Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

28

description

Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Transcript of Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Page 1: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F
Page 2: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

VakTraject NederlandsWerkboek 1Van 1F naar 2F

J.H.M. MolDrs. W.A. ’t Hart

Page 3: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Colofon

Auteurs

J.H.M. Mol

Drs. W.A. ’t Hart

Redactie

Yvonne Schouten, Zeist

Ontwerp

Studio Imago, Amersfoort

Beeldredactie en opmaak

Studio Imago, Amersfoort

Deze uitgave is voorzien van hetFSC-keurmerk. Dit betekent dat debosbouw voor het gebruikte papierop een verantwoorde manier heeftplaatsgevonden.

Website bij deze uitgave www.vaktrajectnederlandsonline.nl.

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor primair onderwijs,

algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwassenen-

educatie en hoger beroepsonderwijs.

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze

leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice,

(088) 800 20 17.

ISBN 978 90 06 81474 3

Tweede druk, eerste oplage

ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe-

stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,

hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of

enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-

ming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan

op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus

1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde ver-

goedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductie-

rechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp

(www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit

deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewer-

ken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te

wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film

en het maken van kopieën in het onderwijs: zie www.auteurs-

rechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen

volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen

zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de

uitgever wenden.

Page 4: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Woord voorafBeste leerling,Dit is VakTraject Nederlands Werkboek 1. De methode heeft twee werkboeken.Dit eerste boek richt zich op niveau 1F en gaat verder richting het 2F-niveau.Als je iets meer over die niveaus wilt weten, vraag je het aan je docent.Na dit werkboek kun je verder gaan met een van de VakTraject Nederlands 2FWerkboeken. De opdrachten daarin zijn voorbereidingen op je examen en hetberoep waarvoor je leert. Dat zijn VakTraject Nederlands 2F Werkboek Techniek,VakTraject Nederlands 2F Werkboek Economie en VakTraject Nederlands 2FWerkboek Zorg en Welzijn.Opdrachten doe je alleen of in een groep van twee, drie of vier leerlingen. Alsje in een groep werkt, wordt dat aangegeven door een icoon in de kantlijn.Bijvoorbeeld:Het werkboek heeft vijf onderdelen. Eerst maak je enkele introductieop-drachten. Daarna werk je aan de vier domeinen. Dat zijn 1 Mondelinge taal-vaardigheid, 2 Lezen, 3 Schrijven en 4 Taalverzorging. Je kunt tegelijkertijdaan meer domeinen werken.Je werkt bij elk domein ook aan woordkennis. Je maakt een woordenlijst opinternet. Die lijst vul je steeds aan met nieuwe woorden. Het icoon staatbij woordkennisopdrachten.Als het icoon in de kantlijn staat, kijk je op VakTraject Nederlands Online(www.vaktrajectnederlandsonline.nl) voor meer informatie over een opdracht.Je vindt daar ook extra opdrachten en formulieren.Ook kom je het icoon tegen. Bij die opdrachten kijk je terug op wat jegeleerd hebt.We wensen je veel succes.

J.H.M. MolDrs. W.A. ’t Hart

3

Page 5: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

InhoudIntroductie 7

Domein 1 Mondelinge taalvaardigheid 171 Horen, verstaan, begrijpen en onthouden 182 Luisteren, begrijpen en voorspellen 203 Gesprekken voeren 22

3.1 Discussiëren 223.2 Interviewtechniek 233.3 Baliegesprekken en klachtengesprekken 253.4 Introductiegesprek en instructiegesprek 293.5 Telefoneren 31

4 Presenteren 354.1 Spreekschema 354.2 Presenteren met audiovisuele hulpmiddelen 37

5 Domeinreflectie 39

Domein 2 Lezen 411 Voorspellen, voorkennis gebruiken en visualiseren 412 Zoekend lezen 593 Schema’s maken 674 Globaal en intensief lezen 765 Meerkeuzevragen 946 Domeinreflectie 101

Domein 3 Schrijven 1031 Trefwoorden en zinnen 1032 Aantekeningen maken 1093 Schrijven en formuleren 1204 Advertenties beschrijven 1215 Tekststructuur en alinea’s 1236 Handleiding/schriftelijke instructie 1317 E-mailberichten en brieven 1358 Opstel en verslag 1559 Domeinreflectie 156

4

Page 6: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Domein 4 Taalverzorging 1591 Mindmap taalverzorging 1592 Lidwoorden: de, het en een 1603 Zelfstandige naamwoorden 163

3.1 Lidwoorden en meervoud: het huis - de huizen 1643.2 Verkleinwoorden: prinses en prinsesje 1663.3 Beweging: bewegen en beweeglijk 168

4 Bijvoeglijke naamwoorden 1724.1 Woordgroep: de nieuwe haring 1724.2 Bijvoeglijk naamwoord: de vrolijke juffrouw 1734.3 Voltooid deelwoord in een woordgroep: geverfd haar 1794.4 Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: een houten stoel 1804.5 Trappen van vergelijking: groot, groter, grootst 182

5 Werkwoorden 1845.1 De persoonsvorm staat op de tweede plaats in een zin 1845.2 De persoonsvorm: hij geeft, hij gaf, geef jij? 1875.3 Het voltooid deelwoord: kook, kookte, heeft gekookt 1945.4 Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: de gewerkteuren 1975.5 Werken met werkwoordsvormen 199

6 Voorzetsels: op, aan, tussen, voor, achter 2087 De voornaamwoorden deze, die, dit en dat 2158 Zinnen met voegwoorden 2209 Domeinreflectie 225

5

Page 7: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

6

Page 8: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Introductie

Opdracht 1 Dit werkboek is van mijDit werkboek is van jou. Vul het volgende formulier in.

Figuur 1 Dit werkboek is van mij

7

Page 9: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 2 Dit ben ikJe hebt het formulier van opdracht 1 ingevuld. Houd een presentatie. Vertelwie je bent.

Opdracht 3 Dit ben jijVraag het werkboek van een medeleerling. Bestudeer zijn gegevens van op-dracht 1. Houd een presentatie. Vertel wie die medeleerling is.

Opdracht 4 Naar schoolBespreek de volgende onderwerpen.1 de route van je huis naar school2 de vervoermiddelen die je gebruikt3 je ervaringen op de eerste schooldagen4 de opleidingen die vrienden van je vorige school hebben gekozen

Opdracht 5 Het schoolgebouwTeken een plattegrond van je schoolgebouw. Vertel waarvoor de ruimtes ge-bruikt worden. Wanneer je iets nog niet weet, geef je dat aan met eenvraagteken.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

8

Page 10: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 6 De docentenMaak een lijst van je docenten. Schrijf op welke lessen zij geven.Wanneer je iets nog niet weet, geef je dat aan met een vraagteken.

Naam vakken

Opdracht 7 De regelsMaak een lijst van schoolregels. Wat gebeurt er als een leerling een regelovertreedt? Zijn de regels dezelfde als op je vorige school? Hoe ging je er toenmee om?Wanneer je iets nog niet weet, geef je dat aan met een vraagteken.

Introductie

9

Page 11: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 8 Je werkboekBlader in dit boek. Geef daarna antwoord op de volgende vragen.1 Op welke bladzijde begint domein 3?2 Wat oefen je in domein 3?3 In welk domein staan de spellingopdrachten?4 Hoe heet dit domein?5 Welke opdrachten staan er op blz. [para E-mailberichten en brieven]?6 In de kantlijn staat wel eens . Wat betekent dat?7 In de kantlijn staat wel eens . Wat betekent dat?8 In de kantlijn staat wel eens . Wat betekent dat?9 In de kantlijn staat wel eens . Wat betekent dat?

Opdracht 9 Je woordenlijstMaak je eigen woordenlijst op een internetsite. Je docent vertelt hoe je datdoet.

Opdracht 10 Woorden lerenLees je woordenlijst vaak door. Zeker als je het icoon tegenkomt.Overhoor jezelf. Ga kriskras door je lijst heen.Spreek de woorden uit.Schrijf de woorden op.Herhaal dit een aantal keren.Je docent geeft geregeld woordkennisopdrachten.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

10

Page 12: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 11 Mindmap maken

Geestelijkegroei

GELUK

Vrienden Gezondheid

Regelmaat Sporten

Genieten Knuffelen

Film kijken Lekker eten

Presteren

Fijn huis

Gewaardeerdworden

Rust

Eigen plek

Schouderklopje

Goed betaald Voldoendeslapen

Figuur 2 Mindmap

Een mindmap bestaat uit trefwoorden en lijnen of pijlen. De lijnen of pijlenleggen een verband tussen de woorden.■ Je kunt op deze manier een spiekbriefje maken voor een spreekbeurt.■ Je kunt op deze manier een opzet voor een schrijfopdracht maken.■ Je kunt een tekst samenvatten met een schema.■ Je kunt tijdens het luisteren naar een spreker je aantekeningen als een

schema opschrijven.■ Je kunt met een mindmap ideeën uitwerken.

Elk trefwoord kan het middelpunt zijn van weer andere trefwoorden.Een mindmap geeft de verbanden aan. Maar de volgorde waarin je de tref-woorden ‘leest’, ligt niet vast.

1 Maak een spiekbriefje voor een spreekbeurt. Kies uit de volgende on-derwerpen.

■ Hoe ziet mijn (werk)week eruit over tien jaar?■ Hoe belangrijk is natuur voor mij?

Introductie

11

Page 13: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

■ Hoe belangrijk is familie voor mij?■ Wat doe ik (graag) als ik niet werk/studeer?■ Mijn idool is …… Ik vind hem/haar geweldig omdat ……

■ Wat vind ik leuk/moeilijk op stage?

2 Schrijf een verhaal van een half A4’tje op basis van je mindmap bij a.

3 Maak van de tekst hieronder een mindmap. Uit elke alinea haal je on-geveer twee trefwoorden. ‘wandeling van veertig minuten’ geldt als ééntrefwoord in een mindmap.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

12

Page 14: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

- de hippocampus deel van de hersenen- takelt af wordt slechter- de hersenscans ‘foto’s’ van de hersenen- de rek- en strekoefeningen spieroefeningen in stilstand

Aan de wandel1 I Mensen die vaak wandelen, verbeteren hun geheugen. Dat hebben Ameri-

kaanse wetenschappers aangetoond.II Het geheugen van mensen verbetert al als ze een paar keer in de week eenwandeling van veertig minuten maken. De beweging zorgt ervoor dat het vo-

5 lume van de hippocampus groeit. Met twee procent. In dit hersengebied vor-men we onze herinneringen. Dat schrijven onderzoekers van de Universiteitvan Pittsburgh in een wetenschappelijk tijdschrift.III ‘De hippocampus takelt als je ouder wordt, langzaam af. Dat is onver-mijdbaar’, verklaart hoofdonderzoeker Kirk Erickson op BBC News. ‘Maar

10 lichte lichamelijke training zorgt ervoor dat deze hersenstructuur groeit.’IV De wetenschappers onderzochten de geheugenprestaties bij 120 vrijwilli-gers. De helft van de deelnemers moest drie keer per week een wandeling vanveertig minuten maken. De anderen moesten driemaal per week alleen rek- enstrekoefeningen doen.

15 V Toen werden er hersenscans genomen. Het bleek dat de hippocampus vande wandelende vrijwilligers na een jaar zichtbaar was gegroeid.VI Ook hun prestaties tijdens geheugentesten verbeterden in de loop van hetjaar.VII De proefpersonen die alleen hadden gerekt en gestrekt, bleken hun ge-

20 heugen daarmee niet te verbeteren.

Introductie

13

Page 15: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Hippocampusgroeit

Zichtbaar

Scans

Twee procent

Geheugenverbeteren

Amerikaansewetenschappers

Rekken enstrekken

Niet

Geheugentesten

Wandelen

Figuur 3 Mindmap

4 Luister naar je docent. Hij leest een tekst voor. Noteer trefwoorden alsgeheugensteun. Werk je mindmap uit met lijnen.

5 Maak een mindmap bij een van de volgende onderwerpen. Zet het begripop het midden van een blad. Schrijf er vijf begrippen omheen. Bedenk bijelk van die vijf begrippen weer twee tot vijf andere woorden.Vakantie, openbaar vervoer, geld uitgeven, geld verdienen, wat doetmuziek met jou, Nederland, school

VakTraject Nederlands Werkboek 1

14

Page 16: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Sportschool

Geld uitgeven

Hobby’s Eten Drankjes

Uitgaan Taxi

Kleding

Schoenen

Kapper

Mobieltje

Luxe

MooiHorloge

Cadeautjes

FamilieVriend/vriendin Uitgaans-kleding

Nette kledingvoor werk

Gamen

Figuur 4 Mindmap

Introductie

15

Page 17: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

VakTraject Nederlands Werkboek 1

16

Page 18: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Domein 1 Mondelingetaalvaardigheid

Wat is mondelinge taalvaardigheid?Een gesprek gaat vanzelf. Je zegt iets tegen iemand en er volgt meestal eengesprek. Je luistert en reageert op wat je hoort. Horen doe je veel, maarluister je wel goed?In dit domein ga je aan de slag met de basisvaardigheden spreken en luisteren.Een presentatie geven is iets anders dan een gesprek: bij een presentatie gaatde communicatie in één richting. Een presentatie geven is moeilijker dan eengesprek voeren. Als houvast kun je een spreekschema of spiekbriefje gebrui-ken. Je spreekt verstaanbaar en rustig.Je kunt iets laten zien, of iets laten horen om je presentatie te verduidelijken.

Figuur 1

Op VakTraject Nederlands Online vind je observatieformulieren. Die kun jegebruiken voor twee doelen:1 als je jezelf voorbereidt op een mondelinge opdracht;2 als je andere leerlingen observeert.

17

Page 19: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

1 Horen, verstaan, begrijpen en onthouden

Je hoort allerlei geluiden. Kun je de woorden verstaan wanneer iemandpraat? Vaak moet je uit het tekstverband opmaken welk woord er wordtgezegd.Bij luisteren doe je drie dingen tegelijk.■ Horen en verstaan: betekenis opmaken uit het verband■ Begrijpen: wat je hoort, koppel je aan wat je al weet■ Onthouden

Opdracht 12 Luistertekst met gatenLuister naar de fragmenten op VakTraject Nederlands Online. Vul de ontbre-kende woorden in.

Opdracht 13 Luisteren naar een nieuwsbericht

Figuur 2

VakTraject Nederlands Werkboek 1

18

Page 20: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

1 Vier leerlingen uit de klas komen naar voren. Drie ervan wachten op degang. De docent leest aan één leerling een kort krantenartikel voor. Dieleerling vertelt de inhoud door aan de tweede leerling, die van de gangkomt en niets gehoord heeft. Deze stelt geen vragen. Enzovoort. Delaatste leerling vertelt zijn versie aan de klas.

2 Als a, maar met een ander krantenartikel. Nu mag elke leerling contro-levragen stellen.

3 Als a, maar met een ander krantenartikel. Nu mag elke leerling contro-levragen stellen en vier trefwoorden noteren.

Opdracht 14 Luisteren naar een krantenberichtLeerlingen nemen een kort krantenartikel mee van huis.Eén leerling leest zijn artikel voor aan de klas. Zodra hij klaar is, krijgt de klaseen of twee van de volgende opdrachten, die de leerlingen zonder pratenmeteen schriftelijk uitvoeren.Deze oefening kan met andere artikelen worden herhaald.1 Bedenk een vraag over de inhoud van het artikel.2 Bedenk een afsluitende zin voor het artikel.3 Noem een moeilijk woord uit de tekst.4 Noem de titel van het artikel.5 Geef met één woord het onderwerp van de tekst aan.

Opdracht 15 Luisteren en reagerenJe kent het verschil tussen feit en mening. Je docent legt dat nog eens uit.Iedere leerling heeft een blaadje voor zich met onder elkaar de cijfers 1 tot enmet 10.De docent leest op normaal tempo tien zinnen voor uit een krantenartikel. Hijherhaalt het deel van de zin waarvoor de vraag geldt: is dit een feit of eenmening?

Opdracht 16 Presenteer een nieuwsberichtJe neemt een bericht uit de krant, van internet of van televisie of radio mee.1 Lees het bericht voor of vertel het met behulp van aantekeningen aan de

anderen.2 Noem drie interessante woorden en geef de betekenis ervan.3 Geef een reactie op het bericht. Ga uit van een halve minuut.

Mondelinge taalvaardigheid Domein 1

19

Page 21: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 17 Luisteren naar opdracht 16Tijdens het luisteren naar de uitvoering van opdracht 16 maak je aanteke-ningen.Je beschrijft wat een medeleerling heeft verteld.1 Vertel het bericht kort na.2 Noem de drie woorden en geef de betekenis ervan.

Opdracht 18 WoordenboekspelJullie hebben allemaal een blad papier voor je met je naam erop. De rol vanspelleider gaat na elk woord naar de volgende leerling.1 De spelleider zoekt een woord in het woordenboek waarvan hij denkt dat

de leerlingen het niet kennen. Hij schrijft het op het bord.2 De medeleerlingen schrijven op wat ze denken dat de betekenis is.3 De spelleider neemt de blaadjes in en leest de betekenissen voor.4 De groep kiest hieruit de beste beschrijving (de spelleider controleert).

Opdracht 19 Luisteren naar een instructieEnkele leerlingen nemen een gereedschap of gebruiksvoorwerp mee.Elke leerling presenteert zijn voorwerp aan de klas.Wanneer vier leerlingen hun presentaties hebben gedaan, vertelt een toe-hoorder wat je met de besproken vier voorwerpen kunt doen.

Opdracht 20 Test je woordenschatJe docent vertelt je op welke manier je je woordenschat test.

2 Luisteren, begrijpen en voorspellen

Luisteren is een actieve bezigheid. Als luisteraar volg je de spreker. Je kuntniet vooruit- of terugbladeren. En je kunt niet alles onthouden. Je bepaaltdirect wat belangrijk is (de hoofdzaken) en wat je niet per se hoeft teonthouden. Waar gaat het over? In het begin probeer je dat te voorspellen.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

20

Page 22: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 21 Voorspel de inhoudJe docent leest een kort artikel voor. Dit gebeurt in twee delen: eerst noemthij twee keer de titel, dan leest hij na ongeveer een minuut de tekst voor.1 Luister twee keer naar de titel. Neem even de tijd om na te denken waar

de tekst over zal gaan. Noteer twee trefwoorden.2 Luister naar het artikel. Noteer maximaal zes trefwoorden.3 Vertel met behulp van je aantekeningen de tekst na.4 Waar was je voorspelling goed en waar niet?

Opdracht 22 Direct antwoordenJe beluistert één keer een luister- of videofragment in zijn geheel. Je werkttijdens het luisteren de twee vragen uit.1 Geef een moeilijk woord uit de tekst.2 Geef zes trefwoorden.

Luister naar de fragmenten op VakTraject Nederlands Online.Dit radiofragment is van 17 april 2010 (oude fragmenten).

Opdracht 23 KettingverhaalEen leerling leest een van de volgende zinnen voor. De volgende leerlingbedenkt binnen drie seconden een aansluitende zin. De derde sluit aan meteen eigen zin. Zo vertel je samen een verhaal.a Er komt een man op zijn fiets de straat in gereden.b De voorspelling voor morgen is mooi weer.c Ik zat televisie te kijken naar een documentaire over de ijsbeer.d Ik hoorde zo’n leuk kort gesprek op straat.e Mijn broer is geslaagd voor zijn rijbewijs.f Politiek is niet mijn ding.g Steeds meer mensen gebruiken digitale apparaten.h Mijn oma is 75 jaar geworden.

Opdracht 24 Test je woordenschatJe docent vertelt je op welke manier je je woordenschat test.

Mondelinge taalvaardigheid Domein 1

21

Page 23: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

3 Gesprekken voeren

3.1 Discussiëren

Opdracht 25 Een tegen drieIn de volgende opdrachten discussieer je met een tegen drie. De spelleiderstelt een vraag. Jij mag elk standpunt kiezen dat je verdedigen kunt. Je mag‘liegen’, als je maar argumenten geeft. De andere drie leerlingen moeten danhet tegenovergestelde standpunt innemen in de discussie.1 Je hebt een paar miljoen in de loterij gewonnen. Uit je omgeving rea-

geren familieleden, vrienden en buren. Ze hebben je plotseling allemaalnodig. Help je hen?

2 Je hebt een eigen bouwbedrijf. Een projectontwikkelaar biedt jou eenmiljoenenorder aan. Maar hij wil iets terug. Een goede vriend van jou zitin de gemeenteraad. De projectontwikkelaar wil dat je wat zaakjes voorhem regelt via je vriend. Wat zeg je?

3 Je hebt een dochter van 14 jaar. Die blijkt plotseling een vriend tehebben, van 19 jaar. Je bent erop tegen dat ze een relatie hebben. Jekunt hem aanklagen wegens seksueel misbruik van minderjarigen. Doe jedat?

4 Je bent getuige van een auto-ongeluk waarbij één partij duidelijk deschuldige is. Meld je je dan aan als getuige?

5 Je logeert ergens. Je vergeet een kraan dicht te doen. Daardoor ontstaater ernstige waterschade aan vloerbedekking en plafonds. Bied je degastheer spontaan aan de schade te vergoeden?

6 Op een koude winteravond zie je op het trottoir een bewusteloze junkliggen. Er is verder niemand. Probeer je hem dan hulp te geven?Stel, je bent docent. Een van je leerlingen werkt altijd keihard. Maar hijblijft in kennis ver achter. Je moet beoordelen op competenties (kennis,vaardigheden en houding). Laat je hem zakken?

Opdracht 26 Discussie observerenJe hebt iemand geobserveerd die het woord voerde bij opdracht 25. Je hebteen observatieformulier spreken ingevuld. Dat presenteer je. Gebruik het for-mulier op VakTraject Nederlands Online.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

22

Page 24: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

3.2 Interviewtechniek

InterviewtechniekAls je iemand interviewt, denk je goed na over je vragen. Tijdens het in-terview luister je goed. Je stelt vragen over de gegeven antwoorden. Kijkook naar de uitdrukking op zijn gezicht, gebaren en stemgebruik.

Aanwijzingen voor het houden van een interview■ Op een open vraag krijg je vaak een lang antwoord: hoe, waarom, wat

vindt u van … Soms geeft iemand toch een kort antwoord. Dan stel jeeen vervolgvraag.

■ Een gesloten vraag vraagt om een kort antwoord: wie, wat, wanneer ofeen ja/nee-vraag. Wissel gesloten vragen af met open vragen.

■ Met een hoofdvraag begin je over een nieuw onderwerp.■ Met een vervolgvraag sluit je aan bij een gegeven antwoord.■ Als iemand met woorden antwoordt als leuk, groot en weinig, weet je

nog niets. Want wat verstaat hij onder leuk, groot en weinig? Stel eenvervolgvraag: concretiseren.

Vraag: ‘Wat versta je onder “leuk” werk?’Antwoord: ‘Leuk werk vind ik afwisselend werk, veel mensen ontmoeten.’■ Je kunt een stilte laten vallen. Door expres te zwijgen zorg je ervoor

dat de ander verder vertelt (vervolgvraag).■ Je kunt het antwoord precies herhalen: echovraag.

Iemand antwoordt: ‘Ik houd niet van voetbal.’Jij herhaalt vragend: ‘U houdt niet van voetbal?’Op die vraag krijg je onverwachte antwoorden: waarom hij niet van voetbalhoudt, dat hij basketbal leuker vindt of zoiets.

Mondelinge taalvaardigheid Domein 1

23

Page 25: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Figuur 3

Opdracht 27 Mindmap1 Maak een mindmap rond het trefwoord interviewtechniek. Gebruik de

volgende trefwoorden: uitdrukking, luisteren, gebaren, stemgebruik,open vraag, gesloten vraag, hoofdvraag, vervolgvraag, concretiseren,stilte, echovraag, hoe, waarom, wat vindt u, wie, wat wanneer, ja/nee-vraag.

2 Vertel aan elkaar of aan de groep wat je weet over interviewen.

Opdracht 28 Vraag het elkaar1 Stel een vraag aan degene die naast je zit.2 Hij geeft een antwoord.3 Leerling 3 zegt wat voor soort vraag je hebt gesteld.

De leerling van b stelt een vraag aan de leerling van c.

Opdracht 29 VraagsoortenGeef aan wat voor soort vraag het is.1 Hoe vaak bezoekt u dit café?2 Wat vindt u van de sfeer?3 Wat bedoelt u met ‘bijzonder’?4 U vindt bediening in badkleding gezellig?5 Wat bedoelt u met ‘gezellig’?6 Drinkt u veel?7 Komt u hier vaak?8 Wat vindt u van het rookverbod?9 …

10 Wat is uw beroep?

Opdracht 30 Gespreksonderwerpen 1Bedenk twintig onderwerpen waarover je kunt praten.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

24

Page 26: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

Opdracht 31 Gespreksonderwerpen 2Bespreek over welke onderwerpen van opdracht 30 je gemakkelijk en overwelke je minder gemakkelijk praat.

Opdracht 32 Interview vijf minuten1 Interview elkaar vijf minuten over één onderwerp. Kies uit hobby’s, va-

kantie, familie of huisdieren. Noteer trefwoorden.2 Vertel in een presentatie van twee minuten wat je hebt besproken.

Opdracht 33 Test je kennis1 Noem vier vraagsoorten.2 Je bent iemand aan het interviewen. Die wacht op jouw volgende vraag.

Als je blijft zwijgen, wat gebeurt er dan?

3.3 Baliegesprekken en klachtengesprekken

Een baliegesprek heeft de vorm van een interview. Jij wilt de bezoekerhelpen.■ Richt je tot de bezoeker aan de balie met een vraag: ‘Wat kan ik voor

u doen?’■ Controleer steeds of je de bezoeker goed begrijpt: ‘Dus u komt voor de

aanvraag van een identiteitskaart?’■ Neem het initiatief zodra je zeker weet waarvoor de bezoeker komt.

Stel vragen.■ Jij weet meer over het onderwerp. Geef alle informatie.■ Vertel wat je doet en waarvoor je informatie van de bezoeker nodig

hebt.■ Vertel wat de procedure is. Bijvoorbeeld dat de kaart moet worden

afgehaald, met paspoort of rijbewijs en binnen hoeveel dagen.

Opdracht 34 Audiovisuele apparatuurJe werkt bij een groothandel in audiovisuele apparatuur. Het bedrijf heeft eenreparatieafdeling. Je kunt een bezoeker verwachten die:a zijn iPod wil laten repareren;

Mondelinge taalvaardigheid Domein 1

25

Page 27: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

b een afspraak met de directeur heeft en op tijd is;c een afspraak met de directeur heeft en twee uur te vroeg is;d foldermateriaal komt afhalen;e foldermateriaal wil hebben dat niet voorradig is;f geïnformeerd wil worden over garantie;g een gesprek wil voeren met de marketingmanager, die vandaag niet op de

zaak is.

Je docent wijst enkele bezoekers aan. Ze krijgen een van de situatiebeschrij-vingen 34A tot en met 34G.

Opdracht 35 Baliegesprek observerenTijdens de gesprekken van opdracht 34 maak je aantekeningen. Gebruik hetformulier op VakTraject Nederlands Online. Dit doe je ook tijdens opdracht 37.

Figuur 4

Opdracht 36 Observatie presenterenJe docent vraagt enkele leerlingen een aantal gesprekken van opdrachten 34te bespreken. Dit doe je ook na opdracht 37.

Opdracht 37 Vijf baliesituatiesa Situatie reisbureaub Situatie huisartsenpostc Situatie opvang voor daklozend Situatie gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken en Werke Situatie bank

Je docent wijst enkele bezoekers aan. Ze krijgen een van de situatiebeschrij-vingen 37A tot en met 37Y.

VakTraject Nederlands Werkboek 1

26

Page 28: Vaktraject Nederlands werkboek van 1F naar 2F

In een klachtengesprek moet je omgaan met de gevoelens van de klant. Deklant is boos of teleurgesteld. Je voert het gesprek volgens een strakkeopzet. Daarom stel jij vragen en dwing je de klant zakelijk te blijven: wat,wanneer en hoe.Ga niet in discussie met de klant. Doe niet alsof de klacht onbelangrijk is.

Inleiding■ Toon begrip: ‘Dat is inderdaad vervelend!’

Kern■ Stel vragen: wie, wat, waar, wanneer, waardoor.■ Luister en probeer een goed beeld te krijgen van de gebeurtenis.■ Handel de standaardklacht af of leg hem voor aan de persoon die

verantwoordelijk is voor de klachtenbehandeling.■ Controleer of de klant tevreden is over deze gang van zaken.

Slot■ Sluit het gesprek af en maak notities: datum, product, omschrijving

klacht, afspraken, naam en adres van de klant, telefoonnummer.

Opdracht 38 Oriëntatie op klachten1 Bespreek je ervaringen met klachten.2 Je docent wijst enkele leerlingen aan die vertellen over hun ervaringen

met klachtenbehandeling.

Opdracht 39 Bij de fysiotherapeutEen cliënt komt bij de fysiotherapeut. Hij heeft altijd de oefeningen gedaandie hij moest doen. Dat zegt hij tenminste. Maar na een week zijn de klachtenerger geworden.1 Speel verschillende situaties uit.2 Beschrijf aan de hand van deze situatie hoe je een klacht behandelt.3 Voer een correcte klachtenbehandeling uit.

Mondelinge taalvaardigheid Domein 1

27