Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

62
“Veldwerk toont ons regelmatig individuen die via systematische collectieve actie lokale collectieve goederen (…) produceren zonder een externe autoriteit die prikkels uitlooft of sancties oplegt.” Tekst: Elinor Ostrom, 1998. Veilig over de streep! Onderzoek naar de condities waaronder lokale ondernemers een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid in de openbare ruimte Tekst: Onno de Vries Datum: Februari 2008 Via verschillende initiatieven dragen lokale ondernemers in Rotterdam zichtbaar bij aan de veiligheid in de openbare ruimte De Rotterdamse praktijk...

description

Het verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte was de topprioriteit van het vorige Rotterdamse college en één van de vier pijlers van het huidige gemeentebestuur. Bij het verbeteren van de veiligheid streeft de gemeente naar de samenwerking met partners. Eén van deze partners is het bedrijfsleven. In Rotterdam lopen drie initiatieven om lokale ondernemers te betrekken bij het verbeteren van de veiligheid: de pilot Veilig Ondernemen, het Keurmerk Veilig Ondernemen en het project Samen Veilig Ondernemen. De afgelopen jaren is gebleken dat het niet eenvoudig is alle ondernemers te betrekken. ‘Freeriders’ grijpen hun kans. Dit onderzoek richt zich op de vraag onder welke condities de gemeente in staat is om zoveel mogelijk lokale ondernemers te betrekken bij de veiligheid in de openbare ruimte.

Transcript of Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Page 1: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

“Veldwerk toont ons regelmatig

individuen die via systematische

collectieve actie lokale collectieve

goederen (…) produceren zonder een

externe autoriteit die prikkels uitlooft

of sancties oplegt.”Tekst: Elinor Ostrom, 1998.

VVeeiilliigg oovveerr ddee ssttrreeeepp!!Onderzoek naar de condities waaronder lokale ondernemers een bijdrage

kunnen leveren aan de veiligheid in de openbare ruimte

Tekst: Onno de Vries Datum: Februari 2008

Via verschillende initiatieven dragen lokale ondernemers in Rotterdam zichtbaar bij aan de veiligheid in de openbare ruimte

De Rotterdamse praktijk...

Page 2: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Tekst: Onno de Vries Studentnummer: 138531

Onderwijsinstelling: Erasmus Universiteit RotterdamOnderwijsinstelling: Faculteit Sociale Wetenschappen

SociologieMaster: Grootstedelijke vraagstukken en beleid

Onderwijsinstelling: Begeleider: Jack Burgers

Datum: Februari 2008

VVeeiilliigg oovveerr ddee ssttrreeeepp!!Onderzoek naar de condities waaronder lokale ondernemers een bijdrage

kunnen leveren aan de veiligheid in de openbare ruimte

Page 3: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

3

Voorwoord

is in de dagelijkse praktijk. Ik hoop dat dit ook voor andere profes-sionals op het gebied van het openbaar bestuur zal gelden.

Aan het begin van dit voorwoord schreef ik dat mijn eerste opzetdateert van eind 2004. Dit betekent dat ik aanzienlijk langer over ditonderzoek heb gedaan dan oorspronkelijk gepland. Enerzijds heeftdit te maken met de grondige en zorgvuldige wijze van onderzoekendie ik heb geprobeerd na te streven. Anderzijds heeft het ontegen-zeggelijk te maken met het feit dat met name het afstudeertrajectvan de deeltijdstudie voor mij vaak moeilijk te combineren bleekmet mijn andere verplichtingen. Uiteindelijk hebben het boeiendeonderwerp en de daadwerkelijk interessante conclusies ervoorgezorgd dat ik het onderzoek heb afgerond. Op deze plaats kan ik erniet onderuit om mijn thuisfront, Bianca en Stijn, te bedanken. Zijhebben me de ruimte gegeven om naast mijn drukke werkzaam-heden overdag, ’s avonds thuis ook de nodige uren achter de com-puter door te brengen. Het voelde regelmatig als een grote opgavedie ik niet zonder hen had kunnen volbrengen. Dank!

De lange doorlooptijd van het onderzoek heeft naar mijn meningniets afgedaan aan de kwaliteit en relevantie ervan. Ik ga er vanuitdat anderen dezelfde inschatting maken bij het lezen ervan!

VVoooorrwwoooorrddEind 2004 ben ik begonnen met onderzoek naar de wijze waar-

op de overheid private partijen kan betrekken bij de totstand-koming van publieke goederen. Concreet heb ik de focus gelegdop de bijdrage die ondernemers kunnen leveren aan het verbete-ren van de veiligheid in de openbare ruimte. Het is een boeiendonderzoek geworden, waarbij het interessant is om te zien dattheorieën die al tientallen jaren voorhanden zijn nog steeds nietaltijd in de praktijk worden toegepast. Dit onderzoek geeft geeninzicht in de redenen van deze lacune, maar geeft wel een beeldvan de wijze waarop de overheid de ondernemers kan betrekkenbij het verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte, zonderdat hierbij (financiële) dwang wordt toegepast.

Dit onderzoek richt zich op bestaande initiatieven in Rotterdam. Bewustheb ik me tijdens dit onderzoek gericht op bestaand bronnenmateriaal,waaronder beleidsplannen, evaluaties, onderzoeken en (deel)plannen vande aanpak. Juist omdat het boeiend is om te zien of en in hoeverrebeleidsmakers gebruikmaken van de sociaal-wetenschappelijke inzichtendie voorhanden zijn. Daarbij heb ik de beleidsintenties wel zoveel moge-lijk via evaluaties, uitgevoerde onderzoeken en enkele interviews getoetstmet de bestaande uitvoeringspraktijk, zodat het niet alleen bij een theo-retische excercitie blijft. Het is uiteindelijk een goed afgerond onderzoekgeworden, waarbij een grondige theoretische uiteenzetting over collectie-ve actie wordt gevolgd met de Rotterdamse uitvoeringspraktijk. De con-clusies geven antwoord op de vraag op welke wijze de lokale overheidondernemers kan betrekken bij het verbeteren van veiligheid in de open-bare ruimte. Duidelijk wordt waar zich nog blinde vlekken bevinden in dehuidige aanpak. De conclusies zijn daarbij ook interessant voor andereterreinen waarop publiek-private samenwerking plaatsvindt.

Ik heb voor dit onderzoek bewust gekozen voor een onderwerp dat sterkeraakvlakken heeft met mijn professionele werkzaamheden. Binnen hetvakgebied overheidscommunicatie ben ik intensief betrokken bij projectenrond interactieve beleidsvorming. Ik vind het een bijzonder boeiend feno-meen, waarop we nog veel vooruitgang kunnen boeken. Samenwerkingleidt immers altijd tot de beste oplossingen. Vaak zoekt de (lokale) over-heid de betrokkenheid van bewoners. Ik had mij niet eerder zo intensiefverdiept in de wijze waarop de overheid ondernemers kan betrekkenbinnen de verschillende fasen van het beleidvormingsproces. Dit onder-zoek heeft me uiteindelijk dan ook veel kennis opgeleverd die toepasbaar

Page 4: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

4

Inhoudsopgave

IInnhhoouuddssooppggaavveeSamenvatting ....................................................................5

1. Inleiding ......................................................................71.1 Drie initiatieven uitgelicht .............................................................81.2 Collectieve goederen ..................................................................101.3 Leeswijzer ...............................................................................11

2. Theorie van collective action ...........................................122.1 Publieke en private goederen ........................................................132.2 De dilemma’s het hoofd bieden......................................................162.3 Toespitsing onderzoeksvraag..........................................................24

3. Onderzoeksopzet en -verantwoording .................................253.1 Onderzoeksvragen ......................................................................263.2 Onderzoeksmethode ...................................................................273.3 Het risico van ‘goal displacement’ ..................................................28

4. Groepsgrootte en financiële consequenties..........................294.1 Groepsgrootte...........................................................................304.2 Transactiekosten en andere economische factoren...............................324.3 Conclusies................................................................................36

5. Gebiedsbepaling en inbedding...........................................385.1 Bestaande gebiedsnetwerken.........................................................395.2 Organisatie collectieve actie .........................................................415.3 Conslusies................................................................................44

6. Communicatie ..............................................................456.1 Communicatieaanpak ..................................................................466.2 Face-to-face communicatie...........................................................486.3 Conclusies................................................................................51

7. Conclusies en aanbevelingen ............................................527.1 Toetsing aan theoretische uitgangspunten .........................................537.2 Algemene conclusies ...................................................................557.3 Discussie .................................................................................56

Geraadpleegde literatuur ....................................................59

Page 5: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Samenvatting

Collectieve actie komt het meest optimaal tot stand als:1. De transactiekosten zo laag mogelijk zijn;2. De meeropbrengsten van het project worden gestoken in een col-

lectief goed met een continue productiefunctie;3. De groepen dusdanig klein zijn dat individuele bijdragen een

waarneembaar effect hebben; 4 Onder de deelnemers sprake is van vertrouwen, reciprociteit en

burgerschapszin; 5. De deelnemers regelmatig met elkaar communiceren en er vooral

sprake is van face-to-face communicatie.

OnderzoekDit onderzoek heeft als doel om na te gaan of in de bestaande prak-tijk gebruik wordt gemaakt van de theoretische oplossingsrichtingenen welke oplossingsrichting uiteindelijk het meest effectief is. Datwordt in het kader van dit onderzoek afgemeten aan de mate vansamenwerking (‘collectieve actie’) tussen de ondernemers bij de ver-schillende projecten. Het onderzoek vindt plaats op basis van decentrale probleemstelling en vijf aanvullende onderzoeksvragen opbasis van de bovenstaande condities. De vragen worden beantwoordvia een beschrijvende vergelijking van de drie initiatieven. Dezebeschrijving komt tot stand met behulp van een analyse van ver-schillende beleidsdocumenten, (deel)plannen van aanpak,(tussen)evaluaties en handboeken, daar waar nodig aangevuld metinterviews met sleutelfiguren binnen de drie initiatieven.

ResultaatUit het onderzoek blijkt dat de drie initiatieven om Rotterdamseondernemers te betrekken bij de veiligheid in de openbare ruimtevergelijkbaar zijn als het gaat om economische oplossingsrichtingenen aanzienlijk van elkaar verschillen op het gebied van de meersociale oplossingsrichtingen. Juist op dit laatste punt kan nog veelvooruitgang worden geboekt als het gaat om het betrekken van pri-vate partijen bij de ‘publieke zaak’.

ConclusiesDe algemene conclusie is dat de aandacht van wetenschappelijkonderzoek met betrekking tot collectieve actie terecht is verschovenvan economische naar sociale factoren. De sociale factoren hebbenimmers ook een grote invloed op de betrokkenheid van onderne-mers bij de veiligheid in de openbare ruimte. Lage transactiekostenvormen voor collectieve actie een basisvoorwaarde, maar de echtewinst als het gaat om de participatiegraad is te boeken met het klein

SSaammeennvvaattttiinnggHet verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte was de

topprioriteit van het vorige Rotterdamse college en één van devier pijlers van het huidige gemeentebestuur. Bij het verbeterenvan de veiligheid streeft de gemeente naar de samenwerking metpartners. Eén van deze partners is het bedrijfsleven. In Rotterdamlopen drie initiatieven om lokale ondernemers te betrekken bij hetverbeteren van de veiligheid: de pilot Veilig Ondernemen, hetKeurmerk Veilig Ondernemen en het project Samen VeiligOndernemen. De afgelopen jaren is gebleken dat het niet eenvou-dig is alle ondernemers te betrekken. ‘Freeriders’ grijpen hunkans. Dit onderzoek richt zich op de vraag onder welke conditiesde gemeente in staat is om zoveel mogelijk lokale ondernemers tebetrekken bij de veiligheid in de openbare ruimte.

Alle (economische) goederen kunnen globaal worden verdeeld in tweegroepen: publieke en private goederen. Dit onderscheid wordt gemaaktop basis van de uitsluitbaarheid en rivaliteit van goederen. Publieke goe-deren zijn niet-uitsluitbaar, wat wil zeggen dat als het goed eenmaal isgeproduceerd, niemand van het gebruik kan worden uitgesloten.Veiligheid is een publiek goed. Het verschil tussen publieke en privategoederen ligt aan de basis van de dilemma’s van collectieve actie. Hetniet-uitsluitbare karakter van publieke goederen leidt tot het ontstaan vanfreeriders, waarbij ondernemers niet bijdragen aan de totstandkomingvan veiligheid, maar er vervolgens wel van meeprofiteren. Als veel onder-nemers besluiten niet bij te dragen lukt het niet de veiligheid in de open-bare ruimte daadwerkelijk te verbeteren. Olson heeft in 1965 voor heteerst fundamenteel onderzoek verricht naar de wijze waarop met dedilemma’s van collectieve actie kan worden omgegaan. Hij ging hierbij uitvan het doelrationeel handelen van mensen. In de jaren na Olson’s theo-rie is het inzicht gegroeid dat de problemen bij collectieve actie nietalleen voortkomen uit rationaliteit, maar dat er meer sociale oorzaken zijnaan te wijzen. Uit wetenschappelijke onderzoeken komen grofweg vijfoplossingen voor de dilemma’s van collectieve actie naar voren.

5

Page 6: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

6

Samenvatting

houden van de groep ondernemers en het bewust creëren van face-to-face communicatie tussen de ondernemers. Het klein houden van hetgebied zorgt hierbij voor een vliegwiel voor de overige voorwaarden.

Het onderzoek biedt verschillende inzichten. Naast de bovenstaande con-clusie is misschien wel het meest opvallende resultaat dat het initiatiefdat in Rotterdam op grote schaal wordt uitgevoerd, niet altijd leidt tot hetbeste resultaat als het gaat om collectieve actie. De participatiegradenvan de verschillende initiatieven lopen sterk uiteen. Een belangrijke redenhiervoor is dat de initiatieven ieder uiterst zorgvuldig worden aangepakt,maar dat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van bestaande sociaalwetenschappelijke inzichten. Uit wetenschappelijke onderzoeken is zeerveel kennis gekomen die op dit moment nog grotendeels onbenut blijft.Welk resultaat zou mogelijk zijn als deze theoretische inzichten wel wor-den verwerkt in de aanpak van de verschillende projecten? Een interes-sante vraag. Ook in het licht van het huidige collegeprogramma van hetRotterdamse gemeentebestuur. Het college meldt hierin: “De ‘veiligondernemen’-methodiek, die we (...) hebben ontwikkeld, wordt vóór 2010uitgebreid naar elk winkelgebied of bedrijventerrein.” Een mooie kans.

AanbevelingenHet onderzoek leidt uiteindelijk tot de volgende zeven aanbevelingen:1: Houd aandacht voor economische factoren, maar leg er niet de nadruk

op2: Investeer voortdurend in actieve ondernemersnetwerken3: Geef ondernemers daadwerkelijk verantwoordelijkheid4: Verdeel de publieke ruimte in kleine gebieden5: Stimuleer face-to-face communicatie6: Maak bijdragen van ondernemers inzichtelijk7: Zorg voor een planmatige aanpak en maak hierbij gebruik van weten-

schappelijke inzichten

Page 7: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

“De afgelopen periode is samenwerking

de sleutel van succes gebleken.

Samenwerking met bewoners, ondernemers,

maatschappelijke organisaties, deelge-

meenten en gemeentelijke organisaties.

Deze samenwerking wordt daarom voort-

gezet en versterkt. De betrokkenheid

van burgers en ondernemers wordt de

komende jaren vergroot.”Tekst: College van burgemeester en wethouder van de gemeente Rotterdam

in het collegeprogramma 2006-2010

11.. IInnlleeiiddiinngg

Aan de Noordmolenstraat nemen ondernemers deel aan Veilig Ondernemen Oude Noorden

De Rotterdamse praktijk...

Page 8: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

8

1. Inleiding

SamenwerkingHoewel veiligheid vanuit sociologisch perspectief op zichzelf al eenboeiend onderwerp van onderzoek is, biedt de Rotterdamse aanpaknog meer interessante sociologische kansen. Zo ontstaat een mooiekans voor onderzoek op het kruispunt waar veiligheid en publiek-pri-vate samenwerking elkaar ontmoeten. Het vorige college heeft ophet gebied van veiligheid de samenwerking met het Rotterdamsebedrijfsleven ingezet en het huidige college wil deze samenwerkingintensiveren. In het collegeprogramma 2006-2010 (College van bur-gemeester en wethouders, gemeente Rotterdam, 2006) schrijft hetcollege: “De afgelopen periode is samenwerking de sleutel van suc-ces gebleken. Samenwerking met bewoners, ondernemers, maat-schappelijke organisaties, deelgemeenten en gemeentelijke organi-saties. Deze samenwerking wordt daarom voortgezet en versterkt.De betrokkenheid van burgers en ondernemers wordt de komendejaren vergroot.” De samenwerking met ondernemers kreeg vanuit degemeente onder meer vorm in de pilot Veilig Ondernemen.Daarnaast zijn er los van de gemeente nog andere intiatieven ont-plooit om de ondernemers te betrekken bij de veiligheid in de open-bare ruimte. Twee structurele initiatieven in Rotterdam zijn het lan-delijke Keurmerk Veiligheid Ondernemen en het project Samen VeiligOndernemen waarin met name de Kamer van Koophandel actief is.Hieronder volgt een nadere omschrijving van deze drie initiatieven.

1.1 Drie initiatieven uitgelicht

Er zijn verschillende initiatieven waarmee de overheid via eenpubliekprivate samenwerking het veilig ondernemen in de stad wilstimuleren. In Rotterdam zijn de drie meest voorname initiatievenVeilig Ondernemen, het Keurmerk Veilig Ondernemen en SamenVeilig Ondernemen. Dit zijn gelijkwaardige initiatieven die alledrieeen totaaloplossing bieden voor de publiekprivate samenwerking ophet gebied van de lokale veiligheid. Niet bij ieder initiatief ligt deregie bij de gemeente, maar bij alle initiatieven speelt de gemeentedirect of indirect een rol. Hieronder een korte uiteenzetting van dedrie initiatieven.

Veilig OndernemenEen van de manieren waarop Rotterdam werkt aan de veiligheid inen rond winkels is de pilot Veilig Ondernemen. Onder deze proef vielen onder de vorige collegeperiode vier winkelgebieden en tweebedrijventerreinen, die niet behoorden tot de acht wijken die in2001 als ‘onveilig’ zijn getypeerd en waarin de gemeente bijvoor-beeld met behulp van een standsmarinier intensief werkt aan een

Het verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte wasniet alleen voor het vorige, maar ook voor het huidige

Rotterdamse gemeentebestuur een absoluut speerpunt. Tijdens devorige collegeperiode domineerde veiligheid het politieke klimaat:stadsmariniers, veiligheidsindex, hotspots, no-go areas, stads-wachten, zero-tolerance. Het vorige college had zich ten doelgesteld om aan het einde van de periode geen onveilige wijkenmeer te hebben op de veiligheidsindex. Deze doelstelling is nage-noeg bereikt. Het huidige college zet het beleid voort. Bovendienwil het college meer investeren in samenwerking met bewonersen ondernemers. Tijdens de vorige collegeperiode zijn er inRotterdam verschillende initiatieven ontstaan om specifiekRotterdamse ondernemers te betrekken bij de veiligheid in deopenbare ruimte. Nu het nieuwe college nog steviger op dezebetrokkenheid wil inzetten, is het een goed moment om debestaande initiatieven te evalueren. Wat is er nodig om onderne-mers te betrekken bij de veiligheid in de openbare ruimte en opwelke punten kunnen de huidige initiatieven hun effectiviteit ver-groten?

Voor het vorige college van burgemeester en wethouders was veiligheidde absolute topprioriteit. Hoofddoelstelling van het college was omRotterdam meetbaar veiliger te maken (College van burgemeester enwethouder, gemeente Rotterdam, 2002). Het huidige college zet dit beleiddoor en veiligheid is naast sociaal, wonen en economie een pijler van hetcollegeprogramma. De noodzaak hiertoe komt voor een belangrijk deelvoort uit de Rotterdamse veiligheidsindex. De veiligheidsindex wordtopgebouwd uit subjectieve en objectieve gegevens en vertaalt deze gege-vens in een veiligheidssituatie (score) per stadswijk. Hierbij maakt deindex onderscheid in onveilige-, probleem-, bedreigde- aandachts- en vei-lige wijken. Het totaalcijfer voor de stad Rotterdam is onder het vorigecollege gestegen van een 5,6 in 2001 naar een 6,9 in 2005(Programmabureau Veilig, 2006). Ondanks deze aanzienlijke stijging heefthet college niet alle veiligheidsdoelstellingen gerealiseerd. Zo is het nietgelukt om alle onveilige wijken op te heffen. Het huidige college zet hetbeleid daarom onverminderd voort. Zo staat in het college programma2006-2010 (College van burgemeester en wethouders, gemeenteRotterdam, 2006) te lezen: “We geven prioriteit aan de enig overgeblevenonveilige wijk, het Oude Westen, en aan de negen probleemwijken uit deveiligheidsindex 2006. Wij verrichten bovendien een maximale inspanningom ook de categorie bedreigde wijken volledig weg te werken”.

Page 9: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

9

1. Inleiding

fende gebied moet voldoen aan heldere en uniforme criteria. Lokalepartijen die een KVO willen behalen worden gefaciliteerd met over-zichtelijke handboeken, checklist en stappenplannen. Deze gestruc-tureerde opzet en heldere methodiek is onderscheidend voor dezeaanpak van onveiligheid.

Het Keurmerk Veilig Ondernemen voor Winkelgebieden kent 3 ster-ren:1. Veiligheid in het openbare gedeelte van het winkelgebied;2. Veiligheid in de aansluiting van het winkelgebied op zijn omge-

ving;3. Veiligheid in de individuele winkels.

Ster 1 is de basis voor certificering en daarmee verplicht. Daarnakunnen de sterren 2 en 3 – in willekeurige volgorde – wordenbehaald. De sterren 2 en 3 en de daarvoor benodigde inspanningenzijn voor het Keurmerk niet verplicht (Stuurgroep VeiligOndernemen, 2003).

Samen Veilig OndernemenNaast de pilot Veilig Ondernemen bestaan er ook projecten onder denoemer Samen Veilig Ondernemen. Kenmerken van deze projectenzijn de intensieve samenwerking tussen partijen op basis van eenjuiste analyse van de situatie met een daarop afgestemd pakket vanmaatregelen en onderlinge afspraken. Een grote verantwoordelijk-heid ligt bij de ondernemers die op de eerste plaats verantwoordelijkzijn voor de veiligheid binnen de eigen bedrijven maar daar bovenopeen bijdrage leveren aan de beveiliging van de openbare ruimte(Kamer van Koophandel, 2003, p. 2). In Rotterdam wordt op ver-schillende plaatsen via de methodiek Samen Veilig Ondernemengewerkt, zowel in winkelcentra als op bedrijventerreinen.Voorwaarde hierbij is dat de winkelgebieden niet binnen een pilotge-bied Veilig Ondernemen vallen.

Samen Veilig Ondernemen wordt vaak geïnitieerd en gestimuleerddoor het Platform Criminaliteitsbeheersing Rotterdam-Rijnmond(PCR). Het PCR heeft ten doel ‘het (doen) ontwikkelen, nastreven enbevorderen van veiligheid en veiligheidszorg voor bedrijven eninstellingen in de politieregio Rotterdam-Rijnmond en voorts alleswat daarmee in de meest uitgebreide zin des woords verband houdtof daartoe bevorderlijk kan zijn.’ Om de effectiviteit te vergroten zijnin het PCR een groot aantal organisaties vertegenwoordigd. Zonemen deel: de overheid (politie, douane, Gemeente Rotterdam,

grotere veiligheid. Overigens vallen de twee bedrijventerreinen binnen depilot Veilig Ondernemen buiten het kader van dit onderzoek en wordendeze dan ook buiten beschouwing gelaten. De vier winkelgebieden zijn:Noord (Noorderboulevard), Charlois, Kralingen (Kralingen-Crooswijk) enAlexandrium.

Winkels zijn vanuit veiligheidsoogpunt een gevoelige plek. Het intensievegebruik van een winkelgebied maakt het extra kwetsbaar voor verloede-ring, zoals kapot straatmeubilair en vervuiling. Ook zijn winkelgebiedenaantrekkelijke plekken voor overlastgevende groepen (ProgrammabureauVeilig, 2003, p. 2). Doelstelling van Veilig Ondernemen is niet alleen hetverbeteren van de veiligheid van de openbare ruimte, maar ook het ver-sterken van de economische kwaliteit van Rotterdam. Veiligheid en econo-mische ontwikkeling gaan volgens het Rotterdamse college hand in hand.Bedrijven vestigen zich op plaatsen waar het schoon, heel en veilig is. Enklanten winkelen het liefst in gebieden waar ze zich veilig en op hungemak voelen (Programmabureau Veilig, 2003, p. 3). Per gebied wordenaanvullende doelen bepaald. Zo worden in het Convenant VeiligOndernemen Charlois de volgende drie doelstellingen genoemd:1. Vermindering van het aantal delicten;2. Verhogen van het veiligheidsgevoel van ondernemers en consument;3. Vergroten van de aangiftebereidheid.

Keurmerk Veilig OndernemenHet Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), ontwikkeld door het NationaalPlatform Criminaliteitsbeheersing, betreft een certificeringregeling die ont-wikkeld is voor groepen bedrijven die een geografische eenheid vormen,zoals bedrijventerreinen en winkelcentra. Het KVO is een werkwijze diehet mogelijk maakt om door middel van een stappenplan gestructureerdmaatregelen te treffen voor de veiligheid op bedrijventerreinen en in winkelgebieden. De criteria voor het verkrijgen van het keurmerk zijn hel-der omschreven in de KVO-handboeken. Uitgangspunt bij het KeurmerkVeilig Ondernemen is dat er een duurzame samenwerkingsrelatie is tus-sen politie, gemeenten, ondernemers en andere betrokken organisaties(ILV, 2001).

Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) is een landelijk initiatief waarbijlokale partijen duidelijk gestructureerde handvatten wordt geboden om inwinkelcentra of bedrijventerreinen gericht onveiligheid te bestrijden.Binnen het KVO zijn er vier varianten: het KVO voor bestaande winkel-centra, nieuwe winkelcentra, bestaande bedrijventerreinen en nieuwebedrijventerreinen. Dat het om een ‘Keurmerk’ gaat houdt in dat er eencertificering door een onafhankelijke partij plaatsvindt en dat het betref-

Page 10: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

10

1. Inleiding

het verbeteren van de veiligheid van de Rotterdamse openbareruimte. Dit vraagt allereerst om een theoretische verkenning van deprivate betrokkenheid bij veiligheid in de openbare ruimte en hetbijkomende gedrag van meelifters. Welke theorie is voorhanden omde Rotterdamse praktijk te kunnen duiden?

1.2 Collectieve goederen

Veiligheid in het algemeen en dus ook de veiligheid van deRotterdamse openbare ruimte is een collectief goed. Olson (1965)was één van de eersten die uitgebreid onderzoek deed naar de pro-ductie van collectieve goederen door private partijen, of wat hijnoemt; collectieve actie. Voorbeelden van dergelijke goederen zijnvuurtorens, straatverlichting, defensie en ook veiligheid. Olson defi-nieert een collectief goed ‘as any good such that, if any person in agroup consumes it, it cannot feasibly be withheld from the others inthat group’ (Olson, 1965). Met andere woorden, als een collectiefgoed eenmaal is gerealiseerd, dan kunnen mensen er niet van wor-den uitgesloten. Daarom worden collectieve goederen ook vaak doorde overheid gerealiseerd. Voor private partijen is het immers nietaantrekkelijk om een goed te produceren waarvan anderen vervol-gens vrij gebruik kunnen maken. Er is hierdoor immers geen directcommercieel voordeel te behalen. Wordt de verantwoordelijkheidtoch bij private partijen gelegd, dan onstaat er ruimte voor ‘freeri-ders’. Individuen die profiteren van een goed zonder zelf aan de rea-lisatie van het goed bij te dragen.

Collectieve actieOndanks de ruimte die er is om mee te liften, is het daadwerkelijkmogelijk om private partijen collectieve goederen te laten produce-ren. Dit kan echter alleen onder specifieke condities. Het betrekkenvan ondernemers bij het vergroten van de veiligheid in de openbareruimte vraagt dan ook een aparte aanpak. Als we onderzoek doennaar collectieve actie, kunnen we niet om de theorie van MancurOlson heen. Hoewel Olson zijn theorie al in de jaren ’60 formuleer-de, heeft deze nog nauwelijks aan actualiteitswaarde ingeboet. Debelangrijkste bewering van Olson (1965) is dat het gedrag van ratio-nele individuen niet leidt tot de optimale realisatie van het groeps-belang. Zeker niet als de groep waarbinnen het individu opereertgroot is en dwang of een positieve prikkel ontbreekt. Individuelerationaliteit leidt kortom tot collectieve irrationaliteit. Het is interes-sant om te onderzoeken aan welke voorwaarden collectieve actievolgens de theorie zou moeten voldoen en in welke mate de huidigeinitiatieven in Rotterdam deze voorwaarden hebben overgenomen in

OBR en het Openbaar Ministerie), het bedrijfsleven (MKB Nederland,VNO/NCW, Kamer van Koophandel Rotterdam, Deltalinqs, KPMG, bank- enverzekeringswezen) en de vrije beroepsbeoefenaren (notariaat, advoca-tuur en forensic accountancy). De Kamer van Koophandel voert het secre-tariaat van de PCR.

Ieder project Samen Veilig Ondernemen bestaat min of meer uit dezelfdestappen. Deze stappen worden begeleid door de projectgroep, waarbij deKamer van Koophandel in veel gevallen de procesbegeleiding verzorgt. Destappen die tijdens het project worden gezet, zijn globaal als volgt: 1. Partijen samenbrengen2. Probleeminventarisatie: de nulmeting3. Formuleren doelstellingen4. Plan van aanpak5. Aan de slag!6. Evaluatie(Bron: Kamer van Koophandel, www.kvk.nl)

MeeliftenDe bovenstaande drie initiatieven zijn er op gericht om zoveel mogelijkondernemers te betrekken bij het verbeteren van de veiligheid in deopenbare ruimte. Maar niet alleen op het gebied van veiligheid, ook opandere terreinen zoekt de overheid naar publiek-private samenwerkingenom oplossingen te zoeken voor maatschappelijke vraagstukken. De over-heid onderzoekt in toenemende mate op welke wijze de kwaliteit en doel-matigheid van publieke voorzieningen kan worden verbeterd door deinbreng van marktpartijen en door meer gebruik te maken van het markt-mechanisme. Niet alleen door de toename van maatschappelijke vraag-stukken maar ook door de verandering van de vraagstukken, is samen-werking tussen overheid en bedrijfsleven essentieel. Overleg en samen-werking tussen overheid en bedrijfsleven zijn noodzakelijk voor een opti-maal rendement (Silljé, 2002, p. 65). Samenwerking is echter wel vaakop vrijwillige basis en daar ontstaan in de praktijk regelmatig problemen.Zo meldt de website van MKB-Nederland (www.midden.mkb.nl) op 23december 2004: “Freeriders zijn een probleem bij zowel het opzetten alshet in standhouden van veiligheidsprojecten. Freeridergedrag kan eenhindernis zijn om projecten te starten of in leven te houden. Al enkelejaren ontvangt MKB-Nederland vele klachten over het gedrag van freeri-ders: ondernemers die wel profiteren van allerlei voorzieningen, maardaar (financieel) niet aan bij willen dragen.” Het is interessant om teonderzoeken op welke manieren de drie hierboven aangehaalde initiatie-ven rekening houden met freeriders en onder welke condities lokaleondernemers zich wel laten organiseren om een bijdrage te leveren aan

Page 11: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

11

1. Inleiding

hun aanpak.

1.3 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk van dit onderzoek gaat uitgebreid in op de theorierond collectieve goederen en de realisatie ervan door private partijen. Detheorie vormt de grond onder het onderzoek en levert uiteindelijk vijfnadere onderzoeksvragen voor het empirische gedeelte. In hoofdstuk 3volgt de onderzoeksopzet, waarin wordt aangegeven op welke wijze deonderzoeksvragen worden beantwoord. In de hoofdstukken die hier opvolgen worden de vragen vervolgens beantwoord aan de hand van deaanpak die de Rotterdamse initiatieven kiezen. Hoofdstuk 4 gaat in oporganisatorische en economische factoren die een rol spelen bij collectie-ve actie. In het hoofdstuk daarna wordt gekeken in welke gebieden deinitiatieven in Rotterdam plaatsvinden en of de projecten goed wordeningebed in bestaande sociale structuren. Hoofdstuk 6 is tenslotte vollediggericht op de communicatie binnen de initiatieven. Communicatie blijktvolgens de theorie immers een kritische succesfactor te zijn voor de tot-standkoming van collectieve actie. Na deze empirische verkenningen vol-gen de conclusies, discussie en aanbevelingen. In dit laatste hoofdstukwordt duidelijk in hoeverre de Rotterdamse initiatieven gebruikmaken vande mechanismen die collectieve actie mogelijk maken en waar verbeteringmogelijk is.

Het resultaat van dit onderzoek kan bijdragen aan een effectieve samen-werking tussen de Rotterdamse lokale overheid en de ondernemers bijhet verbeteren van de veiligheid in de openbare ruimte. Daarnaast biedthet onderzoek aanknopingspunten voor publiek-private samenwerking optal van fronten.

De vraag die dit onderzoek zal beantwoorden luidt dan ook:“Onder welke condities kunnen lokale ondernemers (MKB) in Rotterdameen effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid in de openbare ruimte?”

Page 12: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

“Tenzij het aantal individuen vrij

klein is, of er sprake is van dwang of

een ander mechanisme om individuen zich

in het algemeen belang te laten

gedragen, zetten rationele baatzuchtige

individuen zich niet in om het groeps-

of algemene belang te realiseren.”Tekst: Mancur Olson, 1965.

22.. TThheeoorriiee vvaann ccoolllleeccttiieevvee aaccttiiee

In winkelcentrum Hesseplaats liep enkele jaren het project Samen Veilig Ondernemen

De Rotterdamse praktijk...

Page 13: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

13

2. Theorie van collectieve actie

één, niet ten koste gaat van de mogelijkheden tot consumptie vande ander (Hummel, 1990). In 1959 gaf Richard Musgrave een ver-volg aan de discussie door te beweren dat de niet-uitsluitbaarheidvan een product belangrijker is dan het niet-rivaliserende karakteren dat alleen dit attribuut het onderscheid maakt tussen private enpublieke goederen (Ostrom, 2002). Een publiek goed is niet-uitsluit-baar, omdat het niet mogelijk is om een persoon in een collectiefgoed te voorzien, zonder het gelijktijdig te verstrekken aan anderen(Hummel, 1990). Het niet-uitsluitbare karakter van een publiek goedcreëert kansen voor ‘freeriders’, die alleen voor het product betalenals dit absoluut noodzakelijk is om het goed te ontvangen. Vanuithet perspectief van economisch eigenbelang wordt iedere potentiëleparticipant geprikkeld om te proberen een meelifter te zijn. Als vol-doende individuen zich door deze prikkel laten leiden, wordt het pro-duct in zijn geheel niet geproduceerd, of in ieder geval niet in eenoptimale kwantiteit (Hummel, 1990).

Olson ging bij zijn definitie van publieke goederen uit vanMusgrave’s benadering:

“A common, collective, or public good

is defined as any good such that, if

any person in a group consumes it,

it cannot feasibly be withheld from

the others in that group” (Olson,

1965, p. 14).

Later is op deze eenzijdige benadering van Olson veel kritiek geko-men. Musgrave definieerde publieke en private goederen op basisvan de mogelijkheden van uitsluiting die het betreffende goed biedt.Olson nam deze ééndimensionale definitie over ‘en maakte hiermeeeen grote fout’ (Ostrom, 1987). Collectieve goederen worden perdefinitie gekenmerkt door zowel hun niet-rivaliserende karakter alshet feit dat de producent niet-participerende partijen niet kan uit-sluiten (Pasour, 1981). In zijn boek herstelt Olson zich echter doorwat hij noemt collectieve goederen onder te verdelen in twee groe-pen: inclusieve en exclusieve collectieve goederen (Olson, 1965). Deexclusieve goederen komen overeen met collectieve goederen en deinclusieve goederen met gemeenschapsgoederen.

Al enkele decennia geleden besteedden wetenschappers voorhet eerst aandacht aan de totstandkoming van publieke goe-

deren door private partijen. In 1965 was de econoom MancurOlson één van de eersten die helder wist te omschrijven welkeproblemen zich voordoen bij wat hij noemde collectieve actie. Zijnvisie was nieuw en afwijkend van heersende standpunten. Net alsveel wetenschappers voor hem, ging Olson nog wel uit van hetrationele keuze perspectief, maar in tegenstelling tot zijn voor-gangers kwam Olson tot een fundamenteel andere conclusie:‘unless the number of individuals is quite small, or unless there iscoercion or some other special device to make individuals act intheir common interest, rational self-interested individuals will notact to achieve their common or group interests’ (Olson, 1965).

Dit hoofdstuk neemt de dilemma’s van collectieve actie onder de loep. Hetblijft hierbij niet alleen bij de theorie van Olson, maar het hoofdstukschetst ook recente aanvullingen en kritieken op Olson’s opvattingen.Allereerst komt het verschil tussen publieke en private goederen aan deorde zoals dat historisch is gedefinieerd en zoals dat vandaag de dagwordt gehanteerd. Ook komen hierbij de twee verschillende publieke goe-deren - gemeenschapsgoederen en collectieve goederen – aan bod enworden de begrippen toegepast op het onderwerp veiligheid. Hierna vol-gen de problemen die gepaard gaan met collectieve actie, maar vooralook de oplossingen die de afgelopen decennia door wetenschappers zijnaangedragen. Het zal duidelijk worden dat er geen eenduidige oplossingis, maar dat een pallet aan mogelijke interventies mogelijk is om dedilemma’s van collectieve actie het hoofd te bieden. Het hoofdstuk eindigtmet een aanscherping van de probleemstelling zoals die in het vorigehoofdstuk is gedefinieerd.

2.1 Publieke en private goederen

Het verschil tussen publieke en private goederen ligt aan de basis van dedilemma’s van collectieve actie. De eigenschappen van publieke goederenleiden ertoe dat een collectief van private partijen de goederen maarmoeilijk in optimale hoeveelheid tot stand kan brengen.

Toen Mancur Olson (1965) zijn boek The Logic of Collective Actionschreef, was er onder wetenschappers veel discussie over de attributenvan publieke goederen. Het debat werd in 1954 gestart door PaulSamuelson, toen hij het niet-rivaliserende karakter [‘jointness of con-sumption’, OV] gebruikte om alle goederen te verdelen in twee groepen:private consumptiegoederen en collectieve consumptiegoederen. Het niet-rivaliserende karakter wil zeggen dat de consumptie van het goed door de

Page 14: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

14

2. Theorie van collectieve actie

GemeenschapsgoederenGemeenschapsgoederen zijn goederen waaronder voornamelijknatuurlijke hulpbronnen, waar iedereen toegang tot heeft, maarwaarvan niemand de eigendomsrechten bezit. Het streven naareigen belang onder deze omstandigheden kan goed leiden tot eenfreerider probleem en misbruik van (natuurlijke) bronnen.Gemeenschapsgoederen delen met collectieve goederen het pro-bleem van meelifters, maar zij kennen ook het probleem van ver-dringing en uitputting. Het is niet in het belang van een individu diewordt gemotiveerd door een enge definitie van eigen belang omgebruik van bronnen terug te dringen terwijl andere mensen dit nietdoen (Pasour, 1981).

Het gedrag van individuen die bijdragen aan de totstandkoming vangemeenschapsgoederen kan als volgt worden gekarakteriseerd(Ostrom, 1987):1. Zij zullen hun groep zo klein mogelijk proberen te houden door

potentiële nieuwelingen te ontmoedigen. 2. Zij zullen grote moeite doen om zo dicht mogelijk bij de 100%

participatie te komen, omdat ‘zelfs een enkel niet-participerendindividu alle voordelen die door anderen zijn gecreëerd voor zich-zelf kan houden’ (Olson, 1965: 41).

3. Er zijn relatief veel prikkels om niet te participeren en daarom iscollectieve actie minder vanzelfsprekend.

4. Ieder individu is zich meer bewust van de structurele afhankelijk-heid tussen de uitkomsten en de acties van zichzelf en anderen.

5. Vanwege het vierde punt zullen de onderhandelingsprocessenintensiever en complexer zijn.

In de praktijk blijkt dat groepen die gemeenschapsgoederen gebrui-ken, manieren hebben gevonden om een teveel aan toe-eigeningentegen te gaan door het aantal groepsleden te limiteren, zoals Olsonvoorspelde. De groepen doen dit door heldere grenzen te stellen ente handhaven, waardoor precies duidelijk wordt wie wel en niet vande (natuurlijke hulp)bron gebruik mag maken (Ostrom, 2002).

Elinor Ostrom schetst in het standaardwerk Governing the Commonseen analystisch kader voor de bestudering van common pool resour-ces. Ostrom haalt vele onderzoeken aan en komt tot de conclusiedat er verschillende mechanismen zijn die er toe kunnen leiden datindividuen wel gezamenlijk en zonder dwang of externe actor tot derealisatie en instandhouding van gemeenschapsgoederen komen.Zoals gezegd gaat Ostrom in Governing the Commons specifiek in

In de onderstaande tabel 2.1 worden de eigenschappen van publieke enprivate goederen overzichtelijk weergegeven. Zowel private als publiekegoederen zijn op te delen in twee nieuwe goederen. Private goederenkunnen worden opgedeeld in private (cel A) en clubgoederen (cel B) enpublieke goederen kunnen worden onderscheiden in gemeenschaps- (celC) en collectieve goederen (cel D).

2.1.1. Gemeenschapsgoederen en collectieve goederen

Publieke goederen kunnen dus worden opgedeeld in gemeenschaps- encollectieve goederen. Gemeenschapsgoederen zijn rivaliserend, maar niet-uitsluitbaar. Hierbij kan vooral gedacht worden aan bestaande natuurlijkegoederen of bronnen, zoals lucht, water en het klassieke voorbeeld wei-degrond waarop vee van verschillende eigenaren grazen. Collectieve goe-deren zijn zowel niet-uitsluitbaar als niet-rivaliserend. Bij collectieve goe-deren gaat het om goederen die het resultaat zijn van het gezamenlijkhandelen van mensen. Voorbeelden hiervan zijn openbare bruggen, tun-nels maar ook veiligheid in de wijk. Beide soorten goederen delen demoeilijkheid van het creëren van fysieke of institutionele grenzen waar-mee individuen kunnen worden afgesloten van de opbrengsten (Ostrom,2002). Zoals hierboven reeds aan de orde gekomen leidt dit niet-uitsluit-bare karakter van publieke goederen tot het ontstaan van freeriders.Mensen die niet willen bijdragen aan de totstandkoming van een goed,maar er wel van willen profiteren. Als er wel een keuze zou zijn tussengelijke en selectieve toegang, dan kan de eigenaar ‘uitsluiten’ en is ergeen freerider probleem (Pasour, 1981). Er zijn echter belangrijke ver-schillen tussen gemeenschaps- en collectieve goederen. Deze verschillenbepalen in grote mate hoe de beide goederen totstandkomen en hoe kanworden omgegaan met het ‘freerider-probleem’.

Uitsluiting van het product ismogelijk

Uitsluiting van het product isniet mogelijk

Het gebruik door de één gaatten koste van het gebruikdoor een ander

Cel A: private goederen

Cel C: gemeenschapsgoederenOlson: exclusive collectivegoodsOstrom: common pool resources

Het gebruik door de één gaatniet ten koste van het gebruikdoor een ander

Cel B: clubgoederen

Cel D: collectieve goederenOlson: inclusive collectivegoods

Samuelson (1954)

Mus

grav

e (1

959)

Tabel 2.1 - Het onderscheid tussen private en publieke goederen

Page 15: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

15

2. Theorie van collectieve actie

beeld als hen door de rechter de toegang tot een bepaald gebiedwordt ontzegd of als zij een celstraf uitzitten en dus niet in staat zijnom het bepaalde gebied te betreden. Dit zijn echter bijzondereomstandigheden en spelen geen rol bij de definiëring van veiligheidals collectief goed. Omdat veiligheid kan worden gedefinieerd alscollectief goed, zal de rest van het hoofdstuk en ook de rest van ditonderzoek zich hoofdzakelijk richten op dit type goederen.

2.1.2. De totstandkoming van collectieve goederen viacollectieve actie

Nu duidelijk is welke verschillende goederen bestaan en tot welketype goed veiligheid behoort, komen we bij de totstandkoming vancollectieve goederen. Eerder is al gesteld dat het creëren van collec-tieve goederen door private partijen gepaard gaat met problemen.Deze alinea gaat verder in op de kenmerken van en problemen rondcollectieve actie. Hoe kan collectieve actie worden getypeerd enwaarom ontstaan er volgens theoretici problemen?

Olson beweerde in 1965 dat ‘tenzij het aantal individuen vrij klein is,of er sprake is van dwang of een ander mechanisme om individuenzich in het algemeen belang te laten gedragen, rationele baatzuchti-ge individuen zich niet inzetten om het groeps- of algemene belangte realiseren’ (Ostrom, 2002). Individuen die hun kosten willen mini-maliseren hebben bij collectieve goederen immers een motivatie om‘freeriders’ te worden; wel profiteren van de voordelen, maar ande-ren laten betalen. Olson’s bewering uit 1965 was volledig gestoeldop de rationele keuze theorie, die in die jaren door veel wetenschap-pers als uitgangspunt werd gehanteerd. Zo is de meest gehanteerdekarakterisering van een individu die betrokken is bij collectieve actiedie van ‘homo economicus’ uit de rationele keuze theorie. De ratio-nele keuze theorie schetst mensen als ‘self-interested, short-termmaximizers’ (Ostrom, 1998). Deze karakterisering veronderstelt datindividuen complete en goed gestructureerde voorkeuren hebben,over volledige informatie beschikken en dat zij uit zijn op een maxi-malisatie van de verwachte opbrengsten (Ostrom, 2004).

Als iets van Olson’s theorie de afgelopen decennia is bekritiseerd enaangevochten, dan is het zijn mensbeeld waarop de theorie rust. Inde jaren na Olson’s theorie is het inzicht gegroeid dat de problemenbij collectieve actie niet alleen voortkomen uit rationaliteit, maar dater meer sociale oorzaken zijn aan te wijzen. Alle veronderstellingenmet betrekking tot het rationele mensbeeld zijn controversieel enworden betwist op tal van fronten (Ostrom, 2004). De veronderstel-

op zogenoemde common pool resources, oftewel natuurlijke hulpbronnen.Deze gemeenschapsgoederen verschillen van collectieve goederen doorhun rivaliserende karakter. Het gebruik van een gemeenschapsgoed doorde één gaat tenkoste van het gebruik door een ander. Gevolgen van over-consumptie van natuurlijke hulpbronnen zijn bijvoorbeeld overbevissingen ontbossing. De kaders die Ostrom schetst zijn vooral gericht op hetvoorkomen van nadelige gevolgen van overconsumptie van natuurlijkehulpbronnen. Om deze reden is Ostrom’s theorie uit Governing theCommons niet volledig toepasbaar in dit onderzoek. De elementen die weltoepasbaar zijn en andere onderzoeken waarin Ostrom ingaat op de tot-standkoming van collectieve goederen komen uiteraard wel terug in hettheoretisch kader in dit hoofdstuk en ook in de hierop volgende analyse.

Collectieve goederenBij collectieve actie voor collectieve goederen zullen groepen anders danbij gemeenschapsgroepen proberen het aantal leden te vergroten. Hoemeer leden betrokken zijn bij collectieve actie, hoe meer individuen erzijn die in de kosten van een collectief goed waarvan iedereen kan profi-teren, willen delen. Olson voorspelde ook dat onderhandelingen en strate-gische interacties minder voor zullen komen bij collectieve goederen danbij publieke goederen (Ostrom, 2002). Overigens proberen groepen bijhet realiseren van collectieve goederen binnen hun gebied zoveel mogelijkleden te werven, maar zegt dit niet dat het gebied ook zo groot mogelijkzou moeten zijn. Later in dit hoofdstuk en ook in de volgende hoofdstuk-ken komt dit aspect uitvoerig ter sprake.

Een groep individuen dat een collectief goed probeert te creëren zal eenlangetermijnstrategie hanteren bij het realiseren van mechanismen diehet aantal leden verhogen. Hoe meer deelnemers aan collectieve actie,hoe meer individuen die bijdragen in de kosten van de realisatie van hetgoed. Groepen die een collectief goed willen realiseren dat per definitieniet-rivaliserend in consumptie is, zullen proberen uit te groeien tot eengrote groep, maar zullen minder streven naar 100% participatie dan bijgemeenschapsgoederen het geval is. Bovendien zal deze groep wordengekenmerkt door minder intensieve onderhandelingen (Ostrom, 1987).

Veiligheid als collectief goedVeiligheid is een typisch collectief goed. Wanneer er veiligheid in eenbepaald gebied is gecreëerd, kan over het algemeen genomen niemandervan worden uitgesloten en gaat het gebruik van veiligheid door de éénniet ten koste van het gebruik door een ander. Uitgangspunt hierbij isoverigens dat er sprake is van normaal gebruik. En ook zijn er situatiesdenkbaar waarin mensen wel van veiligheid worden uitgesloten, bijvoor-

Page 16: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

16

2. Theorie van collectieve actie

waarbij aan de hand van dit hoofdstuk nadere onderzoeksvragenworden geformuleerd.

2.2.1. Economische oplossingsrichtingen

Niet alleen omdat wetenschappers zoals Olson de dilemma’s van col-lectieve actie in de beginjaren voornamelijk vanuit economisch per-spectief benaderde, maar ook omdat de productie van goederenaltijd economische aspecten met zich meedraagt, zijn er verschillen-de economische oplossingsrichtingen die bijdragen aan het oplossenvan problemen rond collectieve actie. Hieronder allereerst de rol vantransactiekosten bij collectieve goederen en vervolgens mogelijkhe-den om naast het collectieve goed bijproducten te produceren,waardoor (potentiële) participanten eerder geneigd zijn bij te dragenaan de totstandkoming van collectieve goederen.

TransactiekostenTransactiekosten spelen een grote rol bij de totstandkoming van col-lectieve goederen. Iedere groep die zich moet organiseren om eencollectief goed te realiseren, wordt geconfronteerd met een mini-mum aan organisatorische kosten, ongeacht welk gedeelte van hetcollectief goed daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Hoe groter degroep, hoe hoger de organisatorische kosten zullen zijn (Olson,1965, p. 46 e.v.). Olson (1965) spreekt niet van transactionelekosten, maar van organisatorische kosten. Hij schaart hieronder dekosten van de communicatie tussen de groepsleden, maar ook dekosten van onderhandelingen en de kosten van het creëren, onder-houden en ondersteunen van de formele organisatie van de groep(Olson, 1965, p. 47). Het gaat hier niet alleen om daadwerkelijkefinanciële kosten, maar ook om bijvoorbeeld investeringen in tijd enmoeite. Participanten dragen bij aan deze kosten, maar krijgen hierniet direct resultaat voor terug. Hoe hoger de transactiekosten, hoelager het waargenomen effect van de bijdrage en hoe groter de sti-mulans om mee te liften. De meest gunstige situatie is wanneer ervoor de participanten geen transactiekosten zijn. Zonder transactie-kosten zouden individuen vrijwillig publieksgoederen produceren opeen optimaal niveau. Dit zou immers betekenen dat er sprake is vanperfecte informatie, vrije en kostenloze communicatie en eengestructureerde omgeving om te onderhandelen (Landesman,1994). In de praktijk bestaat er echter geen situatie waarin individu-en zich kunnen organiseren, zonder dat er transactiekosten ont-staan. Wel zijn er mogelijkheden om de transactiekosten bij collec-tieve actie zo laag mogelijk te houden en het effect van de bijdragevan individuen te vergroten. Dit is belangrijk, want één van de vari-

ling dat mensen altijd streven naar korte termijn eigen belang leidtbovendien tot een conceptueel raadsel: waarom liften niet alle mensenmee wanneer ze iets voor niets kunnen krijgen? De sociaal-wetenschap-per Schuessler beweert dan ook dat je collectieve actie moet zien als eenuitkomst van symbolische communicatie. Individuen gedragen zich niet opeen bepaalde wijze om iets te krijgen, maar door hun keuze proberen zijiemand te zijn (Gupta, 2005). Dit maakt een einde aan rationaliteit alsbasis van collectieve actie. Ook andere wetenschappers stappen af van derationele keuze theorie. Zo stelt Ostrom (1998) dat er bij collectieve actieniet alleen sprake is van puur eigen belang, maar veel meer van begrens-de rationaliteit en moreel gedrag.

De verschuiving in het denken over collectieve actie, van de rationelekeuze theorie naar meer sociale wetmatigheden, heeft ook de kijk opmogelijke oplossingen voor de dilemma’s van collectieve actie ingrijpendgewijzigd. Van puur economische en technische oplossingen naar socialeen culturele interventies om de dilemma’s het hoofd te bieden.

“Veldwerk toont ons regelmatig individu-

en die via systematische collectieve

actie lokale collectieve goederen (…)

produceren zonder een externe autoriteit

die prikkels uitlooft of sancties

oplegt” (Ostrom, 1998).

In de volgende paragraaf komt het hele scala aan oplossingsrichtingenaan bod. Duidelijk zal worden dat er geen eenduidige oplossing is, maardat een pallet aan mogelijke interventies mogelijk is om de dilemma’s vancollectieve actie effectief te beantwoorden.

2.2 De dilemma’s het hoofd bieden

Zoals eerder gesteld, is de blik op de dilemma’s van collectieve actie in deloop van de jaren verschoven van een economische naar een meer socialeinvalshoek. Door dit vernieuwde blikveld is het oog gevallen op nieuweattributen die een direct of indirect effect hebben op het resultaat vancollectieve actie. Hieronder komen de verschillende aspecten aan bod enwordt per factor beschreven wat het (in)directe effect is op de totstand-koming van collectieve goederen. Achtereenvolgens worden de economi-sche, structurele, culturele en sociale factoren besproken. Ten slotte volgtals afsluiting van dit hoofdstuk een toespitsing op de probleemstelling

Page 17: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

17

2. Theorie van collectieve actie

besproken, wordt nader ingegaan op dit fenomeen. Allereerst nogtwee andere economische oplossingsrichtingen.

BijproductenBij collectieve actie kan het zo zijn dat door een groot aantal deelne-mers meer geld binnenkomt dat voor het primaire doel noodzakelijkis, of dat lopende het project het aantal deelnemers stijgt, waardooradditionele middelen binnenkomen. In 1998 hebben Marks enCroson onderzocht welke actie in geval van een meeropbrengst bijcollectieve actie het meest effectief is. Zij hebben hierbij gekekennaar het resultaat van de situaties waarin niets met de meer-opbrengsten werd gedaan, waar de meeropbrengsten proportioneelwerden verdeeld over de participanten en waar de meeropbrengstenwerden geïnvesteerd in een collectief goed met een continue pro-ductiefunctie. In dit laatste geval gaat het bijvoorbeeld om hetgebruik van de meeropbrengsten voor de aanschaf van bomen bijeen gerealiseerde infrastructuur. Deze bomen hebben een continueproductiefunctie, omdat iedere geplante boom direct resultaat ople-vert. Met behulp van verschillende experimenten kwamen Marks enCroson tot de conclusie dat de contributies van participanten signifi-cant hoger waren wanneer de meeropbrengsten werden gestoken ineen nieuw collectief goed met een continue productiefunctie. De uit-komsten gelden voor alle goederen die niet-uitsluitbaar zijn en hetwel of niet aanwezig zijn van een niet-rivaliserend karakter is hierbijniet meegenomen in de definitie (Ostrom, 2002). De oplossing geldtdus zowel voor de totstandkoming van collectieve als gemeen-schapsgoederen.

Olson omschrijft ook een situatie waarbij individuen zichzelf tochsuccesvol organiseren, ondanks de sociale dilemma’s, namelijk alsnaast het niet-uitsluitbare collectieve goed ook uitsluitbare bijpro-ducten [Olson noemt deze ‘selective incentives’, OdV] totstandko-men. Verschillende wetenschappers hebben op deze oplossing kritiekgeleverd. Zo vindt Hummel (1990) de oplossing te gemakkelijk: “Alshet uitsluitbare bijproduct werkelijk is wat de participanten willen,dan zal een concurrent het ook produceren, zonder het te linken aaneen niet-uitsluitbaar collectief goed en dus tegen een lagere prijs.Alleen als de groep het legale monopolie voor het bijproduct heeft,is dit een effectieve oplossing.”

Step-level productie functieEr is ten slotte nog een derde economische oplossingsrichting voorhet oplossen van problemen rond collectieve actie. Deze oplossing

abelen die bepalen of een groep een succesvolle oplossing vindt voor dedilemma’s is het verschil tussen de waarde van het publieke goed voor departicipanten en de kosten die zij moeten opbrengen om het goed te rea-liseren. Hoe lager de kosten, hoe groter dit verschil, hoe groter de kansdat zij zich succesvol zullen organiseren (Hummel, 1990). Groepen waar-bij de individuele leden het effect van hun bijdrage herkennen zijn hierbijin het voordeel. Wanneer in een dergelijke groep bijvoorbeeld één van deleden besluit te stoppen met zijn bijdrage, stijgen de kosten voor deoverblijvende leden aanzienlijk. Het gevolg kan zijn dat de overblijversbesluiten ook te stoppen met hun bijdrage of deze aanzienlijk verlagen,waardoor het collectieve goed ophoudt te bestaan of verschraald. Als heteerste lid dat uitstapt dit effect van zijn besluit herkent, kan hij besluitenalsnog aan te blijven (Olson, 1965).

Onder alle omstandigheden heeft het voordelen de transactiekosten zolaag mogelijk te houden. De eerste mogelijkheid voor het verlagen van detransactiekosten is het beperken van het aantal participanten, of lievergezegd het gebied waarin de collectieve actie plaatsvindt. De grootte vande groep is op twee verschillende manieren van belang voor de hoogtevan de transactiekosten. Ten eerste beweert Olson dat middelgrote enkleine groepen gemakkelijker en tegen lagere kosten regels en organisa-torische structuren kunnen realiseren dan grote groepen (Olson, 1965).Een stijging van het aantal participanten gaat immers in de regel gepaardmet een stijging van de transactiekosten. Ten tweede worden arbeidsin-tensieve diensten, waaronder het creëren en waarborgen van veiligheid,tegen lagere gemiddelde kosten geproduceerd wanneer sprake is van klei-ne ‘productie units’. Bij kapitaalintensieve producten is dit precies anders-om en alleen dan ontstaan schaalvoordelen bij grotere productie-eenhe-den (Ostrom, 1983). Bij veiligheid gaat dit laatste niet op en kan hetbeste gekozen worden voor kleinere groepen en dus kleinere afzonderlijkegebieden waarin geprobeerd wordt de veiligheid te verbeteren. In de vol-gende alinea over de structurele oplossingsrichtingen wordt nader inge-gaan op de consequenties van groepsgrootte.

Ten slotte heeft de econoom Oliver Williamson de rol beklemtoond die for-mele instituties kunnen spelen bij het terugdringen van transactiekosten,kosten voor het monitoren en het afdwingen van de afspraken (Putnam,1993). Wanneer bijvoorbeeld de overheid zou zorgen voor de dekking vande transactiekosten, kunnen de bijdragen van participanten volledig wor-den ingezet voor het te realiseren goed en is er een groter waarneembaareffect van de bijdragen. Zoals gezegd; hoe groter dit waarneembareeffect, hoe groter de motivatie bij (potentiële) participanten om deel tenemen. Wanneer hieronder de structurele oplossingsrichtingen worden

Page 18: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

18

2. Theorie van collectieve actie

Het is duidelijk dat groepen met een groter aantal leden over hetalgemeen minder efficiënt zijn dan groepen met een kleiner aantalleden (Olson, 1965, p. 28). In de vorige paragraaf over economischeoplossingsrichting is dit ook al aan de orde gekomen bij de invloedvan transactiekosten. Maar er zijn nog meer redenen te bedenkenwaarom grotere groepen minder snel of niet tot succesvolle collec-tieve actie komen. Hoe groter de groep of het gebied waarin de col-lectieve actie plaatsvindt bijvoorbeeld, hoe moeilijker het is om vol-doende participanten te vinden om het publieke goed tot stand tebrengen (Hummel, 1990). Dit hangt deels samen met sociale facto-ren die verderop in dit hoofdstuk aan bod komen, maar hierop voor-uitlopend stelt bijvoorbeeld Putnam (2000) dat de grootte van eengemeenschap een belangrijke rol speelt. Formeel vrijwilligerswerk,werken voor projecten in de buurt, het bieden van informele hulp encharitatieve hulp komen allemaal meer voor in kleine dan in grotegemeenschappen (Putnam, 2000).

Hieronder worden de karakteristieken van de verschillende groepenuitvoerig doorgenomen en wordt duidelijk waarom kleine groepenvan nature beter in staat zijn om het collectieve belang te realiseren

gaat echter niet op voor het creëren van veiligheid, maar voor de volle-digheid is het toch goed de oplossing hier te noemen. In de praktijk zijner verschillende modellen mogelijk waarop de output van een collectiefgoed tot stand kan komen. Eén model is de zogenaamde ‘step-level pro-ductie functie’. Dit model toont dat slechts een kleine aanpassing in deproductiefunctie van een collectief goed een groot verschil kan maken ingedrag en uitkomsten. Voorbeelden van goederen die worden gekenmerktdoor een step-functie zijn bijvoorbeeld bruggen, tunnels en wegen, diepas van waarde zijn als ze volledig zijn gerealiseerd. In een step-levelproductie functie maken de acties van een aantal tot k participanten geenverschil in de uitkomsten die worden gerealiseerd. Acties van k partici-panten of meer zorgen voor een onderbreking en een stijging van devoordelen (Ostrom, 2002). Russel Hardin was in 1976 één van de eerstendie beweerde dat wanneer de productiefunctie van een collectief goed eenstep-functie is, de sociale dilemma’s kunnen worden opgelost, omdat hetgoed niet tot stand komt als de participanten niet voldoende input (= k)weten te leveren. Tot het goed daadwerkelijk tot stand komt is het nietmogelijk om mee te liften op de bijdrage van anderen. In een dergelijkgeval zullen individuen aannemen dat hun bijdrage kritiek is voor de tot-standkoming van het product (Hardin, 1982). Veiligheid wordt zoalsgezegd niet gekenmerkt door een step-functie. Een groep kan starten methet nemen van maatregelen, zodra de eerste bijdragen binnen zijn. Alleenwanneer dusdanige kapitaalintensieve maatregelen nodig zijn dat daareen aantal vanaf k participanten nodig is, ontstaat een ‘kunstmatige’step-level functie.

2.2.2. Structurele oplossingsrichtingen; de groepsgrootte

Naast economische oplossingsrichtingen zijn er ook zogenaamde structu-rele oplossingen denkbaar. Deze oplossingen hebben betrekking op deorganisatie van de collectieve actie en dan voornamelijk op de groottevan het gebied waarin de collectieve actie plaatsvindt en het aantal(potentiële) participanten. Olson besteedde in zijn werk uit 1965 uitge-breid aandacht aan de effecten van groepsgrootte op de resultaten vancollectieve actie. Tot op de dag van vandaag wordt Olson’s werk doorwetenschappers vaak als uitgangspunt genomen als het gaat om debeschrijving van de rol van groepsgrootte bij collectieve actie.

In het publieke domein zijn volgens Olson (1965, p. 49 e.v.) verschillendegroepen te definiëren, waarbij het resultaat van collectieve actie op voor-hand valt te voorspellen. In tabel 2.2 worden drie groepen uitgelicht envervolgens verder toegelicht.

Groep1 Grootte Omschrijving ResultaatDe bevoorrechtegroep

Klein Alle of in ieder geval enkelegroepsleden hebben zo’n grootvoordeel van het collectievegoed, dat ze eventueel bereidzijn alle realisatiekosten op zichte nemen.

Ja optimaal, zelfs zondercoördinatie of organisatie.

De tussenliggendegroep

Klein tot(middel)groot

Er is niemand met zo’n grootvoordeel dat die de gehele reali-satiekosten op zich wil nemen,maar het is wel zichtbaar welkeindividuen wel en niet bijdragenaan de realisatie van het collec-tieve goed.

Mogelijk optimaal, maarin ieder geval niet zondercoördinatie en organisa-tie.

De latente groep Zeer groot De bijdrage van een individu isper definitie niet waarneembaaren niemand wordt dus gestimu-leerd om bij te dragen. Er isgeen stimulans om voor hetalgemeen belang op te komen.

Mogelijk alleen wanneersprake is van dwang ofandere (positieve) prik-kels.

Tabel 2.2 - Drie groepen in het publieke domein met hun karakteristieken.1 Olson (1965) gebruikt voor de groepsaanduidingen achtereenvolgens de begrippen: ‘singleindividual’, ‘privileged group’, ‘intermediate group’ en ‘latent group’. De ‘single individual’is in dit onderzoek naar collectieve actie niet relevant en wordt daarom buiten beschouwinggelaten.

Page 19: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

19

2. Theorie van collectieve actie

zijn bijdrage een waarneembaar effect heeft op de benodigde bijdra-gen of het voordeel van anderen binnen de groep, is het resultaatvan de collectieve actie onbepaald (Olson, 1965, p. 44).

Het is overigens wel mogelijk dat deze groepen zichzelf van een col-lectief kunnen voorzien zonder te steunen op dwang of een uitsluit-baar bijproduct buiten het collectieve goed zelf. Dit komt doordat indeze groepen de leden vinden dat het persoonlijke profijt van hetgoed de kosten om (een bepaald gedeelte van) het collectieve goedte creëren overstijgen.

De latente groepHoe groter de groep hoe meer zij zal falen om een optimaal collec-tief goed te realiseren en hoe kleiner de kans dat zij zal proberenom zelfs een minimaal goed te realiseren. Een latente groep heeftgeen aanleg om zich dusdanig te organiseren dat de doelen wordenbereikt via vrijwillige rationele acties van de leden van de groep, ookniet als er sprake is van perfecte consensus. Kortom, hoe groter degroep, hoe minder de mate waarin zij het algemeen belang zalbehartigen (Olson, 1965, p. 36). Bij grote groepen neemt het aantalmeelifters relatief snel toe. In een grote groep, waarin iemand zicher net als in een kleine groep van bewust is dat zijn onafhankelijkeopstelling onwenselijke effecten heeft voor de anderen, is het indivi-du wel geneigd om anderen het goed te laten realiseren terwijl hij-zelf meelift (Pasour, 1981).

Er zijn volgens Olson (1965, p. 48) drie losstaande maar cumulatie-ve factoren die grotere groepen er van weerhouden om hun doel tebereiken:1. Hoe groter de groep, hoe kleiner het gedeelte van het groeps-

voordeel dat een individu die handelt in het algemeen belang ont-vangt. Hoe kleiner de beloning is voor groepsgeoriënteerdgedrag, hoe meer de groep tekort schiet in het verkrijgen vaneen optimaal collectief resultaat.

2. Hoe groter de groep hoe kleiner het aandeel van het resultaat datnaar een individu gaat of naar een afvaardiging van de totalegroep. Hoe kleiner dan ook de kans dat een afvaardiging of zelfseen individu voldoende voordeel van zijn inspanning heeft dat hijde inspanning daadwerkelijk wil leveren. Kortom: hoe groter degroep hoe kleiner de kans op oligopolistische interactie die kanbijdragen aan de realisatie van het collectieve goed.

3. Hoe groter het aantal leden van de groep, hoe hoger de organisa-torische kosten en hoe hoger de drempel ligt om ook maar een

dan grote groepen.

De bevoorrechte groepIn tegenstelling tot andere groepen, zijn kleine groepen waarschijnlijk instaat om functies te vervullen die gunstig zijn voor iedereen (Olson,1965, p. 58). Wanneer in een kleine groep bijvoorbeeld een deelnemeraanwezig is die zo’n groot voordeel heeft, dat hij liever de gehele kostenvoor zijn rekening zou nemen dan dat hij het zonder collectief goed zoumoeten stellen, kunnen we er vanuit gaan dat het collectieve goed daad-werkelijk tot stand komt (Olson, 1965, p. 44). Soms wordt van ditmechanisme in een groep bewust gebruikgemaakt. Wanneer bij kleinegroepen het algemeen belang een rol speelt, is er een systematische nei-ging van de kleine leden om de grote leden te ‘exploiteren’ (Olson, 1965,p. 29). Een ‘kleine’ deelnemer profiteert in een mate van de bijdrage vaneen ‘grote’ deelnemer die hij nooit zelf zou kunnen opbrengen.

“We hebben gevonden dat groepen klein

moeten zijn als je actie verwacht, en

relatief groot wanneer je op zoek bent

naar reacties of oplossingsrichtingen.”

(James, 1951, p. 474 e.v.)

In een kleine groep, waar ieder lid aanzienlijk van het collectieve goedprofiteert, kan een collectief goed vaak op vrijwillige basis tot standkomen op basis van het individuele eigen belang (Olson, 1965, p. 34).Maar zelfs in de allerkleinste groepen wordt het collectieve goed niet van-zelf gecreëerd in de meest optimale schaal. Of anders gezegd: de indivi-duele leden van de groep dragen niet de hoeveelheid van het goed bij diein hun algemeen belang is.

De tussenliggende groepWanneer een goed door meer dan één persoon wordt gerealiseerd en debijdrage van ieder individu waarneembaar is, dan spreekt Olson van eentussenliggende groep. Het onderscheid tussen een bevoorrechte en tus-senliggende groep ligt in het feit of er één of enkele deelnemers zijn dievanwege het (te verwachten) voordeel alle kosten voor hun rekening wil-len nemen. In een tussenliggende groep zijn deze deelnemers niet aan-wezig en komt het op alle deelnemers aan. Wanneer binnen een groepgeen partij aanwezig is die vanwege zijn voordeel de gehele kosten voorzijn rekening zou willen nemen, maar waar het individu wel dusdanigbelangrijk is voor de totale groep omdat zijn bijdrage of intrekken van

Page 20: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

20

2. Theorie van collectieve actie

De ‘federale’ groepOlson (1965) beschrijft een situatie waarin een grote latente groepkan functioneren als latente groep, namelijk als de grote groep eenfederatie vormt. Een dergelijke groep is verdeeld in een aantal klei-ne groepen, die elk een reden hebben om zich samen met de ande-re kleine groepen aan te sluiten bij de federatie die tot een grotegroep leidt. Omdat alle voorwaardelijke groepsprocessen zich binnende afzonderlijke kleine groepen zullen afspelen, wordt verder in ditonderzoek aan de ‘federale’ groep geen speciale aandacht meerbesteed, maar staat genoteerd dat grote groepen zich via een fede-ratie kunnen opsplitsen in verschillende tussenliggende of kleinegroepen.

Samenvattend is de bevoorrechte groep vanaf het begin in een meergunstige positie, omdat enkele of alle leden een prikkel hebben omhet doel te realiseren. Dit geldt niet voor de grote latente groep. Delatente groep is niet automatisch van mening dat de voordelen vanhet groepsresultaat ook alle individuen toekomen. Het is dus nietmogelijk voor grote groepen om vanwege het succes van kleinegroepen simpelweg haar handelswijze te kopiëren (Olson, 1965, p.57). Bij de bevoorrechte groep mogen we dus verwachten dat hetcollectieve doel op de één of andere manier wel gerealiseerd wordten de relatief kleine tussenliggende groep heeft een gerede kans datvrijwillige acties leiden tot de oplossing van het collectieve pro-bleem. De grote latente groep kan echter niet handelen volgenshaar gemeenschappelijke belang zolang de leden van de groep vrijzijn om hun individuele belangen te realiseren (Olson, 1965, p. 58).

2.2.3. Gemeenschapsgebonden oplossingsrichtingen

Tot nu toe is vooral gekeken naar ‘harde’ oplossingsrichting in de lijnvan Olson’s werk uit 1965. Zoals eerder gezegd werd de discussieover de problemen bij collectieve actie voornamelijk gevoerd dooreconomen en werden oplossingen gezocht in economische en struc-tuurtechnische factoren. De afgelopen decennia is het blikveld ver-schoven door de deelname van sociaal-wetenschappers aan hetdebat en zijn hiermee nieuwe oplossingsrichtingen ontstaan. Dezealinea beschrijft de oplossingsrichtingen die in de sociale sfeer lig-gen. Hierbij gaat het voornamelijk om kenmerken van de gemeen-schap waarin collectieve actie plaatsvindt of moet gaan vinden.

Binnen processen van collectieve actie zijn de kenmerken van eengemeenschap van belang. Variaties in gebruiken, tradities en ethi-sche standaarden kunnen de grenzen verschuiven tussen ‘klein-

deel van het collectieve goed te kunnen realiseren. Deze factor is hier-voor ook aan de orde gekomen bij de bespreking van de economischeoplossingsrichtingen.

Om de bovenstaande redenen is het voor grote groepen moeilijk een col-lectief goed optimaal te realiseren en grote groepen zullen normaalgesproken nog geen minimum van het collectieve goed kunnen realiseren,tenzij er sprake is van dwang of een externe stimulans, zoals de realisatievan een uitsluitbaar bijproduct.

Bij de grootste groepen kan een bijdrage van potentiële gebruikers door-gaans alleen tot stand komen door het opleggen van sancties (dwang) ofhet bieden van voordelen die losstaan van het collectieve goed (externeprikkel). In grote verbanden is het probleem bij vrijwillige bijdragen, datdegene die een bijdrage levert hiervan geen direct voordeel heeft. Ookpersonen die niet bijdragen kunnen immers van andermans bijdrage pro-fiteren. Bij grote verbanden waar geen dwang kan worden opgelegd,moet daarom volgens Olson als externe prikkel aan potentiële leden extravoordelen worden geboden (Olson, 1965, p. 16). Hierboven bij de bespre-king van bijproducten als economische oplossingsrichting is aan de ordegekomen dat wetenschappers tegenwoordig niet altijd veel heil zien indeze oplossing van Olson.

Hardin (1982) noemt overigens drie verzachtende omstandigheden waarineen latente groep niet volledig faalt en dus wel tot enig succes kan lei-den:1. Political entrepreneurship: wanneer mensen het voortouw nemen en

handelen in hun eigen belang vanwege gewenste carrière perspectie-ven. Zo zijn er bijvoorbeeld individuen die de actieve rol van trekker opzich nemen uit een soort van profileringsdwang. De beloning voor der-gelijke mensen is een andere dan het collectieve goed zelf.

2. Selective incentives: prikkels om de organisatie in stand te houdenlang na de oorspronkelijk aanleiding die zorgde voor de oprichting. Deselective incentives zijn ondergeschikt aan het collectieve goed dat deorganisatie probeert te realiseren. Hardin heeft een bredere definitievan de term ‘selective incentives’ dan Olson en schaart er bijvoorbeeldook sociale aspecten als vriendschap, normen en waarden onder.

3. Extrarational behavior: dit gedrag kan een groep stimuleren om zich teorganiseren. Dit gebeurt wanneer onzelfzuchtige motieven van indivi-duen een collectief goed voortbrengen. Het gaat hierbij voornamelijkom morele motivaties die vaak voor komen wanneer een groep indivi-duen zich organiseert om iets te voorkomen [bijvoorbeeld vervuiling ofonveiligheid, OdV] in plaats van iets te creëren.

Page 21: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

21

2. Theorie van collectieve actie

1993). Sociale netwerken ontstaan en groeien door persoonlijk con-tact tussen mensen binnen de gemeenschap. Mensen moeten viauitwisseling van elkaar leren dat ze te vertrouwen zijn en dat je metelkaar afspraken kunt maken. Persoonlijke interactie genereertgoedkope en betrouwbare informatie over de mate waarin je opandere deelnemers kunt vertrouwen (Putnam, 1993).

Wanneer het onderlinge vertrouwen ontstaat en wordt herbevestigdbinnen een groeiend sociaal netwerk ontstaan netwerken van reci-prociteit en burgerschap, twee bronnen die het vertrouwen in stand-houden en de basis leggen voor langdurige en succesvolle collectie-ve actie.

ReciprociteitZoals gezegd is reciprociteit een belangrijke bron voor onderling ver-trouwen, een belangrijke pijler van sociaal kapitaal dat een voor-waarde is om in een gemeenschap tot collectieve actie te komen.Reciprociteit is een basisnorm die eigenlijk in alle samenlevingenvoorkomt, maar in wisselende mate. Alle normen gebaseerd op reci-prociteit kennen dezelfde ingrediënten: individuen reageren op posi-tieve acties van anderen met een positief antwoord en op negatieveacties met een negatieve reactie (Ostrom, 1998).

In iedere populatie zullen individuen één van de drie onderstaandereciprociteitsnormen hanteren (Ostrom, 1998): 1. Ik zoek altijd als eerste de samenwerking. Ik stop met de samen-

werking als anderen niet deelnemen. Ik straf mensen die nietsamenwerken als dat mogelijk is.

2. Ik werk onmiddellijk samen wanneer ik het gevoel heb dat ik deanderen binnen de groep kan vertrouwen. Ik stop met de samen-werking als anderen niet deelnemen. Ik straf mensen die nietsamenwerken als dat mogelijk is.

3. Wanneer de samenwerking door anderen tot stand is gebrachtsluit ik aan. Ik stop met de samenwerking als anderen niet deel-nemen. Ik straf mensen die niet samenwerken als dat mogelijk is.

Aanvullend zijn er nog drie anderen normen die individuen kunnenhanteren:4. Ik werk nooit samen.5. Ik hanteer de norm 1 of 2 (zie boven), maar ik stop direct wan-

neer ik de mogelijkheid heb om mee te liften met anderen.6. Ik werk altijd samen (een extreem zeldzame norm in alle cultu-

ren).De verdeling van de normen over verschillende groepen individuen

groepsgedrag’ en ‘groot-groepsgedrag’ (Pasour, 1981). Eerder in hethoofdstuk is op verschillende plaatsen beargumenteerd dat collectieveactie gemakkelijker in kleine dan in grote groepen tot stand komt endaarom is de gemeenschap waarin collectieve actie plaatsvindt van grootbelang. Vrijwillige samenwerking, wat collectieve actie vaak is, is makke-lijker in een lokale samenleving die een aanzienlijke hoeveelheid sociaalkapitaal bezit, in de vorm van normen van reciprociteit en netwerken vanburgerschapszin. Sociaal kapitaal refereert hier aan de kenmerken vansociale organisatie, zoals vertrouwen, normen en netwerken die de effi-ciency van de samenleving kunnen verbeteren door gecoördineerde actieste faciliteren. Normen van gegeneraliseerde reciprociteit en netwerkenvan burgerschapszin stimuleren sociaal vertrouwen en samenwerking,omdat ze de voordelen van het meeliften en de onzekerheid verminderen.Sociaal vertrouwen in complexe moderne omstandigheden kan dus ont-staan uit twee samenhangende bronnen: reciprociteitsnormen en netwer-ken van burgerschap (Putnam, 1993). Vertrouwen en reciprociteit zijnindividuele kenmerken die bepalend zijn voor het gedrag bij sociale dilem-ma’s. Deze kenmerken moeten worden toegevoegd aan formele gedrags-modellen van individuen. Vertrouwen, reciprociteit en een betrouwbarereputatie versterken elkaar, maar dit betekent tegelijkertijd dat een afna-me van bijvoorbeeld het vertrouwen kan leiden tot een neerwaartse spi-raal (Ostrom, 1998).

Verderop wordt nader ingegaan op de onderling samenhangende factorenvertrouwen, reciprociteit en netwerken van burgerschap. Samen beschrij-ven ze de gewenste kenmerken van de gemeenschap waardoor collectie-ve actie vrijwillig tot stand kan komen.

VertrouwenVertrouwen is een essentieel component van sociaal kapitaal. Vertrouwenis de smeerolie van samenwerking. Een groep deelnemers die vertrouwenwekken en ook op elkaar vertrouwen zullen meer tot stand brengen daneen groep individuen zonder onderling vertrouwen. Hoe meer vertrouwenbinnen een lokale samenleving, hoe groter dus de kans op vrijwilligesamenwerking (Putnam, 1993). Vertrouwen beïnvloedt de kans dat eenindividu een samenwerking opzet met de verwachting dat hij er iets voorterugkrijgt (Ostrom, 1998). En samenwerking wekt vervolgens weer ver-trouwen op (Putnam, 1993). Het begint binnen een gemeenschap dusallemaal met onderling vertrouwen. Dit vertrouwen komt allereerst totstand tussen enkele individuen binnen een eerste netwerk. Sociale net-werken binnen een gemeenschap zorgen ervoor dat vertrouwen overgan-kelijk wordt en zich vervolgens verspreid; ik vertrouw jouw, omdat ikhaar vertrouw en zij mij verzekerd dat jij te vertrouwen bent (Putnam,

Page 22: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

22

2. Theorie van collectieve actie

2.2.4. Groepsgebonden oplossingsrichtingen

In de vorige alinea ging het om gemeenschapsgebonden factoren enis gekeken naar de kenmerken van een gemeenschap waarin suc-cesvolle collectieve actie tot stand kan komen. In deze laatste alineamet oplossingsrichtingen komen uiteindelijk de groepsgebondenaspecten aan de orde. Deze zijn niet alleen een resultaat van degemeenschap waarin de collectieve actie plaatsvindt, maar gevenook vorm aan de gemeenschap. Wanneer binnen de gemeenschapeen hecht netwerk is ontstaan van individuen die elkaar vertrouwenen actief reciproceren, is het belangrijk deze normen binnen desamenwerking te handhaven. Onderlinge face-to-face communicatieblijkt hierbij het toverwoord. Face-to-face communicatie heeft eengroot effect op de mate van samenwerking, omdat het een sterkeinvloed heeft op de relatie tussen vertrouwen, reciprociteit en eenbetrouwbare reputatie (Ostrom, 1998).

Hierboven is gesteld dat onderling vertrouwen binnen de gemeen-schap een voorwaarde is om tot vrijwillige samenwerking te komen.Wanneer de samenwerking vervolgens ontstaat, is vertrouwenopnieuw de bindende factor. Onderling vertrouwen en de mate vansamenwerking die uit het vertrouwen voorkomt nemen onder meertoe door (Ostrom, 1998):1. De individuen de kans te geven elkaar te zien;2. Participanten mogelijkheden te bieden om individuen die niet reci-

proceren op een duidelijke manier te straffen;3. Mogelijkheden te bieden voor face-to-face communicatie.

De eerste maatregel in het bovenstaande rijtje lijkt voor de handliggend, maar is dit in de praktijk zeker niet. Vooral in grote samen-werkingsverbanden zijn er nauwelijks momenten waarop de partici-panten elkaar zien. Maar er is in dit opzicht nog een voordeel vankleinere samenwerkingsverbanden, die ook inspeelt op de tweedemaatregel. Individuen in kleine groepen kunnen elkaars gedragmonitoren en elkaar persoonlijk dwingen om de kosten te delen.Tijdens persoonlijke bijeenkomsten kunnen deelnemers praten overiedereen die nog niet deelneemt, hen aansporen om hun gedrag teveranderen en dreigen om alle arbeidsinspanningen te staken als zijniet bijdraaien (Ostrom, 1998). Olson (1965) stelde hiervoor alsvoorwaarde voor vrijwillige collectieve actie dat individuele actiesvan een willekeurig groepslid waarneembaar zijn voor alle overigeindividuen in de groep. Hiervoor kunnen groepen zelfs speciale com-municatiemiddelen in het leven roepen. Zo kan een groep de contri-buties van leden of het uitblijven van contributies door bepaalde

verschilt zoals gezegd per populatie en is ook situatieafhankelijk.Laboratoriumexperimenten tonen echter aan dat een substantieel deelvan alle mensen normen van reciprociteit hanteert (Ostrom, 1998).

Normen van gegeneraliseerde reciprociteit zijn een zeer productieve com-ponent van sociaal kapitaal. Samenlevingen waarin deze norm actiefwordt gehanteerd kunnen opportunisme effectief weerstaan en problemenrond collectieve actie oplossen. Reciprociteit kan immers helpen om desterke verleidingen van korte termijn eigen belang te weerstaan. Iederindividu binnen een systeem van reciprociteit wordt normaal gesprokenimmers gekenmerkt door een combinatie van altruïsme op korte termijnen eigenbelang op de lange termijn (Putnam, 1993).Wanneer veel indivi-duen binnen een gemeenschap reciproceren hebben de individuen een sti-mulans om een reputatie te creëren van beloftes die worden nagekomen.Individuen komen gezamenlijk tot acties die op korte termijn kosten metzich meebrengen, maar op de lange termijn renderen (Ostrom, 1998).

Netwerken van burgerschapVertrouwen en normen van reciprociteit zoals hierboven beschreven lei-den tot netwerken van burgerschap. Netwerken van burgerschap zijn eenessentiële vorm van sociaal kapitaal: hoe dichter zulke netwerken in eenlokale samenleving, hoe groter de kans dat de bewoners samenwerken inhet wederzijdse belang en dus komen tot collectieve actie. De netwerkenontstaan doordat het vertrouwen dat is opgebouwd continu wordt herbe-vestigd en hierdoor normen van reciprociteit ontstaan. Individuen die zichvolgens deze normen gedragen, bouwen goede reputaties. Binnen dichtenetwerken komt sneller collectieve actie tot stand, omdat individuen min-der snel geneigd zijn om mee te liften en hiermee het risico nemen omhun reputatie op het spel te zetten. Opportunisme door mee te liften zetde voordelen die een deelnemer verwacht van alle transacties waarin hijparticipeert en waarin hij in de toekomst zal participeren op het spel. Deindividuen worden lid van netwerken die communicatie faciliteren en deinformatiestroom over de mate waarin individuen vertrouwd kunnen wor-den verbeteren. Netwerken zorgen ervoor dat reputaties worden overge-dragen en versterkt, maar ook snel worden afgebroken wanneer individu-en zich niet volgens de normen gedragen. De netwerken zorgen voorbetrouwbare informatie over het gedrag en de huidige interesses vanpotentiële participanten en vormen hiermee de bron voor het vertrouwendat leidt tot succesvolle samenwerking in collectieve acties (Putnam,1993).

Page 23: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

23

2. Theorie van collectieve actie

sistent effect op de uitkomsten van collectieve actie als face-to-facecommunicatie. Het effect is veruit het grootst bij persoonlijke face-to-face communicatie en aanzienlijk kleiner bij digitale communicatie(Ostrom, 1998).

Er zijn volgens onderzoekers verschillende redenen waarom commu-nicatie de samenwerking stimuleert (Ostrom, 1998):1. Communicatie transfereert informatie van degene die een optima-

le strategie kan bedenken naar degenen die zelf niet tot een opti-male strategie kunnen komen.

2. Communicatie zorgt voor de uitwisseling van wederzijds commit-ment.

3. Door communicatie neemt het onderlinge vertrouwen toe en com-municatie beïnvloedt dus de verwachtingen van andermansgedrag.

4. Communicatie versterkt de bestaande normatieve waarden.5. Communciatie ontwikkelt een groepsidentiteit.

Voor een kleine groep is het gemakkelijk om tot face-to-face com-municatie te komen. Wanneer deze communicatie succesvol is, zul-len individuen hun verwachtingen bijstellen van een geringe ver-wachting dat anderen zullen reciproceren, tot een hoge kans datanderen vertrouwen schenken en zullen samenwerken (Ostrom,1998). Daarnaast kunnen deelnemers van kleine groepen hun voor-keuren bespreken tijdens persoonlijk overleg en hierbij ook tot con-sensus komen. In grotere groepen worden keuzes vaak gemaakt viamechanismen als stemmingen of een delegatie van zeggenschapwaarna het moeilijk is om de individuele voorkeuren te vertalen ineen gezamenlijke keuze die alle individuele voorkeuren nog genoegreflecteert (Ostrom, 2004). Electorale mechanismen zijn nietgeschikt om het private deelnemers mogelijk te maken om mee tebeslissen over de collectieve goederen die in hun buurt totstandko-men (Ostrom, 1983). In grote samenwerkingsverbanden nemen debelangen vaak toe en wordt het bovendien moeilijk om individuelebijdragen te monitoren. Communicatie werkt onder deze omstandig-heden minder doeltreffend. Communicatie alleen is dus onvoldoendeom onder alle omstandigheden tot succesvolle collectieve actie tekomen (Ostrom, 1998). Het blijft belangrijk om ook aan de andereoplossingsrichtingen die in dit hoofdstuk zijn beschreven voldoendeaandacht te besteden.

Waarneembaarheid van effecten door individuele bijdragenCommunicatie heeft nog een functie. Olson benadrukt in zijn werk

individuen bekendmaken via eigen media. Hetzelfde kan gedaan wordenmet de handelswijze van individuen die leidt tot een voor- of nadeel vanandere leden. Deze informatie-uitwisseling kan persoonlijk plaatsvinden,of ‘kunstmatig’ als in grotere groepen gebruik wordt gemaakt van speci-aal in het leven geroepen communicatiemiddelen. Grote groepen hebbenvanwege het grote aantal deelnemers normaal gesproken moeite om per-soonlijke contactmomenten te creëren en kunnen zich hierdoor niet striktvrijwillig en effectief organiseren. In te grote groepen is ieder individuanoniem, de deelnemers kunnen elkaar niet aanspreken op gedrag enieders bijdrage in de totale kosten lijkt insignificant. Gevolg is dat iederindividu in de verleiding komt om mee te liften (Ostrom, 1983).

De participanten moeten elkaar dus fysiek zien en bijeenkomsten kunnenparticipanten de mogelijkheid geven om elkaar aan te spreken op gedragen sancties te bespreken voor degenen die zich niet houden aan de gel-dende normen. De fysieke bijeenkomst moet echter vaker dan eensplaatsvinden. Een eenmalige ontmoeting kan het onderlinge vertrouwenvergroten, maar als enkele individuen niet direct aan de samenwerkingdeelnemen, heeft de groep nooit meer de mogelijk deze sociale proble-men op te lossen. Ieder bewijs van een lagere betrokkenheid ondermijnthet onderlinge vertrouwen dat tijdens de eerste ontmoeting gecreëerdwordt en er is geen verdere mogelijkheid om vertrouwen op te bouwen ofgebruik te maken van verbale sanctionering. Individuen beoordeleniemands betrouwbaarheid op basis van gezichtuitdrukkingen en de wijzeen toon waarop gesproken wordt. Het is moeilijk om vertrouwen op tebouwen tussen een groep vreemden die onafhankelijk van elkaar en hele-maal alleen besluiten nemen, zonder dat ze elkaar regelmatig zien of metelkaar praten (Ostrom, 1998).

Uit het bovenstaande blijkt de noodzaak van face-to-face communicatieen de motivatie achter de noodzaak van de derde maatregel voor hetlaten toenemen van onderling vertrouwen en de mate van samenwerking.Hoe meer directe en indirecte communicatie tussen participanten, hoegroter hun onderlinge en wederzijdse vertrouwen en hoe gemakkelijker zehet vinden om samen te werken (Putnam, 1993).

Face-to-face communicatieOstrom heeft face-to-face communicatie niet voor niets opgenomen alsvoorwaarde om tot samenwerking te komen. Consistente, repliceerbareen omvangrijke onderzoeken wijzen uit dat de samenwerking substantieeltoeneemt wanneer individuen in staat worden gesteld om persoonlijk metelkaar te communiceren. Dit geldt voor alle soorten sociale dilemma’s.Sterker nog: er is geen andere variabele met een dergelijk sterk en con-

Page 24: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

24

2. Theorie van collectieve actie

alle participanten regelmatig bijeenkomen en hierbij sprake is vanface-to-face communicatie tussen alle participanten?

De bovenstaande vijf vragen vormen een operationalisering van deeconomische, structurele, gemeenschaps- en groepsgebonden oplos-singsrichtingen. De eerste drie onderzoeksvragen zijn een vrij direc-te vertaling van de aangehaalde theorie. De laatste twee onder-zoeksvragen vragen om een korte toelichting. In vraag 4 is niet decollectieve actie, maar het gebied waarin de collectieve actie plaas-vindt onderwerp van onderzoek. Vraag 4 is een operationaliseringvan paragraaf 2.2.3. over de gemeenschapsgebonden oplossings-richting. Deze paragraaf gaat in op de elementen die binnen eengemeenschap als randvoorwaarden dienen om tot collectieve actie tekunnen komen. Het gaat hierbij om sociaal kapitaal in de vorm vanonderling vertrouwen, normen van reciprociteit en netwerken vanburgerschap. De theorie is voornamelijk gericht op een gemeen-schap die bestaat uit individuen en is niet direct toepasbaar opondernemers die gezamenlijk een winkelgebied vormen. Daarom isgekozen voor de operationalisatie naar ondernemers die in eengebied een netwerk vormen, in de praktijk meestal een onderne-mers- en/of winkeliersvereniging. Ten slotte is bij onderzoeksvraag5, in tegenstelling tot vraag 4, de collectieve actie wel onderwerpvan onderzoek. Deze laatste vraag gaat in op de noodzakelijke com-municatie tussen deelnemers van de collectieve actie. Hoewelbewust gehanteerde vormen van zowel indirecte als directe commu-nicatie bijdragen aan het resultaat, heeft face-to-face communicatiehet grootste effect op het uiteindelijke resultaat.

In het volgende hoofdstuk wordt allereerst de onderzoeksopzetweergegeven en verantwoord. Vervolgens volgen drie hoofdstukkenwaarin de bovenstaande onderzoeksvragen worden beantwoord. Inhoofdstuk 4 volgt de beantwoording van vraag 3 over de groeps-grootte en de economische onderzoeksvragen 1 en 2, in het hoofd-stuk daarna volgt onderzoeksvraag 4 over het gebied waarin de col-lectieve actie plaatsvindt. Hierbij wordt ook aandacht besteed aande wijze waarop de collectieve actie binnen het gebied wordt geor-ganiseerd en wat er daarbij nog wordt ondernomen om de betrok-kenheid van ondernemers in het gebied te vergroten. Ten slottewordt de allerlaatste vraag over communicatie beantwoord in hoofd-stuk 6.

het belang van mechanismen die de individuele acties waarneembaarmaken. Voor een bevoorrechte groep voorspelt Olson dat een enkel indi-vidu de realisatie van het goed op zich zal nemen. Om het verschil tusseneen tussenliggende en grote groep aan te duiden, introduceert Olson hetconcept waarneembaarheid. In latente groepen zien deelnemers niet heteffect van hun bijdrage, waardoor een stimulans om deel te nemen ont-breekt en meeliften hierdoor een goede optie wordt. De waarneembaar-heid van effecten die door individuen wordt bereikt hoeft niet van natureaanwezig te zijn, maar mag ook kunstmatig tot stand komen door middelvan communicatie (Ostrom, 1987; Olson, 1965). Maar zoals Ostrom(1998) stelt: het effect is veruit het grootst bij persoonlijke face-to-facecommunicatie en dat blijft bij grote groepen moeilijker te organiseren.

2.3 Toespitsing onderzoeksvraag

In het vorige hoofdstuk is de probleemstelling van het onderzoek bespro-ken. Als probleemstelling is geformuleerd:

“Onder welke condities kunnen lokale

ondernemers (MKB) in Rotterdam een

effectieve bijdrage leveren aan de vei-

ligheid in de openbare ruimte?”

Met behulp van de theoretische uiteenzetting in dit hoofdstuk, is hetmogelijk de probleemstelling aan te scherpen en deelvragen op te stellendie dienen als hypothesen. Op basis van voornamelijk de vier oplossings-richtingen die aan bod zijn gekomen – economische, structurele, gemeen-schapsgebonden en groepsgebonden – is het mogelijk de volgende onder-zoeksvragen te formuleren:

1. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie waarbijsprake is van lage transactiekosten?

2. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie waarbijde meeropbrengsten worden gestoken in collectieve goederen met eencontinue productiefunctie?

3. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie in kleineof middelgrote groepen waarbij individuele bijdragen een waarneem-baar effect hebben?

4. Is de participatie van ondernemers hoger in gebieden waar ook buitende collectieve actie sprake is van persoonlijke interactie, bijvoorbeeldvia een actieve winkeliersvereniging?

5. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie waarsprake is van bewust gehanteerde vormen van communicatie, waarbij

Page 25: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Ten tijde van dit onderzoek lopen in

Rotterdam drie verschillende initiatie-

ven die als doel hebben ondernemers te

betrekken bij het verbeteren van de

veiligheid. De initiatieven zijn de

pilot Veilig Ondernemen, het Keurmerk

Veilig Ondernemen en Samen Veilig

Ondernemen. Voor het beantwoorden van

de probleemstelling worden deze drie

initiatieven onderzocht.

33.. OOnnddeerrzzooeekkssooppzzeett eenn --vveerraannttwwoooorrddiinngg

De Katendrechtse Lagedijk is één van de straten binnen Veilig Ondernemen Charlois

De Rotterdamse praktijk...

Page 26: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

26

3. Onderzoeksopzet en -verantwoording

van het project bepaald. In de werkelijkheid wordt het succesbepaald door de mate waarin de veiligheid in een winkelgebied toe-neemt. Dit onderzoek richt zich echter niet op veiligheid, maar opcollectieve actie, of wel de bijdrage die ondernemers leveren aancollectieve goederen. Het doel van collectieve actie is een zo hoogmogelijke participatie van lokale ondernemers bij het verbeteren vande veiligheid. Dit is ook de definitie van ‘effectieve bijdrage’ in deprobleemstelling. Leidend is de wijze waarop de participatiegraadvan collectieve actie kan worden verhoogd. In dit onderzoek wordtdeze participatiegraad niet gekoppeld aan de daadwerkelijke verbe-tering van het resultaat die de collectieve actie oplevert. De wijzewaarop dit onderzoek plaatsvindt, komt aan de orde in de volgendeparagraaf.

VeiligheidHet begrip veiligheid in de probleemstelling duidt op zowel fysiekeals subjectieve veiligheid. Hoewel veiligheid in de probleemstellingeen dominante rol speelt, zal het onderzoek niet primair op ditonderwerp ingaan. De nadruk ligt zeer sterk op ‘de condities waar-onder ondernemers een bijdrage kunnen leveren aan...’, dat in hetvorige hoofdstuk is omschreven met het begrip ‘collectieve actie’. Ditonderzoek richt zich op veiligheid omdat dit een duidelijk collectiefgoed is en de afgelopen jaren sterk de aandacht heeft gekregen oppolitiek en bestuurlijk vlak.

Openbare ruimteDe openbare ruimte wordt in dit onderzoek gezien als de publiekeruimte in een winkelgebied. Dat wil zeggen de ruimte die het winke-lend publiek betreden als zij de ene winkel verlaten en een naastgelegen winkel betreden. Zoals gezegd richt dit onderzoek zich spe-cifiek op winkelgebieden en de openbare ruimte mag dan ook wor-den gezien als de niet-private openbare ruimten in het winkelgebied.

3.1.2. Nadere onderzoeksvragen

Met behulp van de theoretische uiteenzetting in het vorige hoofd-stuk, is de probleemstelling aangescherpt met deelvragen. Dezedeelvragen komen voort uit de theoretische verkenning en bevattende ingrediënten die volgens wetenschappers nodig zijn om tot effec-tieve collectieve actie te komen. De onderstaande onderzoeksvragenrichten het empirische onderzoek en kunnen daarmee gezien wordenals hypothesen:

1. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie

In de inleiding is de probleemstelling van dit onderzoek aan de ordegekomen en tijdens de theoretische verkenning in hoofdstuk 2 is dezeprobleemstelling uitgebreid met een vijftal nadere onderzoeksvragen.Deze onderzoeksvragen komen voort uit de theorie en vragen een ant-woord met behulp van empirisch onderzoek. In dit hoofdstuk volgt voorde overzichtelijkheid allereerst nog een keer de centrale probleemstelling,gevolgd door de nadere onderzoeksvragen. Daarna wordt uiteengezet opwelke wijze de onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van degeldende praktijk. Dit hoofdstuk eindigt met een uitwerking van het theo-retische concept ‘goal displacement’. Dit is noodzakelijk omdat zal blijkendat ‘goal displacement’ een belangrijke valkuil is bij een onderzoek naarcollectieve actie.

3.1 Onderzoeksvragen

De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt:

“Onder welke condities kunnen lokale

ondernemers (MKB) in Rotterdam een

effectieve bijdrage leveren aan de vei-

ligheid in de openbare ruimte?”

3.1.1. Definiëring probleemstelling

In de geformuleerde probleemstelling staan meerdere kernbegrippen dieom een nadere definiëring vragen. Deze definiëring dient vooral ter afba-kening en hiermee een toespitsing van de vraag.

Lokale ondernemersHet onderzoek richt zich op lokale ondernemers in een verzorgingsgebieddat niet veel groter is dan de wijk waarin zij zijn gevestigd en die gerichtzijn op de consumentenmarkt. In de bovenstaande probleemstelling isduidelijk en doelbewust Rotterdam als plaatsbepaling opgenomen. Hoewelhet onderzoek zich specifiek richt op de bijdrage die lokale ondernemersaan het vergroten van de veiligheid kunnen leveren, wordt in de uiteinde-lijke rapportage zoals eerder gezegd wel in een breder kader aangegevenof en in hoeverre het uiteindelijke antwoord op de probleemstelling ookvan toepassing is op andere gebieden. Dit laatste heeft echter niet denadruk en is geen primair doel van het onderzoek.

Effectieve bijdrageIn dit onderzoek is het van groot belang om te definieren wat het succes

Page 27: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

27

3. Onderzoeksopzet en -verantwoording

3.2.1. Onderzoekseenheden

In de inleiding is al veel gezegd over de drie initiatieven die ten tijdevan het onderzoek en nu nog in Rotterdam plaatsvinden. De keuzeom het empirisch onderzoek op deze drie initiatieven te richten ligtin het feit dat ze de mogelijkheid geven om de bestaande uitvoe-ringspraktijk te toetsen. Alle initiatieven lopen al langere tijd en aanhun uitvoering is een zorgvuldig plan van aanpak voorafgegaan. Demogelijkheid om de bestaande uitvoeringspraktijk via de drie lopen-de initiatieven te onderzoeken richt het onderzoek en biedt handva-ten om middels een gestructureerde dataverzameling antwoord tegeven op de onderzoeksvragen.

Bijkomend voordeel dat tegemoet komt aan de eisen van betrouw-baarheid en validitiet is dat de drie initiatieven verschillende opzet-ten kennen. Deze verschillen zitten op verschillende gebieden, waar-onder financiering, organisatie, doelgroepen en communicatie. Alsdeze verschillen tussen de initiatieven niet aanwezig zouden zijn, iseen vergelijking weinig zinvol. Juist de verschillen bieden mogelijk-heden om na te gaan welke factoren daadwerkelijk van invloed zijnop de participatiegraad van ondernemers.

3.2.2. Dataverzameling

Zoals hierboven beschreven worden tijdens het onderzoek drie initi-atieven met elkaar vergelijken en wordt nagegaan welk initiatief hetbeste resultaat oplevert. Het ‘beste resultaat’ wordt in het kader vandit onderzoek afgementen aan de mate van samenwerking (‘collec-tieve actie’) tussen de ondernemers. Deze samenwerking is temeten via de participatiegraad van de verschillende projecten. Devergelijking tussen de verschillende onderzoeken komt tot stand viakwalitatief onderzoek. Hoewel uiteindelijk wel de participatiegradenvan de verschillende initiatieven worden vergeleken, vindt de kernvan het onderzoek plaats via een beschrijvende vergelijking tussende pilot Veilig Ondernemen, het Keurmerk Veilig Ondernemen enSamen Veilig Ondernemen. Deze beschrijving vindt plaats op basisvan de vijf onderzoeksvragen en met behulp van voornamelijkbestaand bronmateriaal en daar waar nodig aangevuld met inter-views met sleutelfiguren. Deze sleutelfiguren zijn:1. Henk Visser, projectmanager MKB bij het Ontwikkelingsbedrijf

Rotterdam (OBR);2. Paul Smolders, projectleider KVO-Zuidplein3. Leon Hoek, verantwoordelijk voor Samen Veilig Ondernemen bij

de Kamer van Koophandel

waarbij sprake is van lage transactiekosten?2. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie waarbij

de meeropbrengsten worden gestoken in collectieve goederen met eencontinue productiefunctie?

3. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie in kleineof middelgrote groepen waarbij individuele bijdragen een waarneem-baar effect hebben?

4. Is de participatie van ondernemers hoger in gebieden waar ook buitende collectieve actie sprake is van persoonlijke interactie, bijvoorbeeldvia een actieve winkeliersvereniging?

5. Is de participatie van ondernemers hoger bij collectieve actie waarsprake is van bewust gehanteerde vormen van communicatie, waarbijalle participanten regelmatig bijeenkomen en hierbij sprake is vanface-to-face communicatie tussen alle participanten?

3.2 Onderzoeksmethode

Zoals gezegd richt dit onderzoek zich op de condities waaronder lokaleondernemers een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid in de open-bare ruimte. Volgens de theorie over collectieve actie kent deze vraagverschillende antwoorden, die als hypothesen zijn vertaald in vijf onder-zoeksvragen. Om te onderzoeken of de algemene theorie over collectieveactie toepasbaar is op de bijdrage die ondernemers kunnen leveren aande veiligheid in de Rotterdamse publieke ruimte, wordt tijdens het onder-zoek de bestaande praktijk onderzocht. Het onderzoek betreft een kwali-tatieve analyse van mechanismen die collectieve actie mogelijk maken.

Ten tijde van dit onderzoek lopen in Rotterdam drie verschillende initiatie-ven die als doel hebben ondernemers te betrekken bij het verbeteren vande veiligheid. De initiatieven zijn de pilot Veilig Ondernemen, hetKeurmerk Veilig Ondernemen en Samen Veilig Ondernemen. Voor hetbeantwoorden van de probleemstelling worden deze drie initiatievenonderzocht. In hoeverre maken de verschillende iniatieven gebruik van detheoretische oplossingsrichtingen die zijn vertaald in de onderzoeksvra-gen? Dit kan worden achterhaald door één voor één de vijf onderzoeks-vragen los te laten op de drie initiatieven. Het resultaat is een beschrij-vende analyse van mechanismen die collectieve actie mogelijk maken.Hierdoor ontstaat het inzicht welke oplossingensrichtingen leiden tot dehoogste participatiegraad. Dit maakt het vervolgens mogelijk om conclu-sies te trekken over de factoren die daadwerkelijk het succes van collec-tieve actie bepalen.

Page 28: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

28

3. Onderzoeksopzet en -verantwoording

veiligheid in de openbare ruimte. Uit dit onderzoek komen aanbeve-lingen die niet alleen relevant zijn voor het domein van de lokaleveiligheid, maar ongetwijfeld ook voor andere gebieden waarin col-lectieve actie steeds meer aan belang toeneemt. Overheden zoekensteeds vaker de samenwerking met (private) partners bij het oplos-sen van maatschappelijke problemen. Dit onderzoek geeft nietalleen een theoretische uiteenzetting van de condities waarondercollectieve actie tot stand komt, maar leidt ook tot praktische aan-bevelingen.

Het onderzoek betreft nadrukkelijk geen kwantitatieve analyse van inidi-vuele gedragingen van ondernemers als het gaat om hun bijdrage aan detotstandkoming van publieke goederen. Dit onderzoek heeft immers alsdoel om na te gaan of in de praktijk gebruik wordt gemaakt van de theo-retische oplossingsrichtingen en welke oplossingsrichting uiteindelijk hetmeest effectief is. Hiervoor is het noodzakelijk de opzet van de verschil-lende initiatieven grondig te onderzoeken. Dit gebeurt in dit onderzoekvia een analyse van de verschillende beleidsdocumenten, (deel)plannenvan aanpak, (tussen)evaluaties en handboeken. Daar waar in de beschik-bare documenten onvoldoende informatie aanwezig is om de onderzoeks-vragen te beantwoorden, vinden interviews plaats met sleutelfiguren omde informatie alsnog te achterhalen. Voorwaarde is dat van ieder initiatiefvoldoende en gelijkwaardige informatie aanwezig is om een betrouwbarevergelijking te kunnen maken.

3.3 Het risico van ‘goal displacement’

Het onderzoek en de hierboven beschreven onderzoeksopzet veroorzakeneen belangrijke valkuil: doelverschuiving. Het succes van de collectieveactie wordt immers tijdens het onderzoek maar ook vaak daadwerkelijk inde praktijk afgelezen aan de participatiegraad van de verschillende initia-tieven. Deze participatiegraad geeft aan welk deel van de ondernemers ineen betreffend gebied deelneemt aan de collectieve actie. Aan de handvan de participatiegraad wordt bepaald welk initiatief succesvol is, waarnavervolgens gekeken wordt welke theoretische oplossingsrichtingen hieraanten grondslag liggen. Deze grote aandacht voor de participatiegraad alsindicator voor het succes van collectieve actie is in feite een doelverschui-ving.

Als het gaat om de veiligheid in de publieke ruimte heeft collectieve actietot doel de veiligheid te vergroten door middel van een goede samenwer-king tussen betrokken partijen, waaronder de ondernemers. Het vergro-ten van veiligheid is het hoofddoel. Tijdens dit onderzoek wordt het suc-ces van initiatieven niet afgemeten aan de mate waarin ze de veiligheid inde openbare ruimte verbeteren, maar in de mate waarin ze ondernemerstot samenwerking weten te stimuleren. Samenwerking tussen onderne-mers is in de praktijk uiteraard geen doel op zich, maar ondergeschiktaan de daadwerkelijke verbetering van de veiligheid in de openbare ruim-te. In dit onderzoek is de participatie van ondernemers middels collectie-ve actie echter wel het primaire onderwerp van onderzoek.

Dit onderzoek bestaat uit een kwalitatieve analyse van mechanismen diecollectieve actie mogelijk maken. De kwalitatieve analyse geeft inzicht inde condities waaronder ondernemers een bijdrage kunnen leveren aan de

Page 29: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

“Op het moment dat een ondernemer zelf

moet investeren, dan is hij ook betrok-

ken bij het verhaal, dan heb je draag-

vlak en hij vindt ook dat hijzelf mee

moet praten over zijn investering. Het

moet winst zijn voor hem, anders doet

hij niet mee.”Tekst: Henk Visser (projectmanager MKB van het OBR)

44.. GGrrooeeppssggrroooottttee eenn ffiinnaanncciiëëllee ccoonnsseeqquueennttiieess

Winkelcentrum Zuidplein heeft al drie sterren behaald van het Keurmerk Veilig Ondernemen

De Rotterdamse praktijk...

Page 30: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

30

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

vitaliteit en haalbaarheid, speelt hierbij ook de aard van het gebiedeen belangrijk rol. Wil een winkelgebied voor een project VeiligOndernemen in aanmerking komen, dan moet het een duidelijk win-kel/verblijfsklimaat hebben met hoofdzakelijk winkels aan beidestraatzijden en een duidelijke bezoekersstroom (dus geen primaireverkeersader met her en der verspreide ondernemingen). Daarnaastmoet het gaan om een homogeen, geconcentreerd en samenhan-gend winkelgebied. Geen afgesloten – private – bedrijventerreinen(maar 24-uurs openbaar toegankelijke gebieden) (Weltens, 2005).Het KVO heeft vergelijkbare criteria voor de gebiedskeuze, maargaat een stap verder dan Veilig Ondernemen. Het keurmerk betrefteen certificeringregeling die ontwikkeld is voor groepen bedrijven dieeen geografische eenheid vormen, zoals bedrijventerreinen en win-kelcentra (ILV, 2001). Het KVO-W is dus naar eigen zeggen bestemdvoor specifieke gebieden. En ook de handboeken die deelnemers aanhet KVO-W ontvangen, zijn feitelijk ontwikkeld voor planmatig opge-zette winkelcentra (Centrum voor Criminaliteitspreventie enVeiligheid, 2005). De beschrijving van de gebieden waarvoor hetKVO-W geldt is niet zozeer een kader of richtlijn, maar min of meereen voorwaarde. Indien het handboek wordt toegepast op niet-plan-matig opgezette winkelcentra (binnensteden of winkelstraten) moeter rekening mee worden gehouden dat sommige zaken moeilijkertoepasbaar zijn (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid,2005). De projecten Samen Veilig Ondernemen vinden ten slotteplaats op zowel bedrijventerreinen als in winkelcentra. Gezien hetdoel van dit onderzoek, worden de projecten op bedrijventerreinenbuiten beschouwing gelaten. Bij de winkelcentra gaat het voorname-lijk om lokale wijkcentra. De Kamer van Koophandel neemt vaak hetinitiatief voor de projecten Samen Veilig Ondernemen en richt zichop specifieke gebieden. “Veilig Ondernemen is een initiatief van degemeente en die richten zich op grotere gebieden. Het gaat deKamer van Koophandel meer om de praktische uitwerking. Eengoede organisatiegraad van ondernemers is hierbij uiterst belangrijk,dus komen we uit op kleinere winkelgebieden. Die kleine gebiedenzijn ook beter beheersbaar”, aldus Leon Hoek (Kamer vanKoophandel).

Aantallen ondernemersDe hierboven geschetste kaders en richtlijnen voor de gebiedenwaarin de verschillende initiatieven actief (kunnen) zijn, bepalengrotendeels het aantal lokale ondernemers dat aan een project kandeelnemen. Zo vormt de schaalgrootte van het doelgebied eenbelangrijk verschil tussen de projecten Veilig Ondernemen en Samen

In hoofdstuk 2 is naar voren gekomen dat de groepsgrootte op verschil-lende manieren van invloed is op het resultaat van collectieve actie. Eenkleine groep verkeert in een meer gunstige positie, omdat enkele of alleleden een prikkel hebben om het doel te realiseren. En ook een middel-grote groep zal het collectieve doel waarschijnlijk bereiken. Dit geldt ech-ter niet voor de grote groep. In grote groepen zien lokale ondernemersniet meer het effect van hun individuele bijdrage (Olson, 1965). Volgensde theorie neemt in grote groepen het aantal meelifters dan ook relatiefsnel toe (Pasour, 1981). Maar de groepsgrootte heeft niet alleen eendirect effect op het resultaat van collectieve actie, maar ook een indirecteffect. Zo is de groepsgrootte van invloed op de transactiekosten die metde collectieve actie gepaard gaan. Olson stelde al in 1965 dat de trans-actiekosten toenemen, naarmate de groep groter wordt. De hoogte vande transactiekosten heeft net als de groepsgrootte ook een belangrijkeinvloed op het uiteindelijke succes van de collectieve actie. Hoe hoger detransactiekosten, hoe lager het waargenomen effect van de bijdrage enhoe groter de stimulans om mee te liften. In dit hoofdstuk komen aller-eerst de gebiedsgrootte en de groepsgrootte van de verschillende initia-tieven Veilig Ondernemen, Keurmerk Veilig Ondernemen en Samen VeiligOndernemen aan bod, waarna vervolgens gekeken wordt naar de trans-actiekosten die met de verschillende initiatieven gepaard gaan.

4.1 Groepsgrootte

Olson besteedde in zijn werk uit 1965 uitgebreid aandacht aan de effec-ten van groepsgrootte op de resultaten van collectieve actie. De theoreti-sche analyses zijn met name gericht op de feitelijke grootte van de groepdie de collectieve actie onderneemt. Met betrekking tot de verschillendeinitiatieven op het gebied van de betrokkenheid van lokale ondernemersbij de veiligheid in de openbare ruimte is het allereerst noodzakelijk tekijken naar de grootte van het gebied waarin het initiatief wordt ont-plooid. Hoe groter het gebied waarin men deelnemers gaat werven, hoegroter uiteindelijk ook de kans op een grote groep met deelnemendeondernemers. Hieronder wordt dan ook allereerst uiteengezet op welkegebieden de initiatieven Veilig Ondernemen, het Keurmerk VeiligOndernemen en Samen Veilig Ondernemen zich richten, waarna vervol-gens de feitelijke groepsgrootte van de verschillende initiatieven volgt.

4.1.1. Gebiedskaders

Vrijwel alle drie de initiatieven op het gebied van veilig ondernemen die indit onderzoek centraal staan, hebben duidelijke richtlijnen of kaders voorwat betreft het gebied waarin het initiatief plaatsvindt. De methodiekVeilig Ondernemen heeft vaste aspecten beschreven waarop de keuzevoor een locatie plaatsvindt. Naast de veiligheidssituatie, economische

Page 31: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

31

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

schillende Rotterdamse initiatieven koppelen aan de groepsdefinitiesvan Olson, is het goed om kort aandacht te besteden aan een ondui-delijkheid in Olson’s uitwerking. Deze onduidelijk is later doorwetenschappers rechtgezet. Op het eerste gezicht lijkt Olson groe-pen alleen te definiëren op basis van het aantal leden. Dit is echterniet correct. De verschillende groepen die Olson definieert combine-ren de twee variabelen groepsgrootte en relatieve kosten van hetgoed. Zo bestaat een kleine bevoorrechte groep niet per definitie uiteen klein aantal ondernemers, maar kan het ook zijn dat maar éénondernemer betaalt en de overige ondernemers meeprofiteren. Zokan een bevoorrechte groep, waarbij één participant alle kosten voorzijn rekening neemt, in theorie toch behoorlijk groot zijn (Hummel,1990). In dit onderzoek wordt uitgegaan van de gebieden waarophet betreffende initiatief zich richt en is het aantal ondernemers indat gebied leidend voor de koppeling met de groepsclassificatie vanOlson.

De kleine ‘bevoorrechte’ groepGeen van de Rotterdamse initiatieven kan per definitie gekenmerktworden als een bevoorrechte groep. Er is immers geen initiatief datzijn groep bewust uiterst klein houdt. Er wordt bij geen enkel initia-tief bewust gezocht naar een situatie waarin één deelnemer aanwe-zig is die zo’n groot voordeel heeft, dat hij liever de gehele kostenvoor zijn rekening zou nemen dan dat hij het zonder collectief goedzou moeten stellen (Olson, 1965). Zo kennen Veilig Ondernemen,het Keurmerk Veilig Ondernemen en de projecten van VeiligOndernemen vrijwel allemaal meer deelnemers. Dit blijkt ook uittabel 4.1 hiernaast. Binnen de verschillende projecten is er echtereen belangrijke uitzondering. In het Rotterdamse winkelgebiedAlexandrium, dat bestaat uit Alexandrium I, II en III, zijn ruim 200bedrijven actief. In eerste instantie is in dit gebied een pilot VeiligOndernemen opgestart, maar het doel is om uiteindelijk te komentot het Keurmerk Veilig Ondernemen. Op basis van het aantal win-kels zou dit gebied waarschijnlijk een grote ‘latente’ groep zijn. Dewinkels zijn echter in eigendom bij een zeer klein aantal projectont-wikkelaars. Deze hebben een dusdanig belang bij een veilig winkel-centrum, dat zij de benodigde bijdrage leveren. Henk Visser (pro-jectmanager MKB van het OBR): “Alexandrium is erg makkelijk,want daar zit Corio, ING en nog een aantal bedrijven boven, dusdaar doen alle bedrijven mee.” Ondanks de aanwezigheid van 200ondernemers, kan Alexandrium dus gekenmerkt worden als een klei-ne ‘bevoorrechte’ groep.

Veilig Ondernemen. Bij Samen Veilig Ondernemen is de schaalgrootte inveel gevallen beperkter. Zo loopt een project Samen Veilig Ondernemen inwinkelcentrum Hesseplaats in de deelgemeente Prins Alexander. Dit win-kelcentrum biedt onderdak aan ongeveer 40 ondernemers. De pilots VeiligOndernemen vinden daarentegen plaats in gebieden die bestaan uit diver-se winkelstraten en dus vaak een groot aantal ondernemers. Zo vallenonder de pilot Veilig Ondernemen Noord de winkelstratenBenthuizerstraat, Bergweg, Noordmolenstraat, Zwaanshals en deZwartjanstraat. In totaal zijn in deze straten 270 ondernemers actief (Vander Meide, 2004). Overigens vormt ook het winkelgebied in Charlois eenpilot Veilig Ondernemen en in de onderliggende straten KatendrechtseLagedijk, Pleinweg en Wolphaertsbocht zijn in totaal ‘maar’ 82 onderne-mers actief (Van der Meide, 2005). Wel is het gebied uitgestrekt en is ergeen sprake van een gestructureerd (wijk)winkelcentrum. Ook is het aan-tal ondernemers nog altijd aanzienlijk groter dan het gemiddelde aantalondernemers per project Samen Veilig Ondernemen. Voor wat betreft tenslotte het Keurmerk Veilig Ondernemen beperkt de hierboven beschrevenvoorwaarde van een geografische eenheid in belangrijke mate het aantaldeelnemende ondernemers. Hoewel Nederland enkele grotere planmatigopgezette winkelcentra kent, zijn de meeste centra beperkt van omvang(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). In Rotterdam neemt het winkel-centrum Zuidplein deel aan het Keurmerk Veilig Ondernemen en dit win-kelcentrum telt 150 winkels. Voor het overzicht toont tabel 4.1 van iederinitiatief enkele willekeurige voorbeeldprojecten, met daarbij het aantalactieve ondernemers in het gebied.

4.1.3. Groepsclassificatie Olson

In hoofdstuk 2 is uitvoerig aandacht besteed aan de verschillende groe-pen die Olson heeft gedefinieerd en waarvan het gedrag volgens Olson(1965) op voorhand valt te voorspellen. Olson heeft zijn verschillendegroepen dusdanig helder gedefinieerd, dat het mogelijk moet zijn de ver-schillende initiatieven Veilig Ondernemen, Keurmerk Veilig Ondernemenen Samen Veilig Ondernemen te labelen. Voordat we overigens de ver-

Voorbeeldproject Aantal ondernemersSVO - Hesseplaats 40SVO - Binnenhof +/- 30SVO - Beverwaard 32KVO - Zuidplein 150VO Noord 270VO Kralingen 182VO Charlois 82

Tabel 4.1 - Willekeurige winkelgebieden met het aantal aanwezige ondernemers

Page 32: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

32

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

een zichtbaar resultaat leiden en de ondernemers wordt niet vanzelfgeprikkeld om een bijdrage te leveren. Overigens hebben we hier-voor gezien dat binnen de pilot Veilig Ondernemen, het project inAlexandrium een uitzondering vormt en gekarakteriseerd kan wor-den als een kleine ‘bevoorrechte’ groep.

Van het Keurmerk Veilig Ondernemen en dan voornamelijk het pro-ject in het winkelcentrum Zuidplein kan niet simpelweg wordengesteld dat het een tussenliggende of grote ‘latente’ groep is. Hetaantal ondernemers in het winkelcentrum, ongeveer 150, is relatiefgroot. Wel is het Zuidplein een geografische eenheid, een afgeba-kend winkelcentrum zonder andere functies. Dit verhoogt mogelijkde kans dat ondernemers het gevoel hebben dat zij medeverant-woordelijk zijn voor de veiligheid. Toch kan ook bij een aantal van150 ondernemers worden gesteld dat wanneer één ondernemersbesluit zijn bijdrage in te trekken dit niet direct een waarneembaareffect zal hebben op het resultaat van de collectieve actie. Volgensde strikte typologie van Olson kan ook het Keurmerk VeiligOndernemen worden gekenmerkt als een grote ‘latente’ groep.

Tabel 4.2 geeft overzichtelijk weer hoe de verschillende Rotterdamseinitiatieven gekenmerkt kunnen worden volgens Olson’s typologie:

4.2 Transactiekosten en andere economische fac-toren

Hoewel de laatste decennia de problemen rond collectieve actievoornamelijk vanuit een sociale invalshoek worden bekeken, zijn erook economische oplossingsrichtingen. Deze economische invalshoe-ken stammen deels nog uit de tijd dat Olson zijn klassieker ‘TheLogic of Collective Action’ (1965) schreef en individuen voornamelijk

De tussenliggende groepVolgens de classificatie van Olson (1965) en zoals besproken in hoofdstuk2 is er sprake van een tussenliggende groep wanneer een goed doormeer dan één persoon wordt gerealiseerd en de bijdrage van ieder indivi-du waarneembaar is. Het onderscheid tussen een bevoorrechte en tussen-liggende groep ligt in het feit of er één of enkele deelnemers zijn die van-wege het (te verwachten) voordeel alle kosten voor hun rekening willennemen. In een tussenliggende groep zijn deze deelnemers niet aanwezigen komt het op alle deelnemers aan. Het verschil met een grote ‘latente’groep is het feit dat bij een tussenliggende groep de bijdrage en metname het effect van de bijdrage van ieder individu waarneembaar is. Vande Rotterdamse initiatieven kan zeker Samen Veilig Ondernemen als tus-senliggende groep worden gekenmerkt. Zoals hierboven aan de orde isgekomen, ligt het gemiddelde aantal ondernemers in een gebied vanSamen Veilig Ondernemen rond de 35. Naast dit relatief kleine aantalondernemers vinden de projecten vrijwel altijd in lokale winkelcentraplaats die vaak bestaan uit een geografische kleine eenheid die vaakmaar (een deel van) één straat beslaat. In dit kleine gebied is snel duide-lijk welke ondernemers wel en niet deelnemen en wordt het effect van debijdrage van individuele ondernemers redelijk snel zichtbaar.

De grote ‘latente’ groepHoe groter de groep hoe meer zij zal falen om een optimaal collectiefgoed te realiseren en hoe kleiner de kans dat zij zal proberen om zelfseen minimaal goed te realiseren. In een grote groep is de bijdrage vaneen individuele deelnemer per definitie niet zichtbaar. Bij de grootstegroepen kan volgens Olson (1965) een bijdrage van een potentiële deel-nemer doorgaans alleen tot stand komen door het opleggen van sanctiesof het bieden van voordelen die losstaan van het collectieve goed. Demeeste pilots Veilig Ondernemen kunnen worden gekenmerkt als eengrote ‘latente’ groep. Zoals eerder aan de orde gekomen beslaan de pilot-gebieden grote geografische gebieden die bestaan uit verschillende win-kelstraten met een groot aantal ondernemers verspreid over het gebied.Bij de pilot Veilig Ondernemen Noord loopt het aantal ondernemers op totbijna 300. Wanneer sprake zou zijn van volledige participatie kan eenindividuele ondernemer eenvoudig zijn bijdrage intrekken zonder dat ditdirect een zichtbaar effect heeft op het totaalresultaat van collectieveactie. Hoewel het project Veilig Ondernemen Charlois zoals we hebbengezien over een aanzienlijk kleiner aantal ondernemers gaat, kan ook ditproject worden gekenmerkt als een grote latente groep. Het gebied isrelatief groot, waarbij de ondernemers verspreid zitten en vermengd zijnmet andere functies, waaronder een woonfunctie. De individuele bijdragevan een ondernemer zal onder deze omstandigheden niet automatisch tot

Groep1 Grootte Resultaat InitiatiefDe bevoorrechtegroep

Klein Ja optimaal, zelfs zondercoördinatie of organisatie.

KVO Alexandrium

De tussenliggen-de groep

Klein tot(middel)groot

Mogelijk optimaal, maar inieder geval niet zonder coör-dinatie en organisatie.

SVO-projecten

De latente groep Zeer groot Mogelijk alleen wanneersprake is van dwang of ande-re (positieve) prikkels.

KVO ZuidpleinVO-projecten

Tabel 4.2 - Olson’s groepsclassificatie toegepast op de drie initiatieven.1 Olson (1965) gebruikt voor de groepsaanduidingen achtereenvolgens de begrip-pen: ‘single individual’, ‘privileged group’, ‘intermediate group’ en ‘latentgroup’. De ‘single individual’ is in dit onderzoek naar collectieve actie niet rele-vant en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

Page 33: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

33

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

transactiekosten wordt al kort op die uiteenzetting vooruit gelopen.

Pilot Veilig OndernemenDe kostenverdeling komt binnen iedere pilot Veilig Ondernemen opdezelfde wijze tot stand: bij ieder project leggen hetOntwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR), de deelgemeente en de deel-nemende ondernemers elk 25.000 tot 100.000 euro per jaar in. Dehoogte van het bedrag is in de praktijk afhankelijk van de onderne-mers, omdat het aantal deelnemende bedrijven bepaalt hoeveel gelder beschikbaar komt. Vanuit het oogpunt van de ondernemers geldtdat hun inleg verdrievoudigd wordt door de bijdragen van de deelge-meente en het OBR. Henk Visser (projectmanager MKB van hetOBR): “Als je de ondernemers een taak geeft, dan creëer je draag-vlak. Ze voelen zich dan verantwoordelijk voor iets. (…) Op hetmoment dat een ondernemer zelf moet investeren, dan is hij ookbetrokken bij het verhaal, dan heb je draagvlak en hij vindt ook dathijzelf mee moet praten over zijn investering. Het moet winst zijnvoor hem, anders doet hij niet mee. Bij vijf van de zes pilots [VeiligOndernemen, OdV] blijkt dit zo te werken.” Overigens heeft de pilotVeilig Ondernemen als insteek dat de eerste drie jaar de gemeenteen deelgemeenten bijdragen, maar dat na deze periode de onderne-mers zelf volledig in staat zijn het project te dragen, zonder externefinanciering. De organisatiekosten van ieder project die een belang-rijk onderdeel vormen van de transactiekosten worden veelal gedra-gen door de deelgemeente en het OBR. In hoofdstuk 2 is de eco-noom Oliver Williamson aangehaald. Deze econoom heeft de rolbeklemtoond die formele instituties kunnen spelen bij het terugdrin-gen van transactiekosten, kosten voor het monitoren en het afdwin-gen van de afspraken (Putnam, 1993). Wanneer de overheid zorgtvoor de dekking van de transactiekosten, zoals bij VeiligOndernemen het geval is, kunnen de bijdragen van de lokale onder-nemers volledig worden ingezet voor het realiseren van veiligheid enis er een groter waarneembaar effect van de bijdragen. Overigensheeft ook de gelijkmatige verdeling van de kosten over de onderne-mers, de deelgemeente en de gemeente invloed op het waarneem-bare effect van de eigen bijdrage van ondernemers. Als immers denadruk te veel komt te liggen op de bijdrage van de overheid, is hetwaarneembare effect van de eigen bijdrage van ondernemers zeergering. Wordt echter de nadruk gelegd op de noodzakelijke bijdragevan ondernemers en het feit dat de overheid alleen bijdraagt als deondernemer het initiatief neemt, dan wordt de waarneembaarheidvan de eigen bijdrage groter, zelfs groter dan wanneer de overheidniet twee keer hetzelfde bedrag als de ondernemer zou bijdragen.

werden bestempeld als ‘homo economicus’. Hoewel de transactiekostenhet grootste effect hebben in relatie tot de groepsgrootte en een directinvloed hebben op het resultaat van collectieve actie, worden hieronderals afsluiter ook de bijproducten en de step-level functie meegenomen.Deze drie economische factoren zijn gelijk aan de economische oplos-singsrichtingen zoals uiteengezet in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordtuiteengezet in hoeverre de initiatieven Veilig Ondernemen, het KeurmerkVeilig Ondernemen en Samen Veilig Ondernemen de economische oplos-singsrichtingen benutten. Weten zij de transactiekosten laag te houden?Gaan ze nuttig om met de meeropbrengsten binnen ieder project? En tenslotte; weten zij voor veiligheid toch kunstmatige step-level productie-functies te scheppen, zodat iedere lokale ondernemer zijn bijdrage als kri-tiek ervaart?

4.2.1. Transactiekosten

Allereerst de transactiekosten. Transactiekosten spelen een belangrijke rolbinnen processen van collectieve actie. Iedere groep die zich moet organi-seren om een collectief goed te realiseren, wordt geconfronteerd met eenminimum aan organisatorische kosten, ongeacht welk gedeelte van hetcollectief goed daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Onder transactiekostenworden de kosten verstaan die moeten worden gemaakt voor de organi-satie, coördinatie en communicatie van het collectief, zonder dat eendirecte bijdrage wordt geleverd aan de productie van het beoogde goed.Het gaat hierbij niet alleen om daadwerkelijke financiële kosten, maar ookom bijvoorbeeld investeringen in tijd en moeite. In hoofdstuk 2 is gestelddat hoe hoger de transactiekosten, hoe lager het waargenomen effect vande bijdrage en hoe groter de stimulans voor lokale ondernemers om meete liften.

De drie initiatieven gaan ieder op een geheel eigen wijze om met deberekening van bijdragen van (potentiële) deelnemers. Hieronder volgtper project een korte uiteenzetting van de wijze waarop de organisatieplaatsvindt en de hoogte en wijze van toerekening van de transactie-kosten. Hoewel de drie initiatieven ieder op eigen wijze omgaan met definanciering, hebben ze ook minimaal één ding gemeen: zij kennen alle-drie externe partijen die de regierol op zich nemen en bepalend zijn voorde wijze waarop met kosten wordt omgegaan. De externe partijen nemengrotendeels de transactiekosten voor hun rekening, inclusief de investe-ringen in bijvoorbeeld tijd en moeite om de organisatie van het collectievegoed tot stand te brengen. Wanneer vervolgens de transactiekosten aande deelnemers worden doorberekend, gebeurt dit vaak in een financiëlebijdrage. In hoofdstuk 5 wordt uitvoerig op de organisatie van de ver-schillende projecten ingegaan, maar bij deze bespreking van de rol van

Page 34: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

34

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

kening van de kosten bij een project van Samen Veilig Ondernemenkomt pragmatisch tot stand en hangt af van de problemen die moe-ten worden opgelost. Het project richt zich in veel gevallen ondermeer op eenvoudig te realiseren oplossingen, zoals de bekendheidvan de buurtagenten in een specifiek winkelgebied, of het verge-makkelijken van het doen van aangifte door eenvoudige aangiftefor-mulieren. Bij oplossingen die wel een investering vragen, zoals hetplaatsen van rampaaltjes of het inhuren van een particulier beveili-gingsbedrijf, wordt per actie bepaald wat de kosten zijn en welkepartij deze voor haar rekening neemt. Overigens vindt de inventari-satie van de noodzakelijke acties en kosten telkens aan het beginvan het project plaats, zodat voor alle partijen inzicht bestaat in denoodzakelijke investering. De partijen gaan hierbij ook de mogelijk-heden van subsidies na, om de kosten voor de partijen zo laagmogelijk te houden. Omdat de Kamer van Koophandel vaak initia-tiefnemer is en specifieke taken voor haar rekening neemt, blijvende transactiekosten voor ondernemers laag. De Kamer vanKoophandel neemt vaak niet alleen het initiatief, maar zorgt ook datde partijen rond de tafel komen, er contacten met politie, justitie ende politiek worden gelegd, er een goede procesbegeleider en –bege-leiding is en ten slotte verzorgt de Kamer van Koophandel onder-steuning bij een subsidieaanvraag. Hiermee zijn een deel van detransactiekosten gedekt. Zo organiseerde het PlatformCriminaliteitsbeheersing Rotterdam-Rijnmond, een samenwerkings-verband waarvan de Kamer van Koophandel het secreta-riaat voert,voor het project Samen Veilig Ondernemen in Rotterdam-Zuidwijk inmaart 2004 een veiligheidsavond voor ondernemers. Bij een lokaledansschool in de wijk werden de maatregelen van het project gepre-senteerd, konden ondernemers kennismaken met de buurtagentenen konden de ondernemers een gratis training ‘omgaan met agres-sie’ volgen, aangeboden door de Kamer van Koophandel (Kamer vanKoophandel, persbericht 9 maart 2004). Door de bewuste kleinscha-ligheid van de projecten, de nadruk op een betere samenwerkingtussen bestaande partijen en het streven naar eenvoudig te realise-ren maar effectieve maatregelen, blijven de kosten van Samen VeiligOndernemen vaak laag.

4.2.2. Bijproducten

Naast de transactiekosten is een andere belangrijke economischefactor de wijze waarop wordt omgegaan met meeropbrengsten. Inhoofdstuk 2 is een onderzoek van Marks en Croson uit 1998 bespro-ken, waaruit blijkt dat de contributies van participanten significanthoger zijn wanneer de meeropbrengsten worden gestoken in een

Voor de waarneembaarheid van de eigen bijdrage is de wijze waarop dekostenverdeling wordt gecommuniceerd van groot belang. Afhankelijk vande ‘positionering’ van deze specifieke kostenverdeling, kan het een posi-tieve of negatieve bijdrage leveren aan de waarneembaarheid van deeigen bijdrage en hiermee aan de motivatie van (potentiële) participantenom deel te nemen aan een pilot Veilig Ondernemen.

Keurmerk Veilig OndernemenIn tegenstelling tot bijvoorbeeld de Rotterdamse pilot Veilig Ondernemen,ligt de nadruk bij het KVO niet op middelen. Sterker nog, het uitgangs-punt bij het KVO is dat de verschillende partijen niet aanzienlijk meergaan investeren. Het Handboek KVO-W (Stuurgroep Veilig Ondernemen,2003) stelt: “Samenwerking is niet per definitie duurder. De praktijk vanhet KVO-W laat zien dat betere en meer veiligheid in een winkelgebiedhaalbaar en betaalbaar is: de betrokken partners kunnen meer doen metdezelfde inspanningen en voor hetzelfde geld. Dat komt omdat ieder van-uit zijn eigen verantwoordelijkheid zijn mogelijkheden op die van deanderen afstemt. (…) De samenwerking zorgt ervoor dat iedereen zijninspanningen voor veiligheid zó op die van de andere partners afstemtdat zij elkaar versterken. De praktijk van het KVO-W wijst uit dat daar-mee een groter resultaat bereikt wordt dan de som der delen.” In hetstappenplan voor het KVO-W bevat de allereerste stap het opstellen vaneen voorlopige begroting voor in te zetten uren per organisatie, project-leiding, procesbegeleiding, communicatie, PR-kosten, vergaderaccomoda-tie, algemene fysieke en organisatorische maatregelen en ten slotte decertificeringskosten (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). PaulSmolders (projectleider KVO-Zuidplein): “Bij het KVO Rotterdam-Zuidpleinbedragen de totale kosten ongeveer 25.000 euro. Dit bedrag is inclusiefde certificering door certificeringsbureau KIWA. De kosten worden gedra-gen door de deelgemeente en de Meeus Groep die de vereniging vaneigenaren van het winkelcentrum vormt. De ondernemersvereniging ofindividuele ondernemers betalen niet mee aan het keurmerk.” Het totstand brengen van een KVO-samenwerking stuit in de praktijk meestaldan ook niet op grote problemen. De methode is eenvoudig en (relatief)niet duur (Dander, 2005).

Samen Veilig OndernemenBij de projecten Samen Veilig Ondernemen slaan ondernemers, politie,(deel)gemeente, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en de Kamer vanKoophandel de handen ineen om de criminaliteit in een specifiek gebiedterug te dringen. De Kamer van Koophandel neemt hierbij vaak het initia-tief om de partijen rond te tafel te krijgen en ondernemers, maar ook deandere partijen, te motiveren en stimuleren om deel te nemen. De bere-

Page 35: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

35

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

en worden de bijdragen van de deelnemende partijen per maatregelvoldaan (Kamer van Koophandel, www.kvk.nl). Het is dus onmoge-lijk om tot meeropbrengsten te komen en binnen het project SamenVeilig Ondernemen wordt dus net als bij de andere twee initiatievenook niet geïnvesteerd in een nieuw collectief goed met een continueproductiefunctie.

Van de Rotterdamse initiatieven Veilig Ondernemen, Keurmerk VeiligOndernemen en Samen Veilig Ondernemen produceert er geenenkele standaard een nieuw collectief goed dat wordt gefinancierdmet de meeropbrengsten binnen het project. Dit komt grotendeelsdoor de wijze waarop binnen de initiatieven de kosten worden bere-kend en verdeeld. Ondanks de verschillen in de financieringsstruc-tuur en projectopzet van de drie verschillende initiatieven, is het bijieder initiatief vrijwel onmogelijk om tot meeropbrengsten te komendie worden geïnvesteerd in een collectief goed met een continueproductiefunctie.

Selective incentivesHierboven is al kort aangehaald dat binnen de pilot VeiligOndernemen regelmatig zogenaamde ‘selective incentives’ wordengeproduceerd. In hoofdstuk 2 wordt het begrip ‘selective incentive’van Olson (1965) besproken, als tegenhanger van het onderzoekvan Marks en Croson. Olson omschrijft een situatie waarbij individu-en die een grote ‘latente’ groep vormen zichzelf toch succesvol orga-niseren, ondanks de sociale dilemma’s, namelijk als naast het niet-uitsluitbare collectieve goed ook uitsluitbare bijproducten totstand-komen. Zoals hierboven aan de orde is gekomen produceert de pilotVeilig Ondernemen geen collectieve goederen met een continue pro-ductiefunctie die worden geproduceerd van de meeropbrengsten.Wel wordt bij verschillende projecten binnen de pilot VeiligOndernemen geïnvesteerd in min of meer private goederen die over-eenkomen met Olson’s ‘selective incentives’. Als één van de maatre-gelen kunnen namelijk private beveiligers worden ingezet in hetbetreffende gebied. Deze beveiligers houden naast de politie eenoogje in het zeil. Hoewel min of meer alle ondernemers van de aan-wezigheid van deze beveiligers profiteren, hebben de surveillanteneen duidelijke private functie. Henk Visser (projectmanager MKB vanhet OBR): “Deelnemers van Veilig Ondernemen krijgen een winkel-scan aangeboden en een training voor zichzelf en het personeel. Pasdaarna kunnen ze [gratis, OdV] een beroep doen op de beveiligers.(…) Een dief gaat op een gegeven moment naar winkels toe diegeen winkelscan hebben gehad en ook hun personeel niet getraind

nieuw collectief goed met een continue productiefunctie (Ostrom, 2002).Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het planten van bomen bijeen tunnel die door collectieve actie tot stand is gekomen en waarbij debomen worden betaald met het geld dat over is van de tunnelbouw. Debomen leveren een continue bijdrage aan schone lucht en van de voorde-len hiervan kan niemand worden uitgesloten.

Bij Veilig Ondernemen komt de financiering tot stand via een kostenver-deling tussen de deelnemende ondernemers, de betreffende deelgemeen-te en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR). Ondernemers moetenper jaar een bedrag tussen de 25.000 euro en 100.000 euro inzetten endit bedrag wordt vervolgens ook bijgedragen door de deelgemeente enhet OBR. De inleg van ondernemers wordt dus als het ware verdrievou-digd. Het totaal besteedbare bedrag is in de praktijk geheel afhankelijkvan de hoogte van de inleg van de deelnemende ondernemers.Vervolgens wordt op basis van het beschikbare bedrag gekeken welkemaatregelen kunnen worden ondernomen. In de praktijk blijkt er vaakniet veel geld over te blijven, omdat alles wordt geïnvesteerd in noodza-kelijke maatregelen om de veiligheid te verbeteren. Overigens ontstaanbij Veilig Ondernemen wel zogenaamde ‘selective incentives’ zoals Olsonze noemde. In hoofdstuk 2 zijn deze beschreven en later dit hoofdstukhierover meer. Net als bij de pilot Veilig Ondernemen worden bij hetKeurmerk Veilig Ondernemen ook geen meeropbrengsten gecreëerd dieworden geïnvesteerd in nieuwe collectieve goederen. Dit heeft vooral temaken met de uiterst beperkte stroom van financiële middelen. In tegen-stelling tot bijvoorbeeld de Rotterdamse pilot Veilig Ondernemen, ligt denadruk bij het KVO niet op middelen. Sterker nog, het uitgangspunt bijhet KVO is dat de verschillende partijen niet aanzienlijk meer gaaninvesteren. Het Handboek KVO-W (Stuurgroep Veilig Ondernemen, 2003)stelt: “Samenwerking is niet per definitie duurder. De praktijk van hetKVO-W laat zien dat betere en meer veiligheid in een winkelgebied haal-baar en betaalbaar is: de betrokken partners kunnen meer doen metdezelfde inspanningen en voor hetzelfde geld.” Als er geen extra geldstro-men op gang komen en de bijdragen van de verschillende ondernemersen partijen worden afgestemd op de noodzakelijke acties, is het onmoge-lijk tot meeropbrengsten te komen die kunnen worden geïnvesteerd innieuwe collectieve goederen. Ten slotte wordt bij het project Samen VeiligOndernemen bij de start van het project geïnventariseerd wat de gewen-ste acties of maatregelen zijn. Hierbij wordt door de betrokken partijenook direct bepaald wat de kosten van de maatregelen zijn en wie dezekosten dient te dragen. Deze inventarisatie wordt gemaakt bij het opstel-len van een plan van aanpak tijdens de allereerste fase van het project.Na deze inventarisatie worden de verschillende maatregelen uitgevoerd

Page 36: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

36

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

som leidt niet tot een verdrievoudiging door de deelgemeente en hetOBR. Deze constructie kan door de overheid of de ondernemers,mits juist gecommuniceerd (zie kader 4.1), worden ingezet als step-level productiefunctie die de participatiegraad van ondernemers ver-hoogd.

4.3 Conclusies

• De meeste pilots Veilig Ondernemen kunnen worden geken-merkt als een grote ‘latente’ groep. De pilotgebieden beslaan vaakgrote geografische gebieden die bestaan uit verschillende winkel-straten met een groot aantal ondernemers verspreid over hetgebied. Wat betreft transactiekosten worden deze in verreweg demeeste gevallen gedragen door de deelgemeente en het OBR,waardoor de bijdragen van lokale ondernemers volledig wordeningezet voor het realiseren van veiligheid in de openbare ruimte.De pilot Veilig Ondernemen produceert naast de veiligheid geengoed met een continue productiefunctie, wel realiseren enkele pro-jecten binnen de pilot ‘selective incentives’ volgens de theorie vanOlson. Een voorbeeld hiervan zijn de particuliere surveillanten,waarop winkeliers pas een beroep kunnen doen na een winkelscanen het volgen van een training.

• Hoewel de gebieden bij het Keurmerk Veilig Ondernemengeografisch afgebakende eenheden vormen, moeten zij gezien degrote aantallen ondernemers (150 bij het winkelcentrum Zuidplein)strikt worden gekenmerkt als een grote ‘latente’ groep. HetKeurmerk Veilig Ondernemen Alexandrium vormt hierop een uit-zondering, omdat hier enkele projectontwikkelaars de kosten enuitvoering van het keurmerk voor hun rekening nemen. De trans-actiekosten worden vaak verdeeld onder de lokale overheid en deeigenaar of eigenaren van het winkelcentrum. In het voorbeeldvan het KVO Zuidplein delen de deelgemeente en de eigenaar vanhet winkelcentrum de transactiekosten, inclusief de kosten voorcertificering. De ondernemers dragen geen transactiekosten. Erzijn evenals bij de pilot Veilig Ondernemen geen meeropbrengstendie worden geïnvesteerd in goederen met een continue productie-functie.

• De projecten volgens de aanpak Samen Veilig Ondernemenkunnen als tussenliggende groep worden gekenmerkt. In de kleinewinkelgebieden is snel duidelijk welke ondernemers wel en nietdeelnemen en het effect van de bijdrage van individuele onderne-mers wordt redelijk snel zichtbaar. De Kamer van Koophandel isvaak initiatiefnemer en deze organisatie neemt een groot deel vande transactiekosten voor haar rekening. De transactiekosten voor

hebben.” De beveiligers die actief zijn binnen de pilot Veilig Ondernemenkunnen dus niet worden getypeerd als een collectief goed en zijn dus nietvan toepassing op het onderzoek van Marks en Croson. Er kan niet vanuiteen aansluiting bij dit onderzoek gesteld worden dat ze voor ‘significanthogere contributies van participanten leiden’. De private beveiligers kun-nen echter wel getypeerd worden als een ‘selective incentive’ uit de theo-rie van Olson. De in hoofdstuk 2 besproken kritiek op dit deel van Olson’stheorie gaat in dit geval niet op. De beveiligers kunnen niet onder dezelf-de voorwaarden en voor een lagere prijs door concurrenten worden inge-zet. De inzet van de beveiligers wordt binnen de pilot Veilig Ondernemenimmers gekoppeld aan de inzet van andere maatregelen binnen de pilot;de winkelscan en de personeelstraining. Samengevat investeert de pilotVeilig Ondernemen dus niet standaard meeropbrengsten in collectievegoederen, maar is het voor de projecten binnen de pilot wel mogelijk teinvesteren in private goederen die volgens Olson kunnen leiden tot eensuccesvolle organisatie van collectieve actie binnen grote ‘latente’ groe-pen.

4.2.3. Step-level productiefunctie

Hoofdstuk 2 behandelde bij de economische oplossingsrichtingen de step-level productiefunctie. Er is sprake van een step-level productiefunctiewanneer een collectief goed pas tot stand komt vanaf k participanten. Deacties van een aantal tot deze k participanten maakt geen verschil in deuitkomsten die worden gerealiseerd. Denk bijvoorbeeld heel eenvoudigaan de realisatie van een brug, waarvoor het noodzakelijk is dat eenbepaald aantal ondernemers bijdragen. Tot de gehele realisatie van debrug levert meeliften niets op, omdat het over een halve brug moeilijk rij-den is. Anders gezegd; tot het goed daadwerkelijk totstandkomt is hetniet mogelijk om mee te liften en zullen lokale ondernemers sneller erva-ren dat hun bijdrage kritiek is voor de totstandkoming van de veiligheid inde openbare ruimte. In hoofdstuk 2 is al gesteld dat veiligheid van natureniet gekenmerkt wordt door een step-functie. Een collectief kan beginnenmet het nemen van maatregelen, zodra de eerste bijdragen binnen zijn.Alleen wanneer dusdanige kapitaalintensieve maatregelen nodig zijn datdaar een aantal vanaf k participanten nodig is, ontstaat een ‘kunstmatige’step-level functie. Bij het Keurmerk Veilig Ondernemen en Samen VeiligOndernemen is dit niet het geval en komt de step-level functie niet voor.De pilot Veilig Ondernemen wijkt op het gebied van kostenverdeling ech-ter enigszins af. Zoals eerder uitgebreid aan de orde is gekomen, wordende bijdragen van de ondernemers voor eenzelfde bedrag aangevuld doorde deelgemeente en vervolgens ook door het OBR. Zij doen dit echter paswanneer de ondernemers minimaal een bedrag van € 25.000,00 bijeenhebben gebracht. Elke bijdrage van het collectief ondernemers onder deze

Page 37: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

37

4. Groepsgrootte en financiële consequenties

ondernemers blijven hierdoor laag. Ook bij Samen Veilig Ondernemenontstaan er door de wijze van financieren geen meeropbrengsten diekunnen worden geïnvesteerd in goederen met een continue productie-functie.

Communicatie over deelnamekosten Veilig Ondernemen tussen winkeliers

Hieronder allereerst een citaat uit de Nieuwsbrief Veilig OndernemenCharlois (Winkeliersverenigingen Hart van Charlois e.a., 2003), vervolgenseen alternatieve communicatieboodschap die mogelijk beter zou inspelenop de step-level productiefunctie.‘Het aanbod van de gemeente Rotterdam en de deelgemeente Charloisaan de ondernemers is dat voor iedere € die de ondernemer inzet om vei-ligheid te verbeteren de gemeente en deelgemeente er ieder een € bij-leggen. Samen bepalen de ondernemers en participanten waar dit geldvoor beveiligingsmaatregelen aan geïnvesteerd wordt. Er is door deWethouder wel een minimum jaarbedrag neergezet om de pilot te kunnenstarten, namelijk € 25.000,- wat door de gemeente en deelgemeente ver-hoogt wordt tot € 75.000,-. Nu is € 25.000,- een berg geld, maar alszoveel mogelijk ondernemers lid worden van de winkeliersvereniging danwordt het bedrag dat de ondernemers individueel moeten betalen lager.Voorbeeld:€25.000,— gedeeld door 25 leden is per lid € 1.000,— per jaar.€25.000,— gedeeld door 50 leden is per lid € 500,— per jaar.€25.000,— gedeeld door 75 leden is per lid € 334,— per jaar.€25.000,— gedeeld door 100 leden is per lid € 250,— per jaar.Samen kunnen wij zorgen dat per ondernemer de investering lager wordt.Word lid van de winkeliersvereniging en sta samen als ondernemers vooreen nog veiliger winkelgebied. Samen staan wij sterker!’

Al met al een uiterst wervende en heldere tekst. Het opgestelde reken-voorbeeld beschrijft echter voornamelijk het voordeel van nieuwe deel-nemers voor huidige participanten en is weinig wervend. Een alternatievetekst die inspeelt op de step-level productiefunctie op de participatie-graad zou als volgt kunnen luiden: ‘Wanneer we als ondernemers inCharlois samen minimaal € 25.000,00 bijdragen aan de veiligheid van hetwinkelgebied, leggen de deelgemeente en de gemeente hier ieder een-zelfde bedrag bij. Onze inleg wordt dus verdrievoudigd! Inmiddels heeft60% van de Charloisse ondernemers aangegeven bij te willen dragen aande veiligheid van het winkelgebied en staat de teller op € 20.000,00. Nog€ 5.000,00 en we ontvangen € 50.000,00 van de gemeente voor het ver-beteren van ons winkelgebied. Draag jij ook bij?’

Kader 4.1 - Het gebruik van de step-level productiefunctie bij de pilot VeiligOndernemen.

Page 38: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

“Voor een betere samenwerking tussen de

verschillende partijen en de ondernemers

is een goede organisatiegraad bij de

ondernemers onontbeerlijk. Die belang-

rijke organisatiegraad kom je vooral

tegen in kleine winkelgebieden.”Tekst: Leon Hoek, Kamer van Koophandel

55.. GGeebbiieeddssbbeeppaalliinnggeenn iinnbbeeddddiinngg

Ondernemers aan de Vlietlaan nemen deel aan het project Veilig Ondernemen Kralingen

De Rotterdamse praktijk...

Page 39: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

39

5. Gebiedsbepaling en inbedding

ven toekijken. Die gaan ervan uit dat onveiligheid alleen een pro-bleem voor de politie of de overheid is. Dat is natuurlijk onzin”,aldus Van Sluis (Weltens, 2005). Ondanks de problemen en uitda-gingen op dit gebied stellen de drie initiatieven de aanwezigheid vaneen actieve ondernemersvereniging allen als voorwaarde. Hieronderwordt ingegaan op de geldende ‘sociale’ criteria voor de gebiedenwaarin de initiatieven Veilig Ondernemen, Keurmerk VeiligOndernemen en Samen Veilig Ondernemen worden ondernomen ende sociale netwerken die in de betreffende gebieden aanwezig zijn.Alle drie de initiatieven erkennen de noodzaak van een bestaandnetwerk van de aanwezige ondernemers. Dit bestaande netwerkheeft echter bij ieder initiatief een andere omvang. Dit komt groten-deels door verschillen in schaalgrootte. Zoals in hoofstuk 4 aan deorde is gekomen, stellen de drie initiatieven verschillende eisen aanhet gebied waarin het opgestart kan worden. Hieronder wordt duide-lijk dat alledrie de initiatieven een actief ondernemersnetwerk eisen,maar dat de initiatieven dit netwerk elk op hun eigen manier inpas-sen in een eigen concept.

Veilig OndernemenIn de Rotterdamse wijk Noord vindt een pilot Veilig Ondernemenplaats in een gebied met diverse winkelstraten en in totaal bijna 300ondernemers. Ondanks deze schaalgrootte is bij de start wel geke-ken naar aanwezige en actieve ondernemersnetwerken. De aanwe-zigheid van een functionerende ondernemersorganisatie, waarvandirect gebruik kan worden gemaakt bij de start van VeiligOndernemen is een voorwaarde (Weltens, 2005). Toen men in 2002de pilot Veilig Ondernemen in Rotterdam wilde opstarten is insamenwerking met de deelgemeenten en wijkeconomen gezochtnaar gebieden die een extra inzet behoefden om te voorkomen datze in een neerwaartse spiraal terecht kwamen. Daarnaast was ookde aanwezigheid van een actief ondernemersnetwerk een voor-waarde. Uiteindelijk zijn alleen de gebieden geselecteerd met actieveen betrokken ondernemers. Henk Visser (projectmanager MKB vanhet OBR): “Van de eerste zes [geselecteerde, OdV] gebieden zijn ertwee later afgevallen. Van de twee gebieden die zijn afgevallen wasbij de één de organisatiegraad wel hoog, alleen de afstemmingonderling was er niet. In het andere gebied kon men niet aan definanciën komen en zij men: ‘alles wat buiten mijn deur gebeurt, isvoor de overheid, daar doen wij niets aan.’”

Uiteindelijk zijn voor de pilot Veilig Ondernemen alleen gebiedengeselecteerd met een actief ondernemersnetwerk. De pilot wil

In het vorige hoofdstuk is vooral gekeken naar ‘harde’ oplossingsrichtin-gen in de lijn van Olson’s werk uit 1965. De discussies rond collectieveactie werden toen voornamelijk gevoerd door economen. De afgelopendecennia is het blikveld bij de analyse van de dilemma’s van collectieveactie echter meer verschoven van economische naar sociale aspecten. Inhoofdstuk 2 is gesteld dat collectieve actie het beste van de grond komtin bestaande gebieden met voldoende sociaal kapitaal. Vertaald naarlokale ondernemers betekent dit dat er sociale netwerken moeten bestaantussen de aanwezige ondernemers en dat deze netwerken worden geken-merkt door samenwerking, vertrouwen en reciprociteit. In dit hoofdstukwordt ingegaan op de kenmerken van de gebieden waarin de verschillen-de initiatieven Veilig Ondernemen, Keurmerk Veilig Ondernemen enSamen Veilig Ondernemen plaatsvinden. Daarnaast wordt ook weergege-ven hoe de verschillende projecten zich in deze gebieden inbedden ofwelorganiseren.

5.1 Bestaande gebiedsnetwerken

In hoofdstuk 2 is gesteld dat vrijwillige samenwerking gemakkelijker totstand komt in een lokale samenleving die een aanzienlijke hoeveelheidsociaal kapitaal bezit, in de vorm van normen van reciprociteit en netwer-ken van burgerschapszin. Sociaal kapitaal refereert hier aan de kenmer-ken van sociale organisatie, zoals vertrouwen, normen en netwerken diede efficiency van de samenleving kunnen verbeteren door gecoördineerdeacties te faciliteren (Putnam, 1993). Of het nu gaat om individuele bewo-ners in een buurt, of in het geval van dit onderzoek de ondernemers,altijd speelt ‘vertrouwen’ een sleutelrol. Nog voor er sprake is van collec-tieve actie dient dit vertrouwen tot stand te komen via een eerste net-werk. In het geval van lokaal ondernemerschap is het in de meeste geval-len een ondernemersvereniging die mogelijkheden biedt voor onderlingcontact en wederzijds vertrouwen tussen de aanwezige ondernemers ineen gebied.

De ondernemersverenigingen bieden de ondernemers de mogelijkhedenvoor persoonlijk onderling contact. Dit persoonlijke contact tussen onder-nemers is belangrijk om onderling vertrouwen te kunnen generen en debasis te leggen voor succesvolle collectieve actie. Ondanks de voordelendie er voor ondernemers zijn, is een actieve ondernemersvereniging geenvanzelfsprekendheid. Dit ondervindt ook de gemeente Rotterdam bij haarveiligheidsbeleid. In 2003 sprak wethouder Van Sluis (EconomischeZaken) tijdens een stadsdebat over de betrokkenheid van ondernemersbij de kwaliteit van de openbare ruimte: “Voorwaarde is dat winkeliers enbedrijven zich beter organiseren. Ik maak regelmatig mee dat onderne-mers klagen over criminaliteit, maar zelf met hun armen over elkaar blij-

Page 40: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

40

5. Gebiedsbepaling en inbedding

kunnen verbeteren. Hierbij spelen de ondernemers een belangrijkerol. Het belang van een goed ondernemersnetwerk is dan ook mee-genomen bij de opzet van het initiatief. In hoofdstuk 4 werd duide-lijk dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de pilot Veilig Ondernemen,het project Samen Veilig Ondernemen met name plaatsvindt in klei-ne gebieden. Leon Hoek (Kamer van Koophandel): “Samenwerkingis binnen het project Samen Veilig Ondernemen het sleutelwoord.Het gaat dan om een betere samenwerking tussen bijvoorbeeldondernemers, de politie, de deelgemeente en de ROTEB. Voor eenbetere samenwerking tussen de verschillende partijen en de onder-nemers is een goede organisatiegraad bij de ondernemers onont-beerlijk. Die belangrijke organisatiegraad kom je vooral tegen inkleine winkelgebieden. Terwijl de gemeente bij de pilot VeiligOndernemen vooral uitkwam bij grote winkelgebieden, richten wijons dus vooral op de kleine gebieden zoals compacte wijkwinkelcen-tra.”

5.1.1. Actieve ondernemers en schaalgrootte

Hoewel elk van de drie initiatieven de aanwezigheid van een actiefondernemersnetwerk bij de start van het initiatief als voorwaardestelt, vult ieder project dit op haar eigen wijze in. De pilot VeiligOndernemen selecteert op basis van aanwezige actieve ondernemersdie bereid zijn te investeren in de openbare ruimte. Hierbij wordenniet of nauwelijks eisen gesteld aan de omvang van het gebied ofhet aantal aanwezige ondernemers. Bij het Keurmerk VeiligOndernemen is naast de eis van een actief ondernemersnetwerk ookde voorwaarde opgenomen dat het betreffende gebied een geografi-sche eenheid dient te zijn. Deze twee voorwaarden vormen sameneen duidelijk pakket van eisen, waaraan alleen specifieke gebiedenvoldoen. Het project Samen Veilig Ondernemen stelt dat een actiefondernemersnetwerk voornamelijk ontstaat in kleiner verband enricht zich tenslotte dan ook op kleinere winkelgebieden.

Zoals in hoofdstuk 2 is gebleken, vormt ook bij de aanwezigheid vanactieve ondernemersnetwerken de schaalgrootte een duidelijkescheidslijn tussen de initiatieven. Met name de pilot VeiligOndernemen verbindt de eis van actieve ondernemers niet aan deomvang van het winkelgebied. In de praktijk blijkt de gebiedsom-vang echter wel degelijk invloed te hebben op de deelname vanondernemers. Die betrokkenheid blijkt namelijk deels af te hangenvan de grootte van het winkelgebied. Zo heeft de omvang van eenwinkelgebied logischerwijs consequenties voor de winkels die zich ervestigen. Landelijke ketens kiezen bijvoorbeeld sneller voor grote

gebruikmaken van het aanwezige sociaal kapitaal, in de geest van de eer-der aangehaalde Putnam (1993). Een voorbeeld hiervan is de pilot in deRotterdamse wijk Charlois. Bij de start van iedere pilot stellen de deelne-mende partijen (gemeente, deelgemeente en ondernemers) een conve-nant op dat door alle partijen wordt ondertekend. In Charlois is het con-venant op 4 juli 2003 ondertekend door de CharloisseWinkeliersvereniging en de ondernemersvereniging Hart van Charlois.Beide ondernemersverenigingen vertegenwoordigen de deelnemendeondernemers in de pilot en zijn hierdoor het aanspreekpunt van beideandere partners, de gemeente en de deelgemeente. Overigens heeft hetfeit dat er twee actieve ondernemersverenigingen zijn alles te maken metde geografische omvang van het gebied. In hoofdstuk 4 is al gesteld dathet aantal ondernemers van de pilot Veilig Ondernemen in Charloisbeperkt is, maar dat het project plaatsvindt op en rond drie grote stratendie geen afgesloten geografische eenheid vormen. Dit project toont weldat de pilot Veilig Ondernemen de aanwezigheid van actieve onder-nemersnetwerken niet alleen als voorwaarde stelt, maar dat zij er ookdaadwerkelijk actief gebruik van maakt binnen de pilot.

Keurmerk Veilig OndernemenOok bij het Keurmerk Veilig Ondernemen let men bij de start van eenproject op de organisatiegraad van ondernemers. Het KVO, ontwikkelddoor het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, betreft een certifi-ceringregeling die ontwikkeld is voor groepen bedrijven die een geografi-sche eenheid vormen, zoals bedrijventerreinen en winkelcentra.Uitgangspunt bij het Keurmerk Veilig Ondernemen is dat er een duurzamesamenwerkingsrelatie is tussen politie, gemeenten, ondernemers enandere betrokken organisaties (ILV, 2001). En hiernaast zijn aanvullendecriteria voor een winkelgebied dat in aanmerking wil komen voor het KVOonder meer de aanwezigheid van een actieve ondernemersvereniging eneen zekere mate van commitment van alle betrokken partijen(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). Het KVO gaat dus niet alleen uitvan een bestaand actief netwerk van ondernemers, maar ook van eensituatie waarin dit netwerk ‘vertrouwen’ genereert en ondernemersbetrokken zijn bij elkaar en het gebied waarin ze actief zijn. Om te waar-borgen dat het initiatief inderdaad plaatsvindt in een gebied met eenactief ondernemersnetwerk, maakt een analyse van de organisatiegraadstandaard onderdeel uit van het stappenplan om te komen tot een KVO(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005).

Samen Veilig OndernemenSamen Veilig Ondernemen heeft als belangrijkste doel het verbeteren vande samenwerking tussen de partijen die de veiligheid in een winkelgebied

Page 41: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

41

5. Gebiedsbepaling en inbedding

Veilig OndernemenAllereerst kiest de pilot Veilig Ondernemen voor een formele organi-satie. Bij de start van een project Veilig Ondernemen worden inten-ties en basisafspraken tussen partners vastgelegd in een convenant.Het convenant geldt als bezegeling van de samenwerking. In hetconvenant geven de partners aan zich in te zetten voor de veiligheidin een bepaald winkelgebied en expliciteren zij hoe ze dat willenbereiken, inclusief daarvoor benodigde en toegezegde middelen(Weltens, 2005). Zo vertegenwoordigen de CharloisseWinkeliersvereniging, NettoMarkt, ondernemersvereniging Hart vanCharlois en Laurus alle ondernemers bij het project VeiligOndernemen Charlois (zie kader 5.1). Overigens wordt de formeleorganisatie van de pilot Veilig Ondernemen, anders dan bij de ande-re initiatieven, centraal vastgelegd. De pilot is immers een centraalinitiatief van de gemeente Rotterdam om de ondernemers te betrek-ken om zo de veiligheid in de openbare ruimte te verbeteren. Binnende pilot Veilig Ondernemen vinden verschillende projecten plaats.Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) voert de regie over dezeprojecten en stemt af met het gemeentelijk programmabureauVeilig, ondernemers en de deelgemeenten.

Keurmerk Veilig OndernemenBij het Keurmerk Veilig Ondernemen is ieder project opzichzelf-staand en vindt er geen centrale coördinatie plaats zoals bij de pilotVeilig Ondernemen. Wel maakt een formele borging van het projectonderdeel uit van het stappenplan om een Keurmerk VeiligOndernemen op te starten. Wanneer een gebied is geselecteerd, ishet allereerste doel van het Keurmerk Veilig Ondernemen het reali-seren van een krachtig lokaal samenwerkingsverband tussen

winkelcentra, met een grote aantrekkingskracht op potentiële klanten,terwijl relatief kleine wijkwinkelcentra voornamelijk worden gevormd doorkleine zelfstandigen. De aanwezigheid van grote professionele winkelke-tens met hoge omzetten is in de praktijk niet altijd een voordeel voor deorganisatiegraad van ondernemers en zeker geen garantie voor debetrokkenheid bij het verbeteren van de veiligheid in het winkelgebied.Henk Visser (projectmanager MKB van het OBR): “Het is erg moeilijk omde grote ondernemers te betrekken in het verhaal. Vaak staat er een zet-baas of een winkelmanager in en die zegt: ‘ik ben afhankelijk van hethoofdkantoor’.” Gevolg hiervan is dat deze winkels niet betrokken zijn bijhet verbeteren van de veiligheid in het winkelgebied of dat ze een finan-ciële bijdrage leveren, maar verder geen betrokkenheid tonen.

Alledrie de initiatieven stellen voorwaarden aan de organisatiegraad vanondernemers voor een project wordt opgestart. Het Keurmerk VeiligOndernemen, de pilot Veilig Ondernemen en Samen Veilig Ondernemenvullen deze voorwaarden echter ieder anders in en stellen hierdoor ver-schillende eisen aan een gebied waarin mogelijk een project opgestart zalworden. Nadat hierboven aandacht is besteed aan het belang dat de ver-schillende initiatieven aan de organisatiegraad in een winkelgebied stel-len, komt vervolgens hieronder aan de orde op welke wijze de initiatievenhet actieve ondernemersnetwerk inbedden in het project. Hoe wordenprojecten georganiseerd en op welke wijze worden ondernemersnetwer-ken van burgerschapszin en vertrouwen geborgd?

5.2 Organisatie collectieve actie

Tot nu toe is aan de orde gekomen in welke gebieden de verschillendeprojecten plaatsvinden, op welke wijze financiën een rol spelen en welkeeisen de projecten stellen aan de organisatiegraad van ondernemers inpotentiële projectgebieden. Wanneer eenmaal een gebied is geselecteerd,is het belangrijk om na te gaan hoe de verschillende initiatieven gebruik-maken van de aanwezige ondernemersnetwerken en hoe zij deze borgenin hun organisatie. Hieronder wordt aangegeven op welke wijze de pilotVeilig Ondernemen, het Keurmerk Veilig Ondernemen en Samen VeiligOndernemen zich organiseren in een geselecteerd gebied en op welkewijze zij de ondernemers in hun organisatie inbedden.

5.2.1. Participatie tijdens opstartfase

De verschillende initiatieven verschillen in de wijze waarop ze het projectorganiseren. Hiervoor is aan de orde gekomen dat alledrie de initiatievende participatie van ondernemers noodzakelijk achten, maar er blijken ver-schillende manieren om de deelname van ondernemers in de projectorga-nisatie te borgen.

Veilig Ondernemen CharloisOp 4 juli 2003 hebben de gemeente Rotterdam, deelgemeenteCharlois, ondernemersvereniging Charloisse Winkeliersvereniging,NettoMarkt, ondernemersvereniging Hart van Charlois en Laurus hetConvenant Veilig Ondernemen Charlois ondertekend. Het convenantgeldt voor het gebied Wolphaertsbocht, Katendrechtse Lagedijk enCarnisse en loopt tot 31 december 2005. Per jaar dragen de onder-nemers, de deelgemeente en het OBR namens de gemeente ieder€25.000,- bij aan het project. Vanaf 2006 moeten de ondernemersde activiteiten binnen het project zelfstandig kunnen voortzetten,zonder bijdrage van de gemeente en de deelgemeente.

Kader 5.1 - Het convenant van Veilig Ondernemen Charlois

Page 42: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

42

5. Gebiedsbepaling en inbedding

lossen door alleen al partijen in gesprek te brengen. Dit kost hele-maal geen geld”, aldus Leon Hoek (Kamer van Koophandel).

Wanneer gekeken wordt naar de borging van de deelname vanondernemers bij de start van de verschillende initiatieven, zijn eropmerkelijke verschillen. De pilot Veilig Ondernemen en hetKeurmerk Veilig Ondernemen kiezen allebei voor een formele pro-jectorganisatie, met een convenant of de oprichting van een rechts-persoon. De participatie van ondernemers is geborgd doordat deondernemers een formele samenwerkingspartner zijn die het for-mele startdocument (het convenant of de oprichting van een rechts-persoon) ondertekenen. Samen Veilig Ondernemen kiest voor eenandere aanpak. Bewust kiest dit project voor een informele aanpak,waarbij de verschillende partijen eerst rond de tafel worden gezetom met elkaar in gesprek te raken. Er worden bij de start geenfinanciële afspraken gemaakt en over een financiële bijdrage vanondernemers wordt pas gesproken als er daadwerkelijk maatregelenworden opgestart. Dit laatste gebeurt pas als de samenwerking zichheeft bewezen.

Nu bekend is hoe de verschillende initiatieven worden opgestart, ishet belangrijk te kijken hoe de initiatieven na de start worden uitge-voerd. Alleen borging van ondernemersparticipatie bij de start isonvoldoende, juist in de fase daarna, wanneer het tot daden moetkomen, is het belangrijk de participatie te borgen.

5.2.2. Participatie tijdens uitvoeringsfase

Hierboven is aan de orde gekomen hoe de inzet van ondernemerswordt gewaarborgd tijdens de opstartfase van de verschillende initi-atieven. Hierbij zijn opvallende verschillen aan de orde gekomen.Het hoofdstuk eindigt met een analyse van de participatie vanondernemers tijdens de uitvoeringsfase. Op welke wijze is de partici-patie van ondernemers gewaarborgd wanneer het daadwerkelijk totactie moet komen? In dit hoofdstuk gaat het voornamelijk om deorganisatie tijdens de uitvoeringsfase. De communicatie tussenondernemers onderling en de begeleidings-, project- of werkgroepen de ondernemers komt specifiek het volgende hoofdstuk aan deorde.

Veilig OndernemenAllereerst de pilot Veilig Ondernemen. Wanneer in een winkelgebiedgestart wordt met de Veilig Ondernemen-aanpak wordt vaak eenbegeleidingscommissie geformeerd die het project tijdens de hele

publieke en private partijen zoals ondernemers, gemeente en politie(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). Het KVO gaat er vanuit datpubliek-private samenwerking vrijwillig maar niet vrijblijvend is. Voor eenKVO is dan ook een rechtspersoon (stichting, coöperatie, vereniging ofvennootschap) of een convenant noodzakelijk. Hierin moet worden vast-gelegd dat vertegenwoordigers van de gemeente, de politie, de brand-weer, en de ondernemers samen zullen werken aan de veiligheid in hetwinkelgebied. Ook worden taken, verantwoordelijkheden en bevoegdhe-den van de publieke en private partners gedefinieerd, evenals de loop vande geldstromen binnen de samenwerking, en inhoud, doorlooptijd en eva-luatie van de samenwerking (Stuurgroep Veilig Ondernemen, 2003).

De insteek van het Keurmerk Veilig Ondernemen is dus vergelijkbaar metde pilot Veilig Ondernemen. Alle afspraken over verantwoordelijkheden,bevoegdheden en financien worden formeel vastgelegd en de onderne-mers gelden als formele samenwerkingspartners en ondertekenen hetakkoord. Anders gaat het bij Samen Veilig Ondernemen.

Samen Veilig OndernemenIn tegenstelling tot het Keurmerk Veilig Ondernemen en de pilot VeiligOndernemen kent Samen Veilig Ondernemen geen sterke projectmatigeaanpak die formeel wordt vastgelegd in een convenant of rechtspersoon.Het doel is een overleg tussen verschillende partijen tot stand te brengen,die niet eindigt na Samen Veilig Ondernemen, maar structureel wordt.Wanneer een goed onderling contact tussen politie, ondernemers en(deel)gemeente ontbreekt, neemt in veel gevallen de Kamer vanKoophandel het initiatief om de partijen rond de tafel te krijgen. LeonHoek (Kamer van Koophandel): “We kiezen voor Samen VeiligOndernemen vaak kleinere winkelcentra omdat deze goed beheersbaarzijn en de ondernemers elkaar al vaak kennen. Ons doel is allereerst omde ondernemers in gesprek te brengen met de gemeente, de reinigings-dienst en de politie. Alleen afstemming lost al veel problemen op. Partijenbij elkaar zetten is winst en wat er dan ook uitkomt, die winst pak jesowieso.” Het ontbreken van een formele bezegeling van de organisatie ineen convenant of rechtspersoon tekent de meer vrijblijvende aanpak vanSamen Veilig Ondernemen. Een andere reden waarom het, in tegenstel-ling tot de pilot Veilig Ondernemen, niet noodzakelijk is een convenant opte stellen is het ontbreken van financiële afspraken. “Vooraf betalen werktniet. De ondernemers hebben dan nog geen vertrouwen in elkaar. Wij kie-zen ervoor om pas over financiën te praten als de samenwerking is opge-start en er concrete maatregelen genomen moeten worden. De samen-werking heeft zich dan al bewezen en de bereidheid om te betalen is dangroter. Veel problemen, ik schat zo’n 70 tot 80 procent, is echter op te

Page 43: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

43

5. Gebiedsbepaling en inbedding

Alle betrokken partijen stellen samen bij de start van een projecteen actieplan op, met daarin vrijwillige maar niet vrijblijvende doe-len en inspanningsverplichtingen. Tijdens de introductiefase van hetKeurmerk wordt ook een werkgroep ingericht met hierin vertegen-woordigers van de verschillende private en publieke partijen. In dezewerkgroep zijn uiteraard ook de ondernemers vertegenwoordigd,door een ondernemer met het mandaat om namens de overigeondernemers op te treden. Bij de start van de werkgroep gaat elkevertegenwoordiger na wat de organisatiegraad van zijn achterban is.Voor de ondernemer in de werkgroep betekent dit dat hij nagaathoeveel winkeliers zijn aangesloten bij de vereniging(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). De vertegenwoordigers inde werkgroep worden geacht regelmatig de achterban bij elkaar teroepen om het draagvlak voor belangrijke documenten te peilen. Ditgeldt uiteraard ook voor de ondernemer in de werkgroep. Zo organi-seert de ondernemer in de werkgroep aan het begin van het projecteen bijeenkomst voor alle winkeliers om het concept Plan vanAanpak te bespreken. Maar ook verder tijdens het proces communi-ceert de werkgroep op regelmatige basis met de ondernemers. Zozijn in de begroting, die bij de start van ieder project wordt opge-steld, public relations en communicatie standaard begrotingsposten.Hierbij gaat het onder meer om kickoff- en voorlichtingsbijeenkom-sten en presentaties voor deelnemende ondernemers(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). Hoewel het volgende hoofd-stuk specifiek ingaat op de wijze waarop deelnemende bedrijven tij-dens het project met elkaar communiceren, worden in dit hoofdstukde communicatie-inspanningen van het KVO aangehaald om tebeschrijven dat het Keurmerk bewust en planmatig werk maakt vanhet verankeren van het project in het bestaande ondernemersnet-werk. Door te zorgen voor een structurele informatievoorziening wilhet KVO de participatie van de aanwezige ondernemers borgen(Centrum voor Crimininaliteitspreventie en Veiligheid, 2005).

Samen Veilig OndernemenEerder zijn al verschillen tussen de aanpak van Samen VeiligOndernemen en de overige initiatieven aan de orde gekomen en ookop dit onderdeel kiest Samen Veilig Ondernemen voor een andereaanpak. Dit komt deels door de kleinere schaal en de minder cen-traal gestuurde projectmatige aanpak. Ieder project dat is gestoeldop Samen Veilig Ondernemen staat op zichzelf, waarbij er centraaleen plan van aanpak is gedefinieerd, dat per project afgestemd eningevuld kan worden. Wel wordt er net als bij de twee andere initia-tieven een centrale coördinatiegroep ingericht. Deze wordt in tegen-

looptijd begeleidt. Deze commissie staat onder regie van de deelgemeen-te en bepaalt de te nemen maatregelen en het actieprogramma en geeftdoelen en prioriteiten aan. In de meest gangbare vorm bestaat de bege-leidingscommissie uit vertegenwoordigers van de deelgemeente, onderne-mers- of winkeliersvereniging, de politie en het OntwikkelingsbedrijfRotterdam die veelal vertegenwoordigd is via de wijkeconoom(Programmabureau Veilig, 2003, p. 12). Naast deelname van onderne-mers in deze commissie hebben ondernemers ook via een andere weginvloed op het actieprogramma. Iedere pilot volgt een vast aantal fasenvoor de uitvoering start. In de eerste fase vindt een analyse plaats van deaard en de omvang van het veiligheidsprobleem. Deze analyse wordt uit-gevoerd met behulp van enquêtes, eigen waarneming, gesprekken metbetrokkenen en dossier-onderzoek (Programmabureau Veilig, 2003). Inalle gevallen wordt onderzoek gedaan onder zowel ondernemers als pas-santen, waarbij alle ondernemers uit het betreffende gebied aan kunnengeven wat volgens hun de grootste veiligheidsproblemen zijn en waar hetproject prioriteit moet leggen. Deze input van ondernemers wordt in late-re fasen meegenomen bij het inventariseren van noodzakelijke maatrege-len en vervolgens bij het opstellen van het actieprogramma. De maatre-gelen in dit actieprogramma worden na goedkeurig van het wijkveilig-heidsactieprogramma uitgevoerd. De sturing van het actieprogramma ligtbij de deelgemeente, de begeleidingscommissie zorgt voor de afstemmingen monitoring (Programmabureau Veilig, 2003). Henk Visser (projectma-nager MKB van het OBR): “De begeleidingscommissie overlegt één keer inde drie weken. Hier zit ook een vertegenwoordiger in van de onderne-mers.”

Keurmerk Veilig OndernemenNet als bij de formele borging van de inbreng van ondernemers tijdens deopstartfase, zitten er ook belangrijke overeenkomsten tussen de pilotVeilig Ondernemen en het Keurmerk Veilig Ondernemen tijdens de uitvoe-ringsfase. Ook bij het Keurmerk heeft een vertegenwoordiging van deondernemers zitting in een projectgroep en denken ondernemers mee bijhet opstellen van noodzakelijke maatregelen om de veiligheid van hetwinkelgebied te verbeteren. De vorm waarop is echter verschillend. Hetkeurmerk wil niet zozeer komen tot een nieuwe taakverdeling tussenlokale partijen, maar veel meer onderlinge verantwoordelijkheden opelkaar afstemmen. De winkelier krijgt er niet de verantwoordelijkheidvoor de openbare ruimte bij, maar wel stemmen bijvoorbeeld winkeliersen politie activiteiten op elkaar af, zodat er synergie-effecten ontstaan.Iedere partij houdt zijn eigen verantwoordelijkheden. (Stuurgroep VeiligOndernemen, 2003).

Page 44: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

44

5. Gebiedsbepaling en inbedding

In dit hoofdstuk is gekeken naar de wijze waarop ondernemers tij-dens de opstartfase en de uitvoeringsfase binnen de verschillendeinitiatieven participeren of in ieder geval hiertoe de mogelijkheidhebben. Er zijn hierbij fundamentele verschillen aan de orde geko-men over de wijze waarop ondernemers tijdens de verschillendefasen de ruimte wordt geboden om te participeren en de manierwaarop de verschillende initiatieven dit stimuleren en borgen. In hetvolgende en laatste hoofdstuk wordt gekeken op welke wijze de ver-schillende initiatieven met ondernemers communiceren. Tijdens detheoretische verkenning in hoofdstuk 2 bleek communicatie vandoorslaggevende betekenis voor de private bijdrage aan collectievegoederen.

5.3 Conslusies

• De aanwezigheid van een functionerende ondernemersorganisatie,waarvan bij de start direct gebruik kan worden gemaakt is voorVeilig Ondernemen een voorwaarde. Bij de selectie van gebiedenwaarin een pilot wordt opgestart is de aanwezigheid van actieveen betrokken ondernemers een absolute voorwaarde. De betrok-kenheid van ondernemers wordt vooral gemeten door de individu-ele bereidheid om een financiële bijdrage aan het project te leve-ren. Daarnaast worden ook pilots gestart in gebieden met verschil-lende winkeliersverenigingen, waarbij de ondernemers niet recht-streeks met elkaar contact hebben.

• Uitgangspunt bij het Keurmerk Veilig Ondernemen is dat er eenduurzame samenwerkingsrelatie is tussen politie, gemeenten,ondernemers en andere betrokken organisaties. En hiernaast zijnaanvullende criteria voor een winkelgebied dat in aanmerking wilkomen voor het keurmerk onder meer de aanwezigheid van eenactieve ondernemersvereniging en een zekere mate van commit-ment van alle betrokken partijen. Een analyse van de organisatie-graad maakt standaard onderdeel uit van het stappenplan om tekomen tot het keurmerk.

• Het belang van een goed ondernemersnetwerk is meegenomen bijde opzet van Samen Veilig Ondernemen. Het project richt zichspecifiek op kleinere winkelgebieden omdat hier volgens het pro-ject de organisatiegraad van ondernemers het hoogst is. Als ernog geen actieve ondernemersvereniging aanwezig is, wordtbinnen het project gestuurd op de oprichting ervan.

stelling tot de andere twee initiatieven niet voorgezeten door de lokaleoverheid, maar in veel gevallen door de Kamer van Koophandel. DeKamer van Koophandel neemt in de meeste gevallen het initiatief om par-tijen te enthousiasmeren en te stimuleren om deel te nemen. Het gaathierbij onder meer om de ondernemers, politie, (deel)gemeente en hetOntwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR). (bron: Kamer van Koophandel,www.kvk.nl). De werkgroep heeft hiermee een vergelijkbare samenstel-ling als bij de andere twee initiatieven. Namens de ondernemers neemteen winkelier zitting in de werkgroep. Ook binnen SVO wordt erkend dathet belangrijk is dat deze ondernemer een georganiseerde achterban ver-tegenwoordigt. “De organisatiegraad van ondernemers in het betreffendegebied is ons speerpunt. Ondernemers moeten zich verenigen om succes-vol in gesprek te kunnen gaan met de gemeente, politie en bijvoorbeeldde reinigingsdienst. Vereniging geeft kracht. Als er in een gebied noggeen ondernemersvereniging is, nemen wij hiertoe vaak het voortouw. Inde praktijk blijkt dat een ondernemersvereniging in oprichting veiligheiddirect als eerste bij de hoorns pakt. Het is voor de vereniging ook eengoed verkoopargument richting winkeliers die nog geen lid zijn”, aldusLeon Hoek (Kamer van Koophandel). Samen Veilig Ondernemen is hetenige initiatief dat hiermee direct stuurt op de oprichting van onderne-mersverenigingen. Dit komt onder meer doordat de Kamer vanKoophandel de regie heeft bij Samen Veilig Ondernemen. Deze organisa-tie is gericht op het stimuleren van ondernemerschap en het creëren vaneen goed ondernemersklimaat (bron: Kamer van Koophandel,www.kvk.nl). De ondernemers, bij voorkeur samengekomen in een vereniging, zorgen niet alleen voor een vertegenwoordiging in de werk-groep, maar krijgen binnen de uitvoeringsfase een nadrukkelijke partici-patieve rol. Onderdeel van het stappenplan dat de Kamer van Koophandelstandaard hanteert bij projecten Samen Veilig Ondernemen is een probleeminventarisatie. Er wordt onderzocht met welke problematiek deondernemers te maken hebben en in welke mate. De veiligheidssituatiewordt in kaart gebracht door middel van een enquête onder ondernemers.De resultaten van dit onderzoek vormen de basis voor het plan van aan-pak, waarin de werkgroep doelstellingen vastlegt en bepaalt met welkemaatregelen zij deze doelstellingen denkt te realiseren (bron: Kamer vanKoophandel, www.kvk.nl). De inbreng van ondernemers in het betreffendegebied, hebben hiermee een belangrijke inbreng in het project en deinspanning van de Kamer van Koophandel om de ondernemers te vereni-gingen toont het belang dat binnen Samen Veilig Ondernemen wordtgehecht aan de participatie van de lokale ondernemers.

Page 45: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Er is geen andere variabele met een

dergelijk sterk en consistent effect op

de uitkomsten van collectieve actie als

face-to-face communicatie. Het effect is

veruit het grootst bij persoonlijke

face-to-face communicatie en aanzienlijk

kleiner bij digitale communicatie.Tekst: Elinor Ostrom, 1998.

66.. CCoommmmuunniiccaattiiee

In het Oude Noorden zijn de ondernemers inmiddels overgestapt op het Keurmerk Veilig Ondernemn

De Rotterdamse praktijk...

Page 46: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

46

6. Communicatie

aanpak slagen, dan dient er planmatig en doelgericht gecommuni-ceerd te worden (Programmabureau Veilig, 2003). En dat is wat depilot Veilig Ondernemen dan ook wil doen. Omdat de deelgemeentede regie heeft bij de aanpak van veilig ondernemen ligt hier ook deeerste verantwoordelijkheid voor de communicatieaanpak. De afde-ling Communicatie van de deelgemeente vervult hierin een belang-rijke rol. Deze afdeling heeft ook de regierol bij het informeren vande media (Programmabureau Veilig, 2003, p. 12 en 13).

Een goede interne en externe communicatie is een wezenlijk onder-deel van Veilig Ondernemen en voorwaarde voor succes.Doelgroepen van de communicatie zijn alle ondernemers in hetgebied, de achterban van de partners, bewoners, politiek (deelge-meente/stad) en pers. Vaste doelen van communicatie zijn bekend-heid met de aanpak bij ondernemers, bewoners en bestuurders, hetzichtbaar maken van de resultaten en het vertrouwen wekken in deaanpak. Middelen per doelgroep kunnen variëren. In een communi-catieplan worden onder meer per doelgroep de in te zetten middelenbenoemd. Dat kan variëren van ondernemerskranten, wijkbladen enlokale radio tot voorlichtingsbijeenkomsten, ondernemersavonden,nieuwsbrieven en bewonersbrieven. Naast de projectmatig ingezettecommunicatiemiddelen hebben ondernemers een eigen verantwoor-delijkheid om te communiceren over de aanpak en de resultaten viahun eigen netwerken en informatiekanalen (Weltens, 2005).

Communicatie wordt binnen de pilot niet alleen ingezet om onder-steuning te bieden aan andere instrumenten om de veiligheid te ver-beteren, maar wordt ook gezien als instrument op zichzelf. Alsmeest bekende maatregel noemen de ondernemers die deelnemenaan de pilot Veilig Ondernemen Charlois (bron: www.veiligonderne-mencharlois.nl):1. Particuliere beveiliging2. Nieuwsbrief VO3. BurenbelsysteemDit betekent dat communicatie geborgd is in het project en dat departicipanten deze inspanningen opmerken. Wel gaat het hier nietom een persoonlijk en direct communicatiemiddel. In hoeverre depilot werk maakt van face-to-face communicatie tussen de deelne-mers komt later dit hoofdstuk aan de orde.

Keurmerk Veilig OndernemenBinnen het KVO-W wordt veel belang gehecht aan een zorgvuldigecommunicatie binnen de samenwerkingspartners, als ook aan com-

In het vorige hoofdstuk is gekeken naar de kenmerken van het gebiedwaarin ieder project zich afspeelt en naar de wijze waarop de projectende participatie van ondernemers procesmatig borgen. In dit hoofdstukwordt ten slotte gekeken naar de communicatie binnen de groep partici-panten. In hoofdstuk 2 is immers gesteld dat consistente, repliceerbareen omvangrijke onderzoeken uitwijzen dat de samenwerking substantieeltoeneemt wanneer individuen in staat worden gesteld om persoonlijk metelkaar te communiceren. Sterker nog: er is volgens Ostrom (1998) geenandere variabele met een dergelijk sterk en consistent effect op de uit-komsten van collectieve actie als face-to-face communicatie. Het is dusvoldoende gerechtvaardigd dit laatste hoofdstuk volledig aan communica-tie binnen de verschillende initiatieven te wijden. Allereerst wordt geke-ken naar de algemene communicatieaanpak van de verschillende initiatie-ven en het belang dat zij aan bewust gehanteerde vormen van communi-catie hechten. Vervolgens wordt specifiek gekeken naar face-to-face com-municatie en de mate waarin de drie verschillende initiatieven hierwaarde aan hechten in hun projectopzet.

6.1 Communicatieaanpak

Als het gaat om het betrekken van ondernemers bij de veiligheid van deopenbare ruimte is communicatie onontbeerlijk. Communicatie tussen deoverheid en ondernemers, maar ook communicatie tussen ondernemersonderling. Hoe passen de projecten Veilig Ondernemen, het KeurmerkVeilig Ondernemen en Samen Veilig Ondernemen het instrument commu-nicatie toe binnen hun projectaanpak? Later dit hoofdstuk komt uitgebreidaan de orde dat face-to-face communicatie het meest sterke instrumentis als het gaat om het creëren van vertrouwen en onderlinge samenwer-king. Communicatie kan echter ook op andere en minder persoonlijke endirecte wijze een rol spelen bij collectieve actie. Zo is in hoofdstuk 2gesteld dat communicatie een belangrijke functie kan vervullen als hetgaat om het waarneembaar maken van effecten van individuele acties. Ingrote groepen zien deelnemers niet het effect van hun bijdrage, waardooreen stimulans om deel te nemen ontbreekt en meeliften hierdoor eengoede optie wordt. De waarneembaarheid van effecten die door individu-en worden bereikt, hoeft niet van nature aanwezig te zijn, maar mag ookkunstmatig tot stand komen door middel van communicatie (Ostrom,1987; Olson, 1965). Het is dus allereerst goed om te kijken naar de alge-mene communicatieaanpak van Veilig Ondernemen, het Keurmerk VeiligOndernemen en Samen Veilig Ondernemen.

Veilig OndernemenCommunicatie vormt een wezenlijk onderdeel van de Veilig Ondernemen-aanpak. Communicatie gaat niet vanzelf. Wil de Veilig Ondernemen-

Page 47: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

47

6. Communicatie

keurmerk is een eigen logo ontwikkeld en ook op andere manierenwordt geprobeerd de herkenbaarheid van het project te vergroten.Zo geeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid hetadvies om de herkenbaarheid van het project voor alle deelnemerste vergroten door speciaal briefpapier te (laten) maken waarin hetlogo van het KVO is verwerkt (Centrum voor Criminaliteitspreventieen Veiligheid, 2005).

Zoals hierboven is geschetst, speelt communicatie met name in deeerste fase tot de certificering een rol. Het KVO is zich er vanbewust dat communicatie echter niet alleen voor de certificeringbelangrijk is, maar ook daarna een belangrijke rol kan spelen. Nahet behalen van de eerste ster is het zaak de doelstellingen daad-werkelijk in de dagelijkse praktijk te realiseren. Een aandachtspuntbij het Keurmerk Veilig Ondernemen is dat niet alle partijen altijd

municatie met andere belanghebbenden. Niet alleen de samenwerkingtussen de partijen, maar ook de verplichting om over de activiteiten tecommuniceren met andere belanghebbenden dan de samenwerkingspart-ners, is vastgelegd in het Model Convenant Veilig Ondernemen. Daarnaastbevat het stappen plan om te komen tot een KVO (HoofdbedrijfschapDetailhandel, 2005) verschillende activiteiten om een zorgvuldige onder-linge communicatie te waarborgen: “Er moet een efficiënte en effectieveinformatie-uitwisseling plaatsvinden tussen de partijen. E-mail is uiterma-te geschikt. Een geactualiseerd overzicht van relevante namen, adressenen e-mailadressen is van belang.”

In de aanloop naar de certificering bevat het stappenplan van hetHoofdbedrijfschap Detailhandel (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005)bewuste activiteiten om zoveel mogelijk draagvlak te creëren onder parti-cipanten en ondernemers die nog niet deelnemen en om hen actief te sti-muleren om dit wel te doen. Zo bestaat stap 3 van het stappenplan uiteen ‘kick-off (bijeenkomst) van het project’. Volgens het stappenplan ishet van belang om deze bijeenkomst op een aantrekkelijke wijze vorm eninhoud te geven, onder meer met behulp van een ‘wervende’ presentatie.Tijdens deze presentatie komen de voordelen van het KVO, de subsidie-mogelijkheden en de planning aan de orde. Om de (potentiële) onderne-mers extra te stimuleren, komen ook ‘best practices’ uit vergelijkbarewinkelgebieden aan de orde. Naast de presentatie wordt tijdens de kick-off gebruik gemaakt van ‘ondersteunend PR-materiaal’. Om mensenbekend te maken met KVO worden stickers, brochures, handboeken enpennen uitgereikt. Buiten de kick-off bijeenkomst worden mogelijk extravoorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd om draagvlak te verwervenvoor het project. Ook tijdens deze bijeenkomsten wordt bewust gepro-beerd potentiële deelnemers te prikkelen. Zo schrijft het stappenplan voorom ‘gezaghebbende sprekers’ uit te nodigen, met een brede ervaring ophet gebied van veiligheid en het voorkomen van criminaliteit(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). Om de betrokkenheid van departijen na de bijeenkomsten te vergroten of ondernemers alsnog te prik-kelen om deel te nemen, worden ondernemers structureel geïnformeerdover en betrokken bij ontwikkelingen. Hiervoor kan volgens het stappen-plan onder meer gebruik worden gemaakt van schriftelijke informatie,hoorzittingen, voorlichtingsbijeenkomsten, persberichten, lokale radio entelevisie (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005).

Communicatie wordt bij het KVO niet alleen ingezet om te informeren endraagvlak te verwerven onder (potentiële) participanten, maar ook ombinding tussen de deelnemers te creëren. Binnen de methode van hetKVO wordt namelijk veel aandacht besteed aan herkenbaarheid. Voor het

Communicatie Keurmerk Veilig OndernemenCommunicatie over de voortgang van het Keurmerk is erg belangrijk.Doelgroepen van communicatie zijn: de achterban van ondernemersen de consumenten. Er zijn diverse vormen van communicatie:1. Perspublicaties;

Een kort persbericht waarin uitleg wordt gegeven over het KVO(wat is het, voor wie is het bestemd, wat zijn de voordelen, watzijn de te nemen stappen, etc.)

2. Publicaties in het winkelcentrum;a. Borden bij de entrees van het winkelcentrum;b. Speciale stickers* en/of posters voor de deelnemers;c. Flyers/pamfletten.

3. Presentaties/informatieavonden;a. Voor de deelnemers (achterban);b. Voor (lokale) politieke partijen, raadsleden en het college vanb&w.

4. Overige;a. Eigen internetpagina of vermelding op bestaande pagina’s;b. Voorlichtingsmateriaal voor scholen.

* Raamstickers met het KVO-logo op winkels zorgt voor herkenbaar-heid (voor de consumenten) en betrokkenheid (voor de deelnemers).

Bron (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2005)Kader 6.1 - Communicatie rond het Keurmerk Veilig Ondernemen.

Page 48: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

48

6. Communicatie

veiligheid suggereert dat het gebied onveilig is of dat er iets aan dehand is en verbloemd wordt. Hesseplaats is een veilig gebied. Ookaangetoond door cijfers en feiten van de politie en de veiligheidsin-dex van de stad”, aldus het publiciteitsplan.

6.2 Face-to-face communicatie

In hoofdstuk 2 bleek face-to-face communicatie de kritische succes-factor. Face-to-face communicatie heeft immers een groot effect opde mate van samenwerking, omdat het een sterke invloed heeft opde relatie tussen vertrouwen, reciprociteit en een betrouwbare repu-tatie (Ostrom, 1998). Deze persoonlijke communicatie moet plaats-vinden tijdens regelmatige bijeenkomsten. Hoe vaak zien en sprekende deelnemende ondernemers aan de verschillende initiatievenelkaar en hoe sterk is persoonlijke en directe communicatie gewor-teld in de opzet van Veilig Ondernemen, het Keurmerk VeiligOndernemen en Samen Veilig Ondernemen?

Veilig OndernemenBij de beschrijving van de algemene communicatieaanpak is aan deorde gekomen dat de pilot Veilig Ondernemen bewust communicatietoepast. Vaste doelen van communicatie zijn bekendheid met deaanpak bij ondernemers, bewoners en bestuurders, het zichtbaarmaken van de resultaten en het vertrouwen wekken in de aanpak.Bij deze doelen behoren communicatiemiddelen die variëren perdoelgroep. Wel is er relatief vaak sprake van schriftelijke of digitalemedia, waaronder: ondernemerskranten, wijkbladen, lokale radio,nieuwsbrieven en bewonersbrieven. Daarbij komen ook voorlich-tingsbijeenkomsten en ondernemersavonden, maar worden dezebewust toegepast vanwege de waarde van face-to-face communica-tie?

Binnen de projecten Veilig Ondernemen worden bewust niet heelregelmatig bijeenkomsten georganiseerd. Henk Visser (projectmana-ger MKB van het OBR): “Twee keer per jaar zijn er bijeenkomstenmet alle deelnemers. Eén keer is er een presentatie van de cijfersen de voorstellen van wat je gaat doen. De andere keer is zeg maareven bijpraten, stand van zaken doornemen, nieuwe ideeën lance-ren, vragen of ondernemers nieuwe ideeën hebben en het jaar uit-luiden en het volgende jaar weer met frisse moed verder en in iedergeval aangeven wat je het nieuwe jaar wil gaan doen.” Het doel vandeze bijeenkomsten is vooral van functionele aard en niet primairvanwege de positieve waarde van persoonlijke communicatie tussende participanten voor het collectieve proces. “We hebben er ook wel-

even nauw betrokken zijn bij het opstellen van het plan van aanpak,waardoor ze ook niet allemaal even sterk gecommitteerd zijn. Doorgericht te communiceren en betrokkenheid te creëren tot en met de her-certificering, kunnen steden partijen ‘bij de les’ en gemotiveerd houden(Dander, 2005).

Samen Veilig OndernemenDe Kamer van Koophandel ziet communicatie tussen partners als belang-rijkste pijler binnen hun aanpak. “We kiezen voor Samen VeiligOndernemen vaak kleinere winkelcentra omdat deze goed beheersbaarzijn en de ondernemers elkaar al vaak kennen. Ons doel is allereerst omde ondernemers in gesprek te brengen met de gemeente, de reinigings-dienst en de politie. Alleen afstemming lost al veel problemen op. Partijenbij elkaar zetten is winst en wat er dan ook uitkomt, die winst pak jesowieso”, aldus Leon Hoek (Kamer van Koophandel). De communicatiekrijgt dus allereerst vorm door een samenwerking op te zetten tussenbetrokken partijen en leden hiervan letterlijk met elkaar rond de tafel tezetten. Zo is voor het project Samen Veilig Ondernemen Hesseplaats eenafstemmingsoverleg gestart waaraan vertegenwoordigers vanStadstoezicht, Kamer van Koophandel, deelgemeente Prins Alexander,politie, de eigenaar van het winkelcentrum, de beheerder en de onderne-mers deelnemen (Deelgemeente Prins Alexander, 2004).

De communicatie bij Samen Veilig Ondernemen gaat echter verder danhet afstemmingsoverleg. Voor SVO Hesseplaats is een publiciteitsplangeschreven waarin de communicatiestrategie staat beschreven van hetproject. Communicatie richt zich op consumenten, ondernemers/winke-liers en het winkelpersoneel. Het communicatieplan (Deelgemeente PrinsAlexander, 2004) meldt: “Consumenten proberen we te bereiken viaintermediairs zoals winkeliers en hun personeel (ambassadeurs van hetwinkelcentrum), opbouwwerk, bewonersorganisaties en door zoveelmogelijk gebruik te maken van reeds bestaande middelen. Dergelijkemiddelen zijn de deelgemeentepagina in de huis-aan-huiskrant GrootAlexander, de krant Ondernemend Alexander, de websites van de deelge-meente, de Kamer van Koophandel en het winkelcentrum en berichten inde lokale media. De ondernemers en het winkelpersoneel bereiken wezoveel mogelijk via persoonlijke communicatie.” Over deze persoonlijkecommunicatie richting ondernemers gaat het in de volgende paragraaf.Binnen de communicatiestrategie is de volgende kernboodschap voorSamen Veilig Ondernemen Hesseplaats geformuleerd: “Wij werken samenen met succes aan een veilig en aantrekkelijk winkelcentrum!” Het publi-citeitsplan (Deelgemeente Prins Alexander, 2004) vermeld hierbij als nootdat de communicatie subtiel moet zijn. “Nadrukkelijk communiceren over

Page 49: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

49

6. Communicatie

een aantal weken dagen achter elkaar bij allochtone ondernemersbinnengeweest. Dat heeft echt tientallen uren gekost en we hebbenvier leden gemaakt voor Veilig Ondernemen.” De pilot VeiligOndernemen wordt veel toegepast in gebieden met allochtoneondernemers en de communicatie levert daarom veel leerpunten ennieuwe inzichten op. Seyfi Özgüzel van SSNT-CCS, een bureau datoplossingen aanreikt voor zakelijke en maatschappelijke vragen dieontstaan op plaatsen waar culturen elkaar raken of elkaar juist nietontmoeten: “Door de pilot Veilig Ondernemen Charlois zijn wij inge-huurd om de participatie van allochtone ondernemers bij VeiligOndernemen te vergroten maar ook om de allochtone en autochtoneondernemers dichter bij elkaar te brengen. De verschillende onder-nemers moeten met elkaar leren communiceren, want communicatiegaat vaak om meer dan alleen de taal. Zo willen allochtone onderne-mers bijvoorbeeld persoonlijk uitgenodigd worden voor een bijeen-komst. Een uitnodigingsbrief zegt hen niet veel, want ze hebben depersoon die hen uitnodigt nog nooit gezien!” (Weltens, 2005).

Keurmerk Veilig OndernemenBij de beschrijving van de algemene communicatieaanpak van hetKVO is aan de orde gekomen dat communicatie bewust wordt inge-zet om draagvlak onder participanten te vergroten en ondernemersdie nog niet deelnemen te stimuleren dit alsnog te gaan doen. Ditgebeurt met een verscheidenheid aan communicatiemiddelen en‘ondersteunend PR-materiaal’, waaronder face-to-face communicatie.

Bij het Keurmerk Veilig Ondernemen wordt veel aandacht besteedtaan het informeren en betrekken van deelnemende partijen. In debegroting, die bij de start van ieder project wordt opgesteld, zijnpublic relations en communicatie standaard begrotingsposten. Dezeposten moeten omvangrijk genoeg zijn om de verschillende commu-nicatie-instrumenten die deel uitmaken van het standaard draaiboekKVO uit te voeren. Hierbij gaat het onder meer om kick-off bijeen-komsten, PR-materiaal als stickers, brochures en pennen, voorlich-tingsbijeenkomsten, de inhuur van deskundige sprekers, hoorzittin-gen en verschillende schriftelijke informatiemiddelen(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005). Er wordt opvallend veelgeïnvesteerd in bijeenkomsten en ceremonies waarbij wordt stilge-staan bij behaalde resultaten. Dit is een bewuste keuze. Voor onder-nemers die willen deelnemen aan een KVO, is deze deelname nietvrijblijvend. De vertegenwoordigers in de werkgroep worden geachtregelmatig de achterban bij elkaar te roepen om het draagvlak voorbelangrijke documenten te peilen. Dit geldt uiteraard ook voor de

eens bij één keer in de twee maanden [iedere twee maanden een bijeen-komst, OdV], maar dat is wel erg veel. Moet ik iedere twee maanden ver-tellen dat ik weer een stukje verder ben.”, aldus Henk Visser (projectma-nager MKB van het OBR).

Ondanks het feit dat de pilot Veilig Ondernemen persoonlijke bijeenkom-sten met name functioneel inzet, ziet het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdamwel een mogelijke nieuwe functie van bijeenkomsten tijdens collectieveactie. Deze functie hebben ze ontdekt toen een Rotterdamse delegatie inde eerste helft van 2005 in Birmingham ging kijken naar de werking vande zogenoemde Business Improvement Districts (BID). Henk Visser (pro-jectmanager MKB van het OBR) vervolgt: “In Engeland werken ze nietmet economische sancties, maar het is wel zo dat je als ondernemer aan-gesproken wordt. Je bent daar gevoelig voor, omdat iedere keer je naamgenoemd wordt als jij er zo’n zooitje van maakt voor je deur. Dat wordttijdens de bijeenkomsten betoogd. Dat soort bijeenkomsten is ook welinteressant, omdat zo naar buiten te communiceren.” In hoofdstuk 2 isdeze functie van face-to-feace communicatie uitvoerig beschreven.Ostrom (1998) is van mening dat face-to-face communicatie normenbinnen de groep kan handhaven. Onderling vertrouwen en de mate vansamenwerking nemen volgens Ostrom onder meer toe wanneer partici-panten de mogelijkheid worden geboden om elkaar aan te spreken, indi-viduen die niet reciproceren op een duidelijke manier te straffen en sanc-ties te bespreken voor degenen die zich niet houden aan de geldendenormen. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat de participanten elkaarregelmatig zien en spreken. Binnen de pilot Veilig Ondernemen is hetaantal bijeenkomsten bewust beperkt en wordt deze functie nog nietbenut.

Communicatie met allochtone ondernemersHoewel men binnen de pilot Veilig Ondernemen dus niet heel bewust zeerregelmatige directe en persoonlijke communicatie toepast, wordt face-to-face communicatie wel heel bewust ingezet om allochtone ondernemerste betrekken. Dit gebeurt voornamelijk bij de start van het project, omallochtone ondernemers over te halen om bij te dragen aan het project.Henk Visser (projectmanager MKB van het OBR): “Niemand weet nog hoehet moet met ondernemers die eigenlijk moeilijk te verstaan zijn, om zete overtuigen dat het belangrijk is dat ze meedoen in dit verhaal. Als weeen avond bij de deelgemeente organiseren dan komt er niemand, doenwe het bij een lokaal koffie- of theehuis dan zitten er behoorlijk wat all-ochtone ondernemers. Dus tegenwoordig gaan we op locatie.” Hoewel deopkomst dus behoorlijk is, is het resultaat nog niet altijd bevredigend.“Als voorbeeld, in Charlois aan de Katendrechtse Lagendijk daar zijn we

Page 50: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

50

6. Communicatie

samenspraak met de winkeliers hoe de winkelstraat weer aantrekke-lijk kan worden, maar hebben ook als belangrijke taak ‘het verbete-ren van de persoonlijke contacten tussen de ondernemers onderling’.

Hiervoor bij de beschrijving van de algemene communicatiestrategiewerd duidelijk dat SVO de communicatie splitst in twee richtingen.Communicatie richting consumenten van bijvoorbeeld winkelcentrumHesseplaats verloopt via bestaande middelen en de ambassadeursvan het winkelcentrum. Communicatie met de ondernemers en hetwinkelpersoneel van het winkelcentrum vindt zoveel mogelijk per-soonlijk plaats. “Ondernemers moeten tijdig op de hoogte zijn vande maatregelen en de acties die in dit kader uitgevoerd gaan wor-den. De vertegenwoordigers van de winkeliers in het afstemmings-overleg en de beheerder van het winkelcentrum zijn het eerste aan-spreekpunt voor de ondernemers. Zij zorgen ervoor dat de onderne-mers en hun personeel goed geïnformeerd zijn. Het is zaak datondernemers in elk geval eerder dan consumenten weten wat ergebeurt in het kader van SVO” (Deelgemeente Prins Alexander,2004). Communicatie richting ondernemers en het winkelpersoneelverloopt dus via ‘de lijn’ en begint bij de vertegenwoordigers in hetafstemmingsoverleg. De vertegenwoordigers communiceren per-soonlijk en mondeling met de ondernemers en de ondernemersinformeren vervolgens hun personeel.

Naast de communicatie via ‘de lijn’ zijn er ook momenten waarop deondernemers tegelijkertijd worden geïnformeerd. Leon Hoek (Kamervan Koophandel): “Momenten waarop alle ondernemers bijeen zijn,zijn zeer belangrijk. Dergelijke communicatiemomenten maken eenvast onderdeel uit van onze opzet. Denk bijvoorbeeld aan informa-tieavonden met buurtagenten, over winkelscans en voor de presen-tatie van tussenresultaten.” Zo is winkelcentrum Zuidwijk één van decentra waar een project Samen Veilig Ondernemen is opgestart. Op17 maart 2004 werd een speciale avond voor ondernemers georga-niseerd in dansschool Minerva. Tijdens deze avond konden onderne-mers kennismaken met hun buurtagenten en kregen de leden vande Ondernemersorganisatie Zuidwijk (OOZ) een gratis training‘omgaan met agressie’ aangeboden door de Kamer van Koophandel(www.kvk.nl, 2004). De gezamenlijke avonden worden bewust inge-zet om de ondernemers tegelijkertijd van informatie te voorzien encommunicatie te initiëren tussen de aanwezige ondernemers.

ondernemer in de werkgroep. Zo organiseert de ondernemer in de werk-groep aan het begin van het project een bijeenkomst voor alle winkeliersom het concept Plan van Aanpak te bespreken. Maar ook verder tijdenshet proces communiceert de werkgroep op regelmatige basis met deondernemers. Zoals gezegd zijn kickoff- en voorlichtingsbijeenkomsten enpresentaties voor deelnemende ondernemers standaard begrotingsposten(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005).

Een goed voorbeeld van bewust toegepaste face-to-face communicatie isde ceremonie die volgens het standaard stappenplan plaatsvindt nadatcertificering heeft plaatsgevonden. De certificering wordt ‘gevierd’ meteen feestelijke ceremonie. Uiteraard worden alle betrokken partijen,waaronder ondernemers, gemeente, brandweer en beveiligingsbedrijven,voor de viering uitgenodigd. Daarnaast worden een professionele ceremo-niemeester, sprekers en de locatie geregeld. Het stappenplan geeft alsadvies mee om voor de burgemeester een prominente rol weg te leggen.Verder stelt het stappenplan voor om de ceremonie in het winkelcentrumplaats te laten vinden. Daarnaast moet volgens het stappenplan een pro-fessionele organisatie worden belast met de organisatie van de communi-catie. Een opvallend aandachtspunt wat het stappenplan in deze fasenoemt is de bereikbaarheid van alle winkeliers. Uiteindelijk krijgen alleende deelnemende organisaties tijdens de ceremonie een speciale deurstic-ker om zich van niet-deelnemende winkeliers te kunnen onderscheiden(Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2005).

Samen Veilig OndernemenIn de vorige paragraaf is gesteld dat communicatie één van de pijlers isbinnen de aanpak van Samen Veilig Ondernemen. Specifiek gaat het hiermet name om face-to-face communicatie. Leon Hoek (Kamer vanKoophandel): “Het doel van Samen Veilig Ondernemen is om partijen metelkaar in gesprek te brengen. Zo is het belangrijk dat ondernemers ingesprek gaan met de gemeente, de Roteb en de politie. Onderlingeafstemming lost veel problemen op. Door communicatie slaagt 70 tot 80procent van al onze maatregelen.” Eerder in dit hoofdstuk is aan de ordegekomen dat Samen Veilig Ondernemen zich specifiek richt op de kleinerewinkelgebieden, omdat deze beter beheersbaar zijn en de ondernemerselkaar al vaak kennen. Dit laatste is belangrijk om daadwerkelijk eengesprek tussen betrokken partijen tot stand te brengen. In specifiekegevallen waarin er nog weinig onderling contact is tussen aanwezigeondernemers, volgt er concrete actie. Zo vindt er ook een project SamenVeilig Ondernemen plaats aan de Lusthofstraat in Kralingen. HetRotterdams Dagblad meldt op 4 september 2003 dat in deze straat tweewinkelstraatmanagers zijn aangesteld. Zij kijken niet alleen in nauwe

Page 51: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

51

6. Communicatie

6.3 Conclusies

• Communicatie krijgt in de aanpak van Veilig Ondernemen eennadrukkelijke rol. Niet alleen als procesinstrument, maar ook als instru-ment om daadwerkelijk de veiligheid te verbeteren. Er wordt wel vaakgekozen voor schriftelijke communicatiemiddelen en bewust mindervoor face-to-face communicatie, waardoor de aanpak de functie vanface-to-face communicatie niet volledig weet te benutten.

• Zorgvuldige geplande communicatie wordt bij het Keurmerk VeiligOndernemen niet alleen ingezet om te informeren en draagvlak te ver-werven onder de participanten, maar ook om binding tussen de deelne-mers te creëren. Er wordt opvallend veel geïnvesteerd in bijeenkomstenen ceremonies waarbij wordt stilgestaan bij behaalde resultaten.Professioneel georganiseerde kickoff- en voorlichtingsbijeenkomsten enpresentaties voor deelnemende ondernemers maken standaard onder-deel uit van de begroting.

• Bij Samen Veilig Ondernemen is face-to-face communicatie bijna dehoofddoelstelling van de aanpak. De aanpak is er immers op gericht omde verschillende partijen persoonlijk met elkaar in gesprek te brengen.Communicatie tussen ondernemers en winkelpersoneel vindt veel ‘viade lijn’ plaats en daarnaast worden bewust avonden ingezet waarop alleondernemers aanwezig zijn. Het doel hiervan is om ondernemers gelijk-tijdig te informeren en communicatie te initiëren tussen de aanwezigeondernemers. Vooral dit laatste doel speelt in op de theoretische uit-gangspunten.

Page 52: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

Er wordt opvallend veel geïnvesteerd in

het betrekken van ondernemers bij het

veiligheidsbeleid en dat is op zich

bijzonder positief. Wel liggen lang

niet altijd goed doordachte en onder-

bouwde plannen aan de investeringen ten

grondslag. Uit wetenschappelijke onder-

zoeken is zeer veel kennis gekomen die

op dit moment nog grotendeels onbenut

blijft.Tekst: pagina 54

77.. CCoonncclluussiieess eenn aaaannbbeevveelliinnggeenn

Ondernemers aan de Weteringstraat kunnen deelnemen aan Veilig Ondernemen Kralingen

De Rotterdamse praktijk...

Page 53: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

53

7. Conclusies en aanbevelingen

deeld onder de lokale overheid en de eigenaar of eigenaren vanhet winkelcentrum. In het voorbeeld van het KVO Zuidplein delende deelgemeente en de eigenaar van het winkelcentrum de trans-actiekosten, inclusief de kosten voor certificering. De ondernemersdragen niet bij aan de transactiekosten.

• Bij Samen Veilig Ondernemen is de Kamer van Koophandelvaak initiatiefnemer en de organisatie neemt een groot deel vande transactiekosten voor haar rekening. De transactiekosten voorondernemers blijven hierdoor laag. Bij de vaak eenvoudig te reali-seren oplossingen waarop de aanpak is gericht, wordt niet geko-zen voor een vaste kostenverdeelsleutel, maar gaan de deelne-mende partijen na wie primair verantwoordelijk is voor de oplos-sing en vindt op basis daarvan de verrekening van kosten plaats.

7.1.2. Meeropbrengsten in continue productiefunctie

Uit onderzoek van Marks en Croson uit 1998 (Ostrom, 2002) blijktdat de contributies van participanten significant hoger zijn wanneerde meeropbrengsten worden gestoken in een nieuw collectief goedmet een continue productiefunctie. Olson (1965) beschrijft in relatiehiermee dat individuen zichzelf – ondanks de sociale dilemma’s -succesvol kunnen organiseren als naast het niet-uitsluitbare collec-tieve goed ook uitsluitbare bijproducten totstandkomen. De continueproductiefunctie in relatie tot de drie initiatieven is besproken inhoofdstuk 4.

• Bij de pilot Veilig Ondernemen leggen ondernemers vooraf eenbedrag in en dit bedrag wordt, aangevuld met de bijdragen van dedeelgemeente en het OBR, volledig besteed aan noodzakelijkemaatregelen om de veiligheid in het gebied te verbeteren. De pilotVeilig Ondernemen produceert dus geen goed met een continueproductiefunctie, wel realiseren enkele projecten binnen de pilot‘selective incentives’ volgens de theorie van Olson. Een voorbeeldhiervan zijn de particuliere surveillanten, waarop winkeliers paseen beroep kunnen doen na een winkelscan en het volgen van eentraining.

• Het Keurmerk Veilig Ondernemen is gericht op het verbeterenvan de samenwerking tussen partijen, waarbij er niet direct extrageldstromen loskomen en er dus geen meeropbrengsten ontstaandie kunnen worden geïnvesteerd in goederen met een continueproductiefunctie.

• Bij Samen Veilig Ondernemen betalen ondernemers pas eenfinanciële bijdrage als een concreet instrument is bedacht engepland. Omdat financiering gebeurt op basis van concrete plan-

Na de inhoudelijke hoofdstukken met de theorie en praktijk van collectie-ve actie met betrekking tot de veiligheid in de Rotterdamse openbareruimte volgen in dit laatste hoofdstuk de conclusies en discussie.Allereerst vindt er een toetsing plaats van de theoretische uitgangspuntenuit hoofdstuk 2 aan de praktijk. Per theoretische voorwaarde wordt nage-gaan in hoeverre deze is ingebed in de aanpak van de verschillende initia-tieven. Daarna volgen de algemene conclusies en wordt duidelijk welketheoretische component de grootste invloed heeft op een hoge participa-tiegraad. Uiteindelijk eindigt dit hoofdstuk met een discussie waarbij alge-mene aanbevelingen worden gedaan voor het betrekken van ondernemersbij de realisatie van collectieve goederen in het algemeen en veiligheid inde openbare ruimte in het bijzonder.

7.1 Toetsing aan theoretische uitgangspunten

Aan het einde van hoofdstuk 2 is de probleemstelling uiteengelegd meteen vijftal onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen bevatten vijf theo-retische voorwaarden voor het realiseren van collectieve actie. Hieronderwordt per voorwaarde gekeken in hoeverre de verschillende initiatievenhieraan voldoen. Waarna dit voor alle vijf de voorwaarden is gedaan, wor-den per aanpak de participatiegraden van enkele willekeurige voorbeeld-projecten ingevoegd om opmerkelijke verschillen te achterhalen. Hoewelhet hierbij gaat om een kwalitatieve analyse, is het mogelijk de meestopvallende elementen te benoemen. De analyse levert uiteindelijk debelangrijkste mechanismen op als het gaat om collectieve actie rondveiligheid in de openbare ruimte.

7.1.1. Lage transactiekosten

Onder transactiekosten worden in dit onderzoek de kosten verstaan diemoeten worden gemaakt voor organisatie, coördinatie en communicatievan het collectief, zonder dat een directe bijdrage wordt geleverd aan deproductie van veiligheid in de openbare ruimte. Het gaat niet alleen omdaadwerkelijke financiële kosten, maar ook om investeringen in bijvoor-beeld tijd en moeite. In hoofdstuk 2 is gesteld dat hoe hoger de transac-tiekosten voor ondernemers, hoe lager het waargenomen effect van debijdrage en hoe groter de stimulans voor lokale ondernemers om mee teliften. In hoofdstuk 4 is uitgebreid stilgestaan bij de economische oplos-singsrichtingen.

• Bij de pilot Veilig Ondernemen worden de transactiekosten in verre-weg de meeste gevallen gedragen door de deelgemeente en het OBR,waardoor de bijdragen van lokale ondernemers volledig worden ingezetvoor het realiseren van veiligheid in de openbare ruimte.

• Bij het Keurmerk Veilig Ondernemen worden de kosten vaak ver-

Page 54: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

54

7. Conclusies en aanbevelingen

• De aanwezigheid van een functionerende ondernemersorganisatie,waarvan bij de start direct gebruik kan worden gemaakt is voorVeilig Ondernemen een voorwaarde. Bij de selectie van gebiedenwaarin een pilot wordt opgestart is de aanwezigheid van actieveen betrokken ondernemers een absolute voorwaarde. De betrok-kenheid van ondernemers wordt vooral gemeten door de individu-ele bereidheid om een financiële bijdrage aan het project te leve-ren. Daarnaast worden ook pilots gestart in gebieden met verschil-lende winkeliersverenigingen, waarbij de ondernemers niet recht-streeks met elkaar contact hebben.

• Uitgangspunt bij het Keurmerk Veilig Ondernemen is dat er eenduurzame samenwerkingsrelatie is tussen politie, gemeenten,ondernemers en andere betrokken organisaties. En hiernaast zijnaanvullende criteria voor een winkelgebied dat in aanmerking wilkomen voor het keurmerk onder meer de aanwezigheid van eenactieve ondernemersvereniging en een zekere mate van commit-ment van alle betrokken partijen. Een analyse van de organisatie-graad maakt standaard onderdeel uit van het stappenplan om tekomen tot het keurmerk.

• Het belang van een goed ondernemersnetwerk is meegenomen bijde opzet van Samen Veilig Ondernemen. Het project richt zichspecifiek op kleinere winkelgebieden omdat hier volgens het pro-ject de organisatiegraad van ondernemers het hoogst is. Als ernog geen actieve ondernemersvereniging aanwezig is, wordtbinnen het project gestuurd op de oprichting ervan.

7.1.5. Face-to-face communicatie tussen participanten

Putnam (1993) stelt dat hoe meer directe en indirecte communicatietussen participanten, hoe groter hun onderlinge en wederzijdse ver-trouwen en hoe gemakkelijker ze het vinden om samen te werken.Consistent, repliceerbare en omvangrijke onderzoeken wijze uit datde samenwerking substantieel toeneemt wanneer individuen in staatworden gesteld om persoonlijk met elkaar te communiceren. Er isgeen andere variabele met een dergelijk sterk en consistent effectop de uitkomsten van collectieve actie als face-to-face communicatie(Ostrom, 1998). In hoofdstuk 6 is uitgebreid stilgestaan bij de wijzewaarop en mate waarin binnen de drie initiatieven communicatieplaatsvindt.

• Communicatie krijgt in de aanpak van Veilig Ondernemen eennadrukkelijke rol. Niet alleen als procesinstrument, maar ook alsinstrument om daadwerkelijk de veiligheid te verbeteren. Er wordtwel vaak gekozen voor schriftelijke communicatiemiddelen en

ningen en kosteninschatting is er geen ruimte om tot meeropbrengstente komen.

7.1.3. Kleine of middelgrote groepen

Olson (1965) definieert verschillende groepen, waarbij het resultaat vancollectieve actie op voorhand valt te voorspellen. De groepen noemt hijbevoorrechte, tussenliggende en latente groepen. De tabel op pagina 18van hoofdstuk 2 geeft een specifieke beschrijving van de verschillendegroepen en de groepsclassificatie van Olson is in hoofdstuk 4 toegepastop de initiatieven. Diverse sociale en economische wetenschappers, waar-onder Olson, Hummel en Putnam, hanteren allemaal hetzelfde uitgangs-punt: kleine groepen komen om verschillende redenen over het algemeenefficiënter en effectiever tot collectieve actie dan grotere groepen.

• De meeste pilots Veilig Ondernemen kunnen worden gekenmerkt alseen grote ‘latente’ groep. De pilotgebieden beslaan vaak grote geografi-sche gebieden die bestaan uit verschillende winkelstraten met een grootaantal ondernemers verspreid over het gebied.

• Hoewel de gebieden bij het Keurmerk Veilig Ondernemen geogra-fisch afgebakende eenheden vormen, moeten zij gezien de grote aantal-len ondernemers (150 bij het winkelcentrum Zuidplein) strikt wordengekenmerkt als een grote ‘latente’ groep. Het Keurmerk VeiligOndernemen Alexandrium vormt hierop een uitzondering, omdat hierenkele projectontwikkelaars de kosten en uitvoering van het keurmerkvoor hun rekening nemen.

• De projecten volgens de aanpak Samen Veilig Ondernemen kunnenals tussenliggende groep worden gekenmerkt. In de kleine winkelgebie-den is snel duidelijk welke ondernemers wel en niet deelnemen enwordt het effect van de bijdrage van individuele ondernemers redelijksnel zichtbaar.

7.1.4. Geografische gebieden met interactie tussen onder-nemers

Vrijwillige samenwerking, wat collectieve actie in de ideale situatie is,komt gemakkelijker tot stand in een lokale samenleving die een aanzien-lijke hoeveelheid sociaal kapitaal bezit, in de vorm van normen van reci-prociteit en netwerken van burgerschapszin. Vertaald naar lokale onder-nemers betekent dit dat er sociale netwerken moeten bestaan tussen deaanwezige ondernemers en dat deze netwerken worden gekenmerkt doorsamenwerking, vertrouwen en reciprociteit. In hoofdstuk 5 is met nameonderzocht of de verschillende projecten aansluiten bij bestaande gebied-snetwerken.

Page 55: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

55

7. Conclusies en aanbevelingen

Omdat het in dit onderzoek gaat om een kwalitatieve analyse is hetniet mogelijk om causale relaties te leggen tussen de participatie-graden en de onderzoeksresultaten. Dat is overigens ook niet persénoodzakelijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Departicipatiegraden worden bij de onderstaande algemene conclusieswel gebruikt om de onderzoeksresultaten te kunnen duiden.

Theoretische implicaties voor collectieve actie worden gedeeltelijk, inwijzigende samenstellingen, overgenomen door de verschillende ini-tiatieven. Er is geen initiatief dat volledig voldoet aan de theoreti-sche uitgangspunten zoals geschetst in hoofdstuk 2. De algemeneconclusie is dat de projectaanpak van Samen Veilig Ondernemen hetbeste voldoet aan de theoretische uitgangspunten en ook de hoog-ste participatiegraad laat zien. Het allerbelangrijkste verschil met deandere twee aanpakken lijkt de groepsgrootte. De projecten van depilot Veilig Ondernemen vinden bewust plaats in grotere gebiedendan Samen Veilig Ondernemen, maar de effectiviteit in de vorm vande participatiegraad is lager. Samen Veilig Ondernemen erkent hetbelang van een kleiner gebied waarin de ondernemers elkaar kennenen lijkt hiermee een doorslaggevende factor gevonden te hebbenvoor het succes. Dit overigens in combinatie met de bewusteinvestering in (face-to-face) communicatie. Samen met de groeps-grootte levert het onderwerp communicatie de grootste verschillenop tussen de verschillende initiatieven. Zo vindt het Keurmerk VeiligOndernemen plaats in gebieden met grotere aantallen ondernemers,maar investeren zij wel heel bewust en planmatig in communicatie.Een causale relatie is niet aan te tonen, maar mogelijk dat medehierdoor de participatiegraad toch opvallend hoog uit valt. De vraagrijst tot welke participatiegraad de aanpak van het Keurmerk in klei-ne winkelgebieden zou leiden. Dat is op basis van dit onderzoekonmogelijk in te schatten, maar dat het huidige percentage van80% aanzienlijk zou stijgen lijkt aannemelijk. Veilig Ondernemenscoort met name goed op de economische oplossingsrichtingen enminder op de overige voorwaarden. Op het vlak van bewust gehan-teerde vormen van (face-to-face) communicatie, door wetenschap-pers één van de belangrijkste voorwaarden genoemd, investeertVeilig Ondernemen minder dan beide andere initiatieven.

De algemene conclusie is dat de aandacht van wetenschappelijkonderzoek met betrekking tot collectieve actie terecht is verschovenvan economische naar sociale factoren. De sociale factoren hebbenimmers ook een grote invloed op de betrokkenheid van onder-nemers bij de veiligheid in de openbare ruimte. Lage transactie-

bewust minder voor face-to-face communicatie, waardoor de aanpak defunctie van face-to-face communicatie niet volledig weet te benutten.

• Zorgvuldige geplande communicatie wordt bij het Keurmerk VeiligOndernemen niet alleen ingezet om te informeren en draagvlak te ver-werven onder de participanten, maar ook om binding tussen de deelne-mers te creëren. Er wordt opvallend veel geïnvesteerd in bijeenkomstenen ceremonies waarbij wordt stilgestaan bij behaalde resultaten.Professioneel georganiseerde kickoff- en voorlichtingsbijeenkomsten enpresentaties voor deelnemende ondernemers maken standaard onder-deel uit van de begroting.

• Bij Samen Veilig Ondernemen is face-to-face communicatie bijna dehoofddoelstelling van de aanpak. De aanpak is er immers op gericht omde verschillende partijen persoonlijk met elkaar in gesprek te brengen.Communicatie tussen ondernemers en winkelpersoneel vindt veel ‘viade lijn’ plaats en daarnaast worden bewust avonden ingezet waarop alleondernemers aanwezig zijn. Het doel hiervan is om ondernemers gelijk-tijdig te informeren en communicatie te initiëren tussen de aanwezigeondernemers. Vooral dit laatste doel speelt in op de theoretische uit-gangspunten.

7.2 Algemene conclusies

In deze paragraaf volgen de algemene conclusies voor wat betreft hetbetrekken van ondernemers bij de veilgheid in de openbare ruimte vol-gens de drie initiatieven die in het onderzoek zijn meegenomen. Welkeaanpak slaagt er het beste in de ondernemers daadwerkelijk te betrekkenen welke mechanismen zijn hierbij doorslaggevend?

In de vorige paragraaf is gekeken naar de mate waarin de verschillendeintiatieven voldoen aan de theoretische voorwaarden voor collectieveactie. Om conclusies te kunnen trekken is het allereerst zinvol om te kij-ken in hoeverre het de verschillende initiatieven in de praktijk lukt omondernemers daadwerkelijk te betrekken. In Tabel 7.2 hieronder staat departicipatiegraad van de verschillende initiatieven. Deze ‘gemiddelde’ par-ticipatiegraad is ingevuld op basis van enkele willekeurige voorbeeldpro-jecten per aanpak. De percentages geven aan hoeveel ondernemers uiteen bepaald gebied actief heeft deelgenomen aan het project. De partici-patiegraad is afkomstig uit evaluatieonderzoek van de betreffende projec-ten en vormen een indicatie. De waarde van participatiegraden in ditonderzoek is aan de orde gekomen bij de onderzoeksopzet in hoofdstuk3. Ook is hier stilgestaan bij het aspect ‘goal displacement’.

Participatiegraad (o.b.v. willekeurige voorbeeldprojecten)VO45%1

KVO80%2

SVO87,5%3

Tabel 7.1 - Participatiegraden

Page 56: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

56

7. Conclusies en aanbevelingen

jecten. Het streven moet zijn naar kleine gebieden, waar onderne-mers elkaar veelal kennen of waar in ieder geval regelmatige face-to-face communicatie tussen alle ondernemers mogelijk is. Tijdensdeze momenten kunnen ondernemers elkaar aanspreken, ontstaateen netwerk, kunnen ervaringen worden gedeeld en voelen onderne-mers zich meer verantwoordelijk voor elkaar en het gebied waarinzij ondernemen. Op dit punt kunnen alle initiatieven nog winst boe-ken. Samen Veilig Ondernemen probeert al veel te werken in kleinegebieden met bewuste persoonlijke communicatie, maar deze com-municatie vindt nog veelal plaats tussen vertegenwoordigers van deverschillende betrokken partijen. De pilot Veilig Ondernemen maaktzelfs bewust weinig gebruik van persoonlijke communicatie enschroeft het aantal momenten waarop alle ondernemers samen zijnterug omdat er naar eigen zeggen te weinig te bespreken is. Dit iseen gemiste kans. De persoonlijke bijeenkomsten die plaatsvindenzijn te vaak voor vertegenwoordigers van betrokken partijen en teweinig gericht op alle ondernemers in een specifiek gebied. Deondernemers krijgen hierdoor te weinig gelegenheid om sociale rela-ties op te bouwen en vertrouwen in elkaar te krijgen of te bevesti-gen, waardoor geen gezamenlijke verantwoordelijkheid voor depublieke ruimte kan ontstaan.

Dit onderzoek is een kwalitatieve verkenning geworden die op ver-schillende punten verder uitgediept kan worden. Vervolgonderzoek ismogelijk op met name het sociale vlak van collectieve actie. Zo washet gezien de scope van dit onderzoek niet mogelijk om diepgaanden op micro-niveau in te gaan op de rol van sociaal kapitaal bijondernemers. Volgens de theorie ligt hier echter de doorslaggevendevoorwaarden voor succesvolle collectieve actie en dit onderzoekonderschrijft dat. Nader sociologisch onderzoek naar de waarde vansociale ondernemersnetwerken en (face-to-face) communicatie bijcollectieve actie zou sociologisch gezien zeer boeiend zijn en boven-dien veel waardevolle inzichten kunnen opleveren.

7.3.1. Aanbevelingen

Na de toetsing van de drie initiatieven aan de theoretische uitgangs-punten, de algemene conclusies en discussie eindigt dit hoofdstukmet algemene aanbevelingen voor het betrekken van ondernemersbij de realisatie van collectieve goederen in het algemeen en hetrealiseren van veiligheid in de openbare ruimte in het bijzonder.

Gezien de uitkomsten van het onderzoek en de bovenstaande con-

kosten vormen voor collectieve actie een basisvoorwaarde, maar de echtewinst als het gaat om participatiegraden is te boeken met het klein hou-den van de groep ondernemers en het bewust creëren van face-to-facecommunicatie tussen de ondernemers. Het klein houden van het gebiedzorgt voor een vliegwiel voor de overige voorwaarden. Zo hebben onder-nemers in een kleiner gebied eerder contact met elkaar, ook buiten hetproject om. Er ontstaat hierdoor een belangrijk netwerk dat ook vertrou-wen kan genereren. Tenslotte is het in een kleiner gebied ook relatiefeenvoudiger om face-to-face communicatie tot stand te brengen of te sti-muleren.

7.3 Discussie

Dit hoofdstuk eindigt met een reflectie van de praktijk met de theorie ende belangrijkste aanbevelingen. Welke opvallende zaken zijn tijdens hetonderzoek aan de orde gekomen en waar ligt ruimte voor een betere toe-passing van wetenschappelijke kennis op het gebied van collectieve actie?

Misschien wel het meest opvallende resultaat is dat het initiatief dat inRotterdam op grote schaal wordt uitgevoerd, niet voldoet aan alle theore-tische uitgangspunten. De pilot Veilig Ondernemen was en is voor hetRotterdamse gemeentebestuur een belangrijke pijler binnen de veilig-heidsaanpak. In de pilot is aanzienlijk meer geïnvesteerd dan in bijvoor-beeld het project Samen Veilig Ondernemen dat vaak wordt getrokkendoor de Kamer van Koophandel. Deze investering is niet voldoende terugte zien in de resultaten. Een belangrijke reden hiervoor is dat de projec-ten ieder uiterst zorgvuldig worden aangepakt, maar dat er onvoldoendegebruik wordt gemaakt van bestaande sociaal wetenschappelijke inzich-ten. Dit is een belangrijk feit dat uit het onderzoek naar voren komt. Erwordt opvallend veel geïnvesteerd in het betrekken van ondernemers bijhet veiligheidsbeleid en dat is op zich bijzonder positief. Wel liggen langniet altijd goed doordachte en onderbouwde plannen aan de investeringenten grondslag. Uit wetenschappelijke onderzoeken is zeer veel kennisgekomen die op dit moment nog grotendeels onbenut blijft. Er is nog veelverbetering mogelijk. Geen enkele aanpak maakt optimaal gebruik van detheoretische uitgangspunten voor collectieve actie. Welk resultaat zoumogelijk zijn als deze theoretische inzichten wel worden verwerkt in deopzetten van de verschillende projecten? Een interessante vraag. Ook inhet licht van het huidige collegeprogramma van het Rotterdamsegemeentebestuur. Het college meldt hierin: “De ‘veilig ondernemen’-methodiek, die we (...) hebben ontwikkeld, wordt vóór 2010 uitgebreidnaar elk winkelgebied of bedrijventerrein.” Een mooie kans.

Het grootste winstpunt is te behalen in de sociale component van de pro-

Page 57: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

57

7. Conclusies en aanbevelingen

mers verantwoordelijkheid dragen, dan moet je ze ook daadwerke-lijk verantwoordelijkheid geven.

• 4: Verdeel de publieke ruimte in kleine gebiedenUit dit onderzoek blijkt dat het te gemakkelijk is om uit het oog-punt van efficiëntie te streven naar collectieve actie in grote win-kelgebieden. Ongetwijfeld levert het operationele voordelen op,maar deze gaan ten koste van de effectiviteit van het project. Ookals het gaat om veiligheid in de publieke ruimte blijkt collectieveactie beter van de grond te komen in kleine groepen dan in grotegroepen ondernemers. Als het gaat om collectieve actie levertschaalvergroting geen schaalvoordelen. Dit betekent dat de publie-ke ruimte in kleine gebieden moet worden verdeeld op basis vanbestaande sociale structuren. Dit kunnen wijkwinkelcentra zijn,maar ook winkelstraten, pleinen of lanen in grote winkelgebieden.Grote winkelcentra kunnen hierbij gebruikmaken van wat Olson(1965) ‘federaties’ noemt. Hierbij worden grote groepen opgedeeldin kleine groepen die wel met elkaar samenhangen. Het gaat tever om hier op deze plaats uitgebreid op in te gaan, maar er zijndus ook voor grote winkelgebieden mogelijkheden om de effecti-viteit van kleine groepen te realiseren.

• 5: Stimuleer face-to-face communicatieDit onderzoek maakt duidelijk dat face-to-face communicatie tus-sen de ondernemers in een gebied ontegenzeggelijk waarde heeftbij collectieve actie. Onderlinge persoonlijke en directe communi-catie blijkt van groot belang. Deze communiatie hoeft niet perdefinitie georganiseerd te zijn en te verlopen via een programmavan voorlichting en informatie. Dit laatste gebeurt met name bij depilot Veilig Ondernemen, waar bijeenkomsten worden georgani-seerd op momenten dat er daadwerkelijk vanuit de centrale orga-nisatie boodschappen te communiceren zijn. De organisatie maakthet zich hiermee moeilijker dan noodzakelijk. Het belangrijkstedoel van face-to-face communicatie moet zijn dat er sociale pro-cessen op gang komen en netwerken ontstaan. Hiervoor is het nietnoodzakelijk dat de ondernemers tijdens een georganiseerde bij-eenkomst met elkaar een inhoudelijk programma doorlopen, maaris het voldoende als de ondernemers alleen al de gelegenheid krij-gen om op eigen initiatief met elkaar in gesprek te gaan.Ondernemers kunnen een netwerk bouwen dat tijdens het projectvan grote waarde kan zijn. De rol van de organisor wordt hierbijbeperkt tot arrangeur van het onderling contact. Een beperkte,maar niet te onderschatten taak binnen collectieve actie.

clusies gelden de volgende aanbevelingen voor het realiseren van collec-tieve goederen in het algemeen en het realiseren van veiligheid in deopenbare ruimte in het bijzonder:

• 1: Houd aandacht voor economische factoren, maar leg er nietde nadruk opOnderzoek naar collectieve actie richtte zich enkele decennia geledenvoornamelijk op de economische factoren van de samenwerking en inde praktijk ligt hier nog vaak de nadruk. Zo scoort de aanpak van depilot Veilig Ondernemen zeer positief op de wijze waarop de economi-sche oplossingen zijn geïmplementeerd. Structurele, gemeenschapsge-bonden en groepsgebonden oplossingsrichtingen zijn echter minimaalvan even groot belang voor het betrekken van zoveel mogelijk onderne-mers. Kleine gebieden, actieve ondernemersnetwerken en bewust toe-gepaste vormen van face-to-face communicatie zijn sleutelwoorden. Opsociaal gebied is er voor bestaande initiatieven op het gebied van col-lectieve actie nog een wereld te winnen.

• 2: Investeer voortdurend in actieve ondernemersnetwerkenBij de verschillende initiatieven is de aanwezigheid van actieve onderne-mers een voorwaarde. Zo ook bij de pilot Veilig Ondernemen.Tegelijkertijd wordt collectieve actie bij dit project ingezet als instru-ment om de leefbaarheid in wijken te verhogen. Dit lijkt tegenstrijdig.Bij de start van collectieve actie is vertrouwen tussen de aanwezigeondernemers een voorwaarde. Het is de lokale overheid aan te bevelenom al voor de start van collectieve actie te investeren in contacten tus-sen de ondernemers onderling en initiatieven op dit gebied te stimule-ren. Pas als dit gebeurt, is het realistisch een actief ondernemersnet-werk als voorwaarde te stellen voor collectieve actie.

• 3: Geef ondernemers daadwerkelijk verantwoordelijkheidWillen ondernemers daadwerkelijk de gezamenlijke verantwoordelijkheidvoor de publieke ruimte op zich nemen, dan moet de (lokale) overheiddie verantwoordelijkheid ook overdragen. Bij alle onderzochte projectenis er een centrale organisatie (veelal gemeente of Kamer vanKoophandel) die niet alleen als regisseur optreedt, maar ook vaak alstrekker en uitvoerder. De ondernemers krijgen te weinig eigen verant-woordelijkheid binnen het project en gaan zich dus ook niet verantwoor-delijk voelen. Daarbij kan betwijfeld worden of het leveren van een puurfinanciële bijdrage de verantwoordelijkheid is die je zou moeten willennastreven. Het gaat veel meer om het bieden van ruimte aan onderne-mers om het probleem te definieren, oplossingen aan te dragen en dezeook zoveel mogelijk zelf te realiseren. Kortom: als je wilt dat onderne-

Page 58: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

58

7. Conclusies en aanbevelingen

Verwijzingen:1 Charlois 42% volgens 2-meting van januari 2005, Kralingen 49% volgens2-meting van januari 2005 en Noord 42% volgens 3-meting van augustus2004.2 Winkelcentrum Zuidplein heeft op 14 oktober 2005 de 3e ster van hetKeurmerk Veilig Ondernemen ontvangen omdat 80% van de winkels aan dehoogste veiligheidseisen voldoet. Uit een onlangs gehouden onderzoek doorde projectorganisatie naar de deelname aan het Keurmerk was de responsmet 51% aanzienlijk lager.3 Hesseplaats telt 40 winkels, waarvan 35 winkeliers lid zijn van de winke-liersvereniging die de ondernemers vertegenwoordigt binnen het project.

• 6: Maak bijdragen van ondernemers inzichtelijkEen belangrijk voorwaarde voor de totstandkoming van collectieve actievolgens de theorie is de zichtbaarheid van individuele bijdragen van pri-vate partijen. Ondernemers moeten kunnen ervaren wat het effect isvan hun individuele bijdrage en moeten ook kunnen waarnemen welkeondernemers al dan niet bijdragen. Hierdoor wordt het voor onderne-mers mogelijk om met elkaar in gesprek te gaan en elkaar aan te spre-ken. De sociale relaties kunnen dan optimaal hun werk doen. Hetinzichtelijk maken van de bijdrage van de verschillende ondernemers inhet gebied kan zeer eenvoudig en op creatieve wijze. Het KeurmerkVeilig Ondernemen doet het met deurstickers voor deelnemende onder-nemers. Een mogelijkheid is ook om in het betreffende winkelgebiedplattegronden te plaatsen waarop de winkels die bijdragen aan de vei-ligheid van de openbare ruimte nadrukkelijker vermeld staan dan niet-deelnemers. Dit zorgt niet alleen voor sociale druk richting ondernemersdie nog niet deelnemen, maar biedt ook promotionele voordelen.Hiermee ontstaat direct een ‘selective incentive’ zoals Olson (1965)deze beschrijft. Dit is niet de plaats om praktische oplossingen uit tewerken, wel is het belangrijk om aan te geven dat de waarneembaar-heid van individuele bijdragen aan collectieve actie van groot belang isvoor de effectiviteit ervan. Ook de pilot Veilig Ondernemen, hetKeurmerk Veilig Ondernemen en het project Samen Veilig Ondernemenkunnen op dit punt nog verbeteringen boeken. Vooral als ze tegelijker-tijd met het vergroten van de waarneembaarheid van individuele bijdra-gen streven naar ‘selective incentives’.

• 7: Zorg voor een planmatige aanpak en maak hierbij gebruik vanwetenschappelijke inzichtenHet betrekken van ondernemers bij de realisatie van collectieve goede-ren en veiligheid in de openbare ruimte in het bijzonder, vraagt om eengedegen aanpak. In deze aanpak moeten de verschillende oplossings-richtingen aan bod komen, waarbij ook aandacht is voor de proceskant.Hierbij kan gebruik worden gemaakt van wetenschappelijke kennis dievoortkomt uit de talrijke onderzoeken die op het gebied van collectieveactie zijn gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat nog veel onbenutte weten-schappelijke inzichten voorhanden zijn. Daarbij is er extra winst te boe-ken als de initiatieven ook van elkaar leren, ervaringen en resultatendelen en sterke punten van elkaar overnemen.

Page 59: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

GGeerraaaaddpplleeeeggddee lliitteerraattuuuurr

Winkelcentrum Hesseplaats doet inmiddels mee aan het Keurmerk Veilig Ondernemen

De Rotterdamse praktijk...

Page 60: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

60

Geraadpleegde literatuur

Gupta, D.K. (2005). Seminar in Politics. Seminar aan de San DiegoState University.

Hardin, R. (1982). Collective Action. Baltimore: The Johns HopkinsUniversity Press.

Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2005), HBD Stappenplan KeurmerkVeilig Ondernemen Winkelgebieden, Hoofdbedrijfschap Detailhandel.

Hummel, J.R. (1990). National Goods Versus Public Goods: Defense,Disarmament, and Free Riders. The Review of Austrian Economics,Vol. 4, 1990, 88-122.

ILV, VNO-NCW (2001), Veiligheid – Een gezamenlijke onderneming.Den Haag: ILV, VNO-NCW.

James, J. (1951). A Preliminary Study of the Size Determinant inSmall Group Interaction. American Sociological Review, XVI, 474-477.

Kamer van Koophandel (2003), De Kamer van Koophandel en crimi-naliteitspreventie. Rotterdam: Kamer van Koophandel.

Kinds, H., Münz, A., Stadler-Via, M. & Strümpel, C. (2002).Bruggenbouwers; hoe overheden in Europa nieuwe sociale partner-schappen met bedrijven en maatschappelijke organisaties bevorden.Amsterdam: Community Partnership Consultants.

Lammers, C.J., A.A. Mijs, W.J. van Noort (2000). Organisaties verge-lijkenderwijs. Ontwikkeling en relevantie van het sociologisch den-ken voor organisaties. Utrecht: het Spectrum B.V.

Landesman, C. (1994). The Voluntary Provision of Collective Goods.Dissertatie voor de Princeton University.

Maxwell, J.A. (1996). Qualitative research design. An interactiveapproach. Thousand Oaks: Sage Publications.

Meide, A. van der (2003). Veilig Ondernemen in het winkelgebiedOude Noorden. Meting 2003. Rotterdam: Bureau Onderzoek op maat(BOOM).

Babbie, E. (2004). The practice of social research. Belmont: Thomson,Wadsworth.

Ball, S. (2003). Business in the Community. Een kans voor de sociale sec-tor. Utrecht: NIZW Sociaal Beleid.

Baum, F. & Palmer, C. (2002, december). ‘Opportunity Structures’; urbanlandscape, social capital and health promotion in Australia. HealthPromotion International. Vol. 17, No. 4, 351-361.

Berger, P.L. en B. Berger (1972). Sociologie. Een biografische opzet.Baarn: Uitgeverij Ambo bv.

Braster, dr. J.F.A. (2000). De kern van casestudy’s. Assen: Van Gorcum.

Centrum voor Crimininaliteitspreventie en Veiligheid (2005). KVO tips envalkuilen. Centrum voor Crimininaliteitspreventie en Veiligheid.

College van burgemeester en wethouders (2002), Het nieuwe elan vanRotterdam ...en zo gaan we dat doen. Collegeprogramma 2002-2006.Gemeente Rotterdam.

College van burgemeester en wethouders (2006), De Stad van aanpak-ken. Voor een Rotterdams resultaat. Collegeprogramma 2006-2010.Gemeente Rotterdam.

Dander, T. (2005). Veilig Ondernemen. Den Haag: Kenniscentrum GroteSteden.

Decisio (2004). Freeriderproblematiek en –oplossingen. Naar structurelecollectieve beveiligingsmaatregelen voor bedrijven en winkels.Eindrapportage. Amsterdam: Decisio BV.

Deelgemeente Prins Alexander (2003). Raadsvoorstel inzake de wijkveilig-heidsactieprogramma’s. Rotterdam: Deelgemeente Prins Alexander.

Deelgemeente Prins Alexander (2004). Publiciteitsplan Samen VeiligOndernemen Hesseplaats. Rotterdam: Deelgemeente Prins Alexander.

Forrest, R. (2004, november). Who cares about neighbourhoods? Papergepresenteerd tijdens de Housing Studies Association Autumn Conference‘Community, Neighbourhood, Responsibility’ Universiteit van Bristol.

Page 61: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

61

Geraadpleegde literatuur

Ostrom, E. (2002, februari). Type of good and collective action.Paper gepresenteerd op de University of Maryland, Collective ChoiceCenter en IRIS ter ere van Mancur Olson.

Ostrom, E. (2004). The quest for meaning in public choice. TheAmerican Journal of Economics and Sociology, januari.

Pasour Jr., E.C. (1981). The Free Rider as a Basis for GovernmentIntervention. The Journal of Libertarian Studies, 4, 453-464.

Pawson, R. en Nick Tilley (1997). Realistic Evaluation. Londen: SagePublications.

Programmabureau Veilig (2003), Werken aan een veiligerRotterdam, de aanpak – De Veilig Ondernemen-methodiek voor hetmidden- en kleinbedrijf. Gemeente Rotterdam.

Programmabureau Veilig (2004), Veiligheidsindex 2004. GemeenteRotterdam.

Programmabureau Veilig (2005), Veiligheidsindex 2005. GemeenteRotterdam.

Programmabureau Veilig (2006), Veiligheidsindex 2006. GemeenteRotterdam.

Projectteam Veilig Ondernemen (2003). Nieuwsbrief VeiligOndernemen. Nummer 1. Winkeliersverenigingen Hart van Charlois,Wolphaertsbocht, De Charloise Winkeliersvereniging, KatendrechtseLagedijk en Nettomarkt.

Putnam, Robert D. (1993). Making Democracy Work: Civic traditionsin modern Italy. Princeton: Princeton University Press.

Putnam, Robert D. (2000). Bowling Alone: the collapse and revivalof American community. New York: Simon & Schuster.

Reijndorp, A. (2004). Stedelijke vernieuwing in de dramademocratie.Tijdschrift voor de volkshuisvesting, 2004-1, 6-9.

Silljé, A. (2002). Waarborging van waarden: over het samenspel vankwaliteitsmanagement en bedrijfsethiek. Assen: Koninklijke VanGorcum.

Meide, A. van der (2004). Veilig Ondernemen Noord. Mening onderne-mers en passanten. Derde meting, augustus 2004. Rotterdam: BureauOnderzoek op maat (BOOM).

Meide, A. van der (2004-I). Veilig Ondernemen WinkelcentrumHesseplaats. Mening ondernemers en passanten. Rotterdam: BureauOnderzoek op maat (BOOM).

Meide, A. van der (2004-II). Veilig Ondernemen Winkelstraten Kralingen.Mening ondernemers en passanten. Rotterdam: Bureau Onderzoek opmaat (BOOM).

Meide, A. van der (2005). Veilig Ondernemen Winkelgebied Charlois.Mening ondernemers en passanten tweede meting, januari 2005.Concept. Rotterdam: Bureau Onderzoek op maat (BOOM).

Meide, A. van der (2005-I). Veilig Ondernemen Winkelstraten Kralingen.Mening ondernemers en passanten. Tweede meting, januari 2005.Rotterdam: Bureau Onderzoek op maat (BOOM).

Meier, drs. J. (2002). Projectvoorstel Samen Veilig Ondernemen winkel-centrum ‘Hesseplaats’. Rotterdam: Kamer van Koophandel.

Olson, M. (1965). The logic of collective action. Public goods and the the-ory of goods. Cambridge: Harvard University Press.

Orum, A.M. (1997). The Centrality of Place: The Urban Imagination ofSociologists. Chicago: University of Illinois.

Ostrom, E. (1983, maart). Analyzing institutions for the delivery of localcollective goods. Paper gepresenteerd tijdens de meetings van deAmerican Society for Public Administration Meetings in New York Ciry.

Ostrom, E. (1987, december). The implications of the logic of collectiveinaction for administrative theory. Paper ten behoeve van de Workshop inPolitical Theory and Policy Analysis aan de Indiana University.Bloomington, Indiana.

Ostrom, E. (1990). Governing the Commons. New York: CambridgeUniversity Press.

Ostrom, E. (1998). A behavioural approach tot the rational choice theoryof collective action. American Political Science Review, 1, 1-22.

Page 62: Veilig over de streep - collectieve actie door lokale ondernemers

62

Geraadpleegde literatuur

Stuurgroep Veilig Ondernemen (2003), Handboek KVO-W versie 2.0,handboek voor het Keurmerk Veilig Ondernemen voor bestaandeWinkelgebieden. Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing.

Weltens, L. (2005). Vuistregels voor veilig ondernemen. Rotterdam:Ontwikkelingsbedrijf Rotterdan en Programmabureau Veilig.