begripvoor kunnen opbrengen als van dezijde van alle parlementen zouworden voorgesteld om net als deregeringen een vertegenwoordigeraan te wijzen, bijvoorbeeld eendeskundige staatsrechtgeleerde?

Mijn vierde vraag betrof debegroting. De minister meldde in alleeerlijkheid: er is geen begroting. Datis een helder antwoord. Hij zal onsnader informeren zodra het forumbijeen is. Dat wekt de indruk dat het

forum zelf z’n budget mag vaststel-len. Dat lijkt mij vreemd. Ik kan mijvoorstellen dat de Europese Raaddaar toch een bovengrens aan zouwillen stellen. Het is toch niet onheusom te vragen wat zo’n omvangrijkproject gaat kosten, mede gelet ophet ontbreken van het antwoord opde eerste vraag met betrekking tot demeerwaarde.

Mijn vijfde vraag was waarom nietis gekozen voor de normaleprocedure. Ook die vraag is nietbeantwoord.

De zesde vraag had betrekking opde waardering van de burger voordit project. Ook die vraag is nietbeantwoord. En daar zit een beetjevan mijn pijn. Want als wij moppe-ren over de grote afstandelijkheidvan de burger met betrekking tot deEuropese Unie, moeten we met onsallen werken aan een sterke Unie diedingen doet waar de burger iets aanheeft en vooral nalaat om allerleiprojecten te starten waar de burgerniets aan heeft en die een grootrisico in zich dragen met betrekkingtot het beschadigen van het aanzienvan de Europese Unie. Dat doet mijpijn.

©

De heer Van der Staaij (SGP):Voorzitter! Ook ik wil graag debewindslieden hartelijk danken voorde antwoorden. Ik heb nog eentweetal opmerkingen.

Ten aanzien van het gemeenschap-pelijk asielbeleid is terecht beklem-toond dat papier nog omgezet moetworden in werkelijkheid. Wat datbetreft, herhaal ik het standpunt datik in eerste termijn heb verwoord.Pas in de toekomst zal kunnenworden beoordeeld of er inderdaadonomkeerbare stappen zijn gezet opweg naar een beter afgestemdasielbeleid of dat deze stap door eenveelheid van interpretatieverschillentot weinig concrete resultaten heeftgeleid.

Er blijft een spanning tussen hetduidelijke onderscheid dat in deEuropese benadering wordt gemaakttussen verdragsvluchtelingen enandere categorieen die op bescher-ming aanspraak kunnen maken, enhet vervagen van dit onderscheid inde nieuwe Vreemdelingenwet. Devraag blijft prangen of de nieuwewet wel voldoende recht doet aan deEuropese ontwikkelingen.

De SGP blijft op het standpuntstaan, dat de totstandkoming van het

handvest onnodig en verwarrend is.Nu er eenmaal op aan wordtgekoerst, is het belangrijk dat destatus van het document geenmisverstanden kan oproepen. Watons betreft, is de status niet zodanigdat er rechtstreeks een beroep opkan worden gedaan door de burgers.Minister Van Aartsen suggereerdeeen beetje dat het zonder juridischebinding geen waarde heeft. Datbevreemdde mij, gezien de geschie-denis van de Universele verklaringvan de rechten van de mens. Naarde mening van de SGP-fractie zal hetprimaat van de Grondwet en van hetEuropese verdrag niet door dithandvest mogen worden aangetast.

©

De heer Rouvoet (RPF): Voorzitter! Ikheb vragen gesteld over hetasielbeleid in de regio, waarop iknog graag een antwoord krijg. Ik benverder bezorgd dat de middeling vanasielnormen in de EU ertoe zal leidendat de lat straks wel hoger komt teliggen. Graag krijg ik daar nog eenreactie op.

Ik begrijp dat er geharmoniseerdgaat worden als het gaat om deopsporingsbevoegdheden. Tegen destaatssecretaris van Justitie zeg ikdat je dan geen U-bochten meerhebt, maar ik heb begrepen dat deandere lidstaten zich in Tampere nietbij de Nederlandse regering hebbenbeklaagd dat er met de Nederlandsepolitie sinds invoering van de WetBOP niet meer op een vruchtbarewijze valt samen te werken bij debestrijding van de georganiseerdecriminaliteit. Graag krijg ik daarvaneen bevestiging.

Ten slotte kom ik nog op hethandvest. Waarom staat desamenstelling van het forum alleenin de bijlage en niet in de conclusieszelf? Ik begrijp de voorzichtigheid tenaanzien van de inhoud van hethandvest, maar ik zie niet goed inwaarom eenzelfde voorzichtigheidmoet worden betracht ten aanzienvan de waardering voor hetbeproefde stelsel van grondrechten-bescherming op grond van hetEVRM. Het wordt wat mij betreft inconstitutioneel opzicht verwarrendals wij naast de Grondwet en hetEVRM ook het handvest krijgen. Daarmoet op z’n minst duidelijkheid overkomen. Je weet wat je hebt en nietwat je krijgt! Vandaar dat ik devolgende motie wil indienen.

Hessing

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1096

Page 25: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat er gewerkt wordtaan een EU-handvest van degrondrechten;

voorts constaterende, dat in hetEVRM reeds een grondrechten-catalogus is opgenomen;

van mening, dat (constitutionele)verwarring over de toepasselijkheidvan stelsels en vormen vangrondrechtenbescherming voor deburgers zeer ongewenst is;

spreekt als haar mening uit dat hetbeproefde stelsel van grondrechten-bescherming op grond van hetEVRM voorrang dient te blijvenkrijgen;

verzoekt de regering zich ervoor in tespannen dat dit buiten twijfel wordtgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie isvoorgesteld door de leden Rouvoet,Hessing en Van der Staaij. Naar mijblijkt, wordt zij voldoende onder-steund.

Zij krijgt nr. 99 (21501-20)

©

Minister Kok: Voorzitter! Ik heb nogslechts een opmerking te maken inantwoord op vragen van de heerWijn. Het is goed om nog evenprecies vast te stellen met welkeinzet wij naar Tampere zijn gegaan.Allereerst zijn er de Nederlandseprioriteiten, vastgelegd in hettienpuntenplan. Dat is een enandermaal met de Kamer besproken.Verder is er het Beneluxmemoran-dum dat ook uitgebreid met deKamer is besproken, zij het in eenandere samenstelling dan de huidigeKamer. Dat laatste speelt wellicht bijde beoordeling van dit onderdeeleen rol. Ik wil mij daar natuurlijk nietmee bemoeien, want het is uiteraardaan de fracties om dat uit te maken.Op het moment dat wij volgens deheer Verhagen bezig waren de bootte missen – wij zijn overigens veiligthuis gekomen – was duidelijk hoede hazen liepen op het punt van de

fondsvorming. Ons meer algemeneidee was dat wij in Europa toemoeten naar een meer evenwichtigeverdeling van de lasten als het gaatom de opvang van asielzoekers.Voorkomen moet worden dat landenalmaar hun wetten en regelsaanpassen omdat sprake is vanafwijking van andere landen. Daarommoet je streven naar uniformiteit enharmonisatie. In het aanvankelijkestuk was een hoge inzet gekozen, teweten dat er in een klap afsprakenmoesten worden gemaakt over eeneerlijke lastenverdeling. Die inzethebben wij vervangen door hetstreven naar een uniforme procedureomdat het uiteindelijke resultaatdaarvan zal zijn die beoogde eerlijkeverdeling van asielzoekers over deEU-landen. Daar ben ik echt vanovertuigd. In de voorbereiding vanTampere bleek dat er veel animo wasvoor een fonds, maar dat was danwel het verkeerde soort fonds enbovendien kwam die animo uit deverkeerde hoek in die zin dat erverkeerde doeleinden werdennagestreefd. Dat kwam ons financieelen politiek niet goed uit. Wij hebbentoen gezegd: als er in de Raad eenvoorkeur blijkt te zijn voor iets vanfondsvorming, dan moet datgebeuren binnen de financiele kadersen moet het worden toegespitst opde ontheemden. Het is nu eenmaalaltijd zo in Europese raden dat ditsoort ideeen waarover rondom detafel veel verschillende gedachtenbestaan, tot een precieze uitwerkingmoeten worden gebracht in dielaatste korte nacht tussen de eerstevolle dag en de afrondende zittingwaarin de conclusies wordenvastgesteld. Dat kon onmogelijk,maar omdat de Commissie – bijmonde van de heer Prodi – zich zocommitteerde met dit onderwerp,hebben wij toen gezegd: laten wij deCommissie vragen daarover eengericht voorstel te doen. Als ikzojuist zei: het is ’’peanuts’’, danbedoel ik daar mee dat dit maar eenklein onderdeel is van het veelgrotere geheel waarover wij metelkaar spreken. Ik heb er behoefteaan dit nog even te zeggen om tevermijden dat ik zou wordenmisverstaan. Het is belangrijkgenoeg, maar een klein onderdeelvan een veel groter geheel. Hethoofddoel hebben wij geprobeerdlangs een andere weg te bereiken endaarmee hebben wij een behoorlijkresultaat geboekt.

©

Minister Van Aartsen: Mevrouw devoorzitter! Misschien is het goed datik de Kamer toezeg een notitie op testellen over het handvest. Ik denk datdit de beste weg is om een aantalindringende vragen te beantwoor-den. Dan kan wellicht ook de motieaan de orde komen.

©

Staatssecretaris Cohen: Voorzitter!De heer Van Oven zegt dat hetEuropese OM van belang is als ersprake is van politiesamenwerkingen nodig is als er sprake is vanbevoegdheden op dit punt. Ik moetconstateren dat Nederland geenoperationele bevoegdheden voorEuropol wil, dat staat ook in de notaEuropees strafrecht. Bij nauwkeurigelezing blijkt dit ook zo in de tekst vanTampere te staan. In die zin is hetniet noodzakelijk om naast deafspraken die in Tampere zijngemaakt, ook het Europese OM tehebben.

Er is gesproken over de nieuweVreemdelingenwet en mogelijkeafwijkingen daarvan in de afsprakenvan Tampere. Ik zie die punten niet.Zeker, er is sprake van verschillendesoorten vluchtelingen: verdrags-vluchtelingen en anderen. In denieuwe wet is daarvan ook sprake.Dit neemt echter niet weg dat erdiscrepanties kunnen ontstaan naarde mate waarin de Europesesamenwerking op dit gebiedverdergaat. Daarin zal de Neder-landse wetgeving niet anders zijndan de wetgeving in andere landen.Dit lijkt mij echter geen reden omniet met de Nederlandse wetgevingverder te gaan. Er zijn immers allerleiandere redenen om dat wel te doen.

De heer Dittrich (D66): Het punt isnatuurlijk wel dat wij nog maarbetrekkelijk kort geleden – in 1994 –de Vreemdelingenwet hebbenvastgesteld. De rechtspraktijk moestzich daar nog naar voegen. Nu komter een nieuwe Vreemdelingenwet.Als die wordt ingevoerd, zal zijvervolgens weer moeten wordenaangepast door de besluitvorming inEuropa. Dit trekt een zware wissel opIND – waarvoor het al zo lastig is omhet vreemdelingenrecht goed tekunnen uitoefenen –, de advocatuuren de rechtspraak. Daarom vraag ikde staatssecretaris of hij het nietterecht vindt dat de Kamer zich

Rouvoet

Tweede Kamer Europese top28 oktober 1999TK 15 15-1097

Page 26: Vliegenthart voorzitter: Ik heb begrepen dat er nog om ... · hebben echt meer tijd nodig om inzicht te krijgen in zowel de financiering als de consequenties van een en ander. Het

bezorgd afvraagt of de rechtspraktijkal die opeenvolgende wisselingen inde vreemdelingenwetgeving wel aankan.

Staatssecretaris Cohen: Ik vind datprematuur, omdat ik nog geen ideeheb hoe die Europese regelgevingeruit zal zien. Wij zijn er zelf bij, ookop het punt van de minimum-normen. Wij hebben allerlei redenenom op nieuwe wetgeving over tegaan. Je moet dan vervolgens eenafweging maken en mijn afweging isop dit ogenblik dat wij vooral snel enkrachtig moeten doorgaan met dieNederlandse wet.

De heer Wijn (CDA): Is de staatsse-cretaris het met mij eens dat er eenaanzuigende werking richtingNederland wordt veroorzaakt, zolanger geen geharmoniseerd asielbeleidis en bepaalde groepen asielzoekersbetere rechten in Nederland wordenverleend dan in andere landen?

Staatssecretaris Cohen: Ik geloofniet dat je dit zo kan zeggen. Wijweten helemaal niet precies wat weleen aanzuigende werking heeft enwat niet. In de afgelopen periodehebben wij in Nederland het beleidop een aantal punten veranderd.Geconstateerd kan worden dat er opdit moment iets minder asielzoekersnaar Nederland komen, terwijl wij ophet gebied van het voorzieningen-niveau helemaal niks hebbengedaan. Als je dat in aanmerkingneemt, is het antwoord: nee.

De heer Wijn (CDA): Volgens mijkomen er op het ogenblik welminder asielzoekers naar Nederland,maar neemt Nederland binnenEuropa nog steeds een meer danevenredig aandeel op.

Staatssecretaris Cohen: Dat is juist.

De heer Wijn (CDA): Laat ik eenconcreet voorbeeld geven. Stel datiemand geen verdragsvluchteling is,uit een onveilig land komt en inNederland betere rechten krijgt danin een ander land. Dat ligt het tochvoor de hand dat betrokkene eerdernaar Nederland gaat dan naar datandere land?

Staatssecretaris Cohen: Dat is eenvan de belangrijke redenen waaromNederland ervoor is dat er eengemeenschappelijk Europees beleidwordt gevoerd.

De heer Wijn (CDA): Maar dan bentu het dus met mij eens dat er sprakeis van een aanzuigende werking alser nog geen harmonisatie is en jeafwijkt.

Staatssecretaris Cohen: Voorzitter!Zolang er geen sprake is vanuniforme wetgeving is het onvermij-delijk dat een land op het ene punteen betere regeling heeft en op hetandere punt een slechtere regeling.Dat leidt tot het huidige situatie. Deconclusie is dat je niet kunt sprekenover een geharmoniseerd beleid.Daar moeten wij wel naartoe. Wijwillen dat zo snel mogelijk. Daaromzijn wij ook gelukkig met deuitkomsten van Tampere. Ik vind datje op grond daarvan niet moetzeggen: wij moeten dus maar nietverder werken aan een nieuwe wet.Het is mooi dat de heer Wijn dieconstatering met mij deelt.

De heer Wijn (CDA): Nee!

Staatssecretaris Cohen: Voorzitter!De heer Dittrich heeft gezegd dat ertal van overleggen nog zullenplaatsvinden waarin de uitwerkingvan wat in Tampere is gebeurd aanbod komt. Dat is juist. Ik zeg graagtoe dat wij over alles wat hierover inEuropees verband aan bod komtveelvuldig met de Kamer overlegzullen plegen. Ik denk dat dit vangroot belang is. In elk geval is ditzeker niet de laatste keer dat wijdaarover spreken.

De heer Rouvoet heeft hetregiobeleid nog aan de orde gesteld.Op dat punt volgt de Nederlandseregering het standpunt van deUNHCR, namelijk dat het van belangis dat de mensen zo dicht mogelijkbij huis moeten worden opgevangen.De hoge werkgroep bekijkt per regiowat de mogelijkheden voor opvangaldaar zijn. Dit betekent niet –vandaar de brede opdracht die dezewerkgroep heeft – dat lidstaten zichaan hun verdragsrechtelijkeverplichtingen zullen onttrekken. Datis uitvoerig neergelegd in deconclusies van Tampere en gelukkigmaar.

Ten slotte merk ik op dat het zeerin de rede ligt dat op de top inTampere geen klachten zijn gehoordover de Nederlandse politie. Hetniveau van de discussie was ietsabstracter dan dat zulks aan de ordezou zijn gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Ik stel voor, op eennader te bepalen tijdstip over demotie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 22.55 uur

©

Lijst van ingekomen stukken,met de door de voorzitterterzake gedane voorstellen:

1. elf brieven van de voorzitter vande Eerste Kamer der Staten-Generaal, met de mededeling, dat zijin haar vergadering van 26 oktober1999 de haar door de Tweede Kamertoegezonden voorstellen van wet,gedrukt onder de nummers 25437,25821, 26341, 26363, 26470, 26467,26555, 26423, 25927, 26027 en 26553,heeft aangenomen.

De voorzitter stelt voor, deze brievenvoor kennisgeving aan te nemen;

2. de volgende brieven:een, van de minister van

Buitenlandse Zaken, ten geleide vanhet Verdrag tussen het Koninkrijk derNederlanden en de VolksrepubliekChina inzake armoedebestrijding inhet district Huoshan, en de briefwis-seling met de Verenigde Natieshoudende een verdrag inzake eenForum over het actieprogramma vande Internationale Conferentie overbevolking en ontwikkeling;

een, van de staatssecretaris vanEconomische Zaken, ten geleide vande notitie ’’Werving voor werk enwelvaart: motieven en middelen voorhet Nederlandse acquisitiebeleid’’;

een, van de staatssecretaris vanLandbouw, Natuurbeheer en Visserij,ten geleide van de voortgangsrap-portage Cites;

een, van de staatssecretaris vanSociale Zaken en Werkgelegenheid,ten geleide van het monitor-onderzoek ’’Jeugdige werknemers’’;

een, van de staatssecretaris vanVolksgezondheid, Welzijn en Sport,over erkenning Nederlandsegebarentaal.

De voorzitter stelt voor, deze brievendoor te zenden aan de betrokkencommissies en niet te drukken;

3. de volgende brieven:een, van de secretaris-generaal

van het Europees Parlement, tengeleide van uittreksels uit de notulen

Cohen

Tweede Kamer Ingekomen stukken28 oktober 1999TK 15 15-1098