Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de...

38
Versie 10 december 2013 De nota Met Zorg Wonen

Transcript of Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de...

Page 1: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

Versie 10 december 2013

De nota

Met Zorg Wonen

Page 2: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

2

Samenvatting

Waarom deze notaIn 2009 heeft de gemeenteraad de nota ‘Met Zorg Wonen’ vastgesteld, waarin de opgaven voor 2015 en 2030 op het gebied van huisvesting voor ouderen en mensen met een beperking werd geformuleerd. De afgelopen jaren is de uitvoering van deze woonopgaven ter hand genomen. De cijfers van de nota Met zorg Wonen uit 2009 zijn geactualiseerd. Daarnaast geeft de nu voorliggende nota de nieuwe woonopgaven. Deze nieuwe nota “Met Zorg Wonen” is nodig omdat het rijksbeleid op het gebied van de zorg sterk in ontwikkeling is. Het rijksbeleid speelt in op de toenemende vergrijzing en de behoefte van ouderen en mensen met een beperking om meer zelf de regie over hun leven te houden en zelfstandig te blijven wonen. Daarnaast spelen ook de oplopende kosten en de wens om deze kosten te beheersen een rol. Amsterdam is bezig met de voorbereiding op deze ontwikkelingen. In april 2011 verscheen de beleidsbrief ‘Gedeelde zorg, gedeelde verantwoordelijkheid, in augustus gevolgd door het Koersbesluit ‘Amsterdamse Zorg, noodzaak voorop’. Daarin werd de Amsterdamse visie op de toekomstige zorg geschetst. Uitgangspunt is de verantwoordelijke Amsterdammer die zelf de regie voert over zijn eigen leven en de gemeente die het nemen van die verantwoordelijkheid stimuleertIn deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het initiatiefvoorstel “Ouderen in de Buurt” van CDA-raadsleden Van Drooge en Shahsavari-Jansen dd 19 maart 2013 en het initiatiefvoorstel “Lege zorggebouwen benut” van PvdA-raadsleden Mulder en Poorter dd 1 oktober 2013.

De nota ‘Met Zorg Wonen 2009’ voorzag al een stijging van het aantal ouderen in Amsterdam, zij het veel gematigder dan in Nederland. Door de verder toename van de bevolkingsgroei zet die trend versterkt door. Daarnaast werd ook toen al geconstateerd dat ouderen op latere leeftijd zorgbehoeftig worden. Ze kunnen veel langer zelfstandig blijven wonen en kiezen daar ook voor. Ouderen hebben ook de behoefte om meer zelf de regie over hun leven te houden. Een deel van hen organiseert zich in woongroepen en zorgcollectieven die zelf voor hun woonzorgarrangementen zorgen.

Hoofdconclusie van deze nieuwe nota is dat door de wijzigingen in het rijksbeleid ouderen langer zelfstandig moeten blijven wonen en dat door de toename van de bevolkingsgroei er ook meer ouderen en mensen met een beperking in Amsterdam zullen wonen. Het in ‘Met Zorg Wonen 2009’ uitgezette beleid speelde al op die ontwikkelingen in. Amsterdam ligt dan ook al een stuk op koers om de voorziene ontwikkelingen op te vangen. Dat neemt niet weg dat op onderdelen een intensivering van het ingezette beleid nodig is. Met name op het punt van ondersteuning en faciliteren van groepsinitiatieven is extra inzet nodig. Die groepsinitiatieven zijn een uitdrukking van de behoefte van ouderen om zelf de regie te hebben over hun leven. Datzelfde geldt voor de grotere behoefte aan zelfstandige woonvormen voor ouderen. Juist bij zelfstandige woonvormen zien we de behoefte het sterkste groeien. Vooral binnen de Ring is het aanbod nog te beperkt. Waar mogelijk moet daar worden toegevoegd, maar dat zal niet voor iedereen soelaas bieden. Dus ook het verhuizen naar een andere (nabijgelegen) buurt of wijk zal soms nodig zijn.

Met het oog op de gewenste beleidsintensivering wordt een aantal acties uitgezet. Die acties richten zich enerzijds op bouwen of transformeren van gebouwen om daarmee geschikte woonruimte toe te voegen. Anderzijds worden acties gericht op het ondersteunen en faciliteren van eigen regie (ook in de vorm van groepsinitiatieven).

OntwikkelingenIn de nota wordt een analyse gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van vraag naar en aanbod van wonen met zorg: Het aantal ouderen groeit iets sneller dan eerder verwacht. De groei is echter aanzienlijk kleiner dan in

Nederland. In relatie tot deze demografische ontwikkeling is het effect van de wijzigingen in het rijksbeleid gering. De wijziging sluit bovendien voor en belangrijk deel aan op trends die toch al gaande waren in de huisvesting van ouderen en andere zorgbehoevenden. Er is een forse toename van het aantal ouderen van niet westerse herkomst. Er is aanvullend onderzoek nodig naar de zorgbehoefte van deze groep op de langere termijn.

Veel ouderen wonen daarbij al in een geschikte woning en hebben geen behoefte om te verhuizen. Ouderen blijven graag langer zelfstandig wonen in hun vertrouwde omgeving. Een deel zal daarbij

Page 3: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

3

behoefte hebben aan aanpassingen in de woning. Een deel zal echter op termijn toch naar een meer geschikte woning moeten verhuizen.

Ook de woonlasten van ouderen zijn redelijk afgestemd op de inkomenssituatie. Wel worden ook ouderen net als andere huishoudens geconfronteerd met woonlastenstijging. Als een verhuizing noodzakelijk is worden ze vaak geconfronteerd met een aanzienlijke woonlastensprong.

Zowel bij lagere als hogere inkomens groeit de beweging om steeds meer zelf te willen bepalen hoe en waar men oud wil worden. Er zijn steeds meer groepsinitiatieven op het gebied van zowel wonen als zorg.

De behoefte aan intramurale huisvesting neemt, mede onder invloed van het rijksbeleid, op korte termijn af. Op de langere termijn (2030) zal deze behoefte weer toenemen, maar dan zal deze vorm van huisvesting geschikt moeten zijn voor zwaardere zorg.

Wel groeit de behoefte aan geclusterde onzelfstandige en zelfstandige woonvormen, inclusief de eerder genoemde behoefte van groepsinitiatieven. Daardoor ontstaan tekorten aan deze woningen. Deels kan dat worden opgelost door aanpasbare woningen in een geclusterde setting te labellen als seniorenwoning. Ook de vraag naar rolstoelgeschikte woningen neemt toe. Met name binnen de Ring is sprake van een tekort en dan vooral aan grotere woningen. Op voorraad bouwen van rolstoelwoningen is echter gezien afzetproblemen in het verleden niet gewenst.

De behoefte aan nultredenwoningen en aanpasbare woningen is het grootste en neemt ook nog verder toe. Tegelijk is het aanbod van deze woningen zo groot dat het op de schaal van Amsterdam als geheel voldoende is. Aanpasbare woningen kunnen bovendien geschikt zijn, of geschikt worden gemaakt voor de behoefte aan geclusterd zelfstandig wonen van ouderen. Wel schiet dit aanbod tekort in de oudere wijken binnen de Ring.

Het gaat er niet alleen om dat de voorraad geschikte woningen voldoende is. Het is ook van belang dat in Woningnet jaarlijks voldoende geschikt aanbod daadwerkelijk beschikbaar komt.

ActiesNaar aanleiding van de wijzigingen in het rijksbeleid en de initiatiefvoorstellen van CDA en PvdA wordt een aantal acties uitgezet, die deel in de toekomst nog verder zullen worden uitgewerkt.

Bestaande voorraad: doorgaan met geschikt en toegankelijk maken1. Blijvende inspanning van corporaties en stadsdelen om de bestaande

woningvoorraad aan te passen voor mensen met een beperking. Waar knelpunten in regelgeving optreden bemiddelt de centrale stad en zoekt naar wegen om de oplossing te versnellen. In het huidige convenant Bouwen aan de Stad zijn afspraken gemaakt over aanpak van de bestaande voorraad. Corporaties zullen aangesproken worden op de gemaakte afspraken in Bouwen aan de Stad 2 op dit punt. De komende maanden worden gebruikt om met genoemde partijen te inventariseren op welke onderdelen aanvullende afspraken mogelijk zijn zodat er tot een versnelling van de aanpak kan worden gekomen. Afspraken hierover worden in een volgend convenant Bouwen aan de Stad opgenomen;

Continu

Maart 2014

Mei 2014

2. In samenwerking met de AFWC wordt een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om door middel van het bijplaatsen van liften in panden binnen de ring woningen beter geschikt te maken voor mensen met een beperking. Dit onderzoek wordt voor de zomer 2014 afgerond, zodat de uitkomsten van dit onderzoek deel uit kunnen maken van Bouwen aan de Stad 2014. Aan stadsdelen binnen de Ring zal worden gevraagd een inventarisatie van kansrijke panden te maken.

Mei 2014

Mei 20143. In Bouwen aan de Stad 3 willen we nadere afspraken maken over de

hoogte van de huursprong bij het verhuizen van een oudere naar een voor hem/haar beter geschikte woning. Ook voor ouderen is bovendien van belang dat in de aanbiedingsafspraken een evenwichtig aanbod betaalbare woningen beschikbaar komt.

Najaar 2014

Page 4: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

4

4. Met corporaties wordt bezien of meer complexen van woningen zijn te labellen als ‘seniorenwoning’ (geclusterd zelfstandig).

Mei 2014

5. Onderzocht zal worden of alternatieve financieringsmodellen kunnen worden ontwikkeld voor wonen met zorg.

Najaar 2014

Nieuwbouw: doorgaan met aanpasbaar bouwen, doseren specifieke woonvormen1. Bij het bouwen van nieuwe woningen blijven inzetten op aanpasbaar

bouwen, zodat deze woningen geschikt (te maken) zijn voor mensen met een beperking. Momenteel wordt 88% van de nieuwgebouwde eenlaagse woningen op begane grond of toegankelijk met lift door corporaties aanpasbaar gebouwd. Bij nieuwe onderhandelingen over een convenant Bouwen aan de Stad 2014 – 2018 zal het de inzet van de gemeente zijn om – gezien de groei van het aantal mensen met een beperking de komende decennia – dit tempo vast te houden.

Continu

Najaar 2014

2. Scherper dan voorheen dient in de fase van planvorming van nieuwbouw- en transformatieprojecten onderzocht te worden of er in de betreffende buurt/wijk behoefte is of zal ontstaan aan meer specifieke woningen (bijvoorbeeld rolstoelgeschikt, geclusterd onzelfstandig of zelfstandig wonen). Per locatie zal in overleg met de betrokken ontwikkelende partijen worden ingezet op het gericht bijbouwen van dit soort woningen. Met name binnen de Ring zal hierop het accent worden gelegd. Bij de planvorming wordt het bieden van beschermde woonmilieus betrokken.

Continu

3. Aan de stadsdelen binnen de Ring zal worden gevraagd om locaties aan te wijzen voor onderzoek naar de mogelijkheden om door nieuwbouw of transformatie rolstoelwoningen en seniorenwoningen toe te voegen.

Mei 2014

Beter accommoderen particuliere collectieve woonzorg-initiatieven1. In het najaar 2013 is de gemeente, samen met een aantal

initiatiefnemers voor woongroepen, het ASW en AFWC/corporaties, het project ‘gegroepeerd wonen’ gestart. Inzet is dit tot een structureel overleg te maken. De doelstelling van deze gesprekken is a. ondersteunen initiatiefnemers bij het verder concretiseren van hun initiatief; b. in kaart brengen tegen welke belemmeringen dit soort groepen aanlopen (regels, financiering) en welke kansen en mogelijkheden (woongroepen) er zijn; c. nagaan hoe deze belemmeringen structureel op te lossen.

ContinuSVZ mei 2013

2. De opbrengst van dit project wordt meegenomen in de taakopdracht van het in 2014 op te richten Transformatieteam. Eén van de opdrachten aan het team wordt het ‘op weg helpen’ en faciliteren van collectieven woonzorginitiatieven, zowel in de sociale als in de vrije sector In de sociale sector ligt daarbij een opgave voor de Amsterdamse corporaties, of eventueel corporaties van buiten Amsterdam zoals Habion.

Continu

Transformatie zorgvastgoed1. Ontwikkelen van een visie op herbestemming van zorgvastgoed die

onderdeel wordt van het in het Strategisch Plan aangekondigde stedelijk Transformatieteam. Uitgangspunt is daarbij dat de panden een woonbestemming houden. Slechts bij uitzondering kan daarvan worden afgeweken. Allereerst moeten bij transformatie de mogelijkheden tot het ombouwen tot seniorenhuisvesting worden onderzocht.

Mei 2013

2. Vooruitlopend hierop brengt WZS, samen met DRO en Achmea, de spreiding van zorgvoorzieningen over de stad in beeld. Bij de zorgaanbieders wordt aangedrongen op het snel geven van

Maart 2013

Page 5: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

5

duidelijkheid met betrekking tot hun keuzen en ambities ten aanzien van het bieden van huisvesting en zorg. Ook de corporaties zullen bij de besluitvorming over de toekomst van het zorgvastgoed worden betrokken.

3. Voor de ombouw van zorgvastgoed (in eigendom van corporaties) naar zelfstandige ouderen-huisvesting is in het stifo € 4 mln gereserveerd. Onderzocht wordt of er voldoende concrete plannen zijn. Concrete voorstellen (ook groepsinitiatieven) kunnen worden voorgelegd aan de Commissie Stimuleringsfonds. Indien mogelijk wordt prioriteit gegeven aan projecten binnen de Ring.

Februari/ maart 2014

Mensen verleiden tijdig naar een toekomstbestendige woning te verhuizen1. Dienst WZS zal met ouderenorganisaties, corporaties en stadsdelen

overleggen over mogelijke verbeteringen in de informatievoorziening met betrekking tot woonruimteverdeling en woningaanpassingen. Voorjaar 2014 zal hierover worden gerapporteerd.

April 2014

2. In 2014 start een stedelijke bewustwordingscampagne ‘Denk na over hoe en waar je op oudere leeftijd wilt wonen’. Onderdeel van de campagne zal ook zijn ouderen bewust te maken van mogelijkheden en alternatieven in de stad (inclusief alternatieven buiten hun eigen buurt of wijk).

Juni 2014

3. In samenspraak met de Huurdersvereniging Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties zal worden onderzocht hoe verhuisregeling als van Groot naar Beter en van Hoog naar Laag kunnen worden verbeterd en of andere middelen kunnen worden ingezet om ouderen te ondersteunen bij het realiseren van hun verhuiswensen.

Mei 2014

Aandacht voor mantelzorgers en wonen1. In de monitor Bouwen aan de Stad wordt voor de 5% vrije

beleidsruimte een aparte uitsplitsing gemaakt voor toewijzingen in verband met mantelzorg.

Mei 2014

2. Met het Platform Mantelzorg en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties wordt onderzocht op welke punten de afspraken over het inwonen van mantelzorgers verbeterd kunnen worden.

April 2014

3. Er zal onderzoek worden gedaan naar de toekomstige zorgbehoefte van niet-westerse ouderen en de mate waarin zij op langere termijn een beroep blijven doen op mantelzorg, dan wel andere woonzorgconcepten wenselijk zijn.

Najaar 2014

Page 6: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

6

Inleiding

In 2009 heeft de gemeenteraad de nota ‘Met Zorg Wonen’ vastgesteld. Deze nota formuleerde de opgaven voor 2015 en 2030 op het gebied van huisvesting voor ouderen en mensen met een beperking. Om die opgaven te bepalen is toen de toekomstige vraag naar woningen en zorg berekend. Deze vraag is afgezet tegen het aanbod aan geschikte woningen waardoor een beeld ontstond welke tekorten er in de stad en stadsdelen zijn aan welk soort woningen.

De afgelopen jaren is de uitvoering van deze woonopgaven in de stad opgepakt. Door nieuwbouw van woningen die geschikt zijn voor ouderen en mensen met een beperking, door renovatie en aanpassing van woongebouwen en door individuele woningaanpassingen. Tegelijk bleef de gemeente de vinger aan de pols houden hoe de wensen en mogelijkheden van deze doelgroepen zich ontwikkelden.1

Nieuwe ontwikkelingenDe nota “Met Zorg Wonen” voorzag al een stijging van het aantal ouderen in Amsterdam, zij het veel gematigder dan in Nederland. Die trend zet zich voort.

Daarnaast zien we dat ouderen op latere leeftijd zorgbehoeftig worden. Ze kunnen veel langer zelfstandig blijven wonen en kiezen daar ook voor. Ouderen hebben ook de behoefte om meer zelf de regie over hun leven te houden. Een deel van hen organiseert zich in woongroepen en zorgcollectieven die zelf voor hun woonzorgarrangementen zorgen.

Het rijksbeleid op gebied van de zorg speelt op deze ontwikkelingen in. Enerzijds wordt de toenemende vergrijzing onderkend, anderzijds wordt ingespeeld op de wens naar zelfstandig wonen en eigen regie. Daarnaast spelen ook de oplopende kosten en de keuze om die te beheersen een rol. De versnelling van het scheiden van wonen en zorg is daarvan een gevolg.

De gemeente Amsterdam is bezig met de voorbereiding op de wijzigingen die het kabinet doorvoert in de langdurige zorg. De gemeente krijgt meer taken en verantwoordelijkheden. In april 2011 verscheen de beleidsbrief ‘Gedeelde zorg, gedeelde verantwoordelijkheid’. Hierin werd de Amsterdamse visie op de toekomstige zorg geschetst. Uitgangspunt in deze visie is de verantwoordelijke Amsterdammer die zelf de regie voert over zijn eigen leven en een gemeente die het nemen van die verantwoordelijkheid stimuleert.2

Aansluitend op ‘Gedeelde zorg, gedeelde verantwoordelijkheid’ zijn beleidsuitwerkingen verschenen, zoals in augustus het Koersbesluit ‘Amsterdamse Zorg, noodzaak voorop’3.

Een nieuwe nota “Met Zorg Wonen”Deze nieuwe feiten en ontwikkelingen geven voldoende aanleiding voor het schrijven van een nieuwe nota Met Zorg Wonen. .Om te beginnen worden de recente ontwikkelingen beschreven en beoordeeld op de gevolgen voor de vraag naar wonen met zorg. Dit wordt afgezet tegen het beschikbare aanbod. Op basis daarvan worden voorstellen gedaan om de inzet op het vlak van wonen en zorg waar nodig aan te scherpen en af te stemmen op de bovengenoemde ontwikkelingen.

Met deze actualisering van de nota Met Zorg Wonen wordt tevens tegemoet gekomen aan de toezegging aan raadslid mw. P. Burke in de commissie BWK 5 december 2012 om met een notitie over zorgwoningen te komen, inclusief een overzicht op hoofdlijnen van het aantal zorgwoningen in de stad. Ook worden voorstellen gedaan om uitvoering te geven aan het initiatiefvoorstel van het CDA “Ouderen in de buurt” dd 19 maart 2013 en het initiatiefvoorstel van de PvdA “Lege zorggebouwen benut” dd 1 oktober 2013.

1 Woningmarktpositie van senioren (2009), Woonwensen van senioren (2009) , Ouderenhuisvesting in duurdere segment (2008), behoefte en woonwensen rolstoelgebruikers (2011), Oud worden in bestaande woningen, kleine en grote aanpassingen in de schijnwerpers, dienst WZS, mei 20092 Beleidsbrief ‘Gedeelde zorg, gedeelde verantwoordelijkheid’, 18 april 20113 Koersbesluit ‘Amsterdamse Zorg, Noodzaak Voorop’, gemeente Amsterdam, 27 augustus 2013

Page 7: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

7

Met de voorstellen in het initiatiefvoorstel “Ouderen in de buurt” beoogt het CDA om ouderen beter te ondersteunen en meer mogelijkheden te bieden om langer in hun eigen woning te blijven en om het voor ouderen die toch moeten verhuizen makkelijker te maken om een nieuwe aangepaste woning te vinden in de vertrouwde eigen buurt. In het initiatiefvoorstel “Lege zorggebouwen benut” legt de PvdA een verbinding tussen het leegkomen van een deel van de verpleeg- en verzorgingstehuizen en het toenemende aantal initiatieven om woonvoorzieningen te realiseren waar zorg kan worden geleverd.

Deze nieuwe nota biedt een eerste stap. In de toekomst zullen nog verschillende vervolgstappen moeten worden gezet en concrete uitwerking worden gegeven. In hoofdstuk drie van deze notitie wordt een aantal van deze nog uit te werken zaken benoemd.

LeeswijzerVoor de leesbaarheid van de notitie is er voor gekozen deze notitie in twee delen op te splitsen. Deel 1 gaat in op de veranderingen in het zorgbeleid (hoofdstuk 1) en op de veranderingen in de vraag naar wonen met zorg in Amsterdam in 2015 en 2030 (hoofdstuk 2). Op basis hiervan worden in hoofdstuk 3 voorstellen gedaan voor het woonbeleid voor de komende periode. Deel 2 geeft de onderbouwing en de toelichting op de in deel 1 gepresenteerde cijfers en conclusies over wonen en zorg.

Page 8: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

8

1. Nieuwe kabinetsbeleid langdurige zorg

1.1. Versnelling scheiden van wonen en zorgDe trend dat mensen die zorg nodig hebben langer thuis blijven wonen speelt al veel langer. Zo woonde in 1996 nog ruim 36% van de 85-plussers in een verpleeg- of verzorgingshuis, in 2011 is dat gedaald naar 22%4. Deze trend vindt plaats door de `extramuralisering’ en het `scheiden van wonen en zorg` . Deze begrippen duiden beiden op het beleid waarin wonen en zorg fysiek en financieel gescheiden worden.

Het kabinet Rutte-Asscher heeft eind 2011 besloten tot een versnelling van de extramuralisering en het scheiden van wonen en zorg. Deze versnelling betreft niet alleen oudere mensen met een beperking, maar ook mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychische beperking.De kern is dat mensen met een lichte tot matige zorgvraag per 1 januari 2013 geen indicatie meer krijgen voor opname in een intramurale instelling, bijvoorbeeld een verzorgingshuis. Meer mensen blijven langer in hun eigen, zelfstandige woning wonen en krijgen daar de benodigde zorg. Mensen blijven zelf de huur/hypotheek van de woning betalen. De zorg die zij krijgen wordt net als voorheen vergoed uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en /of ziektekostenverzekering.

1.2. Fasegewijze invoering scheiden wonen en zorgWie er in aanmerking komt voor een intramurale plek en wie er extramuraal zorg zal ontvangen wordt bepaald door het zogenaamde ‘zorgzwaartepakket’ dat de cliënt heeft. Zorgzwaartepakketten (zzp) beschrijven welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft. 5 Het cijfer achter het zorgzwaartepakket geeft aan hoevéél zorg moet worden geleverd. Een cliënt met een zzp1 heeft relatief weinig behoefte aan zorg maar een cliënt met een zzp5 heeft bijvoorbeeld permanente zorg nodig. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen zorg aan cliënten in de verschillende sectoren waarvan de belangrijkste zijn de Verzorging en Verpleging (V&V),de verstandelijk gehandicapten (VG) en de Geestelijk Gezondheidszorg (GGZ).

Het kabinet heeft er voor gekozen om de afschaffing van de indicaties voor intramuraal verblijf voor deze groepen in fases door te voeren.

Figuur 1.1 Scheiden wonen zorg 2013-2016 ZZP Cliëntgroep Inwerkingtreding1 en 2 V&V, VG, GGZ 1-1-20133 V&V 1-1-20143 VG (50% van aant. ZZP 3 ) 1-1-20154 V&V (50% van aant. ZZP 3) 1-1-2016

V&V = verzorging en verpleging, VG = verstandelijk gehandicapten, GGZ= geestelijke gezondheidszorg.

Vanaf 1 januari 2013 is al voor cliënten met een laag zzp het scheiden van wonen en zorg doorgevoerd. Tot aan1 januari 2016 worden hier ieder jaar nieuwe groepen met de hogere zzp’s aan toegevoegd. In bijlage 1 is een nadere typering van de verschillende cliëntgroepen en hun zorgindicatie opgenomen.

1.3. Verschuivingen tussen intramuraal en extramuraal wonenHet extramuraliseringsbeleid van het kabinet betekent dat de komende jaren minder mensen een indicatie krijgen voor een intramurale woonzorgvoorziening. Deze mensen gaan niet meer naar een instelling maar blijven in de huidige woning of gaan naar een andere woonvorm die meer aansluit bij de zorgvraag. De zorg

4 Planbureau voor de Leefomgeving, ‘Vergrijzing en woningmarkt’, pag 195 Definitie rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondere-ziektekosten-awbz/vraag-en-antwoord/wat-is-een-zorgzwaartepakket-zzp.html

Page 9: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

9

die men nodig heeft wordt thuis geleverd. Het beslag op de woningmarkt wordt daardoor wat groter in de komende jaren.

Figuur 1.2 laat het effect zien van de wijzigingen in het rijksbeleid. Het gaat daarbij om maximale cijfers. Het is het verwachte aantal mensen dat niet in aanmerking komt voor een indicatie. Een deel van deze mensen zou ook zonder de beleidswijziging geen gebruik hebben gemaakt van de indicatie en in de huidige woning zijn gebleven. In de sector Verpleging en Verzorging maakt ca. 2/3 daadwerkelijk gebruik van de indicatie.

Figuur 1.2. Aantal mensen met een zorgindicatie die niet meer intramuraal maar extramuraal wordt geleverd, 2015-2030

700

2.8003.300

3.850

150

650

850

850

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

2015 2020 2025 2030

VV VG overig

Het effect van dit extramuraliseringsbeleid werkt een aantal jaren door maar zwakt op de langere termijn af. In 2015 zullen in Amsterdam maximaal 850 mensen langer thuis blijven wonen. In de periode 2015- 2020 komt daar nog een flinke groep bij. Daarna vlakt de toename af. Er komen ook weer woningen vrij door overlijden of doordat mensen toch intramuraal gaan wonen. De toename komt vooral van de sector Verpleging en Verzorging (meest ouderen). Per saldo leidt dit alles er toe dat er in 2030 maximaal ca 4.750 mensen niet meer in aanmerking komen voor wonen in een zorginstelling maar extramuraal gaan. In de praktijk zou ca. een derde daarvan ook zonder beleidswijziging geen gebruik hebben gemaakt van de indicatie. Er komen door het rijksbeleid in 2015 dus zo’n 650 á 700 en in 2030 zo’n 3.000 extra mensen die extramuraal zullen moeten worden gehuisvest.

Page 10: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

10

2. Ontwikkelingen in de vraag naar wonen en zorg

2.1. InleidingDe vraag naar wonen met zorg is ten opzichte van 2009 veranderd, zowel door een andere bevolkingsontwikkeling, als door wijziging van het rijksbeleid. Daarom is een nieuwe prognose opgesteld.In dit hoofdstuk worden de uitkomsten daarvan gepresenteerd. In deel 2 wordt uitgebreider ingegaan op de cijfers, de methodiek en de aannames achter de berekeningen.

2.2. In 2030 wat meer ouderen dan in 2009 verwachtAmsterdam trekt continu veel mensen aan en velen van hen blijven er graag wonen. Zelfs nu er de laatste jaren maar weinig nieuwe woningen worden gebouwd, neemt de bevolking van Amsterdam alleen maar toe. De laatste bevolkingscijfers van bureau Onderzoek en Statistiek voorspellen weer meer inwoners in 2030 dan de bevolkingsprognose die gebruikt is voor de Nota Met Zorg Wonen 2009. Amsterdam groeit volgens de laatste prognose (2012) naar 866.000 inwoners in 2030. Dat zijn er bijna 40.000 meer dan in de nota Met Zorg Wonen 2009 werd voorzien. Deze snellere toename manifesteert zich in alle leeftijden dus ook bij de ouderen. Anno 2012 telt Amsterdam 85.000 mensen die ouder zijn dan 65 jaar, in 2030 wonen er in Amsterdam 133.000 65-plussers. In de groep 65-plussers neemt het aandeel Amsterdammers van niet-westerse afkomst richting 2030 sterk toe. In 2015 is ongeveer eenderde van de ouderen van niet westerse afkomst, in 2030 zal dat ruim de helft zijn.

Maar Amsterdam vergrijst veel minder snel dan Nederland als geheel. Amsterdam bereikt pas in 2030 het aandeel 65-plussers dat Nederland anno 2012 al heeft. Nationaal gezien blijft Amsterdam dus een ‘jonge stad’.

Figuur 2.1 Aantal mensen ouder dan 65 jaar in Nederland en Amsterdam/ 2012-2030

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

25,00%

2012 2030

Amsterdam > 65 jaarNederland > 65 jaar

2.3. Woonsituatie van ouderenTrappen lopen wordt in het algemeen een grotere opgave naarmate de leeftijd vordert. Nu is het percentage ouderen dat in een woning met externe of interne trappen woont veel lager dan bij jongere leeftijdscategorieën (gevolg van tijdig verhuizen of tijdige aanpassingen), maar ideaal is de situatie niet. Uit het onderzoek Wonen in Amsterdam blijkt dat in 2011 de helft van de Amsterdamse 75-plussers in een woning zonder interne en externe trappen woont. De andere helft moet dus traplopen. Toch blijkt ‘de trap’ niet automatisch te betekenen dat men problemen ervaart. Van de 75-plussers is 88% van mening dat men een woning bewoont die geschikt is voor oudere mensen (soms na enige aanpassingen).

Page 11: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

11

De verhuisgeneigdheid onder 75-plussers is in het verlengde daarvan veel lager dan bij andere leeftijdsgroepen. Kennelijk zijn veel ouderen bereid om interne en externe trappen voor lief te nemen en hun gehechtheid aan de vertrouwde woonsituatie en woonomgeving te laten prevaleren. Dat betekent dat veel ouderen goed wonen en niet vragen om een specifieke woonvorm. Voor degenen die aanpassingen vragen kan de geschiktheid van hun huis vaak worden verbeterd door kleine ingrepen zoals het weghalen van drempels, een (trap)lift) in het trappenhuis of een hellingbaan naar de voordeur. Juist in de gebieden binnen de ring met weinig nieuwbouwmogelijkheden zijn deze aanpassingen in bestaande woningen van grote waarde. Daarnaast zal binnen de Ring ook gezocht moeten worden naar mogelijkheden om geschikte woningen toe te voegen voor die ouderen waarvoor deze oplossingen onvoldoende soelaas bieden.

2.4. Inkomens en woonlasten van ouderenDe inkomenspositie van ouderen staat volop in de landelijke aandacht vanwege de ontwikkelingen in de pensioenen. In Amsterdam heeft 59% van de 65-74-jarigen een inkomen tot modaal (< 33.614 euro, prijspeil 2011). Het aandeel inkomens tot modaal ligt bij de 75-plussers hoger: 68% in 2011. De ouderen van niet-westerse herkomst behoren vaker dan de andere ouderen tot de benedenmodale inkomensgroep .. Daarmee is de groep Amsterdamse ouderen armer vergeleken met de totale populatie van Amsterdam. De 65-plussers bewonen woningen die qua woonlasten goed passen bij hun inkomen. Van de 65-plussers met een inkomen tot modaal heeft 86% een huurwoning met een huur beneden de aftoppingsgrens (545 euro, prijspeil 2011). Wel worden ouderen net als andere huishoudens geconfronteerd met stijgende woonlasten die maar gedeeltelijk worden opgevangen door huurtoeslag.

Het andere deel van de ouderen (41% van de 65-74 jarigen en 32% van de 75-plussers) in Amsterdam heeft dus een bovenmodaal inkomen. Van de ouderen met een bovenmodaal inkomen woont 42% in een koopwoning en 11% in een vrije sector huurwoning (boven de huurtoeslaggrens). Deze groep is meer zelfredzaam en heeft minder hulp van de overheid nodig. Deze groep kan meer besteden aan woonlasten en heeft daarmee ook meer keuzemogelijkheden.

Als ouderen nog niet in een geschikte woning wonen zal vroeger of later een verhuizing nodig zijn naar een wel passende woning. Binnen Woningnet moeten daarvoor voldoende woningen beschikbaar zijn. Ouderen beschikken over het algemeen over voldoende woonduur om voor geschikte woningen in aanmerking te komen. Wel kan zo’n verhuizing gepaard gaan met een aanzienlijke woonlastensprong. Die woonlastensprong kan aanleiding zijn om de verhuizing zo lang mogelijk uit te stellen, waardoor ouderen langer dan gewenst in een niet geschikte woning blijven wonen.

Dit betekent dat er een tweeledige opgave ligt in Amsterdam. Enerzijds het realiseren van betaalbare geschikte woningen (minder dan de huurtoeslaggrens) via aanpassingen en nieuwbouw voor de groep ouderen met een benedenmodaal inkomen. Ook in het beschikbaar komende aanbod in Woningnet moeten voldoende geschikte woningen zijn. Daarbij moeten ook oplossingen worden gezocht voor de woonlastensprong bij verhuizing. Anderzijds ligt er een opgave om woonvormen in het wat duurdere segment te realiseren voor de groeiende groep met een bovenmodaal inkomen. 6

2.5 GroepsinitiatievenGelijktijdig met de bovenstaande trend groeit de beweging dat ouderen steeds meer zelf willen bepalen hóe en waar ze oud willen worden (eigen regie houden) en hoe zij hun zorg willen organiseren. Zowel onder de ouderen met een goede inkomenspositie als onder de ouderen met een kleinere beurs en onder de migrantengroepen groeit het initiatief om zelf vorm te geven aan nieuwe combinaties van wonen en zorg. Collectieve private initiatieven onder deze groep ontstaan op grotere schaal, met informele hulp- en

6 Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Inkomens en vermogens van ouderen: analyse en beleidsopties, sept. 2013: de verwachtingen over de inkomens- en vermogenspositie van ouderen in de toekomst zijn dat deze in 2025 niet wezenlijk zal verschillen van die van de huidige generatie ouderen. Dit ondanks pensioenkortingen en dalende huizenprijzen. De ouderen van de toekomst beschikken namelijk over hogere aanvullende pensioenen dan de huidige gepensioneerden.

Page 12: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

12

zorgnetwerken en andere kleinschalige professionele vormen van zorg. De Amsterdamse wooncollectieven zoals ‘Old souls hang out’, Acropolis, woongroep Andaluz, Mia coma di color zijn voorbeelden daarvan. Ook ontstaan zorgcollectieven zoals Stadsdorp Zuid. Bedrijven spelen in op de behoefte aan gezelschap en activiteiten bij ouderen thuis (huur.eeneigendochter.nl). Particuliere beleggers vormen leegstaande panden om tot duurdere seniorenhuisvesting met zorg. Door steeds meer zorginstellingen én nieuwe ondernemers wordt op deze vraag ingespeeld7.

2.6 Vraag naar zorgDe komende jaren krijgt Amsterdam bij de vraag naar zorg en daarbij horende woonvormen met twee tegengestelde bewegingen te maken. De eerste jaren zal het effect van extramuralisering snel merkbaar zijn in een afnemend aantal zorgbehoevenden in een instelling en een snelle toename van deze categorie in de gewone woningvoorraad. Bij niet westerse ouderen is er enerzijds sprake van dat de zorgbehoefte zich op jongere leeftijd manifesteert. Anderzijds doen niet westerse ouderen veel meer een beroep op mantelzorg, waardoor ze de stap naar een verzorgingshuis vaak overslaan en meteen in een verpleegsetting worden opgevangen. Hoe zich dat op de langere termijn zal ontwikkelen is niet duidelijk. Daarvoor zal aanvullend onderzoek moeten worden gedaan.Vanaf 2020 zal echter de vergrijzingstrend meer gewicht in de schaal leggen, waardoor de behoefte aan intramurale capaciteit toch weer zal toenemen. Dit komt tot uitdrukking in een toename van het aantal mensen met een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). In deel twee van deze notitie is deze ontwikkeling doorgerekend met cijfers van het CIZ en de recentste leeftijdsspecifieke bevolkingsprognose. De hernieuwde vraag naar intramurale capaciteit betreft dan echter wel mensen met een zware zorg (zzp 4 en hoger). Daarvoor is een ander type gebouw en outillage nodig dan de instellingen die er nu staan. Deze constatering betekent natuurlijk wel wat voor (de aanbieders van) het zorgvastgoed. De komende jaren krijgen zij te maken met minder instroom, na 2020 stijgt de instroom weer. Er zal goed moeten onderzocht welke panden wel geschikt zijn voor zwaardere zorg, welke na enige investeringen en welke niet.

2.7. Toekomstige vraag naar wonen en zorgHet aantal mensen met een of andere vorm van beperking neemt sneller toe dan in de nota Met Zorg Wonen 2009 werd voorzien. Naar verwachting telt Amsterdam in 2015 zo’n 156.000 mensen met een beperking en in 2030 zo’n 180.000.

Een groot deel van deze Amsterdammers heeft echter geen behoefte aan speciale woonvoorzieningen (definities woonvormen Bijlage 1). In 2015 heeft ruim 65.000 van hen en in 2030 zo’n 75.000 voldoende aan een gewone woning (bijvoorbeeld omdat het niet om een fysieke beperking gaat of geen specifieke eisen aan de woning worden gesteld). Nog eens respectievelijk 70.000 en 79.000 heeft voldoende aan een nultreden/ ééntrapswoning. Deze mensen blijven het liefste wonen in de woning en buurt, ook als de woning misschien niet optimaal is. Ze vinden dat ze daarin prima uit de voeten kunnen of hebben alleen wat aanpassingen nodig. Nultreden/eentrapswoningen voldoen aan de basale voorwaarden van toegankelijkheid. Voor heel veel ouderen met lichte somatische gebreken (moeite met de trap) zijn deze woningen voor lange tijd een prima optie. Als er op een gegeven moment zorg nodig is kan die aan de bewoner thuis worden geleverd.

Juist in deze categorie (nultredenwoningen) is sprake van een hogere behoefte ten opzichte van de eerdere ramingen. Uit Wonen in Amsterdam 2011 blijkt dat Amsterdam ongeveer 100.000 woningen telt die tenminste voldoen aan de basale voorwaarde van toegankelijkheid (dit zijn de nultreden/ééntrapswoningen en aanpasbaar gebouwde woningen bij elkaar opgeteld.). Dit is voldoende om de verwachte behoefte aan deze woningen - ook nu deze hoger uitvalt - op te vangen. In de nieuwbouw zijn de afgelopen decennia jaar

7 - Woonzorg hanteert bij woon- en zorgwensen van ouderen de zog. woonformules (leefstijlen) zie www.woonzorg.nl - Luxe woonzorgaanbod voor ouderen door Domus Magnus, http://www.skipr.nl/actueel/id14362-domus-magnus-vaart-wel-bij-onrust-ouderenzorg.html

Page 13: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

13

in jaar uit aanzienlijke aantallen aanpasbare woningen (ongeveer 35.000) toegevoegd. Maar de woningen zijn ongelijk gespreid. In de gebieden binnen de ring ligt het aanbod van dit woningtype relatief lager.

Wat betreft de behoefte aan specifieke woonvormen (o.a. geclusterd onzelfstandig, geclusterd zelfstandig,) zijn de verschillen met de prognose uit de nota Met Zorg Wonen 2009 kleiner.

Figuur 2.2. Verwachte vraag naar specifieke woonvormen 2015 en 2030 en huidig aanbod woonvorm 2015 2030 Toename Aanbod 1. intramuraal 6.500 5.200 - 1.300 7.200 *2. geclusterd onzelfstandig 1.000 2.700 1.700 750 3. geclusterd zelfstandig 6.300 10.900 4.600 6.900**4. aanpasbaar/ aangepast 5.200 6.400 1.200 35.000***5. nultreden/ééntraps 70.200 79.100 8.900 65.000****Totaal won. 3 t/m 5 81.700 96.400 14.800 106.900

6. Rolstoelgeschikt 1.400 1.600 + 200 1.050 * Bron:SIGRA capaciteit 2012** Bron: Nota met Zorg Wonen 2009*** Bron: projectenboeken woninbouwlocaties 1994-2012**** Bron: Wonen in Amsterdam 2011

De groei zit niet in het aantal intramurale zorgplekken. In de nota uit 2009 was die aanstaande extramuralisering die nu door de kabinetten Rutte- Asscher wordt doorgezet al goed verdisconteerd in de berekening van de verwachte capaciteit. Het aantal intramurale zorgplekken zal volgens deze plannen afnemen van 6.500 huishoudens in 2015 naar 5.200 in 2030. De vraag is of deze beleidsplannen voor intramurale capaciteit niet gaan knellen, omdat vanaf 2020 de vergrijzingstrend volgens de prognose meer gewicht in de schaal gaat leggen, waardoor de behoefte aan intramurale capaciteit toch weer zal toenemen. De hernieuwde vraag naar intramurale capaciteit betreft dan echter wel mensen met een zware zorg (zzp 4 en hoger).

De behoefte aan specifieke woonvormen manifesteert zich alleen in de ‘extramurale’ woningvoorraad en woonvormen die hierin zijn onderscheiden. Het gevolg van de plannen voor de afbouw van intramurale plekken is dat mensen die niet terecht kunnen op een intramurale plek nu huisvesting in de ‘extramurale’ woningvoorraad nodig hebben. De behoefte aan geclusterde onzelfstandige woonvormen groeit van 1.000 in 2015 naar 2.700 in 2030. De behoefte aan geclusterde zelfstandige woningen groeit van 6.300 in 2015 naar 10.900 in 2030. Deze woonvorm is aantrekkelijk voor ouderen die naast de geschiktheid van de woning (voldoet tenminste aan de basiskwaliteit van aanpasbaar bouwen) kiezen voor het bij elkaar wonen met anderen in een vergelijkbare levensfase. Het aanbod aan geclusterde onzelfstandige en zelfstandige woningen ligt lager. De opgave is dus om op de juiste plekken meer woningen van dit type toe te voegen.Voor de behoefte aan de rolstoelgeschikte woningen wordt tussen 2015 en 2030 een stijging van 200 voorzien. Het aanbod schiet te kort. Bekend is dat er vooral grote rolstoelgeschikte woningen en rolstoelwoningen binnen de Ring nodig zijn. In het verleden zijn, ondermeer op IJburg, rolstoelwoningen op voorraad gebouwd. Daarnaar bleek toen te weinig vraag te bestaan. Het is dus zaak om bij het toevoegen van rolstoelwoningen goed in te spelen op concrete vraag naar woningtype en buurt.

De behoefte aan aangepaste of aanpasbare woningen groeit van 5.200 in 2015 naar 6.400 in 2030. Het streven in Amsterdam is dat in de toekomst zoveel mogelijk mensen in een aanpasbare woning wonen. Door de aanpasbaarheid kan de woning zonder al te hoge kosten geschikt worden gemaakt wanneer de bewoner met beperkingen te maken krijgt. Een aanpasbare woning is niet gebouwd voor een specifieke doelgroep. Iedereen kan er terecht. Ook voor mensen die een nultredenwoning zoeken voldoet de aanpasbare woning prima. En als aanpasbare woningen in een geclusterde vorm zijn gebouwd kunnen ze ook geschikt zijn ofgeschikt worden gemaakt voor de categorie geclusterd zelfstandig.

2.8 ConclusieOp grond van het voorgaande komen wij tot de volgende conclusies:

Page 14: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

14

Het aantal ouderen groeit iets sneller dan eerder verwacht. De groei is echter aanzienlijk kleiner dan in Nederland. In relatie tot deze demografische ontwikkeling is het effect van de wijzigingen in het rijksbeleid gering. De wijziging sluit bovendien voor en belangrijk deel aan op trends die toch al gaande waren in de huisvesting van ouderen en andere zorgbehoevenden. Er is een forse toename van het aantal ouderen van niet westerse herkomst. Er is aanvullend onderzoek nodig naar de zorgbehoefte van deze groep op de langere termijn.

Veel ouderen wonen daarbij al in een geschikte woning en hebben geen behoefte om te verhuizen. Ouderen blijven graag langer zelfstandig wonen in hun vertrouwde omgeving. Een deel zal daarbij behoefte hebben aan aanpassingen in de woning. Een deel zal echter op termijn toch naar een meer geschikte woning moeten verhuizen.

Ook de woonlasten van ouderen zijn redelijk afgestemd op de inkomenssituatie. Wel worden ook ouderen net als andere huishoudens geconfronteerd met woonlastenstijging. Als een verhuizing noodzakelijk is worden ze vaak geconfronteerd met een aanzienlijke woonlastensprong.

Zowel bij lagere als hogere inkomens groeit de beweging om steeds meer zelf te willen bepalen hoe en waar men oud wil worden. Er zijn steeds meer groepsinitiatieven op het gebied van zowel wonen als zorg.

De behoefte aan intramurale huisvesting neemt, mede onder invloed van het rijksbeleid, op korte termijn af. Op de langere termijn (2030) zal deze behoefte weer toenemen, maar dan zal deze vorm van huisvesting geschikt moeten zijn voor zwaardere zorg.

Wel groeit de behoefte aan geclusterde onzelfstandige en zelfstandige woonvormen, inclusief de eerder genoemde behoefte van groepsinitiatieven. Daardoor ontstaan tekorten aan deze woningen. Deels kan dat worden opgelost door aanpasbare woningen in een geclusterde setting te labellen als seniorenwoning. Ook de vraag naar rolstoelgeschikte woningen neemt toe. Met name binnen de Ring is sprake van een tekort en dan vooral aan grotere woningen. Op voorraad bouwen van rolstoelwoningen is echter gezien afzetproblemen in het verleden niet gewenst.

De behoefte aan nultredenwoningen en aanpasbare woningen is het grootste en neemt ook nog verder toe. Tegelijk is het aanbod van deze woningen zo groot dat het op de schaal van Amsterdam als geheel voldoende is. Aanpasbare woningen kunnen bovendien geschikt zijn, of geschikt worden gemaakt voor de behoefte aan geclusterd zelfstandig wonen van ouderen. Wel schiet dit aanbod tekort in de oudere wijken binnen de Ring.

Het gaat er niet alleen om dat de voorraad geschikte woningen voldoende is. Het is ook van belang dat in Woningnet jaarlijks voldoende geschikt aanbod daadwerkelijk beschikbaar komt.

Page 15: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

15

3. Opgaven voor het beleid

3.1. Met Zorg Wonen 2009 Amsterdam heeft al decennia lang specifieke woningen gebouwd voor mensen met een beperking. De nadruk lag op de kwantiteit: zoveel mogelijk zorgwoningen, met name wibo’s en rowo’s bijbouwen. Wáár in de stad werd bijgebouwd was minder van belang, áls er maar werd gebouwd.

In de nota ‘Met Zorg Wonen 2009’ is de balans opgemaakt van de ontwikkelingen in de vraag en het aanbod aan zorgwoningen in 2015 en 2030. De demografische berekeningen wezen erop dat Amsterdam richting 2030 – in vergelijking met Nederland – relatief licht vergrijst. Uit de analyses uit het vorige hoofdstuk blijkt dat die trend zich nog steeds aftekent. Door de jarenlange bouw van zorgwoningen ligt Amsterdam als geheel redelijk op koers om in die toekomstige behoefte aan zorgwoningen te voorzien. In de nota ‘Met Zorg Wonen 2009’ werd de woonopgave voor de toekomst daarom verschoven van een kwantitatieve naar een kwalitatieve woonopgave: niet overal in de stad is bijbouwen van meer zorgwoningen nodig. De tekorten verschillen per gebied en per type zorgwoning. Het tekort aan zorgwoningen deed zich met name in gebieden binnen de Ring (exclusief Noord) voor. Ook dat blijkt nog steeds het geval. Belangrijk daarbij is de breed gekoesterde wens van mensen met een beperking (met name de ouderen) om te blijven wonen in de eigen woning en eigen buurt. In de nota werd voor 2015 en 2030 ook al rekening gehouden met de afbouw van intramurale plekken zodat langer een beroep zou worden gedaan op het zelfstandige woningaanbod. De nadruk voor het toekomstig beleid in de nota ‘Met Zorg Wonen 2009’ werd verlegd naar de aanpassingen in de bestaande bouw. Binnen de ring zijn weinig mogelijkheden tot nieuwbouw. Maar in de stadsdelen buiten de Ring moeten niet zondermeer overal meer zorgwoningen worden bijgebouwd. Om leegstand en verhuurproblemen te voorkomen, moet zorgvuldig worden gekeken naar de vraag in die specifieke buurt. Het gaat namelijk vaak om het bijbouwen van specifieke zorgwoningen voor een bepaalde doelgroep. Benadrukt werd dat wel volop moet worden doorgegaan met het bouwen van aanpasbare woningen. Van dit type woningen kunnen er nooit genoeg zijn. In dit soort levensloopbestendige woningen kunnen mensen al wonen voordat de beperkingen zich voordoen. De woningen zijn toegankelijk en kunnen tegen geringe kosten worden aangepast als zwaardere beperkingen zich voordoen. Beleidsmatig – onder meer via afspraken in Bouwen aan de Stad – werd er op ingezet om zoveel mogelijk nieuwbouwwoningen aanpasbaar te blijven bouwen.

3.2. De nieuwe Nota Met Zorg Wonen 2009De in Met Zorg Wonen 2009 gegeven analyse is in de voorgaande hoofdstukken bevestigd en op enkele punten geaccentueerd. De woonopgave is wat groter en het accent verschuift verder naar extramurale huisvesting. Beschikbaarheid en woonlastenontwikkeling vragen aandacht. Hoe dan ook is een verder groei voorraad aan nultredenwoningen en aanpasbare woningen vanuit het oogpunt van levensloopbestendigheid van de woningvoorraad gewenst.De behoefte concentreert zich nog steeds binnen de Ring. Ook bij de hierna geformuleerde acties ligt daarom het accent op maatregelen binnen de Ring. Daar moet de zwaarste inzet plaats vinden op verschillende fronten.

Het beleid zoals in Met Zorg Wonen 2009 geformuleerd wordt op hoofdlijnen dan ook doorgezet. Dat wil zeggen:

dóórgaan met het bouwen van aanpasbare woningen, dóórgaan met het zoveel als mogelijk geschikt maken van bestaande woningen dóórgaan met het waar nodig in de stad gericht bijbouwen van speciale woonvormen.

Daarnaast moeten – mede door de wijzigingen in het zorgbeleid – nieuwe accenten worden gelegd en op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld. Bijvoorbeeld op de wens van bewoners om zelf geschikte woonvormen te ontwikkelen, op het belang van het faciliteren van mantelzorg en op het benutten van vrijkomend zorgvastgoed. De initiatiefvoorstellen “Ouderen in de buurt’ van het CDA en “lege zorggebouwen benut” van de PvdA vragen hier aandacht voor. Acties die voortkomen uit deze initiatiefvoorstellen, worden meegenomen. In de volgende paragrafen wordt deze geactualiseerde inzet van Amsterdam geformuleerd.

Page 16: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

16

3.3. Bestaande voorraad: doorgaan met geschikt en toegankelijk maken woningen

LiftenOuderen en mensen met een beperking zijn weinig verhuisgeneigd. Zij willen – ook als ze een beperking krijgen – het liefst in hun huidige huis blijven wonen. Áls ze vanwege een beperking toch moeten verhuizen, verhuizen ze bij voorkeur naar een woning in de buurt. Er zijn delen van de stad (vooral binnen de ring) waar de mogelijkheden voor het nieuw bijbouwen van woningen voor mensen met een beperking gering zijn. In deze gebieden is de enige mogelijkheid het aanpassen van de bestaande voorraad. Vaak gaat het hierbij om vrij eenvoudige ingrepen als het verwijderen van drempels, het aanbrengen van beugels of het aanpassen van het sanitair. Ook het aanbrengen van een traplift of lift kan een oplossing zijn. Eind jaren negentig is naar dit laatste onderzoek gedaan. Het aanbrengen van liften bleek toen kostbaar en vaak waren er technische en praktische problemen waardoor het uiteindelijk niet kon. Inmiddels zijn we bijna 15 jaar verder en zijn er mogelijk nieuw technieken die het bijplaatsen van liften wél mogelijk maken. In samenwerking met de AFWC zal hier onderzoek naar worden gedaan. Hierbij zal ook aangesloten worden bij een al in gang gezette actie door de Taskforce Wonen met Zorg van Stadsdeel Centrum. Daarbij is het doel in het stadsdeel minimaal 100 woningen in bestaande complexen door middel van een lift toegankelijk te maken voor ouderen. Het stadsdeel heeft daartoe een eerste inventarisatie van geschikte panden gemaakt. Aan andere stadsdelen binnen de Ring zal worden gevraagd een vergelijkbare inventarisatie te maken.

Huren en HuursprongEén van de belemmeringen voor ouderen om te verhuizen naar een beter geschikte woning is de hoogte van de huur van de nieuw woning. Deze zal vaak hoger liggen dan de huur van de huidige woning.. Deze belemmering is onderwerp van gesprek in het Amsterdams Overleg Volkshuisvesting (AVO). Inzet van de gemeente is om op dit punt nadere afspraken te maken in een nieuw te sluiten convenant “Bouwen aan de Stad 3”.Daarnaast is het ook voor ouderen van belang dat er voldoende betaalbaar en geschikt aanbod beschikbaar komt. De aanbiedingsafspraken in Bouwen aan de Stad 2 en de nieuwe aanbiedingsafspraken in Bouwen aan de Stad 3 moeten daarin voorzien.

SeniorencomplexenCorporaties hebben op grond van het convenant Woonruimteverdeling de mogelijkheid complexen specifiek te labellen als ‘seniorenwoning’.8 Omdat de bouw van nieuwe woningen voor mensen met een beperking binnen de ring van Amsterdam de komende jaren lastig zal blijven zal het College samen met de corporaties nagaan of het mogelijk is meer complexen binnen de ring te labellen als seniorenwoning. Dit onderzoek zal zich met name richten op plekken waar in de nabijheid welzijns- en zorgvoorzieningen aanwezig zijn en waar woningen al dan niet met lift makkelijker toegankelijk zijn of kunnen worden gemaakt. Daarmee kan ook worden bijgedragen aan het inlopen van het tekort aan geclusterde zelfstandige woningen.

FinancieringsmodellenDoor de specifieke eisen die aan zorgwoningen worden gesteld kunnen de woonlasten hoger komen te liggen. Onderzocht zal worden in hoeverre deze hogere woonlasten samengaan met lager zorgkosten voor de zorgleverancier. Op basis daarvan kan in overleg met huisvesters en zorgleveranciers worden gezocht naar alternatieve financieringsmodellen voor wonen met zorg. Over dit onderzoek zal medio 2014 worden gerapporteerd.

Acties

1. Blijvende inspanning van corporaties en stadsdelen om de bestaande woningvoorraad aan te passen voor mensen met een beperking. Waar knelpunten in regelgeving optreden bemiddelt de centrale stad en zoekt naar wegen om de oplossing te versnellen. In het huidige convenant Bouwen aan de Stad zijn afspraken gemaakt over aanpak van de bestaande voorraad. Corporaties zullen aangesproken worden op de gemaakte afspraken in Bouwen aan de Stad 2 op dit punt. De komende maanden worden gebruikt om met genoemde partijen te inventariseren op welke

8 Seniorenwoningen zijn specifiek bedoeld voor één- en tweepersoonshuishoudens waarvan één van de leden de leeftijd van tenminste 55 jaar heeft bereikt.

Page 17: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

17

onderdelen aanvullende afspraken mogelijk zijn zodat er tot een versnelling van de aanpak kan worden gekomen. Afspraken hierover worden in een volgend convenant Bouwen aan de Stad opgenomen;

2. In samenwerking met de AFWC wordt een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om door middel van het bijplaatsen van liften in panden of blokken binnen de ring woningen beter geschikt te maken voor mensen met een beperking. Dit onderzoek wordt voor de zomer 2014 afgerond, zodat de uitkomsten van dit onderzoek deel uit kunnen maken van Bouwen aan de Stad 3. Aan stadsdelen binnen de Ring zal worden gevraagd een inventarisatie van kansrijke panden te maken.

3. In Bouwen aan de Stad 3 willen we nadere afspraken maken over de hoogte van de huursprong bij het verhuizen van een oudere naar een voor hem/haar beter geschikte woning. Ook voor ouderen is bovendien van belang dat in de aanbiedingsafspraken een evenwichtig aanbod betaalbare woningen beschikbaar komt.

4. Met corporaties wordt bezien of meer complexen van woningen zijn te labellen als ‘seniorenwoning’ (geclusterd zelfstandig).

5. Onderzocht zal worden of alternatieve financieringsmodellen kunnen worden ontwikkeld voor wonen met zorg.

3.4. Nieuwbouw: doorgaan met aanpasbaar bouwen, doseren specifieke woonvormenIn de nota Met Zorg Wonen 2009 werd richting 2030 een stijging van het aantal mensen met een beperking voorspeld. De actualisering van de nota Met Zorg Wonen laat voor 2030 hogere aantallen zien. Vooral de behoefte aan nutreden/aanpasbare woningen is nog groter dan eerder verwacht. Ook bestaat een tekort aan (vooral grotere) rolstoelwoningen binnen de Ring. Deze uitkomst onderstreept het belang om de komende jaren onverminderd vast te houden aan de opgaven in de nieuwbouw zoals die waren geformuleerd in de nota MZW 2009.Binnen de Ring zal worden onderzocht of door nieuwbouw of transformatie van gebouwen seniorenwoningen en rolstoelwoningen kunnen worden toegevoegd. Bij rolstoelwoningen zal daarbij met zorg gekeken worden naar de afzetbaarheid en niet zonder meer op voorraad worden gebouwd. De taskforce Wonen met Zorg van Stadsdeel Centrum heeft al een aantal locaties aangewezen in het stadsdeel waar senioren- en rolstoelwoningen kunnen worden gerealiseerd. Ook aan de andere stadsdelen binnen de Ring zal dit worden gevraagd. Bij nieuwbouw zal het bieden van beschermde woonmilieus, zoals hofjes, in de planontwikkeling worden betrokken.

In het stimuleringsfonds volkshuisvesting zijn middelen gereserveerd voor de aanpak van Nieuw West en Noord. Binnen die middelen is ook geld beschikbaar voor het realiseren van ouderenhuisvesting. De concrete inzet daarvan wordt op projectniveau bepaald.

Acties

1. Bij het bouwen van nieuwe woningen blijven inzetten op aanpasbaar bouwen, zodat deze woningen geschikt (te maken) zijn voor mensen met een beperking. Momenteel wordt 88% van de nieuwgebouwde eenlaagse woningen op begane grond of toegankelijk met lift door corporaties aanpasbaar gebouwd9. Bij nieuwe onderhandelingen over een convenant Bouwen aan de Stad 2014 – 2018 zal het de inzet van de gemeente zijn om – gezien de groei van het aantal mensen met een beperking de komende decennia – dit tempo vast te houden.

2. Scherper dan voorheen dient in de fase van planvorming van nieuwbouw- en transformatieprojecten onderzocht te worden of er in de betreffende buurt/wijk behoefte is of zal ontstaan aan meer specifieke woningen (bijvoorbeeld rolstoelgeschikt, geclusterd onzelfstandig of zelfstandig wonen). Per locatie zal in overleg met de betrokken ontwikkelende partijen worden ingezet op het gericht bijbouwen van dit soort woningen. Met name binnen de Ring zal hierop het accent worden gelegd. Bij de planvorming wordt het bieden van beschermde woonmilieus betrokken.

3. Aan de stadsdelen binnen de Ring zal worden gevraagd om locaties aan te wijzen voor onderzoek

9 ‘Monitor Bouwen aan de Stad II 2011 – 2012’, dienst Wonen, Zorg en Samenleven, mei 2013

Page 18: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

18

naar de mogelijkheden om door nieuwbouw of transformatie rolstoelwoningen en seniorenwoningen toe te voegen.

3.5. Beter accommoderen particuliere collectieve woon-zorginitiatievenZelf het initiatief nemen om met meerdere mensen in één huis samen te gaan wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of een liefdesrelatie, is niet nieuw. In de jaren ’70 werden in Amsterdam de eerste woongroepen opgericht. Van later datum zijn allerlei initiatieven van senioren en mensen met een beperking die een gezamenlijke vorm van huisvesting zoeken. De laatste jaren is er een toename van dit soort initiatieven, met informele hulp- en zorgnetwerken en andere kleinschalige professionele vormen van zorg. Deze ontwikkeling zet zich versterkt door. Steeds meer particulieren geven aan zelf (toekomstige) zorgwoningen te willen realiseren. Dat gebeurt soms als collectief, soms als ondernemer of als bijvoorbeeld ouders van jongeren met een beperking. Tot nu toe melden deze wooninitiatieven zich meestal bij een corporatie. In een aantal gevallen lukte het afgelopen jaren om in de sociale nieuwbouw of in de projecten met wibo’s ruimte te maken voor een collectief wooninitiatief. Ook hebben corporaties in opdracht van initiatiefnemers kleinschalige woonprojecten ontwikkeld voor mensen met een beperking waarbij sprake is van intensieve begeleiding, toezicht of zorg door een zorginstelling en mantelzorg van familie.

Voor de ondersteuning van dit soort initiatieven ontvangt het Amsterdams Steunpunt Wonen van de gemeente een jaarlijkse structurele bijdrage voor het ondersteunen en begeleiden van collectieve wooninitiatieven. Deze bijdrage zal worden voortgezet.

Het College vindt het daarnaast belangrijk om dit soort initiatieven meer ruimte te geven. Ze zijn een uiting van het aanboren van de eigen kracht, iets wat de gemeente in het nieuwe beleid rond zorg en welzijn centraal zet. Het gaat dan niet alleen om initiatieven in de sociale voorraad, maar ook om initiatieven in de duurdere huur en koopsector. Onderdeel van deze ondersteuning is bevorderen dat deze groepen gebruik kunnen maken van (binnenkort) vrijkomend zorgvastgoed. Ook door enkele stadsdelen wordt hier actie op ondernomen. Zo is de Taskforce Wonen met Zorg van stadsdeel Centrum samen met enkele collectieven van ouderen in kaart aan het brengen welke leegstaande of op korte termijn leegkomende complexen om te bouwen zijn naar geschikte ouderenwoningen. Dat gebeurt samen met de groepen ouderen die zich daarvoor inzetten. Wij zullen dit soort initiatieven actief ondersteunen. In het najaar van 2013 is hiervoor een project “gegroepeerd wonen” gestart, samen met een aantal initiatiefnemers voor woongroepen, ASW, en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. Het in 2014 op te richten Transformatieteam zal als één van zijn opdrachten krijgen om collectieve wooninitiatieven te faciliteren en op weg te helpen. Daarbij gaat het om zowel initiatieven die behoefte hebben aan huisvesting in de sociale sector, als om initiatieven die in de vrije sector meer op eigen (financiële) kracht huisvesting kunnen realiseren. In de sociale sector ligt hierbij vooral een opgave voor de Amsterdamse corporaties. Daarnaast kan mogelijk ook een beroep worden gedaan op corporaties van buiten Amsterdam, zoals Habion die al betrokken is bij een seniorenproject in Amsterdam. In de volgende paragraaf gaan we in op de mogelijkheden om financiële middelen voor dit doel beschikbaar te maken.

Ook de onlangs aan de gemeenteraad voorgelegde voorstellen met betrekking tot woongroepen in zelfstandige woningen kunnen voor ouderen mogelijkheden bieden om vormen van gemeenschappelijke huisvesting in de vrije sector mogelijk te maken. 10

Acties

1. In het najaar 2013 is de gemeente, samen met een aantal initiatiefnemers voor woongroepen, het ASW en AFWC/corporaties, het project ‘gegroepeerd wonen’ gestart. De doelstelling van deze gesprekken is a. ondersteunen initiatiefnemers bij het verder concretiseren van hun initiatief; b. in kaart brengen tegen welke belemmeringen dit soort groepen aanlopen (regels, financiering) en welke kansen en mogelijkheden (woongroepen) er zijn; c. nagaan hoe deze belemmeringen structureel op te lossen.

10 Nota “Ruimte voor Woningdelers”

Page 19: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

19

2. De opbrengst van dit project wordt meegenomen in de taakopdracht van het in 2014 op te richten Transformatieteam. Eén van de opdrachten aan het team wordt het ‘op weg helpen’ en faciliteren van collectieven woonzorginitiatieven, zowel in de sociale als in de vrije sector. In de sociale sector ligt daarbij een opgave voor de Amsterdamse corporaties, of eventueel corporaties van buiten Amsterdam zoals Habion.

3.6. Transformatieopgave zorgvastgoedHet beleid met betrekking tot het scheiden van wonen en zorg heeft consequenties voor het zorgvastgoed in de stad. De komende jaren zullen minder mensen worden opgenomen in verzorgings- en verpleeghuizen waardoor een aantal van deze huizen een andere bestemming moet krijgen. In Amsterdam zijn de verzorgings- en verpleeghuizen voor ongeveer 2/3 in het bezit van corporaties, voor 1/3 in bezit van de zorginstelling zelf. In de zomerperiode heeft de dienst Wonen, Zorg en Samenleven met de grootste aanbieders van zorg in Amsterdam gesproken en hen gevraagd welke huizen mogelijk worden gesloten in de toekomst. Uit deze gespreksronde kwam naar voren dat deze aanbieders allen nog bezig zijn om de toekomstige ontwikkelingen in kaart te brengen. Aanbieders hebben nog niet voor alle panden een helder beeld van de toekomstige bestemming. Ook voor de gemeente is het belangrijk wat er met de leegkomende panden gaat gebeuren. Van de aanbieders mag worden verwacht dat zij daar op korte termijn helderheid over bieden en aangeven hoe zij hun rol bij de huisvesting van de doelgroepen zien en hoe zij zorg willen leveren voor de zelfstandig wonende ouderen. De gesprekken hierover afgelopen maanden, zowel met externe partijen als intern gemeentelijk, hebben een gemeentelijke voorkeur voor een volgorde van herbestemming opgeleverd:1. de zorgpanden behouden voor de (zwaardere) zorg2. de zorgpanden ombouwen naar zelfstandige ouderenwoningen3. de zorgpanden ombouwen ten behoeve van uitstroom van mensen in de maatschappelijke opvang4. de zorgpanden ombouwen naar wonen voor studenten/jongeren5. sloop en nieuwbouw, en dit in de volgorde zoals hierboven aangegeven.Het betreft een voorkeursvolgorde. Ieder pand dat leeg komt staat op een specifieke plek, in een eigen omgeving, en heeft specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden voor herbestemming. Als uitgangspunt geldt dat de betreffende complexen een woonbestemming houden. Slechts bij uitzondering kan daarvan worden afgeweken. Allereerst moeten de mogelijkheden tot het ombouwen tot seniorenhuisvesting worden onderzocht.Voor de ombouw van zorgvastgoed (in eigendom van corporaties) naar zelfstandige ouderenhuisvesting is inmiddels in het kader van het stimuleringsfonds volkshuisvesting (stifo) € 4 mln gereserveerd. Onderzocht zal worden of er voldoende concrete plannen zijn voor transformatie van verzorgingshuizen naar zelfstandige huisvesting. Op basis van dit onderzoek kunnen concrete voorstellen worden gedaan aan de Commissie Stimuleringsfonds. Ook groepsinitiatieven zoals bedoeld in het initiatiefvoorstel van de PvdA kunnen, voor zover ze in de corporatiesector plaatsvinden, in dat kader worden gehonoreerd. Indien mogelijk wordt prioriteit gegeven aan projecten binnen de Ring.

Wanneer een pand leeg komt heeft dat vaak overigens meer gevolgen dan enkel het verlies van intramurale capaciteit. Veel verzorgingspanden bieden naast kamers/woningen ook voorzieningen aan die van belang zijn voor mensen uit de buurt. Denk hierbij aan een buurtrestaurant of een dagvoorziening die in de plint van het pand is gehuisvest. Een goede spreiding van deze voorzieningen over de stad moet gewaarborgd blijven. De demografische prognose laat zien dat na 2020 het aantal Amsterdammers dat zwaardere zorg nodig heeft weer groeit. In de komende jaren krijgen zorginstellingen te maken met minder instroom, maar na 2020 stijgt de instroom weer en is weer meer intramurale capaciteit nodig. Een ‘tijdelijke dip’ dus. Deels zal in 2030 een aantal van de bestaande panden weer voor zorg kunnen worden gebruikt (in de tussentijd zou bv. tijdelijke verhuur aan een andere doelgroep een optie zijn). Maar een deel van de huidige panden is niet geschikt om goed in te spelen op de zwaardere zorg die na 2020 moet worden aangeboden.

De ontwikkeling waardoor panden de komende jaren (tijdelijk) vrij komen voor een andere invulling én het belang van een goede spreiding van zorgvoorzieningen over de stad vereisen dat de gemeente de ontwikkelingen in de zorgvraag en de plannen van zorgaanbieders met het zorgvastgoed intensiever gaat

Page 20: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

20

volgen. Wij zullen er bij de zorgaanbieders op aandringen om op korte termijn helderheid te bieden over deze plannen. Daarbij gaat het niet alleen over het corporatiebezit, maar ook over het bezit van de zorgaanbieders zelf en de mogelijkheden van dit bezit voor extramurale huisvesting in de vorm van gegroepeerde zelfstandige en onzelfstandige woonvormen. Ook de corporaties, die immers eigenaar zijn van tweederde van het zorgvastgoed, zullen bij de besluitvorming over de toekomst daarvan worden betrokken.

Acties

1. Ontwikkelen van een visie op herbestemming van zorgvastgoed die onderdeel wordt van het in het Strategisch Plan aangekondigde stedelijk Transformatieteam. Uitgangspunt is daarbij dat de panden een woonbestemming houden. Slechts bij uitzondering kan daarvan worden afgeweken. Allereerst moeten bij transformatie de mogelijkheden tot het ombouwen tot seniorenhuisvesting worden onderzocht.

2. Vooruitlopend hierop brengt WZS, samen met DRO en Achmea, de spreiding van zorgvoorzieningen over de stad in beeld. Bij de zorgaanbieders wordt aangedrongen op het snel geven van duidelijkheid met betrekking tot hun keuzen en ambities ten aanzien van het bieden van huisvesting en zorg. Ook de corporaties zullen bij de discussie over de toekomst van het zorgvastgoed worden betrokken.

3. Voor de ombouw van zorgvastgoed (in eigendom van corporaties) naar zelfstandige ouderen-huisvesting is in het stifo € 4 mln gereserveerd. Onderzocht wordt of er voldoende concrete plannen zijn. Concrete voorstellen (ook groepsinitiatieven) kunnen worden voorgelegd aan de Commissie Stimuleringsfonds. Indien mogelijk wordt prioriteit gegeven aan projecten binnen de Ring. (zie initiatiefvoorstellen “ouderen in de buurt” en “lege zorggebouwen benut”)

3.7. Mensen verleiden tijdig naar een toekomstbestendige woning te verhuizenMensen met een beperking zullen door het extramuraliseringsbeleid in de toekomst langer – of hun hele leven – in een zelfstandige woning blijven wonen. De meeste mensen willen dat ook graag en hebben geen behoefte om te verhuizen. Op het moment dat daar noodzaak toe is moeten zij in die woning goede zorg krijgen. Maar in een aantal gevallen zal de beperking met zich meebrengen dat moet worden verhuisd naar een andere woning, liefst in de buurt. Belangrijk is dan dat zij goed weten welke mogelijkheden zij op de woningmarkt hebben en/of wie hen daarin de weg kan wijzen. De gemeente (stad en stadsdelen) financiert hiertoe voorzieningen in de wijken waar ouderen met hun vragen en knelpunten over wonen terecht kunnen zoals de wijksteunpunten, ouderenadviseurs of buurtconciërges. Zij kunnen bijvoorbeeld mensen die moeite hebben met woningnet (internieters) helpen met het zoeken naar een geschikte woning, maar zij zijn ook op de hoogte van de mogelijkheden voor woningaanpassingen. Momenteel wordt onderzocht of de informatie ouderen voldoende mate bereikt en of zij voldoende op de hoogte zijn van de ondersteuning die zij hierbij kunnen krijgen.

Gelijktijdig wil het College een tweede spoor starten: mensen moeten tijdig na gaan denken over hoe zij op latere leeftijd, als zij mogelijk met beperkingen te maken krijgen, willen wonen. De ‘garantie’ die voorheen gold dat je ook met een lichtere beperking altijd in een zorginstelling terecht kan, vervalt immers. Stadsdeel Zuid start eind dit jaar de bewustwordingscampagne’ Verhuis op tijd naar een toekomstbestendige woning’. Een mooi initiatief dat navolging verdient. Op basis van de ervaringen in stadsdeel Zuid wordt in 2014 een stedelijke campagne gestart. Onderdeel van die campagne zal ook zijn ouderen bewust maken van de mogelijkheden en alternatieven die in de stad beschikbaar zijn (waaronder ook de eerder genoemde mogelijkheden van groepsinitiatieven).Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de mogelijkheden om huisvesting te zoeken buiten eigen buurt of wijk. Zeker binnen de Ring zal het niet altijd mogelijk zijn om iedereen geschikte woonruimte te bieden in de nabije omgeving.

Daarnaast willen we met de Huurdersvereniging Amsterdam en Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties opnieuw onderzoeken hoe we drempels voor ouderen kunnen wegnemen om te verhuizen, dan wel verhuizen aantrekkelijker kunnen maken. We kennen in Amsterdam al regelingen als van Groot naar Beter of van Hoog naar Laag. Die blijken maar gedeeltelijk door ouderen te worden benut. Een belangrijke belemmering daarbij blijkt de woonlastensprong waar ouderen mee worden geconfronteerd.

Page 21: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

21

Eerder gaven wij al aan dat we voorstellen om afspraken op dit punt tot inzet te maken voor Bouwen aan de Stad 3. Daarnaast willen we met genoemde partijen opnieuw onderzoeken welke andere belemmeringen er zijn voor ouderen om te verhuizen en hoe we de genoemde regelingen kunnen verbeteren of andere middelen kunnen inzetten om ouderen te ondersteunen bij het realiseren van eventuele verhuiswensen.

Acties

1. Dienst WZS zal met ouderenorganisaties, corporaties en stadsdelen overleggen over mogelijke verbeteringen in de informatievoorziening met betrekking tot woonruimteverdeling en woningaanpassingen. Voorjaar 2014 zal hierover worden gerapporteerd.

2. In 2014 start een stedelijke bewustwordingscampagne ‘Denk na over hoe en waar je op oudere leeftijd wilt wonen’. Onderdeel van de campagne zal ook zijn ouderen bewust te maken van mogelijkheden en alternatieven in de stad (inclusief alternatieven buiten hun eigen buurt of wijk).

3. In samenspraak met de Huurdersvereniging Amsterdam en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties zal worden onderzocht hoe verhuisregeling als van Groot naar Beter en van Hoog naar Laag kunnen worden verbeterd en of andere middelen kunnen worden ingezet om ouderen te ondersteunen bij het realiseren van hun verhuiswensen.

3.8. Aandacht voor mantelzorgers en wonenAmsterdam kent naar schatting 20.000 mantelzorgers. In het WMO-beleidsplan 2012-2016 van de gemeente vormt het stimuleren en zo nodig versterken van mantelzorgers en vrijwilligers een belangrijk onderdeel. In de Bijzondere subsidieverordening voor ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligerswerk biedt de gemeente ondersteuning om bijvoorbeeld overbelasting te voorkomen. In een aantal gevallen ervaren mantelzorgers knelpunten vanwege de grote afstand tussen de woonadressen van zorgvrager en mantelzorg . Er zijn twee oplossingen mogelijk:1. de mantelzorger gaat tijdelijk inwonen bij de zorgvrager. Het Rijk heeft dit vergemakkelijkt. Vanaf volgend jaar telt het inkomen van mantelzorger die inwoont bij een chronisch zieke of gehandicapte niet langer mee voor de extra inkomensafhankelijke huurverhoging. 2. de mantelzorger gaat dichter bij de zorgvrager wonen (of omgekeerd). De corporaties zoeken in die gevallen naar oplossingen, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een woning via de 5% vrije beleidsruimte.

Momenteel is onvoldoende inzichtelijk of mantelzorgers met de 5% vrije beleidsruimte voldoende worden bediend. De gemeenteraad heeft gevraagd om het gebruik van de 5% beleidsruimte voor mantelzorger scherper in beeld te brengen. Daarnaast zijn er signalen van het Platform Mantelzorg dat aan het inwonen van de mantelzorger onvoldoende (soepel) tegemoet wordt gekomen door de corporaties.

Door ouderen van niet-westerse afkomst wordt op dit moment meer een beroep gedaan op mantelzorg dan door ouderen van westerse herkomst. Of dat in de toekomst zo zal blijven is de vraag. Dat vergt meer onderzoek. Daarbij is ook aan de orde of voor deze groep eventueel andere woonzorgconcepten moeten worden ontwikkeld.

Acties1. In de monitor Bouwen aan de Stad wordt voor de 5% vrije beleidsruimte een aparte uitsplitsing

gemaakt voor toewijzingen in verband met mantelzorg. 2. Met het Platform Mantelzorg en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties wordt

onderzocht op welke punten de afspraken over het inwonen van mantelzorgers verbeterd kunnen worden.

3. Er zal onderzoek worden gedaan naar de toekomstige zorgbehoefte van niet-westerse ouderen en de mate waarin zij op langere termijn een beroep blijven doen op mantelzorg, dan wel andere woonzorgconcepten wenselijk zijn.

Page 22: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

22

Deel 2 Cijfers vraag naar wonen en zorg

1. InleidingIn de volgende paragrafen worden de in deel 1 gepresenteerde cijfers en conclusies over wonen en zorg onderbouwd en toegelicht. Voor de cijfers over de bevolking en de vraag naar wonen is gebruik gemaakt van het gemeentelijk onderzoek Wonen in Amsterdam, van bevolkingscijfers van Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S), de demografische prognoses die O+S op basis daarvan maakt en het rekenmodel van Laagland`advies11 om de toekomstige vraag naar wonen met zorg te berekenen. Voor de cijfers en prognose van de zorgbehoefte is een nieuwe methode gebruikt. Er is gebruik gemaakt van gegevens van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Het CIZ registreert de cliënten met een zorgindicatie (Zorgzwaartepakket) en de leeftijd van de cliënten. Door een koppeling met de demografische prognose is een prognose gemaakt van de toekomstige zorgbehoefte.

Eerst wordt ingezoomd op de bevolkingsprognose en de vergrijzing (par. 2), dan op de woonsituatie van ouderen (par. 3), en vervolgens op de ontwikkelingen in de zorgbehoefte (par. 4). Deze ontwikkelingen samen zijn van invloed op de toekomstige vraag naar wonen met zorg. Deze toekomstige vraag naar wonen met zorg wordt doorgerekend via het rekenmodel dat is ontwikkeld door Laagland’ Advies ten behoeve van de nota Met Zorg Wonen in 2009. De uitkomsten van de doorrekening komen in paragraaf 5 aan bod.

2. Vergrijzing in AmsterdamDe nieuwste demografische cijfers geven aan dat Amsterdam, in vergelijking met veel andere regio’s in Nederland, ook de komende decennia een relatief jonge bevolking houdt. Amsterdam werkt als een magneet op studenten en jonge huishoudens in de opbouwfases van hun huishoudens- en arbeidsloopbaan. Maar ook Amsterdam krijgt te maken met vergrijzing net als elders in Nederland. De vergrijzing die nationaal optreedt is vooral het gevolg van het ouder worden van de babyboomers. Amsterdam krijgt ook te maken met het doorschuiven van deze babyboom-cohorten, echter de mate waarin dat gebeurt is aanmerkelijk minder groot.

Figuur II.1 Percentage inwoners 65 jaar en ouder in 2012 en 2030

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

25,00%

2012 2030

Amsterdam > 65 jaarNederland > 65 jaar

Figuur II.1. laat zien dat het percentage Amsterdammers boven de 65 jaar in 2012 11,3% bedroeg. In 2030 is dit percentage gestegen tot 15,3%. In heel Nederland was in 2012 (!) al 15,6% van de bevolking 65 jaar en ouder. Anders gezegd: in 2030 is het percentage 65-plussers in Amsterdam lager dan het percentage 65-

11 Behoefte aan wonen en zorg in Amsterdam , Laagland`advies, januari 2009

Page 23: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

23

plussers dat Nederland anno 2012 telt. Amsterdam blijft – nationaal gezien – een stad met een relatief jonge bevolking.

Figuur II.2. geeft de ontwikkeling van de aantallen in de verschillende leeftijdscategorieën richting 2030 weer. Op korte termijn – richting 2020 – stijgt het aantal Amsterdammers in de leeftijdscategorieën 55-64 jaar en 65-74 jaar. Het percentage mensen in de leeftijd van 75 jaar en ouder begint vanaf 2020 meer te stijgen (belangrijk om rekening mee te houden: vanaf deze leeftijd neemt de zorgvraag vaak toe).

Figuur II.2. Vergrijzing in Amsterdam tussen 2012 en 2030

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

100.000

2012 2015 2020 2025 2030

55-64 65-74 75+

Bron: Gemeente Amsterdam, O+S

Daarbij valt op dat de vergrijzing in Amsterdam in toenemende mate wordt bepaald door de ontwikkeling in de groep oudere Amsterdammers van niet-westerse herkomst (Turkije, Marokko, Suriname, Antillen). Dit is de generatie die in de jaren tachtig in Amsterdam zijn neergestreken.Het aandeel van deze groep in de vergrijzing neemt sterk toe tussen 2015 en 2030, terwijl het aandeel autochtone oudere Amsterdammers afneemt. In 2015 is 20% van de groep van 65-74 jarigen van niet-westerse afkomst en in 2030 is dat aandeel toegenomen tot 32%. Bij de 75-plussers is die toename nog meer afgetekend: in 2015 is 13% een 75-plusser van een niet-westerse herkomst, dat aandeel stijgt tot 22% in 2030. Dus in 2030 is ruim een op de vijf 75-plussers iemand van niet-westerse herkomst.

Vergrijzing in de stadsdelenDe ouderen wonen niet gelijkmatig gespreid over de stad. De stadsdelen Amsterdam Noord, Nieuw-West en Zuid zijn in 2012 het meest vergrijsd met rond de 7% 75-plussers. Alle andere stadsdelen tellen in 2012 met rond 3,5% juist weinig 75-plussers. In 2030 hebben Zuid en Noord het hoogste aantal 75 plussers, en heeft Centrum een inhaalslag gemaakt van 3,6 % naar 7,6 % 75 plussers . Bovendien voeren stadsdeel Centrum en Zuid dan de lijst aan met rond de 18% 65-plussers.

Figuur II.3. Vergrijzing in Amsterdam tussen 2012 en 2030 naar stadsdeel

2012 2015 2020 2025 203055-64 84.000 87.000 94.000 97.000 97.00065-74 50.000 57.000 65.000 69.000 75.00075+ 39.000 40.000 43.000 51.000 58.000

790.000 805.000 827.000 849.000 866.000

Page 24: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

24

65+ 75+2012 2020 2030 2012 2020 2030

Centrum 11,0 15,0 18,9 3,6 4,7 7,6Zuid 14,2 15,7 18,0 6,5 6,7 8,4Noord 15,5 16,0 17,4 7,4 7,1 8,0Nieuw-West 13,1 13,8 16,0 6,7 6,4 7,5Zuidoost 9,5 11,8 14,5 3,9 4,1 5,8West 8,1 10,0 12,4 3,1 3,5 5,1Oost 8,2 10,0 12,0 3,2 3,5 4,8

Amsterdam 11,3 13,0 15,3 5,0 5,2 6,6

3. Woonsituatie en woongedrag van ouderenInzicht in de woonsituatie en de woonwensen van ouderen geeft aanknopingspunten voor het woonbeleid. Een belangrijke bron daarvoor is het onderzoek Wonen in Amsterdam dat elke twee jaar wordt gehouden. De belangrijkste uitkomsten hebben betrekking op de geschiktheid, de plek en de prijs van het wonen.

GeschiktheidEen basiscriterium voor de geschiktheid van een woning is of de woning zonder trappen naar en in de woning bereikbaar is. Ouderdom komt met gebreken is het gezegde. Voor een deel van hen wordt het traplopen een probleem. In het onderzoek Wonen in Amsterdam wordt tweejaarlijks in beeld gebracht hoeveel inwoners van Amsterdam moeite hebben met traplopen. Niet verrassend is dat het vooral mensen ouder dan 75 jaar zijn die hier moeite mee hebben/krijgen (55%, zie figuur II.4.).

Figuur II.4. Aandeel Amsterdamse huishoudens met moeite met traplopen naar leeftijd

4 5

11

20

27

38

55

20,5

0

10

20

30

40

50

60

18 - 24 25 - 34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 - 74 75+ gemiddeld

Bron: WZS, Wonen in Amsterdam, 2011

In Amsterdam heeft een kwart van de woningen geen trap naar de woning en ook in de woning is alles gelijkvloers. Degenen die het meeste moeite hebben met trappenlopen – de 75-plussers – wonen relatief vaak in het deel van de woningvoorraad die zonder interne en externe trappen bereikbaar en toegankelijk is (figuur II.5 ). Ruim de helft van de 75-plussers woont in een geheel ‘trappenloze’ woning en heeft dus een passende oplossing voor de eventuele fysieke beperkingen die hun parten spelen. Slechts 9% van de 75-plussers wonen in een woning waar trappen naar en ook binnen de woning zijn. Van de 65-74-jarigen woont 35% in een geheel ‘trappenloze’ woning, 14% van de 65 – 74-jarigen woont in een huis waar trappen zijn, zowel náár als binnen de woning.

Page 25: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

25

Figuur II.5 Bereikbaarheid van de woning en toegankelijkheid van de vertrekken naar leeftijd

Bron: WZS, Wonen in Amsterdam, 2011

In het onderzoek Wonen in Amsterdam wordt de vraag gesteld of de respondent de huidige woning geschikt vindt om oud in te worden. Veel 75-plussers – namelijk 88% - meent dat hun woning geschikt is om oud in te zijn of worden. We zagen hiervoor dat ruim de helft van de 75-plussers in een trappenloze woning woont. Van die groep kan dit antwoord worden verwacht. Maar er is kennelijk ook een groep 75-plussers die wel trappen moet lopen maar de woning toch geschikt vindt (eventueel met enige aanpassingen).

De conclusie kan geen andere zijn dan dat een flink deel van de 75-plussers tevreden is met de huidige woning, ook als er een trap in zit. Dat zien ze (nu) niet als probleem. Kennelijk is men bereid een aantal onvolkomenheden van de woning voor lief te nemen en daar waar mogelijk oplossingen voor te bedenken.

Figuur II.6. Geschiktheid van de woning om oud te zijn/worden (eigen oordeel Amsterdammers)

24 2736 41 43

5464

40

1214

1821

25

27

24

20

6559

4638

3119

12

39

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

18 - 24 25 - 34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 - 74 75+ gemiddeld

ja met enige aanpassingen nee

Bron: WZS, Wonen in Amsterdam, 2011

Page 26: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

26

Verhuisgeneigdheid De grote tevredenheid met de huidige woning heeft weer een relatie met de lage verhuisgeneigdheid van de Amsterdamse ouderen. Deze lage verhuisgeneigdheid onder oudere Amsterdammers blijkt door de jaren heen hetzelfde in de opeenvolgende WIA-onderzoeken. Ook andere onderzoeken bevestigen dit12. Ouderen zijn gehecht aan hun woning en hun buurt. Ook wonen ze vaak in de nabijheid van bekenden. Verhuizen zou betekenen dat ze dit alles mogelijk moeten opgeven.

In het meest recente onderzoek Wonen in Amsterdam uit 2011 wil 10% van de 75 plussers verhuizen binnen twee jaar. Een deel heeft vage plannen en 72% wil niet verhuizen. Dat is een groot verschil met de jongste en middelste leeftijdsgroepen waar veel meer verhuisplannen bestaan.

Figuur II.7 Behoefte van Amsterdammers om te gaan verhuizen

10 18 72

0 20 40 60 80 100

18 - 24

25 - 34

35 - 44

45 - 54

55 - 64

65 - 74

75+

ja misschien nee

Bron: WZS, Wonen in Amsterdam, 2011

De kritische houding van ouderen wordt door de corporaties herkend waar het gaat om de complexen met wonen in beschermde omgeving (wibo’s ). In Zuid-Oost en Nieuw West levert het verhuren van wibo’s soms problemen op. Maar ook in stadsdelen Oost (IJburg, Transvaalkade) en West (Ruimzicht in de Kinkerbuurt) ging de verhuur niet soepel. Wat hierbij mee zal spelen is de huurprijs en huursprong ten opzichte van de huidige woning. Zeker de pas opgeleverde wibo’s liggen vaak net tegen de huurtoeslaggrens. Ouderen met een benedenmodaal inkomen zijn bang die huur niet te kunnen opbrengen. Maar ook ouderen met een bovenmodaal inkomen kunnen in de wibo’s terecht ( voor doelgroepenwoningen geldt de EU-inkomensgrens voor sociale huurwoningen niet).

Er zijn ook andere signalen die wijzen op hoe ingewikkeld het is om ouderen aan te spreken met het juiste aanbod. Uit de laatste cijfers van Woningnet (2012) blijkt dat de helft van de begane grond/één hoog woningen niet terecht komt omdat 65-plussers niet reageren of de aangeboden woning weigeren.13

Ook de afdeling WMO-uitvoering van de dienst WZS signaleert dat in de praktijk van het aantal mensen met een WMO-verhuisindicatie (waarvoor een tegemoetkoming in de verhuiskosten geldt) ongeveer 60% verhuist op basis van deze indicatie en 40% niet.

12 - TNO, Wonen, zorg en verhuisgedrag van ouderen , oktober 2012 - Woningnet Utrecht, analyse mutatiecijfers woningnet regio Utrecht.13 Rapportage Woonsituatie en Woningmarktpositie van Amsterdamse senioren, dienst WZS 2013

Page 27: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

27

Inkomens en woonlastenDe inkomenspositie van ouderen staat volop in de landelijke aandacht vanwege de ontwikkelingen in de pensioenen. Het inkomen bepaalt in belangrijke mate de keuzemogelijkheden bij het wonen, zorg of welzijn. Rijkere ouderen hebben meer mogelijkheden om hun zorg en welzijn te ‘kopen’. Aan de andere kant komen zij sinds 1 januari 2011 niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning. Wanneer huishoudens met een inkomen boven € 33.614 bruto willen verhuizen, zijn ze aangewezen op het geliberaliseerde huursegment of de koopsector. Voor specifieke doelgroepwoningen zoals wibo’s en rolstoelgeschikte woningen geldt deze inkomenseis niet. In Amsterdam heeft 59% van de 65-74-jarigen een inkomen tot modaal (< 33.614 euro, prijspeil 2011). Het aandeel inkomens tot modaal ligt bij de 75-plussers hoger: 68% in 2011. Daarmee zijn de ouderen armer vergeleken met de totale populatie van Amsterdam. Tegelijk is het van belang om voor ogen te hebben dat 41% van de 65-74 jarigen en 32% van de 75-plussers in Amsterdam dus een bovenmodaal inkomen heeft. Uitgesplitst naar stadsdeel zijn de inkomens van de 65-plussers als volgt verdeeld.In West en Oost wonen de meeste 65-plussers met een inkomen tot modaal (33.614 euro) gevolgd door Noord en Zuid-Oost. Stadsdeel Zuid en Centrum tellen relatief het de meeste welvarende 65-plussers met een inkomen boven1,5xmodaal: 21% in Centrum en 24% in Zuid.

Figuur II.8. Mensen van 65 jaar en ouder naar inkomen per stadsdeelCentrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost Amsterdam

lage inkomens 33 47 34 31 48 42 35 38laag - modaal 25 27 27 21 21 25 28 25modaal - 43000 14 11 18 16 10 14 15 1443000 - 1,5 x mod 7 7 9 9 7 6 10 81,5 - 2 x modaal 7 2 7 12 8 6 5 7> 2x modaal 14 4 5 12 7 6 7 8Bron: WZS, Wonen in Amsterdam, 2011

De 65-plussers bewonen woningen die qua woonlasten goed passen bij hun inkomen. Van de 65-plussers met een inkomen tot modaal heeft 86% een huurwoning met een huur beneden de aftoppingsgrens (545 euro, prijspeil 2011). Van de ouderen met een bovenmodaal inkomen woont maar liefst 42% in een koopwoning en 11% in een vrije sector huurwoning (boven de huurtoeslaggrens van 653 euro).

Figuur II.9. Mensen van 65 jaar en ouder naar inkomen en woonlastenInkomens Tot modaal Boven modaal Totaal 65+Huur per maandt/m € 412 50 19 38€ 412-545 36 21 31€ 545-653 4 7 5> € 653 1 11 5Koop 8 42 21Totaal 100% 100% 100%

Toekomstige trends in inkomens ouderenOnderzoek14 geeft aan dat steeds meer ouderen over een (soms flink) eigen vermogen beschikken. De prognose is dat de komende jaren het vermogen van ouderen verder zal stijgen omdat de ‘babyboomers’ de komende jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Deze nieuwe generatie ouderen neemt door onder meer eigen woningbezit meer kapitaal mee naar de latere levensfasen dan vorige generaties. De inkomens-en vermogenspositie van ouderen is de afgelopen twee decennia verbeterd. Tussen 1993 en 2010 is het netto vermogen van ouderen in doorsnee meer dan verviervoudigd (gecorrigeerd voor inflatie), terwijl het doorsnee netto vermogen van jongere huishoudens (met een kostwinner jonger dan 45 jaar) is afgenomen. Steeds meer ouderen hebben een aanvullend pensioen opgebouwd en dit aanvullend pensioen is gemiddeld ook hoger dan vroeger.15

14 - TNO-rapport ‘Wonen, zorggebruik en verhuisgedrag van ouderen’, okt. 2012 - artikel Volkskrant 11 september 201315 Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Inkomens en vermogens van ouderen: analyse en beleidsopties, sept. 2013

Page 28: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

28

Gelijktijdig met de bovenstaande trend groeit de beweging dat ouderen steeds meer zelf willen bepalen hóe en waar ze oud willen worden (eigen regie houden) en hoe zij hun zorg willen organiseren. Zowel onder de ouderen met een goede inkomenspositie als onder de ouderen met een kleinere beurs en onder de migrantengroepen groeit het initiatief om zelf vorm te geven aan nieuwe combinaties van wonen en zorg. Collectieve private initiatieven onder deze groep ontstaan op grotere schaal, met informele hulp- en zorgnetwerken en andere kleinschalige professionele vormen van zorg. De Amsterdamse wooncollectieven zoals ‘Old souls hang out’, Acropolis, woongroep Andaluz, Mia coma di color.zijn voorbeelden daarvan. Ook ontstaan zorgcollectieven zoals Stadsdorp Zuid, bedrijven die gezelschap houden en activiteiten met mensen thuis doen huur.eeneigendochter.nl, particuliere beleggers die leegstaande panden omvormen tot duurdere seniorenhuisvesting met zorg. Door steeds meer zorginstellingen én nieuwe ondernemers wordt op deze vraag ingespeeld16.

Dit betekent dat er een tweeledige opgave ligt in Amsterdam. Enerzijds het realiseren van betaalbare geschikte woningen (onder de huurtoeslaggrens) op de juiste plekken via aanpassingen en nieuwbouw voor de groep ouderen met een inkomen tot modaal. Anderzijds het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van woonvormen in het wat duurdere segment voor de groeiende groep met een bovenmodaal inkomen. 17

4. De verwachte vraag naar zorgOm de zorgbehoefte nauwkeuriger in kaart te brengen is op basis van de informatie over mensen met een zorgindicatie18 die worden geregistreerd door het CIZ een methode ontwikkeld om de toekomstige zorgvraag te berekenen. Omdat het CIZ van cliënten met een zorgindicatie de leeftijd registreert konden deze CIZ-cijfers worden gekoppeld aan de demografische prognose (van O+S) en doorgerekend hoeveel mensen met een indicatie erbij komen als gevolg van de bevolkingsgroei en vergrijzing. Daarbij is de aanname gedaan dat de methode van indicatiestelling niet verandert in de tijd.

Het CIZ beoordeelt aanvragen van mensen die zorg behoeven en geeft zorgindicaties af die bepalen op hoeveel en welke soort zorg de aanvragers recht hebben. Wie er aanmerking komt voor een intramurale plek en wie er extramuraal zorg zal ontvangen wordt bepaald door het zogenaamde ‘zorgzwaartepakket’ (ZZP) dat de cliënt heeft. Cruciaal hierbij is het nieuwe kabinetsbeleid ‘scheiden wonen zorg’ (zie Hoofdstuk 2). Het aantal mensen (met een ZZP 1 tot en met 3) komt niet meer in aanmerking voor een intramurale woonvoorziening met zorg. Vanaf 1 januari 2013 kunnen alleen cliënten uit de sector Verpleging en Verzorging (V&V), de sector GGZ en de sector Verstandelijk Gehandicapten (VG) met een zwaardere zorgvraag nog instromen in een intramurale instelling. Anderen wonen extramuraal en krijgen de geïndiceerde zorg thuis geleverd. We berekenen in deze paragraaf wat het effect is op de verhouding intramuraal – extramuraal in Amsterdam.

Toename aantal mensen met een CIZ-zorgindicatieDe doorrekening laat zien dat als gevolg van de sterkere bevolkingsgroei en vergrijzing het aantal mensen met een zorgindicatie toeneemt van 14.300 in 2013 naar 18.200 in 2025. Dat is een toename van bijna 30% tussen 2013 en 2030.De toename van het aantal mensen met een zorgindicatie concentreert zich in de twee oudste leeftijdsgroepen 75-84 jarigen en de 85 plussers. Niet verwonderlijk is het dan dat in de sector Verpleging en Verzorging ook sprake is van de grootste toename 16 - Woonzorg hanteert bij woon- en zorgwensen van ouderen de zog. woonformules (leefstijlen) zie www.woonzorg.nl . - Luxe woonzorgaanbod voor ouderen door Domus Magnus, http://www.skipr.nl/actueel/id14362-domus-magnus- vaart-wel-bij-onrust-ouderenzorg.html- Zorgcoöperatie Stadsdorp Zuid: ouderen ondersteunen elkaar en regelen collectief een zorgaanbieder, nul20 september 2013 o17 Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Inkomens en vermogens van ouderen: analyse en beleidsopties, sept. 2013: verwachting is dat inkomens- en vermogenspositie van ouderen in 2025 niet wezenlijk zal verschillen van de huidige generatie ouderen. Ondanks pensioenkortingen en dalende huizenprijzen. De ouderen van de toekomst beschikken over hogere aanvullende pensioenen dan de huidige gepensioneerden. 18 Met een zorgindicatie wordt bedoeld een indicatie voor zorg en verblijf in een intramurale setting op grond van de Algemene Wet bijzondere ziektekosten (AWBZ).

Page 29: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

29

Figuur II.10 Totaal aantal mensen met een zorgindicatie in 2013 en 2030 (prognose) naar leeftijdgroep

0

2000

4000

6000

8000

1000

0

1200

0

1400

0

1600

0

1800

0

2013

2030

0-11 jr 12-17 jr 18-49 jr 50-64 jr 65-74 jr 75-84 jr 85+ jr

De demografische veranderingen brengen – zie figuur II.11. – vooral een groei teweeg in de sector Verpleging en Verzorging, en dan in het bijzonder in de leeftijdsgroepen vanaf 75 jaar. Dat is niet vreemd: het aantal ouderen groeit volgens de bevolkingsprognose en vooral ouderen krijgen behoefte aan zorg. Het aantal indicaties in de middelbare leeftijdsgroep (18-49 jarigen) neemt nauwelijks toe tussen 2013 en 2030.

Figuur II.11 Totaal aantal mensen met een zorgindicatie in 2013 en 2030 (prognose) naar sector

0

2000

4000

6000

8000

1000

0

1200

0

1400

0

1600

0

1800

0

2013

2030

GGZ VG overig V&V

Verschuivingen tussen intramuraal en extramuraal wonenIn de vorige paragraaf is berekend dat het aantal mensen met een CIZ indicatie vooral als gevolg van de demografische ontwikkelingen (meer ouderen) zal groeien van 14.300 in 2013 naar 18.200 in 2025.

Het extramuraliseringsbeleid van het kabinet betekent dat de komende jaren minder mensen een indicatie krijgen voor een intramurale woonzorgvoorziening. Dit treft de mensen met een lichte tot matige zorgvraag ( ZZP’s 1 t/m 3). Deze mensen gaan niet meer naar een instelling maar blijven in de huidige woning of gaan naar een andere woonvorm die meer aansluit bij de zorgvraag. De zorg die men nodig heeft wordt thuis geleverd. Door deze ontwikkeling dat meer mensen met een lichte zorgvraag langer thuis blijven wonen wordt het beslag op de woningmarkt wat groter in de komende jaren.

Page 30: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

30

Figuur II.12 laat zien dat de extra druk op het woningaanbod met name komt uit de sector Verpleging en Verzorging.

Figuur II.12 Aantal mensen met een zorgindicatie die niet meer intramuraal maar extramuraal wordt geleverd, 2015-2030

700

2.8003.300

3.850

150

650

850

850

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

2015 2020 2025 2030

VV VG overig

Het effect van dit extramuraliseringsbeleid werkt een aantal jaren door maar zwakt op de langere termijn af. In 2015 zullen in Amsterdam 850 mensen met een lichte tot matige zorgvraag langer thuis blijven wonen en daar de zorg ontvangen die ze nodig hebben. In de periode 2015- 2020 voegt zich daar nog een flinke groep bij. Daarna gaat de toename geleidelijker. Er komen steeds mensen met nieuwe indicaties bij die óók in een gewone/de huidige woning blijven wonen. Maar er komen ook weer woningen vrij door overlijden of naar een instelling gaan. Per saldo leidt dit alles er toe dat er in 2030 ca 4.750 meer personen niet meer in aanmerking komen voor een zorginstelling maar extramuraal wonen met zorg dan vòòr 1 januari 2013. Het aantal mensen met een indicatie dat niet meer verhuist naar een instelling is vooral in de sector Verpleging en Verzorging merkbaar (veel ouderen). Ook in de sector Verstandelijk Gehandicapten en overig (hieronder valt ook de sector GGZ) doet het effect van het extramuraliseringsbeleid zich voelen, maar dan wel in mindere mate.

Van belang hierbij om op te merken is dat de bovengenoemde cijfers van de verschuiving van intramuraal naar extramuraal gebaseerd zijn op mensen met een indicatie en niet op mensen die werkelijk gebruik maken van hun indicatie. Het zijn maximale cijfers.In werkelijkheid ligt het aantal mensen met een zorgindicatie dat deze indicatie daadwerkelijk verzilvert (dus feitelijk de indicatie gebruikt) lager dan het aantal verstrekte zorgindicaties. Bijvoorbeeld in de sector Verpleging en Verzorging maakt bijna 2/3 daadwerkelijk gebruik van de indicatie. Dit blijkt als de gegevens van het zorgkantoor Achmea met betrekking tot ingekochte zorg voor plekken in de V&V wordt vergeleken met het aantal indicaties in de sector V&V (8.200 in 2013).

Dit wil zeggen dat lang niet iedereen met een indicatie voor intramuraal verblijf (ZZP’s 1, 2 of 3) vóór het nieuwe beleid per 1 januari 2013 ook meteen verhuisde naar een zorgvoorziening. Ook toen al wachten mensen af of ze van de mogelijkheid om naar een verzorgingshuis gebruik gingen maken. Ze bleven zelfstandig wonen en redden ze zich met noodzakelijke zorg thuis. In de praktijk ervaren dus minder mensen de effecten van het nieuwe beleid.

Page 31: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

31

Verschuivingen in intramuraal en extramuraal door nieuwe beleid

Figuur II.13 Prognose aantal mensen met zorgindicatie intramuraal en extramuraal

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

9000

vvintra vg intra ov intra vv extra vg extra

woonvorm

aant

al m

ense

n 2015202020252030

In figuur II.13 wordt het totaalbeeld gegeven van de verhouding intramuraal-extramuraal: hoeveel mensen hebben behoefte aan zorg in een intramurale setting en hoeveel mensen hebben een zorgbehoefte in een extramurale woonvorm?

De ontwikkeling in het intramurale deel van de verschillende sectoren V&V, VG en overig is opvallend. Het aantal indicaties voor intramuraal wonen is in 2020 ongeveer 2.000 lager dan in 2015. Maar tussen 2020 en 2030 gaan de indicaties voor intramurale zorg in de V&V sector weer toenemen. De vergrijzing speelt hier een belangrijke rol in. Dit blijkt in het bijzonder in de aanvankelijke daling van de categorie mensen VV-intramuraal, die vervolgens – meer Amsterdammers boven de 75 jaar die zorg nodig hebben – weer stijgt. Opvallend is dan dat het aandeel mensen in de V&V- intramuraal in 2030 weer even groot is als in 2015 namelijk 7.900. Dat betekent dat er in 2030 evenveel aan intramurale capaciteit voor deze categorie mensen met zorg moet zijn als er in 2015 staat. Door de groei in vooral de hoogste leeftijdgroepen (75 jaar en ouder ) zal die intramurale capaciteit in 2030 toegesneden moeten zijn op een populatie met een veel zwaardere zorgbehoefte dan momenteel nog in de verzorgingshuizen verblijft (dus de zzp-categoriën 5 en hoger). De huidige verzorgingshuizen zullen dus moeten worden aangepast aan deze zwaardere zorgcategorie Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de gesprekken die er lopen van de gemeente met Achmea en de zorgaanbieders in de stad.

5. De verwachte vraag naar specifieke woonvormenIn de vorige paragrafen is langs verschillende lijnen geanalyseerd welke ontwikkelingen zich rond het thema wonen zorg voltrekken. In deze paragraaf worden deze lijnen bij elkaar gebracht en bekeken hoe dit neerslaat op de woningmarkt en de verwachte vraag naar woningen van ouderen en mensen in de toekomst.

In de nota Met Zorg Wonen (2009) werd de vraag naar wonen en zorg van ouderen en mensen met beperkingen richting 2015 en – op langere termijn – richting 2030 in beeld gebracht.Om dit te berekenen is een rekenmodel ontwikkeld door Laagland Advies in opdracht van de Stuurgroep Wonen Zorg Dienstverlening van het landelijk Kenniscentrum Wonen-Zorg. Het model berekent de verwachte vraag naar zorg en vertaalt deze vraag naar zorg naar de vraag naar wonen. In bijlage II wordt dit rekenmodel toegelicht

Page 32: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

32

De nieuwste bevolkingscijfers uit 2013 van bureau Onderzoek en Statistiek laten zien dat de bevolking de afgelopen jaren sneller is gegroeid dan waar in 2009 rekening werd gehouden. Dit is van belang voor het rekenmodel waar de toekomstige vraag naar wonen en zorg mee is berekend in 2009.

De resultatenIn figuur II. 14 wordt de actualisatie van nota met zorg Wonen in beeld gebracht: hoe is verdeling van de vraag van mensen met een beperking naar de verschillende woonvormen in 2015 en 2030?De groei van de behoefte is afgezet tegen het aanbod aan deze woonvormen. Het actualiseren van het aanbod is erg ingewikkeld gebleken omdat er sprake is van overlappingen (‘dubbels’) tussen de verschillende categorieën. Zo zijn de meeste wibo’s namelijk ook aanpasbaar gebouwd, zijn alle aanpasbare woningen ook nultredenwoningenDoor het gebruik van verschillende bronnen is het toch mogelijk geworden om voor de verschillende typen woonvormen een schatting te maken van het aanbod..

IntramuraalHet aantal mensen met behoefte aan een specifieke woonvormen neemt sneller toe dan in de nota Met Zorg Wonen 2009 is voorzien. Deze snellere groei zit niet in het aantal intramurale zorgplekken. In de nota was die aanstaande extramuralisering al goed verdisconteerd in de berekening. De afname van het aantal intramurale zorgplekken van 6.500 huishoudens in 2015 naar 5.200 in 2030 behoeft, met het bekend worden van het extramuraliseringsbeleid van de kabinetten Rutte I en Rutte-Asscher, dan ook geen aanpassing.

De extra behoefte aan specifieke woonvormen manifesteert zich dan ook alleen in de ‘extramurale’ woningvoorraad en woonvormen die hierin zijn onderscheiden. Het gevolg van de plannen van het zorgkantoor voor de afbouw van intramurale plekken is dat degenen met behoefte aan intramurale woonvorm nu huisvesting in de ‘extramurale’ woningvoorraad nodig hebben. Deze groep vraagt vanwege behoefte aan bescherming en toegankelijkheid met name om geclusterd onzelfstandige woonvormen of de zelfstandige variant (geclusterd zelfstandig). Ook deze ontwikkeling was al in de nota Met Zorg Wonen 2009 verdisconteerd.

Geclusterd onzelfstandig en geclusterd zelfstandigDe behoefte aan geclusterde onzelfstandige woonvormen groeit mede daardoor van 1.000 in 2015 naar 2.700 in 2030. Ook de behoefte aan geclusterde zelfstandige woningen groeit van 6.300 in 2015 naar 10.900 in 2030. Deze woonvorm is aantrekkelijk voor ouderen die naast de geschiktheid van de woning (voldoet tenminste aan de basiskwaliteit aanpasbaar bouwen) kiezen voor het bij elkaar wonen met anderen in een vergelijkbare levensfase.

Aanpasbaar gebouwde woningenVoor degenen die niet zozeer hechten aan de bescherming van het geclusterd wonen maar wel een woning nodig hebben met een grote mate van toegankelijkheid (niet alleen zonder trappen maar ook met brede gangen en verkeersruimte om de draai met de rollator of rolstoel makkelijk te maken) zijn de aanpasbaar gebouwde woningen een prima alternatief.De behoefte aan aangepaste of aanpasbare woningen groeit van 5.200 in 2015 naar 6.400 in 2030. Het streven in Amsterdam is dat in de toekomst zoveel mogelijk mensen in een aanpasbare woning wonen. Door de aanpasbaarheid kan de woning zonder al te hoge kosten geschikt worden gemaakt wanneer de bewoner met beperkingen te maken krijgt. Een aanpasbare woning is niet gebouwd voor een specifieke doelgroep. Iedereen kan er terecht. Ook voor mensen die een nultredenwoning zoeken voldoet de aanpasbare woning prima.

Page 33: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

33

Figuur II.14 . Verwachte vraag naar specifieke woonvormen 2015 en 2030 woonvorm 2015 2030 Toename Aanbod 1. intramuraal 6.500 5.200 - 1.300 7.200 *2. geclusterd onzelfstandig 1.000 2.700 1.700 750

3. geclusterd zelfstandig 6.300 10.900 4.600 6.900**4. aanpasbaar/ aangepast 5.200 6.400 1.200 35.000***5. nultreden/ééntraps 70.200 79.100 8.900 65.000****Totaal won. 3 t/m 5 81.700 96.400 14.800

6. Rolstoelgeschikt 1.400 1.600 + 200 1.050 * Bron:SIGRA capaciteit 2012** Bron: Nota met Zorg Wonen 2009*** Bron: projectenboeken woninbouwlocaties 1994-2012**** Bron: Wonen in Amsterdam 2011

Nultreden/eentrapswoningenDe grootste verandering die de actualisering oplevert is de extra behoefte aan nultreden- en ééntrapswoningen. Deze behoefte is in aantal verreweg het grootst: ruim 70.000 woningen in 2015 en ruim 79.000 woningen in 2030. Ten opzichte van 2015 groeit de vraag naar de nultreden/eentrapswoningen dus met 9.000. En ook meer dan in de nota Met Zorg Wonen in 2009 werd berekend (bijna 74.000). Nultredenwoningen voldoen aan de basale voorwaarden van toegankelijkheid. Voor heel veel ouderen met lichte somatische gebreken (moeite met de trap) zijn deze woningen voor lange tijd een prima optie. Als er op een gegeven moment zorg nodig is kan die aan de bewoner thuis worden geleverd. Uit Wonen in Amsterdam 2011 blijkt dat Amsterdam ongeveer 72.000 nultreden/eentrapswoningen telt en 28.000 aanpasbare woningen, voldoende dus om de verwachte vraag op te vangen. Deze woningen staan overal in de stad maar in de gebieden binnen de ring zijn er veel minder dan in de gebieden buiten de ring.Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat het grootste deel van de mensen met een fysieke of geestelijke beperking geen specifieke eisen aan hun woning stellen of om een specifieke woonvorm vragen. Naar verwachting telt Amsterdam in 2015 zo’n 156.000 mensen met een beperking en in 2030 zo’n 180.000. De vraag van die mensen gaat voor een groot deel uit naar de gewone woningen of de nultredenwoningen. Zij vinden dat ze in hun huidige gewone of nultreden woning prima uit de voeten kunnen of hebben alleen wat aanpassingen nodig. Men wil het liefst daar blijven wonen ook als de woning misschien niet helemaal optimaal is. Als er op een gegeven moment zorg nodig is, kan die aan de bewoner thuis worden geleverd

Rolstoelgeschikte woningenDe rolstoelgeschikte woningen vormen een aparte categorie. Het belangrijkste kenmerk van een dergelijke woning is dat ze geheel geschikt zijn voor mensen die zowel binnen- als buitenshuis continu aangewezen zijn op een rolstoel. Deze woningen hebben de hoogste mate van toegankelijkheid. De woningen worden alleen toegewezen aan mensen met een indicatie voor rolstoelgebruikDe behoefte aan de rolstoelgeschikte woningen stijgt tussen 2015 en 2030 van 1.400 naar 1.600 woningen. Het aanbod bedraagt ruim 1.000. Er is dus in bepaalde gebieden wel sprake van een tekort.

Page 34: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

34

Bijlage 1 Definities woonvormen

verpleging Verpleeghuisplaatsen zijn plaatsen in een toegelaten instelling voor persoonlijke verpleging waarbij PV, Vp, OB, behandeling en verblijf zijn gecombineerd.

verzorging Verzorgingshuisplaatsen zijn plaatsen in een toegelaten instelling waarpersoonlijke verzorging en verblijf zijn gecombineerd. Zorg en verblijf vormen een integraal pakket.

GZ Intramurale plaatsen in de gehandicaptensector. Zowel verstandelijk als lichamelijk gehandicapten waarbij verblijf en behandeling werden gecombineerd. Gezinsvervangende tehuizen en lichtverstandelijke jeugd zijnbuiten beschouwing gelaten.

GGZ Intramurale plaatsen in de geestelijke gezondheidszorg.

geclusterd onzelfstandig Bij geclusterde onzelfstandige woningen hebben de huurders meestal een contract met een corporatie. Het is dus wel een extramurale woonvorm, maar lijkt op de (zware) intramurale zorg zoals in een verpleeghuis wordt geboden. Het gaat om voorzieningen waar 24-uurs zorg/toezicht kan worden geboden en waar bewoners naast een aantal eigen ruimten ook één of meer ruimten delen. De woningen hebben meestal geen eigen voordeur naar de straat. Dergelijke woningen zijn bedoeld voor mensen met meervoudige handicaps, zwaar verstandelijk gehandicapten en dementerende ouderen.

geclusterd zelfstandig Het gaat om aanpasbaar gebouwde woningen die een eigen voordeur hebben en bij elkaar in een cluster liggen. Denk hierbij aan de WIBO-woningen. Bewoners kunnen ouderen zijn die zorg nodig hebben, maar dat hoeft niet. Er zijn ook andere doelgroepen dan ouderen die behoefte hebben aan een beschermde omgeving. Denk bijvoorbeeld aan verstandelijk gehandicapten of psychiatrisch patiënten. Voor deze groepen hoeven de woningen niet per definitie een bepaalde mate van toegankelijkheid te bieden al is dat vaak wel aanbevelenswaardig. Geclusterd zelfstandig kan rolstoelgeschikt zijn of niet.

rolstoelgeschikt Rolstoelgeschikte woningen zijn woningen die voldoen aan de specifieke eisen zoals die zijn geformuleerd in ‘Huizen voor rolstoelgebruikers, Richtlijnen en voorbeeld’. Het belangrijkste kenmerk van een dergelijke woning is dat ze geheel geschikt zijn voor mensen die zowel binnen- als buitenshuis continu aangewezen zijn op een rolstoel. Deze woningen hebben de hoogste mate van toegankelijkheid. De woningen worden alleen toegewezen aan mensen met een indicatie voor rolstoelgebruik. De woning heeft een eigen voordeur en geen gemeenschappelijke ruimte.

aanpasbare woningen Dit zijn woningen die zodanig gebouwd zijn dat ze tegen relatief geringe kosten een grote mate van toegankelijkheid kunnen bieden. Hiertoe is het kenmerk ‘aanpasbaarheid’ in de Amsterdamse Basiskwaliteit opgenomen. Hiervoor bestaan strikte voorwaarden die onder andere betrekking hebben op breedte van gangen en andere verkeersruimten in de woning.

nultredenwoningen De woning is zonder trappen van buiten af bereikbaar (begane grond of lift), voordeur max 20 cm boven straatniveau. De primaire ruimten bevinden zich op dezelfde woonlaag of de woning heeft intern maximaal nog één trap (eensgezinswoningen, maisonettes met voordeur op begane grond).

Page 35: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

35

Bijlage 2 Omschrijving zorgzwaartepakketten

Hieronder een samenvatting van wat de zorgzwaartepakketten concreet inhouden. Een uitgebreide beschrijving van de inhoud van de zorgzwaartepakketten is te vinden in de brochure ‘Gebruikersgids Verpleging en Verzorging’ van het College voor zorgverzekeringen: http://www.cvz.nl/binaries/content/documents/zinl-www/documenten/publicaties/publieksbrochures/1302-gebruikersgids-verpleging-en-verzorging/Gebruikersgids+verpleging+en+verzorging.pdf

Zzp1: Beschut wonen met enige begeleiding is wonen in een veilige omgeving met enige begeleiding van een zorginstelling.

Zzp2: Beschut wonen met begeleiding en verzorging is wonen in een veilige omgeving met dagelijkse verzorging en begeleiding van een zorginstelling.

Zzp3: Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging is wonen in een veilige omgevingmet intensieve dagelijkse verzorging en begeleiding door een zorginstelling.

Zzp4: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging is wonen in een verzorgingshuis of verpleeghuis voor mensen die veel verzorging en begeleiding nodig hebben. De begeleiding geeft veiligheid. En is voortdurend dichtbij.

Zzp5: Beschermd wonen met intensieve dementiezorg is wonen in een verpleeghuis of verzorgingshuis. Hetis voormensen die intensieve zorg en veel bescherming nodig hebben. Het is een pakket voormensen die ernstig dement zijn.

Zzp6: Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging is wonen in een verpleeghuis of een verzorgingshuis. Het is voormensen die lichamelijk ziek zijn enveel zorg nodig hebben. Het gaat om een chronische ziekte: een ziekte die heel lang duurt, steeds terugkomt of niet meer overgaat.

Zzp7: Pakket 7 is bestemd voor ouderen die al heel lang psychiatrische problemen hebben en daarbij zulke grote lichamelijke problemen hebben dat ze niet thuis kunnenwonen. Ook is het pakket geschikt voormensen onder de 65 jaar die ernstig dement zijn of een niet-aangeboren hersenbeschadiging hebben.

Zzp8: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen met de nadruk op verzorging/verpleging Pakket 8 is voor mensen met een ernstige lichamelijke ziekte. Zij hebben daardoor heel speciale zorg nodig.

Zzp9: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging richt zich op herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging voormensen die al wonen enworden behandeld in een AWBZ-instelling.

Zzp 10: Beschermd verblijf met intensieve palliatief terminale zorg is voor mensen die een terminale ziekte hebben en in de eindfase van die ziekte verkeren. Van mensen voor dit pakket is de levensverwachtingvolgens artsen nog hooguit enkele maanden. Als hetlanger duurt wordt de indicatie verlengd.

Page 36: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

36

Bijlage 3 Toelichting rekenmodel verwachte vraag naar wonen met zorg Om de verwachte vraag naar woningtypen met zorg in 2015 en 2030 te berekenen is gebruik gemaakt van het rekenmodel dat Laagland ‘advies voor de nota met Zorg Wonen 2009 heeft ontwikkeld. Hieronder wordt toegelicht hoe het rekenmodel in elkaar zit, welke aannames zijn gedaan en welke kengetallen zijn gebruikt.

1. Rekenmodel toegesneden op Amsterdamse situatie Om inzicht te krijgen in de toekomstige vraag naar wonen met zorg ontwikkelde het adviesbureau LaaglandAdvies in 2009 een model dat van toepassing is op de Amsterdamse situatie. Amsterdam is geen afspiegeling van de gemiddelde Nederlandse gemeente. De Amsterdamse bevolking verschilt op vier kenmerken:Een jongere bevolking: het aandeel 65- en 75-plusssers is lager dan het Nederlands gemiddelde. Vooral het lagere aantal 75-plussers leidt tot een lagere zorgvraag in Amsterdam;Meer niet-westerse allochtonen: het aandeel is hoger dan landelijk. Onderzoek geeft aan dat deze groep relatief vaker te maken heeft met beperkingen en een zorgvraag dan mensen met een westerse achtergrond;Meer lage inkomens in Amsterdam: Uit onderzoek blijkt dat mensen met een benedenmodaal inkomen 2,5 keer vaker geen goede gezondheid hebben dan mensen met een inkomen daarboven;Meer alleenstaanden: het aandeel is hoger dan het Nederlands gemiddelde. Alleenwonenden hebben een hogere zorgvraag dan mensen die in een meerpersoonshuishouden wonen.

De landelijke kengetallen van het Kenniscentrum Wonen-Zorg van Aedes-Actiz waren daarbij het uitgangspunt. Landelijk wordt gerekend met een gemiddelde van 500 mensen met beperkingen per 10.000 mensen in 2015. De aanpassing van de kengetallen op de hierboven genoemde Amsterdamse kenmerken levert een beduidend lager kengetal op: het aandeel bewoners met een beperking komt op 382 per 10.000 inwoners in 2015. Met name het veel lagere aandeel 75-plussers draagt hieraan bij.

2. Het rekenmodel uit 2009 geactualiseerd voor de situatie 2013In 2013 blijkt dat de bevolkingscijfers die worden gebruikt in het model op twee punten bijstelling behoeven:Een hoger inwoneraantal in 2015 en 2030 omdat de bevolking in Amsterdam sneller groeit dan in 2009 voorzien (bron: O+S bevolkingsprognose);Een iets lager aandeel mensen met een laag inkomen vanwege nieuwe cijfers (bron: Wonen in Amsterdam 2011.De wat snellere stijging van het aantal inwoners heeft invloed op het aantal ouderen. Meer ouderen betekent een wat grotere stijging van het aantal mensen met een beperking. Dit werkt weer door in de vraag naar zorg. Een iets lager aandeel mensen met een laag inkomen doet de zorgvraag weer iets afnemen. Het saldo van de twee bijstellingen in de cijfers van het model resulteert in een groter aantal mensen met een beperking in 2015 en 2030 dan in de Nota Met Zorg Wonen 2009 is voorzien.

2015 2030Nota MZW(2009)

Actualisering 2013

Nota MZW(2009)

Actualisering 2013

Aantal mensen met een beperking

150.100 156.300 169.700 181.600

3. Vraag naar wonen losgekoppeld van de vraag naar zorgDe verwachte vraag naar woonvormen is in het model losgekoppeld van de vraag naar zorg. Dit is gedaan omdat het overheidsbeleid en de wens van mensen zelf is dat zorg meer en meer geleverd gaat worden daar waar mensen wonen, ongeacht de zwaarte van hun zorgvraag. De zorg die mensen nodig hebben of de beperkingen waarmee mensen te maken hebben, leggen niet dwingend op hoe en waar zij wonen. Ouderen en mensen met functiebeperkingen maken daarin ook hun eigen afwegingen. Veel mensen die vanuit zorgoogpunt naar een meer geschikte woning zouden moeten verhuizen kiezen daar niet voor. Ze

Page 37: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

37

willen liever in hun eigen woning en eigen buurt blijven wonen. Als gevolg daarvan woont een deel van de doelgroep ‘suboptimaal’: in een woning die niet is aangepast aan hun beperking en mobiliteit. Bij het berekenen van het aantal zorgwoningen dat er in Amsterdam moet zijn moet hier rekening mee worden gehouden. Bij de toedeling over de verschillende woningtype is met een beleidsmarge en keuzevrijheid rekening gehouden. In de nota MZW werd een marge gehanteerd van 25%. Deze marge houden we ook in de actualisatie 2013 aan.

4. Intramurale capaciteitIn Met Zorg Wonen 2009 werd voor intramurale woonvoorzieningen die vanuit de AWBZ gefinancierd nietuitgegaan van de behoefte die er volgens de toepassing van het model uit zou komen. De cijfers van intramuraal waren gebaseerd op de geplande afbouw van de intramurale capaciteit volgens het Zorgkantoor (voorheen Agis). De geschatte behoefte aan intramurale wooneenheden berust dus niet op een theoretische aanname maar op het daadwerkelijk geplande aantal intramurale plekken. Het aantal wooneenheden in een verzorgingsinstituut wordt door het extramuraliseringsbeleid beperkt tot 6.500 in 2015 en 5.200. In de nota Met Zorg Wonen 2009 was voor de toekomstige intramurale capaciteit richting 2030 de extramuralisering voor de jaren na 2013 al verdisconteerd. In de actualisering zijn de cijfers uit de nota met Zorg Wonen in 2009 aangehouden.

Page 38: Versie 10 december 2013 - · PDF fileIn april 2011 verscheen de ... In deze nota zijn ook de acties opgenomen die voortkomen uit het ... moeten blijven wonen en dat door de toename

38