VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden...

74
VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE SUSTAINABLE DEVELOPMENT GOALS EEN FUNCTIONELE, IDEOLOGISCHE EN INSTITUTIONELE VERSCHUIVING? Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 26.045 Charlotte Van de Velde Stamnummer: 01408217 Promotor: Prof. dr. Dries Lesage Copromotor: Prof. dr. Faye De Coen Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de EU-studies Academiejaar: 2018-2019

Transcript of VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden...

Page 1: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT

GOALS NAAR DE SUSTAINABLE

DEVELOPMENT GOALS EEN FUNCTIONELE, IDEOLOGISCHE EN INSTITUTIONELE

VERSCHUIVING? Wetenschappelijke verhandeling

Aantal woorden: 26.045

Charlotte Van de Velde Stamnummer: 01408217

Promotor: Prof. dr. Dries Lesage

Copromotor: Prof. dr. Faye De Coen

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de EU-studies

Academiejaar: 2018-2019

Page 2: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

2

Dankwoord

In eerste instantie wil ik graag mijn promotor, Prof. dr. Dries Lesage, bedanken voor zijn uitstekende

begeleiding. Gedurende twee jaar heeft hij tijd en moeite gestoken in het opvolgen van mijn werk, en

heeft hij mij geholpen interessante inzichten te krijgen in complexe internationale processen. Daarnaast

wil ik ook mijn ouders bedanken, voor hun onvoorwaardelijke steun, hun liefde en hun vertrouwen in

mij. Ten slotte dank ik ook mijn collega’s van het Krook-café. Zij stonden steeds klaar om mij aan te

moedigen, om mij op te beuren en om verse koffie voor mij te maken tijdens het schrijven van deze

masterproef.

Page 3: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

3

Abstract

Bij de start van de 21ste

eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op

voor de komende 15 jaar, waarin de bestrijding van armoede centraal stond. Er werd een lijst ontwikkeld

van 8 Millennium ontwikkelingsdoelstellingen (MDG’s), die de belangrijkste globale uitdagingen van

het tijdperk zoals armoede, honger en sociale ongelijkheid moesten tegemoetkomen. Nadat de

Millennium agenda op zijn einde liep, werd er besloten een nieuwe, nog ambitieuzere agenda op te

stellen voor de periode tussen 2015 en 2030. In 2015 werd de Agenda 2030 aangenomen, waarin

duurzame ontwikkeling centraal stond, samen met een lijst van 17 duurzame

ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s). De Agenda 2030 zorgde voor continuïteit en consolidatie van de

Millennium agenda en bouwde er ook op verder. De duurzame ontwikkelingsdoelstellingen omvatten

een veel breder gamma aan ontwikkelingsthema’s en komen tegemoet aan de vele tekortkomingen van

de Millennium doelstellingen. Hoe komt het nu dat beide agenda’s in dergelijke mate met elkaar

verschillen? Vertonen ze ook enkele gelijkenissen? Welke factoren kunnen de mate van continuïteit

tussen beide verklaren? Er zal gezocht worden naar antwoorden op deze vragen door te gaan kijken naar

de functionele, de ideologische en de institutionele dimensies van de ontstaansprocessen van beide

ontwikkelingsagenda’s. Er zal ondervonden worden dat (dis)continuïteiten binnen die drie dimensies de

mate van continuïteit tussen de Millennium Agenda en Agenda 2030 kunnen verklaren.

Page 4: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

4

Inhoudsopgave

LIJST MET AFKORTINGEN .................................................................................................................. 5

I. INLEIDING ....................................................................................................................................... 7

II. LITERATUUROVERZICHT ........................................................................................................ 9

2.1 DE MILLENNIUM DOELSTELLINGEN (MDG’S) ................................................................................................. 9 2.2 DE DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELSTELLINGEN (SDG’S)......................................................................... 10

III. PROBLEEMSTELLING.............................................................................................................. 12

3.1 PROBLEEMOMSCHRIJVING EN RELEVANTIE ................................................................................................... 12 3.2 ONDERZOEKSVRAGEN ................................................................................................................................... 12

IV. THEORETISCH KADER ............................................................................................................ 14

V. ONDERZOEKSOPZET EN METHODOLOGIE ......................................................................... 16

VI. LITERATUURONDERZOEK ..................................................................................................... 18

6.1 OVERZICHT VAN DE ONTSTAANSPROCESSEN VAN DE MDG’S EN DE SDG’S ................................................. 18 6.1.1 De Millennium doelstellingen (MDG’s) .............................................................................................. 18 6.1.2 De duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) ............................................................................ 20

6.2 FUNCTIONELE DIMENSIE ................................................................................................................................ 22 6.2.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling ................................................ 23 6.2.2 ‘People’: het bestrijden van armoede en honger, in al hun vormen .................................................. 24 6.2.3 ‘Prosperity’: zorgen voor welvaart ....................................................................................................... 26 6.2.4 ‘Planet’: het beschermen van de planeet ............................................................................................. 28 6.2.5 ‘Peace’: vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen ....................................................... 30 6.2.6 ‘Partnership’: universaliteit en globale solidariteit............................................................................. 30 6.2.7 Conclusie ............................................................................................................................................... 31

6.3 IDEOLOGISCHE DIMENSIE ............................................................................................................................... 32 6.3.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling ................................................ 33 6.3.2 ‘People’: het bestrijden van armoede en honger, in al hun vormen .................................................. 34 6.3.3 ‘Prosperity’: zorgen voor welvaart ....................................................................................................... 38 6.3.5 ‘Peace’: vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen ....................................................... 45 6.3.6 ‘Partnership’: universaliteit en globale solidariteit............................................................................. 46 6.3.7 Conclusie ............................................................................................................................................... 48

6.4 INSTITUTIONELE DIMENSIE ............................................................................................................................ 49 6.4.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling ................................................ 50 6.4.2 Van een lineair ontwikkelingsproces naar de samenvoeging van twee sporen.................................. 52 6.4.3 Van een gesloten onderhandelingsmethode naar een open onderhandelingsmethode ..................... 58 6.4.4 Uitbreiding van de SDG-agenda door voorafgaand werk van instituties ........................................... 60 6.4.5 Conclusie ............................................................................................................................................... 64

VI. CONCLUSIE ............................................................................................................................... 66

VII. BIJLAGEN .................................................................................................................................. 68

VIII. BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................................... 69

Page 5: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

5

Lijst met afkortingen

BRICS

CAP

CBDR

COP21

DAC

EU

FOCAC

G20

G77

HLPF

HLP

IDG’s

IAO

ICPD

IMF

IPCC

MDG’s

MoI

MOL

ngo

ODA

OWG

PrepCom

SDG’s

SFDRR

SG

SPF

UHC

UNCED

UNCSD

UNDP

UNEP

Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika

Common African Position

Common But Differentiated Responsabilities

21ste sessie van de Conference of the Parties of Klimaattop

Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking, een subsidiar orgaan van de OESO

Europese Unie

Forum Omtrent Chinees-Afrikaanse Coöperatie

Groep van 20

Groep van 77

High Level Political Forum

High Level Panel

Internationale ontwikkelingsdoelstellingen, ontwikkeld door de DAC

International Arbeidsorganisatie

Internationale VN-Conferentie omtrent Bevolkingen Ontwikkeling (1994, Cairo)

Internationaal Monetair Fonds

Internationaal Paneel voor Klimaatverandering

Millennium Development Goals of Millenium ontwikkelingsdoelstellingen

Means of Implementation of implementatiemiddelen

Minst Ontwikkelde Landen

Niet-gouvernementele organisatie

Official Development Assistance of officiële ontwikkelingshulp

Open Working Group

Preparatory Committee, voorbereidende comités die een VN-top voorafgaan

Sustainable Development Goals of duurzame ontwikkelingsdoelstellingen

Sendai Raamwerk voor de vermindering van rampenrisico’s

VN Secretaris-Generaal

Social Protection Floor of sociale beschermingsvloer

Universal Health Coverage of universele dekking van de gezondheidszorg

VN Conferentie omtrent Milieu en Ontwikkeling (1992, Rio de Janeiro), of Top van

Rio

VN Conferentie omtrent Duurzame Ontwikkeling (2012, Rio de Janeiro), of Rio+20

Top

VN Ontwikkelingsprogramma

VN Milieuprogramma

Page 6: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

6

UNFCCC

UNGA

UNICEF

VN

WEF

WHO

WMS

WSSD

VN Raamwerk Conventie omtrent Klimaatverandering

Algemene Vergadering van de VN

VN Kinderrechtenorganisatie

Verenigde Naties

Wereld Economisch Forum

World Health Organization of Wereldgezondheidsorganisatie

World Market Society

VN Wereldtop omtrent Duurzame Ontwikkeling (1995, Kopenhagen)

Page 7: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

7

I. INLEIDING

Net voor de eeuwwissel, werd de wereld geconfronteerd met een groot aantal globale uitdagingen. De

groeiende wereldbevolking en de urbanisering verhoogden de druk op menselijke en sociale systemen.

Armoede, honger en de beperkte toegang tot sociale bescherming baarden de internationale

gemeenschap steeds meer zorgen. Er werd nagedacht over hoe die uitdagingen konden aangepakt. Hoe

kan men armoede de wereld uit helpen? Hoe kan men ervoor zorgen dat mensen overal ter wereld

toegang hebben tot sociale bescherming, gezondheidszorg, proper water, sanitaire faciliteiten en

onderwijs? De mondialisering versterkte de vraag naar een globale aanpak en naar een

samenwerkingsmodel. De Verenigde Naties (VN) ontwikkelden, als antwoord op de problemen van het

tijdperk, de Millennium Development Goals (MDG’s): acht ontwikkelingsdoelstellingen gericht op het

bestrijden van wereldwijde armoede en op het bevorderen van welvaart op grote schaal1. Onder andere

armoede, honger, onderwijs, gendergelijkheid, kindersterfte en volksgezondheid komen aan bod in de

MDG’s. Voor de eerste keer in de geschiedenis van de ontwikkelingssamenwerking werd armoede op

een holistische manier benaderd en stond internationale samenwerking centraal. De meeste regeringen

en internationale organisaties stemden hun beleid af op de Millennium doelstellingen waardoor

significante resultaten werden geboekt (McArthur J. , 2014).

Tegen 2015 moesten de acht Millennium doelstellingen bereikt zijn. Hoewel niet elke doelstelling werd

gehaald, werden er toch een aantal significante stappen in de juiste richting gezet dankzij de meetbare,

tijdsgebonden ‘targets’2 en dankzij de inzet van actoren op verschillende niveaus. Wereldwijde armoede

en kindersterfte werden bijvoorbeeld gehalveerd, het aantal schoolgaande kinderen in het lager

onderwijs steeg van 83% naar 90% en de genderkloof in het lager onderwijs werd gedicht. Ook werd de

kwaliteit van de volksgezondheid verbeterd. Er was minder kindersterfte, minder moedersterfte en het

aantal HIV-patiënten daalde met 40%. Meer mensen kregen ook toegang tot sanitaire faciliteiten en er

werd meer financiële hulp gedoneerd aan ontwikkelingslanden (Al Jazeera+, 2014). Volgens voormalig

VN Secretaris-Generaal (SG) Ban Ki-moon waren de MDG’s “the most succesful anti-poverty

movement in history” (UN, The Millennium Development Goals Report, 2015, p. 3).

De Sustainable Development Goals (SDG’s) kan men beschouwen als de opvolgers van de MDG’s,

hoewel zij ook hun oorsprong vinden in de Rio+20 VN-conferentie omtrent Duurzame Ontwikkeling

(UNCSD). Na talloze intergouvernementele onderhandelingen en na brede consultatieprocessen

ontstond er een consensus over 17 duurzame doelstellingen, een pak meer dan bij de MDG’s3. Waar bij

de MDG’s de focus lag op de klassieke ontwikkelingsthema's, stelt de SDG-agenda duurzame

1 Voor de exhaustieve lijst van MDG’s, zie bijlage 1. 2 Het woord ‘target’ is moeilijk te vertalen naar het Nederlands. Het impliceert een doelstelling, die concreet en

meetbaar is. Het woord zal in deze scriptie regelmatig gebruikt worden. 3 Voor de exhaustieve lijst van SDG’s, zie bijlage 2.

Page 8: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

8

ontwikkeling voorop. Duurzame ontwikkeling impliceert een uiting van bezorgdheid omtrent milieu en

socio-economische kwesties, in combinatie met aandacht voor intergenerationele gerechtigheid

(Hopwood, Mellor, & O'Brien, 2005). De SDG-agenda is dus veel ambitieuzer op sociaal en ecologisch

vlak dan de MDG-agenda. Er komt een uitgebreid spectrum van thema’s aan bod: toegang tot sociale

bescherming, universele gezondheidsdekking, energie, tewerkstelling, infrastructuur, duurzame steden,

consumptie en productie, het bestrijden van klimaatverandering, het beschermen van oceanen en

ecosystemen, het belang van vredevolle instellingen… (UN, The Sustainable Development Goals

Report, 2016).

Tegen 2030 moeten de SDG’s hun doelen bereikt hebben. De slaagkansen zijn moeilijk te voorspellen

aangezien die afhankelijk zijn van een groot aantal factoren. Het is moeilijk te voorspellen hoe de

doelstellingen zullen doorsijpelen naar lagere niveaus en het al dan niet slagen van de SDG’s is

bovendien ook afhankelijk van niet voorspelbare factoren zoals oorlogen en conflicten (Lesage, 2014).

Volgens het ‘SDG-progress report’ van 2018 gaat de implementatie van doelstellingen te traag en

moeten de lidstaten meer inspanningen leveren indien ze doelstellingen tegen 2030 willen halen. Het

jaar 2019 zal bepalend zijn voor het verdere verloop van de SDG-agenda. De staatsleiders zullen in

september samenkomen tijdens een Algemene Vergadering van de VN in New York om de voortgang

van de SDG’s bespreken. Het zal een uitgekozen moment zijn om de kans op slagen van de SDG-agenda

te beïnvloeden (Bogaert, 2018).

Wat zeker is, is dat de SDG’s op een andere manier moeten worden aangepakt dan de MDG’s, gezien

hun inhoudelijke verschillen. De Millennium doelstellingen kunnen beschouwd worden als het

‘laaghangend fruit’. Ze werden grotendeels bereikt dankzij economische groei in ontwikkelingslanden

zoals China en India. De economische groei bevorderde het algemeen welzijn en zorgde voor minder

armoede. Om de nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken zal er echter meer nodig zij dan louter

economische groei in de VN-lidstaten. Er zullen inspanningen nodig zijn op economisch, sociaal en

milieuniveau, en dat van alle lidstaten (Green, 2015).

Dat de MDG’s en de SDG’s inhoudelijk met elkaar verschillen en dus op een verschillende manier

moeten bereikt worden, is duidelijk. Maar waarom verschillen beide sets van doelstellingen nu

inhoudelijk van elkaar? Wat zijn de belangrijkste verschuivingen? Vertonen ze ook gelijkenissen?

Welke factoren kunnen die verschillen en gelijkenissen verklaren? Het doel van deze masterproef is om

na te gaan in welke mate er sprake is van (dis)continuïteit tussen de MDG’s en de SDG’s. Er zullen

verklaringen voor die (dis)continuïteiten gezocht worden in de ontstaansprocessen van beide sets van

doelstellingen. Die ontstaansprocessen zullen op drie verschillende manieren benaderd worden: vanuit

een functionele invalshoek, de ideologische invalshoek en de institutionele invalshoek. Er wordt

verondersteld dat binnen die drie dimensies factoren kunnen worden gevonden die de belangrijkste

verschillen en gelijkenissen tussen de MDG’s en de SDG’s kunnen verklaren.

Page 9: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

9

II. LITERATUUROVERZICHT

Eerst en vooral is het belangrijk om te gaan kijken naar de meest beduidende bevindingen in de

wetenschappelijke literatuur omtrent het onderwerp van deze scriptie. De bedoeling is om de

belangrijkste standpunten binnen het academische debat te bespreken en te kaderen. Het aantal

wetenschappelijke papers over de MDG’s en de SDG’s is groot. Daarom beperkt dit overzicht zich tot

literatuur die specifiek handelt over thema’s die relevant zijn en dicht aanleunen bij de centrale

onderzoeksvraag. Het doel van deze scriptie is om de belangrijkste (dis)continuïteiten tussen de MDG’s

en de SDG’s te verklaren. Hieronder worden in eerste instantie de belangrijkste academische

bevindingen omtrent het ontstaansproces van de Millennium doelstellingen besproken en in tweede

instantie worden die van het ontstaansproces van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen besproken.

2.1 De Millennium doelstellingen (MDG’s)

In september 2000 stelde de VN zijn de nieuwe ontwikkelingsagenda voor met de VN-Millennium

Verklaring (UNGA, A/55/2, 2000). Een klein jaartje later, in 2001 werden de MDG’s formeel

aangenomen. Later, tot en met 2007, werden ze verder verfijnd en gespecifieerd. De MDG’s bundelen

8 doelstellingen, 18 targets en 48 indicatoren om de doelstellingen te meten. Binnen academische

kringen bestaat er consensus over het feit dat de MDG’s ontstaan zijn dankzij een complexe mix van

processen en factoren. Sommige academici zijn enthousiaster dan andere over de MDG’s. De ene vindt

de bekomen resultaten bevredigend terwijl de andere vindt dat de doelstellingen niet voldoende

verregaand waren. Ook zijn er auteurs die tevreden zijn met hoe de MDG’s tot stand kwamen, terwijl

andere het ontstaansproces niet voldoende inclusief en democratisch vinden.

Academici zijn het met elkaar eens dat de kern van de MDG’s herleid kan worden naar uitkomsten van

betekenisvolle conferenties van de jaren ’90 omtrent sociaal welzijn, milieu, onderwijs en

gendergelijkheid. Zo hebben de VN-Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling (UNCED) in Rio van

1992 en de Top inzake Sociale Ontwikkeling in Kopenhagen (WSSD) van 1995 bijvoorbeeld

interessante ideeën naar voren geschoven die werden overgenomen in de MDG’s (McArthur, 2014).

Volgens verschillende auteurs hebben ook ontwikkelingen binnen organisaties zoals de Wereldbank,

het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en vooral Organisatie voor Economische Samenwerking en

Ontwikkeling (OESO) een invloed gehad op de uiteindelijke inhoud van de Millennium doelstellingen

(Borowy, 2015). De MDG’s ontstonden dus zowel vanuit een VN-beleidskader als vanuit het

institutioneel kader van andere organen. Ook het neoliberalisme, dat overheersend was in de jaren 1980

en 1990 en de focus legt op liberalisering en deregulering, zou volgens de meeste wetenschappelijke

publicaties zijn stempel hebben gezet op de MDG’s. De MDG’s zouden dus ontwikkeld zijn binnen een

dominant neoliberaal politiek kader (Carant, 2017; Gupta & Vegelin, 2016; Weber, 2014).

Page 10: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

10

Wat het besluitvormingsproces en de betrokkenheid van actoren betreft, staan de meeste academici op

dezelfde lijn. Het besluitvormings- en consultatieproces was elitair en ‘top-down’. Vooral de

grootmachten en experten van internationale ontwikkelingsorganisaties hadden het voor het zeggen en

er was te weinig betrokkenheid van ontwikkelingslanden, middenveldorganisaties en de privésector. De

besluitvorming verliep achter gesloten deuren door een elitaire groep landen en experten en er was slecht

consultatie van belanghebbenden (Borowy, 2015; Fox & Stoett, 2016; Fukunda Parr, 2016; Kharas &

Zhang, 2014; Rosenbaum, 2015; Turshen, 2014) .

Over de waarde van de MDG’s is de verdeeldheid binnen academische kringen groot. Sommigen zien

de MDG’s als een beduidend instrument voor verandering en vooruitgang en beschouwen ze als

gedeeltelijk geslaagd in hun opzet (Hulme, 2009; Sachs, 2012). Anderen, daarentegen, zijn eerder

sceptisch. De ontwikkelingsdoelstellingen waren politiek wel belangrijk en significant, maar niet per se

efficiënt en legitiem (Borowy, 2015; Carant, 2017; Kharas & Zhang, 2014; Lesage, 2014; Rosenbaum,

2015; Turshen, 2014; Weber, 2014).

De meest voorkomende kritieken werden geuit ten aanzien van het gesloten ‘top-down’

besluitvormingsproces, het gebrek aan engagement van ontwikkelde landen (MDG 8 in verband met

globale samenwerking werd niet bereikt4), en ten aanzien van de nauwe focus op het impliciete

economische aspect van ontwikkeling. Ook werd er gezegd dat de doelstellingen te ambitieus waren,

erg simplistisch, met een te grote focus op data-beschikbaarheden en niet aangepast aan nationale noden

(Fehling, Nelson, & Venkatapuram, 2013). Sommige auteurs stelden zelfs dat het moeilijk is om te

weten in welke mate de MDG’s nu eigenlijk een impact hebben gehad op armoedebestrijding.

Hoewel de Millennium doelstellingen niet perfect zijn, creëerden ze wel een opportuniteiten voor het

intellectueel debat en voor de onderzoeksagenda’s. Ze waren een belangrijke motor voor de politieke

economie van ontwikkeling op globaal niveau (Saith, 2006).

2.2 De duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)

De SDG’s worden beschouwd als de opvolgers van de MDG’s. Ze zijn ontstaan vanuit twee

verschillende dynamieken, namelijk de VN post-2015 ontwikkelingsagenda en de VN-beleidslijn

duurzame ontwikkeling. Daarom wordt het ontstaan van de SDG’s vaak een ‘twin track process’

genoemd (Fox & Stoett, 2016; Fukunda Parr, 2016; Lesage, 2014). De implementatie van de SDG’s

ging van start op 1 januari 2016 en tegen 2030 moeten de doelstellingen bereikt zijn. De grootste

4 MDG 8 had als doel een globale ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. Voor deze doelstelling werden er

echter geen concrete kwalitatieve en tijdsgebonden doelstellingen gezet. Rijke ontwikkelde landen zoals de VS

waren niet klaar om zich in zo’n mate in te zetten. Toch namen enkele landen unilaterale initiatieven. De EU

bijvoorbeeld wou de EU-lidstaten verplichten om 0,7% van hun BNI te laten bijdragen aan ontwikkeling.

Hoewel het totaal aantal ontwikkelingshulp van ontwikkelde landen steeg, werd de 0,7% bnp doelstelling nooit

bereikt.

Page 11: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

11

vernieuwing van de Agenda 2030 is de focus op duurzame ontwikkeling. Het begrip ‘duurzame

ontwikkeling’ heeft drie dimensies: een sociale dimensie, een milieudimensie en een economische

dimensie. Binnen de VN heeft men het ook wel over ‘people, planet & prosperity’ (UNGA,

A/RES/70/1, 2015). Door die drie dimensies met elkaar te laten interageren kunnen op lange termijn

fundamentele uitdagingen voor de mensheid worden aangepakt (Lesage, 2014).

De SDG’s bundelen 17 doelstellingen, 169 targets en zo een 232 indicatoren om de doelstellingen te

meten. Dat zijn er een pak meer dan de MDG’s. Maar waarom is de agenda van de SDG’s veel breder

dan die van de MDG’s? Dit kan deels verklaard worden door de kritieken die geuit werden op de

Millennium doelstellingen. Zo werden de MDG’s bijvoorbeeld bekritiseerd ten aanzien van het gebrek

aan inclusiviteit van het consultatie- en participatieproces. Volgens verschillende auteurs, werd hier

rekening mee gehouden bij de SDG’s. Het besluitvormingsproces bij de SDG’s was inclusief en veel

meer toegankelijk dan bij de MDG’s (Debaere, Lesage, & Van der Straten, 2015). Lidstaten, actoren en

belanghebbenden kregen toegang tot de onderhandelingen. Fukunda Parr (2016) stelt dat de breedheid

van de SDG-agenda verklaard kan worden net door die hoge participatiegraad. Door meer actoren te

consulteren wordt licht geworpen op een groter aantal problemen. Volgens academici heeft de bredere

agenda ook te maken met de paradigmashift naar duurzame ontwikkeling. Sachs (2012) beweert dat de

keuze voor duurzaamheid binnen de post-2015 agenda te verklaren valt door een aantal externe,

functionele factoren zoals nieuwe milieu-uitdagingen, snelle bevolkingsgroei en de steeds toenemende

sociale ongelijkheden.

Net zoals bij de MDG’s, wordt ook de waarde van de SDG’s in het wetenschappelijke debat in vraag

gesteld. Terwijl hiervoor vernoemde auteurs ervan overtuigd zijn dat het SDG-besluitvormingsproces

inclusief en democratisch was, vinden anderen dat er te weinig transparantie was (Fox & Stoett, 2016).

Bovendien vinden bepaalde onderzoekers dat de doelstellingen niet voldoende op een cross-sectorale

manier geïnstitutionaliseerd worden (Boas, Biermann, & Kanie, 2016). Ook worden de goals te weinig

gezien als een samenhangend geheel. Ze worden te veel los van elkaar gezien en te weinig op een

holistische manier (Gupta & Vegelin, 2016). Dit zorgt voor spanningen en contradicties tussen sommige

goals.

Over het algemeen kan er opgemerkt worden dat de bestaande wetenschappelijke literatuur er van

uitgaat dat het ontstaan van de MDG’s en de SDG’s beïnvloed werd door verschillende zaken en

processen. In de meeste onderzoeken wordt wel één of andere externe, ideologische of institutionele

invloed besproken die een impact heeft gehad op de ontwikkeling van beide agenda’s. Toch ontbreekt

er, in de bestaande wetenschappelijke literatuur, een algemeen overzicht, waarin de MDG’s concreet

vergeleken worden met de SDG’s en waarin factoren worden besproken die de verschillen en

gelijkenissen tussen de MDG- en de SDG-agenda kunnen verklaren.

Page 12: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

12

III. PROBLEEMSTELLING

3.1 Probleemomschrijving en relevantie

In deze scriptie wordt de mate van continuïteit tussen de MDG’s en de SDG’s onderzocht. Er zal

gekeken worden naar de belangrijkste inhoudelijke verschillen en gelijkenissen tussen beide agenda’s

en er zal gezocht worden naar verklaringen hiervoor in hun ontstaansprocessen. Waarom zijn er

inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s? In welke mate verschillen de

ontstaansprocessen van beide sets van doelstellingen? Kunnen (dis)continuïteiten tussen die processen

ook verklaren waarom er inhoudelijke verschuivingen zijn tussen de agenda’s? De meerwaarde van deze

paper ligt niet in het louter vergelijken van de MDG’s en de SDG’s, maar vooral in het verklaren van

die verschillen en gelijkenissen. Welke factoren kunnen de mate van verschuiving verklaren?

Een grondige analyse van de mate van continuïteit tussen beide sets van ontwikkelingsdoelstellingen

kan niet alleen interessante wetenschappelijke inzichten opleveren, het kan ook belangrijke

tekortkomingen in de bestaande literatuur omtrent dit thema opvullen. De meeste bestaande

onderzoeken beperken zich tot het analyseren van een bepaalde doelstelling, tot het beschrijven van het

ontstaan van de doelstellingen of tot het evalueren ervan. Er bestaan wel wetenschappelijke onderzoeken

die de MDG’s en de SDG’s vergelijken, maar slechts weinig bekijken de sets van

ontwikkelingsdoelstellingen op een holistische manier en zoeken naar een verklaringen voor de

verschillen tussen beide.

Bovendien kan dit onderzoek ook maatschappelijk betekenisvol zijn en een bijdrage leveren aan het

academische debat. Zo kan het bijvoorbeeld inzicht geven in de evolutie van het VN-

ontwikkelingsbeleid en aangeven in welke mate de ontwikkelingsdoelstellingen een meerwaarde

vormen in de transitie naar een duurzame wereld. Bovendien kan dit onderzoek ook inzicht geven in de

mate waarin het VN-beleid wordt beïnvloed door verschillende interne en externe factoren zoals

conflicten, crisissen, natuurrampen, ideologische debatten, conferenties, institutionele processen,

beleidslijnen en onderhandelingsmethodes. Weten welke factoren het VN-ontwikkelingsbeleid

beïnvloeden kan helpen om belangrijke evoluties beter te begrijpen, te beoordelen en te voorspellen.

3.2 Onderzoeksvragen

De centrale onderzoeksvraag van deze paper luidt als volgt: ‘In welke mate is er sprake van

(dis)continuïteit tussen de MDG’s en de SDG’s? Hoe kunnen de belangrijkste verschillen en

gelijkenissen verklaard worden?’. In deze scriptie worden de MDG’s en de SDG’s met elkaar

vergeleken. Er wordt gezocht naar de belangrijkste verschuivingen en continuïteiten tussen beide

agenda’s en naar de politiekwetenschappelijke verklaringen daarvoor. Verklaringen zullen gezocht

worden door te kijken naar de ontstaansprocessen van de MDG’s en de SDG’s. De ontstaansprocessen

Page 13: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

13

zullen vanuit verschillende invalshoeken benaderd worden. Er zal gekeken worden naar drie

verschillende dimensies: de functionele dimensie, de ideologische dimensie en de institutionele

dimensie. Binnen die drie dimensies zal er op zoek worden gegaan naar verklaringen voor de verschillen

en de gelijkenissen tussen de MDG’s en de SDG’s. Kunnen functionele, ideologische en institutionele

factoren verklaringen bieden voor (dis)continuïteiten tussen de MDG- en de SDG-agenda? De drie

dimensies zullen hieronder verder worden toegelicht aan de hand van de deelvragen.

De eerste deelvraag gaat in op de functionele dimensie en gaat als volgt: ‘Welke factoren op het terrein

hebben de ontstaansprocessen van de MDG’s en de SDG’s beïnvloed?’. Er wordt gekeken naar de

mondiale realiteit waarin de doelstellingen werden ontwikkeld en naar hoe die de doelstellingen

beïnvloed heeft. Welke thematische problemen waren er op het terrein waarvoor oplossingen moesten

worden gezocht door middel van doelstellingen? De ontwikkelingsdoelstellingen zijn een vorm van

governance die als functie hebben een aantal thematische en mondiale problemen op te lossen. Bij deze

deelvraag wordt ervan uitgegaan dat zaken zoals armoede, honger, gebrek aan welzijn en sociale

zekerheden, klimaatveranderingen, natuurrampen, conflicten en financiële crisissen een invloed hebben

uitgeoefend op de ontwikkeling van de MDG’s en de SDG’s. Er zal gekeken worden naar de mate van

continuïteit tussen de globale uitdagingen bij de ontwikkeling van de MDG’s, en de globale uitdagingen

bij de ontwikkeling van de SDG’s. Kunnen de verschillen en gelijkenissen in functionele factoren ook

inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de agenda’s verklaren?

De tweede deelvraag gaat in op de ideologische dimensie: ‘Hoe werd de functionele realiteit omgezet

in ideologische debatten? Welke oplossingen werden naar voren geschoven voor de globale

uitdagingen?’. Deze deelvraag bouwt verder op de eerste deelvraag en kijkt naar hoe globale problemen

zich hebben vertaald in ideologische debatten. Er wordt hier gekeken naar hoe de inhoud van de

doelstellingen tot stand kwam door te kijken naar het intellectueel, maatschappelijk en ideologisch

debat. Welke standpunten, argumenten, studies en rapporten waren prominent en bepalend voor de

inhoud van de doelstellingen? Welke actoren waren relevant en namen het voortouw in de debatten?

Voor deze deelvraag wordt er voornamelijk gekeken naar ideeën van relevante (ontwikkelings)organen

en instellingen, VN-lidstaten en andere belanghebbenden. Zijn er verschillen tussen de ideologische

discussies die de MDG’s vooraf gingen en degene die de SDG’s vooraf gingen? Kunnen ideologische

verschillen en gelijkenissen ook een aantal inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de agenda’s

verklaren?

De derde en laatste deelvraag gaat tenslotte in op de institutionele dimensie: ‘Vanuit welke

beleidslijnen ontstonden de MDG’s en de SDG’s? Hoe werden ideologische debatten vertaal op

institutioneel niveau?’. Bij deze deelvraag wordt er gekeken naar de manier waarop de MDG’s en de

SDG’s in een institutioneel kader werden gegoten. Er wordt gekeken naar instituties, methodiek,

Page 14: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

14

beleidsprocessen en onderhandelingsmethodes. De MDG’s en SDG’s ontstonden op een volledig

verschillende manier. Het is interessant te gaan kijken hoe dat precies gebeurde en waarom dat zo is.

Ook zal er gekeken worden naar hoe bepaalde thema’s op institutioneel niveau werden geïntegreerd op

de internationale ontwikkelingsagenda. Welke organisaties zorgden voor consolidatie op hoog niveau

van bepaalde standpunten ten aanzien van ontwikkeling? Net zoals bij de vorige twee dimensies, zal er

gekeken worden naar de mate van continuïteit tussen de institutionele ontstaansprocessen van de MDG’s

en de SDG’s. Kunnen die verschillen en gelijkenissen inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de

ontwikkelingsagenda’s verklaren?

IV. THEORETISCH KADER

Het doel van deze masterproef is om een structuur te creëren in de complexiteit van de beleidsprocessen

van de MDG’s en van de SDG’s. De totstandkoming van beide sets van ontwikkelingsdoelstellingen

was bijzonder ingewikkeld. Er moet dus naar een analysekader worden gezocht om vorm te geven aan

die complexiteit. In dit onderzoek wordt er gefocust op de ontstaansprocessen van de MDG-agenda en

van de SDG-agenda. De bedoeling is om bepaalde dynamieken bloot te leggen door het ontstaan van de

ontwikkelingsagenda’s te benaderen vanuit verschillende invalshoeken. Er werd gekozen om de te

kijken naar drie verschillende dimensies van de ontstaansprocessen. De eerste dimensie is de functionele

dimensie, de tweede is de ideologische dimensie en de derde is de institutionele dimensie.

De functionele dimensie gaat in op de mondiale realiteit, de situatie op het terrein, de globale uitdagingen

en problemen. Welke problemen op het terrein waren aanwezig bij de ontwikkeling van de

doelstellingen waarvoor governance werd gezocht? Op welke globale uitdagingen werd er door middel

van de goals naar antwoorden gezocht? Het gaat hier in feite om problemen zoals armoede, honger,

virusuitbraken, klimaatveranderingen, crisissen, humanitaire en natuurrampen… waarvoor op

internationaal niveau naar governance wordt gezocht. Die governance heeft dan als ‘functie’ om die

problemen op te lossen.

De ‘functionele dimensie’ van dit onderzoek is geïnspireerd op het functionalisme uit de sociologie en

de internationale betrekkingen. In de theorie van de internationale betrekkingen, vertrekt het

functionalisme vanuit het principe dat statelijke en niet-statelijke actoren gedeelde interesses hebben in

een proces van globale integratie. Het functionalisme stelt voor om een vorm van autoriteit te creëeren

in functie van de noden van de samenleving (Rosamond, 2000). Wanneer globale problemen zoals

armoede, honger, klimaatverandering, crisissen, humanitaire en natuurrampen de samenleving in zijn

geheel raken, is het dus best om samen oplossingen te gaan zoeken voor die problemen. Dat is net wat

de VN doet met de ontwikkelingsdoelstellingen. Het gaat door middel van die doelstellingen op zoek

Page 15: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

15

naar gepaste antwoorden op de globale uitdagingen. Dit brengt ons dan bij de sociologische interpretatie

van het functionalisme. Functionalisme betekent volgens de sociologische wetenschappen dat sociale

verschijnselen een bepaalde functie vervullen in de samenleving en dat die verschijnselen onderling

samenhang vertonen (Eidhof, Van Houtte, & Vermeulen, 2016). Wanneer doelstellingen ontwikkeld

worden door de VN, heeft dit een welbepaalde functie, namelijk het tegemoetkomen aan de noden van

de samenleving.

De ideologische dimensie gaat in op de ideologische en maatschappelijke debatten omtrent zaken die

gelinkt zijn met menselijke ontwikkeling. Het kijkt naar de debatten die voortvloeien uit de problemen

op het terrein. Welke oplossingen werden voorgesteld voor de globale uitdagingen van het tijdperk?

Welke ideeën, ideologieën, debatten, discussies, rapporten waren betekenisvol op internationaal niveau

omtrent armoedebestrijding, sociale bescherming, economische ontwikkeling en milieu? Problemen op

het terrein zorgen ervoor dat men gaat nadenken over oplossingen voor die problemen. Hoe kunnen die

problemen beantwoord worden? Hoe kunnen die in de toekomst vermeden worden? Het ideologische

luik gaat dus vooral over de standpunten die werden ingenomen op internationaal niveau omtrent de

mondiale problemen.

Ten slotte, is er nog de institutionele dimensie van dit onderzoek. Die gaat in op de institutionele

totstandkoming van de doelstellingen. Hoe werden de ideologische debatten omgezet op institutioneel

niveau? Welke beleidslijnen, onderhandelingsprocessen, vergaderingen, rapporten en officiële teksten

hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de MDG- en de SDG-agenda? Hoe werden die dan vertaald

in een lijst van doelstellingen? Hier zal vooral gekeken worden naar VN-conferenties -tops, -

bijeenkomsten, -teksten en naar officiële teksten, verklaringen en aanbevelingen van belangrijke

internationale organisaties zoals de OESO, de Wereldbank, het IMF, de IAO, de WHO enz.

Maar waarom worden die drie dimensies nu gebruikt om een antwoord te formuleren op de centrale

onderzoeksvraag? De hypothese van dit onderzoek, gebaseerd op het literatuuroverzicht en op

verschillende gesprekken met de promotor van deze masterproef, veronderstelt dat er binnen de

functionele, de ideologische en de institutionele dimensie verklaringen kunnen worden gevonden voor

de belangrijkste (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s. De ontwikkeling van beide agenda’s

werd namelijk gestuurd door zowel problemen op het terrein, door de ideologische debatten die daaruit

voortvloeien en door de institutionele beleidslijnen waaruit de agenda’s zijn ontstaan.

Problemen op het terrein (functioneel) kunnen leiden tot verschillende vormen van governance.

Ideologische en institutionele factoren bepalen in grote mate hoe die governance er dan precies zal

uitzien. Stel nu dat een bepaalde crisis een grote negatieve impact heeft op de globale samenleving

(functioneel). Doordat talloze mensen geraakt worden door die crisis, zal er gedebatteerd worden in

maatschappelijke, academische en politieke kringen, over oplossingen om de crisis te boven te komen

Page 16: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

16

en om dergelijke crisissen in de toekomst te vermijden (ideologisch). Wanneer een bepaald standpunt

dan voldoende achterban heeft, van experten, academici, beleidsmakers of andere belanghebbenden,

kan dat standpunt geconsolideerd worden op institutioneel niveau door een organisatie door middel van

een verklaring, een resolutie, een aanbeveling of een conferentie (institutioneel). Zo kan een natuurramp

bijvoorbeeld het maatschappelijke debat inzake milieubeleid aanwakkeren, waarna instituties hun beleid

hierop gaan afstemmen.

De functionele, de ideologische en de institutionele dimensie kunnen er dus voor zorgen dat de

complexiteit van de MDG- en SDG-ontstaansprocessen overzichtelijk wordt. De dimensies kunnen

inzicht geven in de dynamiek die geleid heeft tot het ontstaan van de ontwikkelingsagenda’s en kunnen

de beleidsprocessen vormgeven en toelichten.

V. ONDERZOEKSOPZET EN METHODOLOGIE

De onderzoeksvraag van deze masterproef zal beantwoord worden door middel van een

literatuuronderzoek. Het doel van het literatuuronderzoek is om de (dis)continuïteiten tussen de MDG’s

en de SDG’s bloot te leggen en die te verklaren door te gaan kijken naar de ontstaansprocessen van

beide ontwikkelingsagenda’s vanuit drie verschillende invalshoeken: een functionele invalshoek, een

ideologische en een institutionele.

Zowel primaire als secundaire bronnen zullen geraadpleegd worden om antwoorden te vinden op de

onderzoeksvragen. VN-teksten die betekenisvol waren in het ontstaansproces van de MDG- en de SDG-

agenda zullen geconsulteerd worden, net zoals de uiteindelijke MDG- en SDG-teksten. Daarnaast zullen

ook andere officiële teksten zoals rapporten, verklaringen, resoluties en aanbevelingen, van

internationale organisaties en VN-deelorganen, die betrekking hebben tot menselijke ontwikkeling,

geraadpleegd worden. Eveneens zullen verklarende en kritische wetenschappelijke bronnen aan bod

komen in deze scriptie. De combinatie van al die bronnen zal inzicht geven in de ontstaansprocessen

van de MDG’s en de SDG’s, in de verschillen en gelijkenissen tussen beide en in de verklaringen voor

die verschillen en gelijkenissen.

In de zoektocht naar verklarende factoren voor de (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s,

zal zowel de periode voor de ontwikkeling van de MDG’s bekeken worden (1990-2000) als de periode

voor de ontwikkeling van de SDG’s (2001-2015). De meeste verklarende factoren voor de

verschuivingen tussen de Millennium Agenda en de Agenda 2030 zullen echter gevonden worden in de

periode tussen 2001 en 2015. Veel nieuwe elementen die aanwezig zijn op de SDG-agenda kunnen

Page 17: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

17

namelijk verklaard worden door nieuwe functionele, ideologische en institutionele factoren die

ontstonden tijdens die periode.

Het literatuuronderzoek zal bestaan uit vier verschillende onderdelen en zal opgebouwd worden als

volgt. In eerste instantie zal er een algemeen overzicht gegeven worden van hoe de MDG’s en de SDG’s

precies zijn ontstaan. De belangrijkste stappen in de ontstaansprocessen zullen beschreven worden en

de meeste relevante officiële teksten zullen benoemd worden. Op die manier is het makkelijker voor de

lezer van de deze scriptie om het verder verloop van het onderzoek te begrijpen. In tweede instantie zal

het functionele luik besproken worden, in derde instantie het ideologisch luik en ten slotte het

institutioneel luik. Bij de functionele dimensie zal er gekeken worden in welke mate problemen op het

terrein de ontwikkeling van de goals hebben beïnvloed. Er zal gekeken worden of er sprake is van een

functionele verschuiving tussen de MDG’s en de SDG’s en er zal gekeken worden of die functionele

verschillen enkele inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG- en de SDG-agenda kunnen verklaren.

Bij het ideologische luik, zal er op dezelfde manier te werk worden gegaan. Er zal gekeken worden in

welke mate ideologische debatten de ontwikkeling van de agenda’s hebben beïnvloed. Bij het

institutionele luik zal er dan gekeken worden naar de mate waarin beleidsprocessen en

onderhandelingsmethodes beide sets van ontwikkelingsdoelstellingen hebben beïnvloed.

Eerst wordt het functionele luik besproken, gevolgd door het ideologische en het institutionele luik. Het

onderzoek volgt die opbouw aangezien die overeenkomt met de chronologische volgorde van

gebeurtenissen. Eerst ontstaat er een probleem op het terrein op het functioneel niveau. Dan pas wordt

het ideologisch debat op gang gezet, waarbinnen gedebatteerd wordt over oplossingen voor die

problemen op het terrein. Wanneer een consensus ontstaat over een oplossing, en wanneer die

ondersteund wordt door experten, kan die op institutioneel niveau ingebed worden in het beleid van een

internationale organisatie en dus worden overgenomen door de VN-ontwikkelingsdoelstellingen.

Elke dimensie zal ingeleid worden door een deel waarin de verschuiving van klassieke naar duurzame

ontwikkeling zal worden besproken. In het functioneel deel zal er gekeken worden naar de functionele

verklaringen voor die verschuiving, in het ideologisch deel naar de ideologische verklaringen en in het

institutioneel deel naar de institutionele verklaringen. Het is namelijk zo dat de verklaringen voor de

agendasetting van duurzame ontwikkeling ook vaak verklaren waarom andere thema’s op de SDG-

agenda werden gezet. Na het inleidend deel over duurzame ontwikkeling, zullen bij elke dimensie

verschuivingen besproken worden die verklaard kunnen worden door factoren van die dimensie.

Gezien de omvang van de MDG- en de SDG-agenda’s kunnen niet alle ontwikkelingsthema’s in deze

scriptie aan bod komen. Er werden dus keuzes gemaakt en enkel de meest opmerkelijke verschuivingen

en continuïteiten worden besproken. Bij het functioneel en het ideologisch luik worden de thema’s

Page 18: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

18

ingedeeld in vijf verschillende clusters, gebaseerd op de vijf P’s van de VN Agenda 2030: people, planet,

prosperity, peace en partnership (UNGA, A/RES/70/1, 2015). Bij people zullen de verschillende

dimensies van armoede en honger aan bod komen en bij prosperity, de thema’s die gelinkt zijn met

welvaart, en economische en sociale vooruitgang. Onder planet zullen onderwerpen besproken worden

in verband met het beschermen van de planeet, duurzame consumptie en productie, natuurlijke middelen

en actie ten aanzien van klimaatverandering. Ten slotte zal er in peace gesproken worden over

vredevolle en inclusieve samenlevingen en in partnership de implementatiemiddelen, het engagement

van actoren en globale solidariteit.

Het institutionele luik van dit onderzoek zal een andere structuur volgen dan het functionele luik en het

ideologische luik, aangezien de institutionele dimensie niet gaat over de inhoud van de doelstellingen,

maar over de manier waarop ze tot stand kwamen binnen instituties. Er zal niet gewerkt worden met de

5 p’s maar de drie belangrijkste institutionele verschuivingen zullen worden besproken. Er zal ook

worden opgemerkt dat die drie verschuivingen ook deels inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG’s

en de SDG’s kunnen verklaren.

Aangezien de drie dimensies nauw met elkaar verbonden zijn en vaak in elkaar overvloeien, is het

onmogelijk om ze volledig los van elkaar te behandelen. Het is dus noodzakelijk om het onderzoek op

een holistische manier aan te pakken. Aangezien veel literatuur elementen bevat die betrekking hebben

tot zowel de functionele, de ideologische als de institutionele dimensie, zal het onderzoek niet lineair

worden uitgeschreven. De dimensies zullen door elkaar worden uitgeschreven en er zal vaak in de ene

dimensie naar de andere dimensies verwezen worden.

VI. LITERATUURONDERZOEK

6.1 Overzicht van de ontstaansprocessen van de MDG’s en de SDG’s

In dit eerste onderdeel van het literatuuronderzoek wordt er een algemeen en chronologisch overzicht

gegeven van de ontstaansgeschiedenis van de MDG’s en de SDG’s. De belangrijkste ontwikkelingen en

meest relevante documenten zullen worden aangehaald, zodanig dat het verder verloop het onderzoek

makkelijker te begrijpen is voor de lezer.

6.1.1 De Millennium doelstellingen (MDG’s)

De Millennium doelstellingen zijn ontstaan vanuit het doelmatig handelen van instellingen en vanuit

enkele toevalligheden (Hulme, 2009). Het MDG-proces illustreert goed de complexiteit en de

Page 19: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

19

onvoorspelbaarheid van globale beleidsprocessen. Verschillende historische antecedenten hebben

bijgedragen tot het ontstaan van de MDG’s.

Tijdens de jaren 1990, organiseerde de VN verschillende tops en conferenties. Dankzij die tops werden

een aantal relevante thema’s op de globale agenda omtrent menselijke ontwikkeling gezet. Zaken zoals

armoede, sociaal welzijn, vrouwenrechten, milieu… kregen plots veel publieke aandacht. Het besef

groeide dat een globale aanpak noodzakelijk was om menselijke ontwikkeling te bevorderen. Vaak werd

er echter geen gevolg gegeven aan de tops en raakten de verklaringen in vergetelheid. Toch zag de

Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (DAC), een subsidiair orgaan van de OESO, het belang

in van de verschillende VN-tops en nam het vanaf 1995 het initiatief om de uitkomsten van de tops

samen te bundelen in een lijst van doelstellingen. In het DAC-rapport ‘Shaping the 21st Century: The

Contribution of Development Cooperation’ (1996) werden de International Development Goals (IDG’s)

voorgesteld: 3 doelstellingen met een focus op economische groei, sociaal welzijn en een duurzaam

milieu.

Vanaf 1998 startte de VN de voorbereidingen voor de VN Millennim Assembly (UNGA,

A/RES/53/202, 1999). De bedoeling van die top was om oplossingen voor grote uitdagingen op de

agenda te zetten en het vertrouwen in de VN te herstellen. Naar aanleiding van die top publiceerde

toenmalig SG van de VN, Koffi Annan, het ‘We the Peoples: the role of the United Nations in the 21st

century’-rapport (2000). In dat rapport probeert hij, net zoals de DAC had gedaan, de meest beduidende

uitkomsten van de VN-tops van afgelopen decennium te coördineren. De bedoeling was om het

document dan te laten herzien door het publiek en door de lidstaten, zodanig dat de Millennium

Verklaring een succes zou zijn. Ondertussen werd er ook verder gespeculeerd binnen de VN, de OESO,

het IMF en de Wereldbank over de relevantie van de IDG’s en werd er gezocht naar harmonisatie. In

2000 publiceerden de VN, de OESO, de Wereldbank en het IMF het document ‘A Better World for All’.

Het document vertrok vanuit de IDG’s en had als doel de strijd tegen armoede te coördineren.

Toch bleef de VN sceptisch ten aanzien van de IDG’s, en wou het liever zelf een lijst van doelstellingen

opstellen. Dit gebeurde dan ook met de MDG’s, een jaar nadat de Millennium Verklaring werd

aangenomen (UNGA, A/55/2, 2000). In bijlage van het rapport voor de opvolging van de Millennium

Verklaring, de ‘Road Map Towards the Implementation on the United Nations Millennium Declaration’

(Annan, 2001), werd de oorspronkelijke lijst van MDG’s gepubliceerd. In het rapport werd de tekst van

de Millennium Verklaring verder uitgewerkt. Er werden een aantal concrete targets vastgelegd die

werden aangevuld door een aantal geschikte indicatoren voor toezicht en opvolging. Ook nationale

strategieën voor implementatie werden uitgewerkt. De MDG’s waren een feit: 8 concrete doelstellingen,

18 targets en 48 indicatoren werden naar voren geschoven met de bedoeling om armoede in de wereld

te onderdrukken. De MDG’s ontstonden net nadat de Millennium Verklaring werd aangenomen omdat

Page 20: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

20

de VN wou vermijden dat de Millennium Verklaring, net als vorige VN-verklaringen in vergetelheid

zou raken.

Tijdens de Conferentie over Ontwikkelingsfinanciering van 2002 in Monterrey, werden de

implementatiemiddelen voor de MDG’s op punt gesteld en werden enkele MDG-indicatoren verder

verfijnd. Ten slotte werden de MDG’s tussen 2002 en 2005 nog een laatste keer onder de loep genomen

door het Millennium Project. Tien verschillende ‘task forces’ rond op een specifiek thema werden

opgericht, waarbinnen werd gezocht naar de beste strategieën om de doelstellingen te bereiken en naar

gepaste indicatoren voor opvolging.

6.1.2 De duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)

De SDG’s zijn ontstaan vanuit een ‘twin track process’. Ze zijn niet alleen ontstaan vanuit het post-2015

VN-ontwikkelingskader, maar ook vanuit de VN-agenda omtrent duurzame ontwikkeling. Dit maakt het

ontstaansproces van de doelstellingen des te meer interessant.

Eerst en vooral ontstonden de SDG’s dus vanuit de VN-beleidslijn omtrent duurzame ontwikkeling. De

duurzame ontwikkelingsagenda van de VN ontstond in 1972, met de VN-conferentie omtrent Human

Environment in Stockholm. Dankzij die conferentie werd het principe van duurzame ontwikkeling van

belang in globale beleidsvorming. Het Brundtlandt-rapport, ‘Our Common Future’, bevestigde het

belang van duurzame ontwikkeling en stelde dat economische groei, sociaal welzijn en bescherming van

het milieu als een samenhangend geheel moeten worden behandeld. In het rapport werd gesteld dat

duurzame ontwikkeling een vorm van ontwikkeling is, die aan de behoeften van de huidige generatie

voldoet, zonder afbreuk te doen op het vermogen van volgende generaties om hun behoeftes te

vervullen. In 1992 kreeg het principe van duurzame ontwikkeling dan ook een belangrijke plaats tijdens

de befaamde Rio-conferentie, of de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling (UNCED).

In 2012, twintig jaar na de UNCED, werd een opvolgingsconferentie opgezet door de VN, namelijk de

Conferentie voor Duurzame Ontwikkeling (UNCSD), ook het wel de Rio+20 conferentie genoemd. In

het slotdocument van de conferentie, ‘The Future We Want’ (UNGA, A/RES/66/288, 2012), kwamen

de wereldleiders tot de conclusie dat de doelstellingen vastgelegd in 1992 nog lang niet bereikt waren

en dat er te weinig inspanningen werden gedaan om ze te bereiken. Duurzaamheid was nog veel te

weinig geïntegreerd in de politiek en in het bedrijfsleven (Sachs, 2015). Er werd dan ook voorgesteld

om over te gaan tot actie en om een lijst van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen op te stellen,

gebaseerd op het model van de Millennium ontwikkelingsdoelstellingen. Dit was een beduidende stap

in de aanloop naar de ontwikkeling van de SDG’s zoals we ze nu kennen. Een Open Working Group

(OWG) werd aangeduid om de lijst van duurzame doelstellingen op te stellen en een High Level Political

Page 21: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

21

Forum (HLPF) werd opgericht met als doel vooruitgang op te volgen en implementatie van de lijst te

bevorderen.

Ondertussen werd er ook binnen de VN-beleidslijn in verband met het post-2015 ontwikkelingskader

hevig gedebatteerd over een waardige opvolger voor de MDG’s. In 2010 werd er, dankzij het initiatief

van SG Ban Ki-moon, tijdens een VN-top onofficieel gesproken over het belang van een sterk post-

2015 ontwikkelingskader. De VN-lidstaten onderstreepten het belang van open en inclusieve

consultaties met betrokkenheid van middenveldorganisaties, de privésector, academici en

onderzoeksorganisaties bij de ontwikkeling van de Agenda 2030 (UNGA, A/RES/65/1, 2010).

In 2012, in navolging van die top in 2010, werd een ‘High-Level Panel (HLP) of Eminent Persons on

the Post-2015 Development Agenda’ opgericht om advies te geven over het globaal ontwikkelingskader

na 2015. Het paneel werd voorgezeten door de voormalig president van Indonesië, Susilo Bambang

Yudhoyono, de voormalig president van Liberia, Ellen Johnson Sirleaf en de voormalig premier van het

Verenigd Koninkrijk, David Cameron. Regeringen, leiders van middenveldorganisaties en de private

sector werden betrokken bij de consultaties. Het werk van het paneel werd goed gecoördineerd met het

werk van de intergouvernementele OWG die opgericht werd om Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen

te creëren binnen het Rio+20 spoor (UN, (b)sd).

In 2013, tijdens het speciaal evenement voor de opvolging van de MDG’s (68ste sessie van de Algemene

Vergadering), ging het post-2015 ontstaansproces officieel van start. De SG kreeg advies van het HLP

van Eminente Personen door middel van een rapport. Het belang van de Rio+20 Verklaring werd

onderstreept, net zoals de uitkomsten van andere belangrijke VN-conferenties. Vanaf de 69ste sessie van

de Algemene Vergadering begonnen de intergouvernementele onderhandelingen (UNGA, A/68/L.4,

2013).

SG Ban Ki-moon kreeg de opdracht om input te verzamelen die relevant was voor de ontwikkeling van

de post-2015 agenda, en dat voor het einde 2014. Hij verzamelde talloze informatie: uitkomsten van

VN-conferenties, rapporten van VN-organen en input van belanghebbenden (ngo’s en internationale

organisaties). Ook de mening van burgers werd geraadpleegd dankzij de ‘MY World’-enquête. Alle

beschikbare en bruikbare input werd dan uiteindelijk gecoördineerd door het VN Departement van

Economische en Sociale Zaken en samengebundeld in een rapport: ‘The Road to Dignity by 2030:

Ending Poverty, transforming all Lives and protecting the planet’ (UNGA, A/69/700, 2014).

Stilaan kwam het besef dat het niet efficiënt was om de post-2015 agenda en de Rio+20 doelstellingen

naast elkaar te ontwikkelen. Er werd dus besloten om beide sporen samen te voegen. In 2014 publiceerde

de OWG, die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van duurzame doelstellingen binnen de VN-

Page 22: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

22

beleidslijn voor duurzame ontwikkeling, een voorstel van 17 doelstellingen en 169 targets. In een

resolutie stelde de Algemene Vergadering dan dat het voorstel als basis zou dienen voor de opvolging

van de MDG’s. Het VN-kader omtrent duurzame ontwikkeling en het post-2015 proces werden dus

samengevoegd. Er werd opgemerkt dat beide agenda’s complementair waren en best als één geheel

behandeld werden, om dubbel werk te vermijden. De aangenomen lijst van duurzame

ontwikkelingsdoelstellingen binnen de Agenda 2030 zal uiteindelijk quasi-identiek zijn aan het voorstel

van de OWG (UNGA, A/68/970, 2014).

De laatste intergouvernementele onderhandelingen voor de post-2015 agenda vonden plaats tussen

januari en juli 2015. Tijdens acht verschillende sessies werd er gedebatteerd over het uiteindelijk

ontwikkelingskader. Een van die sessies, namelijk die over de ‘Means of Implementation’ (MoI) van de

post-2015 agenda, viel samen met de Derde Conferentie voor Ontwikkelingsfinanciering van de VN.

Het actieplan van die conferentie, de Addis Ababa Actie Agenda, werd volledig opgenomen in de

Agenda 2030.

Na drie jaar intergouvernementele onderhandelingen, werd op 25 september 2015 tijdens een VN-Top

de agenda voor duurzame ontwikkeling aangenomen, waarmee ook de SDG’s werden gecreëerd. Het

slotdocument van de conferentie ‘Transforming Our World: 2030 Agenda for Sustainable Development’

werd aangenomen door 193 VN-lidstaten. Het document bestaat uit een Verklaring, een lijst van 17

SDG’s met 169 targets, een onderdeel over implementatiemiddelen en globaal partnerschap, en een

raamwerk voor opvolging en beoordeling (UNGA, A/RES/70/1, 2015).

Net zoals de MDG’s, werden ook de SDG’s nog verder verfijnd tijdens conferenties en bijeenkomsten.

Een ‘Inter-Agency and Expert Group on SDG’s’ werd opgericht die indicatoren moest vastleggen voor

het meten van vooruitgang. In maart 2016 werd een lijst van indicatoren overeengekomen door de VN

Statistical Commission. In 2017 werd die lijst opnieuw aangepast en verbeterd. De SDG’s tellen op de

dag van vandaag ongeveer een 230-tal indicatoren, die nog steeds onderhevig zijn aan verfijningen en

verbeteringen naargelang methoden en data-beschikbaarheden verbeteren.

6.2 Functionele dimensie

Het tweede deel van het literatuuronderzoek gaat in de op de functionele dimensie van het ontstaan van

de MDG’s en de SDG’s. In dit onderdeel zal er gezocht worden naar de factoren op het terrein die de

ontstaansprocessen hebben beïnvloed. Welke thematische en maatschappelijke problemen zorgden voor

het op gang zetten van ideologische discussies? Voor welke mondiale problemen werd er door middel

Page 23: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

23

van de doelstellingen naar oplossingen gezocht? Kunnen functionele factoren politiekwetenschappelijke

verklaringen bieden voor een aantal (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s?

De belangrijkste verschuivingen en continuïteiten, die deels door functionele factoren kunnen verklaard

worden, zullen worden besproken. De meeste verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s zijn

inhoudelijk van aard. Een aantal van die verschuivingen kunnen deels door functionele factoren

verklaard worden. Die functionele verklaringen zullen in dit onderdeel besproken worden.

Zoals al werd vermeld in het onderzoeksopzet van deze scriptie, zullen slechts enkele thema’s behandeld

worden. Gezien de omvang van de MDG- en SDG-agenda, en hun inherente complexiteit, is het

onmogelijk elk thema te onderzoeken en is het noodzakelijk een aantal keuzes te maken. Er zal gewerkt

worden in 5 clusters van thema’s, gebaseerd op de vijf P’s die aan bod komen in de Agenda 2030:

people, planet, prosperity, peace en partnership. Welke thema’s deze begrippen nu precies omvatten

werd ook al besproken in het onderzoeksopzet. In eerste instantie zal er gekeken worden naar de

functionele verklaringen voor de ideologische paradigmashift van klassieke ontwikkeling naar

duurzame ontwikkeling. Daarna zullen de (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s besproken

worden die door functionele factoren kunnen worden verklaard.

6.2.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling

De belangrijkste verschuiving tussen de MDG’s en de SDG’s is de inhoudelijke verschuiving van

klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling. Waar de MDG-agenda focuste op het aanpakken

van extreme armoede, stelt de SDG-agenda duurzaamheid centraal. Door duurzaamheid te gebruiken

als overkoepelend uitgangspunt, zorgde de SDG-agenda voor inclusiviteit. Quasi alle andere

ideologische verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s zijn nauw verbonden met de paradigmashift

van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling. De shift kan door verschillende factoren

verklaard worden: zowel door functionele, ideologische als institutionele factoren. In dit onderdeel

wordt er gefocust op functionele verklaringen.

Zowel het ontstaan van de MDG’s als het ontstaan van de SDG’s werd beïnvloed door crisissen en

problemen op het terrein. We kunnen beide ontwikkelingsagenda’s beschouwen als een antwoord op de

problemen van de mondiale realiteit waarin ze werden ontwikkeld. De MDG’s bijvoorbeeld werden

ontwikkeld in een tijdperk waarin extreme armoede een van de belangrijkste globale uitdagingen was.

Extreme armoede werd gelinkt aan politieke conflicten, genderongelijkheid, ziektes zoals HIV en

malaria, en gebrekkige toegang tot medische zorg, proper sanitair en drinkbaar water. De MDG-agenda

focuste daarom dus op de bestrijding van die extreme armoede. Die moest en kon, volgens de VN,

tegengegaan worden door middel van klassieke ontwikkeling. Het ‘rijke’ Noorden moest het ‘arme’

Page 24: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

24

Globale Zuiden helpen ontwikkelen door middel van doelstellingen en officiële ontwikkelingshulp

(ODA).

Ondanks de vooruitgang die geboekt werd dankzij de MDG’s, bleef armoede een belangrijke globale

uitdaging tijdens de ontwikkeling van de SDG-agenda. In 2015 leefden nog steeds meer dan 800 miljoen

mensen in armoede. Ook verliep de ontwikkeling tussen de landen ongelijk: de kloof tussen de rijkste

en armste huishoudens, en tussen rurale en stedelijke gebieden bleef maar toenemen. Sociale

ongelijkheden, conflicten, genderongelijkheid, ziektes en beperkte toegang tot medische diensten

maakten nog steeds deel uit van de mondiale realiteit (UN, The Millennium Development Goals Report,

2015). De tenaciteit van die problemen zorgde ervoor dat de strijd tegen armoede, in al zijn dimensies,

werd verdergezet met de SDG-agenda.

Bovendien werden de bestaande problemen in verband met armoede, tijdens de ontwikkeling van de

post-2015 agenda, vervoegd door een aantal nieuwe problemen. Zo werden de gevolgen van de

klimaatverandering bijvoorbeeld steeds meer zichtbaar. Stilaan groeide het besef dat er grenzen zijn aan

de ecologische draagkracht van onze aarde en dat de verschillende globale problemen – zowel

economische, sociale als milieuproblemen - elkaar versterken en niet langer los van elkaar kunnen

worden gezien.

Binnen het post-2015 ontwikkelingskader ging men dus op zoek naar duurzame oplossingen voor zowel

de bestaande als voor de nieuwe functionele problemen die armoede hadden vervoegd. Doordat het

MDG-beleid deels gefaald was in zijn opzet, werd er besloten op zoek te gaan naar een nieuwe

invalshoek om die problemen aan te pakken. Verschillende internationale ontwikkelingsorganisaties

vonden in het concept van duurzame ontwikkeling oplossingen voor de bestaande globale problemen.

Daarom besloot de VN meer inclusief te werk te gaan en duurzame ontwikkeling als uitgangspunt te

gebruiken in de Agenda 2030. Dit is dan echter eerder een ideologisch verhaal, waarover meer in het

ideologische luik.

6.2.2 ‘People’: het bestrijden van armoede en honger, in al hun vormen

Sociale beschermingsvloeren

In de SDG-agenda wordt het belang van sociale beschermingsvloeren, of ‘Social Protection Floors’

(SPF), aangehaald, iets waar in de MDG-agenda niet over wordt gesproken. SDG1, target 1.3 stelt dat

er ‘nationaal toepasbare sociale beschermingssystemen en maatregelen moeten geïmplementeerd

worden voor iedereen, met inbegrip van sociale beschermingsvloeren, en tegen 2030 een aanzienlijke

dekkingsgraad moet gerealiseerd worden van de armen en de meest kwetsbaren’. SPF’s zijn nationale

Page 25: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

25

sets van sociale zekerheidssystemen. Een goede SPF verzekert een basisinkomen en toegang tot

essentiële gezondheidszorg. Het basisinkomen moet ervoor zorgen dat men toegang heeft tot goederen

en diensten die als ‘noodzakelijk’ worden beschouwd op het nationaal niveau. SPF’s zijn belangrijk

voor menselijke ontwikkeling, maar toch heeft tussen de 75 en de 80% van de globale bevolking geen

toegang tot een comprehensief sociaal beschermingssysteem (Cichon, 2013).

Om de agendasetting van SPF’s te duiden, is het interessant te kijken naar het beleid van de

Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De IAO speelt een belangrijke rol in het bepalen van ‘global

governance’ op vlak van tewerkstelling en sociale bescherming op de werkvloer. Vroeger hield het zich

voornamelijk bezig met formele economie, namelijk sociale zekerheid voor werkernemers en hun

families. Dat veranderde met het einde van de jaren 1990, wanneer er een nieuwe bezorgdheid ontstond

omtrent mensen die geen toegang hebben tot sociale zekerheid. Het doel van de IAO werd dan om de

toegang tot sociale zekerheid te vergroten. Dat bleek echter een moeilijke opdracht en al bij al werd er

slechts weinig resultaat geboekt. Het is slechts in 2008 dat er een echte doorbraak kwam, en dat dankzij

de financiële crisis van 2008. Het werd door die crisis opeens duidelijk onder internationale

beleidsmakers dat sociale en economische ontwikkeling niet mogelijk waren zonder een sterk sociaal

beschermingssysteem. Sociale zekerheidssystemen werden sindsdien gezien als economische en sociale

stabilisatoren. Internationale spelers zoals de G205, UNICEF, de Wereldbank en de IAO pasten hun

ontwikkelingsstrategieën aan om een meer inclusieve groei te promoten (Cichon, 2013).

Horizontale gezondheidssystemen en universele dekking van de gezondheidszorg

Een andere belangrijke inhoudelijke verschuiving tussen de MDG- en de SDG-agenda, die deels kan

verklaard worden door functionele factoren, is de verschuiving van een verticale aanpak van

gezondheidsproblemen naar een structurele aanpak. Terwijl er bij de MDG’s voornamelijk gefocust

werd op de aanpak van specifieke ziektes zoals malaria en HIV, wou men bij de SDG’s vooral de

structurele problemen binnen gezondheidssystemen aanpakken. Onder SDG 3, target 3.8, werd het

bijvoorbeeld concept van Universal Health Coverage (UHC), geïntroduceerd: ‘een universele

gezondheidsdekking, met inbegrip van de bescherming tegen financiële risico's, toegang tot

kwaliteitsvolle essentiële gezondheidszorgdiensten en toegang tot de veilige, doeltreffende,

kwaliteitsvolle en betaalbare essentiële geneesmiddelen en vaccins’. UHC betekent dat alle individuen

en gemeenschappen alle nodige gezondheidszorgen kunnen ontvangen zonder dat ze daar financieel

onder hoeven te lijden. Dat gaat van het promoten van gezondheid, tot preventie, behandeling, herstel

en palliatieve zorg (WHO, 2017). Functioneel kan de agendasetting van UHC verklaard worden door

verschillende factoren.

5 De Group van 20 of G20, is een informele coalitie van de grote economieën binnen de VN. De G20 bestaat uit

19 landen en de EU (https://www.g20.org/en/).

Page 26: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

26

De uitbraken van verschillende ziektes in ontwikkelingslanden afgelopen decennium, lieten inzien dat

gezondheidssystemen vaak te zwak zijn. In 2012 brak het coronavirus uit, die verantwoordelijk is voor

het ‘Middle East Respiratory Syndrome’, in 2015 brak het Zika-virus uit en tussen 2013 en 2016 was er

dan het Ebola-virus. De virussen eisten talloze levens en men had de verspreiding ervan niet in de hand.

De gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden waren niet voldoende goed uitgerust om om te gaan

met dergelijke ziekte-uitbraken; ze hadden onder andere te weinig middelen en te weinig

gezondheidswerkers. Zwakke gezondheidssystemen kunnen bovendien ook verergerd worden door

humanitaire- en natuurrampen. Rampen kunnen zwakke gezondheidssystemen makkelijk aan het

wankelen brengen. Er werd dus stilaan ingezien dat veerkracht een belangrijk onderdeel is van een goed

werkend gezondheidssysteem. Gezondheidswerkers moeten zich kunnen aanpassen aan complexe

uitdagingen en moeten noodgevallen goed en snel kunnen aanpakken. Het besef kwam dus dat de

uitbouw van een veerkrachtig, sterk en goed werkend gezondheidssysteem van primordiaal belang is

voor menselijke ontwikkeling (Kieny, et al., 2017).

Bovendien heeft, volgens het ‘World Social Protection Report 2014-2015’ van de IAO, meer dan 39%

van de globale bevolking geen recht op dekking van de gezondheidszorg. In ontwikkelingslanden heeft

meer dan 90% van de bevolking hier geen recht op, waardoor gezondheidszorg er amper beschikbaar of

betaalbaar is. In dergelijke omstandigheden kan de nood aan gezondheidszorg zorgen voor armoede. Er

werd dus ingezien dat universele dekking van de gezondheidszorg, of UHC, een primordiaal onderdeel

moet vormen van gezondheidssytemen. Op die manier kwam dus het besef dat ook UHC moest worden

opgenomen in de SDG-agenda (IAO, 2015).

6.2.3 ‘Prosperity’: zorgen voor welvaart

Terugdringen van ongelijkheid

Armoedebestrijding is een prominent thema in de VN-ontwikkelingsagenda, en vormt een belangrijk

onderdeel zowel in de MDG-agenda als in de SDG-agenda. Toch wordt er in de SDG-agenda een

belangrijke dimensie toegevoegd aan de bestrijding van armoede, namelijk het terugdringen van

ongelijkheid (SDG 10). Hoewel hier vooral ideologische verklaringen voor zijn, bestaan hier ook enkele

functionele verklaring voor. Eerst en vooral moet er gekeken worden naar de toenemende ongelijkheid.

De economische groei van afgelopen decennia en de MDG’s zorgden ervoor, volgens de statistieken,

dat meer dan 1 miljoen mensen uit extreme armoede werden geholpen. (UN, 2015). Toch werden de

meest kwetsbaren achterwege gelaten, en zorgde de economische groei ook voor ongelijkheid, tussen

lidstaten en binnen lidstaten. De impact van ongelijkheid werd groter en de kloof tussen arm en rijk

Page 27: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

27

bleef maar stijgen. Er werd stilaan ingezien dat structurele ongelijkheid een belangrijke globale

uitdaging vormt die niet langer genegeerd kan worden (Vandemoortele, 2016).

Ook de financiële crisis liet inzien dat ongelijkheid een structureel probleem is, inherent aan het

kapitalisme, waar zo snel mogelijk oplossingen moeten voor worden gevonden (Nunn, 2015). Er werd

dus besloten dat het interessanter was om ongelijkheid aan te pakken, in plaats van de te focussen op het

louter bestrijden van armoede. Door de toevoeging van de bestrijding van ongelijkheid aan de Agenda

2030, konden de SDG’s tegemoetkomen aan enkele tekortkomingen van de MDG’s. Dat is dan eerder

een ideologisch verhaal en zal in het volgend onderdeel van dit literatuuronderzoek besproken worden.

Economische groei, tewerkstelling en waardig werk

Het principe van economische groei valt zowel in de MDG- als in de SDG-agenda niet ver te zoeken.

Toch zijn er aantal inhoudelijke verschillen binnen de economische pijlers van beide sets van

doelstellingen. Het belang van economische groei en welvaart wordt niet expliciet aangehaald in de

MDG-agenda, hoewel het er wel een inherent onderdeel van uitmaakt. In de SDG-agenda komt

economische groei echter wel expliciet aan bod, onder SDG8. Bovendien werd een target omtrent

tewerkstelling en waardig werk slechts in 2007 toegevoegd aan de MDG-agenda (MDG 1, target 1.B).

Bij de SDG’s maakten tewerkstelling en waardig werk echter een volwaardig onderdeel uit van de

agenda en werd er een volledige doelstelling aan toegewijd (SDG 8).

De expliciete nadruk op economisch gerelateerde thema’s in de SDG-agenda kan, net zoals de

agendasetting van SPF’s, deels verklaard worden door de economische recessie en de financiële crisis

van 2008. De crisis en de recessie hadden een merkbare impact op het politieke beleid van nationale

overheden. De hoogste prioriteit van hoge inkomenslanden en OESO-landen was om de recessie boven

te komen, banken te herstructureren en financiële instellingen te redden. Veel mensen verloren hun job

en kregen te maken met financiële onzekerheid. De publieke opinie had plots meer belangstelling voor

werkgelegenheid, waardig werk en sociale bescherming voor werknemers, waardoor die thema’s dan

ook uiteindelijk werden opgenomen in de Agenda 2030. Werkgelegenheid en waardig werk hebben dan

ook een belangrijke bijdrage in de bestrijding van armoede, en in het bereiken van een inclusieve en

duurzame economische groei (IAO, sd).

Infrastructuur en industrie

De SDG-agenda omvat ook thema’s in verband met infrastructuur en industrie, iets wat niet terug te

vinden is in de MDG-agenda. Bij de MDG’s wordt het belang van infrastructuur niet expliciet

aangehaald maar er wordt wel een band gesuggereerd tussen infrastructuur en groei. De SDG’s

Page 28: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

28

daarentegen wijden wel expliciet een doelstelling toe aan infrastructuur en industrie (SDG 9). Hoe kan

dit nu functioneel verklaard worden? Na de financiële crisis kelderde de private financiering van

industrie en infrastructuur in ontwikkelingslanden. Banken van ontwikkelde landen hadden minder

capaciteiten om te lenen aan zowel traditionele bilaterale donoren en multilaterale ontwikkelingsbanken

voorzagen slechts beperkte middelen voor infrastructuur. Dankzij de economische groei van onder

andere China, India en de andere BRICS-landen, kwam hier echter verandering in. Door hun opkomst

en hun groei, hadden de BRICS een machtigere positie in onderhandelingsprocedures, waardoor zij

makkelijker thema’s op de internationale ontwikkelingsagenda konden zetten. Voor hen was

infrastructuur en industrie belangrijk aangezien de uitbouw van wegen, toegang tot elektriciteit, irrigatie,

sanitaire voorzieningen en proper water enz. bijdragaat tot verdere economische ontwikkeling (Chin,

2014). Ook hier zal verder op ingegaan worden in het ideologisch luik van dit onderzoek.

6.2.4 ‘Planet’: het beschermen van de planeet

Een van de opmerkelijkste inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s is de verbreding

van de milieuagenda. Terwijl de milieupijler bij de MDG’s beperkt is, hebben meer dan de helft van de

SDG’s, volgens het Jaarverslag 2015 van de United Nations Environment Programme (UNEP, 2016),

ofwel rechtstreeks betrekking tot milieu ofwel tot duurzaamheid van natuurlijke middelen, namelijk de

SDG’s omtrent armoede, gezondheid, voedsel en landbouw, water en sanitaire faciliteiten, menselijke

nederzetting, energie, klimaatverandering, duurzame consumptie en productie, oceanen en aardse

ecosystemen. Maar waarom omvatten de SDG’s een bredere milieuagenda dan de MDG’s? Welke

functionele factoren kunnen dit verklaren?

De gevolgen van de klimaatverandering werden na het ontstaan van de MDG’s steeds meer empirisch

zichtbaar. Het rapport van het Internationaal Paneel voor Klimaatverandering (IPCC) omtrent

klimaatverandering (2014) gaf inzicht in de feitelijke veranderingen op het terrein. Er werd vastgesteld

dat er zonder twijfel een opwarming van de aarde is. Zowel de atmosfeer als de oceanen zijn warmer,

de hoeveelheden ijs en sneeuw zijn verminderd en de zeespiegel is gestegen. Bovendien zijn ook de

emissies van broeikasgassen gestegen sinds het pre-industrieel tijdperk, en zijn de concentraties van

CO2, methaan en lachgas in de atmosfeer hoger dan ooit. De broeikasgasemissies, die veroorzaakt zijn

door menselijke activiteiten, zijn volgens het rapport hoogstwaarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van

de opwarming van de aarde sinds 1950. Sindsdien werden er ook veranderingen in verschillende extreme

weer- en klimaatomstandigheden vastgesteld. Er werd geobserveerd dat er minder koude extreme

temperaturen zijn, dat er meer warme extreme temperaturen zijn, dat er meer extreem hoge zeespiegels

zijn en dat er meer hevige regen is in bepaalde regio’s. Die veranderingen van het klimaat hebben,

volgens het IPCC-rapport, natuurlijk ook een impact op natuurlijke en menselijke systemen over de hele

wereld: ecosystemen wijzigen, biodiversiteit wordt aangetast, dieren- en plantensoorten verdwijnen,

Page 29: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

29

bodem- en luchtkwaliteit gaan erop achteruit, lucht en zeeën worden vervuild enz. Dit zorgt voor meer

CO2-uitstoot en dus voor meer klimaatverandering, waardoor een vicieuze cirkel wordt gecreëerd

(Felix, 2018).

Stilaan werden de zichtbare negatieve gevolgen van de klimaatverandering ook gelinkt met andere

problemen, waardoor de veelzijdigheid van de milieucrisis duidelijk werd. Er werd ingezien dat

ontwikkeling, management van milieu en armoedebestrijding onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn

(Felix, 2018). Vooral mensen in armoede worden getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering.

In arme landen, waar vaak kwetsbare gebieden terug te vinden zijn, zijn de huishoudens meer

afhankelijk van natuurlijke middelen en is er een beperkte capaciteit om zich aan te passen. De armste

en minst ontwikkelde landen worden dus als eerste getroffen door de klimaatverandering waardoor het

voor hen nog moeilijker wordt om aan armoede te ontkomen (UN, The Millennium Development Goals

Report, 2015).

Het IPCC-rapport haalt alsook de belangrijke invloed aan van menselijke activiteiten op het

klimaatsysteem. Volgens het rapport, is het 95% zeker dat menselijke activiteiten de belangrijkste

oorzaak zijn van de huidige opwarming van de aarde. Hoe meer menselijke activiteiten het klimaat

ontwrichten, hoe groter de risico’s worden voor onomkeerbare gevolgen voor mensen en ecosystemen.

Indien er niet wordt ingegrepen zal er een verdere opwarming plaatsvinden en zullen er op lange termijn

ingrijpende veranderingen plaatsvinden in alle componenten van het klimaatsysteem. Dit zal voor

negatieve gevolgen zorgen voor volgende generaties en voor ecosystemen. Het inperken van de

klimaatverandering is dus belangrijk en het is noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen te

limiteren. Samen met adaptatie kan dit zorgen voor beperking van de risico’s die gepaard gaan met

klimaatverandering.

De empirische waarnemingen van de gevolgen van de klimaatverandering hadden tot gevolg dat het

klimaat- en milieubewustzijn onder het brede publiek stilaan groter werd. Het besef groeide dat men op

zoek moest gaan naar oplossingen om de klimaatverandering stop te zetten en om activiteiten die een

negatieve impact hebben op milieu te beperken. Dit discours werd ideologisch versterkt door een aantal

actoren. Activisten, middenveldorganisaties en politici namen de leiding in maatschappelijke en

ideologische debatten omtrent het onderwerp. Er werd dan ook besloten om aan milieu een belangrijke

plaats te geven in de Agenda 20306. Het klimaatbewustzijn was veel minder aanwezig toen de MDG’s

ontstonden, waardoor de MDG-milieuagenda dan ook veel beperkter is. Op de ideologische

verklaringen voor de shift naar een uitgebreide milieuagenda zal in het volgende onderdeel verder

worden ingegaan.

6 Hoewel er een verbreding was van de milieuagenda, werd klimaatbeleid echter grotendeels uit de SDG-agenda

gehouden. Daarover meer uitleg in de institutionele dimensie van het literatuuronderzoek.

Page 30: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

30

6.2.5 ‘Peace’: vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen

Een opmerkelijk thema dat men terug kan vinden in de SDG-agenda, en niet in de MDG-agenda is dat

van sterke en vredevolle politieke instellingen (SDG 16). Ook de agendasetting van dit thema heeft een

functionele verklaring. In het MDG-rapport van 2015 werd er vastgesteld dat politieke conflicten de

grootste dreiging vormen voor menselijke ontwikkeling. Conflicten en politieke onrust zorgen namelijk

voor migratiestromen, vluchtelingen, armoede, honger, beperkte toegang tot gezondheidszorg en talloze

andere problemen. De vaststelling van die functionele factoren op het terrein deden inzien dat conflicten

een obstakel vormen voor menselijke ontwikkeling. Bovendien hebben conflicten, volgens Ani (2016),

voornamelijk die op het Afrikaanse continent, ook de dynamiek van de MDG’s beïnvloed. Zaken zoals

slavernij, terrorisme, politieke conflicten, coups en burgeroorlogen hebben het succes van de MDG-

agenda ondermijnd en zullen ook in grote mate het al dan niet slagen van de SDG’s beïnvloeden (Lesage,

2014). Quasi alle landen die op het einde van 2015 geen enkele MDG hadden bereikt, waren landen die

getroffen werden door geweld. Er is een sterk verband tussen extreme armoede en lidstaten met hoge

risico’s voor conflict en geweld (Moller-Loswick, Wheeler , Smith, & Mawowa, 2015).Door globale

politieke conflicten, en door de impact ervan op de MDG’s, kwam men dus tot de vaststelling dat

duurzame vrede een noodzakelijke factor is het bereiken van duurzame menselijke ontwikkeling.

Daardoor kwam dus de belangstelling voor vreedzame samenlevingen, sterke en democratische

instellingen, en justitie voor iedereen bij het opstellen van de SDG-agenda.

6.2.6 ‘Partnership’: universaliteit en globale solidariteit

Hoewel de SDG-agenda expliciet het het engagement van ontwikkelde landen verhoogt door

verschillende targets vast te leggen, vertonen de MDG-agenda en de Agenda 2030 op vlak van

partnerschap toch eerder een bepaalde vorm van continuïteit. Beide agenda’s vermelden het belang van

een globaal partnerschap, waarbij zowel de ontwikkelingslanden als de ontwikkelde een bijdrage moeten

leveren aan het bereiken van de doelstellingen en elkaar hierin moeten ondersteunen. Bij de MDG’s

waren er echter weinig concrete targets onder MDG 8 in verband met samenwerking. Hoewel bij de

SDG’s het engagement van ontwikkelde landen wel verhoogd werd onder SDG 17, bleven echter ook

hier duidelijke en concrete targets ver te zoeken. Nochtans zijn er voor het bereiken van de uitgebreide

Agenda 2030 belangrijke financiële inspanningen nodig van zowel ontwikkelingslanden als van

ontwikkelde landen.

Waarom concrete targets voor partnerschap toch grotendeels uit de agenda werden gehouden kan

functioneel verklaard worden door de financiële crisis en de economische recessie van 2008. De recessie

en de crisis hadden nefaste gevolgen voor het humanitair engagement van de ontwikkelde landen. Na

Page 31: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

31

2008, was het belangrijkste doel van de OESO-landen om de economische recessie boven te komen.

Internationale en duurzame ontwikkeling verdwenen op de achtergrond en werden niet meer beschouwd

als een prioriteit. Ontwikkelde landen waren niet happig om extra middelen te investeren in

ontwikkelingshulp - wat nochtans een eis was van de G777 tijdens de onderhandelingen voor de post-

2015 agenda - nadat ze grote financiële verliezen hadden geleden (Lesage, 2014).

De (dis)continuïteiten tussen de MDG-agenda en de SDG-agenda op vlak van partnerschap kunnen

echter beter verklaard worden door ideologische en institutionele factoren. De verschillen en

gelijkenissen in verband met partnerschappen zullen meer uitgebreid aan bod komen in volgende

onderdelen van dit onderzoek.

6.2.7 Conclusie

Het functioneel luik van dit onderzoek kan een aantal verklaringen bieden voor (dis)continuïteiten tussen

de MDG’s en de SDG’s. De problemen op het terrein die er waren tijdens de ontwikkeling van de

Millennium Agenda en de Agenda 2030 waren bepalend voor de uiteindelijk inhoud van die agenda’s.

Internationale beleidsprocessen worden altijd beïnvloed door de mondiale realiteit waarin ze worden

ontwikkeld. Problemen zoals conflicten en crisissen bepalen in grote mate mee hoe lidstaten en

belangrijke internationale spelers hun beleid vormen. De MDG’s en de SDG’s zijn daar het perfecte

voorbeeld van.

Zowel bij de ontwikkeling van de MDG-agenda als bij de ontwikkeling van de SDG-agenda, waren er

talloze mondiale problemen waarvoor oplossingen moesten worden gezocht. De MDG’s vormden

vooral een antwoord op extreme armoede en de problemen die daarmee gepaard gaan. Bij de

ontwikkeling van de SDG’s hadden echter talloze problemen de reeds bestaande problemen vervoegd.

Enkele gebeurtenissen zorgden voor nieuwe uitdagingen, waarvoor oplossingen moesten worden

gezocht. Er moesten bijvoorbeeld antwoorden gevonden worden op de problemen veroorzaakt door de

financiële crisis, ziekte-uitbraken, humanitaire- en natuurrampen, politieke conflicten en de

klimaatverandering. In het concept van duurzame ontwikkeling werd een alomvattend antwoord

gevonden op die nieuwe problemen. Het besef groeide dat de meeste functionele problemen

interdependent zijn en niet los van elkaar kunnen worden gezien. Er kan dus zeker en vast gesproken

worden van een functionele verschuiving tussen de MDG’s en de SDG’s. De nieuwe functionele

7 De Group van 77 of G77, is een informele coalitie van ontwikkelingslanden binnen de VN. Ondertussen is het

aantal leden van de G77 gestegen naar 134 (http://www.g77.org).

Page 32: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

32

uitdagingen van afgelopen decennium zijn medeverantwoordelijk voor de inhoudelijke discontinuïteiten

tussen de MDG’s en de SDG’s.

Toch vertonen de Millennium Agenda en de Agenda 2030 ook enkele gelijkenissen. Dat komt doordat

verschillende problemen die er al waren bij de MDG’s, nog steeds aanwezig waren bij de ontwikkeling

van de SDG’s. De MDG’s slaagden er bijvoorbeeld niet in armoede en andere globale problemen

volledig te laten verdwijnen. Er is dus ook een bepaalde vorm van functionele continuïteit tussen de

MDG’s en de SDG’s. De SDG-agenda richt zich eveneens tot problemen die al werden geadresseerd

door de MDG-agenda.

Het functionele luik van dit onderzoek heeft dus een belangrijke verklarende waarde voor de

verschuivingen en continuïteiten tussen de MDG- en de SDG-agenda, maar toch kan het niet alle

verschillen en continuïteiten verklaren. Naast de problemen op het terrein, moet er ook gekeken worden

de ideologische debatten die voortvloeien uit die problemen en naar de manier waarop voorgestelde

oplossingen op institutioneel niveau werden geïntegreerd. Ideologische en institutionele factoren, zijn

naast de functionele factoren, ook significant voor het begrijpen waarom er (dis)continuïteiten zijn

tussen de MDG’s en de SDG’s.

6.3 Ideologische dimensie

Het derde deel van het literatuuronderzoek gaat in de op de ideologische dimensie van het ontstaan van

de MDG’s en de SDG’s. Op welke manier werden gebeurtenissen en problemen op het terrein vertaald

in ideologische debatten? Welke ideologische debatten waren bepalend voor de uiteindelijke inhoud van

de MDG’s en de SDG’s? Welke actoren speelden hier een rol bij? De belangrijkste verschuivingen

tussen de MDG’s en de SDG’s zijn inhoudelijk van aard. Die verschuivingen kunnen niet enkel

verklaard worden door functionele factoren, maar ook door een aantal ideologische factoren.

De belangrijkste (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s, die deels kunnen verklaard worden

door ideologische factoren, zullen worden besproken. Er zal gezocht worden naar

politiekwetenschappelijke verklaringen voor die (dis)continuïteiten in het intellectueel, maatschappelijk

en ideologisch debat. Er zal gekeken worden naar de bijdrage van lidstaten en middenveldorganisaties

tijdens de onderhandelingsprocessen, naar rapporten van relevante internationale organen zoals de IAO,

het IMF, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), en naar andere standpunten, argumenten en studies.

Het ideologisch luik van dit onderzoek hangt nauw samen met zowel het functioneel als het institutioneel

luik. Het functioneel luik en het ideologisch luik zijn nauw verbonden aangezien de ideologische

debatten gaan over de interpretatie van de functionele realiteiten. Welke oplossingen zijn er voor de

Page 33: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

33

functionele problemen? Welke actoren nemen welke standpunten in? Het ideologisch luik en het

institutioneel luik zijn dan ook nauw verbonden doordat actoren oplossingen voor de problemen gaan

institutionaliseren door middel van conferenties, resoluties, aanbevelingen en verklaringen.

Ook in dit onderdeel zullen, net zoals bij de functionele dimensie, enkel de meest opmerkelijke thema’s

besproken worden. Gezien de omvang van de MDG- en SDG-agenda is het onmogelijk alles te

onderzoeken en is het noodzakelijk een aantal keuzes te maken. Er zal opnieuw gewerkt worden in vijf

clusters van thema’s, gebaseerd op de vijf P’s die aan bod komen in de Agenda 2030: People, Planet,

Prosperity, Peace en Partnership. Analoog aan de functionele dimensie, zal er eerst gekeken worden

naar de ideologische verklaringen voor de verschuiving van klassieke naar duurzame ontwikkeling.

Daarna zal er gekeken worden naar de andere (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s die

verklaard kunnen worden door ideologische factoren.

6.3.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling

De paradigmashift van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling zorgde voor inclusiviteit en

voor verbreding van de SDG-agenda. Die shift kan niet enkel verklaard worden door functionele

factoren, maar ook door een aantal ideologische factoren. Zoals hiervoor al werd besproken, waren er

een aantal nieuwe problemen op het terrein bij de ontwikkeling van de SDG’s waardoor er moest worden

nagedacht over een nieuwe globale aanpak ten aanzien van menselijke ontwikkeling. De interactie

tussen de verschillende problemen kon niet langer genegeerd worden en een holistische aanpak werd

gezien als noodzakelijk. Er werd ingezien dat armoedebestrijding niet langer los kan gezien worden van

conflict, milieu, gezondheid enz. Bij de SDG’s werd in het concept van ‘duurzame ontwikkeling’ een

structureel antwoord gevonden op de nieuwe uitdagingen en op de tekortkomingen van de MDG’s. De

eerste ideologische verklaring voor de shift naar duurzame ontwikkeling kan dus gevonden worden in

het groeiend bewustzijn dat een nieuw beleid noodzakelijk is om de functionele problemen van het

tijdperk aan te pakken. Er werd erkend dat de verschillende ontwikkelingsthema’s met elkaar gerelateerd

zijn en niet los van elkaar mogen worden behandeld (UN, The Millennium Development Goals Report,

2015).

Een tweede ideologische verklaring voor de paradigmashift kan gevonden worden in het falen van het

MDG-beleid. Hoewel de MDG’s zorgden voor vooruitgang in de strijd tegen armoede, werd er veel

kritiek geuit vanuit verschillende hoeken op de inhoud van de Millennium Agenda en op de manier

waarop het problemen aanpakt. Waar schieten de MDG’s tekort? Hoe kan een betere agenda worden

uitgewerkt? De MDG’s konden niet alle mondiale problemen tegemoet komen en de agenda was vrij

beperkt. Er werd tot inzicht gekomen dat de nieuwe post-2015 Agenda verder moest gaan, door de

wortelen van de problemen aan te pakken en door collectief actie te ondernemen. De SDG’s zorgden

Page 34: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

34

voor continuïteit en consolidatie van de MDG’s, maar pakten ook de gebreken ervan aan door duurzame

ontwikkeling centraal te stellen. Duurzame ontwikkeling bood een goed antwoord op de gebreken van

de MDG’s en zorgde voor de versterking van zowel de sociale pijler als de milieupijler, voor

inclusiviteit, eerlijkheid, versterking van de globale partnerschappen, en voor betrekking van lidstaten,

middenveldorganisaties en de privé sector (Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

De twee ideologische verklaringen die de paradigmashift verklaren van klassieke ontwikkeling naar

duurzame ontwikkeling bieden ook verklaring voor meer specifieke inhoudelijke verschuivingen tussen

de MDG-agenda en de SDG-agenda. Duurzame ontwikkeling impliceert namelijk een holistische

aanpak en een sterke economische, sociale en milieupijler. Hieronder zal hier meer in detail worden op

ingegaan.

6.3.2 ‘People’: het bestrijden van armoede en honger, in al hun vormen

Sociale beschermingsvloeren

Hoe zat het nu met de ideologische debatten omtrent SPF’s? Welke actoren speelden een belangrijke rol

in de agendasetting ervan? Waarom worden SPF’s als belangrijk beschouwd? Zoals in het functioneel

luik al werd vermeld, heeft ongeveer tussen de 75 en de 80% van de globale bevolking geen toegang tot

een comprehensief sociaal beschermingssysteem waardoor het leeft in sociale onzekerheid. Ondanks

een wereld die steeds meer verbonden is, worden sociale voorwaarden nog steeds beschouwd als

nationale bevoegdheden (Cichon, 2013). SPF’s worden nochtans beschouwd als een belangrijk

instrument in de strijd tegen armoede en ongelijkheid. Als we op zoek gaan naar antwoorden op de

globale uitdaging van extreme armoede, dan moet er speciale aandacht worden geschonken aan het

mensenrecht in verband met toegang tot sociale bescherming (Kalterborn, 2017).

Maar waarom begon men opeens belang te hechten aan goede sociale beschermingssystemen en van

waar komt het concept ‘sociale beschermingsvloeren’? Zoals al werd aangehaald in de functionele

dimensie van dit onderzoek, kregen sociale zekerheid en het concept van SPF’s veel aandacht vanaf de

financiële crisis van 2008. Het werd opeens duidelijk onder beleidsmakers dat sociale en economische

ontwikkeling niet mogelijk was zonder sterke sociale beschermingssystemen. Sociale

zekerheidssystemen werden sindsdien gezien als economische en sociale stabilisatoren en als een

noodzakelijk onderdeel van een ontwikkelde samenleving. Internationale spelers zoals de G20,

UNICEF, de Wereldbank en de IAO ondernamen initiatieven om SPF’s uit te werken als beleidstool en

kwamen een definitie overeen over wat het concept nu precies inhield. Daarna bleef de IAO

beleidsadviezen formuleren in verband met sociale zekerheidssystemen en sociale beschermingsvloeren

(Cichon, 2013).

Page 35: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

35

Om de agendasetting van SPF’s te kunnen begrijpen is het interessant om te kijken naar het beleid van

de IAO. Het debat over vloeren zelf is ideologisch, hoewel het feit dat IAO ermee bezig was eerder

institutioneel van aard is. Toch kan het IAO-beleid interessante inzichten opleveren ten aanzien van de

bestaande internationale consensus omtrent SPF’s. In 2012, nam de IAO, tijdens de Internationale

Arbeidsconferentie, de ‘Social Protection Floors Recommendation’ aan. Er werd aanbevolen aan

lidstaten om SPF’s te implementeren in strategieën die betrekking hebben tot sociale bescherming, zodat

hogere standaarden van sociale bescherming gradueel kunnen worden bereikt. Er werd vastgesteld dat

het recht op sociale bescherming noodzakelijk is voor duurzame ontwikkeling en vooruitgang. Volgens

de aanbeveling moeten lidstaten basis sociale zekerheden garanderen waaronder toegang tot essentiële

gezondheidszorg en een basisinkomen. Die sociale zekerheden moeten dan ook systematisch vertaald

worden in comprehensieve strategieën (International Labour Office, 2012).

De aanbeveling van de IAO, hoewel het instrument slechts een instrument van soft governance is, zorgde

voor globale ideologische consensus (Cichon, 2013). Door die internationale consensus omtrent het

belang van SPF’s was het dus ondenkbaar om SPF’s uit de SDG-agenda te houden. Toch was het SPF-

concept nog een knelpunt tijdens de laatste intergouvernementele onderhandelingen van de post-2015

agenda. De G77 was wantrouwig ten aanzien van de sociale dimensie van de SDG’s, die nog breder was

dan bij de MDG’s. De minimum niveaus van sociale bescherming waren voor hen een stapje te ver en

zeker geen prioriteit. Sommige overheden konden zich de uitbouw van een sterke sociale bescherming

bovendien niet veroorloven (Lesage, 2014).

Horizontale gezondheidssystemen en universele dekking van de gezondheidszorg

Ook voor de verschuiving van een verticale benadering inzake gezondheid naar een structurele,

horizontale benadering, zijn er naast functionele verklaringen ook ideologische verklaringen. De SDG’s

focussen, meer dan de MDG’s, op het de aspecten van menselijke ontwikkeling, mensenrechten en

billijkheid ten aanzien van gezondheid. Waar de focus bij de MDG’s lag op kinder- en moedersterfte,

overdraagbare ziektes zoals HIV en malaria, en op het beheer van gezondheidsuitgaven, ligt de focus

bij de SDG’s op comprehensieve doelstellingen voor het verbeteren van welzijn en gezond leven

(Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

Door virusuitbraken en langdurige noodgevallen in verband met gezondheid, die versterkt werden door

rampen (functionele factoren) werd ingezien dat het promoten van globale publieke gezondheidszorg

belangrijk is. De weerbaarheid van gezondheidssystemen moet vergroot worden om antwoord te bieden

op gezondheidsbedreigingen die gespreid zijn binnen en tussen landen (Kieny, et al., 2017). Ook het

falen van het MDG-beleid op vlak van gezondheid kan hier beschouwd worden als ideologisch

Page 36: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

36

betekenisvol. De MDG’s waren te verticaal en namen niet voldoende de wortelen van de

gezondheidsproblematiek aan. Men kwam tot het inzicht dat gezondheidsdoelstellingen niet bereikt

kunnen worden zonder de hele gezondheidsstructuur te versterken en zonder de gezondheidssector te

linken aan andere sectoren die de structurele determinanten van gezondheid bepalen (Warren, et al.,

2017).

Bovendien argumenteren verschillende auteurs zoals Kieny et al. (2017) dat UHC bijdraagt, niet enkel

aan het bereiken van de gezondheidsdoelstellingen van de SDG-agenda, maar ook aan de andere

doelstellingen. Volgens hen kan het versterken van gezondheidssystemen door middel van UHC zorgen

voor een positieve impact op SDG’s 1, 3, 4, 5, 8 en 16. UHC zou rechtstreeks kunnen bijdragen tot de

bestrijding van armoede (SDG1), tot betere opleidingen (SDG4) en tot een verhoging van vrouwelijke

werkkrachten in de gezondheidssector (SDG5). Bovendien zou UHC ook bijdragen tot de ontwikkeling

van eerlijke, betrouwbare en responsieve sociale instellingen (SDG16) en zouden investeringen in de

gezondheidssector om UHC te ondersteunen economische groei stimuleren (SDG8).

De idee van universele dekking van gezondheid werd overigens ook al lang ondersteund door de WHO.

De WHO stelde dat goed werkende gezondheidssystemen de grondslag vormen voor

gezondheidsveiligheid (Aldis, 2008). De WHO zorgde voor institutionalisering van UHC als

beleidstool. Het concept werd steeds meer erkend in internationale fora nadat de WHO zijn ‘World

Health Report’ publiceerde in 2010, genaamd ‘Health Systems Financing: the Path to Universal

Coverage’ (WHO, 2010). In 2012 nam de VN dan een resolutie aan waarin het de regeringen aanspoort

om alle mensen toegang te geven tot betaalbare en kwaliteitsvolle gezondheidszorg (UNGA,

A/RES/67/81, 2012). Dit is dan echter eerder een institutioneel verhaal en zal verder behandeld worden

in het institutionele luik van dit onderzoek.

Algemeen ontstond er dus consensus dat UHC een antwoord kan bieden op verschillende uitdagingen.

Het biedt niet alleen een oplossing voor gezondheidscrisissen en -noodgevallen, het komt ook aan de

tekortkomingen van de MDG’s tegemoet en helpt mee aan de realisatie van andere doelstellingen.

Daarom werd het concept ook opgenomen in de SDG-agenda.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

In de SDG-agenda vallen een aantal targets terug te vinden omtrent seksuele en reproductieve

gezondheid. Met reproductieve gezondheid wordt niet alleen het algemeen seksueel welzijn bedoeld,

zowel fysiek als mentaal, maar ook de opportuniteit en keuze om al dan niet kinderen te hebben.

Seksuele en reproductieve rechten komen expliciet aan bod in SDG 3, onder target 3.7, in SDG 5, onder

target 5.6, en onrechtstreeks in een aantal andere targets. Opmerkelijk is echter de grote afwezigheid

Page 37: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

37

van dit thema in de oorspronkelijke lijst van MDG’s. Reproductieve rechten maakten in de jaren 1990

onderdeel uit van de institutionele realiteit en van verschillende internationale ontwikkelingsagenda’s,

maar toch werden ze oorspronkelijk niet opgenomen in de MDG’s. Slechts in 2007 werd een inclusieve

target omtrent seksuele en reproductieve gezondheid toegevoegd aan de MDG’s (Haslegrave, 2014).

Hoe komt het nu dat een gewichtig thema zoals reproductieve gezondheid, hoewel aanwezig in

maatschappelijke debatten, niet volwaardig de lijst van de MDG’s heeft gehaald? Naar uitkomsten van

belangrijke conferenties voor vrouwen wordt er in de MDG-agenda slechts gealludeerd. Geen enkel

ander thema die ondersteund werd door belangengroepen werd zo hard aan de kant gezet.

Eerst en vooral is het belangrijk om te begrijpen waarom seksuele en reproductieve rechten op de

internationale ontwikkelingsagenda kwamen in de jaren 1990. De Top in Rio van 1992 speelde hier

belangrijke rol in. Sinds de top is het toegelaten voor ngo’s om deel te nemen aan de voorbereidende

PrepComs van de VN-tops. De PrepComs vormden een belangrijk forum voor ngo’s. Uitkomsten van

conferenties konden sindsdien dus makkelijker beïnvloed worden door delegaties. Vooral

vrouwenrechtenorganisaties maakten van dit platform gebruik om hun ideeën te promoten. Zij

gebruikten de PrepComs onder andere om reproductieve rechten op de agenda te zetten (Charlesworth,

1996). Reproductieve rechten werden, bijgevolg, binnen de VN geïnstitutionaliseerd met de ICPD in

Caïro en de ‘Fourth World Conference on Women’ in Peking.

Toen de Millennium Agenda werd opgesteld, dwarsboomde een klein groepje belanghebbenden echter

de inclusie van reproductieve en seksuele rechten in de MDG’s. Het waren vooral enkele lidstaten van

de G77 zoals Soedan, Libië en andere Islamtische landen, en het Vaticaan die tegen het opnemen waren

van reproductieve gezondheid in de ontwikkelingsagenda. De G77 wou een algemeen standpunt

innemen, en niet ingaan tegen de wil van enkele staten, dus stemde dus tegen het opnemen van

reproductieve rechten. Met de wil van de G77 werd dan ook rekening gehouden bij het ontstaansproces

van de MDG-agenda en reproductieve rechten verdwenen op de achtergrond (Hulme, 2009).

Verschillende factoren zorgden er echter voor dat reproductieve rechten wel op de SDG-agenda kwam

te staan. Een eerste belangrijke factor was de verontwaardiging onder de stakeholders. Er werd veel

kritiek geuit op de afwezigheid van reproductieve gezondheid in de MDG-agenda (Vandemoortele,

2016). Daarnaast kreeg reproductieve gezondheid ook veel aandacht op institutioneel niveau rond 2014.

In september 2014 vond de review van de ICPD implementatie plaats (‘Special Session of the General

Assembly on ICPD Beyond 2014’), parallel met de onderhandelingen voor de post-2015 agenda. Dit

zorgde voor voortgang van de seksuele en reproductieve agenda op internationaal niveau. Seksuele en

reproductieve gezondheid en rechten werden sindsdien opgenomen in de uitkomstdocumenten van quasi

alle regionale conferenties. Ze moesten dus ook een onderdeel uitmaken van de SDG-agenda

Page 38: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

38

(Haslegrave, 2014). Over die institutionele factoren zal verder ingegaan worden in het institutioneel luik

van dit onderzoek.

6.3.3 ‘Prosperity’: zorgen voor welvaart

Terugdringen van ongelijkheid

Bij de SDG-agenda ligt de focus niet enkel en alleen meer op armoedebestrijding, zoals bij de MDG’s,

maar ook op het terugdringen van ongelijkheid. Welke ideologische factoren zorgden voor de

agendasetting van de bestrijding van ongelijkheid? Waarom was het terugdringen van ongelijkheid plots

zo belangrijk voor de internationale gemeenschap? De ideologische factoren die de agendasetting van

bestrijding van ongelijkheid kunnen verklaren zullen worden besproken. Ook zullen een aantal kritische

visies worden besproken, die argumenteren dat het belang van het terugdringen van ongelijkheid wel

nominaal wordt aangehaald in de SDG-agenda, maar dat er daarvoor geen goede targets voor werden

vastgelegd. Is er dus wel sprake van een verschuiving?

Eerst en vooral zal men kijken naar waarom het terugdringen van ongelijkheid een belangrijk onderwerp

werd in ideologische debatten omtrent menselijke ontwikkeling. Verschillende experten, waaronder

Vandemoortele (2016), argumenteren dat extreme armoede niet meer de belangrijkste globale uitdaging

vormt op de dag van vandaag. Afgelopen decennia, is de ongelijkheid in verschillende landen namelijk

heel hard toegenomen. Volgens Vandemoortele is grootste globale uitdaging dus niet meer extreme

armoede, maar wel extreme ongelijkheid. De negatieve impact van ongelijkheid is namelijk groter dan

die van armoede. Ongelijkheden in inkomens, welzijn, onderwijs en gezondheid zorgen voor

ongelijkheden in uitkomsten. Hoge ongelijkheid vermindert de sociale mobiliteit en zorgt voor

hiërarchische samenlevingen, waardoor sociale achtergronden bepalend worden voor uitkomsten, veel

meer dan talenten. Dit zorgt voor minder gelijke kansen, en voor meer exclusie, exploitatie en misbruik.

Ongelijkheid is dus belangrijker dan armoede, aangezien het veel meer gevolgen heeft voor het welzijn

van mensen in zowel arme als rijke landen. Als er geen gelijke kansen zijn dan wordt ongelijkheid een

armoede-val (Vandemoortele, 2015). Internationaal ontstond dus een consensus dat armoede niet

bestreden kan worden zonder ongelijkheid aan te pakken.

Het IMF en andere internationale organisaties die instaan voor globaal economisch management zoals

de Wereldbank, het Wereld Economisch Forum (WEF) en de OESO promoten sinds de financiële crisis

van 2008 dus het reduceren van ongelijkheid. Maar waarom waren die organisaties plots begaan met de

toegenomen ongelijkheid? Internationale organisaties zoals het WEF, het IMF, de Wereldbank en de

OESO vertegenwoordigen en promoten de expansie van een wereldmarkt, of een ‘World Market

Society’ (WMS). Ze zijn geëngageerd in een complex proces van het identificeren en managen van de

Page 39: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

39

systemische risico’s die gepaard gaan met de opkomst van die WMS, maar het probleem is dat de meeste

van die problemen er eigenlijk komen door die expansie zelf. Socio-economische ongelijkheid is daar

een onderdeel van.

Toch is het terugdringen van ongelijkheid niet terug te vinden in concrete beleidsadviezen, rapporten of

verklaringen van de hierboven benoemde internationale organisaties. Hoewel de organisaties wel

begaan zijn met ongelijkheid, slagen ze er dus niet in het volwaardig aan te pakken. De retoriek van de

organisaties wordt niet goed vertaald in de praktijk. Hoe komt dat nu? Volgens Nunn (2015) heeft dit te

maken met het feit dat ze niet kunnen afstappen van de doelstelling van een WMS-expansie. Het beleid

van het IMF is hier een mooie illustratie van.

Nunn & White (2017) onderzochten het beleid van het IMF in verband met het terugdringen van

ongelijkheid. Ze kwamen tot het inzicht dat er bij het Fonds wel een oprechte bezorgdheid is in verband

met systemische risico’s verbonden aan ongelijkheid. Het Fonds beschouwt ongelijkheid als een

belangrijke uitdaging en ziet het als een beleidsprobleem binnen het promoten van een duurzame

wereldmarkt integratie. Toch maakt het terugdringen van ongelijkheid geen volwaardig onderdeel uit

van de institutionele structuur van het Fonds. Het komt niet tot uiting in beleidsadviezen en ongelijkheid

blijft ondergeschikt aan groei en fiscale consolidatie. Er zijn spanningen tussen legitimeringsstrategieën

van het Fonds en tussen de interne organisatie. Nunn & White hebben het over een ‘rhetoric/practice

gap’. Dat komt door verschillende zaken. Eerst en vooral komt dat omdat het vertalen van het retorisch

engagement ten aanzien van ongelijkheid naar beleidsadviezen wordt in de weg gestaan door

institutionele barrières en interne problemen. Daarnaast heeft IMF te kampen met een legitimiteitscrisis,

die voortvloeit uit de negatieve consequenties van rente-conditionaliteiten voor werkgelegenheid,

armoede en sociale stabiliteit, waardoor het aan publieke legitimiteitsstrategieën doet. Het Fonds

benadrukt het belang van armoedevermindering, sociale zekerheid en democratische participatie, terwijl

die zaken eigenlijk in conflict zijn met zijn doel en identiteit (Nunn & White, 2017).

Dezelfde vaststelling werd gemaakt voor de Wereldbank. Weaver (2009) en Kentikelenis et al. (2016)

gingen op zoek naar verklaringen voor de kloof tussen retoriek en praktijk in het beleid van de

Wereldbank. Zij kwamen tot de conclusie dat er sprake is van het ‘georganiseerde hypocrisie’. Er is

discrepantie binnen de Wereldbank tussen de zogenaamde prioriteiten en tussen wat het effectief

onderneemt om zijn doelstellingen na te jagen. Er is een contrast tussen de ‘high level pronouncements’

(retoriek) en de structuur en inhoud van beleidsadviezen (praktijk). Er zijn spanningen tussen de interne

organisatorische cultuur (ideologieën, normen en procedures) en tussen doelstellingen die betrekking

hebben tot het toegeven dat hoge niveaus van ongelijkheid zorgen voor systematische destabilisatie.

Page 40: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

40

Wordt de bestrijding van ongelijkheid binnen andere internationale organisaties wel vertaald op

institutioneel niveau? Als men kijkt naar het beleid van internationale organisaties zoals de OESO en

het WEF, niet echt. Ook zij halen de bestrijding van ongelijkheid retorisch aan in hun discours, maar

niet in hun beleidsaanbevelingen. Die discrepantie tussen retoriek en beleid komt dus niet enkel voor bij

het IMF en de Wereldbank maar ook bij andere internationale organisaties. Hoewel die organisaties

oprecht begaan zijn het terugdringen van ongelijkheid - ongelijkheid wordt, zoals hiervoor al werd

vermeld, steeds meer gezien als een risico voor de gedeelde agenda van de organisaties inzake het

promoten en behouden van de wereldmarktintegratie - nemen ze daar geen concrete actie voor (Nunn &

White, 2017).

Volgens Vandemoortele (2016) & Atkinson (2015) gebeurde hetzelfde binnen de VN, met de SDG-

agenda. In de SDG’s wordt het belang van het terugdringen van ongelijkheid nominaal wel vermeld,

maar praktische targets voor het aanpakken van die ongelijkheid blijven afwezig. Ook hier kan men

stellen dat er sprake is van een ‘rhetoric/practice gap’. Target 10.1, met betrekking tot het terugdringen

van ongelijkheid, stelt dat er ‘tegen 2030 geleidelijk aan een inkomenstoename moet komen van de

onderste 40% van de bevolking’. Vandemoortele en Atkinson stellen echter dat target 10.1 enkel

armoede aanpakt, en niet ongelijkheid. Er kan niet gesproken worden, volgens hen, over het

terugdringen van ongelijkheid wanneer niet het volledige inkomensspectrum wordt aangehaald.

Wanneer het inkomen van de middelste 50% van de bevolking naar de onderste 40% stroomt, blijft de

top 10% onaangetast. Het is dus perfect mogelijk dat de onderste 40% hun inkomen zien groeien, maar

dat er toch een toename is in ongelijkheid.

Kan er dus gesproken worden van een verschuiving naar een aanpak voor ongelijkheid? Indien men de

redenering van Vandemoortele en Atkinson volgt, in principe niet. Hoewel het op het eerste zicht lijkt

dat er een verschuiving is tussen de MDG-agenda en de SDG-agenda, is er dus eigenlijk eerder sprake

van continuïteit hieromtrent. Binnen de VN zijn dus ook er spanningen tussen de retoriek en de

beleidsadviezen en kan er gesproken worden over ‘georganiseerde hypocrisie’. Analoog aan de

Wereldbank, het IMF en ander internationale organisaties, heeft de VN eveneens een bepaalde interne

cultuur en zorgen institutionele barrières voor belemmeringen van effectieve en praktische

beleidsaanbevelingen omtrent ongelijkheid. Hoewel het terugdringen van ongelijkheid aanwezig was in

ideologische discussies en in het discours van internationale organisaties, werden dus slechts weinig

stappen ondernomen om het te institutionaliseren.

Tewerkstelling en waardig werk

Zoals er in het functionele luik van dit onderzoek al werd aangehaald, zorgden de financiële crisis en de

economische recessie zorgden voor belangstelling van kwaliteitsvolle jobs en sociale bescherming op

Page 41: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

41

de werkvloer. In 2007 werd er een target toegevoegd aan de MDG 1 in verband met waardig werk, en

bij de SDG’s werd er een volledige doelstelling aan dit thema toegewijd. De impact van de crisis was

groot op de huishoudens: veel mensen verloren hun job en belandden in financiële onzekerheid. Steeds

meer mensen vonden werkgelegenheid en waardig werk belangrijke agendapunten. Uit de ‘MY World’-

enquête bleek dat die zaken de 3de grootste prioriteit waren van de bevolking (UNDP, 2014).

De IAO speelde een belangrijke rol in het ideologisch debat omtrent werkgelegenheid en waardig werk.

De IAO wou zorgen dat mensen toegang hebben tot productieve arbeid, een degelijk inkomen, veiligheid

op de werkvloer, sociale bescherming voor de familie, betere vooruitzichten voor persoonlijke

ontwikkeling en sociale integratie, vrijheid om mening te uiten, mogelijkheid om te participeren in de

beslissingen die het persoonlijk leven raken, en gelijke kansen en behandeling voor mannen en vrouwen.

Volgens de IAO zijn productieve werkgelegenheid en waardig werk ook beduidende elementen in de

strijd tegen armoede (IAO, sd).

De IAO legde institutioneel duidelijke strategieën vast om een zwaarwichtige rol te kunnen spelen in de

ontwikkeling van de post-2015 agenda, zeker op vlak van werkgelegenheid en waardig werk. Het

gebruikte de standpunten die vastgelegd waren in de ‘Decent Work Agenda’ hiervoor als uitgangspunt

(International Labour Office, 2013). Productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk werden dan ook

opgenomen in de Agenda 2030. Ze werden echter wel rechtstreeks gelinkt aan economische groei, wat

niet consistent is met de internationale mensenrechten verplichtingen waaraan staten zich moeten

houden (Frey & MacNaughton, 2016).

Infrastructuur en industrie

Bij SDG’s wordt er veel meer belang gehecht aan industrialisering en infrastructuur dan bij de MDG’s.

Ook hiervoor zijn een aantal ideologische verklaringen. Zoals al werd vermeld in het institutioneel luik

van dit onderzoek, werd er net na de financiële crisis van 2008 slecht weinig aandacht geschonken aan

infrastructuur en industrie in ontwikkelde landen. De BRICS waren teleurgesteld in het beperkte

engagement van de G20 ten aanzien van het mobiliseren van middelen voor infrastructuur voor de

ontwikkelingslanden. Hoewel er enkele initiatieven werden genomen, zoals de tops in Frankrijk en in

Mexico, hadden die weinig impact en werden die amper opgevolgd. Doordat de initiatieven van

ontwikkelingslanden beperkt bleven, besloten de BRICS zelf een ontwikkelingsbank op te richten om

middelen te mobiliseren voor infrastructuur en duurzame ontwikkelingsprojecten in BRICS en andere

opkomende economieën en ontwikkelingslanden. De oprichting werd voorgesteld in 2012, en in 2013

was de BRICS Development Bank (BDB) een feit. De BDB werd opgericht als toegevoegde waarde aan

de bestaande inspanningen van multilaterale en regionale organisaties voor globale groei en

ontwikkeling (Chin, 2014).

Page 42: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

42

Maar waarom vinden de BRICS-landen infrastructuur en industrie nu zo belangrijk? En waarom

besloten ze een eigen ontwikkelingsbank op te richten? Investeringen in infrastructuur zijn een heel

belangrijke factor in het huidig groeimodel van de ontwikkelingslanden. BRICS zien investeringen in

infrastructuur zowaar als een recht en als een middel voor verdere economische en duurzame groei. Ze

ondervonden echter dat ontwikkelingslanden te weinig middelen kregen waardoor ze voor uitdagingen

kwamen te staan in verband met infrastructuur. De BRICS-landen besloten samen te werken, door

middel van de BDB, voor een meer productief gebruik van globale financiële middelen. De oprichting

van de BDB werd dus gedreven door een mix van ontwikkelingsnoden die direct gerelateerd zijn met

investeringen in infrastructuur. Daarnaast hadden de BRICS ook geostrategische belangen bij de

oprichting van de BRICS-bank. Die dient namelijk als een middel om intra-BRICS-investeringen,

handel en integratie van de kapitaalmarkt aan te moedigen (Chin, 2014).

Hoe kan de oprichting van de BDB nu gelinkt worden aan de agendasetting van infrastructuur en

industrie op de SDG-agenda? De oprichting van de BDB zorgde voor een vernieuwde focus op

investeringen voor infrastructuur. De G20 en de Wereldbank konden de standpunten van de BRICS-

landen niet langer naast zich neerleggen, aangezien de sterke economische positie van de BRICS. Zij

waren mondiger geworden en stonden machtiger in onderhandelingen. De BRICS en de G77 hadden

baat bij een focus op harde sectoren en bij het opnemen van infrastructuur en industrie in de Agenda

2030, aangezien zij nog volop met hun economische en industriële ontwikkeling bezig zijn. Het luik in

verband met harde sectoren werd dus toegevoegd aan de SDG-agenda om de G77 en de BRICS tevreden

te stellen en als compromis voor de talloze doelstellingen en targets in verband met milieu, waar de

meeste ontwikkelingslanden niet tevreden mee waren. Bovendien hadden ook de ontwikkelde landen,

in het licht van de globalisering, baat bij verdere economische groei van ontwikkelingslanden.

6.3.4 ‘Planet’: het beschermen van de planeet

De SDG’s hechten meer belang aan de milieupijler van ontwikkeling dan de MDG’s. Hoe kan de

verbreding van de milieuagenda nu ideologisch verklaard worden? Een eerste verklaring kan gevonden

worden in de paradigmashift van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling. Het principe van

duurzame ontwikkeling omvat drie pijlers: een economische pijler, een sociale pijler en een milieupijler.

Wanneer duurzame ontwikkeling werd gekozen als uitgangspunt voor de post-2015 agenda, moest er

dus wel een sterkere milieuagenda worden uitgeschreven. Duurzame ontwikkeling bood een gepast

antwoord op de uitdagingen in verband met klimaatverandering en de socio-economische gevolgen

ervan.

Page 43: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

43

Een tweede ideologische verklaring voor de verbreding van de milieuagenda kan gevonden worden in

het groeiend klimaat- en milieubewustzijn, die ontstond als antwoord op de steeds meer zichtbare

gevolgen van de klimaatverandering. De negatieve impact van de klimaatverandering op menselijke

systemen, socio-economische systemen en ecosystemen zorgde voor het op gang zetten van

ideologische en maatschappelijke debatten omtrent een milieuagenda. Er werd op zoek gegaan naar

oplossingen voor het klimaatprobleem en voor de milieuproblemen die ermee gepaard gaan. Hoe kan

men de klimaatverandering tegenhouden? Hoe kan de wereld zich aanpassen aan het veranderend

klimaat? Het groeiend milieubewustzijn en het discours dat er collectief actie moet worden ondernomen

om klimaatverandering te beperken en om op een duurzame manier met milieu om te gaan, werden

versterkt door acties van enkele invloedrijke personen.

Verschillende beroemdheden zetten zich in om mensen te sensibiliseren en om de milieuboodschap tot

het grote publiek te brengen. De Amerikaanse politicus en democraat Al Gore speelde hier onder andere

een belangrijke rol in. Nadat hij vicepresident was geweest onder Bill Clinton en nadat hij de

presidentsverkiezingen had verloren tegen George Bush in 2000, besloot hij zich toe te spitsten op de

studie van de klimaatverandering. Hij gaf talloze lezingen over de gevolgen van het broeikaseffect en

bracht in 2006 een documentaire uit, ‘The Inconvenient Truth’, die zeer positief werd ontvangen door

het grote publiek en zelfs een Oscar won in 2007. Volgens de film zijn een aantal veranderingen zoals

het smelten van de ijskappen, de stijging van de zeespiegel en de toename van natuurrampen toe te

kennen aan de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. De impact van Gore’s documentaire was

groot en bracht heel wat teweeg. Hij maakte mensen bewust van de grote concentraties CO2 in de

atmosfeer, van de negatieve gevolgen daarvan en van de menselijke vervuiling. Het bewustzijn omtrent

de dreigingen van de opwarming van de aarde groeide. De documentaire had volgens velen een impact

op internationaal beleid, politici en agendasetting, hoewel die ook veel kritiek kreeg vanuit

wetenschappelijke hoek voor de overdreven voorstelling van bepaalde zaken die niet in

overeenstemming zijn met de wetenschappelijke waarheid (Lammerse, 2016).

Een derde belangrijke ideologische verklaring voor de verbreding van de milieuagenda is het inzicht in

het feit dat milieu nauw verbonden is met andere thema’s die aan bod komen in de ontwikkelingsagenda.

De impact van de klimaatverandering brengt belangrijke socio-economische gevolgen met zich mee en

speelt een rol in het dagdagelijks leven van mensen. Klimaatverandering hangt nauw samen met zaken

zoals armoedebestrijding, conflicten, voedselzekerheid, demografie enz. Klimaatverandering kan

ontwikkeling van bepaalde gemeenschappen hinderen en ervoor zorgen dat ook andere SDG’s die geen

betrekking hebben tot milieu niet kunnen bereikt worden. Droogtes, overstromingen en degraderende

ecosystemen hebben bijvoorbeeld een negatieve impact op armoedebestrijding. Vooral kwetsbare en

weinig ontwikkelde gemeenschappen zijn gevoelig voor de gevolgen van de klimaatverandering.

Bepaalde regio’s in Afrika en Azië worden beschouwd als de ‘hotspots’ van de klimaatverandering en

Page 44: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

44

zullen de eerste zijn die door opwarming van de aarde zullen worden getroffen. Binnen die kwetsbare

gemeenschappen is er bovendien ook een groot tekort aan aanpassingsstrategieën voor het omgaan met

veranderingen van het klimaat, waardoor hun economische en sociale kwetsbaarheid nog groter wordt

(Szabo, et al., 2016).

Ook de samensmelting van het Rio+20 spoort met het post-2015 ontwikkelingsspoor, de open

consultatieprocedures van het post-2015 ontwikkelingsproces en VN-conferenties zoals de de 21ste

sessie van de ‘Conference of the Parties’ (COP21) en het Sendai Framework for Disaster Risk Reduction

(SFDRR) bieden verklaringen voor de verbreding van de milieuagenda, maar die zijn eerder

institutioneel en zullen in het volgend deel van het literatuuronderzoek worden besproken.

Het werd stilaan duidelijk dat indien men een sterke post-2015 agenda wou ontwikkelen, het

noodzakelijk was om meer aandacht te besteden aan de milieupijler van ontwikkeling. Er werd

toegegeven dat er actie moet worden ondernomen om de klimaatverandering tegen te houden, om

menselijke activiteiten te beperken die klimaatverandering stimuleren en om zorg te dragen voor het

milieu. Er werd ingezien dat er linken zijn tussen milieu, en socio-economisch welzijn en dat milieu niet

los mag worden gezien van duurzame ontwikkeling. Het tegenhouden van de opwarming van de aarde

en het zorg dragen voor het milieu zijn dus van primordiaal belang in het bereiken van de SDG’s

(Kelman, 2017).

Het rijke Noorden, waaronder vooral de EU, nam het voortouw in het promoten van een brede

milieuagenda en steunde verregaande acties om de gevolgen van de klimaatveranderingen in te perken.

De meeste landen van de G77 daarentegen, waren wantrouwig ten aanzien van de vergroening van de

SDG-agenda8. De G77 zag vergroening als een dreiging voor het recht op klassieke ontwikkeling.

Milieuverplichtingen gingen volgens hen ten koste gaan van de gehoopte economische inhaalbeweging

ten aanzien van rijke landen en de Minst Ontwikkelde Landen (MOL) waren bezorgd dat de focus op

armoede ging verzwakken. De G77 was het er dus niet mee eens dat een groot deel van het ODA moest

worden opgeofferd voor milieukwesties. Hun argument was dat hun bijdrage aan de klimaatopwarming

relatief klein was en dat ze daar dus ook niet voor moesten opdraaien (Ferrero y de Loma-Osorio, 2016).

De oplossing was, volgens de G77, om ontwikkelde landen extra middelen te laten bijdragen, om

ontwikkelingslanden te helpen in hun vergroeningsproces. De ontwikkelde landen stonden hier echter

niet voor te springen, doordat zij economisch hadden geleden onder de financiële crisis. Uiteindelijk

8 Enkele Zuid-Amerikaanse regeringen waren het niet eens met de vergroening aangezien zij ambitie hadden om

te investeren in fossiele brandstoffen. Toch was er echter een klein groepje binnen de G77 voortrekker van de

vergroening waaronder de eilandstaten, Brazilië, Colombia en Guatemala. De eilandstaten waren voorstander

van de vergroening aangezien zij de eerste slachtoffers waren van de stijging van de zeespiegel (Lesage, 2014).

Page 45: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

45

werd vergroening toch opgenomen in de SDG-agenda en werd dit gecompenseerd voor de G77 door de

toevoeging van een sterk economisch luik.

6.3.5 ‘Peace’: vredevolle, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen

De agendasetting van een inclusief kader voor sterke en evenwichtige politieke instellingen kan, zoals

in de functionele dimensie al werd vermeld, ideologisch verklaard worden doordat er werd ingezien dat

conflicten een belangrijke dreiging vormen voor menselijke ontwikkeling. Conflicten en geweld hadden

ervoor gezorgd dat de MDG’s in verschillende landen niet bereikt werden en er werd vastgesteld dat

duurzame ontwikkeling niet kan gerealiseerd worden in een klimaat van geweld, onzekerheid en oorlog.

Conflicten zorgen namelijk voor migratie, armoede, teloorgang van infrastructuur enz. Het behouden

van vrede is daarom essentieel voor menselijke ontwikkeling (Moller-Loswick, Wheeler , Smith, &

Mawowa, 2015).

Steeds meer actoren droegen het belang van sterke en evenwichtige politieke instellingen hoog in het

vaandel. Zo zat bescherming tegen misdrijf en geweld in de top 6 ontwikkelingsprioriteiten van de ‘MY

World’-enquête. Ook het Afrikaanse continent zette zich in om het belang van duurzame vrede te

promoten. Hoewel er minder conflicten waren als vroeger, werd Afrika toch nog steeds getroffen door

oorlog en geweld. Meer dan de helft van de Afrikaanse landen werden tussen 1980 en 1990 getroffen

door oorlog. De Afrikaanse Ontwikkelingsbank stelde dat gewapende conflicten de belangrijkste

determinant is voor armoede en menselijke miserie in Afrika. Daarom wou de Common African Position

(CAP) dat er in de SDG-agenda voldoende aandacht werd geschonken aan vrede en veiligheid,

erkennend dat er een zeer nauwe link is tussen vrede, veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling.

Ook China coördineerde zijn positie met de CAP. China en Afrika werkten samen in het kader van de

G77 en stelden een nieuw ontwikkelingsraamwerk op binnen het Forum Omtrent Chinees-Afrikaanse

Coöperatie (FOCAC) met gecoördineerde standpunten in verband met het behouden van vrede. China

had baat bij het ondersteunen en promoten van vrede en stabiliteit in Afrika aangezien het zijn relatie

met Afrika wil uitbouwen en het wil gezien worden als een verantwoordelijke grootmacht, die begaan

is met het ondersteunen van vrede. Bovendien heeft China ook nationale belangen bij het promoten van

vrede in Afrika aangezien het economische belangen heeft in het continent (Moller-Loswick, Wheeler ,

Smith, & Mawowa, 2015).

Doordat steeds meer actoren zich achter het idee schaarden dat duurzame ontwikkeling en vrede niet los

van elkaar kunnen worden gezien, werd er ook besloten hier aandacht aan te schenken in de SDG-

agenda. Vrede en stabiliteit kunnen niet genegeerd worden vanuit een ontwikkelingsperspectief en

moesten wel een onderdeel uitmaken van de SDG’s.

Page 46: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

46

6.3.6 ‘Partnership’: universaliteit en globale solidariteit

Op vlak van partnerschap kunnen er zowel continuïteiten als verschuivingen worden vastgesteld tussen

de Millennium Agenda en de Agenda 2030. Ideologisch bestaan hier verschillende verklaringen voor.

Eerst en vooral is het echter belangrijk om te kijken naar wat nu precies de inhoudelijke gelijkenissen

en verschillen zijn. Daarvoor moet men ook kijken naar enkele institutionele elementen.

Hoe zat het met partnerschap bij de MDG-agenda? Wanneer de MDG’s ontstonden in 2001, waren er

nog geen duidelijke targets vastgelegd voor MDG 8 in verband met partnerschap. Slechts met de

Wereldtop in 2005 werd er vastgelegd dat alle landen nationale ontwikkelingsstrategieën moeten

ontwikkelen om de MDG’s te kunnen bereiken en dat rijke landen hun ODA moeten verhogen om de

implementatie van die strategieën mogelijk te maken. De task force van het Millennium Project in

verband met partnerschap legde 7 targets en 17 indicatoren vast voor MDG 8. De targets waren echter

weinig concreet, kwantitatief en tijdsgebonden. De OESO-landen wouden wel overeenkomen welke

richting ze uit moesten, maar concrete kwalitatieve en tijdsgebonden doelstellingen waren voor hen een

stapje te ver. Ze wouden hun opties inzake ontwikkelingsbeleid openhouden. Sommige OESO landen

legden zichzelf wel unilateraal doelstellingen op. De EU legde zijn lidstaten bijvoorbeeld op om de 0,7%

van het bruto nationaal inkomen te gebruiken voor ODA.

Bij de SDG’s is de financiering van de agenda beter uitgewerkt dan bij de MDG’s, en dat dankzij het

Addis Ababa Actieplan. De conferentie omtrent implementatiemiddelen voor de SDG-agenda in de

Ethiopische hoofdstad Addis Ababa, viel samen met de derde sessie van de laatste intergouvernementele

onderhandelingen voor de ontwikkeling van de SDG’s. Er werd tijdens die top besloten dat binnenlandse

publieke middelen en internationale publieke financiën (van bijvoorbeeld internationale

ontwikkelingssamenwerking) op een slimme manier moeten worden ingezet om een duurzame transitie

op gang te zetten. Ook de privésector moet volgens het actieplan een bijdrage leveren aan de inclusieve

economische groei en aan het creëren van werkgelegenheid. Het actieplan onderstreept daarnaast ook

het belang van internationale handel. Handelsliberalisering en investeringen kunnen zorgen voor

werkgelegenheid, gendergelijkheid, voedselveiligheid, minder ongelijkheid enz. Het kan ook landen

aansporen om schuldverlichtingen toe te kennen aan ontwikkelingslanden. Het actieplan benadrukt ten

slotte ook het belang van nationale strategieën. Landen moeten hun eigen prioriteiten stellen, rekening

houdend met multi-stakeholders partnerschappen. Zowel de privé sector, de civil society, de

wetenschappelijke gemeenschap, lokale autoriteiten, academici en filantropen moeten betrokken

worden bij de implementatie van de SDG’s. Zij moeten hun kennis, expertise, technologie en middelen

ter beschikking stellen van het bereiken van duurzame ontwikkeling. Het VN-target waarbij 0,7% van

het bruto nationaal inkomen moet gespendeerd worden aan ontwikkeling, die de EU al unilateraal had

Page 47: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

47

opgelegd aan zijn lidstaten, werd tijdens die conferentie bevestigd en toegevoegd aan de SDG-agenda

(Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

Het engagement van actoren in verband met partnerschap werd met de SDG’s dus verhoogd. De

ontwikkelingslanden waren tevreden met het principe van gedeelde verantwoordelijk. De doelstellingen

waren niet enkel meer gericht tot hen, maar ook tot de ontwikkelde landen. Het voorgestelde post-2015

raamwerk stelde wel dat elke doelstelling moest aangepast worden aan de ontwikkelingsgraad van elk

land: het principe van ‘Common But Differentiated Responsabilities’ (CBDR). Het vaststellen van de

nationale doelstellingen was de taak van de nationale overheden. Hierop kwam echter veel kritiek vanuit

academische hoek. Velen vonden de bewegingruimte voor lidstaten te groot, waardoor ze niet worden

aangespoord om ingrijpende acties te ondernemen om de doelstellingen te bereiken (Lesage, 2014). Ook

vonden velen dat het Addis Ababa Actieplan niet ver genoeg ging, en dat er te weinig financiële

middelen werden ingezet om de SDG’s te kunnen bereiken (Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

Hieruit kunnen we dus stellen dat er aan de ene kant wel een verschuiving heeft plaatsgevonden tussen

de partnerschap-agenda van de MDG’s en die van de SDG’s, maar dat die in feite ook een bepaalde

vorm van continuïteit vertoont. Over het algemeen wordt er vaak gesteld dat er bij de MDG-agenda een

duidelijk onderscheid was tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden. De MDG’s werden

beschouwd als een ‘to do’-lijst voor de ontwikkelingslanden, die gedicteerd werd door de G20. Met de

SDG’s kwam daar echter verandering in. Dit kan door ideologisch verklaard worden door de kritiek op

het partnerschap-beleid van de MDG’s. Academici en andere stakeholders hebben veel kritiek geuit op

het gebrek aan engagement van ontwikkelde landen bij de MDG’s. Onder druk hiervan, wanneer de

SDG’s werden voorgesteld door Colombia en Guatemala op de Rio+20 top, werd er besloten dat alle

landen een inspanning moeten leveren voor het bereiken van de doelstellingen, ook de ontwikkelde

landen. Er moest een universele agenda worden opgesteld. Dat gebeurde dan ook doordat de SDG-

agenda het Addis Ababa Actieplan opnam (Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

Maar is er wel effectief sprake van een globale en universele agenda bij de SDG’s? Volgens

Vandemoortele (2016) is dat niet het geval en is er sprake van continuïteit tussen de MDG- en de SDG-

agenda op vlak van partnerschap. Volgens hem is een agenda die focust armoede en ongelijkheid er een

die zich toch nog vooral richt tot ontwikkelingslanden en niet tot ontwikkelde landen. Er zijn specifieke

en gerichte targets voor ontwikkelingslanden terwijl er slechts een aantal, eerder vaag-geformuleerde

targets zijn voor ontwikkelde landen. Een universele agenda zou het bijvoorbeeld niet enkel hebben over

honger maar ook over obesitas en overgewicht. Volgens Vandemoortele is dat geen vergissing maar is

dat net intentioneel, net zoals bij het zogezegd aanpakken van ongelijkheid (Vandemoortele, 2016).

Page 48: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

48

Hoewel de MDG- en de SDG-agenda’s, op vlak van partnerschap, op het eerste zicht dus een

verschuiving vertonen, is er dus toch ook sprake van continuïteit. Hoe kan dat nu ideologisch verklaard

worden? Het financieren van de doelstellingen werd te weinig als een prioriteit gezien en er is te weinig

toerekenbaarheid van de lidstaten. Het principe van CBDR laat een te grote bewegingsruimte over aan

de lidstaten om hun eigen ding te doen. Daar ligt dan ook de zwakheid van een internationaal ‘soft

governance’ instrument zoals de VN-ontwikkelingsagenda, dat niet juridisch afdwingbaar is (Kumar,

Kumar , & Vivekadhish, 2016). Vandemoortele (2016) voegt daar aan toe dat het beleid van een

institutie bovendien binnen die institutie amper in vraag zal worden gesteld en weinig kritiek zal

toelaten. Instituties worden vaak beïnvloed door een bepaalde orthodoxie, namelijk een reeks van

overtuigingen en ideeën die worden aangenomen zonder daar verder over na te denken. Hoewel het niet

verboden is die ideeën en overtuigingen in vraag te stellen, weten de leden van de instelling dat het niet

gepast is om dat te doen.

6.3.7 Conclusie

Net zoals het functioneel luik, heeft ook het ideologisch luik van dit onderzoek een grote verklarende

waarde voor de (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s. Hoe de functionele realiteiten

vertaald werden in ideologische debatten was bepalend voor de uiteindelijke inhoud van de

ontwikkelingsagenda’s. Ideologische en maatschappelijke debatten oefenen een grote invloed uit op

beleidsagenda’s. Problemen op het terrein zorgden ervoor dat men ging nadenken over oplossingen voor

globale internationale uitdagingen. Welke oplossingen zijn geschikt? Welke actoren scharen zich achter

welke standpunten? Bestaat er een internationale consensus omtrent bepaalde thema’s? Al die zaken

hadden een invloed op de uiteindelijke inhoud van de MDG- en de SDG-agenda.

Uit de ideologische dimensie van dit onderzoek blijkt dus dat enkele verschillen tussen de MDG- en de

SDG-agenda politiekwetenschappelijk kunnen verklaard worden aan de hand van ideologische factoren.

Aangezien de problemen op het terrein (functionele dimensie) verschillend waren bij de MDG’s als bij

de SDG’s, gingen er ook verschillende ideologische debatten de ontwikkeling van beide agenda’s

vooraf. Er kan gesproken worden van een ideologische verschuiving. De MDG-agenda werd beïnvloed

door andere maatschappelijke en ideologische debatten dan de SDG-agenda. De functionele

verschuivingen, en dus de nieuwe problemen op het terrein, zetten de maatschappij aan tot nadenken

over oplossingen voor de globale uitdagingen. Internationale ontwikkelingsorganisaties, internationale

banken, financiële instellingen, VN-lidstaten, coalities van lidstaten en zelf de gewone burgers werden

aangezet tot nadenken en werden betrokken bij het ideologisch en maatschappelijk debat.

Er werd ingezien dat het MDG-beleid gedeeltelijk gefaald was in zijn opzet. Veel doelstellingen konden

niet bereikt worden, en men moest nadenken over een nieuwe, betere aanpak voor het

Page 49: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

49

ontwikkelingsbeleid. Men kwam tot de vaststelling dat doelstellingen niet langer los van elkaar konden

worden gezien. Armoedebestrijding kan niet gerealiseerd worden indien er geen sociale

beschermingsvloeren zijn, universele dekking van de gezondheid, vreedzame samenlevingen, of

universele partnerschappen. In het concept van duurzame ontwikkeling werd een oplossing gevonden

op de functionele problemen van het tijdperk en op het falen van het MDG-beleid. Er ontstond

ideologische consensus omtrent verschillende thema’s op internationaal niveau, waarvan sommige

geïnstitutionaliseerd werden in beleid van lidstaten en van organisaties zoals de VN, de IAO, de WHO,

het IMF en de Wereldbank door middel van aanbevelingen, verklaringen, rapporten en conferenties.

Hoewel er een belangrijke ideologische verschuiving is tussen de MDG- en de SDG-agenda, kan men

ook spreken van een bepaalde ideologische continuïteit. De MDG’s en de SDG’s zijn, ondanks hun

verschillen, vrij gelijkaardig qua inhoud en structuur. Veel van dezelfde onderwerpen die werden

behandeld bij de MDG’s, worden overgenomen door de SDG’s. De VN wou niet dat de Millennium

Verklaring volledig vergeten en zorgden met de SDG’s voor continuïteit en consolidatie van de MDG’s

(Vandemoortele, 2016). Ook is er in beide agenda’s een impliciete focus op groei en worden zaken zoals

het kapitalisme en economische groei niet in vraag gesteld. Zowel bij de MDG’s als bij de SDG’s

worden problemen in verband met globale ontwikkeling vooral toegeschreven aan een gebrekkige

economische groei (Fourie & O'Manique, 2016).

Zowel het functionele als ideologische luik van dit onderzoek hebben een grote verklarende waarde voor

de (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s. Toch kunnen beide luiken niet alle verschillen en

gelijkenissen tussen beide agenda’s verklaren. Het is ook belangrijk te kijken naar de manier waarop

beide agenda’s institutioneel tot stand kwamen. De institutionele processen die geleid hebben tot beide

sets van doelstellingen kunnen ook deels verklaren waarom er verschillen en gelijkenissen zijn tussen

beide. Dit zal verder onderzocht worden in de institutionele dimensie van dit onderzoek.

6.4 Institutionele dimensie

Het vierde en laatste deel van het literatuuronderzoek gaat in de op de institutionele dimensie van het

ontstaan van de MDG’s en de SDG’s. (Dis)continuïteiten tussen beide agenda’s kunnen niet enkel

verklaard worden door functionele en ideologische factoren, maar ook door institutionele factoren. Om

die institutionele factoren te achterhalen, zal er gekeken worden naar de manier waarop de MDG’s en

de SDG’s in een institutioneel kader werden gegoten. Vanuit welke beleidslijnen ontstonden de MDG’s

en de SDG’s? Hoe hebben de institutionele realiteiten een impact gehad op de ontwikkeling van de

goals? Hoe werden de ideologische debatten vertaald op institutioneel niveau? Welke thema’s waren al

Page 50: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

50

onderdeel van een internationaal institutioneel kader, waardoor ze makkelijk konden worden

overgenomen door de ontwikkelingsagenda’s?

Er zal gekeken worden naar de institutionele (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s. Welke

verschillen/gelijkenissen zijn er tussen het institutioneel ontstaansproces van de MDG’s en dat van de

SDG’s? Hoe kunnen die politiekwetenschappelijk verklaard worden? Kunnen institutionele

(dis)continuïteiten ook een aantal inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s

verklaren? Er wordt verondersteld dat de verschillen in de ontstaansprocessen op institutioneel niveau

tussen de MDG’s en de SDG’s ook verklaringen kunnen bieden voor enkele inhoudelijke

verschuivingen tussen beide agenda’s. Er zal gekeken worden naar instituties, methodiek,

beleidsprocessen en onderhandelingsmethodes. Ook zullen verklaringen, conferenties en aanbevelingen

van internationale ontwikkelingsorganisaties onder de loep worden genomen. Sommige van die

verklaringen, conferenties en aanbevelingen werden al aangehaald in het ideologisch luik, maar maken

eigenlijk een onderdeel uit van de institutionele dimensie van dit onderzoek.

Zoals al verschillende keren werd vermeld, is het institutioneel ontstaansproces van de MDG’s en de

SDG’s is nauw verbonden met de andere dimensies die hiervoor werden besproken. Door globale

uitdagingen en problemen op het terrein worden internationale ontwikkelingsorganisaties aangezet tot

nadenken voor oplossingen. Ideologische debatten worden op gang gezet en soms ontstaat er consensus

omtrent een bepaald standpunt. Ontwikkelingsorganisaties gaan dan dat standpunt integreren in hun

institutionele structuur en in hun beleid door middel van conferenties, aanbevelingen of verklaringen.

Het institutioneel luik zal niet volledig dezelfde opbouw volgen als het functioneel en het ideologisch

luik. Eerst zal, analoog aan de functionele en de ideologische dimensie, de verschuiving van klassieke

ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling besproken worden en zal er gekeken worden naar de

institutionele verklaringen hiervoor. Daarna zal er niet te werk worden gegaan met de vijf P’s zoals in

vorige onderdelen, aangezien de institutionele dimensie niet gaat over de inhoud van de doelstellingen,

maar over de manier waarop ze tot stand kwamen binnen instituties. Er zullen drie belangrijke

institutionele verschuivingen besproken worden en er zal gekeken worden naar de verklaringen voor die

verschuivingen. Uiteindelijk zal ook blijken dat die verschuivingen deels verklaring bieden voor

verschillende inhoudelijke verschillen tussen de MDG-agenda en de SDG-agenda, waaronder ook voor

de paradigmashift naar duurzame ontwikkeling.

6.4.1 Algemeen: van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling

Voor de paradigmashift van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling werden al enkele

significante functionele en ideologische verklaringen gevonden. Toch kan die shift niet volwaardig

Page 51: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

51

verklaard worden zonder te gaan kijken naar institutionele factoren. De paradigmashift kwam er niet

enkel door de aard van de problemen op het terrein en door de ideologische discussies die daaruit

voortvloeiden, die kwam er ook door enkele institutionele factoren. Drie belangrijke institutionele

processen hebben bijgedragen tot de verschuiving naar duurzame ontwikkeling.

Eerst en vooral kan de paradigmashift naar duurzame ontwikkeling deels verklaard worden door de

samensmelting van het VN-duurzaamheidsspoor met het post-2015 spoor. De SDG’s vinden hun

oorsprong zowel in de Rio+20 conferentie als in de VN-beleidslijn voor het post-2015

ontwikkelingskader. Hoe dit precies verliep, werd al besproken in 4.1.2. In 2012 vond de Rio+20

conferentie plaats, een conferentie die georganiseerd werd voor de opvolging van de UNCED van 1992.

Het uitkomstdocument van die conferentie, ‘The Future We Want’, stelt duidelijke en praktische

maatregelen voor om duurzame ontwikkeling te implementeren (UNGA, A/RES/66/288, 2012). Het

belang van duurzame ontwikkeling werd onderstreept: economische ontwikkeling moet gepaard gaan

met sociaal welzijn en respect voor het milieu (Sachs, 2015). Een OWG werd ook aangeduid om een

lijst op te stellen van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Ondertussen, ook in 2012, publiceerde het

HLP van Eminente Personen ook een rapport met advies voor de post-2015 agenda. In dat rapport werd

eveneens het belang van duurzame ontwikkeling onderstreept (High-Level Panel of Eminent Persons ,

2013). De focus op duurzame ontwikkeling in dat rapport kan grotendeels verklaard worden door het

feit dat het werk van het Paneel gecoördineerd werd met dat van de OWG.

In 2014 nam de Algemene Vergadering van de VN een resolutie aan waarin het stelde dat de lijst van

duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de OWG als basis zou dienen voor de opvolgers van de

MDG’s. Het VN-kader omtrent duurzame ontwikkeling en het post-2015 proces werden dus

samengevoegd. Er werd opgemerkt dat beide agenda’s complementair waren en best als één geheel

behandeld werden, om dubbel werk te vermijden (UNGA, A/68/970, 2014). Die paradigmashift naar

duurzame ontwikkeling in de post-2015 agenda kwam er dus deels dankzij de samenwerking en

coördinatie van het VN-beleidsspoor voor duurzame ontwikkeling met het post-2015

ontwikkelingsspoor. Zonder het samensmelten van beide sporen, had duurzame ontwikkeling misschien

niet zo een belangrijke plaats gehad in de Agenda 2030.

Ten tweede, kan de verschuiving naar duurzame ontwikkeling ook verklaard worden door de grote

betrokkenheid van actoren bij het SDG-ontstaansproces. Een van de belangrijkste kritieken op de

MDG’s was ten aanzien van de beslotenheid van de onderhandelingen. Er was een groot gebrek aan

consultatie en aan inclusiviteit van belanghebbenden. De MDG’s werden namelijk ontwikkeld door een

klein groepje experten van internationale ontwikkelingsorganisaties. Lidstaten konden weinig druk

uitoefenen op de uiteindelijke inhoud van de agenda en slechts weinig belanghebbenden werden

geconsulteerd. Met de SDG’s kwam daar verandering in. Er werd toegang verleend tot de

Page 52: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

52

onderhandelingen in verband met de post-2015 agenda door middel van verschillende kanalen. Lidstaten

werden nauw betrokken bij de ontwikkeling van de SDG’s en kregen een belangrijke stem in de

onderhandelingen. Ook middenveldorganisaties, de privésector, academici, onderzoeksorganisaties en

de gewone burgers kregen een belangrijke stem in het SDG-ontstaansproces. De input die verkregen

werd dankzij die brede consultaties, zorgde voor de agendasetting van een groot aantal thema’s. De

breedheid van de SDG-agenda, en ook de agendasetting van duurzaamheid, kunnen dus eigenlijk deels

verklaard worden door de brede participatiegraad. Verschillende organisaties en lidstaten waren

voorstander om duurzame ontwikkeling een fundamentele plaats te geven in de post-2015 agenda

(Fukunda Parr, 2016).

Ten slotte speelde ook nog een derde institutionele factor een rol in de verschuiving naar duurzame

ontwikkeling. Verschillende thema’s die aanwezig zijn in de SDG’s, waaronder bijvoorbeeld universele

gezondheidsdekking en sociale beschermingsvloeren, werden niet uitgevonden door het post-2015

ontwikkelingsraamwerk. Die thema’s maakten een onderdeel uit van de institutionele realiteit van

internationale organisaties zoals de IAO, de WHO of de VN zelf. Wanneer een bepaald thema op hoog

niveau onderdeel uitmaakt van de institutionele realiteit van een internationale organisatie, kan het

makkelijk worden overgenomen door andere organisaties. Dat gebeurde ook met het concept van

duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling had al een prominente plaats binnen de VN onder het

spoor duurzame ontwikkeling, en vormde ook onderdeel van het beleid van talloze internationale

organisaties. Die institutionele realiteit zorgde ervoor dat duurzame ontwikkeling kon worden

overgenomen door de post-2015 agenda, en er een centrale plaats in kon krijgen.

De drie institutionele factoren die besproken werden kunnen niet enkel de verschuiving van klassieke

ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling verklaren, ze bieden ook verklaring voor een aantal andere

inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s. Hieronder volgt meer uitleg en wordt er

verder ingegaan op die institutionele verschuivingen.

6.4.2 Van een lineair ontwikkelingsproces naar de samenvoeging van twee sporen

Opmerkelijk aan de ontstaansprocessen van de MDG’s en de SDG’s, is dat de MDG’s ontstaan zijn

vanuit een lineaire ontwikkelingsbeleidslijn terwijl dat de SDG’s ontstaan zijn vanuit de samenvoeging

van twee verschillende beleidslijnen. Er kan dus gesproken worden over een institutionele verschuiving.

De MDG’s zijn op een volledig verschillende manier ontstaan dan de SDG’s. Hoe komt het dat beide

agenda’s op een andere manier zijn ontstaan? Kan dit ook een aantal inhoudelijke verschuivingen tussen

beide agenda’s verklaren? Om antwoorden te kunnen formuleren op deze vragen, zal er eerst gekeken

worden naar het MDG-ontstaansproces. Hoe en waarom zijn de MDG’s ontstaan? Daarna zal er gekeken

worden naar het SDG-ontstaansproces. Waarom kwam er een vervolg op de MDG-agenda? Waarom

Page 53: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

53

werd er een opvolging van de Rio-conferentie georganiseerd? Waarom werden de VN-beleidslijn

omtrent duurzame ontwikkeling en de post-2015 ontwikkelingsbeleidslijn samengevoegd?

Ontstaan van de MDG’s: een lineair ontwikkelingsproces

Hoe en waarom zijn de MDG’s nu precies ontstaan? Aan het institutioneel besluitvormingsproces ging

geen gedefinieerd proces vooraf, waardoor het dan ook heel bijzonder, ingewikkeld en complex was.

Door het einde van de Koude Oorlog, na de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de val van de

Sovjetunie in 1991, kreeg de VN meer bewegingsruimte in zijn beleidvoering doordat het zich ontdaan

had van de spanningen van de bipolaire wereld. Het nam het initiatief om conferenties te organiseren

tijdens de eerste helft van de jaren 1990 in verband met de belangrijke aspecten van menselijke

ontwikkeling. Het organiseerde conferenties in Jomtien omtrent onderwijs, in New York omtrent

kinderen, in Rio omtrent milieu, in Wenen omtrent mensenrechten, in Caïro omtrent bevolking, in

Kopenhagen omtrent sociale ontwikkeling, in Beijing omtrent gendergelijkheid, in Rome omtrent

voedselzekerheid en in Istanbul omtrent menselijke nederzetting. Elke top resulteerde in de aanname

van een verklaring met een duidelijke boodschap en een aantal tijdsgebonden targets. Voorafgaand aan

elke conferentie waren er voorbereidende bijeenkomsten, de zogenaamde PrepComs. Tijdens die

bijeenkomsten onderhandelen vertegenwoordigers van VN-lidstaten onder elkaar met ngo’s, experten

en andere belanghebbenden. De PrepComs boden een uitstekend fora voor lobbying (Charlesworth,

1996).

Rond het jaar 1995 kwam er echter een soort van ‘top vermoeidheid’. Er waren zodanig veel tops en

bijeenkomsten georganiseerd dat de nationale overheden overladen werden met aanbevelingen en te

bereiken doelstellingen. Bovendien kregen de internationale ontwikkelingsorganisaties ook te kampen

met een relevantiecrisis. Als antwoord op de ‘top vermoeidheid’ en op die relevantiecrisis van, hield de

DAC een High Level Meeting in de Chateau de la Muette in 1995. De uitkomst daarvan was het

‘Development Partnership on the New Global Context’ (DAC, 1995). Tijdens die bijeenkomst werd de

‘Groupe de Reflexion’ opgericht, die moest nadenken over de toekomst van ontwikkelingshulp en over

de rol die de OESO en de DAC moesten spelen op internationaal niveau. Na verschillende

onderhandelingen werd het ‘Shaping the 21st century’-document aangenomen, waarin een aantal

internationale ontwikkelingsdoelstellingen werden opgesomd, ook wel bekend als de IDG’s. De

bedoeling van de IDG’s was om de verschillende uitkomsten van de VN-conferenties te bundelen in een

concrete lijst van haalbare doelstellingen, waar alle OESO landen tevreden mee zouden zijn (Hulme,

2009).

Ondertussen, in het licht van de eeuwwissel en van de relevantiecrisis, wou ook de VN een ambitieuze

agenda opstellen, waarin een culminatie van alle verschillende verklaringen van afgelopen decennia

Page 54: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

54

konden worden teruggevonden. De druk op de VN was heel groot om van de Millennium Assembly een

succes te maken. Nadat een aantal staatshoofden tijdens de Millennium Assembly een speech hadden

gegeven over de inspanningen die ze bereid waren te leveren, werd de Millennium Verklaring (2000)

met unanimiteit aangenomen. In de Verklaring hebben de staatshoofden en regeringsleiders duidelijk

aangegeven hoe de VN zich zal moeten aanpassen aan de nieuwe eeuw. Zij wouden niet alleen actie,

maar ook resultaten. Zowel de top als de verklaring konden rekenen op veel publieke en media aandacht

(Hulme, 2009).

Die publieke aandacht nam na enkele tijd echter fors af. Uit schrik dat de Millennium Verklaring in

vergetelheid zou raken, werd er nagedacht over een lijst van concrete en meetbare doelstellingen,

analoog aan de IDG’s. De Wereldbank organiseerde in maart 2001 een bijeenkomst met de verschillende

multilaterale en bilaterale donoren, en enkele ontwikkelingslanden. Er werd tijdens die bijeenkomst een

task force opgericht, met leden van de DAC, de Wereldbank, het IMF en de UNDP, die moest zorgen

voor technische concordantie tussen de IDG’s en de ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Het klein

groepje selecteerde een lijst van duidelijke meetbare doelstellingen en targets, gebaseerd op het rapport

‘A Better World for All’ (2000) en creëerden op die manier de MDG’s. Een klein jaartje na de

Millennium Verklaring, in augustus 2001, werd de eerste versie van de MDG’s officieel gepubliceerd

in de ‘Road Map Towards the Implementation on the United Nations Millennium Declaration’ (Annan

K. , 2001). Er werd een annex toegevoegd aan de Millennium Verklaring, waarin 18 targets werden

opgesomd onder 8 hoofdstukken/doelstellingen (Hulme, 2009). De Millennium

ontwikkelingsdoelstellingen waren een feit. Volgens Vandemoortele (2013) was de lijst een het soort

van apotheose van het multilateraal activisme van de afgelopen jaren.

De doelstellingen werden na de ‘Road Map’ van de SG nog verder verfijnd onder het Millennium

Project. Het project, dat geleid werd door Jeffrey Sachs, moest de beste strategieën trachten te vinden

om de MDG’s te bereiken. Targets moesten verfijnd worden en er moesten gepaste indicatoren worden

gevonden om vooruitgang te meten. Zoals hiervoor al werd vermeld werden tien verschillende task-

forces opgericht om onderzoek te doen rond een specifiek thema. De task forces bestonden uit

verschillende vertegenwoordigers van de VN agentschappen, financiële instellingen, de academische

gemeenschap, nationale regeringen, de privésector, civil society organisaties en ngo’s. Het waren

technische comités met veel praktische ervaring en expertise. De coördinatoren van de task forces

werkten samen om hun bevindingen aan elkaar aan te passen. Enkele indicatoren werden

overeengekomen, ook voor MDG 7 en MDG 8, iets wat niet makkelijk was aangezien die actie van rijke

landen impliceerden (McArthur & Sachs , 2005). Ook werden enkele targets pas later toegevoegd aan

de MDG-lijst. Zoals in vorige onderdelen al werd vermeld, werden er in 2007 targets toegevoegd aan

de MDG’s in verband met reproductieve rechten en met waardig werk, onder druk van de IAO’s ‘Decent

Work Agenda’ en van civil society organisaties.

Page 55: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

55

De MDG’s zijn dus ontstaan vanuit een lineaire ontwikkelingsbeleidslijn binnen de VN. Ze bouwen

verder op de verschillende thematische VN-organisaties van de jaren 1990 en op OESO-teksten. De VN

heeft mosterd gehaald bij de IDG’s om dan een lijst van concrete, meetbare en tijdsgebonden

doelstellingen op te stellen.

Ontstaan van de SDG’s: samenvoeging van twee verschillende ontwikkelingsbeleidslijnen

Toen de MDG’s op hun einde liepen in 2015, was het vrij voor de hand liggend dat er nieuwe agenda

moest worden opgesteld die de Millennium Agenda zou opvolgen. De VN wou zorgen voor continuïteit

en voltooiing van de MDG-agenda en besloot na te denken over een post-2015 ontwikkelingsraamwerk.

Het wou verder bouwen op de realisaties van de MDG’s (Vandemoortele, 2016). Terwijl het bij het

begin van de ontwikkeling van de Millennium Agenda nog niet duidelijk was dat een concrete lijst van

doelstellingen de uitkomst zou zijn, was dat bij de ontwikkeling van de post-2015 agenda wel zo. Men

wist op voorhand dat er opnieuw een lijst van doelstellingen moest worden opgesteld.

Ondertussen organiseerde de VN in 2012 een opvolgingsconferentie voor het 20-jarig bestaan van de

Rio-conferentie omtrent milieu en ontwikkeling, namelijk de Rio+20 conferentie omtrent duurzame

ontwikkeling. Waarom werd er besloten die opvolgingsconferentie te organiseren? Waarom werd er

besloten om duurzame ontwikkeling te gebruiken als uitgangspunt? Welke bijdrage leverde de Rio+20

top aan de ontwikkeling van de Agenda 2030? In welke mate was de top verantwoordelijk voor de

agendasetting van duurzame ontwikkeling op de post-2015 agenda?

De Rio+20 conferentie werd georganiseerd om na te gaan in welke mate er vorderingen waren gemaakt

ten aanzien van de doelstellingen die in 1992 werden vastgelegd. Er werd besloten om duurzame

ontwikkeling te gebruiken als uitgangspunt, omdat het concept in vruchtbare grond lag. Er waren veel

meer problemen en uitdagingen op het terrein (functionele factoren) waardoor een top door de

wereldleiders als noodzakelijk werd beschouwd. De bevolkingsgroei, de urbanisering en de

economische crisis zetten sociale en milieu-systemen onder druk. Ook was er meer aandacht voor

klimaatveranderingen en werd er ingezien dat er te weinig gevolg werd gegeven aan internationale

milieuverdragen en -overeenkomsten. Er ontstond dus belangstelling voor zaken zoals green growth en

duurzame ontwikkeling. De publieke opinie en verschillende belanghebbenden waren voorstander van

een ontwikkelingsbeleid dat rekening hield met zowel economische groei, sociaal welzijn als de

bescherming van het milieu (Brown, et al., 2012). De wereldleiders wouden een nieuw politiek

momentum creëren om duurzame ontwikkeling in de verf te zetten. Voor hen leek de 20ste verjaardag

van de Rio top omtrent milieu daar de perfecte gelegenheid voor.

Page 56: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

56

Tijdens de Rio+20 werden richtlijnen aangenomen door de lidstaten in verband met ‘green growth’, en

werden thematische beslissingen genomen in verband met energie, voedselzekerheid, oceanen en

steden. Ook besloten de lidstaten dat er een lijst van concrete doelstellingen moest worden ontwikkeld

die verder bouwt op de MDG’s. Vooral Colombia en Guatemala waren hier voorstander van en namen

hier het voortouw in (UN, (c)sd). Er werd er een OWG opgericht, die de verantwoordelijkheid kreeg om

de lijst van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen op te stellen. De Algemene Vergadering van de VN

selecteerde 30 lidstaten om deel uit te maken van de werkgroep, rekening houdend met eerlijke

representatie. Belangrijk is wel dat alle andere lidstaten aan de besprekingen konden deelnemen. De

werkgroep mocht zelf bepalen hoe het tewerk ging, maar het moest wel rekening houden met input van

belanghebbenden en van de civil society. De OWG is van heel groot belang geweest voor de

uiteindelijke inhoud van de SDG’s, aangezien de lijst van doelstellingen die het voorstelde in 2014 bijna

in zijn integraliteit werd opgenomen door de Agenda 2030.

Ondertussen werd er ook binnen de beleidslijn van het post-2015 raamwerk nagedacht over een

waardige opvolger voor de MDG’s. In 2013, tijdens een VN-top ter opvolging van de MDG’s, werd

officieel het startschot gegeven van de ontwikkeling van het post-2015 kader. Er werd besloten dat

armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling de belangrijkste onderwerpen zullen zijn van de post-

2015 agenda (UNGA, A/68/L.4, 2013). Ondertussen hielden verschillende VN-organen zich

afzonderlijk bezig met het verzamelen van input voor de post-2015 agenda. Een groot aantal organen

werden opgericht en gemobiliseerd waaronder het HLP van Eminente Personen. Zoals hiervoor al werd

vermeld, blijkt uit het advies van het Paneel, dat men ook binnen het post-2015 ontwikkelingskader

bezig was met duurzame ontwikkeling. Het rapport stelt vijf transformatieve shifts voor om actie te

ondernemen in de strijd tegen armoede. Een ervan is het centraal stellen duurzame ontwikkeling in de

post-2015 agenda. Ook bevestigt het rapport het belang van Rio+20 en wordt er gesteld dat het

belangrijk is om samen te werken met de OWG omtrent duurzame ontwikkeling (High-Level Panel of

Eminent Persons , 2013).

Waarom werden beide sporen nu samengevoegd? Stilaan werd het duidelijk dat duurzame ontwikkeling

een belangrijke rol ging spelen in het post-2015 ontwikkelingskader. Bovendien werd er ook ingezien

dat het werk van de OWG binnen het Rio-spoor, grotendeels overlapte met dat van het post-2015

ontwikkelingskader. De VN-lidstaten kwamen tot inzicht dat het misschien interessanter was, om dubbel

werk te vermijden, beide sporen te laten samenvloeien. In september 2014 nam de Algemene

Vergadering een resolutie aan om de post-2015 agenda aan te nemen door middel van de OWG. De

beide sporen waaruit de SDG’s zijn ontstaan werden officieel samengevoegd. De voorgestelde lijst van

SDG’s door de OWG diende als basis voor de post-2015 ontwikkelingsdoelstellingen. Het voorstel van

de OWG werd bijna exhaustief werd overgenomen in de Agenda 2030 (UNGA, A/68/970, 2014). De

samensmelting van de twee sporen was niet vanzelfsprekend. Het samenvloeien van twee verschillende

Page 57: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

57

evoluerende processen, met verschillende bevoegdheden en betrokkenheid van verschillende VN-

organen, is een vaak een technische en complexe oefening.

In januari 2015 gingen de laatste intergouvernementele onderhandelingen van start, ter voorbereiding

van de VN-top voor de Agenda 2030, voorzien voor september 2015. Act verschillende sessies werden

georganiseerd, waar één van samenviel met de Derde Conferentie inzake Ontwikkelingsfinanciering in

Addis Ababa. Het Addis Ababa Actieplan was van groot belang voor de implementatiemiddelen van de

SDG’s. Op 25 september 2015 werd de Agenda 2030 officieel aangenomen tijdens de VN-Top inzake

Duurzame ontwikkeling. In het slotdocument van de top, ‘Transforming Our World: the 2030 Agenda

for Sustainable Development’ werden 17 SDG’s en 169 targets voorgesteld, die quasi-volledig werden

overgenomen van het OWG-voorstel voor duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (UNGA, A/RES/70/1,

2015).

Globale, meetbare indicatoren voor de SDG’s werden later ontwikkeld door de ‘Inter-Agency and

Expert group on the Sustainable Development Goals Indicators’. Er werd een lijst van indicatoren

aangenomen in maart 2016 door de VN Statistical Commission. Die lijst werd dan verder verfijnd in

2017. De Algemene Vergadering nam de verbeterde lijst aan door middel van een resolutie (UNGA,

A/RES/71/313, 2017). Indicatoren zullen nog verder worden verfijnd en verbeterd naargelang

statistische capaciteiten en beschikbare data evolueren. Op die manier kan vooruitgang steeds

nauwkeurig gemeten worden. De opvolging en beoordeling van de Agenda 2030 gebeurt door

regeringen op verschillende niveaus (zowel nationaal, regionaal als globaal) en door het HLPF.

Gevolgen van de samenvoeging van de beleidssporen

Over het algemeen is het dus duidelijk dat de MDG’s en de SDG’s op verschillende manieren zijn

ontstaan. Dit kan verklaard worden door een aantal factoren. De MDG’s zijn ontstaan door een

toevallige samenkomst van factoren en gebeurtenissen. Er werd besloten een ambitieuze

ontwikkelingsagenda op te stellen, gebaseerd op de conferenties van de jaren 1990. Het resultaat was

een lijst van acht concrete en tijdsgebonden doelstellingen. Bij de ontwikkeling van de post-2015 agenda

wist men dat men opnieuw moest werken naar een lijst van doelstellingen. Ondertussen had echter een

andere beleidslijn dan die die bevoegd was voor de post-2015 ontwikkeling, namelijk de beleidslijn

duurzame ontwikkeling, initiatief genomen om een lijst van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen op

te stellen. Aangezien duurzame ontwikkeling door functionele en ideologische factoren een belangrijke

plaats had gekregen op de internationale ontwikkelingsagenda, werd besloten, om overlapping en dubbel

werk te vermijden, de beleidslijn duurzame ontwikkeling en de beleidslijn post-2015 samen te laten

werken aan de opstelling van de Agenda 2030.

Page 58: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

58

Hoe belangrijk was de samensmelting van beide beleidslijnen voor de SDG’s? Hadden de SDG’s ooit

het licht gezien indien het duurzaamheidsspoor binnen de VN niet had bestaan? Het is moeilijk hier

antwoorden op te formuleren. Aan de ene kant zorgde het duurzaamheidsspoor sowieso voor een druk

op de ontwikkeling van de post-2015 agenda om duurzame ontwikkeling centraal te stellen. Dit heeft te

maken met het historisch institutionalisme. Wanneer een institutie een beslissing maakt om een bepaald

pad in te slaan, zoals de VN heeft gedaan met de creatie van beleidslijn duurzame ontwikkeling, heeft

dat gevolgen voor het verder verloop van het beleid van die institutie (Keohane, 2017). Anderzijds,

indien het beleidsspoor duurzame ontwikkeling niet had bestaan, hadden functionele en ideologische

factoren, en actoren zoals ontwikkelingsorganisaties, civil society organisaties en academici ook wel

kunnen zorgen voor focus op duurzame ontwikkeling.

De samenvoeging van de twee beleidslijnen zorgden niet enkel en alleen voor een verschuiving tussen

de MDG-agenda en de SDG-agenda van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling, ze zijn

ook deels verantwoordelijk voor andere inhoudelijke verschuiving. De thema’s die op institutioneel

niveau werden ingebed door de beleidslijn duurzame ontwikkeling zoals milieu, energie, oceanen en

dergelijke werden grotendeels overgenomen door de post-2015 ontwikkelingsagenda.

6.4.3 Van een gesloten onderhandelingsmethode naar een open onderhandelingsmethode

Een tweede opmerkelijke ideologische verschuiving tussen de MDG’s en de SDG’s is de verschuiving

van een nauw consultatieproces naar een breed consultatieproces. De MDG’s werden ontwikkeld door

een klein groepje experten van de VN, de Wereldbank, de OESO en het IMF. Lidstaten en civil society

organisaties kregen wel een stem, maar daar werd weinig rekening mee gehouden. De SDG’s zorgden

daarentegen voor veel meer openheid en inclusiviteit. Er werden talloze brede consultaties gehouden

met lidstaten, civil society organisaties en ngo’s; thematische organisaties werden georganiseerd; en zelf

de mening van het publiek werd gevraagd door middel van online enquêtes (Kumar, Kumar , &

Vivekadhish, 2016). Waarom was er meer inclusiviteit bij de SDG’s? Waarom waren de consultaties

breder en waarom werd er meer rekening gehouden met input van stakeholders? Kan die verschuiving

een antwoord bieden op enkele inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s?

In oktober 2014, stelde de president van de Algemene Vergadering van de VN twee co-facilitatoren aan

om het post-2015 ontwikkelingsproces te begeleiden. Na enkele informele onderhandelingen,

publiceerden die co-facilitatoren een paper waarin werd gesteld dat er een brede steun is voor een

intergouvernementeel proces, dat open, inclusief en transparant is, en dat verder bouwt op de

werkmethodes die gebruikt werden door de OWG voor duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. De

Page 59: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

59

paper stelt ook dat er voorzieningen moeten zijn voor structurele betrokkenheid van Major Groups9 en

andere stakeholders. Die mechanismen werden al gebruikt tijdens de onderhandelingen voor Rio+20 en

bij de OWG, en konden ervoor zorgen dat lidstaten en belanghebbenden een bijdrage konden leveren

tijdens de post-2015 vergaderingen, door middel van orale interventies en geschreven verslagen

(Haslegrave, 2014).

Lidstaten en stakeholders kregen dus een belangrijke stem in het SDG-ontstaanproces. Zij konden de

uiteindelijke Agenda 2030 in grote mate beïnvloeden. De VN creëerde door middel van verschillende

kanalen kansen voor lidstaten, ‘Major Groups’ en stakeholders om deel te nemen aan

consultatieprocedures. Vooral de bijdrage van lidstaten was van significant belang. Over het algemeen

kan men stellen dat de post-2015 agenda vooral het product is van intergouvernementele

onderhandelingen tussen lidstaten en van de OWG, dat ook een intergouvernementeel orgaan is. Dat

merkt men ook aan de manier waarop de SDG’s geformuleerd zijn. De SDG’s zijn breed geformuleerd

zodanig dat lidstaten veel bewegingsruimte hebben in de implementatie van de SDG’s. Er wordt niet

bepaald wat er op nationaal niveau moet gebeuren (Fourie & O'Manique, 2016).

Hoe kan die institutionele verschuiving nu verklaard worden? Hoe komt het nu dat er zoveel belang

gehecht werd aan het betrekken van lidstaten en belanghebbenden bij het ontstaansproces van de SDG’s?

Eerst en vooral heeft dit te maken met het protest en de emancipatie van de lidstaten en met de

democratisering van de VN. Lidstaten, en vooral ontwikkelingslanden, hebben een veel grotere impact

dan vroeger op de internationale ontwikkelingsagenda. De economische groei van de BRICS, zoals

China en India, en van andere ontwikkelingslanden zorgden ervoor dat ze mondiger werden en sterker

stonden in internationale onderhandelingen.

Daarnaast kan de institutionele verschuiving naar een breder consultatieproces ook verklaard worden

door de kritiek op de MDG’s. Een van de belangrijkste kritieken op de MDG’s was de kritiek ten aanzien

van de beslotenheid van het ontstaansproces10. Volgens verschillende academici kan die beschouwd

worden als ‘top down’ en als elitair. Hoewel civil society betrokken werd bij het MDG-ontstaansproces

werd hier slechts weinig rekening mee gehouden. Ook lidstaten hadden slechts een beperkte stem. De

Millennium Verklaring werd aangenomen door de lidstaten maar de MDG-lijst zelf werd, zoals

meerdere malen al werd vermeld, overeengekomen door een klein groepje experten van de VN, de

OESO, de Wereldbank en het IMF. Bij de ontwikkeling van de SDG’s wou men dezelfde fouten niet

9 De Agenda 21, die in 1992 tijdens de Top van Rio ontstond, formaliseerde negen verschillende sectoren van de

gemeenschap als de belangrijkste kanalen voor participatie aan het VN-beleid omtrent duurzame ontwikkeling.

Die kanalen werden de ‘Major Groups’ genoemd en omvatten de volgende sectoren: vrouwen, kinderen,

inheemse volkeren, ngo’s, lokale autoriteiten, arbeiders en vakbonden, business en industrie, de technologische

en wetenschappelijke gemeenschap, en landbouwers (https://sustainabledevelopment.un.org/mgos).

10 Dit komt ook uitgebreid aan bod in het literatuuroverzicht van dit onderzoek.

Page 60: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

60

maken als bij de MDG’s en besloot men het ontstaansproces meer intergouvernementeel te maken, en

kanalen te creëren die toegang verlenen aan stakeholders tot de onderhandelingen.

Een laatste verklaring voor de verschuiving naar een brede consultatie kan gevonden worden in het feit

dat de SDG’s deels ontstaan zijn vanuit het Rio+20-spoor. De Rio+20 conferentie bevestigde het belang

van brede consultatieprocessen, en het betrekken van belanghebbenden en ‘Major Groups’. Naar

aanleiding van de conferentie werden niet alleen regeringen uitgenodigd, maar ook vertegenwoordigers

van lokale gemeenschappen, vrijwilligersgroepen, migranten, oudere personen en dergelijke. Er waren

veel kansen voor belanghebbenden om deel te nemen aan het VN-proces ten aanzien van duurzame

ontwikkeling. Dit was significant voor het SDG-ontstaansproces (UN, (a)sd). Door de grote

belangstelling voor brede consultatie tijdens Rio+20, werd dit overgenomen door het post-2015

ontwikkelingsraamwerk.

Net zoals de samenvoeging van de twee beleidslijnen, zorgde de institutionele verschuiving van een

nauwe naar een brede consultatie niet enkel en alleen voor een verschuiving tussen de MDG-agenda en

de SDG-agenda van klassieke ontwikkeling naar duurzame ontwikkeling, maar is die ook deels

verantwoordelijk voor andere inhoudelijke verschuiving. Door de grote input van de geconsulteerde

lidstaten en actoren kwamen meer thema’s aan bod op de SDG-agenda. De G77 zorgde bijvoorbeeld

voor agendasetting van economische thema’s en harde sectoren, de vrouwenlobby zorgde voor een

grotere focus op gendergelijkheid, enz. Heel veel actoren maakten gebruik van de mogelijkheid om deel

te nemen aan de onderhandelingen. Iedereen wou de uiteindelijke lijst beïnvloeden. De brede consultatie

is dus ook een verklaring voor de breedheid van de SDG-agenda. Het feit dat die agenda zo breed is, is

echter niet per se een goede zaak. Het is quasi-onmogelijk om toezicht te houden op een dergelijk brede

agenda, om die te implementeren en om die te financieren (Kumar, Kumar , & Vivekadhish, 2016).

6.4.4 Uitbreiding van de SDG-agenda door voorafgaand werk van instituties

Ook het voorafgaande werk van internationale organisaties en fora vormen ook een pijler binnen de

institutionele dimensie. Bepaalde standpunten worden ingebed in de institutionele structuur van

internationale organisaties, door middel van retoriek, resoluties, aanbevelingen, verklaringen of

conferenties. Wanneer een bepaald orgaan op een hoog niveau een standpunt aanneemt binnen zijn

institutionele structuur, kan dat standpunt makkelijk worden overgenomen door andere organen. Het is

eenvoudig voor internationale organisaties om reeds goedgekeurde teksten over te nemen en om verder

te bouwen op zaken die in het verleden al gecreëerd werden.

Dat geldt ook voor de ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Zowel de MDG-agenda als de SDG-

agenda bouwen verder op resoluties, verklaringen en aanbevelingen van internationale spelers en van

deelorganen van de VN. Ze werden beïnvloed door de officiële teksten van instituties die tijdens hun

Page 61: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

61

ontwikkeling ter beschikking waren. Dat brengt ons bij de derde institutionele verschuiving van dit

onderzoek. Bij de ontwikkeling van de MDG’s maakten andere officiële teksten onderdeel uit van de

institutionele realiteit dan bij de ontwikkeling van de SDG’s. De MDG-agenda bouwde voornamelijk

verder op de VN-verklaringen van conferenties van de jaren 1990 en op OESO-teksten. De SDG-agenda

daarentegen, bouwt verder op thema’s die een onderdeel uitmaakten van de institutionele structuur van

VN-deelorganen en van instellingen zoals de IAO en de WHO. Deze derde institutionele verschuiving

heeft een belangrijke verklarende voor de agendasetting van enkele thema’s op de SDG-agenda. Hoewel

de meeste al besproken werden in de ideologische dimensie, zullen hieronder enkele voorbeelden

worden gegeven van thema’s die werden overgenomen door de Agenda 2030 doordat ze al bestonden

in reeds goedgekeurde teksten.

Sociale bescherming

Eerst en vooral kan de agendasetting van een sterke sociale bescherming en van sociale

beschermingsvloeren in de SDG-agenda verklaard worden door rapporten en aanbevelingen van de IAO

en de WHO. In 2012, nam de IAO, tijdens de International Labour Conference, de ‘Social Protection

Floors Recommendation’ aan. Er werd aanbevolen aan lidstaten om SPF’s te implementeren in

strategieën die betrekking hebben tot sociale bescherming, zodat hogere standaarden van sociale

bescherming gradueel kunnen worden bereikt. Er werd vastgesteld dat het recht op sociale bescherming

noodzakelijk is voor duurzame ontwikkeling en vooruitgang (International Labour Office, 2012).

Volgens de aanbeveling moeten lidstaten fundamentele sociale zekerheden garanderen waaronder

toegang tot essentiële gezondheidszorg en een basisinkomen, en moet de sociale zekerheid systematisch

vertaald worden in comprehensieve strategieën. De impact van de aanbeveling was groot. Hoewel het

slechts een instrument is van soft governance en voornamelijk afhankelijk is van de nationale

implementatie ervan, bracht het onrechtstreeks heel wat teweeg. Het toonde goede wil, zorgde voor

globale ideologische consensus en het zorgde onder andere voor het opnemen van het SPF-concept in

de SDG’s (Cichon, 2013).

Ook het ‘World Social Protection Report 2014-2015’van de IAO, was van belang in de agendasetting

van sterke sociale agenda. In het rapport, waar cijfers en beleidsadviezen kunnen worden teruggevonden,

bleek dat er een enorme kloof is in de dekking van sociale bescherming. Volgens het rapport hebben

miljarden mensen geen toegang tot sociale bescherming. Het rapport stelt dat de dekking van sociale

bescherming moet vergroot worden en dat dit de belangrijkste schakel is in het herstellen van een crisis

en in het bereiken van inclusieve ontwikkeling (IAO, 2015). Ook die visie werd overgenomen door de

SDG-agenda.

Page 62: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

62

Tewerkstelling en waardig werk

Naast SPF’s en universele toegang tot sociale bescherming zorgde de IAO ook voor de agendasetting

van waardig werk door middel van zijn ‘Decent Work Agenda’. Volgens die agenda zijn productieve

werkgelegenheid en fatsoenlijk werk beduidende elementen in de strijd tegen armoede. De IAO legde

met de ‘Decent Work Agenda’ duidelijke strategieën vast om een zwaarwichtige rol te kunnen spelen in

de ontwikkeling van de post-2015 agenda en om de agendasetting van waardig werk en tewerkstelling

te promoten (International Labour Office, 2013).

Universele dekking van de gezondheidszorg

Ook het concept van UHC werd niet door het post-2015 ontwikkelingsraamwerk uitgevonden en vindt

zijn wortels in officiële teksten. UHC maakte al lang onderdeel uit van de agenda van de WHO. Het

concept werd steeds meer erkend in internationale fora nadat de WHO zijn ‘World Health Report’

publiceerde in 2010, genaamd ‘Health Systems Financing: the Path to Universal Coverage’ (WHO,

2010). De impact van het rapport was betekenisvol. In 2012 nam de VN namelijk een resolutie aan

waarin het de regeringen aanspoort om alle mensen toegang te geven tot betaalbare en kwaliteitsvolle

gezondheidszorg. De VN zag gezondheid als een groot onderdeel van internationale ontwikkeling

(UNGA, A/RES/67/81, 2012). Ook dit werd dan uiteindelijk overgenomen in de SDG’s.

Milieu- en klimaatagenda

Bovendien kwamen ook de SDG-doelstellingen in verband met milieu en klimaat deels op de agenda

dankzij verschillende officiële teksten en verklaringen. Rond het jaar 2015 waren verschillende zaken

rond milieu en klimaat op een hoog niveau geïnstitutionaliseerd. Dat verklaart ook deels waarom de

milieuagenda van de SDG’s breder is dan die van de MDG’s. Binnen het kader van de VN vonden

enkele conferenties omtrent milieu en klimaat plaats zoals de Rio+20 conferentie en de Wereldtop in

Sendai omtrent vermindering van rampenrisico’s. Tijdens Rio+20 werden onder andere interessante

richtlijnen opgenomen omtrent groene economie, die werden overgenomen door de post-2015 agenda.

Volgens Rio+20 is groene economie namelijk van groot belang in de context van duurzame

ontwikkeling en armoedebestrijding.

Hoewel de SDG’s een bredere milieuagenda omvatten dan de MDG’s, blijft concrete actie omtrent

klimaatverandering uit de Agenda 2030. Onder SDG 13 wordt het belang van het inperken van de

klimaatverandering aangehaald, maar weinig concrete targets worden voorgesteld. Bovendien wordt er

met een asterisk verwezen naar het feit dat het UNFCCC het primair internationaal en

intergouvernementeel forum is voor het onderhandelen van een globaal antwoord op de

Page 63: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

63

klimaatverandering. Het is opmerkelijk dat klimaatactie wordt gemarginaliseerd in de SDG-agenda

aangezien er op het institutioneel niveau van de VN verschillende rapporten en conferenties waren die

de dreigingen van de klimaatverandering centraal stelden en opriepen tot globale actie om de risico’s

van de klimaatverandering te beperken.

In 2014, bijvoorbeeld, publiceerde het IPCC een rapport waaruit bleek dat er een opwarming van de

aarde is en dat er een menselijke invloed is op het klimaat. Ook bleek dat de gevolgen van de opwarming

waar te nemen zijn en dat de aarde sowieso met 1,5 graden Celsius zal opwarmen, zelfs 2 graden als er

geen actie wordt ondernomen. Het rapport had een duidelijke boodschap: hoe langer men wacht tot het

ondernemen van actie, hoe groter de kosten zullen zijn voor de mens (IPCC, 2014).

Ook de Wereldtop in Sendai, die plaatsvond op 8 maart 2015, was betekenisvol voor de internationale

klimaatagenda. De uitkomst van die top was het Sendai Raamwerk voor vermindering van

rampenrisico’s. Het raamwerk ging over de substantiële vermindering van risico’s voor rampen en

verlies van mensen, gemeenschappen, gezondheid, bedrijven enz. De vermindering van risico’s voor

rampen is complementair met het inperken van de risico’s van klimaatverandering aangezien men in

beide gevallen menselijke activiteit probeert te beperken die risico’s kunnen inhouden zoals

natuurrampen en humanitaire rampen.

Ten slotte was ook de COP21, die plaatsvond in november/december 2015, heel van groot belang was

voor de klimaatagenda. De vorige multilaterale conferenties omtrent klimaatverandering, de COP15 in

Kopenhagen en de Rio+20 Conferentie, werden over het algemeen gezien als mislukkingen. De druk op

de VN was dus heel groot om van de COP21 een succes te maken. Tijdens de top in Parijs moesten

concrete en verregaande stappen worden gezet om de opwarming van de aarde te beperken. Er werd

overeengekomen dat de aarde met niet meer dan 2 graden Celsius mag opwarmen, omdat de gevolgen

voor de mens anders desastreus zouden zijn. Het klimaatakkoord was van heel groot belang aangezien

het UNFCCC-kader legaal bindend is in internationaal recht.

Hoe komt het dan, dat er ondanks de verschillende initiatieven van de VN op institutioneel niveau om

klimaatactie te ondernemen, de klimaatagenda van de SDG’s toch zo beperkt is? Dat komt voornamelijk

doordat verschillende lidstaten stelden dat klimaatactie moest behandeld worden onder het UNFCCC-

raamwerk. Zoals hiervoor al werd vermeld, waren vooral G77 lidstaten tegen het opnemen van een brede

klimaatagenda in de SDG’s, omdat zij schrik hadden dat dat hun recht op klassieke ontwikkeling zou

ondermijnen.

Page 64: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

64

Partnerschap en universaliteit

De principe van universaliteit hebben de SDG’s ook te danken aan de Rio+20 conferentie. De

wereldleiders besloten tijdens Rio+20 dat duurzame ontwikkeling niet enkel bereikt moet worden door

ontwikkelingslanden, maar ook door ontwikkelde landen. Zowel een land zoals Mali als een land zoals

de Verenigde Staten moeten zich inspannen een duurzame transitie mogelijk te maken. Bovendien

moeten ook alle beleidsmakers betrokken worden bij de planning en de implementatie van duurzame

beleidsprocessen. Het integreren van verschillende niveaus kan ervoor zorgen dat de duurzame transitie

snel verloopt en het belang van de Major Groups werd onderstreept. Dit werd grotendeels overgenomen

door de Agenda 2030. Bij de ontwikkeling van de SDG’s werden zowel overheden, ondernemingen,

wetenschappers, civil society als ngo’s betrokken bij de onderhandelingsprocessen. De SDG’s hebben

dan ook een universeler karakter dan de MDG’s (Sachs, 2015).

6.4.5 Conclusie

Het institutioneel luik van dit literatuuronderzoek geeft interessante inzichten in de (dis)continuïteiten

tussen de MDG-agenda en de SDG-agenda. De manier waarop beide ontwikkelingsagenda’s tot stand

kwamen binnen het institutioneel kader, was betekenisvol voor hun uiteindelijke inhoud. Conferenties,

bijéénkomsten, vergaderingen, rapporten, intergouvernementele onderhandelingen en input van

belanghebbenden hebben in grote mate bepaald wat er op de lijst van doelstellingen kwam en wat niet.

In dit onderdeel werd er eerst gekeken naar de verschillen en de gelijkenissen tussen de institutionele

ontstaansprocessen van de MDG’s en de SDG’s. Hieruit bleek dat de verschillen in die

ontstaansprocessen ook deels kunnen verklaren waarom er inhoudelijke verschuivingen zijn tussen

beide agenda’s.

Er kan gesproken worden over een significante institutionele discontinuïteit tussen de MDG-agenda

en de SDG-agenda. Er zijn drie belangrijke institutionele verschuivingen. De eerste kan gevonden

worden in de beleidslijnen die hebben geleid tot de ontwikkelingsagenda’s. De MDG’s zijn ontstaan

vanuit een lineaire ontwikkelingsbeleidslijn. De VN ontwikkelde de Millennium Agenda omdat het een

ambitieuze agenda wou opstellen die alle principes van de VN-conferenties van afgelopen decennia wou

samenbundelen. Kort na de Millennium Verklaring werd een lijst van ontwikkelingsdoelstellingen

overeengekomen, gebaseerd op het IDG-model, om te voorkomen dat de verklaring in vergetelheid zou

raken. De SDG’s daarentegen, vloeien voort uit twee verschillende beleidslijnen, zowel uit de post-2015

beleidslijn als uit de beleidslijn duurzame ontwikkeling. Uit praktische overwegingen werd besloten om

de duurzame ontwikkelingsbeleidslijn te laten samenvloeien met de post-2015 beleidslijn. De duurzame

ontwikkelingsbeleidslijn zorgde voor een significante bijdrage aan het post-2015 raamwerk.

Page 65: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

65

De tweede institutionele verschuiving heeft betrekking tot consultatie en inclusie van lidstaten en

belanghebbenden in de onderhandelingsprocessen van de ontwikkelingsagenda’s. Hoewel de

Millennium Verklaring het product was van een intergouvernementeel VN-besluitvormingsproces,

werden de MDG’s zelf ontwikkeld door een klein groepje experten. Enkele civil society organisaties

werden wel geconsulteerd, maar dit had weinig betekenis. Bij de SDG’s daarentegen, was het

consultatieproces veel breder. Lidstaten hadden een belangrijke stem en heel veel actoren en

belanghebbenden kregen toegang tot onderhandelingen.

De derde institutionele verschuiving heeft betrekking tot de bestaande goedgekeurde teksten op

institutioneel niveau binnen internationale organisaties. De MDG’s bouwen voornamelijk voort op de

uitkomsten van de VN-conferenties van de jaren 1990 en op OESO-teksten. De SDG’s daarentegen

bouwen verder op nieuwe teksten die werden overeengekomen na het ontstaan van de MDG’s. Door

wetenschappelijke vooruitgang en evolutie, gingen die teksten veel verder dan die waar de MDG’s op

verder bouwen.

Uit het literatuuronderzoek bleek, dat de hierboven besproken institutionele verschuivingen ook dienen

als verklaringen voor enkele inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG-agenda en de SDG-agenda.

De samenvoeging van de beleidslijn duurzame ontwikkeling en de post-2015 beleidslijn speelde

bijvoorbeeld een belangrijke rol in de paradigmashift naar duurzame ontwikkeling. Aangezien het

concept duurzame ontwikkeling bovendien ook een breed spectrum aan thema’s omvat, werden de

economische, sociale en milieupijlers van de SDG’s bijgevolg versterkt. Ook de brede consultatie was

betekenisvol voor de verbreding van de SDG-agenda. Door de grote hoeveelheid input van lidstaten en

stakeholders tijdens de SDG-onderhandelingen, kwam er een grote druk op de VN om zo veel mogelijk

thema’s, waaronder ook duurzame ontwikkeling, op te nemen in de Agenda 2030. Ten slotte speelden

eveneens de reeds goedgekeurde teksten op institutioneel niveau een beduidende rol zowel in de

agendasetting van duurzame ontwikkeling als van andere thema’s. Duurzame ontwikkeling, sociale

bescherming, universele dekking van de gezondheid, reproductieve rechten, milieu en klimaat,

universaliteit… maakten onderdeel uit van het institutioneel niveau van talloze verschillende

internationale organisaties en VN-deelorganen.

Is er, hoewel er op het eerste zicht vooral sprake is van institutionele discontinuïteit tussen de MDG’s

en de SDG’s, ook een bepaalde vorm van institutionele continuïteit? In principe kunnen de MDG’s ook

beschouwd worden als een soort van reeds bestaande goedgekeurde tekst op institutioneel niveau, waar

de SDG’s op verder bouwen. De SDG’s zorgen voor voltooiing en continuïteit van de MDG’s. Er zijn

dus sowieso gelijkenissen tussen beide agenda’s op institutioneel vlak. Het post-2015

ontwikkelingsraamwerk werkte dan ook, analoog aan de MDG’s, naar een lijst van doelstellingen.

Daarnaast werden een quasi alle thema’s die aan bod komen in de MDG’s behouden; de focus op

Page 66: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

66

armoedebestrijding bleef centraal staan in de SDG-agenda. Er is dus inderdaad sprake van een vorm van

institutionele continuïteit, hoewel de institutionele verschuivingen betekenisvoller zijn aangezien zij

kunnen verklaren waarom er een heleboel nieuwe zaken werden toegevoegd aan de SDG-agenda.

VI. CONCLUSIE

In dit onderzoek werd er nagegaan in welke mate er sprake is van continuïteit tussen de MDG’s en de

SDG’s. Er werden verklaringen gezocht voor de inhoudelijke verschillen en gelijkenissen tussen beide

ontwikkelingsagenda’s. Er werd hiervoor gekeken naar de ontstaansprocessen van beide sets van

doelstellingen, en die ontstaansprocessen werden vanuit drie verschillende invalshoeken benaderd. Er

werd gekeken naar de problemen op het terrein en naar de globale uitdagingen (functionele dimensie),

er werd gekeken naar het ideologisch en maatschappelijk debat (ideologische dimensie) en er werd

gekeken vanuit welke beleidslijnen en onderhandelingsmethodes de MDG’s en de SDG’s zijn ontstaan

(institutionele dimensie). Er werd verondersteld dat de drie dimensies een significante impact hebben

gehad op de ontwikkeling van de MDG- en de SDG-agenda, en dat ze de uiteindelijke inhoud van de

agenda’s in grote mate hebben beïnvloed. Er werd verwacht dat er binnen de drie dimensies verklarende

factoren zullen worden gevonden, die de inhoudelijke (dis)continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s

kunnen verklaren.

Kunnen inhoudelijke verschillen en gelijkenissen tussen de MDG’s en de SDG’s verklaard worden aan

de hand van de drie dimensies van de ontstaansprocessen van beide agenda’s? Uit het

literatuuronderzoek blijkt van wel. Er werd er ingezien dat functionele, ideologische en institutionele

(dis)continuïteiten tussen het MDG-ontstaansproces en het SDG-ontstaansproces de inhoudelijke

verschillen tussen beide agenda’s in grote mate kunnen verklaren. De drie dimensies hebben echter enkel

een grote verklarende waarde indien ze niet los van elkaar worden gezien. De functionele dimensie, de

ideologische dimensie en de institutionele dimensie kunnen los van elkaar enkel gedeeltelijk een aantal

verschuivingen verklaren. Het is vooral in combinatie met elkaar dat ze een interessant inzicht geven in

de mate van continuïteit tussen de MDG’s en de SDG’s. De drie dimensies interageren namelijk met

elkaar en zijn onlosmakelijk verbonden. Hierin lag dan ook de moeilijkheid van deze scriptie. Het was

een moeilijke oefening om functionele factoren te onderzoeken, zonder ideologische of institutionele

factoren aan te halen. De dimensies vloeien over in elkaar en hebben weinig betekenis los van elkaar.

Er zijn talloze inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG’s en de SDG’s. De SDG’s omvatten een

veel groter aanbod aan thema’s dan de MDG’s: er is aandacht voor duurzame ontwikkeling, SPF’s,

UHC, reproductieve rechten, infrastructuur, vredevolle samenlevingen, globale solidariteit, inclusie van

lidstaten en stakeholders en voor een vergroening van de milieuagenda. De verbreding van de SDG’s

ten aanzien van de MDG’s, kan deels verklaard worden door een combinatie van functionele,

Page 67: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

67

ideologische en institutionele verschuivingen. Nieuwe globale uitdagingen en problemen op het terrein

tussen 2000 en 2015 zoals de financiële crisis, de zichtbare gevolgen van de klimaatverandering en

virusuitbraken zorgden voor een functionele verschuiving tussen het MDG-ontstaansproces en het SDG-

ontstaansproces. Het maatschappelijk en ideologisch debat omtrent menselijke ontwikkeling werd

gevoed door die nieuwe globale uitdagingen, en nieuwe discussies en visies ontstonden omtrent de

aanpak van menselijke ontwikkeling. Men ging op zoek naar gepaste antwoorden voor de nieuwe

problemen van het tijdperk. Dat brengt ons bij de ideologische verschuiving tussen het MDG-

ontstaansproces en het SDG-ontstaansproces. De functionele verschuivingen zorgden voor nieuwe

inzichten in het maatschappelijk debat. Bepaalde standpunten omtrent oplossingen voor de globale

problemen werden dan ingebed op institutioneel niveau in het beleid van internationale organisaties. Dat

brengt ons bij de institutionele verschuivingen. Nieuwe beleidsagenda’s werden opgesteld, waar de

SDG’s op verder bouwden. Op die manier zorgden de drie dimensies voor inhoudelijke verschuivingen

tussen de MDG’s en de SDG’s.

Er zijn echter ook inhoudelijke continuïteiten tussen de MDG’s en de SDG’s. Kunnen die dan ook

verklaard worden door functionele, ideologische en institutionele continuïteiten? Uit het

literatuuronderzoek blijkt van wel. Veel problemen die er waren tijdens de ontwikkeling van de MDG’s,

waren niet volledig opgelost tijdens de ontwikkeling van de SDG’s. De wereld had nog steeds te kampen

met armoede, en beperkte toegang tot sociale bescherming, gezondheidszorg en sanitaire faciliteiten.

Op ideologisch vlak trachten men op zoek te gaan naar een nieuwe aanpak voor diezelfde problemen.

Op institutioneel niveau besloot men echter verder te bouwen op de MDG-tekst door die integraal over

te nemen in de SDG’s. Hoewel er een paradigmashift plaatsvond naar duurzame ontwikkeling, bleven

een groot aantal elementen van de MDG’s steken in de SDG-agenda.

Hoewel er dus sprake is van een bepaalde continuïteit tussen de MDG’s en de SDG’s, zijn de verschillen

tussen beide significanter. De inhoudelijke verschuivingen tussen de MDG- en de SDG-agenda waren

het product van functionele, ideologische en institutionele verschuivingen in de ontstaansprocessen van

de MDG’s en de SDG’s. Functionele, ideologische en institutionele factoren hebben dus een grote

verklarende waarde voor de mate van continuïteit tussen de ontwikkelingsagenda’s. Een belangrijke

vaststelling is dat functionele verschuivingen altijd ideologische en institutionele verschuivingen met

zich meebrengen. Dit bevestigt nogmaals de sterke link tussen de drie dimensies. Hoe het VN-

ontwikkelingsbeleid er na 2030 zal uitzien zal dus ook in grote mate afhangen functionele factoren, van

hoe die het maatschappelijk debat ten aanzien van menselijke ontwikkeling gaan sturen en van hoe die

geïnterpreteerd zullen worden door internationale ontwikkelingsorganisaties.

Page 68: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

68

VII. BIJLAGEN

Bijlage 1: De Millennium Onwtikkelingsdoelstellingen (MDG’s)

(Bron: http://www.un.org/millenniumgoals/)

MDG 1 - Het uitbannen van extreme armoede en honger

MDG 2 - Het bereiken van een universele basiseducatie

MDG 3 - Het bevorderen van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, en het versterken van de positie van

vrouwen

MDG 4 - Het verminderen van kindersterfte

MDG 5 - Het verbeteren van gezondheid van moeders

MDG 6 - Het bestrijden van HIV/AIDS, malaria en andere ziekten

MDG 7 - De bescherming van een duurzaam leefmilieu

MDG 8 - Het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling

Bijlage 2: De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)

(Bron: https://sustainabledevelopment.un.org)

SDG 1 - Beëindig armoede overal en in al haar vormen

SDG 2 - Beëindig honger, bereik voedselzekerheid en verbeterde voeding en promoot duurzame landbouw

SDG 3 - Verzeker een goede gezondheid en promoot welvaart voor alle leeftijden

SDG 4 - Verzeker gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs en bevorder levenslang leren voor iedereen

SDG 5 - Bereik gendergelijkheid en empowerment voor alle vrouwen en meisjes

SDG 6 - Verzeker toegang tot duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen

SDG 7 - Verzeker toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen

SDG 8 - Bevorder aanhoudende, inclusieve, en duurzame economische groei, volledige en productieve

tewerkstelling en waardig werk voor iedereen

SDG 9 - Verzeker toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen

SDG 10 - Dring ongelijkheid in en tussen landen terug

SDG 11 - Maak steden en menselijke nederzettingen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam

SDG 12 - Verzeker duurzame consumptie-, en productiepatronen

SDG 13 - Neem dringend actie om klimaatverandering en haar impact te bestrijden

SDG 14 - Behoud en maak duurzaam gebruik van de oceanen, de zeeën en maritieme hulpbronnen.

SDG 15 - Bescherm, herstel en bevorder het duurzaam gebruik van ecosystemen, beheer bossen duurzaam, bestrijd

woenstijnvorming en landdegradatie en draai het terug en roep het verlies aan biodiversiteit een halt toe.

SDG 16 - Bevorder vreedzame en inclusieve samenlevingen met het oog op duurzame ontwikkeling, verzeker

toegang tot justitie voor iedereen en creëer op alle niveaus doeltreffende, verantwoordelijke en open instellingen.

SDG 17 - Versterk de implementatiemiddelen en revitaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame

ontwikkeling

Page 69: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

69

VIII. BIBLIOGRAFIE

Al Jazeera+. (2014, September 23). 8 Millennium Development Goals: What We Met And Missed.

Opgeroepen op 7 Juli 2018, van Youtube (AJ+):

https://www.youtube.com/watch?v=A5giOGjj5X8&frags=pl%2Cwn

Aldis, W. (2008). Health security as a public health concept: a critical analysis. Health Policy and

Planning, 369-375.

Ani, K. J. (2016). From the Millennium Development Goals to the Sustainable Development Goals:

conflict as key obstacle to African transformation. Journal of African Foreign Affairs, Vol. 3,

69-86.

Annan, K. (2000). We the Peoples: The Role of the United Nations in the 21st Century. New York:

United Nations Department of Public Information.

Annan, K. (2001). Road Map towards the Implementation of the United Nations Millennium

Declaration: Report of the Secretary General (A/56/326). New York: United Nations.

Atkinson, A. (2015). Inequality: What can be done? . Harvard University Press.

Boas, I., Biermann, F., & Kanie, N. (2016). Cross-sectoral strategies in global sustainability

governance: towards a nexus approach. International Environmental Agreements, 16, 449-

464.

Bogaert, T. (2018, November 11). Lezing over SDGeneration: Agenda 2030 en de duurzame

ontwikkelingsdoelstellingen.

Borowy, I. (2015). Negotiating international development: The making of the Millennium

Development Goals. Regions & Cohesion, 5(3), 18-43.

Brown, W. Y., Hultman, N., Jones, B., Kharas, H., Meltzer, J., Muro, M., . . . Steven, D. (2012).

Rio+20: Coalitions Driving Bottom-up Change. Global Economy and Development.

Carant, J. (2017). Unheard voices: a critical discourse analysis of the Millennium Development Goals'

evolution into the Sustainable Development Goals. Third World Quarterly, 38(1), 16-41.

Charlesworth, H. (1996). Woman as Sherpas: Are Global Summits Useful for Women? Feminist

studies, 22(3), 537.

Chin, G. T. (2014). The BRICS-led Development Bank: Purpose and Politics beyond the G20. Global

Policy, 5(3), 366-373.

Cichon, M. (2013). The Social Protection Floors Recommendation, 2012 (No. 202): Can a six-page

document change the course of social history? International Social Security Review, 66, 21-

43.

Page 70: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

70

Crossette, B. (2004). Reproductive Health and the Millennium Development Goals: The Missing Link.

California: Report Commissioned for the Population Program of the William and Flora

Hewlett Foundation.

DAC. (1995). Development Partnerships in the New Global Context. Parijs: OESO.

DAC. (1996). Shaping the 21st Century: The Contribution of Development Cooperation. Parijs: DAC.

Debaere, P., Lesage, D., & Van der Straten, M. (2015). Appels en peren: een vergelijking tussen de

MDG's en het post-2015 duurzame ontwikkelingskader. Gent: Universiteit Gent.

Dixon-Mueller, R., Germain, A., & Sen, G. (2009). Back to basics: HIV/AIDS belongs with sexual

and reproductive health. Bull World Health Organ, 87, 840-845.

Eidhof, B., Van Houtte, M., & Vermeulen, M. (2016). In Sociologen over onderwijs. Inzichten,

praktijken en kritieken. Maklu.

FAO. (sd). High food prices: the food security crisis of 2007-2008 and recent food price increases –

Facts and lessons. Opgeroepen op 18 Juli 2018, van FAO:

http://www.fao.org/fileadmin/user_upload/ISFP/High_food_prices.pdf

Fehling, M., Nelson, B. D., & Venkatapuram, S. (2013). Limitations of the Millennium Development

Goals: a literature review. Global Public Health, 8:10, 1109-1122.

Felix, M. S. (2018). Link Between Environment and Development. In V. U. James, Capacity Buidling

for Sustainable Development (p. 52). Oxfordshire: CAB International.

Ferrero y de Loma-Osorio, G. (2016). The 2030 Agenda for Sustainable Development: Bringing

Climate Justice to Climate Action. Development, 59, 223-228.

Fourie, P., & O'Manique, C. (2016). ‘It Sells, But It Does Not Fly’: An Early Assessment of the 2030

Agenda for Sustainable Development. Development(59), 274-279.

Fox, O., & Stoett, P. (2016). Citizen Participation in the Un Sustainable Development Goals

Consultation Process: Toward Global Democratic Governance? Global Governance, 22, 555-

574.

Frey, D. F., & MacNaughton, G. (2016). A HUman Rights Lens on Full Employment and Decent

Work in the 2030 Sustainable Development Agenda. Journal of Workplace Rights, 1-13.

Fukunda Parr, S. (2016). From the Millennium Development Goals to the Sustainable Development

Goals: shifts in purpose, concept, and politics of global goals setting for development. Gender

& Development, 24(1), 43-52.

Gottschalk, J. (1995). Cairo to Beijing: Disaster averted. Social Justice, 22(4).

Green, M. (2015, November 3). How We Can Make the World a Better Place by 2030 | Michael Green

| TED Talks. Opgeroepen op 13 Mei 2018, van Youtube (TED):

https://www.youtube.com/watch?v=o08ykAqLOxk

Gupta, J., & Vegelin, C. (2016). Sustainable development goals and inclusive development.

International Environmental Agreements, 16, 433-448.

Page 71: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

71

Haslegrave, M. (2014). Sexual and reproductive health and rights in the sustainable development goals

and the post-2015 development agenda: less than a year to go. Reproductive Health Matters,

22(44), 102-108.

High-Level Panel of Eminent Persons . (2013). A new global partnership: eradicate poverty and

transform economies through sustainable development. New York : United Nations.

Hopwood, B., Mellor, M., & O'Brien, G. (2005). Sustainable Development: Mapping Different

Approaches. Sustainable Development.

Hulme, D. (2009). The Millennium Development Goals (MDG's): A Short History of the World's

Biggest Promise (Working Paper 100). Brookes World Poverty Institute.

IAO. (2011). Social protection floor for a fair and inclusive globalization: Report of the Social

Protection Floor Advisory Group. Genève: IAO.

IAO. (2015). World Social Protection Report 2014-2015: Building economic recovery, inclusive

development and social justice. IAO.

IMF, OESO, Wereldbank, & VN. (2000). A Better World for All: Progress towards the International

Development Goals. Washington DC: IMF, OESO, VN en Wereldbank.

International Labour Office. (2012). Text of the Recommendation concerning National Floors of

Social Protection. Genève: IAO.

International Labour Office. (2013). The post-2015 sustainable development agenda (GB.31/INS/4).

Genève : IAO.

International Labour Organization. (2011). Social protection floor for a fair and inclusive

globalization: Report of the Social Protection Floor Advisory Group. Genève: IAO.

IPCC. (2014). Climate Change 2014: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I, II and III

to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Genève :

IPCC.

Kalterborn, M. (2017). Overcoming Extreme Poverty by Social Protection Floors - Approaches to

Closing the Right to Social Security Gap. Law Dev Rev, 10(2), 237-273.

Kelman, I. (2017). Linking disaster risk reduction, climate change, and the sustainable development

goals. Disaster Prevention and Management: An International Journal, 26(3), 254-258.

Kentikelenis, A., Stubbs, T., & King, L. (2016). IMF conditionality and development policy space,

1985-2014. Review of International Political Economy, 23(4), 543-82.

Keohane, R. O. (2017). Observations on the Promise and Pitfalls of Historical Institutionalism in

International Relations. In O. Fioretos, International Politics and Institutions in Time. New

York : Oxford University Press.

Kharas, H., & Zhang, C. (2014). New Agenda, New Narrative: What happens after 2015? The SAIS

Review of International Affairs, 32(2), 25-35.

Page 72: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

72

Kieny, M., Bekedam, H., Dovlo, D., Fitzgerald, J., Habicht, J., Harrison, G., . . . Travis, P. (2017).

Strengthening health systems for universal health coverage and sustainable development. Bull

World Health Organ, 95, 537-539.

Kumar, S., Kumar , N., & Vivekadhish, S. (2016). Millennium Development Goals (MDG's) to

Sustainable Development Goals (SDG's): Addressing Unfinished Agenda and Strengthening

Sustainable Development and Partnership. Indian J. Community Med, 41(1), 1-4.

Lammerse, V. (2016, Juni 11). Tien jaar na de klimaatdocumentaire van Al Gore: hoe staan we

ervoor? Opgeroepen op 9 Juli 2018, van Scientas: https://www.scientias.nl/tien-jaar-

klimaatdocumentaire-al-gore-hoe-staan-we-ervoor/

Lesage, D. (2014, April). Naar een leefbare planeet met de Sustainable Development Goals? Oikos,

71, 70-79.

McArthur, J. (2014). The origins of the Millennium Development Goals. The SAIS Review of

International Affairs, 34(2), 5-24.

McArthur, J., & Sachs , J. (2005). The Millennium Project: A Plan for Meeting the Millennium

Development Goals. Lancet, 365, 347-353.

Moller-Loswick, A., Wheeler , T., Smith, R., & Mawowa, S. (2015). Promoting Peace Through

Sustainable Development Goals: What role for FOCAC? China Quarterly of International

Strategic Studies, 1(3), 397-421.

Nunn, A. (2015). Saving World Market Society from itself? Risk, the New Politics of Inequality and

the Agents of World Market Society. Spectrum: Journal of Global Studies, 7(2), 68-88.

Nunn, A., & White, P. (2017). The IMF and a New Global Politics of Inequality. Journal of Australian

Political Economy, 78, 186-231.

Rosamond, B. (2000). Theories of European integration. St. Martin's Press.

Rosenbaum, B. (2015). Making the Millennium Development Goals (MDGs) Sustainable: The

Transition from MDGs to the SDGs. Harvard International Review, 37(1), 62-64.

Sachs, J. (2012, Juni 9). From Millennium Development Goals to Sustainable Development Goals.

The Lancet, 379, 2206-2211.

Sachs, J. (2015). Sustainable Development Goals. In The Age of Sustainable Development (pp. 481-

505). New York, Chichester, West Sussex: Colombia University Press.

Saith, A. (2006). From Universal Values to Millennium Development Goals: Lost in Translation.

Development and Change, 37(6).

Szabo, S., Nicholls, R. J., Neumann, B., Renaud, F. G., Matthews, Z., Sebesvari, Z., . . . Hutton.

(2016). Making SDGs Work for Climate Change Hotspots. Environment: Science and Policy

for Sustainable Development, 58(6), 24-33.

Turshen, M. (2014). A global partnership for development and other unfulfilled promises of the

millennium project. Third World Quarterly, 35(3), 345-357.

Page 73: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

73

UN. (1994). Report of the International Conference on Population and Development

(A/CONF.171/13). Cairo: United Nations.

UN. (1995). Report of the Fourth World Conference on Women (A/CONF.177/20). Beijing: United

Nations.

UN. (2015). The Millennium Development Goals Report. New York: United Nations.

UN. (2016). The Sustainable Development Goals Report. New York: United Nations.

UN. a(sd). Major Groups and other Stakeholders. Opgeroepen op 1 Augustus 2018, van Sustainable

Development Knowledge Platform: https://sustainabledevelopment.un.org/mgos

UN. b(sd). The Secretary-General's High-Level Panel of eminent persons on the Post-2015

Development Agenda. Opgeroepen op 25 November 2018, van United Nations Secretary-

General: https://www.un.org/sg/en/management/hlppost2015.shtml

UN. c(sd). United Nations Conference on Sustainable Development Rio+20. Opgeroepen op 7

Augustus 2018, van Sustainable Development Knowledge Platform:

https://sustainabledevelopment.un.org/rio20

UNEP. (2016). UNEP Annual Report 2015. UNEP .

UNGA. (1999). The Millennium Assembly of the United Nations (A/RES/53/202). New York: United

Nations.

UNGA. (2000). United Nations Millennium Declaration (A/RES/55/2). New York: United Nations.

UNGA. (2010). Keeping the promise: united to achieve the Millennium Development Goals

(A/RES/65/1). New York: United Nations.

UNGA. (2012). Global Health and foreign policy (A/RES/67/81). New York: United Nations.

UNGA. (2012). The Future We Want (A/RES/66/288). New York: United Nations.

UNGA. (2013). Outcome document of the special event to follow up efforts made towards achieving

the Millennium Development Goals (A/68/L.4). New York: United Nations.

UNGA. (2014). Report of the Open Working Group of the General Assembly on Sustainable

Development Goals (A/68/970). New York: United Nations.

UNGA. (2014). The road to dignity by 2030: ending poverty, transforming all lives and protecting the

planet (A/69/700). New York: United Nations.

UNGA. (2015). Addids Ababa Action Agenda on the Third International Conference on Financing for

Development (A/RES/69/313). Addis Ababa: United Nations.

UNGA. (2015). Transforming our World: the 2030 agenda for sustainable development (A/RES/70/1).

New York: United Nations.

Vandemoortele, J. (2013, September). Post-2015 - Why another approach is needed. Opgeroepen op 5

November 2018, van Daghammarskjold: http://www.daghammarskjold.se/wp-

content/uploads/2013/09/dd-paper_no2-web.pdf

Vandemoortele, J. (2015, Februari 27). Tackling Inequality is Key to the Post-MDGs Development

Agenda. Opgeroepen op 6 November 2018, van Friends of Europe:

Page 74: VAN DE MILLENNIUM DEVELOPMENT GOALS NAAR DE …...3 Abstract Bij de start van de 21ste eeuw stelden de Verenigde Naties (VN) een ambitieuze ontwikkelingsagenda op voor de komende 15

74

https://www.friendsofeurope.org/global-europe/tackling-inequality-key-post-mdgs-

development-agenda

Vandemoortele, J. (2016, September 13). SDGs: The Tyranny of an Acronym. Opgeroepen op 6

November 2018, van Impakter: https://impakter.com/sdgs-tyranny-acronym/

Warren, C. E., Hopkins, J., Narasimhan, M., Collins, L., Askew, I., & Mayhew, S. H. (2017). Health

systems and the SDG's: lessons from a joint HIV and sexual and reproductive health and

rights response. Health Policy and Planning, 32, iv102-iv107.

Weaver, C. (2009). Hypocrisy Trap: The World Bank and the Poverty of Reform. Princeton

University Press.

Weber, H. (2014). When Goals Collide: Politics of the MDGs and the Post-2015 Sustainable

Development Goals Agenda. The SAIS Review of International Affairs, 34(2), 129-139.

WHO. (2010). Health systems financing: the path to universal coverage - The World Health Report.

Genève: WHO.

WHO. (2017, December 21). Universal Health Coverage. Opgeroepen op 3 Augustus 2018, van

World Health Organization: http://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/universal-

health-coverage-(uhc)