verslag reflectiedag 'toekomst van het kunstsmeden in Vlaanderen'

18
Naar een brandend actueel ambacht Nieuwe impulsen voor het borgen van het kunstsmeden Verslag reflectiedag ”Toekomst van het kunstsmeden in Vlaanderen” Zuiderpershuis, Antwerpen 23 mei 2014

description

 

Transcript of verslag reflectiedag 'toekomst van het kunstsmeden in Vlaanderen'

Naar een brandend actueel ambacht

Nieuwe impulsen voor het

borgen van het kunstsmeden

Verslag reflectiedag ”Toekomst van het kunstsmeden in

Vlaanderen”

Zuiderpershuis, Antwerpen 23 mei 2014

2 Verslag reflectiedag

Inleiding In de tweede helft van de 20ste eeuw was het kunstsmeden in Vlaanderen een zachte dood aan het sterven. Jongeren kregen geen beroepsopleiding meer aangeboden en achter de uithangborden van de schaarse kunstsmederijen werd nog maar zelden gesmeed. In de jaren 1980 ontstond een vernieuwde interesse voor het ingeslapen ambacht. Toch dringt een structurele aanpak zich nu op om het ambacht te borgen. Weinig ambachtslieden beoefenen nog beroepsmatig het kunstsmeden; het is geen evidentie om er de kost mee te verdienen. Architecten en restauratoren worden dan weer regelmatig geconfronteerd met een gebrek aan kennis en kunde om smeedijzeren delen van waardevolle gebouwen te herstellen en te restaureren.

Dit meerjarig erfgoedproject wil stappen zetten naar een actualisering en duurzame maatschappelijke verankering van het ambacht. Het is onze ambitie om een plan van aanpak te ontwikkelen voor de borging van het kunstsmeden en ervoor te zorgen dat randvoorwaarden gecreëerd worden die dit plan mogelijk maken. Een programma bestaande uit vijf maatregelen vormt het speerpunt: identificatie en documentatie, onderzoek, transmissie, communicatie en sensibilisering, en herlancering. Hiermee willen we een voorbeeldpraktijk ontwikkelen voor andere immaterieel-erfgoedpraktijken die zich op een scharniermoment in hun maatschappelijke inbedding vinden en die vergelijkbare borgingsuitdagingen kennen. Deze reflectiedag valt onder de maatregel onderzoek en geldt niet enkel als netwerkmoment waar smeden, opleiders en vertegenwoordigers uit diverse maatschappelijke velden elkaar ontmoeten, maar ook als aanzet voor een bredere bevraging van het veld later dit jaar. Meer informatie is te vinden op www.kunstsmeden.be

Verslaggevers: Julie Carlier en Evelien Willockx Redactie: Joeri Januarius

Met dank aan Tijl Vereenooghe voor de foto's

3 Verslag reflectiedag

Sessie 1: Toekomst en SWOT van het kunstsmeden (groep 1)

Moderator: Floortje Vantomme

Rondje van de tafel

Guy is op zijn 33ste begonnen als metaalconstructeur en is vandaag zowel beroepshalve als hobbymatig smid. Het kunstsmeden heeft zeker een toekomst, maar niet om geld mee te verdienen. Mensen moeten het kunstsmeden willen; het is dure arbeid. Smeden is zeker niet gelijk aan lassen!

Raf komt uit smedenfamilie en is in bijberoep bezig met sculpturen. Vanuit zijn persoonlijke interesse is hij in contact gekomen met de ambachtelijke smedersgilde (die op zich geen opleiding voorziet). Hij ijvert voor een toekomst vanuit de passie voor het vak. Hij heeft bovendien de indruk dat ambachten opnieuw beginnen te leven bij jongeren, maar vreest dat kwaliteit in het werk wordt geplaatst tegenover overregulering.

Jan heeft in een smederij bij de spoorwegen gewerkt en smeedt nu nog thuis (het smeden zit al zeven generaties in zijn familie). Hij geeft les bij Syntra en stelt vast dat in het smeden verschillende disciplines bestaan en het belangrijk is een keuze te maken in welke discipline je verder wil doen. Indien de politiek anders zou zijn, dan zouden er volgens hem opvolgers zijn; de kennis van beleidsmakers over het ambacht kan/moet beter.

Seerp volgde zijn opleiding in Antwerpen, waar hij zelf leraar was aan de academie in de smidse van het Zuiderpershuis. Daarnaast is hij ook een gepassioneerd smid (restaurateur). Hij ziet vooral mogelijkheden voor jonge mensen zolang ze belangstelling hebben om te overleven.

Frieda geeft een restauratieopleiding (EUCORA, voor behoud van technieken en opleiding tot vakmannen) en stelt vast dat er (te) weinig interesse is; ze vindt het jammer dat het niet in het leerplan staat.

Filip geeft les bij Syntra en GOCA.

4 Verslag reflectiedag

Jozef is zelfstandig smid en gewezen lesgever. Hij ziet vooral in het hobbysmeden een toekomst, naast professionals die zelfstandig zijn, maar er moet nog veel werk verzet worden.

Paul is leraar in de smidse van het Zuiderspershuis. Hij is eigenlijk beeldhouwer, maar is ook actief als ambachtelijk smid. Er zijn jonge mensen die echt geïnteresseerd zijn, maar Paul houdt zijn hart vast: er is enorm veel doorzettingsvermogen nodig. Men moet er niet aan beginnen om rijk te worden.

Tom is medewerker bij UNIZO - Handmade in Belgiumlabel. Er bestond/bestaat geen wettelijk kader, terwijl het mogelijk is om er een stevige economische sector van te maken. Het is de bedoeling om een imagocampagne op te zetten die jongeren inspireert, consumenten informeert (link met kwaliteitsproducten) en vakmannen uit alle mogelijke sectoren ondersteunt. Door een gebrek aan een duidelijk politiek kader trekt geen enkele organisatie dit traject, wat nochtans inspirerend zou kunnen zijn. Politici kunnen/moeten vertegenwoordigers zijn van lokale makers, anders bestaat de kans dat we tradities verliezen.

Steven heeft samen met zijn broer een ambachtelijke smederij in Oostrozebeke. Ze hadden vroeger allebei grote honger om bij te leren; zo zijn ze bij Pierre Vandenabeele in Brugge gaan aankloppen. Ze hebben een ingangsexamen gedaan bij Les Compagnons du Devoir in Frankrijk; dat is een zeer dure opleiding van hoog niveau! Hij heeft dan een aanbod gekregen om restauraties uit te voeren in Frankrijk en Amerika, maar samen met zijn broer is hij in België gebleven. Hun bedrijf werkt nu voor 90 procent ambachtelijk. Hij vindt het belangrijk om de basis goed te kennen. Opleidingen in België zijn een aanzet waar men bepaalde dingen kan leren, maar het is niet voldoende om als professional in het leven te staan.

Ellen is projectleider van Centrum Vlaamse Architectuurarchieven, een van de partners van het project. Ze stelt vast dat architecten en smeden belangrijke partners kunnen zijn.

Paulus is lid van de Nederlandse Gilde van Kunstsmeden en is zich gaan inzetten voor jonge mensen die willen smeden. Opvolging in de restauratiewereld ligt volgens hem moeilijk: jonge mensen die willen smeden is heel fijn, maar om te restaureren moeten ze tools en detailkennis hebben. Dit alles komt in gedrang door moderne apparatuur. Onderzoek in Nederland toont aan dat er nood is aan 2,7 nieuwe smeden per jaar.

Kristien houdt zich bezig met museale ontsluitingsprojecten (Bokrijk). Ambachten zijn belangrijk. Als museum is het niet evident meer om vakmannen te bereiken. Het ambacht moet meer maatschappelijk relevant gemaakt worden, anders wordt het stoffig. Hoe kan er een wisselwerking ontstaan tussen musea en diverse vakmanschappen?

Tijl is coördinator van ETWIE, expertisecentrum voor technisch, wetenschappelijk en industrieel erfgoed. Er zijn veel organisaties met interessante perspectieven, die het best worden samengekoppeld om te innoveren zodat ambachten in de toekomst kunnen blijven bestaan.

Michel is bezieler van de vzw IJzer en Vuur!. Hij heeft een atypisch parcours afgelegd. Hij inspireert mensen en hoopt zo de passie voor het vak over te dragen. Een ambachtsman moet met zijn hoofd in deze tijd zitten. Er is absoluut een toekomst voor het kunstsmeden: men moet technieken beheersen, kunnen tekenen en ontwerpen en openstaan voor nieuwe technieken. Met andere woorden: de tijdgeest voelen. Hij vindt het belangrijk dat er externe ondersteuning komt.

Bespreking van twee scenario’s: het eerste is gericht op een economische toekomst voor het smeden, het tweede schrijft meer een museaal verhaal.

Guy stelt dat het smeden duur is en dat smeedwerk moeilijk in de markt ligt. Architecten kennen het product niet meer en weten niet meer wat staal is. Een smid heeft een creatief beroep en moet zelf zijn inspiratie tonen aan de klant.

Paul zegt dat een smid tegenwoordig speciaal is omdat het ambacht bijna uitgestorven is.

Raf benadrukt dat handwerk een zekere kostprijs heeft en dat de concurrentie met de wegwerpmaatschappij niet min is. Er bestaat een eng beeld van smeden en bovendien wordt het smeden verward met het lassen. Er zijn ook mensen

5 Verslag reflectiedag

die het niet nauw nemen met de diverse technieken, wat niet goed is voor het imago van het vak. Juist in de kwaliteit van echt smeedwerk zit het verschil met andere producten: het is veel duurzamer.

Jan vult aan dat er te veel regels zijn (milieu en veiligheid zijn de meest versmachtende elementen). De opleidingen zijn te duur voor jonge mensen (met deze stelling gaat het merendeel niet akkoord): er is een aanzienlijk verschil in kostprijs tussen de verschillende opleidingen. De opleidingen zijn verspreid en er zit geen eenduidige structuur in. Ambachtslieden zijn zeer gepassioneerd bezig met hun vak.

Seerp wijst erop dat er veel mogelijkheden zijn om kennis op te doen. Alleen via het Internet leren is volgens hem geen optie. Hij zegt dat er veel interesse voor handwerk bestaat bij de jeugd, maar dat het heel moeilijk is om een geschikte bedrijfsruimte te vinden.

Frieda zegt op haar beurt dat we in een wegwerpmaatschappij zitten en dat de voeling met het ambacht verdwenen is. Er is te weinig interesse vanuit scholen en bedrijven. Sensibiliseren is een positieve suggestie; ze denkt bijvoorbeeld aan "sos schilder", een recente actie in het onderwijs. Vandaag is er niet genoeg aandacht voor ambachten in het lager onderwijs.

Filip vindt de concurrentie van onkundigen oneerlijk. De industrie staat niet stil bij het echte werk en de politiek heeft te weinig kennis. Bovendien stelt hij de vraag wie nu juist wie controleert? Hij vindt het positief dat er nog goede opleidingen zijn, maar voor hoe lang zijn die er nog? De volgende generatie moet er stilaan aankomen, maar dan moet je er ook alle dagen mee bezig zijn. Hij doorprikt de illusie dat je van smeden rijk zou worden.

Jozef vindt het positief dat smeden veel arbeidsvreugde geeft en dat heb je je hele leven nodig. Het geeft je een vorm van vrijheid om je eigen creativiteit te beleven. Het is een passie. De opleidingen zijn daarentegen onvoldoende om zelfstandig smid te worden, aangezien er zeker 5 à 6 verschillende specialisaties nodig zijn. Er zijn enorm veel valspelers die op evenementen ambachtelijk staan te smeden, maar die heel anders doen dan op de werkplaats. De prijs voor handgemaakte dingen is te duur, wat ook een serieuze bedreiging is, want alles wordt uitbesteed aan valsspelers die goedkoper zijn.

Paul stelt vast dat jongeren zeer gedreven zijn om ambachten te leren. Alleen is het jammer dat ze pas vanaf 18 jaar kunnen starten (voor echte opleidingen); dan ben je eigenlijk al te laat. Hoe jonger je start, hoe sneller je de nodige handvaardigheid verwerft. De kennis rond het ambacht is nog niet verloren; het doorgeven is nog mogelijk, maar we mogen geen 20 jaar meer wachten! Hij ziet twee negatieve punten: architecten hebben te beperkte kennis over het ambacht en leren ontwerpen ontbreekt in de bestaande opleidingen tot smid.

Tom ziet als grote zwakte het geïsoleerd werken. Onbekend maakt onbemind. Een positief punt is dat de maker een spiegel geeft aan onze maatschappij. Cocreatie, of werken in een gedeelde infrastructuur, is een interessant spoor.

Steven vindt het positief dat de smid zeer flexibel is, aangezien hij zich aanpast aan de huidige samenleving. Het is maatwerk. Het beroep van smid is volgens hem wel hip. We moeten innovatief te werk gaan. Als er een vonkje ontstaat bij jongeren, dan kan je hen motiveren. Spijtig dat er geen kans is om hen vroeger op te leiden.

Ellen vindt het zeer positief dat kunstsmeden zich verenigen. Het duurzame karakter van het ambacht is ook een pluspunt. Ze wijst er voorts op dat er meer sensibilisering nodig is.

Paulus benadrukt dat het vak onbegrensde mogelijkheden heeft. Het spijtige is dat de maatschappij te veel gericht is op resultaten.

Kristien vindt duurzaamheid een heel positief punt: smeden is een samengaan tussen hoofd en handen, het is praktisch en creatief! Maar misschien is het ook niet voor alle ambachten mogelijk om er iets hedendaags mee te doen. Er zou meer wisselwerking moeten zijn tussen verschillende sectoren.

Michel zegt dat de interesse van jongeren positief is. Er moet een markt gecreëerd worden. In onze maatschappij moet alles eigenlijk snel gebeuren, terwijl smeden daar juist haaks op staat.

6 Verslag reflectiedag

Seerp vult aan dat de term smeedwerk ook wordt gebruikt door mensen die er niets van kennen. De grondstoffen zijn ook veranderd: de kwaliteit van het ijzer is enerzijds beter, maar anderzijds is het ook slechter omdat er veel schroot in verwerkt zit.

7 Verslag reflectiedag

STERKTE

Creatief beroep Kwaliteit en duurzaamheid van het product

Uniek handwerk Gepassioneerde vakmensen

Goede opleidingen Vrijheid om creativiteit te beleven

Transmissie is mogelijk Flexibiliteit

Breed maatschappelijk draagvlak

KANS

Smid heeft positief imago Kwaliteit van producten is beter (geen

massaproductie) grondstof (ijzer) is niet duur

Grote interesse voor handwerk Grote vraag naar duurzaamheid, traditie en

authenticiteit Smid = hip

ZWAKTE

Handwerk kost veel tijd Geen vast leerplan

Kwaliteit vraagt dagelijkse toewijding Huidige opleidingen zijn onvoldoende om als

zelfstandige te beginnen Smid is niet zichtbaar in samenleving Beroep is niet beschermd (valsspelers)

Te weinig aandacht voor het ontwerpen in opleidingen Zwaar werk

BEDREIGING

Beperkte vraag door gebrek aan kennis Grote concurrentie van massaproductie

Misbruik van term smeden Milieureglementering (rook)

Beperkte interesse van bedrijven Geen aandacht in lager en secundair onderwijs

Gebrek aan kennis bij politieke instanties Mensen nemen de tijd niet meer om iets te

leren

SWOT

8 Verslag reflectiedag

Sessie 2: Toekomst en imago, beeld en beeldvorming van het kunstsmeden (groep 2)

Moderator: Joeri Januarius

Rondje van de tafel.

Joeri: projectmedewerker IJzer en Vuur! vzw en moderator op de reflectiedag Luc: leerling-smid na zijn pensionering. Hij wou al jaren het vak aangeleerd krijgen. Vandaag is hij vooral toeschouwer. Olivier: leerling-smid. Hij verwacht van vandaag vooral een breder beeld te krijgen van het smeden in Vlaanderen. Philip: smederij PhilipV, een bedrijf in ambachtelijk smeedwerk en kleine reconstructies, dat ongeveer 20 medewerkers telt. Hij heeft geen bijzondere verwachtingen, maar is wel geïnteresseerd in de toekomst van opleidingen. Miko: branchemanager van het NGK (Nederlandse Gilde van Kunstsmeden). Hij stelt vast dat er ongeveer 65 tot 70 smederijen in Nederland zijn en dat de situatie in Nederland heel ander is dan in Vlaanderen.

Peter (De Beus): leraar aan de academie in Anderlecht en zaakvoerder. In Engeland hebben ze het goed voor mekaar en het zou goed zijn mochten we in Vlaanderen even ver geraken als daar. Luc: zelfstandige smid, in zijn smederij werken drie mensen. Hij wil vooral weten in welke richting het kunstsmeden zal evolueren.

9 Verslag reflectiedag

Klaas: leraar metaal en zelfstandige in restauratie en conservatiewerken. Gert: heeft een smederij en verwacht een duidelijk beeld voor de borging van het ambacht. Jorijn: coördinator van tapis plein vzw. Ze begeleidt met andere organisaties dit project. Francesca: medewerker van AKOV (agentschap voor kwaliteitszorg in onderwijs en opvoeding). Het agentschap maakt dossiers op waar alle competenties voor bepaalde beroepen worden opgelijst - zo wordt de basis gelegd voor de organisatie van de toekomstige opleidingen. Zelf is ze verantwoordelijk voor ambachten. Peter (De Bruyn): runt een smederij De Bruyn en is geïnteresseerd in de toekomst van het smeden Walter: instructeur bij GOCA, waar ze via de VDAB met een heel heterogeen publiek werken. Hij is vooral geïnteresseerd in de toekomst van het smeden en hoe we het kunnen borgen.

Bespreking van twee scenario’s: het eerste is gericht op een economische toekomst voor het smeden, het tweede schrijft meer een museaal verhaal.

Philip zegt dat er de hele tijd gesproken wordt over kunstsmeden. Is dat hetzelfde als ambachtelijk smeden? Hij vindt het verschil zeer groot. Hij ziet zichzelf als een ambachtelijke smid en niet zozeer als een kunstenaar. Dat kan jongeren misschien afschrikken omdat ze zich bijvoorbeeld niet kunstzinnig vinden. Hij vindt het ambacht eerder technisch. Luc vindt van zichzelf dat hij geen kunstsmid is. De term wordt verkeerd gebruikt. Walter onderscheidt twee of drie groepen in het smeden. Het zuiver ambachtelijke, de smeden en de kunstsmeden. Joeri stelt vast dat de definitie en het profiel van de smid belangrijke thema’s zijn, die verder nog behandeld zullen worden. Miko merkt op dat er regelmatig vragen komen van ouders of jongeren om zwaarden en harnassen te smeden. Hij denkt dat de basis van ambachtelijk smeden of kunstsmeden dezelfde is. Daarna doe je een specialisatie. Hij ziet voor het (kunst)smeden nog een toekomst weggelegd, maar dan vooral in de restauratie. Het moet vooral jongeren interesseren. Peter (De Beus) verduidelijkt dat het kunstsmeden heel modieus was in de jaren ’70 en dat het nadien een terugval kende. In de jaren ’90 volgde een opstoot en even snel weer een dip. Er is te weinig geld om het te ondersteunen, te weinig mensen komen aan de bak en voor het ogenblik zijn er ook niet veel klanten. Het is moeilijk om te voorspellen hoe dat gaat evolueren. Walter ziet zeker een toekomst voor het smeden, en wel op twee terreinen. Ten eerste in de restauratie, waarbij het oorspronkelijke ambacht doorgegeven wordt, via kennistransfer met nadruk op traditie, en ten tweede in de groep die het op een innovatieve manier gebruikt, zoals designers en architecten. Uiteraard hangt dat af van de marktvraag. Het is zeer moeilijk te voorspellen. Wij borduren verder op het bestaande economische model maar daar komen barsten in. Mensen hebben opnieuw meer interesse in lokale producten en daar ligt zeker een kans voor smeden. Veel smeden hebben goede handen maar kunnen hun weg niet vinden in de huidige kenniscultuur. De overheid moet daar zeker rekening mee houden. Peter (De Bruyn) stelt dat de toekomst ergens tussen de twee scenario’s in zal liggen. Brecht stelt ook vast dat in Frankrijk bijvoorbeeld betere opleidingen zijn. Miko speelt daar op in en zegt dat als de opleidingen beter zijn, je ook meer vraag naar smeedwerk krijgt. In Nederland bestaat er geen specifieke opleiding voor smid. In praktische opleidingen (voorbereidend middelbaar

10 Verslag reflectiedag

beroepsonderwijs) kan je constructie bankwerker studeren waarbij je tien dagen per jaar smeedles krijgt. Workshops en cursussen zijn evenwel zeer duur omdat het zelf gefinancierd moet worden. Walter zegt dat het een moeilijke vraag is. Afhankelijk van het feit of je smeden als hobby of professionele activiteit ziet, zal de aanpak en de uitkomst verschillen.

Brainstormsessie over het profiel, het imago en de beeldvorming van het kunstsmeden, rond het raster WIE, WAT, VOOR WIE en WAAR?

Gert steekt van wal door te zeggen dat een smid in de strikte zin van het woord eigenlijk nooit bestaan heeft, aangezien er zo veel verschillende soorten smeden bestaan en er een hoge graad van specialisatie kan zijn. Peter (De Bruyn) zegt dat een kunstsmid in principe hetzelfde is als een siersmid. Gert vraagt zich af wat nu juist een ambachtelijke smid is? Luc vindt het belangrijk om de vraag te stellen waarom de opleiding destijds gestopt is. Er was geen vraag meer terwijl vele kleine bedrijven overgingen van vader op zoon. Bovendien is een groot deel van het werk, dat de smeden deden, overgenomen door anderen (buiten de renovatie en het siersmeden). Miko benadrukt dat er zich bij het NGK net een jonge man heeft aangesloten met een grote passie voor het maken van hamers, dus het kan wel degelijk. Maar de realiteit is wel dat veel materiaal in lagelonenlanden worden gemaakt. Jorijn benadrukt dat niet iedereen erin slaagt om een niche naar zijn of haar hand te plaatsen. Gert stelt dat het niet volstaat om je in 1 ding te specialiseren. Je moet meerdere niches bekleden. Brecht vult aan door te zeggen dat je je moet specialiseren in alles, anders is het ambacht niet houdbaar: het gaat van het herstellen van sloten en balkons over lusters, draaitrappen et cetera. Walter is het er mee eens dat, als je wilt leven van het ambacht, je je niet kan beperkten tot 1 niche. Philip zegt dan weer dat volgens hem er echt veel meer vraag is dan aanbod. Als groen de mode is, dan moet je geen rood verkopen. Je mag zeker je principes hebben, maar je moet meegaan met je tijd, en dan bedoel ik vooral het maken van nieuwe dingen, bijvoorbeeld een toffe trapleuning, en niet de renovaties natuurlijk. Als je goed kan smeden en je maakt wat de mensen graag zien dan heb je werk genoeg. Zakelijk instinct is echt wel noodzakelijk. Dus is het nodig om een gulden middenweg te zoeken tussen het ambachtelijke en het verkoopbare. Luc legt een vinger op de wonde en stelt zich de vraag of het niet meer iets is voor de hogere klasse? Peter (De Bruyn) zegt dat je ook eenvoudige dingen kan maken die de moeite waard zijn en betaalbaar zijn tegelijk. Walter zegt dat het geen goede zaak is dat het werk wordt uitbesteed. Philip antwoordt dat hij soms ook werk uitbesteedt, maar dat hij daar niet echt iets fouts in ziet.

In de discussie wordt weer de link gelegd met opleiding(smogelijkheden)

Walter stelt vanuit zijn ervaring vast dat hij werkt met een heterogeen publiek, met bijvoorbeeld een beroepstechnische achtergrond of een universitaire achtergrond. De sleutel is volgens hem talent. Peter (De Beus) wijst op de verwezenlijkingen van de Britten op het vlak van opleidingen en leerplannen. De national occupational standards hebben vastgelegd wat een smid moet kunnen. Ze vertrekken van basisbewerking onder leiding

11 Verslag reflectiedag

van meesters naar smeden die een eigen zaak kunnen leiden door nadruk te leggen op voorbereiding, bronnenonderzoek en registratie van restauratiewerken. Iedereen moet aan die normen voldoen om aan de bak te kunnen komen. Ze hebben een hele reeks van kwalificaties waar de smid aan moet voldoen, waar we heel veel van kunnen leren. Mocht het mogelijk zijn om ook zo’n plan op te stellen in België, dan zou dit een grote hulp zijn. Wij missen bovendien een masteropleiding. Ik heb twee compagnons bij mij op dit ogenblik. Hun opleiding is goed, maar die heeft ondertussen al veel van zijn pluimen verloren omdat er minder mensen zijn in het systeem en omdat een aantal ateliers is weggevallen. Brecht verduidelijk dat hij een studiebeurs heeft ingediend om bij de compagnons te gaan en dat hij geen subsidie heeft gekregen omdat de school niet erkend was. Gert beaamt dat ze het in Engeland mooi voor mekaar hebben. Misschien moet er een Europese standaardnorm van gemaakt worden, dat in alle landen kan toegepast worden.

De vraag wordt gesteld wie dergelijk initiatief kan trekken?

Peter (De Beus) zegt dat dit een opdracht zou kunnen zijn voor AKOV. Klaas zegt dat het nu allemaal gaat over restauratiewerk. Als je zelf ondernemer bent en je hebt een goed idee, dan kan je smeedwerk zeker ook gebruiken, bijvoorbeeld in design. Een andere richting kan dus in de toekomst zeker ook blijven bestaan. Je moet er in ieder geval een grote passie voor hebben, want anders kom je er niet. En je moet vaak op je bek gaan. Passie en volharding is niet alles natuurlijk; talent telt ook. Philip en Walter beamen dat vooral talent belangrijk is, zeker op professioneel niveau. Gert heeft een andere mening: je hebt vooral passie en volharding nodig. Over welk talent gaat het juist? Walter verduidelijkt dat in hun opleiding veel mensen zeer enthousiast beginnen, maar dat er slechts een aantal mensen er echt mee aan de slag gaan. Peter (De Beus) vult aan dat er een verschil is tussen de kwalificaties enerzijds en wat je er mee doet anderzijds. Gert zegt dat de toegang tot het beroep in België vrij is. Dit in tegenstelling tot Duitsland bijvoorbeeld. Iedereen kan er hier iets mee doen. Klaas stelt vast dat als je dure dingen verkocht krijgt, de designsector zeker niet genegeerd mag worden. Walter ziet ook mogelijkheden, maar benadrukt wel dat je het ambacht dan op een heel andere manier gaat gebruiken. Dan is het feitelijk geen smeedwerk meer, hoewel je een aantal technieken gebruikt. Je kan van een stuk een uniek stuk maken door een smeedkundige ingreep. Gepersonaliseerde zaken zijn wel in trek en daar ziet hij zeker een toekomst in. Luc stelt uit zijn ervaring vast dat architecten de voeling met het smeden verloren zijn. Het moet eigenlijk beginnen in de scholen. Ze zouden eens langs moeten komen en vaststellen wat smeden doen en wat smeedwerk is. Miko beaamt dat mensen geen smeedwerk kopen als ze er geen geld voor hebben. In Nederland gaan de erfgoedwerkers onderhandelen over de prijs van restauraties. Je moet alle doelgroepen voorzien van informatie. Je moet de docenten informeren dat er echt wel gesmeed moet worden en ook aan de scholieren het belang ervan meegeven. Veel mensen weten gewoon niet dat het bestaat. Een dure koop is vaak een goede koop. Ze moeten weten wat restauratiewerk en smeedwerk is. Philip werkt onder andere samen met architecten. Het is makkelijker omdat zij in de juiste niche zitten. Brecht werkt niet met architecten maar rechtstreeks met de klant.

12 Verslag reflectiedag

Jorijn zegt dat er misschien ook kansen liggen bij de overheid via bijvoorbeeld subsidies voor kunstprojecten. Als je de overheid sensibiliseert om met vakwerk rekening te houden, dan kunnen ze investeren in "kunstig" of ambachtelijk smeedwerk, naar analogie met het percentage kunstwerken dat in openbare ruimtes moet ’hangen’. Gert zegt dat aannemers meestal voor de goedkoopste restauratie kiezen. Vaak hebben die dan niets te maken met smeedwerk en dat is soms ook onder toezicht van de overheid. Moeten we dan een beschermingswet in het leven roepen? We worden nu al gewurgd door regels van links of rechts. Er is echt gewoon te weinig kennis. Klaas verduidelijkt dat het met die overheidsopdrachten vaak zo is dat eens ze vergund zijn, ze dan ook niet meer teruggeroepen worden wanneer het slecht is. Het ergste wat ze doen is de waarborg inhouden. Peter (De Beus) vult aan dat veel afhankelijk is van de persoon die toezicht moet houden en het beschikbare budget. Er wordt gepolst naar beschikbare netwerken en doorverwijzingen tussen de smeden. Philip werkt wel samen met andere bedrijven in de Antwerpse regio. Gert zegt dat hij dat wel mist. In het buitenland gebeurde dat wel om bepaalde bestellingen op tijd af te krijgen. Dat is zeker een interessant leerproces. Brecht zegt dat dat niet echt gebeurt. Er wordt gepolst naar de bereikbaarheid van de smeden en het soort klanten dat smeden kunnen aantrekken. Brecht zegt dat de beste reclame mond aan mond reclame is, en misschien een goede website. Miko denkt dat de beste reclame de smederij op de hoek van de straat, die zijn deuren openzet, zodat de mensen zien wat het smeden is. Philip zegt dat ze werken met een website en een code, op die manier hebben ze meer zekerheid. Via mond aan mond reclame vissen we altijd in dezelfde vijver. Brecht maakt duidelijk dat ze geen offertes van openbare aanbestedingen meer doen; er wordt vaak gekozen voor de goedkoopste en dat is oneerlijke concurrentie. Peter (De Beus) zegt dat werken in onderaanneming dikwijls een groot probleem is. Luc zegt dat als er een selectieprocedure is, en je je kan verdedigen, dat je dan nog een kans maakt.

Er wordt gepolst naar de expertise van een smid, en in welke mate traditionele technieken zich verhouden tot innovatieve technieken

Walter zegt dat als er restauratieopdrachten gebeuren, die aan bepaalde kwalificaties moeten voldoen, dan moet het echt iemand met kennis van zake zijn, en geen kunstenaar. Klaas stelt vast dat er minder en minder vraag is naar traditionele restauraties. Philip zegt dat bij ambachtelijke smeden nieuwe technieken niet altijd in goede aarde vallen. Maar ze zijn op zich niet verkeerd, als het maar kwalitatief gebeurt. Peter (De Beus) verduidelijkt dat alles afhangt van het stappenplan bij een restauratie. Soms kan een traditionele manier niet worden toegepast omdat dan meer schade wordt toegebracht en dan moet er op een andere manier te werk worden gegaan.

13 Verslag reflectiedag

Gert geeft een voorbeeld: in Maastricht hebben ze op het stadsplein een grote poort gerestaureerd waarvan er heel veel dingen vast gelast zijn. Elke smid maakt keuzes om al dan niet mee te doen. Ik vind dat geen restauratie.

Beroepsernst is een zeer belangrijk thema, dat regelmatig tussen de regels aan de oppervlakte komt. Er wordt gepeild naar het imago van een smid en wat we daar in de toekomst aan kunnen/moeten veranderen.

Philip suggereert dat het oubollige wel mag verdwijnen. Peter (De Beus) zegt dat er bij hem veel mensen komen die eerder nostalgisch zijn en daar wel waarde aan hechten. Peter (De Bruyn) zegt dat het oerklassieke als een standaard zetten niet goed is. Je moet alles kunnen doen, restauratie, lassen, meubels maken, … En dan moet je een beetje moderner naar buiten komen. Er wordt gepolst naar een prioriteitenlijst. In willekeurige volgorde noteren we:

• Betere opleidingen (met hoger niveau en bredere competenties); een suggestie zou kunnen zijn creatief met metaal. Creativiteit en inventiviteit moeten gestimuleerd worden, naast het probleemoplossend denken. In de opleidingen mag er plaats zijn voor kunst.

• Er is meer kennis nodig bij architecten, scholieren en docenten. Hetzelfde geldt voor bedrijven die smeden willen aantrekken.

• Het imago van (kunst)smeden moet veranderen – het is veel meer dan het romantische beeld dat soms wordt geschetst.

14 Verslag reflectiedag

Sessie 3: actiepunten voor het kunstsmeden! (groep 1)

Moderator: Joeri Januarius

Rondje van de tafel.

Joeri stelt vast dat er toch wel onenigheid bestaat over wat nu juist een kunstsmid is. Een duidelijke definitie is misschien nodig, of schaffen we de term beter af?

Guy benadrukt dat smeden geen klanten meer hebben, hoewel het ambacht zelf nog wel graag gezien is.

Ellen denkt dat er toch een imagoprobleem is en dat het interessant kan zijn om in de toekomst meer te sensibiliseren.

Seerp vindt het belangrijk om in de toekomst meer logistieke ondersteuning te zien.

Paulus legt de nadruk op het sensibiliseren van de maatschappij of het opvoeden van mensen voor maatwerk. Het is ontzettend belangrijk dat mensen terug in aanmerking komen met ambachten door ze , bijvoorbeeld naar de smidse te lokken. Ambachtslieden moeten hun ateliers openstellen voor scholen. Zo hebben ze iets gezien rond ambachten en herkennen ze het in het straatbeeld. Datgene wat blijft hangen is wat je boeit en dat is wat je van jongs af aan hebt meegekregen. Bovendien moet in architectenopleidingen voeling met (alle) materialen geïntegreerd worden.

Tom voelt aan dat er veel frustratie bestaat over de overheid. Hij stelt voor een wettelijk kader te creëren waarin ambachten opgenomen worden: producten moeten benoemd worden en centraal worden geplaatst. Het gaat namelijk om handgemaakte producten.

15 Verslag reflectiedag

Raf legt op zijn beurt de nadruk op een gedegen opleiding, waarin niet enkel het technische aspect aan bod komt. Opleiders moeten oog hebben voor talent. Er gaat veel talent verloren door jongeren te verplichten op schoolbanken te zitten. We moeten naar andere opleidingen stappen en uitleggen wat smeden is. We moeten iedereen de kans geven om kunstsmeden te ontdekken.

Frieda stelt voor om een programma te maken om tot een stappenplan te komen voor het onderwijs. Ze denkt bijvoorbeeld aan een competentieprofiel.

Kristien focust op samenwerking, wat ze heel breed interpreteert en wat innovatie mogelijk moet maken. Staat design los van de uitvoering? Vanuit design en innovatieve ontwikkelingen is er interesse voor ambachten. In architectenopleidingen moeten de ambachten opnieuw worden ingevoegd. Ambachten moeten zich kenbaar maken, dan wordt het vanzelf mee opgenomen. Architecten van nu zijn ook niet de architecten van vroeger.

Jozef zegt dat een juiste omschrijving van het vak nodig is en dat het vak een duidelijk kader moet hebben. Ambachten is een woord dat veel misbruikt wordt; het dekt de lading niet meer. Indien een modelbestek gemaakt wordt, dan moet ervoor gezorgd worden dat alles heel duidelijk beschreven staat (dit is al een bewijs van originaliteit). Maar het is heel moeilijk om mensen te vinden die dat kunnen controleren.

Filip sluit zich aan bij Jozef.

Tijl benadrukt dat we in groep sterker staan dan alleen. Er zijn verschillende invalshoeken nodig om het ambacht sterker te maken en daarbij is nodig dat iedereen zijn eigen belang een beetje kan loslaten.

Paul zegt dat hedendaagse kunst zeker gebruikt kan worden in ambachten; volgens hem zit daar een mogelijke vernieuwing in. Een groot actiepunt is het zoeken naar een markt en een mogelijkheid om die markt verder te ontwikkelen. Daarbij is het nodig om te leren ontwerpen. Hoe jonger mensen kunnen starten, hoe beter. Hij hekelt het systeem dat, als je tegenwoordig als jongere voor een opleiding kiest en binnen het jaar geen werk in vindt, dat je dan verplicht bent een andere opleiding te volgen. Dit is heel belastend voor ambachten.

Michel vult aan door te zeggen dat jongeren veel interesse tonen in ambachten, maar dat ze op een meer institutionele manier ermee in contact moeten komen. Bovendien stelt hij ook vast dat er weinig of geen klanten meer zijn; een potentieel ligt bij architecten, die nu grotendeels de voeling missen met het kunstsmeden. Een beschermingslabel kan een belangrijk middel zijn dat onderzocht moet worden (aandacht voor het product kan namelijk ook vanuit de sector zelf komen).

Steven zegt dat hij het belangrijk vindt dat een smid moet kunnen tekenen, omdat hij zo innovatief te werk kan gaan. Het leren tekenen maakt deel uit van de volledige ontwikkeling. Het vuur moet aangewakkerd worden, er moet worden gesensibiliseerd en een draagvlak moet worden gecreëerd (bijvoorbeeld het aanbieden en benutten van stageplaatsen).

Welke prioriteiten moeten we stellen? Opleiding? Markt?

Tom houdt een pleidooi voor het breder optrekken van dit initiatief. Het is volgens hem verkeerd om te spreken van een prioriteitenlijst waar bepaalde punten belangrijker zouden zijn dan andere. Wat voorlopig ontbreekt is een macroperspectief, waarin over de grenzen heen wordt samengewerkt en waarin een eensgezind standpunt bereikt wordt: het werken met de handen moet worden gevaloriseerd.

Het is belangrijk dat de sector vernieuwt en openstaat voor andere ambachten en maatschappelijke sectoren.

16 Verslag reflectiedag

Sessie 4: actiepunten voor het kunstsmeden! (groep 2)

Moderator: Floortje Vantomme

In de voorgaande sessie zijn de sterktes van het kunstsmeden opgelijst:

1. Het is een creatief beroep 2. Het geeft voldoening, vrijheid om creatief te zijn … 3. Kwaliteit 4. Uniek - maatwerk 5. Gepassioneerde mensen die niet opgeven 6. Flexibiliteit 7. Het is een manier van zijn – meer dan een techniek alleen 8. Je kan altijd bijleren – het is nooit af 9. Goede opleidingen (voorlopig nog)

Olivier zegt dat bedrijfsbeheer geen onderdeel is van de opleiding. Peter (De Beus) vult aan dat de opleidingen bovendien niet dezelfde zijn. Walter zegt dat de opleidingen een vrije instroom kennen, in scholen starten ze met een vaste groep. Dat maakt de zaak heel anders. De kwaliteiten en de vaardigheden die ze uiteindelijk moeten beheersen, zouden wel vastgelegd kunnen worden. Miko verduidelijkt dat er in Nederland veel verwarring bestaat over cursussen en opleidingen. We hebben een aantal praktische examens gemaakt die we als branche goed vinden, maar het ministerie erkent die niet. Peter (De Beus) zegt dat het mogelijk is om metaalbewerking te doen in TSO, dan kunsthumaniora te volgen en dan een specialisatie. Hij vindt het geen probleem om te “shoppen”, om zo tot een bepaalde kwalificatie te komen. Brecht betwijfelt of je smid kan worden door een opleiding van twee uur per week te volgen. Philip vult aan door te zeggen dat het hele plaatje moet kloppen. Een echte opleiding om smid te worden, die bestaat niet meer. Peter (De Beus) zegt dat hij een opleiding voor volwassenen inricht. Je kan een VDAB-opleiding volgen van drie maanden, bijvoorbeeld leren lassen, en als je dan nog wil smeden, dan ga ja naar een school die een lessenpakket aanbiedt. Philip vraagt zich af of het zo moeilijk is om een opleiding in te richten waar studenten van alles een beetje kunnen proeven. Walter zegt dat hij mensen begeleid naar de juiste kanalen, maar doet iedereen dat? Klaas verduidelijk dat hij het meeste geleerd heeft sinds hij niet meer op school zit. Als je zelfstandig wilt beginnen, dan moet je het gewoon doen. Gert vraagt zich af of het mogelijk is te evolueren naar een Europese standaardnorm.

17 Verslag reflectiedag

Miko vergelijkt met Nederland, waar een meesterproef bestaat, maar waar overal ook anders wordt gewerkt. Maar eigenlijk moeten we kijken hoe de organisatie loopt in andere landen en kijken hoe we daar van kunnen leren. Je moet ook zeker waardering hebben voor het ambacht. Het is heel langzaam aan het terugkomen. Philip zegt dat er in België toch zeker 3 scholen moeten zijn die een volledige opleiding aanbieden. Gert zegt dat het nodig is om basiskennis te hebben van het materiaal, het beroep zelf en de technieken, kunstgeschiedenis, ontwerpen, enzovoort. Klaas is het daar niet mee eens. Hij kan zelf niet tekenen, maar hij is creatief op een inzichtelijke manier; hij kan bovendien probleemoplossend denken.

In de vorige groep werd het als positief ervaren dat de smid, als type, wel nog steeds bekend is bij een grote groep van de bevolking.

Gert vult aan dat het de realisaties zijn die voor bekendheid moeten, niet de oppervlakkigheden.

Is een smid geïsoleerd en niet echt zichtbaar?

Luc zegt dat ze veel bezoekers hebben die elk jaar terug komen. Er zijn weinig afnemers, maar zo geraken we wel bekend.

Is het erfgoedaspect een aandachtstrekker?

Luc zegt dat hij de plaatselijke krant vraagt om een artikel te schrijven. Je moet natuurlijk zelf een beetje moeite doen. Dat is voor hem voldoende. Klaas zegt dat de Invasie, een platform die jonge designers meer bekendheid geeft, een mooie kans is om naambekendheid te krijgen. Philip benadrukt dat rond de smederij veel folklore hangt, en dat hij het daar niet mee eens is. Het ambacht wordt zo te hard opgehemeld. Het moet eerder weer een beroep worden. Nu al blijven er te weinig bedrijven over. Peter (De Bruyn) zegt dat er twee richtingen zijn: mensen die heel klassiek en strak denken en die de zuivere smeedtechniek willen behouden, maar ook mensen die innovatief willen werken en zonder kleppen denken. Gert hekelt het woord hedendaags; voor hem komt het over als minder kwaliteitsvol. Peter (De Bruyn) zegt dat het een het ander toch niet moet uitsluiten? Philip vult aan: een schrijnwerkerij is zeer groot en een smid blijft klein en sjofel; we blijven precies steken in de tijd. Dat ligt misschien aan de karakters… Luc komt nog eens terug op de terminologie: er is een groot verschil tussen een smid en een kunstsmid. Gert ziet dit meer als een kwestie van terminologie, die niets met de inhoud te maken heeft. Een kans kan zijn dat er meer samenwerking komt tusssen verschillende ambachten. Guy (De Bruyne) zegt dat we moeten bouwen op wat er al is. Die vestigingswet zal er niet komen. De mensen die werk hebben zullen blijven bestaan. Iets wat goed is, blijft bestaan. Je hebt een verschil: wil je geld verdienen of wil je kunst maken?

18 Verslag reflectiedag

Met dank aan onze partners!